Base description which applies to whole site

4.11 Oudedagsverplichting aanwenden ter verkrijging van een lijfrente

Op 1 april 2017 zijn de maatregelen van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale maatregelen in werking getreden, waarbij een deel van de maatregelen terugwerkt tot en met 1 januari 2017. Het was vanaf 1 april 2017 tot en met 2019 mogelijk om het volledige in eigen beheer verzekerde deel van de opgebouwde pensioenaanspraak geruisloos om te zetten in een aanspraak ingevolge een oudedagsverplichting (ODV). In het overgangsrecht van de Wet op de wet op de loonbelasting 1964 (wet LB 1964) is een aantal voorwaarden gegeven voor de afwikkeling van de ODV. Een ODV dient uiterlijk twee maanden na het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd in te gaan en te worden uitgekeerd in een periode van 20 jaar met gelijke tussenposen van ten hoogste een jaar. Zolang er nog geen termijnen zijn ingegaan uit de ODV kan deze ODV fiscaal geruisloos worden aangewend ter verkrijging van een lijfrente, een lijfrenterekening of een lijfrentebeleggingsrecht.

In de praktijk bleek dit te knellen voor gevallen waarin de ODV wel al was ingegaan. In het Verzamelbesluit pensioenen is hiervoor reeds eerder gedeeltelijk een oplossing gevonden door met toepassing van de hardheidsclausule goed te keuren dat een ODV ook na de ingang van de termijnen uit deze ODV aangewend mag worden voor een lijfrente, een lijfrenterekening of een lijfrentebeleggingsrecht mits dit plaatsvindt voor de uiterste ingangsdatum van een lijfrente of de uitkering van de termijnen van een lijfrenterekening, onderscheidenlijk een lijfrentebeleggingsrecht, zijnde het einde van het kalenderjaar waarin de leeftijd die vijf jaar hoger is dan de AOW-gerechtigde leeftijd wordt bereikt.40

Ook deze goedkeuring bleek in de praktijk nog onvoldoende ruimte te bieden. Belastingplichtigen die vijf jaar ouder zijn dan de AOW-gerechtigde leeftijd en om hen moverende redenen de bv willen opheffen, kunnen dat niet doen vanwege de ODV. De ODV dient immers in een periode van twintig jaar te worden uitgekeerd. Al die tijd dient de bv in stand te worden gehouden. Vanwege signalen uit de praktijk hierover stelt de regering voor om onder nader te stellen voorwaarden het mogelijk te maken dat een ODV ook kan worden aangewend ter verkrijging van een lijfrente, een lijfrenterekening of een lijfrentebeleggingsrecht na het kalenderjaar waarin de leeftijd wordt bereikt die vijf jaar hoger is dan de AOW-gerechtigde leeftijd.

Na de Commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven van de Tweede Kamer hierover te hebben geïnformeerd is hier vooruitlopend op wetgeving ook al in voorzien door middel van een beleidsbesluit.41 De nader te stellen voorwaarden zijn in dit beleidsbesluit al opgenomen. Deze blijven ongewijzigd. Met dit wetsvoorstel wordt voorgesteld deze maatregelen te codificeren. De regering stelt voor aan deze maatregelen terugwerkende kracht te verlenen tot en met 1 april 2017 zodat ook eventuele gevallen waarin reeds na het kalenderjaar waarin de leeftijd is bereikt die vijf jaar hoger is dan de AOW-gerechtigde leeftijd een ODV is aangewend ter verkrijging van een lijfrente, een lijfrenterekening of een lijfrentebeleggingsrecht, fiscaal zijn toegestaan.

Doeltreffendheid, doelmatigheid en evaluatie

Ook bij belastingplichtigen die vijf jaar ouder zijn dan de AOW-gerechtigde leeftijd bestaat de wens om een ODV aan te wenden ter verkrijging van een lijfrente, zodat zij de bv kunnen opheffen. De voorgestelde maatregel is doeltreffend, omdat hiermee aan die wens wordt tegemoetgekomen. Verder is de voorgestelde maatregel doelmatig om deze enerzijds niet tot extra uitvoeringskosten voor de Belastingdienst leidt en anderzijds tot een verlaging van administratieve lasten voor belastingplichtigen leidt.

De maatregel voldoet aan het gestelde doel en is naar verwachting doelmatig. Er is daarom niet voorzien in een aparte evaluatie van deze maatregel.

40

Besluit van 11 december 2018, nr. 2018-28514 (Stcrt. 2018, 68653).

41

Besluit van 22 juni 2022, nr. 2022-13302 (Stcrt. 2022, 17162).

Licence