Base description which applies to whole site

nr. 2FINANCIEEL JAARVERSLAG VAN HET RIJK

Samengesteld op grond van artikel 68 van de Comptabiliteitswet.

's-Gravenhage, 16 mei 2001

De Minister van Financiën,

G. Zalm

Voorwoord

Met het Financieel Jaarverslag van het Rijk wordt een nieuwe stap gezet in het proces Van beleidsbegroting naar beleidsverantwoording. Vorig jaar kon nog slechts een voorbeeld jaarverslag worden aangeboden. Daarnaast werden op de gebruikelijke wijze de financiële verantwoording en de brief inzake het financiële beheer aan de Kamer gepresenteerd. De versnipperde financiële verantwoordingsinformatie gaat nu plaatsmaken voor een rijksbreed financieel verantwoordingsdocument. Aangezien de verantwoording altijd aansluit op de informatie die eerder in de Miljoenennota is verstrekt, zal het Financieel Jaarverslag pas in 2003 zijn blijvende vorm krijgen. Immers de begroting voor 2002 zal volledig voldoen aan de basisvragen «Wat willen we bereiken? Wat gaan we daarvoor doen? Wat mag dat kosten?» Daardoor kunnen aansluitend in het Financieel Jaarverslag dat in mei 2003 wordt gepresenteerd de vragen «Hebben we bereikt wat we hebben beoogd? Hebben we gedaan wat we daarvoor zouden doen? Heeft het gekost wat we dachten dat het zou kosten?» worden beantwoord.

Voor de overheidsfinanciën is 2000 een goed jaar geweest. In de ontwerpbegroting werd nog uitgegaan van een economische groei van 2,5 procent. Uiteindelijk is de groei op 4 procent uitgekomen. Die ontwikkeling heeft zowel naar de uitgaven- als de ontvangstenkant gunstig uitgewerkt. De regering is daardoor in de gelegenheid geweest bijna 8 miljard gulden extra te bestemmen voor de prioriteiten die eerder in het Regeerakkoord waren aangegeven. Bovendien kon het geraamde financieringstekort van 0,5 procent worden omgebogen in een EMU-saldo van 1,5 procent. Als gevolg hiervan is de staatsschuld voor het eerst sinds lange tijd weer onder de 60-procentsgrens gedaald. Ook in nominale termen is de staatsschuld verminderd en onder de 500 miljard gulden gekomen.

De Derde Woensdag in mei, de Verantwoordingsdag, heeft vorig jaar de aandacht voor het begrotings- en verantwoordingsbeleid van de overheid sterk vergroot. De vernieuwde presentatie heeft bijgedragen aan een intensievere gedachtewisseling tussen regering en Staten-Generaal. De reacties die zijn opgeroepen hebben doorgewerkt in de vormgeving van dit Financiële Jaarverslag van het Rijk. De beraadslagingen over deze verantwoording zullen hun invloed weer doen gelden op volgende Financiële Jaarverslagen. De uitkomst daarvan is nu nog niet aan te geven. Wel is zeker dat de financiële gegevens dan in euro worden uitgedrukt.

De Minister van Financiën,

G. Zalm

Verzoek tot dechargeverlening over het financieel beheer in 2000

Aan de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer der Staten-Generaal,

Onder verwijzing naar artikel 68, tweede lid, van de Comptabiliteitswet1 verzoek ik beide Kamers van de Staten-Generaal de ministers decharge te verlenen over het door hen in het jaar 2000 gevoerde financiële beheer.

De dechargeverlening dient plaats te vinden aan de hand van:

a. de betrokken departementale en niet-departementale jaarverslagen;

b. het onderhavige Financieel Jaarverslag van het Rijk;

c. de rapporten van onderzoek van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de departementale en niet-departementale jaarverslagen;

d. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot het Financieel Jaarverslag van het Rijk;

en wel nadat de betrokken Slotwetsvoorstellen zijn vastgesteld.

Elke minister dient afzonderlijk te worden gedechargeerd voor het gevoerde financiële beheer overeenkomstig onderstaand schema.

Voor de minister van:Met betrekking tot het financieel beheer samenhangende met:
Algemene ZakenDe begroting van het ministerie van Algemene Zaken (III)
 De begroting van het Huis der Koningin (I)
Buitenlandse ZakenDe begroting van het ministerie van Buitenlandse Zaken (V)
JustitieDe begroting van het ministerie van Justitie (VI)
Binnenlandse Zaken en KoninkrijksrelatiesDe begroting van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII)De begroting van de Hoge Colleges van Staat en Kabinet der Koningin (II)
 De begroting van Koninkrijksrelaties (IV)
 De begroting van het Provinciefonds
Onderwijs, Cultuur en WetenschappenDe begroting het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (VIII)
FinanciënDe begroting van het ministerie van Financiën (IXB)
 De begroting van de Nationale Schuld (IXA)
 De begroting van het Gemeentefonds
DefensieDe begroting van het ministerie van Defensie (X)
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en MilieubeheerDe begroting van het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI)
Verkeer en WaterstaatDe begroting van het ministerie van Verkeer en Waterstaat (XII)
 De begroting van het Infrastructuurfonds
Economische ZakenDe begroting van het ministerie van Economische Zaken (XIII)
 De begroting van het Fonds Economische Structuurversterking
Landbouw, Natuurbeheer enDe begroting van het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (XIV)
VisserijDe begroting van het Diergezondheidsfonds
Sociale Zaken en WerkgelegenheidDe begroting van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV)De begroting van het AOW-spaarfonds
Volksgezondheid, Welzijn en SportDe begroting van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI)

Inhoudsopgave

Het Financieel Jaarverslag van het Rijk 20009
   
1.Hoofdlijnen van het Begrotingsbeleid11
1.1Inleiding11
1.2Prioriteiten van beleid12
1.3De uitgaven18
1.4De ontvangsten21
1.5Het EMU-saldo en de EMU-schuld25
   
2.Hoofdlijnen van de Bedrijfsvoering29
2.1Inleiding29
2.2Rijksbrede thema's bedrijfsvoering29
2.3Bijzondere thema's bedrijfsvoering33
2.4Agentschappen34
2.5Resultaatgericht verantwoorden36
   
Lijst van gebruikte termen en hun betekenis39
   
Bijlagen 
   
1.De uitgaven en niet-belastingontvangsten47
   
2.EMU-saldo, EMU-schuld, sociale fondsen, financieringsbehoeften en agentschappen49
   
3.Verticale toelichting 200056
   
4.Staatsbalans (pro forma)120
   
Trefwoordenregister133
   
Lijst van gebruikte afkortingen135

Het Financieel Jaarverslag van het Rijk 2000

Geen voorbeeld meer, ...

In de nota Van Beleidsbegroting tot Beleidsverantwoording (Tweede Kamer, vergaderjaar 1998–1999, 26 573) heeft de regering de voornemens geuit voor de verbetering van de toegankelijkheid en het beleidsmatig gehalte van de departementale begroting en verantwoording. Om deze voornemens concrete uitwerking te geven is de operatie VBTB gestart. Alle departementen hebben in het afgelopen jaar een voorbeeldbegroting 2000 opgesteld en ter informatie aan de Kamer aangeboden. Ook is vorig jaar een voorbeeld Financieel Jaarverslag van het Rijk 1999 aangeboden.

De tijd van voorbeelden is nu voorbij, dit Financieel Jaarverslag van het Rijk 2000 is een echt Kamerstuk. En de operatie VBTB bereikt dit jaar een mijlpaal, wanneer de begrotingen nieuwe stijl – met een geheel vernieuwde opzet, inhoud en presentatie – op Prinsjesdag bij de Staten-Generaal worden ingediend. Momenteel wordt hard aan gewerkt aan deze eerste beleidsbegrotingen zodat deze een goed fundament vormen voor de eerste verantwoording nieuwe stijl. De eerste beleidsverantwoordingen ontvangen de Staten-Generaal op de derde woensdag van mei in 2003.

... nog niet voorbeeldig

Dit jaarverslag geeft een beeld van de ontwikkeling van het EMU-saldo en de EMU-schuld in 2000 en schetst op hoofdlijnen enkele beleidsmatige ontwikkelingen waarvoor uitgavenverhogingen hebben plaatsgevonden. Een aantal elementen van dit Financieel Jaarverslag van het Rijk is nog niet voorbeeldig, maar voor verbetering vatbaar. Het streven van de regering is de informatievoorziening aan de Kamer over het te voeren en gevoerde beleid bij het Rijk te verbeteren met als doel de slagvaardigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van de overheid te vergroten. Dat kost echter tijd. De verantwoordingen over 2000 zijn nog grotendeels op oude leest geschoeid.

Toch krijgt het streven om meer resultaatgericht te verantwoorden, in de huidige verantwoording reeds vorm. Er is namelijk bijzondere aandacht voor een aantal beleidsprioriteiten, zoals aangedragen door de werkgroep Financiële Verantwoordingen van de Tweede Kamer. Met dit initiatief van de Kamer spelen de Staten-Generaal een belangrijke rol in het stimuleren van resultaatgericht denken bij het Rijk en het ontwikkelen van prestatiegegevens. De regering spreekt op deze plaats graag nog eens haar waardering uit voor dit initiatief om te komen tot een versnelling en inhoudelijke verbetering van het jaarverslag.

In dit Financieel Jaarverslag wordt beknopt aandacht besteed aan de rijksbrede beleidsprioriteiten. De regering heeft er nadrukkelijk voor gekozen een financieel jaarverslag te presenteren dat in hoofdlijnen ingaat op de financiële stand van zaken in het afgelopen jaar en niet voor een overkoepelend beleidsmatig jaarverslag. Waar mogelijk is wel geprobeerd prestatiegegevens over de intensiveringen te presenteren. Dit is echter een hele opgave, omdat voor veel intensiveringen de prestatiegegevens nog in ontwikkeling zijn in aanloop naar de VBTB-begroting 2002 en volgende jaren. Gedetailleerde verantwoording over beleid is meer op zijn plaats in de departementale verantwoordingen, omdat daarmee de verantwoordelijkheid van de afzonderlijke bewindspersonen wordt uitgedrukt.

Eerder – in de Voortgangsrapportage VBTB van mei 20001 – is aangekondigd dat de Kamer jaarlijks in het Financieel Jaarverslag van het Rijk op de hoogte zou worden gehouden van de voortgang van de VBTB-operatie. Gezien het feit dat in de decemberrapportage al uitvoerig is ingegaan op de stand van zaken én het feit dat het Financieel Jaarverslag van het Rijk vooral een retrospectief karakter hoort te dragen, heeft de regering er voor gekozen u via een aparte brief, zo spoedig mogelijk na het verschijnen van dit jaarverslag, op de hoogte te stellen van de voortgang van het VBTB-project.

Hoofdlijnen van het Begrotingsbeleid

1.1 Inleiding

Het jaar 2000 vertoonde een gunstiger economische ontwikkeling dan verwacht. In de ontwerpbegroting werd nog een economische groei verwacht van 2½%. De economische groei is op 4% uitgekomen. Dit heeft geresulteerd in een meevallende ontwikkeling bij zowel de uitgaven als bij de ontvangsten. Dit heeft de regering in staat gesteld om voor bijna 8 miljard extra uitgaven voor prioriteiten te bestemmen en tegelijkertijd het EMU-saldo te verbeteren tot 1,5% BBP1.

Het jaar 2000 was het vierde opeenvolgende jaar waarin de economische groei rond de vier procent lag. Een belangrijke motor onder de groei in die vier jaar was de uitvoer. In 2000 droegen ook de investeringen (in zowel woningen als in overige vaste activa) en de particuliere consumptie bij aan de meevallende economische ontwikkeling. De meevallende groei heeft zowel bij de belastingopbrengsten als bij de premieontvangsten geleid tot hogere ontvangsten dan in de ontwerpbegroting was geraamd. Ook aan de uitgavenkant was sprake van een meevallende ontwikkeling. Voornamelijk dankzij de gunstige saldo- en schuldontwikkeling en daarmee samenhangende lagere rente-uitgaven en dankzij meevallende uitgaven op het gebied van de werkloosheid ontstond er ruimte om extra geld in te zetten voor diverse prioriteiten. In totaal kon in 2000 voor deze prioriteiten bijna 8 miljard extra worden ingezet.

Het EMU-saldo is in 2000 uitgekomen op 1,5% BBP. In de ontwerpbegroting werd nog een EMU-saldo van – 0,5% BBP voorzien. De verbetering van het EMU-saldo heeft ertoe geleid dat de EMU-schuld is gedaald. In de ontwerpbegroting werd nog uitgegaan van een EMU-schuld van 62,2% BBP. De EMU-schuld is in 2000 uitgekomen op 56,3% BBP. Hiermee komt Nederland, voor het eerst, onder de 60%-grens zoals die in het Verdrag van Maastricht is vastgelegd. De schuld is niet alleen als percentage van het BBP gedaald, maar ook in nominale termen. Ten opzichte van de ontwerpbegroting is de EMU-schuld 32 miljard lager uitgekomen, op 497 miljard.

In tabel 1.1.1 wordt de ontwikkeling van het EMU-saldo en de EMU-schuld gepresenteerd tussen de ontwerpbegroting en het financieel jaarverslag.

Tabel 1.1.1 EMU-saldo en EMU-schuld; in % BBP
 Ontwerpbegroting 2000Financieel Jaarverslag 2000Verschil
EMU-saldo («-« = tekort)– 0,5+ 1,5+ 2,0
EMU-schuld62,256,3– 5,9

In het vervolg van dit hoofdstuk wordt het budgettaire beeld van 2000 geschetst. Paragraaf 1.2 behandelt de prioriteiten van de regering en de mate waarin en de wijze waarop aan deze prioriteiten invulling is gegeven. Paragraaf 1.3 geeft een beeld van de uitgaven alsmede de toetsing aan de uitgavenkaders. Paragraaf 1.4 gaat in op de belastingontvangsten in samenhang met de ontwikkeling bij de sociale fondsen. Paragraaf 1.5 tenslotte behandelt de ontwikkeling in het EMU-saldo en de EMU-schuld.

Pro forma Staatsbalans 2000

In dit jaarverslag is als proef een pro forma Staatsbalans 2000 opgesteld (bijlage 4). Hiermee wordt vooruitgelopen op de nieuwe Comptabiliteitswet (CW 2001) waarin een versnelling van de publicatie van de staatsbalans wordt geregeld. De toevoeging pro forma geeft aan dat er bij de samenstelling van de balans op het moment van afronden van het Financieel Jaarverslag nog niet beschikt kon worden over alle benodigde gegevens om een volledige staatsbalans op te stellen. Waar mogelijk is voor de desbetreffende balansposten een zo goed mogelijke schatting gemaakt van het balansbedrag. Met name ontbrak informatie over de staatsdeelnemingen in niet-beursgenoteerde ondernemingen. Een eerste versnelling in de samenstelling van de staatsbalans is nu gerealiseerd. In de Miljoenennota 2002 zal de volledige staatsbalans 2000 gepresenteerd worden. Voorzien is dat met ingang van het Financieel Jaarverslag van het Rijk 2002 een zodanige versnelling in de samenstelling van de balans kan worden gerealiseerd dat niet langer sprake is van «pro forma».

De pro forma Staatsbalans 2000 geeft de richting aan waarin het staatsvermogen zich ontwikkeld heeft. De bedragen kunnen nog wijzigen. De richting is wel duidelijk. Bedroeg het staatsvermogen 1999 ruim honderd miljard gulden negatief, de pro forma balans laat een vermogen van een kleine 140 miljard negatief zien. Deze daling van het vermogen is de resultante van diverse mutaties. Qua omvang de grootste is de daling van de waarde van de beursgenoteerde staatsdeelnemingen ter grootte van 35 miljard (dit is met name KPN).

1.2 Prioriteiten van beleid

Inleiding

Een belangrijke doelstelling, zoals ook door de regering verwoord in het Regeerakkoord, is het versterken van de economische en sociale infrastructuur van onze samenleving. Ook in het jaar 2000 waren de inspanningen van de regering hierop gericht. In de bij het Regeerakkoord aangewezen terreinen onderwijs, zorg, milieu en infrastructuur zijn extra uitgavenverhogingen gepleegd. Versterking van de kwaliteit leidde ook tot uitgavenverhogingen voor veiligheid en de leefbaarheid van de grote steden. Het binnenland is nauw verbonden met Europa en de rest van de wereld hetgeen ook belangrijke uitgavenverhogingen op het internationale vlak noodzakelijk maakte.

In tabel 1.2.1 wordt een overzicht gegeven van de intensiveringen in het jaar 2000. In totaal is in 2000, inclusief de middelen uit het Regeerakkoord, voor ruim 13 miljard geïntensiveerd. In de tabel worden de middelen uit het Regeerakkoord en de overige intensiveringen die na Regeerakkoord zijn gerealiseerd apart zichtbaar gemaakt. In de toelichting op de intensiveringen zal dit onderscheid niet steeds worden gemaakt.

Tabel 1.2.1 Intensiveringen 2000*; in miljarden guldens
Intensiveringen 2000 per clusterTotaalRegeerakkoordNa Regeerakkoord gerealiseerd
Onderwijs3,10,92,2
Werkgelegenheid en inkomensbeleid1,50,90,6
Zorg2,01,10,9
Infrastructuur / Natuur en milieu2,71,61,1
Veiligheid en leefbaarheid1,40,41,0
Internationaal en defensie1,2 1,2
Overig1,40,41,0
Totaal13,25,37,9

* In de tabellen in dit FJR kunnen de totalen als gevolg van afronding afwijken van de som der delen.

Onderwijs

Zoals in de Miljoenennota 2000 is aangegeven zijn de intensiveringen uit het Regeerakkoord met name gericht op de versterking van de economische en sociale veerkracht van de Nederlandse samenleving, waarbij het onderwijs van groot belang is. Bovenop de 900 miljoen ten behoeve van de kwaliteit van het onderwijs uit het Regeerakkoord zijn de uitgaven voor onderwijs met 2,3 miljard verhoogd. De uitgavenverhogingen zijn onder andere ingezet om de klassen in de eerste vier jaar van het basisonderwijs te verkleinen. Onderzoek van de inspectie in 2000 wijst uit dat vrijwel alle scholen de beschikbare middelen inzetten voor groepsverkleining in de onderbouw. Ten opzichte van oktober 1994 is de gemiddelde groepsgrootte in de onderbouw afgenomen met 1,8 leerling. Daarnaast is een substantieel deel vrijgemaakt voor Informatie- en Communicatietechnologie (ICT) in het onderwijs, waarvan de doelstelling is het onderwijs te moderniseren en beter aan te laten sluiten bij de vraag van de moderne samenleving. Met de intensivering wordt ook de aansluiting op het kennisnet gefinancierd. Verder werd geïntensiveerd voor de ontwikkeling en verspreiding van educatieve software en is geld besteed aan het opleiden van lesgevenden. Bij Regeerakkoord werd een substantieel deel vrijgemaakt voor ICT in het onderwijs waarmee beoogd werd het gebruik van ICT te stimuleren. In 2000 is dit onderdeel van het Regeerakkoord versneld (100 miljoen) en daar bovenop is 130 miljoen extra toegekend. De doelstelling van het Regeerakkoord inzake ICT is bereikt. De leerling computerratio is in het Primair Onderwijs verbeterd van 22:1 in 1998 tot 10:1 in 2000, in het Voortgezet Onderwijs van 18:1 naar 12:1. In het Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie is deze ratio in 2000 zelfs 6:1. Ook het percentage scholen met internettoegang is sterk gestegen. In het Primair Onderwijs van 23% in 1998 naar 67% in 2000, in het Voortgezet Onderwijs van 74% naar 92% en in het Beroepsonderwijs en de Volwasseneneducatie tot 84% in 2000. Voor het einde van 2001 zal elke school in Nederland zijn aangesloten op het internet, zoals afgesproken op de EU-top in Lissabon in 2000.

Ter verbetering van de carrièreperspectieven in het onderwijs is een nieuwe functiedifferentiatie ingevoerd en worden schoolspecifieke budgetten vanaf 2000 overgemaakt aan de scholen die hiermee decentraal in kunnen spelen op de eigen problemen (bijvoorbeeld flexibiliteit in personeelsbeleid). Ook is een bijdrage geleverd aan het oplossen van arbeidsmarktknelpunten door 300 miljoen extra te intensiveren boven op de middelen die zijn ingezet om de contractloonontwikkeling in het onderwijs gelijke tred te laten houden met die in de marktsector. Hieronder vallen ook de gelden die vrijgemaakt zijn ter bestrijding van ziekteverzuim en ten behoeve van opleidingen en kinderopvang.

Om een inhaalslag te plegen ten aanzien van de vervanging van verouderde inventaris (meubilair, apparatuur) zullen nieuwe leermiddelen (inclusief ICT) tijdig worden aangeschaft, zal de inventaris worden gemoderniseerd en zullen interne verbouwingen plaatsvinden. Via de bekostigingsregels bij het Primair Onderwijs, het Voortgezet Onderwijs en de Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie is hiervoor in 2000 een eenmalige extra financiële impuls van 300 miljoen gegeven. In de lange termijnverkenning onderwijs zal de kwaliteit van de huisvesting structureel worden bezien in relatie tot de bekostigingssystematiek en bestuurlijke aansturing. De beroepsopleidingen hebben in 2000 100 miljoen extra gekregen om het rendement van de opleidingen te vergroten.

Voor het cluster onderwijskansen en achterstandsbeleid (achterstandsscholen, vroeg- en voorschoolse opvang en wachtlijsten speciaal onderwijs) is structureel 300 miljoen extra uitgetrokken. Daarnaast zijn middelen uitgetrokken ter bestrijding en voorkoming van voortijdig schoolverlaten. Het fundamenteel onderzoek heeft een impuls van 50 miljoen gekregen. Tenslotte is de begroting van OCW verhoogd ten behoeve van de kosten van hogere leerlingen- en studentenaantallen in met name HBO, WO en MBO.

Werkgelegenheids- en inkomensbeleid

Het Rijk heeft verschillende arbeidsmarktinstrumenten. In 2000 lag de nadruk op de ingroei van de sluitende aanpak van de werkloosheid, de ingroei van de Instroom/Doorstroom-banen (ID-banen) en extra arbeidsplaatsen in de sociale werkvoorziening. In 2000 werden in totaal bijna 83 000 plaatsen bezet door allerlei arbeidsmarktregelingen. Dit is een stabilisatie ten opzichte van 1999. De in 1999 nog verwachte groei in 2000 is door de voorspoedige ontwikkelingen op de arbeidsmarkt niet gerealiseerd.

In 2000 zijn 23 600 trajecten in het kader van de sluitende aanpak in uitvoering genomen. In september 1999 werd nog uitgegaan van 30 000 trajecten. De groei van de bezetting van de ID-banen heeft zich in 2000 voortgezet tot 43 100. De gemiddelde bezetting is gedurende het jaar met 5 000 banen toegenomen. Dat komt overeen met de groei in het Regeerakkoord. Bij de Wiw (gemeentelijk werkfonds) is een daling van het aantal dienstbetrekkingen opgetreden tot 34 800 (in 1999 nog 38 600). De wachtlijst in de Wsw is in 2000 gedaald tot een frictieniveau. De wachtlijst beloopt nu ongeveer 6 600 (in 1999 nog 8 700). Ruim 92 200 werknemers bezetten in 2000 gemiddeld 85 800 Wsw-banen.

Het beperken van het beroep op de arbeidsongeschiktheidsregelingen moet worden bereikt door meer aandacht te besteden aan preventie van ziekteverzuim, een snellere integratie in het eerste ziektejaar en een verbetering van het keuringsproces. Voor het plan van aanpak WAO is in 2000 70 miljoen extra uitgetrokken. Tevens is er 371 miljoen extra aan middelen ter beschikking gesteld ten behoeve van de reïntegratie van arbeidsongeschikten (REA). Er is 50 miljoen uitgetrokken voor de verbetering van de arbeidsomstandigheden, met name door de afsluiting van convenanten met bedrijfstakken met hoge arbeidsrisico's te faciliteren. In 2000 zijn acht convenanten afgesloten (waarvan zeven met hoogrisicobranches) en 29 intentieverklaringen (waarvan 20 met hoogrisicobranches). Daarmee ligt de regering op koers.

Ten behoeve van een gerichte inkomensondersteuning voor specifieke groepen is in het Regeerakkoord voor 2000 400 miljoen ingezet voor de Wet Voorzieningen Gehandicapten, de bijzondere bijstand, de tegemoetkoming studiekosten ten behoeve van ouders met een relatief laag inkomen en de individuele huursubsidie. Verder is aan de achteruitgang in de huursubsidie per 1 juli 1999 van sommige groepen ex-banenpoolers in de Wiw tijdelijk tegemoet gekomen. Om uitvoering te geven aan de nieuwe organisatiestructuur zoals beschreven in het kabinetsstandpunt «Structuur Uitvoering Werk en Inkomen (SUWI)» heeft de regering tot 2005 in totaal 825 miljoen gereserveerd. Hiervan is in 2000 in totaal circa 65 miljoen tot besteding gekomen.

Zorg

Het kabinetsbeleid is er opgericht om een kwalitatief goed, breed toegankelijk en doelmatig aanbod van de gezondheidszorg te garanderen. In het Regeerakkoord is voor de gehele kabinetsperiode 5,6 miljard gulden vrijgemaakt voor extra uitgaven in de zorg, waarvan 1½ in 2000. In 2000 is hier ongeveer 1 miljard bovenop gekomen (waarvan ¼ miljard versnelling van regeerakkoordintensiveringen). Hierbij is prioriteit gegeven aan het terugdringen van de wachtlijsten en het arbeidsmarktbeleid in de sector zorg en welzijn.

De aanpak van de wachtlijsten en wachttijden is ingezet langs drie lijnen. Om te beginnen zijn met de sectoren meerjarenafspraken gemaakt over de prestaties die met het extra geld geleverd moeten worden. De tweede lijn van de wachtlijstaanpak is gericht op het vergroten van het inzicht in de omvang van de wachtlijsten en de duur van de wachttijden. De derde lijn is gericht op het verbeteren van de organisatie van de zorgverlening (de logistiek in de zorgketen). In het Actieplan Zorg Verzekerd is aangegeven welke vervolgstappen nodig worden geacht voor de aanpak van de wachtlijsten en wachttijden.

In 2000 zijn tal van maatregelen genomen om de personeelstekorten en de werkdruk in de zorg te verminderen. Zo zijn de budgetten van de instellingen verhoogd om de werkdruk te verlichten en zijn maatregelen genomen om het ziekteverzuim en de WAO-instroom terug te dringen. Naast de maatregelen gericht op personeel in loondienst, is een aantal maatregelen voor de vrije beroepsbeoefenaren getroffen: de capaciteit voor de huisartsenopleidingen is vergroot naar 360 plaatsen in 2000 en 525 plaatsen structureel en de normpraktijk van verloskundigen is verlaagd van 150 naar 120 bevallingen per jaar.

Bij Voorjaarsnota 2000 is een basisgroeiraming van 11% per jaar voor geneesmiddelen in het beeld verwerkt. De uitgaven voor geneesmiddelen zijn in 2000 binnen deze opgehoogde groeiraming gebleven.

Infrastructuur/Natuur en milieu

Bij Regeerakkoord is voor de clusters Infrastructuur en Natuur en Milieu in totaal 1,6 miljard beschikbaar gesteld. Ook na totstandkoming van het Regeerakkoord is in deze clusters fors geïnvesteerd, waardoor het extra beslag in 2000 is opgelopen tot 2,7 miljard.

Infrastructuur

Voor de periode tot 2010 worden miljarden extra geïnvesteerd in infrastructuur. Deze uitgavenverhogingen hebben deels betrekking op het vergroten van de bereikbaarheid. Zo wordt een deel aangewend voor investeringen in het wegennet, het lokaal en regionaal openbaar vervoer waarbij aandacht wordt besteed aan projecten ter vermindering van congestie. Voorbeelden hiervan zijn projecten ter verhoging van trajectsnelheden en ter verbetering en wijziging van dienstregelingen in het openbaar vervoer. De gemeenten die meedoen aan het systeem van spitsheffing hebben een bijdrage ontvangen ten behoeve van de regionale mobiliteitsfondsen om een optimale doorstroming binnen de gemeentegrenzen te kunnen leveren. Voor het andere deel zijn de investeringen gericht op het geven van een impuls om de vitaliteit van de steden te bevorderen door onder andere investeringen in de stadseconomie, stedelijke vernieuwing, monumentenzorg en de leefbaarheid. Binnen het (uitgebreidere) bereikbaarheidsoffensief Randstad wordt bovenop de middelen uit het Regeerakkoord tot 2010 2,7 miljard extra aan het openbaar vervoer besteed. In 2000 is een aanvang gemaakt met het op poten zetten van het bereikbaarheidsoffensief. Tevens is een aanvang gemaakt met Randstadspoor Utrecht (0,4 miljard), Randstadrail (0,5 miljard), Regionet Amsterdam (0,4 miljard), Spoortunnel Delft (0,3 miljard) en de stationsaanpassing Utrecht (0,2 miljard). In totaal wordt in de periode tot 2010 een bedrag van 4,4 miljard extra aan openbaar vervoer besteed.

Natuur en Milieu

Op het terrein Natuur en Milieu is in 2000 extra geïnvesteerd in de ecologische hoofdstructuur, de verdroging en de landinrichting (bovenop de middelen uit het Regeerakkoord is in 2000 300 miljoen extra beschikbaar gesteld). De uitgavenverhogingen zijn bestemd voor de versnelling van de aankoop van gronden voor natuurgebieden in het kader van de ecologische hoofdstructuur. Met deze middelen zijn in 2000 enkele duizenden hectaren extra opgekocht én is voorzien in compensatie van de hogere prijzen van grond waardoor het voorgenomen aankoopvolume toch gerealiseerd is. Voor de nota «Natuur voor mensen, mensen voor natuur» is in 2000 50 miljoen aan de begroting van LNV toegevoegd en zijn in 2000 ook gelden uitgetrokken voor het in uitvoering nemen van extra nieuwe (deel)plannen in het kader van «Drieslag Landinrichting».

Naast deze middelen voor natuur is ook extra geïnvesteerd in kennisinfrastructuur, duurzame energie en het klimaatbeleid alsmede in de sanering van waterbodems. Zo is bovenop de Regeerakkoordgelden in 2000 incidenteel 330 miljoen beschikbaar gesteld voor het mestbeleid/herstructurering varkenshouderij. Met deze middelen is in 2000 circa 3 miljoen kilogram fosfaat (ook in het kader van het nitraatbeleid) uit de markt genomen. Voor de visserijsector is voor 2000 een bedrag vrijgemaakt dat niet alleen voorziet in een compensatie voor de gestegen brandstofprijzen maar waarbij ook maatregelen in het kader van de noodzakelijke herstructurering kunnen worden getroffen. Verder is in 2000 een bedrag van 70 miljoen aan de begroting van LNV toegevoegd ter compensatie van de hogere brandstofprijzen in de glastuinbouw en is eenmalig 350 miljoen beschikbaar gesteld voor de maatregelen in het kader van de bestrijding van BSE. Hoewel in het kader van de biologische landbouw voor 2000 nog geen streefwaarden waren opgenomen is het afgelopen jaar zowel het aantal hectaren als het aantal biologische landbouwbedrijven toegenomen.

Veiligheid en leefbaarheid

Voor de regering is het thema veiligheid en de leefbaarheid in de Nederlandse samenleving, en in de grote steden in het bijzonder, een belangrijke prioriteit. Ten opzichte van de te verwachten uitgaven uit het Regeerakkoord zijn de uitgaven in 2000 met circa een miljard verhoogd. Medio 2000 moest het aantal politieagenten bij de regionale korpsen zijn toegenomen met 1 850 ten opzichte van 1 juli 1998. Die doelstelling is op dat moment vrijwel gerealiseerd. Op 1 juli 2000 was de sterkte 42 000 fte's. Daarmee is de sterkte met ruim 1 000 fte's toegenomen ten opzicht van 1 juli 1999. Realisatiecijfers per ultimo 2000 zijn nog niet beschikbaar.

In 2000 is mede in het kader van de versnelling Regeerakkoord ruim 100 miljoen extra uitgetrokken voor politieonderwijs (balanssanering LSOP), alsmede circa 100 miljoen voor de versnelde oplossing van de financiële knelpunten (vermogenverevening) van de politieregio's.

Onder dit cluster valt ook de uitgavenverhoging voor de rampenbestrijding en de brandweer waarvoor in 2000 een bedrag van 23 miljoen extra is uitgetrokken. Ten behoeve van een specifiek arbeidsmarktbeleid ten aanzien van de politie is extra geld gegeven, onder meer voor bevordering zij-instroom, vermindering ziekteverzuim en kinderopvang.

Een aanverwante prioriteit van veiligheid en leefbaarheid is de versterking van de sociale infrastructuur. Voor inburgering zijn de budgetten verhoogd onder andere voor Antilliaanse jongeren en taallessen voor oud-komers. Tevens is er extra budget uitgetrokken voor de CRIEM-aanpak, die zich richt op de aanpak van de criminaliteit in relatie tot etnische minderheden. Het gestarte experiment is uitgebreid en er is bovendien extra geld gegeven ten behoeve van de wijkveiligheid. Verder is de capaciteit in de justitiële jeugdinrichtingen en TBS-instellingen vergroot en zijn middelen uitgetrokken voor de modernisering van de rechterlijke macht.

Voor wederopbouw en de directe kosten verbonden aan de vuurwerkramp in Enschede is 328 miljoen beschikbaar gesteld in 2000.

Internationaal en defensie

Omdat het BNP sterker is gegroeid dan geraamd in het Regeerakkoord, is het mogelijk geweest om extra uitgaven te doen op het terrein van de internationale samenwerking. De middelen zijn onder andere uitgetrokken voor vredesoperaties, landenprogramma's met betrekking tot milieu, sociale ontwikkeling en onderwijs & cultuur en bijdragen aan multilaterale instellingen.

In het kader van het Europees Veiligheids- en Defensiebeleid (EVDB) is in 2000 eenmalig 200 miljoen aan de Defensiebegroting toegevoegd. Het budget is overgeheveld naar 2001 en zal onder andere worden aangewend in het kader van de internationale samenwerking op het gebied van luchttransport.

Door de excessieve stijging van de dollarkoers en de olieprijs, en de druk die dit legt op de Defensiebegroting, is in 2000 een bedrag van 75 miljoen aan de begroting toegevoegd.

Bij de Algemene Politieke Beschouwingen van 1999 is door de Tweede Kamer een motie aangenomen waarin werd voorgesteld structureel 50 miljoen toe te voegen aan de Defensiebegroting ten behoeve van personeelsbeleid in het kader van vredesoperaties. Dit geld is aangewend voor een aantal beleidsintensiveringen op het terrein van personeel, waaronder extra bemiddeling, begeleiding en opleidingen om de uitstroom van Beroepspersoneel-Bepaalde-Tijd (BBT'ers) naar de burgermaatschappij te kunnen bevorderen.

Ten behoeve van extra uitgaven bij de Koninklijke Marechaussee is de Defensiebegroting structureel opgehoogd met ruim 40 miljoen. De extra middelen worden hoofdzakelijk aangewend voor investeringen in ICT, huisvestingskosten voor de Marechaussee, inzet van de Marechaussee bij het EK voetbal, extra personeel en 270 extra opleidingsplaatsen.

Naar aanleiding van de besprekingen die in september zijn gevoerd tussen het IMF en de Nederlandse Antillen heeft Nederland op advies van het IMF twee maal begrotingssteun verstrekt. Die bestaat deels uit een gift en deels uit een concessionele lening.

Overig

Ten slotte is in 2000 extra geld beschikbaar gesteld voor onder andere de tegoeden Tweede Wereldoorlog, sport, monumentenzorg en de doorvertaling naar het Gemeente- en Provinciefonds.

Het jaar 2000 was in «top»sportief opzicht een succesvol jaar. In 2000 is de zogenaamde stipendiumregeling voor topsporters voorbereid die per 1 januari 2001 in werking is getreden. Deze regeling beoogt topsporters, die geen inkomen hebben of een inkomen kleiner dan het minimumloon, van een financiële tegemoetkoming te voorzien. Ook de breedtesport heeft de aandacht van de regering gekregen. In 2000 is dan ook de reeds langer bestaande breedtesportregeling opengesteld voor gemeenten met minder dan 50 000 inwoners. Op grond van deze regeling kunnen gemeenten een financiële bijdrage aanvragen voor projecten die bijdragen aan een duurzame verbetering van het lokale sportaanbod. In 2000 zijn 56 gemeenten gestart met hun impuls in de lokale sportinfrastructuur. Daarnaast heeft een tiental sportbonden initiatieven ontwikkeld die momenteel nog beoordeeld worden. Ook is in 2000 de «ecotaxregeling» ontworpen en ingevoerd. Sportverenigingen die aangesloten zijn bij sportbonden die lid zijn van NOC*NSF kunnen hierdoor de door hen betaalde energieheffing gecompenseerd krijgen.

Van de middelen die gereserveerd waren voor de tegoeden Tweede Wereldoorlog zijn de middelen voor de Indische gemeenschap en de daarbij behorende uitvoeringskosten niet meer in 2000 verwerkt maar meegenomen naar 2001.

1.3 De uitgaven

De ontwikkeling van de uitgavenkaders

In deze subparagraaf wordt inzichtelijk gemaakt welke mutaties in de uitgavenkaders voor de drie budgetdisciplinesectoren zich in 2000 hebben voorgedaan. De uitgavenkaders zijn in het Regeerakkoord vastgelegd in reële termen. Om de uitgavenkaders in lopende prijzen te bepalen worden ze aangepast aan de hand van huidige inzichten in de prijsontwikkeling van het BBP. Daarnaast kunnen de uitgavenkaders worden aangepast door overboekingen tussen de drie budgetdisciplinesectoren, door de toedeling van de uitgavenreserve en door technische correcties. In tabel 1.3.1 is de stand van de uitgavenkaders weergegeven voor de stand ontwerpbegroting 2000 (Miljoenennota 2000) en de stand in het Financieel Jaarverslag van het Rijk 2000.

Tabel 1.3.1 Ontwikkeling uitgavenkaders 2000; in miljarden guldens
 ReëelNominaal MN 2000Nominaal FJR 2000Verschil (in nominale termen)
Rijksbegroting in enge zin172,6178,3179,8+ 1,5
Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt101,8107,4108,0+ 0,6
Zorg56,358,458,9+ 0,5
Totaal330,6344,1346,7+ 2,6

Uit tabel 1.3.1 blijkt dat het totaal van de uitgavenkaders is opgehoogd met circa 2,6 miljard. Dit is vooral het gevolg van een hogere prijsontwikkeling van het BBP ten opzichte van de raming in de ontwerpbegroting. Deze is sinds de ontwerpbegroting met een ½%-punt opgehoogd, wat voor het totaal van de uitgavenkaders een verhoging betekent van circa 1,8 miljard. Onderverdeeld naar de uitgavenkaders betekent dit voor het uitgavenkader Rijksbegroting in enge zin een verhoging van bijna 1 miljard, voor het uitgavenkader Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt circa 0,5 miljard en voor de ijklijn Zorg circa 0,3 miljard. Overigens levert een hogere prijsontwikkeling dan eerder geraamd ook hogere uitgaven voor de overheid op voor compensatie van gestegen loon- en prijsuitgaven.

Daarnaast is de belangrijkste wijziging het inzetten van de uitgavenreserve tranche 1999 en tranche 2000, die voor 0,4 miljard is toegedeeld aan de ijklijn Rijksbegroting in enge zin en voor 0,1 miljard aan de ijklijn Zorg. Deze middelen zijn gebruikt ter dekking van de moties die de Tweede Kamer bij de Algemene Politieke Beschouwingen naar aanleiding van de Miljoenennota 2000 heeft aangenomen. De overboekingen en statistische correcties bedroegen 0,3 miljard.

De ontwikkeling van de netto-uitgaven1

In deze subparagraaf wordt een toelichting gegeven op de ontwikkeling van de netto-uitgaven voor het jaar 2000. De totale netto-uitgaven zijn uitgekomen op 345,4 miljard. Deze stand van de netto-uitgaven kan vergeleken worden met de stand in de ontwerpbegroting 2000. Daarnaast kan ook een vergelijking gemaakt worden met de uitgavenkaders, die als norm gelden voor de netto-uitgaven.

Ten opzichte van de stand ontwerpbegroting 2000 zijn de netto-uitgaven circa 2 miljard hoger uitgekomen. Dit is vooral het gevolg van de forse uitgavenimpuls waartoe in de loop van het jaar door de regering besloten is. Ten opzichte van het totaal van de uitgavenkaders is sprake van een onderschrijding van 1,3 miljard. In de tabellen 1.3.2a en 1.3.2b wordt de ontwikkeling van de netto-uitgaven voor 2000 nader toegelicht. De huidige stand van de netto-uitgaven wordt vergeleken met de stand bij ontwerpbegroting 2000, en getoetst aan de uitgavenkaders. Mutaties in de netto-uitgaven worden veroorzaakt door mee- en tegenvallers, door nader beleid en door technische mutaties/overboekingen.

Tabel 1.3.2a Kadertoetsing stand MN2000; in miljarden guldens
 RBG-engSZAZorgTotaal
Stand uitgavenkader MN2000178,3107.458,4344,1
Netto-uitgaven stand MN2000178,4106,658,4343,3
Over- of onderschrijding (+ is overschrijding)0,0– 0,90,0– 0,8
Tabel 1.3.2b Ontwikkeling netto-uitgaven; in miljarden guldens
 RBG-engSZAZorgTotaal
Netto-uitgaven stand ontwerpbegroting (MN2000)178,3106,558,4343,3
     
Mee- en tegenvallers    
– macromutaties– 0,3– 2,6+ 0,2– 2,7
– overig– 3,60– 0,6– 4,2
     
Nader beleid*    
– uitgavenprioriteiten+ 7,40+ 0,9+ 8,3
-uitgavenbeperkingen0000
Technische mutaties/overboekingen0000
Netto-uitgaven stand FJR 2000181,9103,958,9344,7
Stand uitgavenkader FJR 2000179,8108,058,9346,7
Over-/onderschrijding(+ is overschrijding)2,0– 4,10,0– 2,1

Toelichting bij de toetsing aan de uitgavenkaders

De totale onderschrijding van de uitgavenkaders is voor 2000 uitgekomen op 2,1 miljard. Dit is een saldo van onder- en overschrijdingen bij de drie budgetdisciplinesectoren Rijksbegroting in enge zin, Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt en Zorg.

Rijksbegroting in enge zin

Binnen de budgetdisciplinesector Rijksbegroting in enge zin is over heel 2000 sprake van een overschrijding van 2 miljard ten opzichte van het uitgavenkader. Deze overschrijding wordt gecompenseerd door de onderschrijding van voldoende omvang van het uitgavenkader Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt. Hierdoor is het mogelijk gebleken om naast de intensiveringen die reeds in het Regeerakkoord stonden op een aantal beleidsterreinen aanvullende prioriteiten te stellen (zie paragraaf 1.2). Door de gunstige macro-economische ontwikkeling is een meevaller opgetreden van per saldo 0,3 miljard. De lonen en prijzen vielen circa 0,6 miljard hoger uit dan in de MN 2000 was verwacht. De rente-uitgaven waren circa 1 miljard lager dan verwacht. Samen met enkele kleine wijzigingen resulteert een meevaller van per saldo 0,3 miljard.

Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt

De budgetdisciplinesector Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt geeft over heel 2000 een forse onderschrijding ten opzichte van het uitgavenkader te zien van ruim 4 miljard. Deze onderschrijding is vooral ontstaan door meevallers bij de werkloosheidsuitkeringen als gevolg van de gunstige macro-economische ontwikkeling en meevallers bij de uitgaven voor Arbeidsmarktbeleid (sluitende aanpak, ID-banen) dankzij de voorspoedige ontwikkeling op de arbeidsmarkt.

Zorg

Binnen de budgetdisciplinesector Zorg is sprake van een sluitend kader. Bij Voorlopige Rekening werd nog uitgegaan van een overschrijding van 0,7 miljard. Onder de post overige mee- en tegenvallers is per saldo sprake van een meevaller van 0,6 miljard. Deze wordt veroorzaakt door een meevaller bij de extra-murale zorg en bij de genees- en hulpmiddelen. Voorts is ook in deze sector ruimte gemaakt voor uitgavenverhogingen (zie paragraaf 1.2). Overigens is in het hier gepresenteerde beeld nog sprake van voorlopige cijfers, aangezien de definitieve gegevens voor wat betreft de premiesector pas in de loop van het jaar bekend worden.

1.4 De ontvangsten

De overheidsinkomsten (belastingen, premies en gasbaten) laten naar huidige inzichten een meevaller zien van 18½ miljard ten opzichte van de ontwerpbegroting 2000 (zie tabel 1.4.1). Bij de belastingen en gasbaten betreft het realisatiecijfers op kasbasis. Bij de premies betreft het een raming op transactiebasis.

Tabel 1.4.1 Ontwikkeling van de overheidsinkomsten; in miljarden guldens
 Stand ontwerpbegrotingStand FJRMutatie
Belastingen196,8208,411,6
Premies134,7140,6*5,9
Gasbaten2,63,60,9
Totaal334,1352,618,4

* betreft een raming op basis van voorlopige inzichten

Belastinginkomsten

In deze paragraaf wordt nader ingegaan op ontwikkeling van de totale belastingontvangsten in 2000. Toegelicht wordt in welke mate de realisaties afwijken van de ramingen bij ontwerpbegroting. Daarbij wordt beschreven welk deel van de bijstellingen in de belastingramingen kan worden toegeschreven aan doorwerking van ontwikkelingen uit 1999, bijstellingen in autonome maatregelen en endogene factoren.

De belastingontvangsten zijn bij het Financieel Jaarverslag 2000 11,6 miljard hoger uitgekomen dan geraamd ten tijde van de ontwerpbegroting. Dit verschil kan voor 2,9 miljard worden verklaard door de doorwerking van de realisatie uit 1999. Vervolgens hebben wijzigingen in de autonome maatregelen geleid tot een neerwaartse bijstelling 0,2 miljard. De resterende 8,9 miljard kan worden toegeschreven aan mutaties in endogene factoren.

Tabel 1.4.2 Mutatie raming belastingontvangsten 2000 (Financieel Jaarverslag van het Rijk t.o.v. ontwerpbegroting); in miljarden guldens
 Doorwerking 1999Autonome bijstellingEndogene bijstellingTotaal
Kostprijsverhogende belastingen0,7– 0,43,53,9
Omzetbelasting0,0– 0,22,72,6
Belasting op personenauto's en motorrijwielen0,4– 0,20,40,6
Accijnzen0,1– 0,3– 0,3– 0,5
Belastingen van rechtsverkeer0,20,10,81,2
Motorrijtuigenbelasting– 0,10,00,10,0
Overig0,00,1– 0,10,0
     
Belastingen op inkomen, winst en vermogen*2,10,15,57,7
Inkomstenbelasting0,10,60,31,1
Loonbelasting0,8– 0,50,30,6
Vennootschapsbelasting0,30,03,43,7
Overig*0,80,01,62,4
Totaal belastingen2,9– 0,29,011,6

* Inclusief niet nader toe te rekenen belastingontvangsten

Doorwerking bijstellingen uit 1999

De ramingsbijstelling 2000 is in de eerste plaats het gevolg van een afwijkende belastingrealisatie over 1999. Deze afwijking is nader toegelicht in de Voorlopige Rekening 1999. De realisatie over 1999 bleek 4,0 miljard hoger te zijn, waarvan 2,8 miljard structureel, 0,1 miljard tijdelijk en 1,3 miljard incidenteel. Daardoor is de basis voor 2000 2,9 miljard hoger. De structurele bijstelling van 2,8 miljard over 1999 werkt volledig door in de raming voor 2000. De tijdelijke tegenvaller werkt éénmalig door in een hogere opbrengst in 2000 met 0,1 mld.

Bijstellingen in 2000 als gevolg van beleid

Onder autonome maatregelen worden alle ontwikkelingen verstaan die direct kunnen worden afgeleid uit het kabinetsbeleid. Autonome ramingsbijstellingen zijn het gevolg van wijzigingen in het (fiscaal) beleid of in het uitvoeringsproces van de Belastingdienst. In den regel zijn autonome bijstellingen lopende het begrotingsjaar relatief beperkt omdat het beleid grotendeels bij ontwerpbegroting vaststaat. De autonome bijstellingen zijn sinds de ontwerpbegroting 2000 dan ook zeer beperkt van omvang geweest (– 0,2 miljard).

Bijstellingen in 2000 door een gewijzigd economisch beeld

De meeste aanpassingen in de raming gedurende het begrotingsjaar betreffen endogene ramingsbijstellingen. Deze zijn het gevolg van nieuwe inzichten over de economische groei in het lopende jaar en de relatie tussen de economische groei en de belastingontvangsten.

Een hogere (nominale) economische groei zal normaliter leiden tot hogere belastingontvangsten, vanwege hogere binnenlandse bestedingen, groeiende werkgelegenheid, hogere winsten en loon- en prijsmutaties.

Een wijziging in de relatie tussen de belastingopbrengst en de economische groei komt tot uitdrukking in een veranderende progressiefactor. De progressiefactor is de verhouding van de procentuele toename van de belastinginkomsten ten opzichte van de (nominale) groei van het bruto binnenlands product (BBP).

In tabel 1.4.3 worden de bij de ontwerpbegroting 2000 geldende inzichten ten aanzien van enkele belangrijke macro-economische indicatoren van het economische beeld en de progressiefactor vergeleken met de inzichten bij het Financieel Jaarverslag 2000. In tabel 1.4.4 worden de endogene effecten op de belastingontvangsten weergegeven.

Tabel 1.4.3 Economisch beeld en progressiefactor 2000 bij verschillende begrotingsmomenten; mutaties per jaar in %
BegrotingsmomentNominale economische groei (bbp)Reële economisch groei (bbp) (vol %)Particuliere consumptie (vol %)Bruto investering (vol%)*Progressiefactor (niveau)
Ontwerpbegroting¾
Financieel Jaarverslag451
Mutaties2¼¼

Bron: (MEV2000 en CPB-report 2000/4), * Bruto investeringen bedrijven in overige vaste activa

Tabel 1.4.4 Endogene ramingsbijstellingen uitgesplitst naar oorzaak;in miljarden guldens
 Afwijkende economische groeiAfwijkende progressiefactorTotale endogene bijstelling
Endogene afwijkingen9

Achtergrond economisch beeld en progressiefactor

Uit de tabellen blijkt dat de economische groei aanmerkelijk gunstiger is uitgevallen dan geraamd in de ontwerpbegroting. De bijdrage aan de endogene meevaller bedroeg 4½ miljard. De verwachte economische groei werd opwaarts bijgesteld van 2½% naar 4¼%, hetgeen werd gedragen door vrijwel alle bestedingcategorieën. De investeringen in woningen en de particuliere consumptie namen een relatief groter deel voor hun rekening. Opgemerkt moet worden dat de economische groeiramingen bij het Financieel Jaarverslag anders worden gehanteerd dan bij eerdere begrotingsmomenten. Bij Financieel Jaarverslag wordt immers geen belastingraming opgesteld maar wordt een (afwijkende) kasrealisatie verklaard. Het economisch beeld kan op een later tijdstip nog wijzigingen ondergaan.

De totale endogene bijstelling van de belastingopbrengst was echter forser dan alleen uit hoofde van de opwaartse bijstelling van de economische groeiraming kon worden verwacht. De progressiefactor kwam ook hoger uit en heeft geleid tot 4½ miljard hogere opbrengst. De progressiefactor kan sterk fluctueren. Gedurende de periode 1994–2000 schommelde de waarde tussen de 0,3 en 1,9. Dit betekent dat een (extra) bbp-groei van 1% gepaard gaat met 0,3% respectievelijk 1,9% extra belastinginkomsten.

Oorzaken van wijzigingen in de progressiefactor zijn bijvoorbeeld andere kaspatronen, afwijkend proces van belastinginning of nieuwe inzichten in de samenstelling van de economische groei. De verschillende onderdelen van het bruto binnenlands produkt hebben een verschillende belastingdruk. Een wijziging in de samenstelling (bijvoorbeeld aan de inkomstenkant tussen loon- en winstinkomen of aan de bestedingenkant tussen consumptie en investeringen) leidt tot een andere belastingopbrengst en komt op macroniveau tot uitdrukking in een wijziging van de progressiefactor.

De BTW-opbrengsten namen in 2000 relatief sterk toe (samenstellingeffect economische groei) door genoemde ontwikkeling bij de particuliere consumptie en investeringen in woningen. In 2000 namen de belastingen die niet direct samenhangen met economische groei zoals kapitaalsbelasting en overdrachtsbelasting ook zeer sterk toe. Incidentele factoren bij met name de vennootschapsbelasting hebben ook geleid tot een hogere progressiefactor.

Premieontvangsten

Op basis van de huidige inzichten zijn de premieontvangsten van de sociale fondsen in 2000 5¾ miljard hoger dan bij de ontwerpbegroting. Deze hogere inkomsten zijn voor 6¼ miljard het gevolg van endogene bijstellingen. In tabel 1.4.5 zijn de endogene bijstellingen uitgesplitst in de doorwerking van de meevaller uit 1999 (2½ miljard), gewijzigde inzichten in het economische beeld voor 2000 (3 miljard) en een gewijzigde progressiefactor (¾ miljard). De hogere premieontvangsten worden veroorzaakt door een hogere economische groei dan ten tijde van de ontwerpbegroting was verwacht. Door deze hogere economische groei stijgt het aantal werkenden en stijgen de contractlonen meer dan verwacht waardoor de premiegrondslagen toenemen.

Tabel 1.4.5 Ramingsbijstelling premies 2000 uitgesplitst naar oorzaak;in miljarden guldens
 Doorwerking meevaller 1999Afwijkende economische groeiAfwijkende progressiefactorTotale bijstelling
Ramingsbijstelling3¾

Bij de volksverzekeringen wordt een premiemeevaller van 3 miljard geraamd ten opzichte van de ontwerpbegroting. Naar verwachting vallen de inkomsten van de socialezekerheidsfondsen (AOW en ANW) 1¾ miljard hoger uit en de inkomsten van de AWBZ 1 miljard. Bij de werknemersverzekeringen is er sprake van een meevaller van 3 miljard ten opzichte van de ontwerpbegroting, die met name wordt veroorzaakt door meevallende inkomsten bij de WAO/WAZ en ZFW. De premieontvangsten van de sociale fondsen betreffen nog geen echte realisaties voor 2000. De realisatiecijfers 2000 van de fondsen komen later in 2001 beschikbaar. De premieontvangsten kunnen derhalve nog wijzigen. De hogere premieontvangsten zijn het resultaat van na de Miljoenennota 2000 genomen beleidsmaatregelen, de doorwerking van premiemeevallers uit 1999 en het gewijzigde economische beeld voor 2000 (tabel 1.4.6).

Tabel 1.4.6 Mutatie van de raming van de premieontvangsten 2000 (Financieel Jaarverlsag van het Rijk t.o.v. ontwerpbegroting 2000);in miljarden guldens
 TotaalBeleidEndogene bijstellingen
     
   Doorwerking 1999Bijstellingen 2000
Volksverzekeringen2,90,01,21,7
AOW1,70,00,61,1
ANW0,10,00,10,0
AWBZ1,10,00,60,6
     
Werknemersverzekeringen3,0– 0,51,32,1
WAO/WAZ2,10,11,10,9
AWF– 0,10,60,30,2
WGF0,10,0– 0,20,3
Zfw (incl. Zfi)0,90,00,30,6
Totaal5,9– 0,52,63,8

Aardgasbaten

De voor de ijklat relevante aardgasbaten (niet-belastingontvangsten exclusief FES) vallen in 2000 0,9 miljard hoger uit dan geraamd in de ontwerpbegroting. Dit wordt met name veroorzaakt door een hogere olieprijs en dollarkoers.

1.5 Het EMU-saldo en de EMU-schuld

De ontwikkeling van het EMU-saldo en de EMU-schuld

Ontwikkeling in de loop der tijd

Voor het tweede opeenvolgende jaar is het EMU-saldo een overschot. Het EMU-saldo 2000 is namelijk uitgekomen op een overschot van 1,5% BBP. De opwaartse bijstelling van 0,2% BBP sinds Voorlopige Rekening 2000 is met name het gevolg van hogere saldi van de sociale fondsen dan verwacht. Het saldo is overigens exclusief de UMTS-opbrengsten; inclusief de UMTS-opbrengsten bedraagt het EMU-saldo 2,2% BBP. Van 1999 naar 2000 is het EMU-saldo met 0,5%-punt BBP verbeterd. In grafiek 1.5.1 wordt de ontwikkeling van het EMU-saldo in de afgelopen 30 jaar weergegeven1. De EMU-schuldquote is in 2000 uitgekomen op 56,3% BBP. Dit is een verbetering met 6,9%-punt BBP ten opzichte van 1999. De EMU-schuldquote is daarmee nu onder de referentiewaarde van 60% uit het Verdrag van Maastricht beland.

Grafiek 1.5.1 EMU-saldo1kst-27700-2-1.gif

Vergelijking met de oorspronkelijke raming

Het EMU-saldo 2000 is in de realisatie aanzienlijk gunstiger uitgekomen dan bij de ontwerpbegroting verwacht werd. In de Miljoenennota 2000 werd voor het jaar 2000 nog een negatief EMU-saldo geraamd van 0,5% BBP; uiteindelijk is een positief saldo van 1,5% BBP gerealiseerd1.

In tabel 1.5.1 wordt een aansluiting gegeven van het EMU-saldo over 2000 van de Miljoenennota 2000 naar het Financieel Jaarverslag 2000. In deze tabel is ook aangegeven in welke mate het meetellen van de ontvangsten van het AOW-spaarfonds bijdraagt aan een verbetering van het EMU-saldo. Bij de toepassing van de Europese regels worden de ontvangsten van het AOW-spaarfonds namelijk tot de ontvangsten van de overheid gerekend, met als gevolg dat stortingen in het AOW-spaarfonds per saldo niet leiden tot een belasting van het EMU-saldo.

Tabel 1.5.1 Aansluiting EMU-saldo van ontwerpbegroting naar Financieel Jaarverslag van het Rijk
 in miljarden guldensin % BBP
1. EMU-saldo 2000 ontwerpbegroting– 4,0– 0,5
2. Mutatie bij het Rijk+ 10,4+ 1,2
(waarvan belastingen)(+ 11,6)(+ 1,3)
3. Mutatie bij de Sociale verzekeringsfondsen+ 6,8+ 0,8
4. Mutatie bij de Lokale overheid+ 0,0+ 0,0
5. EMU-saldo 2000 Financieel Jaarverslag+ 13,2+ 1,5
6. Ontvangsten AOW-spaarfonds+ 5,4+ 0,6
7. EMU-saldo 2000 Financieel Jaarverslag exclusief AOW-spaarfonds+ 7,8+ 0,9

Het EMU-saldo 2000 laat van de raming bij ontwerpbegroting naar de realisatie in het financieel jaarverslag een positieve mutatie zien van 2,0%-punt BBP.

Deze positieve mutatie kan op het conto van de subsectoren Rijk en sociale verzekeringsfondsen van de overheid worden bijgeschreven. Het saldo van het Rijk is 1,2%-punt BBP beter uitgekomen dan verwacht; de verbetering ten opzichte van de raming van het saldo van de sociale fondsen is uitgekomen op 0,8% BBP.

Bij het Rijk is genoemde mutatie geconcentreerd aan de ontvangsten kant. De rijksbelastingen zijn uiteindelijk 11,6 miljard hoger uitgekomen ten opzichte van de raming uit de Miljoenennota 2000.

De sociale verzekeringsfondsen hebben een overschot gerealiseerd dat 6,8 miljard hoger is dan oorspronkelijk verwacht werd. De belangrijkste post hierbij betreft meer ontvangen sociale premies in de orde van grootte van ongeveer 5,9 miljard.

EMU-saldo en EMU-schuld in Europees perspectief

Nederland is een van de zeven landen van de Europese Unie met een positief EMU-saldo in 2000. Het gaat naast Nederland om Denemarken, Finland, Ierland, Luxemburg, het Verenigd Koninkrijk en Zweden. België heeft in 2000 een EMU-saldo van nul gerealiseerd. De andere zeven EU-landen hebben negatieve EMU-saldi variërend tussen de 0,4% BBP en 1,7% BBP. Het gemiddelde EMU-saldo van de landen van de EU en in de Euro-groep bedroeg minus 0,1% BBP, respectievelijk minus 0,8% BBP.

In 2000 hebben in een aantal landen UMTS-veilingen plaatsgevonden. De EMU-saldi van deze landen zijn steeds gepresenteerd exclusief deze eenmalige opbrengsten. Met name in Duitsland (2,5% BBP) en het Verenigd Koninkrijk (2,4%) hadden deze opbrengsten een behoorlijke effect op de EMU-saldi. Het effect in de andere landen betrof 1,2% BBP in Italië, 0,7% in Nederland, 0,4% in Oostenrijk, 0,3% in Portugal en 0,1% in Spanje. In Zweden zijn de licenties om niet verstrekt, net als in 1999 in Finland het geval was.

De gemiddelde EMU-schuldquote in de EU bedroeg 64,2% BBP in 2000. De Nederlandse schuldquote van 56,3% BBP ligt dus onder het gemiddelde en eveneens onder de referentiewaarde van 60% BBP. Nederland en Zweden zijn in 2000 toegetreden tot de groep van nu in totaal 9 lidstaten met een schuldquote onder de referentiewaarde. Luxemburg heeft met 5,3% BBP de kleinste schuldquote; drie landen (België, Griekenland en Italië) hebben een schuldquote van boven de 100%.

Grafiek 1.5.2. EMU-saldo in Europees perspectiefkst-27700-2-2.gif

bron: Europese Commissie (Eurostat news release, no 29/2000 d.d. 14 maart 2001)

Grafiek 1.5.3. EMU-schuld in Europees perspectiefkst-27700-2-3.gif

2. Hoofdlijnen van de Bedrijfsvoering

2.1 Inleiding

Dit hoofdstuk gaat primair over de bedrijfsvoeringsthema's die zijn aangekondigd in de Miljoenennota 2000. Een aantal thema's heeft een jaarlijks wederkerend karakter; andere thema's zijn specifieker en hebben betrekking op de ontwikkeling en implementatie van rijksbreed beleid. Door deze verantwoording over de bedrijfsvoering vervalt de uiteenzetting inzake het financieel beheer als afzonderlijk document van de minister van Financiën (volgens de Comptabiliteitswet, artikel 68, derde lid, onder a).

Deze beschouwing over de bedrijfsvoering vindt voor de eerste keer plaats. Gepoogd is deze beschouwing voor het Financieel Jaarverslag van het Rijk een vergelijkbaar karakter te geven als de bedrijfsvoeringsmededeling die vanaf 2002 in de afzonderlijke departementale jaarverslagen zal worden gegeven. Dit betekent dat geen integrale beschouwing is opgenomen, maar iets dat lijkt op een uitzonderingenrapportage.

Rijksbrede thema's die in paragraaf 2.2 aandacht krijgen zijn het financieel beheer, het materieelbeheer, de processen in het kader van Europees aanbesteden, informatiebeveiliging en integriteit. Als bijzonder thema wordt in paragraaf 2.3 ingegaan op Europese uitgaven. Vervolgens wordt in paragraaf 2.4 ingegaan op de agentschappen en sluit paragraaf 2.5 af met het onderwerp resultaatgericht verantwoorden.

2.2 Rijksbrede thema's bedrijfsvoering

Financieel beheer baten-lastendiensten

De regering heeft mede naar aanleiding van het «Rapport bij de Financiële Verantwoordingen 1999» van de Algemene Rekenkamer, in 2000 extra aandacht besteed aan de verbetering van het financieel beheer van baten-lastendiensten. Deze extra aandacht heeft ertoe geleid dat maatregelen zijn getroffen om de kwaliteit van het financieel beheer te verbeteren.

Veel van de problemen die zich bij baten-lastendiensten voordoen zijn aanpassingsproblemen aan het nieuwe regime van een resultaatgericht besturingsmodel gecombineerd met het baten-lastenstelsel. Naarmate kandidaat-baten-lastendiensten zich beter hebben voorbereid op de status van baten-lastendienst blijkt de overgang met minder problemen gepaard te gaan. De nieuwe «Instellingsprocedure baten-lastendiensten» dwingt kandidaat-baten-lastendiensten tijdig orde op zaken te stellen.

Vorig jaar betrof het vooral de problemen bij de Rijksgebouwendienst (RGD) en het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI). De RGD was vorig jaar niet in staat de financiële verantwoording tijdig gereed te hebben door problemen rondom de opstelling van de openingsbalans, onvoldoende goede administratieve vastleggingen en een onvoldoende betrouwbare informatieverstrekking. Dit jaar hebben beide baten-lastendiensten tijdig een verantwoording opgeleverd die voorzien is van een goedkeurende accountantsverklaring. Vooral bij de RGD is dit gelukt dankzij veel korte-termijn maatregelen, primair gericht op een tijdige oplevering van een kwalitatief goede verantwoording. Deze korte-termijn maatregelen hebben een basis gelegd voor de verdere uitbouw van de organisatiedoelstellingen. In dit verband kunnen onder meer worden genoemd het herschrijven van de belangrijkste onderdelen van de administratieve organisatie, (nadere) waardering van het onroerend goed en in samenhang daarmee gecorrigeerde huisvestingsbudgetten, gereedkomen van het mantelconvenant met Financiën en het in gebruik nemen van een nieuw geautomatiseerd systeem. In beide gevallen heeft de strakke monitoring van de voortgang haar vruchten afgeworpen. Het gaat er nu vooral om dat de RGD en het KNMI maatregelen treffen die zijn gericht op een structurele inbedding van een goed financieel beheer in de bedrijfsprocessen. Vooral bij de RGD gaat het daarbij om een nog omvangrijke en langdurige inspanning De voortgang van de uitvoering van verbeterplannen die daartoe zijn opgesteld zullen nauwgezet worden gevolgd.

Baten-lastendiensten waar, naast de RGD en het KNMI, nog verdere verbeteringen bereikt moeten worden zijn het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD), het Centrum tot Bevordering van Import uit Ontwikkelingslanden (CBI), de Defensie Telematica Organisatie (DTO), de Rijksarchiefdienst (RAD) en de Keuringsdienst van Waren (KvW). Voor de KLPD is onlangs een gedetailleerd verbeterplan vastgesteld. CBI heeft nu een goed plan van aanpak waarvan de voortgang mede door het ministerie van Financiën wordt gevolgd. Bij DTO zijn verbeteringen zichtbaar. In het jaar 2000 zijn de (opzet van de) processen rondom tariefmutaties en urenverantwoording en de projectbeheersing verbeterd. De werking van de aangebrachte verbeteringen zal in 2001 moeten blijken.

De RAD moet de administratieve organisatie nog grotendeels beschrijven. Een traject ter verbetering van het financieel beheer bij de KvW is inmiddels in gang gezet.

De ontwikkeling van de kwaliteit van het financieel beheer bij de andere baten-lastendiensten stemt de regering tot tevredenheid. Gedane toezeggingen tot verbeteringen in het financieel beheer zijn in het algemeen goed nagekomen. De aandacht zal erop zijn gericht dat de ministeries de voortgang van de noodzakelijke verdere verbeteringen nauwgezet zullen monitoren.

Financieel beheer ministeries

Het is de verantwoordelijkheid van iedere individuele minister om zorg te dragen voor een ordelijk en controleerbaar financieel beheer. Dit moet zodanig zijn ingericht dat (ernstige) tekortkomingen zoveel mogelijk worden voorkomen en, indien deze zich voordoen, vroegtijdig worden gesignaleerd en adequaat (structureel) worden weggenomen.

Een systematische monitoring en rapportage van zowel beheer als beleid op alle niveaus via (bij voorkeur) een reguliere planning en controlcyclus moet het management voldoende garanties bieden voor het voorkomen en bestrijden van (belangrijke) knelpunten in het financieel beheer.

Bij de beoordeling van de ontwikkeling van het financieel beheer is het dan ook niet alleen van belang in hoeverre de (ernstige) tekortkomingen in het financieel beheer door de departementen zijn opgepakt en de gedane toezeggingen zijn nagekomen, maar ook in welke mate het management van een departement aandacht heeft voor (de verbeteringen in) het financieel beheer.

Vanuit dit perspectief merkt de regering op dat over het algemeen bij de departementen redelijke voortgang is geboekt ten aanzien van het financieel beheer. De ontwikkeling van het financieel beheer bij de departementen is derhalve positief.

Deze positieve ontwikkeling neemt niet weg dat bij diverse ministeries op onderdelen nog sprake is van een onvoldoende of te trage verbetering van het financieel beheer. Evenals vorig jaar wordt geconstateerd dat de belangrijkste oorzaken daarvoor veelal liggen in (een combinatie van) te weinig centrale monitoring van in het bijzonder de implementatie en de werking van de verbetermaatregelen en een te weinig op (financieel) beheer gerichte cultuur bij die onderdelen van het departement. De huidige arbeidsmarktsituatie leidt er daarnaast toe, dat er weinig mogelijkheden zijn voor een kwalitatieve en kwantitatieve versterking.

Materieelbeheer

Een doelmatig en ordelijk materieelbeheer is van belang voor de continuïteit van de bedrijfsprocessen en uiteraard dient een departement zorgvuldig om te gaan met het materieel dat het beheert. Het Besluit materieelbeheer 1996 vormt de wettelijke basis voor de invulling van het materieelbeheer bij het Rijk. Het besluit geeft de departementen de vrijheid om, rekening houdend met hun eigen bedrijfsvoering, invulling te geven aan het materieelbeheer. Belangrijk is dat de invulling plaatsvindt op basis van een zorgvuldige risicoanalyse. Ook is van belang dat naast een goede opzet van het materieelbeheer, er maatregelen worden genomen om de werking van het materieelbeheer te waarborgen.

Vorig jaar is door de Algemene Rekenkamer en door de regering geconstateerd dat het materieelbeheer bij het Rijk voor verbetering vatbaar is. De regering heeft in 2000 met name getracht invulling te geven aan de toezeggingen die zijn gedaan om verbeteringsmaatregelen te treffen. Geconstateerd kan worden dat in 2000 het materieelbeheer bij het Rijk in zijn algemeenheid is verbeterd.

Europese aanbestedingsrichtlijnen

Inkopen en aanbesteden vormen een belangrijk bedrijfsvoeringsproces. Het actieplan «Professioneel Inkopen en Aanbesteden» (PIA) dat in december 1999 aan de Kamer is aangeboden1 voorziet in een belangrijke verbeteringsslag in de komende jaren voor het inkopen en aanbesteden bij de ministeries. Het gaat daarbij om meer planmatig inkopen, betere benutting van de rijksbreed aanwezige informatie over leveranciers, producten en voorgenomen inkopen, alsook om een efficiënter verloop van het inkoopproces zelf. Daarbij wordt ook aandacht besteed aan een betere naleving van de regelgeving zoals de Europese aanbestedingsrichtlijnen (EAR). Een en ander wordt gerealiseerd via een aantal in het actieplan benoemde departementale en interdepartementale stappen.

De onder leiding van het ministerie van Economische Zaken (EZ) opgerichte projectgroep PIA die de uitvoering van het plan moet trekken, heeft te kampen gehad met personele problemen waardoor de uitvoering van het actieplan belangrijk is vertraagd. Dit jaar zal getracht worden een belangrijke inhaalslag te maken zodat de oorspronkelijke uitvoeringsduur van het plan (3 jaar) alsnog zoveel mogelijk wordt gehaald. Gevolg van een en ander is dat de departementen, evenals vorig jaar om deze tijd, nog slechts aan het begin staan van de uitvoering van het actieplan PIA.

De naleving van de EAR zou volgens het actieplan in 2000 overal op orde moeten zijn. Ondanks het feit dat er wel sprake is van vooruitgang moet worden geconstateerd dat nog steeds niet overal sprake is van voldoende naleving. In IODAD-verband wordt aandacht besteed aan actualisatie en uniformering van het toetsingsinstrument van de DAD'en.

Voorschriften Informatiebeveiliging Rijksdienst

Een goede informatievoorziening is essentieel voor de continuïteit van de bedrijfsprocessen als onderdeel van de bedrijfsvoering. De begrippen beschikbaarheid, exclusiviteit en integriteit spelen een centrale rol bij informatiebeveiliging. Het (lijn)management dient impliciet zorg te dragen voor het geven van inhoud aan de beschikbaarheid, exclusiviteit en integriteit van de informatievoorziening. Welke risico's loopt de organisatie wanneer de ongestoorde informatievoorziening wordt bedreigd? Welke mogelijke schades kan de organisatie lijden en wat is de kans daarop? Ofwel wat is de afhankelijkheid en de kwetsbaarheid van bestuurs- en bedrijfsprocessen van informatiesystemen? Bovenstaande problematiek vindt zijn beslag in het Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst (VIR). Bij de introductie van het VIR was door de regering toegezegd dat departementen in 1997 aan het VIR zouden voldoen. Hierin is vertraging opgetreden. Een van de oorzaken is dat de departementen hun aandacht en capaciteit primair moesten inzetten voor de oplossing van het millennium- en Europrobleem. Nu het millenniumprobleem achter de rug is en de implementatie van de Euro in het algemeen goed op schema ligt kunnen de departementen in 2000 wel de benodigde aandacht geven aan het oplossen van de bestaande achterstanden bij de implementatie van het VIR. Dit betekent dat eind 2000 de departementen in ieder geval de Afhankelijkheids- en Kwetsbaarheidsanalyses van de kritische processen afgerond hadden kunnen hebben en op basis daarvan een plan van aanpak met eventueel te nemen maatregelen hadden kunnen opstellen. Dit plan van aanpak zal in principe uiterlijk eind 2001 geïmplementeerd dienen te zijn. Uiteindelijk zal het VIR uiterlijk eind 2002 volledig (inclusief de overige processen) dienen te zijn ingevoerd. Bij de ministeries is over het algemeen vooruitgang geboekt bij de aanpak van het informatiebeveiligingsbeleid en de implementatie van het VIR.

Overigens is het de tendens dat ministeries steeds meer uitgaan van een risicobenadering door het instellen van een basisbeveiligingsniveau c.q. baseline informatiebeveiliging met een standaard set beveiligingsmaatregelen. Voor situaties waarvoor eisen gelden die zwaarder zijn dan het basisniveau kan het basisbeveiligingsniveau worden aangevuld met extra beveiligingsmaatregelen. Het VIR biedt de ruimte voor deze benadering.

Integriteit

Het integriteitsbeleid is één van de aspecten van de bedrijfsvoering. De regering heeft vorig jaar aan de Tweede Kamer1 aangegeven dat de departementsleiding verantwoordelijk is voor het integriteitsbeleid, waarbij de door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) geformuleerde richtlijnen als uitgangspunt dienen. De leiding van het departement kan de departementale accountantsdienst (DAD) vanuit diens specifieke deskundigheid en functie inschakelen bij advies- en controletaken betreffende het integriteitsbeleid.

Dit is ook het uitgangspunt in de evaluatie van het integriteitsbeleid, die door de minister van BZK eind 2000 aan de Tweede Kamer is gezonden1. In de evaluatie is naar voren gekomen dat in algemene zin op dit moment een structurele controle op de uitvoering van het integriteitsbeleid bij de departementen niet echt de aandacht heeft. Op dit moment wordt door de regering geïnventariseerd op welke wijze door departementen invulling wordt gegeven aan een structurele controle van de uitvoering van het integriteitsbeleid en welke rol de DAD'en hierbij zullen spelen.

Governance van rechtspersonen met een wettelijke taak

Op vele beleidsterreinen binnen de invloedssfeer van de Rijksoverheid voeren organisaties buiten het departement wettelijke taken uit, de zogenaamde rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT's). Dit heeft consequenties voor de bedrijfsvoering van het departement. Het gaat dan met name om de «interface» tussen departement en RWT. Op het voor het beleid relevante niveau (bijvoorbeeld een sector of geheel taakgebied) zal daarom in een toezichtvisie vastgelegd dienen te zijn hoe diepgaand het inzicht in de doelmatigheid, de rechtmatigheid en het financieel beheer in dergelijke situaties moet zijn. Uit het door de Algemene Rekenkamer op 29 maart 2001 aan de Tweede Kamer aangeboden rapport «Verantwoording en toezicht bij rechtspersonen met een wettelijke taak–deel 2»2 blijkt dat bij alle departementen aandacht is voor dit punt. Niet alle departementen zijn echter even ver met de uitwerking van een toezichtsvisie. Als hulpmiddel voor de uitwerking van een toezichtsvisie heeft het ministerie van Financiën een handleiding Government Governance ontwikkeld en deze aan de ministeries beschikbaar gesteld. Bij het algemeen overleg dat is gevoerd over het eerste rapport over RWT's3 heeft de Tweede Kamer van haar belangstelling voor deze handleiding blijk gegeven. Naar aanleiding daarvan is de handleiding aan de Tweede Kamer ter beschikking gesteld.

In de ontwerp-Kaderwet zelfstandige bestuursorganen4 die in september 2000 aan de Tweede Kamer voor behandeling is aangeboden worden basiseisen voor verantwoording en toezicht geformuleerd, die op zelfstandige bestuursorganen van toepassing behoren te zijn. Uitgangspunt van de regering is dat deze eisen in beginsel ook dienen te worden geregeld voor RWT's die géén ZBO zijn. De specifieke wet- en regelgeving van die RWT's dient zonodig daartoe te worden aangepast.

2.3 Bijzondere thema's bedrijfsvoering

Europese uitgaven

In het jaar 2000 zijn op het terrein van EU-geldstromen twee belangrijke wetsvoorstellen voorbereid: het voorstel van Wet toezicht Europese subsidies en het wetsvoorstel tot 7e wijziging van de Comptabiliteitswet (CW). Op 2 januari 2001 bereikten deze beide wetsvoorstellen de Tweede Kamer5.

Ter verbetering van beheer, controle en toezicht ten aanzien van Nederland toekomende structuurfondsgelden heeft de regering in 2000 onderzocht in hoeverre daarbij – met het oog op de uitvoering van structuurfondsacties in de nieuwe programmaperiode – verbeteringen mogelijk en wenselijk waren. Een door het ministerie van Financiën ontwikkelde checklist vormde daarbij het uitgangspunt. De minister van Financiën heeft de Tweede Kamer op 20 december 2000 de departementale rapportages van BZK, EZ, LNV en SZW over deze verbeteringsactie toegezonden6. Belangrijke informatie over de laatste stand van zaken betreffende de door deze ministeries ondernomen en te nemen verbeterstappen is ook te vinden in de antwoorden van de regering op de vragen die de Tweede Kamer stelde naar aanleiding van het rapport«EU-structuurfondsen: geld voor ontwikkeling en achterstand1 » van de Algemene Rekenkamer.

2.4 Agentschappen

Met het voltooien van de eerste rijksbrede evaluatie van het agentschapmodel (juni 1998) is de introductie- en groeifase van het agentschapmodel overgegaan op de volwassenheidsfase. Op basis van opgedane ervaringen is het agentschapmodel gecompleteerd onder meer door de introductie van een leen- en depositofaciliteit en het introduceren van vermogensvoorschriften. Daarnaast is geïnvesteerd in de kwaliteit van bestaande en nieuwe agentschappen. In de Miljoenennota 2000 en in de tussenrapportage financieel beheer2 zijn diverse voorstellen daartoe opgenomen. In deze paragraaf wordt teruggekeken op de uitvoering van de gedane voorstellen. In het voorbeeld Financieel Jaarverslag van het Rijk over het begrotingsjaar 1999 is op onderdelen reeds ingegaan. In dit Financieel Jaarverslag van het Rijk wordt een totaalbeeld verstrekt. Met de 7e wijziging van de CW wordt een nieuwe benaming geïntroduceerd als alternatief voor het agentschap: de baten-lastendienst. Beide benamingen worden als synoniemen naast elkaar gebruikt. In het vervolg zal worden gesproken over baten-lastendiensten.

Achtereenvolgens wordt stil gestaan bij het nieuw beleid inzake de financiering en het vermogensbeheer van baten-lastendiensten, de operationalisering van de instellingsvoorwaarden om baten-lastendienst te kunnen worden, het initiatief om de kennis over en voor baten-lastendiensten te vergroten en de kwaliteitsverbetering van bestaande baten-lastendiensten.

Nieuw beleid inzake de financiering en het vermogensbeheer van baten-lastendiensten

Met de ministeriële regelingen «leen- en depositofaciliteit agentschappen 1999» en «vermogensvoorschriften agentschappen 2000» is de financiering en het vermogensbeheer van de baten-lastendiensten gewijzigd. Per 31 december 1999 is de conversie van het eigen vermogen bij de bestaande agentschappen uitgevoerd.

Daarnaast is de maximering van het resterende eigen vermogen doorgevoerd. Vastgesteld is welk deel van het eigen vermogen te veel is. De daarvoor geldende hoofdregel is dat binnen uiterlijk twee jaar het bedrag tot op het maximum moet zijn afgebouwd. Per individuele baten-lastendienst zijn vervolgens afspraken gemaakt over de wijze van afbouw van het te veel aan eigen vermogen. In de eerste suppletore begrotingen 2000 van de verschillende ministeries staan deze afspraken beschreven. Ze zijn heel verschillend. Bij sommige baten-lastendiensten is sprake van eenmalige uitkeringen aan het moederministerie. Bij andere baten-lastendiensten is ervoor gekozen om via lagere tarieven (dan kostprijzen, waardoor er bewust verlies gedraaid wordt) het eigen vermogen te verlagen. Bij een enkele baten-lastendienst zijn specifieke afspraken gemaakt.

Nadere operationalisering van de instellingsvoorwaarden

De instellingsvoorwaarden voor diensten om baten-lastendienst te kunnen worden zijn naar aanleiding van de eerste rijksbrede evaluatie van het agentschapmodel in 1998 opnieuw geformuleerd. Vervolgens zijn ze in de tussenrapportage financieel beheer bij baten-lastendiensten nader geoperationaliseerd. De baten-lastendiensten die vanaf januari 2001 van start gaan, zijn aan deze eisen getoetst. Dit betreft de Economische Voorlichtingsdienst (EVD, EZ) die op 1 januari 2001 formeel als baten-lastendienst van start is gegaan. Verder betreft het de Rijksdienst voor de Keuring van Vee en Vlees (RVV, LNV) en het Bureau voor de Industriële Eigendom (Bureau IE, EZ) die beiden op de derde woensdag in mei 2001 in de voorhangprocedure zijn gebracht en beogen op 1 januari 2002 als baten-lastendienst van start te gaan.

Een nieuwe dimensie bij de toepassing van de geoperationaliseerde instellingsvoorwaarden betreft het formuleren van risicobeleid. De aanleiding hiervoor is de onderbouwing te bepalen van eigen vermogen en voorzieningen. Het risicobeleid vormt tevens een stimulans voor het opzetten van een adequaat functionerend management control systeem. De bekostigingsrelatie van de baten-lastendiensten wordt vanaf 1 januari 2001 verplicht vormgegeven op basis van outputfinanciering. Dat wil zeggen een bekostiging in termen van aantallen prestaties en de integrale kostprijzen ervan. Het afdekken van de ermee gemoeide risico's, bijvoorbeeld bezettingsresultaten, maken onderdeel uit van het risicobeleid. Daarmee wordt bepaald welke risico's voor rekening van de baten-lastendienst zelf komen en welke risico's kunnen worden overgedragen aan bijvoorbeeld het moederministerie.

Initiatief om de kennis over en voor baten-lastendiensten te vergroten

Het in de Miljoenennota 2000 aangekondigde interdepartementale project «invoeringstraject voor diensten met een baten-lastenstelsel» heeft in het kader van de kennisbevordering reeds vijf resultaten opgeleverd. Deze zijn gebundeld in de reeks «wegwijzer baten-lastendiensten». Het gaat daarbij om de instellingsprocedure, de handreiking verandermanagement, de financiering, het evaluatiekader en de handleiding opstellen consolidatieoverzicht. Later zullen nog verschijnen het toetsingskader voor de begroting en verantwoording en de verslaggevingsvoorschriften.

Kwaliteitsverbetering van de bestaande baten-lastendiensten

In aanvulling op de reguliere trajecten van kwaliteitsverbetering van de bestaande baten-lastendiensten is een aantal intensievere trajecten gevolgd. Bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zijn onder leiding van een expertisegroep de wettelijke en andere (minimum)eisen vertaald in een normenkader en een toezichtvisie voor de baten-lastendiensten. Dit is vervolgens uitgewerkt in een standaard informatiestatuut. Het vervolgens ingezette traject voorziet erin dit standaard informatiestatuut voor de bestaande baten-lastendiensten in te vullen.

Bij de ministeries van Buitenlandse Zaken en van Verkeer en Waterstaat zijn taskforces actief geweest bij de agentschappen CBI en KNMI. Bij de taskforce CBI heeft de nadruk gelegen op het opnieuw vormgeven van het besturingsmodel. Dit komt in het jaar 2001 tot een afronding. Bij de taskforce KNMI lag de nadruk op het op orde brengen van het financieel beheer.

2.5 Resultaatgericht verantwoorden

Inzicht in beleidsprioriteiten

De verantwoording over 1999: een voorzichtig begin

In de verantwoording over 1999 werd voor het eerst gerapporteerd over een 30-tal door de Kamer geselecteerde beleidsprioriteiten. Het bleek niet eenvoudig te zijn om integraal en direct in de specifieke informatiebehoeften van de Kamer te voorzien. De Algemene Rekenkamer stelde in haar rapport «Beleidsprioriteiten 1999/2000»1 dat in de verantwoordingen over 1999 slechts eenderde van de gevraagde prestatiegegevens was opgenomen.

Het beeld was iets genuanceerder dan dat deze «score» doet vermoeden. Ten eerste omdat een aantal van de gevraagde prestatiegegevens niet in de financiële verantwoording over 1999 werd opgenomen, maar in andere – meestal wat latere – rapportages. Dat was bijvoorbeeld het geval bij de vraag naar prestatiegegevens in de verantwoording van VWS, die hun plaats kregen in het Jaaroverzicht Zorg of bij de vraag naar emissieresultaten (in het kader van het Klimaatbeleid) van VROM, die waren opgenomen in de Uitvoeringsnota Klimaatbeleid en in de (jaarlijkse) Milieubalans.

In veel gevallen wilde de regering de gevraagde prestatiegegevens wel leveren, maar kon dat niet (op dat moment). Bijvoorbeeld omdat de betrokken minister voor de levering van prestatiegegevens afhankelijk is van derden, zoals medeoverheden of zelfstandige bestuursorganen. Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bijvoorbeeld kan pas informatie over de politie opnemen als de jaarstukken van de regiokorpsen beschikbaar zijn. Ook SZW heeft moeite alle gevraagde informatie over de sluitende aanpak van de jaarlijks nieuwe instroom van volwassen werkzoekenden tijdig te leveren ten behoeve van de Financiële Verantwoording. Dit zit in het feit dat de planning- en controlcyclus van gemeenten en arbeidsvoorzieningsorganisaties nog niet voldoende aansluit op de planning- en controlcyclus van het Rijk. Hierdoor kan SZW slechts gegevens presenteren over de eerste drie kwartalen van het verantwoordingsjaar. In het kader van de VBTB-operatie is dergelijke informatie van derden – zo blijkt uit de voortgangsrapportage VBTB van afgelopen december – een van de belangrijkste aandachtspunten de komende tijd. Om in de behoefte van de Kamer te kunnen voorzien, moet soms wet- en regelgeving worden aangepast of moeten convenanten worden afgesloten.

Soms ook kon niet direct in de gevraagde gegevens worden voorzien als gevolg van «methodologische grenzen». Bijvoorbeeld omdat bepaalde beleidsmaatregelen nog getroffen moesten worden. Of bijvoorbeeld omdat het nog te vroeg was al iets over de effecten te zeggen. Dat was het geval bij het grootstedenbeleid waar eerst een formulering van doelen en prestaties ten behoeve van convenanten heeft plaatsgevonden, alvorens de desbetreffende steden tot acties konden overgaan. De effecten van die acties zullen via een tussenstand in 2002 en met een eindevaluatie in 2004 pas op de langere termijn waarneembaar zijn. Ook in de effectiviteit van fiscale regelingen (Financiën) kan veelal pas na drie tot vijf jaar inzicht worden verkregen.

Ten slotte is het soms moeilijk iets over de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid te zeggen, enkel op grond van reguliere – aan de jaarlijkse begrotingscyclus gekoppelde – prestatiegegevens. In dergelijke gevallen kan beter het instrument van periodiek – meer diepgaand – evaluatieonderzoek worden ingezet. Dit deed zich bijvoorbeeld voor bij het ministerie van Financiën, waar voorgesteld werd om meer diepgaand evaluatieonderzoek uit te voeren naar de (door de Kamer gevraagde) effecten van diverse afdrachtverminderingen van belastingen en premies op de werkgelegenheidsgroei. Ook het ministerie van Economische Zaken heeft op het punt van de beleidsprioriteit «Twinning» aanvullende prestatiegegevens verstrekt via een diepgaand evaluatieonderzoek.

Overigens zal telkens de vraag beantwoord moeten worden of de kosten van reguliere prestatiegegevens – in vergelijking met periodiek evaluatieonderzoek – wel opwegen tegen de meerwaarde daarvan in termen van inzicht in de doelmatigheid en doeltreffendheid van het gevoerd beleid.

Ook werden door verschillende ministers alternatieven aangeboden. Niet alleen omdat de door de Kamer gevraagde prestatiegegevens niet of niet direct konden worden geleverd, maar ook omdat andere prestatiegegevens naar de mening van de regering meer zinvolle informatie voor (interne en externe) sturing op zou leveren. Wanneer ook toezeggingen werden meegeteld om later met (alternatieve) prestatiegegevens of met resultaten van evaluatieonderzoek te komen, zag het beeld er over 1999 een stuk genuanceerder uit. Desalniettemin bleef er nog de nodige vooruitgang te boeken.

De verantwoording 2000: meer concrete prestatiegegevens

In de verantwoording over 1999 ging het nog om 140 prestatiegegevens over een 30-tal beleidsprioriteiten. Ten aanzien van de verantwoording over 2000 werd de regering door de voorzitter van de Tweede Kamer – wederom op advies van de werkgroep Financiële Verantwoordingen – gevraagd1 181 prestatiegegevens op te nemen over 39 prioriteiten, overigens voor een groot deel dezelfde prioriteiten als het voorgaande jaar.

Wanneer het beeld wordt opgemaakt van de mate waarin de regering thans aan de specifieke informatiebehoefte van de Kamer kan voldoen, kan worden geconcludeerd dat sprake van verbetering is. Dit ondanks het feit dat er ten opzichte van de verantwoording over 1999 een groter aantal prestatiegegevens wordt gevraagd. Een en ander uit zich niet alleen in het aantal direct geleverde prestatiegegevens maar ook in de presentatie daarvan. Als voorbeeld kunnen de verantwoordingen van onder andere de ministeries van Justitie, Verkeer en Waterstaat en LNV dienen, waar de beleidsprioriteiten een prominente plaats in het jaarverslag hebben gekregen.

Bij 88 van de 181 gestelde vragen (ongeveer 49%) zijn in de verantwoordingen over het jaar 2000 de door de Kamer gevraagde prestatiegegevens opgenomen. Ten opzichte van vorige jaar is hier derhalve een redelijk stap voorwaarts gezet. Wanneer hier de gegevens worden «bijgeteld» die:

• elders worden gepresenteerd;

• de Staten-Generaal later ter beschikking worden gesteld (uit hoofde van derden-problematiek, omdat periodiek evaluatieonderzoek een beter instrument is om in de vragen van de Kamer te voorzien of omdat de gevraagde prestatiegegevens gegeven de fase waarin het beleidsproces zich thans begeeft later worden geleverd); of

• anderszins als alternatief aangeboden zijn,

kan worden geconstateerd dat 128 van de 181 vragen (ongeveer 71%) (soms te zijner tijd en dus vaak door net een ander gegeven) beantwoord worden. Een deel van de door de Kamer gevraagde prestatiegegevens (ca. 29%) wordt niet geleverd. Naar de toekomst toe is derhalve een verbetering en verdere ontwikkeling van prestatiegegevens noodzakelijk.

Volgend jaar: goed hoop op verdere voortgang

Het is al vaak gezegd en geschreven; het ontwikkelen van en werken met prestatiegegevens moet worden gezien als een leerproces. Een proces waarbij concrete ervaring wordt opgedaan met – verzoeken tot – informatie over de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid. Zowel voor de regering als voor de Staten-Generaal. Zo zouden – vragen om – prestatiegegevens in de verantwoording idealiter betrekking moeten hebben op én de doelen én de prestaties én de middelen, zou idealiter een geheel beleidsterrein moeten worden afgedekt en zouden «realisaties» idealiter afgezet moeten worden tegen de «verwachtingen».

In het licht van dit leren is het verheugend dat de Kamer ook voor het jaar 2001 om specifieke prestatiegegevens in de verantwoording heeft gevraagd. In haar brief van 18 december 2000 verzocht de voorzitter van de Tweede Kamer de regering in de verantwoordingen over 2000 aan te geven welke van de door de Kamer gevraagde 188 prestatiegegevens over 38 beleidsprioriteiten in de financiële verantwoordingen over 2001 kunnen en zullen worden geleverd. Wanneer de beantwoording van alle afzonderlijke vakministers op een rijtje worden gezet, kan worden geconstateerd dat de ingezette stijgende lijn wordt voortgezet. Door de departementen wordt aan de Kamer toegezegd 110 van de 188 gevraagde prestatiegegevens (ongeveer 58%) in de financiële verantwoordingen over 2001 direct te leveren. Met optelling van de prestatiegegevens die later en/of alternatief worden aangeleverd, kan het percentage toegezegde prestatiegegevens worden bijgesteld tot ongeveer 73% van het gevraagde.

Tot slot

Het begrotingsjaar 2001 zal het laatste begrotingsjaar zijn waarvoor speciale beleidsprioriteiten worden aangewezen, waarover de Kamer in het bijzonder prestatiegegevens opgenomen wil zien in de financiële verantwoordingen over 2001. De begrotingen 2002 zullen – zoals gezegd – zijn opgezet als beleidsbegrotingen conform het gedachtegoed van de operatie VBTB. De intrinsieke aandacht die in VBTB bestaat voor beleidsinhoudelijke verantwoording maakt het niet langer noodzakelijk speciale beleidsprioriteiten aan te wijzen; het initiatief van de Kamer zal daarmee een plaats krijgen in het reguliere (VBTB-)werk. In zo'n regulier proces zouden specifieke verzoeken tot prestatiegegevens logischerwijs aan bod kunnen en moeten komen tijdens de behandeling van de ontwerpbegrotingen.

Lijst van gebruikte termen en hun betekenis

Agentschap

Een agentschap is een onderdeel van een ministerie waarvoor een afgezonderd en afwijkend beheer wordt gevoerd met als doel een doelmatiger beheer te realiseren. Agentschappen voeren een baten-lastenstelsel, hebben een eigen begroting en staan los van de begrotingsadministratie van het moederministerie. De ministeriële verantwoordelijkheid is niet gewijzigd.

AOW-spaarfonds

Fonds waarin middelen worden vrijgemaakt voor toekomstige AOW-uitgaven. Vanaf 1997 vinden jaarlijks stortingen in dit fonds plaats. Jaarlijks wordt over het in het fonds aanwezige vermogen rente vergoed.

Baten-lastendienst

Na de inwerkingtreding van de zevende wijziging van de Comptabiliteitswet wordt de term agentschap losgelaten en vervangen door de neutralere term baten-lastendienst. Baten-lastendiensten kunnen besluiten zich met de term agentschap aan te duiden. In het wetsvoorstel tot (zevende) wijziging van de Comptabiliteitswet is dit voorgesteld zonder dat dit leidt tot inhoudelijke wijzigingen in het agentschapmodel.

Baten-lastenstelsel

In een baten-lastenstelsel worden uitgaven en ontvangsten toegerekend aan het tijdvak waarin het verbruik van goederen en diensten plaatsvindt en de baten ontstaan.

Dit stelsel maakt het mogelijk om de kosten en opbrengsten af te leiden uit de administratie.

Bedrijfsvoering

Het geheel van activiteiten inzake de aanwending van financiële, materiële en informatiemiddelen in het kader van de beleids- en begrotingsprocessen waarvoor een minister verantwoordelijkheid draagt.

Beleidsintensiveringen

Verhogingen van collectieve uitgaven en/of verlagingen van ontvangsten ten opzichte van de begroting en/of de meerjarencijfers, waaraan een beleidsbeslissing ten grondslag ligt. Deze term wordt meestal beperkt tot beleidsmatige mutaties in de netto-uitgaven. Een beleidsmatige verlaging van de belastingontvangsten wordt doorgaans aangeduid met de term lastenverlichting.

Beleidsevaluatie

Onderzoek waarbij op basis van de analyse van op systematische wijze verzamelde gegevens een uitspraak kan worden gedaan over het te voeren of gevoerde beleid.

Besparingsverlies

Budgettair nadeel dat optreedt doordat een (voorgenomen) ombuiging minder besparingen oplevert dan aanvankelijk werd geraamd. Dit kan bijvoorbeeld het gevolg zijn van uitstel van de invoering van de ombuigingsmaatregel.

Bruto Binnenlands Product (BBP)

De som van de beloningen van de productiefactoren in het Nederlandse productieproces, plus het saldo van de indirecte belastingen en kostprijsverlagende subsidies.

Budgetdisciplinesector

Cluster van uitgaven en niet-belastingontvangsten die voor de regels budgetdiscipline op identieke wijze behandeld worden. Er zijn drie budgetdisciplinesectoren: de Rijksbegroting in enge zin, de Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt en de Zorg.

Budgetteringsafspraken

Budgetteringsafspraken maken deel uit van de regels budgetdiscipline. Ze hebben betrekking op die delen van de begroting waar, bij voorkomende mutaties in de begrotingsvoorbereiding en -uitvoering, per definitie alleen beleidsmatige mutaties worden onderkend. Derhalve wordt daar geen onderscheid gemaakt tussen tegenvallers, beleidsintensiveringen, meevallers, efficiencywinsten en ombuigingen.

Consolidatie

De post Consolidatie wordt gebruikt voor het corrigeren van de rijksbegroting voor dubbeltellingen als gevolg van het «brutoboeken» van onderlinge betalingen. Het brutoboeken houdt in dat zowel het departement dat de feitelijke betaling verricht, als het departement dat bijdraagt, de uitgaven in de begroting opneemt. Het ontvangende departement raamt de te ontvangen bijdragen ook aan de ontvangstenkant van de begroting. Dit geldt ook voor bijdragen van een departement aan een agentschap. Hierdoor wordt het rekenkundige niveau van de totale rijksuitgaven en rijksontvangsten hoger dan het feitelijke niveau. Door middel van de post Consolidatie wordt hiervoor gecorrigeerd.

Contractloon(stijging)

(Stijging van) het looninkomen per werknemer als direct gevolg van de afgesloten collectieve arbeidsovereenkomsten (CAO) in de private sector en van arbeidsvoorwaardenafspraken met overheidspersoneel.

Decentralisatie

Het overdragen van verantwoordelijkheden en bevoegdheden naar decentrale overheden. Concreet kan dit leiden tot overheveling van taken (en de daartoe benodigde middelen) van de centrale overheid naar decentrale overheden.

Deflator BBP

De verwachte prijsontwikkeling van het Bruto Binnenlands Product. Op basis van de deflator BBP worden de reële uitgavenkaders en de inkomstenijklatten omgerekend in lopende prijzen, zodat de geraamde inkomsten en uitgaven er aan kunnen worden getoetst.

Derdenrekening

Rekeningcourantverhouding die het Rijk heeft met derden en rekeningen waarop uitgaven en ontvangsten staan die conform de Comptabiliteitswet niet via de begroting lopen, omdat zij met derden of met andere onderdelen van het Rijk kunnen worden verrekend. De mutatie in het saldo van de derdenrekening is niet relevant voor het EMU-saldo.

Deregulering

Het afschaffen, vereenvoudigen of stroomlijnen van regelingen en wetten die de overheid oplegt aan bedrijven, instellingen en burgers. Doel hiervan is bevordering van dynamiek en aanpassingsvermogen van de economie en het vermijden van onnodige bureaucratie en onnodig hoge kosten ten gevolge van ondoelmatige of inefficiënte regelgeving.

Desaldering

Het gelijktijdig verhogen of verlagen van uitgaven en niet-belastingontvangsten, die rechtstreeks met elkaar samenhangen. Desalderingen hebben dus geen invloed op het begrotingssaldo.

Doelmatigheid

Dit begrip betreft het verband tussen de ingezette middelen en de geleverde prestaties (in kwantiteit en kwaliteit). Doelmatigheid komt tot uitdrukking in kostprijzen per eenheid product en kwaliteitsgegevens.

Doeltreffendheid

Doeltreffendheid betreft de mate waarin – vanuit een beleidsdoelstelling als gewenst beschouwde – effecten worden bereikt als gevolg van bepaalde beleidsmaatregelen.

Economische en Monetaire Unie (EMU)

De in het Verdrag van Maastricht geregelde unie tussen EU-lidstaten. De derde fase die op 1 januari 1999 van start is gegaan kenmerkt zich door onherroepelijk vastgelegde wisselkoersen, volledig vrij kapitaalverkeer en girale invoering van de gemeenschappelijke munt, de euro. In 2002 wordt de euro ook chartaal ingevoerd. In de EMU is de Europese Centrale Bank verantwoordelijk voor het gemeenschappelijke monetaire beleid dat wordt uitgevoerd door het Europees Stelsel van Centrale Banken. Tevens vindt binnen de EMU coördinatie van het economisch beleid plaats.

Eindejaarsmarge

Voorziening in de regels budgetdiscipline die inhoudt dat het is toegestaan binnen een begroting tot maximaal 1,0% van het (gecorrigeerde) begrotingstotaal gelden tussen opeenvolgende jaren te schuiven. Op deze wijze kan het ondoelmatig besteden van begrotingsgelden worden beperkt.

EMU-saldo

Het EMU-saldo heeft betrekking op het vorderingensado van de sector overheid op transactiebasis. Het vorderingensaldo geeft de mutatie in het saldo van de financiële activa en passiva van de collectieve sector weer. Omdat het EMU-saldo betrekking heeft op de totale collectieve sector is niet alleen het vorderingensado van het Rijk van belang, maar ook de vorderingensaldi van de sociale fondsen en de lokale overheid. Weergave op transactiebasis wil zeggen dat de economische handeling die leidt tot de uitgave of ontvangst (transactie) zoveel mogelijk als meetmoment wordt genomen.

EMU-schuld

Het totaal van de uitstaande leningen ten laste van de gehele collectieve sector. Dit is de optelsom van de uitstaande leningen ten laste van het Rijk, de sociale fondsen en de lokale overheid, minus de onderlinge schuldverhoudingen van deze drie subsectoren. De EMU-schuld is een brutoschuldbegrip.

Europese structuurfondsen

De vier structuurfondsen (ESF, EFRO, EOGFL en FIOV) zijn financieringsinstrumenten van de Europese Gemeenschap die elk op passende wijze bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de Gemeenschap. De acties die door middel van de structuurfondsen worden uitgevoerd, dragen bij tot de bevordering van de ontwikkeling en de structurele aanpassing van de regio's met een ontwikkelingsachterstand, de ondersteuning van de economische en sociale omschakeling van de in de structurele moeilijkheden verkerende zones en de ondersteuning van de aanpassing en de modernisering van hetbeleid en de systemen van onderwijs, opleiding en werkgelegenheid.

Fonds Economische Structuurversterking (FES)

Het Fonds Economische Structuurversterking wordt gevoed met een deel van de aardgasbaten, als mede met de rentevrijval (na dividendderving) samenhangend met de ontvangsten uit de verkoop van staatsdeelnemingen, en eventueel opbrengsten van veilingen van etherfrequenties. De middelen uit het FES worden gereserveerd voor investeringsprojecten van nationaal belang die de economische structuur versterken. Het betreft een verdeelfonds: vanuit het fonds worden bijdragen toegekend aan andere begrotingen van het Rijk.

Gemeentefonds

Fonds waaruit jaarlijks (algemene) uitkeringen worden gedaan aan de gemeenten, ter dekking van een deel van hun uitgaven. De jaarlijkse groei van het fonds op basis van de ontwikkeling van de netto-gecorrigeerde rijksuitgaven, wordt het accres genoemd.

Government governance

Het waarborgen van de onderlinge samenhang in de wijze van sturen beheersen en toezichthouden van een overheidsorganisatie, gericht op een efficiënte en effectieve realisatie van beleidsdoelstellingen, alsmede het daarover op een open wijze communiceren en verantwoording afleggen ten behoeve van belanghebbenden.

Homogone Groep Internationale Samenwerking (HGIS)

De middelen voor het buitenlandse beleid worden verantwoord op verschillende begrotingen. Om de samenhang van het buitenlands beleid te versterken, zijn de financiële middelen hiertoe gebundeld onder de homogene groep internationale samenwerking. Op die manier wordt de omvang van de beschikbare middelen duidelijk gemaakt en kan een integrale afweging plaatsvinden omtrent de inzet van deze middelen.

IJklijn

Het uitgavenkader waaraan bij de begrotingsvoorbereiding en -uitvoering de uitgavenvoornemens en -ontwikkeling worden getoetst. Er zijn ijklijnen voor de sectoren Rijksbegroting in enge zin, Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt en Zorg.

Infrastructuurfonds

Een begrotingsfonds, waarin de middelen die voorheen op de begrotingen van Verkeer en Waterstaat, het Rijkswegenfonds en het Mobiliteitsfonds beschikbaar waren voor de uitgaven aan weg-, water- en railinfrastructuur, zijn samengevoegd. Tevens worden uit dit fonds uitgaven in het kader van de Investeringsimpuls 1994–1998 gedaan; de middelen hiervoor zijn afkomstig uit het Fonds Economische Structuurversterking (FES).

Interdepartementale beleidsonderzoeken

De evaluatie van beleidsterreinen en ontwikkeling van beleidsvarianten volgens een door de regering vastgestelde interdepartementale procedure. Deze procedure voorziet onder meer in de totstandkoming van openbare rapportages.

Intertemporele compensatie

De mogelijkheid om onder bepaalde voorwaarden af te wijken van het algemene uitgangspunt van de budgetdiscipline dat de fasering van compensatiemaatregelen in de tijd parallel moet lopen aan de omvang van de problematiek.

Kasstelsel

In een kasstelsel worden uitgaven en ontvangsten toegerekend aan het tijdvak waarin de feitelijke uitgaven en ontvangsten plaatsvinden.

Kas-verplichtingenstelsel

Bij de rijksoverheid is een combinatie van het kas- en verplichtingenstelsel in gebruik. De uitgaven en ontvangsten worden toegerekend aan het tijdvak waarin de feitelijke uitgaven en ontvangsten plaatsvinden. Tevens wordt inzicht gegeven in de financiële consequenties van aangegane verplichtingen.

Lastenverlichting respectievelijk -verzwaring

Een verlaging (respectievelijk verhoging) van belastingtarieven danwel verruiming (respectievelijk beperking) van fiscale aftrekmogelijkheden of een verlaging (respectievelijk verhoging) van de tarieven van de socialeverzekeringspremies.

Leen- en depositofaciliteit

Een budgettaire faciliteit waarvan dienstonderdelen van het Rijk die een baten-lastenstelsel voeren gebruik kunnen maken om bij de minister van Financiën geldmiddelen te lenen om investeringen te plegen, dan wel om rentedragend geld uit te zetten.

Loonbijstelling

Middelen die nodig zijn om de extra uitgaven van ministeries ten gevolge van loonstijgingen te financieren. Deze middelen worden gereserveerd op de aanvullende post Arbeidsvoorwaarden.

Macromutaties

Mutaties als gevolg van (geraamde) wijzigingen in het economische beeld.

Najaarsnota

Tussentijds overzicht van de lopende begrotingsuitvoering, waarin wordt aangegeven welke wijzigingen optreden ten opzichte van de Vermoedelijke Uitkomsten. De Najaarsnota moet uiterlijk op 1 december van het lopende begrotingsjaar bij de Staten-Generaal worden ingediend.

Netto-uitgaven

De voor het uitgavenkader relevante (bruto)uitgaven verminderd met de voor het uitgavenkader relevante ontvangsten. Bij de relevante ontvangsten gaat het grotendeels om niet-belastingontvangsten op de Rijksbegroting en om eigen betalingen in de zorgsector.

Netto-uitgaven Rijksbegroting in enge zin

Relevante uitgaven en niet-belastingontvangsten van de rijksbegroting exclusief de uitgaven en niet-belastingontvangsten van de rijksbegroting die tot de sector Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt danwel tot de sector Zorg worden gerekend. Tevens worden de relevante uitgaven gecorrigeerd voor enkele incidentele posten.

Netto-uitgaven Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt

De budgetdisciplinesector Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt omvat de sociale zekerheid op de rijksbegroting alsmede de uitgaven van de sociale fondsen. Voor de sociale fondsen is het totaal van uitkeringen en administratiekosten relevant. Het bovenwettelijk gedeelte blijft buiten beschouwing.

Netto-uitgaven zorgsector

De uitgaven die tot het Budgettair Kader Zorg (BKZ) worden gerekend. Het BKZ omvat de via de AWBZ, ZFW en particuliere verzekeraars (voorzover betrekking hebbend op de particulier verzekerde voorzieningen die ook in het ZFW-verzekerde pakket zijn opgenomen) gefinancierde netto-uitgaven alsmede de via de rijksbegroting gefinancierde netto-uitgaven die tot de zorgsector worden gerekend. Bij het collectief gefinancierde deel van het BKZ worden de via de particuliere verzekeraars gefinancierde uitgaven niet meegenomen, met uitzondering van de via de omslagbijdrage WTZ gefinancierde uitgaven.

Niet-belastingontvangsten (of -middelen)

Alle begrotingsontvangsten van het Rijk die niet tot de belastingen worden gerekend. Het betreft een zeer heterogene groep. Het gaat daarbij vooral om ontvangsten die samenhangen met verleende overheidsdiensten en kredietverlening door het Rijk, sommige ontvangsten die als collectieve lasten worden aangemerkt, de aardgasbaten (exclusief vennootschapsbelasting) en incidentele ontvangsten uit de verkoop van staatsdeelnemingen.

Nominale mutaties

Mutaties als gevolg van wijzigingen in de lonen en prijzen.

Ombuiging

Beleidsmatige verlaging van de netto-uitgaven ten opzichte van een eerder vastgelegd ijkpunt.

Openeinderegeling

Regeling op grond waarvan derden buiten de overheid recht hebben op een geldelijke bijdrage van de overheid of van de sociale fondsen. Deze derden moeten voldoen aan in de regeling vastgestelde voorwaarden. Anders dan door het aanpassen van deze voorwaarden, kan de overheid het beroep op een openeinderegeling niet beheersen.

Overboeking

Een verschuiving van begrotingsuitgaven tussen verschillende begrotingen of budgetdiscipline sectoren.

Overige publiekrechtelijke lichamen (OPL)

Gemeenten, provincies, gemeenschappelijke regelingen, waterschappen en het bijzonder onderwijs.

Participatiegraad

Het aantal mensen dat deelneemt aan het arbeidsproces in procenten van de beroepsbevolking, beide gedefinieerd in personen in de leeftijdscategorie 15 tot en met 64 jaar.

Prestatiegegevens

Kwantitatieve informatie over de prijs- en kwaliteit van producten en diensten enerzijds en de resultaten (effecten) die met overheidsbeleid worden beoogd of behaald anderzijds.

Prijsbijstelling

Tegemoetkoming voor de extra uitgaven van ministeries ten gevolge van prijsstijgingen. Deze middelen worden gereserveerd op de aanvullende post prijsbijstelling.

Provinciefonds

Fonds waaruit jaarlijks (algemene) uitkeringen worden gedaan aan de provincies, ter dekking van een deel van hun uitgaven. De jaarlijkse groei van het fonds op basis van de ontwikkeling van de netto-gecorrigeerde rijksuitgaven, wordt het accres genoemd.

Reële uitgavenkader(s)

Plafondwaarden voor de netto-uitgaven in de collectieve sector. Binnen de collectieve sector worden drie sectoren onderscheiden: de Rijksbegroting in enge zin, de Sociale zekerheid en Arbeidsmarkt en de Sector Zorg. De uitgavenkaders zijn uitgedrukt in reële termen. Dat betekent dat de in guldens gemeten uitgavenkaders, wanneer de algemene nominale ontwikkeling zich anders ontwikkelt dan bij het Regeerakkoord werd voorzien, daarvoor worden aangepast.

Rente (korte en lange)

De korte rente wordt gelijk verondersteld aan de driemaands inter-bancaire rente. De lange rente wordt gelijk verondersteld aan het rendement op langlopende staatsleningen.

Sociale fondsen

Fondsen waaruit uitkeringen en voorzieningen worden verstrekt krachtens socialeverzekeringswetten. De financiering vindt voor het overgrote deel plaats via sociale premies en rijksbijdragen.

Trendmatig begrotingsbeleid

Bij een trendmatig begrotingsbeleid wordt, op basis van doelstellingen of randvoorwaarden voor het overheidstekort en de lastenontwikkeling, aan het begin van de kabinetsperiode een uitgavenkader vastgesteld. Daar wordt tijdens de kabinetsperiode op gekoerst. Mutaties die tijdens die periode in de belasting- en premieontvangsten optreden komen tot uitdrukking in een mutatie van het saldo en van de lasten. De verdeling van de mutaties in de inkomsten over schuldaflossing en lasten geschiedt op basis van de mee- en tegenvallerformule voor de inkomsten.

Uitgavenkader

Het uitgavenkader van een budgetdisciplinesector geeft de plafondwaarde voor de totale (netto-)uitgaven van die sector weer. Bij het Regeerakkoord zijn de kaders in reële termen vastgelegd. Bij de begrotingsvoorbereiding wordt het reële kader aangepast voor de prijsontwikkeling van het BBP.

Uitgavenprioriteiten

Beleidsmatige verhoging van uitgaven (intensiveringen).

Uitgavenreserve

De in de begroting opgenomen uitgavenreserve is bedoeld voor het opvangen van eventuele tegenvallers die zich in de komende jaren kunnen voordoen.

Vermoedelijke Uitkomsten

Ten tijde van de Miljoenennota voorziene uitkomsten van de begrotingsuitvoering van het lopende jaar.

Verzelfstandiging

Externe verzelfstandiging: Taken worden bij of krachtens wet aan een verzelfstandigde eenheid buiten de rijksoverheid opgedragen. De ministeriële verantwoordelijkheid neemt af.

Interne verzelfstandiging: Delegatie van taken en bevoegdheden binnen de rijksoverheid. De ministeriële verantwoordelijkheid blijft intact.

Voorjaarsnota

Tussentijds overzicht van de lopende begrotingsuitvoering, waarin wordt aangegeven welke wijzigingen ten opzichte van de ontwerpbegroting noodzakelijk worden geacht. Deze nota moet uiterlijk op 1 juni van dat jaar bij de Staten-Generaal worden ingediend.

Voorlopige Rekening (Februarinota)

De laatste budgettaire nota over de voorlopige realisatie van de begroting van het voorgaande jaar. Deze nota moet uiterlijk op 1 maart van het opvolgende begrotingsjaar door de minister van Financiën bij de Staten-Generaal worden ingediend.

Zelfstandig bestuursorgaan (ZBO)

Organen waaraan de uitoefening van een wettelijke taak is opgedragen, zonder dat er sprake is van (volledige) ondergeschiktheid aan de minister, en die voor de uitoefening van de taak uit collectieve middelen (Rijksbijdragen en heffingen) worden gefinancierd.

Bijlagen

De uitgaven en niet-belastingontvangsten

Tabel 1.1 Rekening van de uitgaven van de ministeries en de begrotingsfondsen totaal-uitgaven 2000; in miljoenen guldens/euro's
 Rekening vanoorspronkelijke vastgestelde begrotingrealisatie verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
  NLGNLGEURNLG
IHuis der Koningin14,314,06,4– 0,3
IIHoge Colleges van Staat en Kabinet der Koningin319,1339,6154,120,5
IIIAlgemene Zaken86,7104,447,417,7
IVKoninkrijksrelaties282,3497,0225,5214,8
VBuitenlandse Zaken12 684,512 196,85 534,7– 487,7
VIJustitie9 364,59 519,54 319,8155,0
VIIBinnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties7 559,08 966,94 069,01 407,9
VIIIOnderwijs, Cultuur en Wetenschappen43 358,047 043,321 347,33 685,3
IXANationale Schuld70 875,093 375,742 372,022 500,7
IXBFinanciën7 306,98 096,63 674,1789,7
XDefensie14 240,514 830,76 729,9590,2
XIVolkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en MilieuBeheer8 287,08 709,43 952,2422,4
XIIVerkeer en Waterstaat12 035,112 006,15 448,1– 29,0
XIIIEconomische Zaken3 708,14 162,51 888,9454,4
XIVLandbouw, Natuurbeheer en Visserij3 900,15 517,02 503,51 616,9
XVSociale Zaken en WerkGelegenheid33 397,933 449,215 178,651,3
XVIVolksgezondheid, Welzijn en Sport11 105,812 044,45 465,5938,6
 Infrastructuurfonds11 200,311 391,55 169,2191,2
 Fonds Economische Structuurversterking3 806,64 248,11 927,7441,5
 Gemeentefonds24 230,325 438,111 543,31 207,8
 Provinciefonds1 931,42 071,1939,8139,7
 Spaarfonds AOW    
 Diergezondheidsfonds0,011,95,411,9
 Subtotaal279 693,4314 033,8142 502,334 340,4
 Afdracht EU 8 008,73 634,2 
 Consolidatie – 12 880,2– 5 844,8 
 Totaal uitgaven conform tabel 2.1 309 162140 291,6 
Tabel 1.2 Rekening van de niet-belastingontvangsten van de ministeries en de begrotingsfondsen totaal-ontvangsten 2000; in miljoenen guldens/euro's
 Rekening vanoorspronkelijke vastgestelde begrotingrealisatie verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
  NLGNLGEURNLG
IHuis der Koningin0,00,00,00,0
IIHoge Colleges van Staat en Kabinet der Koningin7,210,94,93,7
IIIAlgemene Zaken6,412,35,65,9
IVKoninkrijksrelaties25,035,216,010,2
VBuitenlandse Zaken118,5276,2125,3157,7
VIJustitie2 140,62 116,2960,3– 24,4
VIIBinnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties683,11 532,2695,3849,1
VIIIOnderwijs, Cultuur en Wetenschappen2 288,72 525,61 146,1236,9
IXANationale Schuld58 459,641 198,318 695,0– 17 261,3
IXBFinanciën4 727,25 530,42 509,6803,2
XDefensie727,7870,9395,2143,2
XIVolkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en MilieuBeheer254,6536,0243,2281,4
XIIVerkeer en Waterstaat1 508,77 440,63 376,45 931,9
XIIIEconomische Zaken3 751,44 757,92 159,01 006,5
XIVLandbouw, Natuurbeheer en Visserij740,2783,8355,743,6
XVSociale Zaken en WerkGelegenheid1 126,51 726,6783,5600,1
XVIVolksgezondheid, Welzijn en Sport317,1578,8262,6261,7
 Aanvulle nde posten1 796,0  – 1 796,0
 Infrastructuurfonds11 262,611 844,85 374,9582,2
 Fonds Economische Structuurversterking2 018,02 833,31 285,7815,3
 Spaarfonds AOW5 394,25 397,22 449,13,0
 Diergezondheidsfonds39,3350  158,8311
 Subtotaal97 392,690 357,241 002,3– 7 035,4
 EU 0,00,0 
 Consolidatie – 12 880,2– 5 844,8 
 KTV-rente 0,00,0 
 Totaal ontvangsten conform tabel 2.1 77 477,035 157,5 

1 verschil met name verklaard door opbrengst UMTS-veiling

EMU-saldo, EMU-schuld, sociale fondsen, financieringsbehoeften en agentschappen

Tabel 2.1 EMU-saldo en financieringsbehoefte (miljoenen guldens/euro's en in % geharmoniseerd BBP)
 1991199219931994199519961997199819992000
1. Totale begrotingsuitgaven– 226 997– 231 807– 242 341– 244 905– 260 904– 227 553– 229 240– 264 283– 340 253– 309 162
           
2. Totale niet-belastingontvangsten79 32878 80081 54787 913108 02061 33347 12487 331155 06877 477
3. Belastingen152 463153 467161 610152 476153 250163 962171 046179 540193 394208 411
4. Uitgavenreserve00
5. KTV-rente– 7 606– 3 173,1
6. Aflossingen27 78328 43230 12044 29229 11826 19818 95342 195108 83064 624
7. Uitgifte vaste schuld en muntslag– 50 706– 49 631– 39 514– 38 825– 52 934– 33 197– 18 510– 49 125– 115 290– 40 316
8. Mutatie derdenrekening– 980– 972341 816474– 296– 4751 1047572 768
9. Consolidatie Agentschappen– 58– 366– 697
10. Vermogensconversie Agentschappen– 8 000– 479
11. Opbrengst UMTS– 5 918
           
12. Feitelijk financieringssaldo (12=1+2+3+4+5+ 6+7+8+9+10+11)– 19 109– 20 836– 8 3442 767– 22 976– 9 553– 11 102– 3 296– 12 735– 6 465
  (in % geharmoniseerd BBP)– 3,50%– 3,70%– 1,40%0,50%– 3,40%– 1,40%– 1,50%– 0,40%– 1,50%– 0,70%
13. Financiële transacties389– 2 911– 12 119– 19 7072 570– 1 359– 5 257– 5 445– 2 105921
14. Kas-transverschillen (incl. derdenrekening)980973 648– 2 685– 3 6335301 162– 1 56110 9822 157
15. Saldo rijk (15=12+13+14)– 17 740– 23 650– 16 815– 19 625– 24 039– 10 382– 15 197– 10 3023 848– 3 387
16. Saldo centrale overheid, niet-rijk0089412454330195300
17. Saldo centrale overheid (17=15+16)– 17 740– 23 650– 16 807– 18 684– 24 063– 10 398– 15 227– 9 829– 3 878– 3 387
  (in % geharmoniseerd BBP)– 3,30%– 4,20%– 2,90%– 3,10%– 3,60%– 1,50%– 2,10%– 1,30%– 0,50%– 0,40%
18. Saldo lokale overheid404704421811 7461 5647 0462 3511 2582 100
  (in % geharmoniseerd BBP)0,00%0,10%0,10%0,00%0,30%0,20%1,00%0,20%0,20%0,20%
19. Saldo sociale verzekeringsfondsen2 1801 180– 2 240– 4 523– 5 347– 3 826– 1173 00710 51014 463
  (in % geharmoniseerd BBP)0,40%0,20%– 0,40%– 0,70%– 0,80%– 0,60%– 0,02%0,40%1,30%1,60%
20. EMU-saldo (20=17+18+19)– 15 520– 22000– 18 605– 23 026– 27 664– 12 660– 8 183– 5 3167 89013 176
  EMU-saldo (EUR)– 7 043– 9 983– 8 443– 10 449– 12 553– 5 745– 3 713– 2 4123 5805 979
  (in % geharmoniseerd BBP)– 2,90%– 3,90%– 3,20%– 3,80%– 4,20%– 1,80%– 1,10%– 1,10%1,00%1,5%
21. Financieringsbehoefte (21= 12+6)46 89249 26838 46441 52552 09535 75130 05545 491121 64471 089
  Financieringsbehoefte (EUR)21 27922 35717 45418 84323 63916 22313 63920 64355 20032 259
Tabel 2.2 EMU-schuld; in miljoenen guldens/euro's en in % geharmoniseerd BBP
 1991199219931994199519961997199819992000
1. Geharmoniseerd BBP541 100562 790578 920608 460636 420694 298735 433780 480823 983882 300
2. Staatsschuld (conform EMU-definitie)338 688358 424371 044369 820397 979417 178418 237427 249429 746412 403
  (in % geharmoniseerd BBP)62,60%63,70%64,10%60,80%62,50%60,10%56,90%54,70%52,20%46,70%
3. Schuld overige overheden88 99792 05198 519103 507104 950105 14396 51794 09591 09184 494
  (in % geharmoniseerd BBP)16,40%16,40%17,00%17,00%16,50%15,10%13,10%12,10%11,10%9,60%
4. EMU-schuld in guldens427 685450 475469 563473 327502 929522 321514 754521 344520 837496 897
  EMU-schuld in (EUR)194 075204 417213 078214 786228 219237 019234 292235 949235 517225 482
  (in % geharmoniseerd BBP)79,00%80,00%81,20%77,90%79,00%75,20%70,00%66,80%63,20%56,30%
Tabel 2.3 Staatsschuld naar instrument; in miljarden guldens en in % geharmoniseerd BBP
 1991199219931994199519961997199819992000
1. Gevestigde schuld335356,1365,6360,3383,9390,9393,5400,5407383,8
  (0–5 jaar)135,4135,9149,4165,7187,1206,5203,7208,8202,5
  (5–10 jaar)179,4177,8153,9153,1148,9156,8151,9149,1139,1
  (10–25 jaar)40,740,642,149,439,211,929,629,422,7
  (25–40 jaar)0,511,215,715,615,518,315,319,719,6
2. Vlottende schuld (DTC's)0037,612,515,412,9151112,1
3. Overig (o.a. munten)6,32,42,20,13,32,54,44,13,116,5
4. Totale staatsschuld (conform EMU-definitie)341,3358,4370,7368,8399,6408,8410,8419,6421,1412,4
5. Gemiddeld resterende looptijd vaste schuld (in jaren)6,36,86,96,96,45,96,56,56,3
6. Gemiddelde couponrente (in %)87,87,77,67,67,57,57,36,66,1

Noot: de jaren tot en met 1994 zijn gebaseerd op het ESR 1979 en de jaren vanaf 1995 op het ESR 1995.

Tabel 2.4 Exploitatie- en vermogenssaldi sociale fondsen 2000; in miljarden guldens
 Exploitatie-saldovermogenvermogens-normvermogens-saldo
Totaal centrale fondsen13,722,44,617,7
AOW2,910,03,16,9
ANW0,10,60,10,5
WAZ0,50,70,10,6
WAO1,43,41,12,3
AWF4,65,60,05,6
AWBZ1,72,31,50,8
ZFW-centraal2,4– 0,2– 1,21,0
     
Totaal decentrale fondsen10,85,44,11,3
WGF0,13,02,80,2
ZFW-individueel20,62,41,31,1
     
Totaal sociale fondsen14,527,78,719,0
waarvan sociale zekerheidsfondsen9,723,27,116,1
waarvan zorgfondsen4,84,51,62,9

1 De premievaststelling van de centrale fondsen gebeurt door de regering, terwijl de premievaststelling van de decentrale fondsen gebeurt door de individuele fondsen.

2 Inclusief goodwillfonds.

Agentschappen

Tabel 2.5 Meerjarenoverzicht van lasten en baten; in miljoenen guldens/euro's
Naam AgentschapMoederIngesteld1997199819992000 begroting2000 realisatie
 ministeriePerlastenbatenlastenbatenlastenbatenlastenbatenLastenBaten
Centrum tot Bevordering van de Import uit OntwikkelingslandenBUZA199819,119,318,518,523,023,020,620,7
Immigratie- en NaturalisatiedienstJustitie1994319,8333,3391,3398,0519,6497,3547,1547,1631,0648,1
Dienst Justitiële InrichtingenJustitie19951 670,71 670,71 926,31 949,02 393,22 442,62 463,42 463,42 509,12 529,2
Centraal Justitieel Incasso BureauJustitie199640,645,750,654,867,970,882,782,790,695,3
Korps Landelijke PolitiedienstenBZK1998458,7452,7512,0503,8608,2620,0
Informatie-voorziening OverheidspersoneelBZK199518,716,054,836,021,121,232,232,223,923,5
Centrale ArchiefselectiedienstBZK199710,411,211,111,613,614,212,412,514,414,8
Basisadministratie Persoonsgegevens en ReisdocumentenBZK199824,027,862,864,356,559,285,185,1
IT-organisatieBZK199869,878,9154,4161,1222,6217,8222,8223,8
Centrale Financiën InstellingenOCW199688,792,9102,595,8108,9107,583,783,7100,8105,1
RijksarchiefdienstOCW199645,343,852,550,254,953,976,578,662,664,1
Defensie Telematica OrganisatieDefensie1998318,0322,2532,4533,0443,0447,8468,6460,8
Dienst Gebouwen, Werken en TerreinenDefensie1996161,0159,5169,5170,7173,8174,8153,7153,7182,2178,2
RijksgebouwendienstVROM19991 838,71 861,91 867,31 867,32 034,52 148,2
Koninklijk Nederlands Meteorologisch InstituutV en W199578,481,483,384,598,292,689,384,2113,0106,1
Rijksdienst voor RadiocommunicatieV en W199654,854,756,261,856,062,362,559,560,966,9
SenterEZ199468,470,266,474,874,481,075,878,283,588,0
Plantenziektenkundige DienstLNV199436,135,836,836,841,239,833,833,842,944,7
Bureau HeffingenLNV199835,834,151,752,156,256,282,279,3
LaserLNV1999143,3144,690,090,0122,7123,5
College ter Beoordeling van GeneesmiddelenVWS199624,925,325,624,226,828,327,027,026,525,9
Keuringsdienst van WarenVWS2000  129,3129,8133,9141,0
Totaal  2 617,82 640,53 952,33 983,26 963,47 025,66 628,06 627,77 720,07 892,3
Totaal (EUR)  1 187,91 198,21 793,51 807,53 159,93 188,13 007,73 007,53 503,23 581,4
Aantal agentschappen  13131919212122222222

Toelichting op tabel 2.5

In deze tabel zijn de realisatiecijfers van 1996 niet opgenomen omdat een aantal agentschappen toen niet verplicht was om het baten-lastenstelsel te voeren. Sommige agentschappen hanteerden in die jaren het kas-/verplichtingenstelsel, waardoor vergelijking van de cijfers niet mogelijk is. De opzet is om toe te groeien naar een overzicht met een volledig meerjarenperspectief van de gerealiseerde lasten en baten (jaar t-4 tot en met jaar t), aangevuld met de begrote lasten en baten voor het jaar waar de verantwoording betrekking op heeft (jaar t).

Tabel 2.6 Meerjarenoverzicht beroep leenfaciliteit; in miljoenen guldens/euro's
Naam Agentschap1999Begroting 2000Realisatie 2000
 Initiële leningInvesteringInitiële leningInvesteringInitiële leningInvestering
Centrum tot Bevordering van de Import uit Ontwikkelingslanden  0,60,6
Immigratie- en Naturalisatiedienst  71,356,271,3
Dienst Justitiële Inrichtingen  202,985,0203,0
Centraal Justitieel Incasso Bureau  5,93,45,93,4
Korps Landelijke Politiediensten  152,290,8154,067,4
Informatie- voorziening Overheidspersoneel  
Centrale Archiefselectiedienst  3,03,1
Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten  1,01,0
IT-organisatie  16,18,616,14,8
Centrale Financiën Instellingen  14,312,214,38,0
Rijksarchiefdienst  14,04,014,0
Defensie Telematica Organisatie  214,338,8214,325,0
Dienst Gebouwen, Werken en Terreinen  54,88,354,810,1
Rijksgebouwendienst7 998,0431,0800,0314,2-1 321,6
Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut  30,611,030,64,2
Rijksdienst voor Radiocommunicatie  20,611,920,6
Senter  
Plantenziektenkundige Dienst  3,91,03,91,0
Bureau Heffingen  14,614,614,612,1
Laser  4,68,54,6
College ter Beoordeling van Geneesmiddelen  
Keuringsdienst van Waren  10,010,610,610,6
Totaal7 998,0431,0834,71 164,9523,11 468,2
Totaal (EUR)3 629,3195,6378,8528,6237,4666,2
Aantal agentschappen212122222222

Toelichting op tabel 2.6

In deze tabel is het totale beroep op de leenfaciliteit verdeeld in leningen voor nieuwe investeringen en de initiële leningen in verband met de vermogensconversie. In 1999 stond de leenfaciliteit alleen open voor de Rijksgebouwendienst. De opzet is om ook hier toe te groeien naar een overzicht met een volledig meerjarenperspectief (jaar t-4 tot en met jaar t).

Tabel 2.7 Totaal eigen vermogen vóór winstverdeling; in miljoenen guldens/euro's
Naam Agentschap1997199819992000Boven 5%
Centrum tot Bevordering van de Import uit Ontwikkelingslanden2,32,10,9nee
Immigratie- en Naturalisatiedienst69,4103,876,722,5nee
Dienst Justitiële Inrichtingen355,3330,2374,3144,2ja
Centraal Justitieel Incasso Bureau9,19,310,29,0ja
Korps Landelijke Politiediensten154,9153,7– 9,2nee
Informatievoorziening Overheidspersoneel22,42,52,72,3ja
Centrale Archiefselectiedienst2,93,44,01,0ja
Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten5,03,52,3nee
IT-organisatie39,443,79,1nee
Centrale Financiën Instellingen24,616,416,26,2ja
Rijksarchiefdienst18,414,612,50,3nee
Defensie Telematica Organisatie268,9269,513,5nee
Dienst Gebouwen, Werken en Terreinen54,055,256,2– 2,6nee
Rijksgebouwendienst108,2192,3ja
Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut43,948,244,6– 2,6nee
Rijksdienst voor Radiocommunicatie34,840,443,829,2ja
Senter5,113,110,68,5ja
Plantenziektenkundige Dienst11,48,65,73,6ja
Bureau Heffingen4,47,4– 2,9nee
Laser10,23,7nee
College ter Beoordeling van Geneesmiddelen– 0,8– 0,70,80,2nee
Keuringsdienst van Waren11,2ja
Totaal652,11 119,91 256,6442,7 
Totaal (EUR)295,9508,2570,2200,9 
Aantal agentschappen13192122 

Toelichting op tabel 2.7

Tabel 2.7 geeft de gerealiseerde standen van het eigen vermogen per het einde van het begrotingsjaar weer. Daarbij geldt dat voor het desbetreffende verantwoordingsjaar (2000) het gerealiseerde perioderesultaat nog als onverdeeld resultaat op de balans is opgenomen. Het onverdeelde resultaat maakt per definitie deel uit van het eigen vermogen van het agentschap. Uiteraard kan de daadwerkelijke bestemming van dit onverdeelde resultaat in het jaar volgend op het verantwoordingsjaar (2001) leiden tot een afwijkend realisatiecijfer voor het eigen vermogen per ultimo 2000. Zo kan bijvoorbeeld besloten worden om een deel van het onverdeelde resultaat uit te keren aan het moederministerie.

In 2000 is het eigen vermogen van de agentschappen fors gedaald. Dit is met name veroorzaakt door de conversie van eigen vermogen naar vreemd vermogen. De agentschappen hebben alsnog een vergoeding betaald over het in economische zin overgedragen saldo van bezittingen minus schulden. Deze vergoeding is gefinancierd met de initiële lening (zie tabel 2.6).

Aangegeven is voor welke agentschappen geldt dat het eigen vermogen per 31 december 2000 boven de 5%-norm ligt. In de eerste suppletore begrotingen 2001 wordt aangegeven hoe het eigen vermogen van deze agentschappen zal worden teruggebracht. Indien een agentschap een negatief eigen vermogen heeft, wordt in de eerste suppletore begroting 2001 aangegeven hoe het eigen vermogen tot minimaal nul zal worden verhoogd.

In deze tabel zijn geen cijfers van 1996 opgenomen om dezelfde reden als voor tabel 2.5 geldt. De opzet is om ook hier toe te groeien naar een overzicht met een volledig meerjarenperspectief van de gerealiseerde eigen vermogens (jaar t-4 tot en met jaar t).

Tabel 2.8 Saldi voor consolidatie in kasgegevens; in miljoenen guldens/euro's
Naam AgentschapConsoli-datiesaldo 1998Consoli-datiesaldo 1999Consoli-datiesaldo 2000 BegrotingConsoli-datiesaldo 2000 Realisatie
Centrum tot Bevordering van de Import uit Ontwikkelingslanden– 0,7– 3,3
Immigratie- en Naturalisatiedienst4,618,5– 22,8– 5,8
Dienst Justitiële Inrichtingen– 6,0– 11,621,430,5
Centraal Justitieel Incasso Bureau1,40,12,5
Korps Landelijke Politiediensten– 54,514,121,2– 2,6
Informatie- voorziening Overheidspersoneel5,54,41,7
Centrale Archiefselectiedienst1,30,50,33,1
Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten0,7– 7,91,6
IT-organisatie– 3,5– 19,63,9– 48,6
Centrale Financiën Instellingen7,014,96,4– 17,5
Rijksarchiefdienst– 3,2– 0,6– 5,0– 14,7
Defensie Telematica Organisatie– 13,5– 1,2 – 4,365,8
Dienst Gebouwen, Werken en Terreinen– 2,2– 2,0– 1,23,7
Rijksgebouwendienst331,8482,5729,7
Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut1,18,72,7– 6,6
Rijksdienst voor Radiocommunicatie– 7,84,42,6– 20,4
Senter0,81,9– 0,7– 5,9
Plantenziektenkundige Dienst– 0,13,8– 2,2
Bureau Heffingen8,63,0– 0,91,4
Laser– 15,21,9– 0,8
College ter Beoordeling van Geneesmiddelen1,72,5– 0,5– 3,6
Keuringsdienst van Waren0,8– 10,8
Totaal– 58,1349,8508,3697,2
Totaal (EUR)– 26,4158,7230,7316,40

Toelichting op tabel 2.8

Door middel van een boekhoudkundige bewerking wordt de additionele belasting van het EMU-saldo door de agentschappen ten opzichte van de EMU-belasting door alle begrotingen bepaald. Deze boekhoudkundige bewerking komt er op neer dat, uitgaande van de lasten en de baten van het agentschap en de gerealiseerde (des)investeringen, het saldo van de extra uitgaven van derden minus de ontvangsten van derden van de agentschappen wordt vastgesteld. Een negatief consolidatiesaldo betekent een extra belasting van het EMU-saldo; een positief consolidatiesaldo betekent een ontlasting van het EMU-saldo.

Voor het opstellen van de Miljoenennota 2000 is gebruik gemaakt van bovenstaande berekeningswijze van het consolidatiesaldo. Derhalve is in tabel 2.7 vanaf begrotingsjaar 1998 een consolidatiesaldo berekend. De opzet is om toe te groeien naar een overzicht met een volledig meerjarenperspectief van de gerealiseerde consolidatiesaldi (jaar t-4 tot en met jaar t), aangevuld met de begrote consolidatiesaldi voor het jaar waar de verantwoording betrekking op heeft (jaar t).

Verticale toelichting 2000

I HUIS DER KONINGIN: UITGAVEN2000
STAND MILJOENENNOTA 2000 (excl. IS)14,3
  
Mee- en tegenvallers 
  
Rijksbegroting in enge zin 
diversen– 0,3
 – 0,3
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2000– 0,3
Stand Slotwet 2000 (excl. IS)14,0
Stand Slotwet 2000 (excl. IS) (EUR)6,4
  
Totaal Internationale samenwerking 
Stand Slotwet 2000 (incl. IS)14,0
Stand Slotwet 2000 (incl. IS) (EUR)6,4
II HOGE COLLEGES VAN STAAT EN KABINET DER KONINGIN: UITGAVEN2000
STAND MILJOENENNOTA 2000 (excl. IS)319,1
  
Mee- en tegenvallers 
  
Rijksbegroting in enge zin 
diversen– 8,9
 – 8,9
  
Beleidsmatige mutaties 
  
Rijksbegroting in enge zin 
diversen18,2
 18,2
  
Technische mutaties 
  
Rijksbegroting in enge zin 
diversen11,5
 11,5
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 200020,5
Stand Slotwet 2000 (excl. IS)339,6
Stand Slotwet 2000 (excl. IS) (EUR)154,1
  
Totaal Internationale samenwerking 
Stand Slotwet 2000 (incl. IS)339,6
Stand Slotwet 2000 (incl. IS) (EUR)154,1
II HOGE COLLEGES VAN STAAT EN KABINET DER KONINGIN: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN2000
STAND MILJOENENNOTA 2000 (excl. IS)7,2
  
Mee- en tegenvallers 
  
Rijksbegroting in enge zin 
diversen2,3
 2,3
  
Beleidsmatige mutaties 
  
Rijksbegroting in enge zin 
diversen– 0,2
 – 0,2
  
Technische mutaties 
  
Rijksbegroting in enge zin 
diversen1,5
 1,5
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 20003,6
Stand Slotwet 2000 (excl. IS)10,9
Stand Slotwet 2000 (excl. IS) (EUR)4,9
  
Totaal Internationale samenwerking 
Stand Slotwet 2000 (incl. IS)10,9
Stand Slotwet 2000 (incl. IS) (EUR)4,9
III ALGEMENE ZAKEN: UITGAVEN2000
STAND MILJOENENNOTA 2000 (excl. IS)61,7
  
Beleidsmatige mutaties 
  
Rijksbegroting in enge zin 
diversen9,2
 9,2
  
Technische mutaties 
  
Rijksbegroting in enge zin 
diversen3,8
 3,8
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 200013,1
Stand Slotwet 2000 (excl. IS)74,8
Stand Slotwet 2000 (excl. IS) (EUR)34,0
  
Totaal Internationale samenwerking29,6
Stand Slotwet 2000 (incl. IS)104,4
Stand Slotwet 2000 (incl. IS) (EUR)47,4
III ALGEMENE ZAKEN: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN2000
STAND MILJOENENNOTA 2000 (excl. IS)6,4
  
Beleidsmatige mutaties 
  
Rijksbegroting in enge zin 
diversen4,4
 4,4
  
Technische mutaties 
  
Rijksbegroting in enge zin 
diversen1,6
 1,6
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 20005,9
Stand Slotwet 2000 (excl. IS)12,3
Stand Slotwet 2000 (excl. IS) (EUR)5,6
  
Totaal Internationale samenwerking 
Stand Slotwet 2000 (incl. IS)12,3
Stand Slotwet 2000 (incl. IS) (EUR)5,6
IV KONINKRIJKSRELATIES: UITGAVEN2000
STAND MILJOENENNOTA 2000 (excl. IS)282,3
  
Mee- en tegenvallers 
  
Rijksbegroting in enge zin 
samenwerkingsmiddelen– 29,1
diversen– 4,2
 – 33,3
  
Beleidsmatige mutaties 
  
Rijksbegroting in enge zin 
steun herstelprogramma Nederlandse Antillen223,9
diversen– 1,2
 222,7
  
Technische mutaties 
  
Rijksbegroting in enge zin 
diversen25,5
 25,5
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2000214,9
Stand Slotwet 2000 (excl. IS)497,1
Stand Slotwet 2000 (excl. IS) (EUR)225,6
  
Totaal Internationale samenwerking 
Stand Slotwet 2000 (incl. IS)497,1
Stand Slotwet 2000 (incl. IS) (EUR)225,6
IV KONINKRIJKSRELATIES: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN2000
STAND MILJOENENNOTA 2000 (excl. IS)25,0
  
Mee- en tegenvallers 
  
Rijksbegroting in enge zin 
diversen– 9,0
 – 9,0
  
Technische mutaties 
  
Rijksbegroting in enge zin 
diversen19,3
 19,3
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 200010,3
Stand Slotwet 2000 (excl. IS)35,2
Stand Slotwet 2000 (excl. IS) (EUR)16,0
  
Totaal Internationale samenwerking 
Stand Slotwet 2000 (incl. IS)35,2
Stand Slotwet 2000 (incl. IS) (EUR)16,0

Naar aanleiding van de besprekingen die in september zijn gevoerd tussen het IMF en de Nederlandse Antillen heeft Nederland op advies van het IMF twee maal begrotingssteun verstrekt. Die bestaat deels uit een gift en deels uit een concessionele lening. Dat deel van de begrotingssteun dat samenhing met het uitblijven van een Arubaanse betaling in het kader van de boedelscheiding en schuldvergelijking worden aangehouden op een rekening van de Bank van de Nederlandse Antillen, omdat Aruba inmiddels heeft betaald. Dit deel zal worden meegerekend bij de eventuele financiering van het vervolgprogramma 2001.

Daarnaast heeft Nederland de Antilliaanse bijdrage voor 2000 aan de kustwacht gefinancierd en zijn middelen beschikbaar gesteld voor flankerend sociaal beleid. Deze middelen zijn in 2000 grotendeels niet tot besteding gekomen maar blijven beschikbaar in 2001.

V BUITENLANDSE ZAKEN: UITGAVEN2000
STAND MILJOENENNOTA 2000 (excl. IS)5 048,0
  
Mee- en tegenvallers 
  
Rijksbegroting in enge zin 
BNP-afdrachten– 1 102,0
 – 1 102,0
  
Beleidsmatige mutaties 
  
Rijksbegroting in enge zin 
tijdelijke financiering NIO99,5
 99,5
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2000– 1 002,5
Stand Slotwet 2000 (excl. IS)4 045,5
Stand Slotwet 2000 (excl. IS) (EUR)1 835,8
  
Totaal Internationale samenwerking8 151,4
Stand Slotwet 2000 (incl. IS)12 196,8
Stand Slotwet 2000 (incl. IS) (EUR)5 534,7
V BUITENLANDSE ZAKEN: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN2000
STAND MILJOENENNOTA 2000 (excl. IS)0,0
  
Beleidsmatige mutaties 
  
Rijksbegroting in enge zin 
tijdelijke financiering NIO121,1
 121,1
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2000121,1
Stand Slotwet 2000 (excl. IS)121,1
Stand Slotwet 2000 (excl. IS) (EUR)55,0
  
Totaal Internationale samenwerking155,1
Stand Slotwet 2000 (incl. IS)276,2
Stand Slotwet 2000 (incl. IS) (EUR)125,3

De uitgavenmeevaller in 2000 van de BNP-afdrachten aan de Europese Unie (EU), het Vierde Eigen Middel, wordt grotendeels veroorzaakt door de opwaartse bijstellingen van de afdrachten aan BTW en Invoerrechten. Deze worden op hun beurt verklaard door de economische groei, die hoger is uitgevallen dan was geraamd. Met de hogere BTW- en Invoerrechtenafdrachten is het aandeel van het Vierde Eigen Middel, als«sluitpost», neerwaarts bijgesteld.

De Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden (NIO) verstrekt op verzoek en onder garantie van de Staat leningen aan ontwikkelingslanden. Per 31 december 2000 had de NIO een negatief saldo op de rekening courant bij het ministerie van Financiën van 99,5 miljoen. Dit negatieve saldo wordt als uitgave verantwoord op de begroting van Buitenlandse Zaken. Bij Voorjaarsnota 2001 zal zich een spiegelbeeldige mutatie voordoen. Zo heeft de ontvangstenmutatie betrekking op het aanzuiveren van het negatieve saldo op de rekening-courantfaciliteit uit 1999.

VI JUSTITIE: UITGAVEN2000
STAND MILJOENENNOTA 2000 (excl. IS)9 362,3
  
Mee- en tegenvallers 
  
Rijksbegroting in enge zin 
asiel– 66,3
asiel: alleenstaande minderjarige asielzoekers26,0
centrale opvang asielzoekers50,0
verkeerstoezicht– 35,0
diversen– 33,9
 – 59,2
  
Beleidsmatige mutaties 
  
Rijksbegroting in enge zin 
dienst justitiele inrichtingen– 28,5
migratie regulier46,7
nieuwe vreemdelingenwet34,8
opvang asielzoekers62,0
versnelling Regeerakkoord: veiligheid34,4
versterken openbaar ministerie/rechterlijke macht29,4
diversen147,2
 326,0
  
Technische mutaties 
  
Rijksbegroting in enge zin 
loonbijstelling: uitdeling tranche 2000191,0
overdracht klpd naar bzk– 438,4
prijsbijstelling: uitdeling tranche 200083,9
diversen49,5
 – 114,0
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2000152,7
Stand Slotwet 2000 (excl. IS)9 515,0
Stand Slotwet 2000 (excl. IS) (EUR)4 317,7
  
Totaal Internationale samenwerking4,5
Stand Slotwet 2000 (incl. IS)9 519,4
Stand Slotwet 2000 (incl. IS) (EUR)4 319,7
VI JUSTITIE: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN2000
STAND MILJOENENNOTA 2000 (excl. IS)2 140,6
  
Mee- en tegenvallers 
  
Rijksbegroting in enge zin 
diversen37,5
 37,5
  
Beleidsmatige mutaties 
  
Rijksbegroting in enge zin 
diversen49,7
 49,7
  
Technische mutaties 
  
Rijksbegroting in enge zin 
diversen62,4
  
Niet tot een ijklijn behorend 
overheveling conversiebedrag klpd (naar bzk)– 154,3
diversen– 19,6
 – 111,5
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2000– 24,4
Stand Slotwet 2000 (excl. IS)2 116,2
Stand Slotwet 2000 (excl. IS) (EUR)960,3
  
Totaal Internationale samenwerking 
Stand Slotwet 2000 (incl. IS)2 116,2
Stand Slotwet 2000 (incl. IS) (EUR)960,3

In 2000 zaten meer asielzoekers in de opvang dan verwacht. Belangrijkste reden is dat de uitstroom lager was als gevolg van enerzijds vertragingen bij IND en anderzijds een beleidsmatige aanscherping van het landenbeleid. Ook nam de instroom van alleenstaande minderjarige asielzoekers toe. Verder heeft Justitie in 2000 extra middelen ontvangen voor de uitvoering van de Vreemdelingenwet 2000. Daar staan lagere uitgaven tegenover, door vertragingen bij de invoering hoger beroep asielzaken en de uitbreiding van het aantal Vreemdelingenkamers.

De uitgaven van het openbaar ministerie zijn achter gebleven als gevolg van vertraging in de uitvoering van de regioplannen verkeerstoezicht en de verkeershandhaving op het gebied van snelheid.

De mutatie bij de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) is noodzakelijk geweest voor de uitvoering van het Masterplan DJI. Hierin zijn in onderlinge samenhang de invulling van de taakstelling en de intensivering uit het Regeerakkoord en de prognoses van de sanctiecapaciteit verwerkt.

VII BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES: UITGAVEN2000
STAND MILJOENENNOTA 2000 (excl. IS)7 528,5
  
Mee- en tegenvallers 
  
Rijksbegroting in enge zin 
asiel: vvtv66,0
waterschade september/oktober 199831,0
diversen– 76,4
 20,6
  
Beleidsmatige mutaties 
  
Rijksbegroting in enge zin 
ek voetbal30,9
inburgering oudkomers45,0
ruimen explosieven35,0
veiligheid150,0
vuurwerkramp enschede303,0
diversen15,5
 579,4
  
Technische mutaties 
  
Rijksbegroting in enge zin 
loonbijstelling: uitdeling tranche 2000157,3
overdracht klpd van justitie438,4
overdracht spoorwegpolitie van v&w55,0
prijsbijstelling: uitdeling tranche 200053,0
voorfinanciering ww/zw– 90,0
diversen224,7
 838,4
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 20001 437,9
Stand Slotwet 2000 (excl. IS)8 966,4
Stand Slotwet 2000 (excl. IS) (EUR)4 068,8
  
Totaal Internationale samenwerking0,5
Stand Slotwet 2000 (incl. IS)8 966,9
Stand Slotwet 2000 (incl. IS) (EUR)4 069,0
VII BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN2000
STAND MILJOENENNOTA 2000 (excl. IS)683,1
  
Mee- en tegenvallers 
  
Rijksbegroting in enge zin 
diversen35,9
 35,9
  
Beleidsmatige mutaties 
  
Rijksbegroting in enge zin 
diversen– 16,8
 – 16,8
  
Technische mutaties 
  
Rijksbegroting in enge zin 
voorfinanciering ww/zw– 90,0
diversen103,1
Niet tot een ijklijn behorend 
overheveling conversie bedrag klpd (van justitie)154,3
vervreemding 2e tranche roccade657,3
diversen5,6
 830,3
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2000849,1
Stand Slotwet 2000 (excl. IS)1 532,2
Stand Slotwet 2000 (excl. IS) (EUR)695,3
  
Totaal Internationale samenwerking 
Stand Slotwet 2000 (incl. IS)1 532,2
Stand Slotwet 2000 (incl. IS) (EUR)695,3

Op het asielterrein is het landenbeleid aangescherpt. Dat betekent dat minder mensen uiteindelijk in Nederland mogen blijven. Veel personen met een voorlopige vergunning tot verblijf (VVTV) krijgen geen permanente verblijfsvergunning, gaan daartegen in beroep en blijven gedurende de procedure op de Zorgwet/VVTV aangewezen. Dit leidde tot een groter beroep op de Zorgwet.

Tijdens het EK 2000 was er voor extra politie-inzet en voor flankerende maatregelen om het evenement goed te laten verlopen additioneel 31 miljoen uitgetrokken.

Naar aanleiding van een motie bij de Algemene Politieke Beschouwingen zijn er, in het kader van de versterking sociale cohesie, extra middelen ter beschikking gesteld voor taallessen voor oudkomers. In het kader van een versnelling van voorgenomen beleid inzake veiligheid uit het Regeerakkoord is er eerder gestart met het inlopen van achterstanden bij de politie op het terrein van informatie- en communicatietechnologie. Daarnaast zijn er middelen uitgetrokken voor o.a. vernieuwing van het politie-onderwijs en het versneld oplossen van financiële knelpunten bij de politieregio's. Het kabinet heeft besloten middelen aan Enschede ter beschikking te stellen als werkkapitaal in de kosten wederopbouw van de getroffen wijk en heeft de kosten vergoed die door vakdepartementen en de gemeente Enschede zijn gemaakt als direct gevolg van de ramp.

VIII ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN: UITGAVEN2000
STAND MILJOENENNOTA 2000 (excl. IS)43 142,2
  
Mee- en tegenvallers 
  
Rijksbegroting in enge zin 
cao– 42,9
centraal beheerde middelen– 61,4
gemiddelde personeelslasten– 26,4
ib-groep60,0
ict– 56,7
impulsberoepsopleidingen– 36,0
kasrealisatie29,8
leerlingen-/studentenaantallen71,3
studiefinanciering– 116,4
diversen– 247,5
 – 426,2
  
Beleidsmatige mutaties 
  
Rijksbegroting in enge zin 
achterstandsscholen30,0
onderwijskansen/vroegschoolse opvang50,0
zorgbudget50,0
leermiddelen/inventaris300,0
onderhoud36,0
arbeidsmarktknelpunten hoger onderwijs50,0
cao185,0
zij – instromers beroepsonderwijs25,0
bekostiging universiteiten25,0
schoolspecifieke budgetten– 41,0
kennisnet bve65,0
versnelling Regeerakkoord: ict/wts175,0
amendementen Tweede Kamer172,0
moties Tweede Kamer618,0
impuls beroepsopleidingen75,0
monumenten/rijksmuseum140,0
vervangingsfonds50,0
wetenschapsbudget52,0
betaling ov-bedrijven457,0
centraal beheerde middelen28,8
diversen217,1
 2 759,9
  
Technische mutaties 
  
Rijksbegroting in enge zin 
ict in het onderwijs130,0
loonbijstelling: uitdeling tranche 2000894,5
media reclame-ontvangsten82,0
prijsbijstelling201,9
diversen45,0
  
Niet tot een ijklijn behorend 
indexering studiefinanciering65,8
rentedragende leningen60,0
diversen– 23,3
 1 455,9
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 20003 790,1
Stand Slotwet 2000 (excl. IS)46 932,3
Stand Slotwet 2000 (excl. IS) (EUR)21 297,0
  
Totaal Internationale samenwerking111,0
Stand Slotwet 2000 (incl. IS)47 043,3
Stand Slotwet 2000 (incl. IS) (EUR)21 347,3
VIII ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN2000
STAND MILJOENENNOTA 2000 (excl. IS)2 288,7
  
Mee- en tegenvallers 
  
Rijksbegroting in enge zin 
diversen30,2
 30,2
  
Beleidsmatige mutaties 
  
Rijksbegroting in enge zin 
diversen9,5
 9,5
  
Technische mutaties 
  
Rijksbegroting in enge zin 
media reclame-ontvangsten85,0
diversen117,6
  
Niet tot een ijklijn behorend 
diversen– 5,6
 197,0
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2000236,9
Stand Slotwet 2000 (excl. IS)2 525,6
Stand Slotwet 2000 (excl. IS) (EUR)1 146,0
  
Totaal Internationale samenwerking 
Stand Slotwet 2000 (incl. IS)2 525,6
Stand Slotwet 2000 (incl. IS) (EUR)1 146,0

Op de begroting van OCW heeft zich in 2000 per saldo een meevaller voorgedaan van ruim 400 miljoen. De gerealiseerde uitgaven voor studiefinanciering (aanvullende beurs) en voor de tegemoetkoming studiekosten zijn lager uitgevallen dan werd geraamd. Hogere leerlingen- en studentenaantallen in vooral het hoger en middelbaar beroepsonderwijs en het wetenschappelijk onderwijs hebben daarentegen tot uitgavenverhogingen op de OCW-begroting geleid.

Voor verschillende beleidsclusters zijn in 2000 voor ca 2,7 miljard aan extra middelen aan de OCW-begroting toegevoegd. Dit betreft o.a. de beleidsterreinen onderwijsachterstandenbeleid, leermiddelen, arbeidsmarktknelpunten en ict in het onderwijs. Navolgend wordt ingegaan op de intensiveringen op deze beleidsterreinen.

Op het terrein van het onderwijsachterstandenbeleid zijn extra middelen beschikbaar gesteld voor drie beleidsdoelen. Ten eerste zijn middelen toegevoegd voor de verbetering van de positie van de docent op achterstandsscholen en de kwaliteit van het onderwijs. Ten tweede is de begroting opgehoogd voor het onderwijskansenplan en voor voor- en vroegschoolse opvang van allochtone kinderen met een taalachterstand. En ten derde wordt geïntensiveerd in de versterking van de zorgcomponent in het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (VMBO), de aanpak van wachtlijsten in het speciaal onderwijs en de leerlinggebonden financiering van zorgleerlingen in het primair onderwijs.

Tevens zijn in 2000 extra middelen beschikbaar gesteld voor vernieuwing van leermiddelen en inventaris en uitvoering van achterstallig onderhoud in het voorgezet onderwijs.

Veel van de extra middelen die in 2000 beschikbaar zijn gesteld voor arbeidsmarktknelpunten vloeien voort uit de CAO die voor het primair en voortgezet onderwijs en de bve-sector is afgesloten voor de periode 2000–2002. Deze middelen hebben o.a. betrekking op de aanpak van ziekteverzuim, voor de verbetering van de positie van directeuren in het primair onderwijs, voor functiedifferentiatie en voor kinderopvang. Ook voor arbeidsmarktknelpunten in het hoger onderwijs (o.a. Aio's) en voor het aantrekken van zij-instromers in het beroepsonderwijs zijn de uitgaven verhoogd.

De intensivering uit het Regeerakkoord voor ICT en voor de tegemoetkoming in de studiekosten zijn versneld ter beschikking gekomen. Een reservering van 25 miljoen voor ICT in het hoger onderwijs is niet tot besteding gekomen. Dit bedrag is in 2000 toegevoegd aan het budget van de universiteiten en in 2001 worden deze middelen weer teruggestort t.b.v. ICT. Ook andere ICT-middelen zijn in 2000 niet volledig tot besteding gekomen. De toekenning aan projecten is verschoven naar 2001.

In het voorjaar zijn extra middelen beschikbaar gekomen (o.a. amendement Hamer/Lambrechts) voor het invoeringstraject VMBO. Een deel van die middelen kon in 2000 niet meer op een verantwoorde wijze kon worden ingezet en is vervolgens ingezet om de Regeerakkoordmiddelen voor achterstallig onderhoud in het voortgezet onderwijs versneld aan te wenden. De hierdoor in 2001 vrijvallende middelen zullen vervolgens weer worden ingezet voor het invoeringstraject VMBO.

De groei in de markt voor reclame bij TV en radio leidde tot extra STER-ontvangsten. De omroepuitgaven konden hierdoor evenredig worden verhoogd. Een verhoging van de niet relevante uitgaven werd veroorzaakt door een groter aantal en een hogere gemiddelde omvang van rentedragende leningen bij studiefinanciering. De verkoop van het Nederlands Omroepproductiebedrijf werd uitgesteld; de in 2000 verwachte opbrengst wordt doorgeschoven naar 2001.

IXA NATIONALE SCHULD (TRANSACTIEBASIS): UITGAVEN2000
STAND MILJOENENNOTA 2000 (excl. IS)29 145,0
  
Mee- en tegenvallers 
  
Rijksbegroting in enge zin 
schuldconversie– 59,0
wijziging kapitaalmarktberoep en rente– 531,2
diversen196,5
 – 393,7
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2000– 393,7
Stand Slotwet 2000 (excl. IS)28 751,3
Stand Slotwet 2000 (excl. IS) (EUR)13 046,8
  
Totaal Internationale samenwerking 
Stand Slotwet 2000 (incl. IS)28 751,3
Stand Slotwet 2000 (incl. IS) (EUR)13 046,8
IXA NATIONALE SCHULD (TRANSACTIEBASIS): NIET-BELASTINGONTVANGSTEN2000
STAND MILJOENENNOTA 2000 (excl. IS)412,1
  
Mee- en tegenvallers 
  
Rijksbegroting in enge zin 
rente-ontvangsten413,7
diversen57,1
 470,8
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2000470,8
Stand Slotwet 2000 (excl. IS)882,8
Stand Slotwet 2000 (excl. IS) (EUR)400,6
  
Totaal Internationale samenwerking 
Stand Slotwet 2000 (incl. IS)882,8
Stand Slotwet 2000 (incl. IS) (EUR)400,6

Wijzigingen in de korte en lange rekenrente en het kapitaalmarktberoep van de Staat hebben per saldo geleid tot significant lagere renteuitgaven. Ook de schuldconversie van maart 2000 waarbij kleinere leningen zijn omgezet in grotere, meer liquide leningen heeft geleid tot lagere rentelasten.

Aan de ontvangstenkant is sprake van hogere rente-ontvangsten door uitzettingen op de geldmarkt en het geïntegreerd middelenbeheer.

IXB FINANCIËN: UITGAVEN2000
STAND MILJOENENNOTA 2000 (excl. IS)6 761,5
  
Mee- en tegenvallers 
  
Rijksbegroting in enge zin 
bijzondere financiering– 28,5
exportkredietverzekering– 147,5
diversen14,0
 – 162,0
  
Beleidsmatige mutaties 
  
Rijksbegroting in enge zin 
informatiebeveiliging belastingdienst69,0
joodse tegoeden wo II400,0
regeling bijzondere financiering– 38,2
temporisering projecten– 26,9
uitvoeringskosten fiscale wetten79,7
versterking douane34,0
diversen75,2
 592,8
  
Technische mutaties 
  
Rijksbegroting in enge zin 
betaald rijden50,5
loonbijstelling: uitdeling tranche 2000102,3
diversen89,8
  
Niet tot een ijklijn behorend 
compensatie OC&W omroepbijdragen– 80,0
heffings- en invorderingsrente– 75,7
restituties omroepbijdragen– 90,0
vermogensoverdracht RGD314,2
diversen13,0
 324,1
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2000754,9
Stand Slotwet 2000 (excl. IS)7 516,4
Stand Slotwet 2000 (excl. IS) (EUR)3 410,8
  
Totaal Internationale samenwerking580,2
Stand Slotwet 2000 (incl. IS)8 096,6
Stand Slotwet 2000 (incl. IS) (EUR)3 674,1
IXB FINANCIËN: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN2000
STAND MILJOENENNOTA 2000 (excl. IS)4 683,1
  
Mee- en tegenvallers 
  
Rijksbegroting in enge zin 
achterstallige omroepbijdragen 199938,5
afdracht staatsloterij (afrekening 1999)45,0
dividenden36,6
exportkredietverzekering159,3
inningskosten douane41,0
verkoop landbouwgronden196,7
verkoopopbrengsten domeinen– 37,7
diversen121,4
 600,8
  
Beleidsmatige mutaties 
  
Rijksbegroting in enge zin 
afdracht staatsloterij40,0
afwikkeling balans dienst omroepbijdragen82,9
concessie-opbrengsten benzinestations– 25,0
middelenafspraak defensie55,0
verkoop RGD-panden31,1
verkoopopbrengsten domeinen193,9
diversen58,8
 436,7
  
Technische mutaties 
  
Rijksbegroting in enge zin 
diversen14,5
  
Niet tot een ijklijn behorend 
administratieve boeten54,6
heffings- en invorderingsrente– 178,6
winstuitkering DNB– 206,0
diversen43,7
 – 271,8
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2000765,1
Stand Slotwet 2000 (excl. IS)5 448,2
Stand Slotwet 2000 (excl. IS) (EUR)2 472,3
  
Totaal Internationale samenwerking7,1
Stand Slotwet 2000 (incl. IS)5 455,3
Stand Slotwet 2000 (incl. IS) (EUR)2 475,5

Als gevolg van de aanhoudende gunstige economische en politieke situatie in de wereld is de uitgavenraming van de exportkredietverzekering in 2000 neerwaarts bijgesteld. Daarnaast is ook de ontvangstenraming van de exportkredietverzekering door het goede betalingsgedrag van een aantal grote debiteurenlanden opwaarts bijgesteld. Voor de verbetering van de informatiebeveiliging binnen de Belastingdienst is 69 miljoen extra uitgetrokken. Vanuit de aanvullende post is 400 miljoen beschikbaar gesteld voor de Joodse gemeenschap om finaal recht te doen aan de kritiek op de bejegening van de betrokken vervolgingsslachtoffers in het rechtsherstel en de gevolgen die dat heeft gehad voor hun verder bestaan. In verband met een nadere prioriteitenstelling heeft de Belastingdienst besloten een aantal projecten volgend jaar tot uitvoering te laten komen. Als gevolg van de huidige groei van de goederenstroom en de toename van het aantal niet fiscale douanetaken is 34 miljoen ingezet voor extra inzet van personeel bij de Douane.

In verband met de voorbereidingskosten voor het betaald rijden is een bedrag van 50,5 miljoen overgeboekt van het Infrafonds naar de Belastingdienst. Tot slot is voor het restitueren van de omroepbijdragen aan huishoudens minder geld nodig gebleken dan aanvankelijk geraamd.

Als gevolg van ontvangen achterstallige omroepbijdragen over het jaar 1999 leidde de verkoop van landbouwgronden tot een meevaller als gevolg van een hoger dan verwacht aantal koopverzoeken.

De opheffing van de Dienst Omroepbijdragen is balanstechnisch afgewikkeld en als zodanig verantwoord. Bij de afdrachtenverhoging Staatsloterij is in de eerste plaats is sprake geweest van een meevaller van 45 miljoen omdat een deel van de afdracht over 1999 in 2000 is ontvangen. In de tweede plaats is de afdrachtenraming op grond van realisaties in voorgaande jaren structureel met 40 miljoen verhoogd. Tenslotte viel de slotuitkering van de winstafdracht DNB over 1999 206 miljoen lager uit dan begroot. Deze tegenvaller is voornamelijk veroorzaakt door de gestegen rente, die tot waarderingsverliezen op de obligatieportefeuille heeft geleid.

X DEFENSIE: UITGAVEN2000
STAND MILJOENENNOTA 2000 (excl. IS)13 793,8
  
Mee- en tegenvallers 
  
Rijksbegroting in enge zin 
compensatie dollar/olieproblematiek75,0
diversen– 75,0
 0,0
  
Beleidsmatige mutaties 
  
Rijksbegroting in enge zin 
europees veiligheidsbeleid200,0
investeringsimpuls koninklijke marechaussee40,0
motie dijkstal c.s. (ABP)50,0
motie F-16 squadron45,0
terugstorting agentschapsgelden33,8
uitblijven nieuwe defensie CAO– 276,2
diversen121,7
 214,3
  
Technische mutaties 
  
Rijksbegroting in enge zin 
loonbijstelling: uitdeling tranche 2000254,5
prijsbijstelling: uitdeling tranche 2000128,5
diversen– 22,3
  
Niet tot een ijklijn behorend 
diversen4,1
 364,8
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2000579,3
Stand Slotwet 2000 (excl. IS)14 373,1
Stand Slotwet 2000 (excl. IS) (EUR)6 522,2
  
Totaal Internationale samenwerking457,6
Stand Slotwet 2000 (incl. IS)14 830,7
Stand Slotwet 2000 (incl. IS) (EUR)6 729,9
X DEFENSIE: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN2000
STAND MILJOENENNOTA 2000 (excl. IS)724,1
  
Mee- en tegenvallers 
  
Rijksbegroting in enge zin 
diversen33,7
 33,7
  
Beleidsmatige mutaties 
  
Rijksbegroting in enge zin 
terugstorting agentschapsgelden33,9
diversen73,9
 107,8
  
Technische mutaties 
  
Niet tot een ijklijn behorend 
diversen– 10,8
 – 10,8
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2000130,7
Stand Slotwet 2000 (excl. IS)854,8
Stand Slotwet 2000 (excl. IS) (EUR)387,9
  
Totaal Internationale samenwerking16,1
Stand Slotwet 2000 (incl. IS)870,9
Stand Slotwet 2000 (incl. IS) (EUR)395,2

Als gevolg van de excessieve stijging van de dollarkoers en de olieprijs, en de druk die dit legt op de Defensiebegroting, is in 2000 een bedrag van 75 miljoen aan de begroting toegevoegd.

Het toenemende belang van de totstandkoming van een Europees Veiligheids- en Defensiebeleid (EVDB), vereist een versterking van de Europese militaire capaciteiten. Europa ontbeert voldoende militaire capaciteiten op het gebied van onder meer strategisch lucht- en zeetransport, inlichtingen en commandovoering. Door middel van de aan de Defensiebegroting toegevoegde middelen heeft Nederland op de Capabilities Commitment Conference (CCC) een substantiële bijdrage kunnen leveren aan de versterking van de Europese militaire capaciteiten.

Ten behoeve van extra uitgaven bij de Koninklijke Marechaussee is de Defensiebegroting structureel opgehoogd met ruim 40 miljoen. De extra middelen worden hoofdzakelijk aangewend voor investeringen in ICT, huisvestingskosten voor de Marechaussee, extra personeel en vergroting van de opleidingscapaciteit.

Bij de Algemene Politieke Beschouwingen van 1999 is door de Tweede Kamer een motie aangenomen waarin werd voorgesteld structureel 50 miljoen toe te voegen aan de Defensiebegroting ten behoeve van personeelsbeleid in het kader van vredesoperaties. Dit geld wordt aangewend voor een aantal beleidsintensiveringen op het terrein van personeel, waaronder extra bemiddeling, begeleiding en opleidingen om de uitstroom naar de burgermaatschappij te bevorderen.

Naar aanleiding van een motie die de Tweede Kamer over de Defensienota heeft aangenomen, is bij Voorjaarsnota de voorgenomen afschaffing van een squadron F-16's teruggedraaid. Ter compensatie van het besparingsverlies is structureel 45 miljoen aan de Defensiebegroting toegevoegd.

Bij de totstandkoming van de overeenkomst met het ABP voor de instelling van een kapitaaldekkingsstelsel voor de militaire pensioenen, is een financieringsafspraak gemaakt die inhoudt dat Defensie vanaf 2001 een lening krijgt van Financiën, die vervolgens wordt doorgesluisd naar het ABP. Het ABP kan op deze manier de benodigde vermogensopbouw realiseren. Onder meer door vertraging in het wetgevingstraject doet de behoefte aan de benodigde bedragen zich later voor. De lening bij Financiën is hieraan aangepast.

In het jaar 2000 is het niet meer gelukt om met de bonden van Defensiepersoneel overeenstemming te bereiken over een nieuwe Defensie CAO. De hiervoor gereserveerde middelen blijven middels de eindejaarsmarge beschikbaar in 2001.

XIA VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER: UITGAVEN2000
STAND MILJOENENNOTA 2000 (excl. IS)8 272,4
  
Mee- en tegenvallers 
  
Rijksbegroting in enge zin 
regeling bijdrage huurlasten (vangnetregeling)32,0
diversen– 40,4
 – 8,4
  
Beleidsmatige mutaties 
  
Rijksbegroting in enge zin 
aanvullende bijdrage lelystad30,0
bodemsanering58,4
RGD: bijdrage aankoop gevangenissen en museum149,5
RGD: correctie boekwaarde op openingsbalans81,8
RGD: vertraging huisvestingsprojecten– 31,1
versnelling locatiegebonden subsidies50,0
woonzorgstimuleringsregeling– 29,6
diversen68,4
 377,4
  
Technische mutaties 
  
Rijksbegroting in enge zin 
prijsbijstelling: uitdeling tranche 200060,6
diversen– 40,0
  
Niet tot een ijklijn behorend 
afkoop hoogniveaurenovatiesubsidies150,8
afkoop NWI's– 127,7
diversen11,1
 54,8
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2000422,7
Stand Slotwet 2000 (excl. IS)8 695,1
Stand Slotwet 2000 (excl. IS) (EUR)3 945,7
  
Totaal Internationale samenwerking14,3
Stand Slotwet 2000 (incl. IS)8 709,4
Stand Slotwet 2000 (incl. IS) (EUR)3 952,1
XIA VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN2000
STAND MILJOENENNOTA 2000 (excl. IS)254,6
  
Mee- en tegenvallers 
  
Rijksbegroting in enge zin 
huursubsidie c.a.– 39,2
diversen6,6
 – 32,6
  
Beleidsmatige mutaties 
  
Rijksbegroting in enge zin 
afdracht vermogenssurplus RGD29,6
diversen52,4
 82,0
  
Technische mutaties 
  
Rijksbegroting in enge zin 
diversen22,0
  
Niet tot een ijklijn behorend 
correctie openingsbalans RGD209,9
 231,9
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2000281,4
Stand Slotwet 2000 (excl. IS)536,0
Stand Slotwet 2000 (excl. IS) (EUR)243,2
  
Totaal Internationale samenwerking 
Stand Slotwet 2000 (incl. IS)536,0
Stand Slotwet 2000 (incl. IS) (EUR)243,2

De tegenvaller bij de regeling bijdrage huurlasten is ontstaan doordat niet eerder van de regeling gebruikmakende gemeenten pas in 2000 eindafrekeningen over het tijdvak 1998/1999 bij VROM hebben ingediend en door een hoger gemiddeld bedrag per cliënt. De extra ontvangsten op het terrein van de huursubsidie bestaan onder andere uit terugontvangsten van subsidiegelden en de inning van de verhuurdersbijdrage uit hoofde van de prestatienormering. Bovenop de 9,6 miljoen die in 1999 in het kader van de Lelystadtafel aan Lelystad is toegekend word 30 miljoen toegevoegd voor een drietal projecten die de stedelijke kwaliteit en economische structuur van Lelystad moeten versterken.

Ten aanzien van het bodemsaneringsbeleid zijn er in 2000 meer projecten aangegaan dan geraamd, waardoor de raming met ca. 58 miljoen wordt overschreden.

Op het beleidsterrein Rijkshuisvesting hebben zich in 2000 de volgende ontwikkelingen voorgedaan.

Ten behoeve van de aankoop door de Rijksgebouwendienst (RGD) van een aantal gevangenissen en een museum, die voorheen werden gehuurd, zijn extra middelen beschikbaar gesteld. Voorts is bij de controle van de openingsbalans voor het agentschap RGD per 1 januari 1999 gebleken dat de boekwaarde van een aantal panden te laag was opgenomen. Dit leidt tot aanpassingen van de boekwaarde en daarmee tot hogere gebruiksvergoedingen. Deze zijn voor 1999 en 2000 direct aan de RGD betaald. Daarnaast is het teveel aan eigen vermogen in 2000, dat met name werd veroorzaakt door een positief exploitatieresultaat in 1999, afgeroomd. Ten slotte is een aantal huisvestingsprojecten – waaronder bij de Hoge Colleges van Staat – vertraagd, waarvoor de raming neerwaarts is aangepast. Bij Slotwet 1999 is een generale bijdrage aan de RGD verstrekt ten behoeve van de openingsbalans. Deze bijdrage bleek te hoog te zijn vastgesteld waardoor in 2000 een correctie plaats diende te vinden. De eerdere voorziene stagnering van het aantal te bouwen woningen heeft zich niet voorgedaan. Als gevolg hiervan vond een terugboeking van de in het Regeerakkoord vastgelegde temporisering van de locatiegebonden subsidies plaats. De nieuwe Woon Zorg stimuleringsregeling is later van start gegaan dan werd verondersteld. De onderhandelingen met de niet-winstbeogende instellingen (NWI's) over de afkoop van subsidies verlopen in een aantal gevallen moeilijker dan het projectbureau heeft ingeschat. Met name de «dure» NWI's zijn daardoor nog niet afgekocht, hetgeen tot een onderschrijding van het budget 2000 heeft geleid. Desondanks wordt verwacht dat de gehele afkoopoperatie eind 2002 (conform planning) zal zijn voltooid.

XII VERKEER EN WATERSTAAT: UITGAVEN2000
STAND MILJOENENNOTA 2000 (excl. IS)11 992,4
  
Mee- en tegenvallers 
  
Rijksbegroting in enge zin 
geluidsisolatie schiphol– 35,7
investeringsimpuls stads- en streekvervoer– 41,3
diversen– 3,7
 – 80,7
  
Beleidsmatige mutaties 
  
Rijksbegroting in enge zin 
actualisatie uitgavenritme (Infrafonds)100,0
bijdragen openbaar vervoer– 61,0
FES-bruggetje– 350,0
luchtverkeersleiding nederland88,1
diversen61,5
 – 161,4
  
Technische mutaties 
  
Rijksbegroting in enge zin 
betaald rijden (Infrafonds)– 50,5
loonbijstelling: uitdeling tranche 2000125,3
prijsbijstelling: uitdeling tranche 2000174,4
spoorwegpolitie (Infrafonds)– 55,0
diversen74,8
  
Niet tot een ijklijn behorend 
aandelenstorting westerscheldetunnel (Infrafonds)– 135,0
btw hsl-zuid (Infrafonds)104,0
diversen– 8,2
 229,8
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2000– 12,3
Stand Slotwet 2000 (excl. IS)11 980,1
Stand Slotwet 2000 (excl. IS) (EUR)5 436,3
  
Totaal Internationale samenwerking26,0
Stand Slotwet 2000 (incl. IS)12 006,1
Stand Slotwet 2000 (incl. IS) (EUR)5 448,1
XII VERKEER EN WATERSTAAT: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN2000
STAND MILJOENENNOTA 2000 (excl. IS)1 498,7
  
Mee- en tegenvallers 
  
Rijksbegroting in enge zin 
diversen23,6
 23,6
  
Beleidsmatige mutaties 
  
Rijksbegroting in enge zin 
bodemsanering nederlandse spoorwegen58,1
dividend KPN– 128,0
sloopregeling binnenvaart25,0
diversen21,2
 – 23,7
  
Technische mutaties 
  
Rijksbegroting in enge zin 
diversen13,5
  
Niet tot een ijklijn behorend 
opbrengst UMTS-veilingen5 918,0
diversen10,4
 5 941,9
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 20005 941,9
Stand Slotwet 2000 (excl. IS)7 440,6
Stand Slotwet 2000 (excl. IS) (EUR)3 376,4
  
Totaal Internationale samenwerking 
Stand Slotwet 2000 (incl. IS)7 440,6
Stand Slotwet 2000 (incl. IS) (EUR)3 376,4

De uitvoering van het programma woningenisolatie Schiphol, die uit heffingen wordt gefinancierd, is in 2000 enigszins bij de planning achtergebleven.

In de investeringsimpuls stads- en streekvervoer (De Boer-gelden) zijn de uitgaven achtergebleven bij de raming doordat het aantal en het tempo van de ingediende declaraties beneden de verwachting zijn gebleven. Bij de uitvoering van de begroting van het Infrastructuurfonds heeft een kasritmewijziging plaatsgevonden tussen de jaren 2000 en 2001. Het overschot «Bijdragen Openbaar Vervoer» is voornamelijk veroorzaakt door lagere uitgaven voor infrastructuur in het stads- en streekvervoer (De Boer-gelden) en door het kasmatig niet volledig gebruiken van toegevoegde gelden voor vervoersgroei. De uitgaven voor de vervoersgroei worden wel gedaan, maar worden bekostigd uit lagere uitgaven samenhangende met de verzelfstandiging Gemeentelijk Vervoer Bedrijven. Het bovengenoemde overschot is aangewend voor de afkoop Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL).

Conform het Regeerakkoord is gebruik gemaakt van de mogelijkheid van het zogenaamde FES-bruggetje. Dit betekent dat een deel van de meevallers bij de voeding van het FES is gebruikt om meer van de reeds geplande infrastructuuruitgaven ten laste van het FES te brengen. Daardoor is ruimte ontstaan op de rijksbegroting voor het doen van andere uitgaven.

Voor de voorbereidingskosten die de Belastingdienst maakt in het kader van het betaald rijden is in 2000 via de begroting van V&W een bedrag overgeboekt van het Infrastructuurfonds naar de begroting van Financiën en is in verband met de overheveling van de Spoorwegpolitie naar het Korps Landelijke Politiediensten via de begroting van V&W structureel een bedrag overgeboekt naar de begroting van BZK. Doordat de aankoop van de aandelen NV Westerscheldetunnel in een ander ritme heeft plaatsgevonden dan begroot, is de bijdrage van de begroting van V&W aan het Infrastructuurfonds aangepast. Aangezien voor de HSL-Zuid BTW moet worden afgedragen, vindt hiervoor compensatie plaats uit de aanvullende post Algemeen. Omdat uitgaven en ontvangsten van de HSL-Zuid verantwoord worden op het Infrastructuurfonds, is de bijdrage van de begroting van V&W terzake aan het Infrastructuurfonds aangepast. Aan de Nederlandse Spoorwegen (NS) is in voorgaande jaren een voorschot verstrekt voor de bodemsanering rond stations. Omdat door technische ontwikkelingen de bodemsanering goedkoper uitvalt, is een deel van de voorgeschoten gelden terugontvangen.

Door de omzetting door KPN van een deel van het regulier dividend in stockdividend, zijn de dividendopbrengsten in 2000 lager uitgevallen. Tenslotte leidde de opbrengst van de UMTS-veiling tot een forse ontvangst op de begroting van V&W.

XIII ECONOMISCHE ZAKEN: UITGAVEN2000
STAND MILJOENENNOTA 2000 (excl. IS)3 230,7
  
Mee- en tegenvallers 
  
Rijksbegroting in enge zin 
WIR54,4
diversen1,5
 55,9
  
Beleidsmatige mutaties 
  
Rijksbegroting in enge zin 
bijdrage Koninklijke Schelde Groep52,5
nedcar71,7
technologie, vliegtuigindustrie en energie119,3
vuurwerkramp enschede25,0
diversen49,6
 318,1
  
Technische mutaties 
  
Rijksbegroting in enge zin 
diversen50,8
 50,8
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2000425,6
Stand Slotwet 2000 (excl. IS)3 656,3
Stand Slotwet 2000 (excl. IS) (EUR)1 659,2
  
Totaal Internationale samenwerking506,2
Stand Slotwet 2000 (incl. IS)4 162,5
Stand Slotwet 2000 (incl. IS) (EUR)1 888,9
XIII ECONOMISCHE ZAKEN: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN2000
STAND MILJOENENNOTA 2000 (excl. IS)3 720,1
  
Mee- en tegenvallers 
  
Rijksbegroting in enge zin 
diversen– 6,0
 – 6,0
  
Beleidsmatige mutaties 
  
Rijksbegroting in enge zin 
nedcar38,5
vervroegde aflossing kunstvezel45,0
diversen– 26,2
 57,3
  
Technische mutaties 
  
Rijksbegroting in enge zin 
diversen11,6
  
Niet tot een ijklijn behorend 
aardgasbaten936,0
diversen22,9
 970,5
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 20001 021,8
Stand Slotwet 2000 (excl. IS)4 741,9
Stand Slotwet 2000 (excl. IS) (EUR)2 151,8
  
Totaal Internationale samenwerking16,0
Stand Slotwet 2000 (incl. IS)4 757,9
Stand Slotwet 2000 (incl. IS) (EUR)2 159,0

Bij de WIR is in 2000 sprake geweest van een tegenvaller als gevolg van een aantal omvangrijke verrekeningen van nog resterende WIR-premies door enkele grote ondernemingen. Vanaf 2001 zal de afwikkeling van de WIR niet meer via afzonderlijke begrotingsposten op de EZ-begroting worden verantwoord. Net als andere belastinguitgaven zal de WIR worden verantwoord in een bijlage bij de Miljoenennota.

De Staat heeft in 2000 een akkoord bereikt over de overname van de Koninklijke Schelde Groep. Zowel Defensie, de provincie Zeeland als Economische Zaken dragen financieel bij aan de overname.

Bij het technologiebeleid is sprake van een snellere ontwikkeling van de EU-programma's Halfgeleidertechnologie en Software-Platforms waardoor de reeds voorziene middelen voor 2001 en verder reeds in 2000 tot besteding zijn gekomen. Ook verloopt de uitvoering van het Joint Strike Fighter-programma sneller dan geraamd en is een versnelde uitbetaling aan de Hoge Flux Reactor noodzakelijk als gevolg van de in de Europese Unie gemaakte afspraken.

Door de overnames van Mitsubishi door Daimler-Chrysler en Volvo door Ford zijn de concept-overeenkomsten tussen EZ, NedCar en Volvo opnieuw bezien. De raming is hersteld naar de situatie van vóór de concept-overeenkomsten. Voor 2000 betekende dit een per saldo meevaller van 33,2 miljoen (saldo lagere uitgaven en hogere ontvangsten).

De financiële hulpverlening aan ondernemers als gevolg van de vuurwerkramp in Enschede is uitgewerkt in een zogenaamde continuïteitsregeling, waarvoor EZ verantwoordelijk is. Deze regeling voorziet, voor zover de continuïteit van een ondernemer in gevaar is, in een tegemoetkoming in de on(der)verzekerde materiële schade en indien nodig de bedrijfsschade.

Bij de niet-belastingontvangsten zijn de aardgasbaten opwaarts bijgesteld als gevolg van een hogere dollarkoers en een hogere olieprijs.

XIV LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ: UITGAVEN2000
STAND MILJOENENNOTA 2000 (excl. IS)3 858,6
  
Mee- en tegenvallers 
  
Rijksbegroting in enge zin 
aansluiting realisatie41,2
compensatie glastuinbouw70,0
visserij29,7
diversen– 33,2
 107,7
  
Beleidsmatige mutaties 
  
Rijksbegroting in enge zin 
ecologische hoofdstructuur279,0
innovatiefonds40,0
inrichting/verdroging25,0
integrale aanpak mestproblematiek480,0
nota Natuur voor Mensen50,0
storting diergezondheidsfonds ivm BSE350,0
diversen77,5
 1 301,5
  
Technische mutaties 
  
Rijksbegroting in enge zin 
loon- en prijsbijstelling99,6
diversen98,2
  
Niet tot een ijklijn behorend 
diversen1,4
 199,2
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 20001 608,1
Stand Slotwet 2000 (excl. IS)5 466,7
Stand Slotwet 2000 (excl. IS) (EUR)2 480,7
  
Totaal Internationale samenwerking50,4
Stand Slotwet 2000 (incl. IS)5 517,0
Stand Slotwet 2000 (incl. IS) (EUR)2 503,5
XIV LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN2000
STAND MILJOENENNOTA 2000 (excl. IS)740,2
  
Mee- en tegenvallers 
  
Rijksbegroting in enge zin 
aansluiting realisatie30,0
diversen– 11,1
 18,9
  
Beleidsmatige mutaties 
  
Rijksbegroting in enge zin 
corr. vervallen varkensheffing+ 44,0
diversen– 2,1
 41,9
  
Technische mutaties 
  
Rijksbegroting in enge zin 
diversen39,3
  
Niet tot een ijklijn behorend 
diversen– 56,5
 – 17,2
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 200043,6
Stand Slotwet 2000 (excl. IS)783,8
Stand Slotwet 2000 (excl. IS) (EUR)355,7
  
Totaal Internationale samenwerking0,0
Stand Slotwet 2000 (incl. IS)783,8
Stand Slotwet 2000 (incl. IS) (EUR)355,7

De glastuinbouw en de visserij zijn gecompenseerd voor hogere brandstofprijzen. Als onderdeel van de compensatie van de visserijsector zijn tevens middelen beschikbaar gesteld voor het treffen van maatregelen in het kader van de noodzakelijke duurzame herstructurering. Daarnaast heeft het kabinet ten behoeve van de compensatie voor gestegen grondprijzen en de versnelling van de aankoop van gronden voor natuurgebieden in het kader van de Ecologische Hoofdstructuur 279 miljoen beschikbaar gesteld.

Voor het op te richten innovatiefonds, dat zowel door het bedrijfsleven als de overheid zal worden gevoed, heeft het kabinet 40 miljoen uitgetrokken. Tevens is 25 miljoen extra beschikbaar gesteld voor landinrichting en bestrijding van verdroging. Ten behoeve van de integrale aanpak van de mestproblematiek heeft het kabinet 480 miljoen extra beschikbaar gesteld op de LNV-begroting in 2000. Van deze extra gelden is 150 miljoen door intertemporele compensatie op het budget voor de reconstructie gerealiseerd. De gelden zijn en worden hoofdzakelijk ingezet voor de regeling «Beëindiging Veehouderijtakken.»

Daarnaast heeft het kabinet zijn ambities voor de toekomst van natuur en landschap een extra impuls gegeven. In de nota «Natuur voor mensen, mensen voor natuur» is dit beleid uitgewerkt. Voor het versterken van de Ecologische Hoofdstructuur, het ontwikkelen van robuuste verbindingszones en het verhogen van de landschappelijke kwaliteit is in 2000 een bedrag van 50 miljoen vrijgemaakt. Voor de uitvoering van de maatregelen samenhangende met de BSE-crisis is eenmalig een bedrag uitgetrokken van 350 miljoen. Dit bedrag is gestort in het Diergezondheidsfonds. De Nederlandse overheidsbijdrage in o.a. de kosten van testen en het vernietigen van de bestaande voorraad diermeel is aflopend van aard.

XV SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID: UITGAVEN2000
STAND MILJOENENNOTA 2000 (excl. IS)33 271,4
  
Mee- en tegenvallers 
  
Rijksbegroting in enge zin 
diversen– 51,1
  
Sociale zekerheid 
algemene bijstandswet– 433
Arbeidsmarktmaatregelen– 461
WAJONG105
samenwerking werk en inkomen– 47,3
Diversen61,1
 – 826,3
  
Beleidsmatige mutaties 
  
Rijksbegroting in enge zin 
diversen30,5
  
Sociale zekerheid 
AKW125,0
Kinderopvang31,0
Arbvo425
diversen96,9
 708,4
  
Technische mutaties 
  
Rijksbegroting in enge zin 
diversen33,4
  
Sociale zekerheid 
loonbijstelling:uitdeling tranche 2000273,9
diversen– 24,2
  
Niet tot een ijklijn behorend 
diversen11
 294
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2000176,3
Stand Slotwet 2000 (excl. IS)33 447,7
Stand Slotwet 2000 (excl. IS) (EUR)15 177,9
  
Totaal Internationale samenwerking1,5
Stand Slotwet 2000 (incl. IS)33 449,2
Stand Slotwet 2000 (incl. IS) (EUR)15 178,6
XV SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN2000
STAND MILJOENENNOTA 2000 (excl. IS)776,8
  
Mee- en tegenvallers 
  
Rijksbegroting in enge zin 
diversen0,9
  
Sociale zekerheid 
anticumulatie57,5
ontvangsten arbeidsmarkt153,8
ontvangsten bijstand367,4
diversen36,1
 615,7
  
Beleidsmatige mutaties 
  
Sociale zekerheid 
ESF-gelden350,0
diversen– 0,3
 349,7
  
Technische mutaties 
  
Rijksbegroting in enge zin 
diversen0,6
  
Sociale zekerheid 
diversen289,6
  
Niet tot een ijklijn behorend 
diversen– 305,6
 – 15,4
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2000949,8
Stand Slotwet 2000 (excl. IS)1 726,6
Stand Slotwet 2000 (excl. IS) (EUR)783,5
  
Totaal Internationale samenwerking 
Stand Slotwet 2000 (incl. IS)1 726,6
Stand Slotwet 2000 (incl. IS) (EUR)783,5

De SZW-begroting laat in 2000 meevallers zien van ruim 0,8 miljard. Deze meevaller komt grotendeels op het conto van de meevallende volume-ontwikkelingen in de Sociale Zekerheid. Deze worden veroorzaakt door de gunstige werkloosheidsontwikkelingen in 2000. Als gevolg hiervan valt met name het volume van de bijstandsuitkeringen mee. De gunstige werkloosheidsontwikkeling werkt ook door in een lager aantal vervulde WIW-dienstbetrekkingen en I/D-banen waardoor meevallers optreden op de arbeidsmarktregelingen. Daarnaast is er een tegenvaller (zowel prijs als volume) bij de WAJONG.

Het budget voor Samenwerking Werk en Inkomen is in 2000 niet volledig besteed aangezien een deel van de verwachte declaraties voor de transformatie van arbeidsvoorziening zijn uitgebleven en diverse andere projecten nog niet tot betaling zijn gekomen.

Daarnaast heeft het kabinet besloten tot een beleidsintensivering op de SZW-begroting van 0,7 miljard in 2000. Zo is in navolging van de Algemene Politieke Beschouwingen toegezegd om de basisbedragen in de kinderbijslag (AKW) te verhogen met gemiddeld f 50,– per jaar.

Voorts wordt de kinderopvang voor alleenstaande ouders in de bijstand uitgebreid.

Met het oog op de liquiditeitsproblemen die uit hoofde van het nieuwe ESF-programma ontstaan, wordt 425 miljoen aan de Arbeidsvoorzieningsorganisatie/ESF-Nederland voorgefinancierd. Van deze 425 miljoen is 125 miljoen bestemd voor de liquiditeitsbehoefte die is ontstaan door een late opstart van het nieuwe programma in 2000. Verwacht wordt dat deze late opstart in 2001 kan worden ingelopen. De overige 300 miljoen (bestemd om het tijdsverschil tussen de voorfinanciering van de projecten en de betaling door de Europese Commissie op te vangen) zullen aan het eind van de looptijd van het ESF-programma (2006/2007) op de begroting van SZW worden terugontvangen. Per saldo heeft de aanpassing geen effect op de netto-uitgaven.

In de arbeidsongeschiktheidswetten gelden anticumulatiebepalingen indien uitkeringsgerechtigden in WSW-verband werkzaam zijn en uit hoofde daarvan, naast hun uitkering, loon ontvangen. Realisatiegegevens geven aanleiding deze raming van anticumulatiebaten te verhogen.

De hogere ontvangsten arbeidsmarkt betreffen restituties van teveel bevoorschotte middelen voor gemeentelijke arbeidsmarktregelingen.

De hogere ontvangsten bijstand hebben een tweeledig karakter. In de eerste plaats hangen deze ontvangsten samen met de bijstandsuitgaven: door een wijziging in de bevoorschottingssystematiek dient de boeking van ontvangsten en uitgaven afzonderlijk te geschieden. Per saldo heeft de aanpassing geen effect op de netto-uitgaven. In de tweede plaats betreft het restituties van teveel bevoorschotte bijstandsmiddelen. Tevens vallen de ontvangsten van ESF-middelen in 2000 hoger uit. Het betreft een terugbetaling door de arbeidsvoorziening van een in 1999 verleend voorschot.

XVI VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT: UITGAVEN2000
STAND MILJOENENNOTA 2000 (excl. IS)11 095,3
  
Mee- en tegenvallers 
  
Rijksbegroting in enge zin 
sportbeleid– 25,2
diversen– 36,7
  
Zorg 
indicatiestelling– 34,1
RIVM30,4
volksgezondheidsbeleid– 74,8
diversen9,9
 – 130,5
  
Beleidsmatige mutaties 
  
Rijksbegroting in enge zin 
kinderopvang30,0
motie 23 impuls topsport40,0
rechtsherstel roma/sinta30,0
diversen65,8
  
Zorg 
arbeidsmarktknelpunten65,0
beheerskosten indicatiestelling35,0
moties APB67,0
jeugdgezondheidszorg en openbare gezondheidszorg50,0
diversen55,0
 437,8
  
Technische mutaties 
  
Rijksbegroting in enge zin 
loonbijstelling: uitdeling tranche 200068,7
diversen96,0
  
Zorg 
diversen239,6
  
Niet tot een ijklijn behorend 
loonbijstelling: uitdeling tranche 2000185,3
diversen50,6
 640,2
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2000947,3
Stand Slotwet 2000 (excl. IS)12 042,6
Stand Slotwet 2000 (excl. IS) (EUR)5 464,7
  
Totaal Internationale samenwerking1,8
Stand Slotwet 2000 (incl. IS)12 044,3
Stand Slotwet 2000 (incl. IS) (EUR)5 465,5
XVI VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN2000
STAND MILJOENENNOTA 2000 (excl. IS)317,1
  
Mee- en tegenvallers 
  
Rijksbegroting in enge zin 
diversen6,1
  
Zorg 
verzorgingshuizen193,1
diversen– 2,2
 197,0
  
Beleidsmatige mutaties 
  
Rijksbegroting in enge zin 
diversen– 24,7
 – 24,7
  
Technische mutaties 
  
Rijksbegroting in enge zin 
diversen13,1
  
Zorg 
zorgbanen52,8
diversen32,0
  
Niet tot een ijklijn behorend 
diversen– 8,2
 89,7
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2000261,7
Stand Slotwet 2000 (excl. IS)578,8
Stand Slotwet 2000 (excl. IS) (EUR)262,6
  
Totaal Internationale samenwerking 
Stand Slotwet 2000 (incl. IS)578,8
Stand Slotwet 2000 (incl. IS) (EUR)262,6

De lagere uitgaven in het kader van het sportbeleid zijn deels toe te schrijven aan een lagere compensatie van de ECO-tax. Het aantal sportverenigingen dat hiervoor in 2000 een aanvraag indiende was aanzienlijk lager dan gepland. Voorts zijn de middelen voor digitalisering sport die bij de Najaarsnota beschikbaar zijn gesteld, niet meer in 2000 tot besteding gekomen doordat de feitelijke implementatie pas in 2001 mogelijk is. De onderuitputting op het zorgdeel van de begroting wordt grotendeels veroorzaakt door de vrijval van de gelden ter verbetering van het functioneren van de indicatieorganen. Deze middelen zullen in 2001 alsnog tot besteding komen. De tegenvaller bij het RIVM wordt voornamelijk veroorzaakt door een naheffing BTW door de Belastingdienst. De onderuitputting bij het Volksgezondheidsbeleid wordt hoofdzakelijk veroorzaakt doordat Zorg Onderzoek Nederland (ZON) vanwege vertragingen bij de uitvoering van diverse projecten op dit moment een liquiditeitsoverschot heeft. Op grond hiervan is de bevoorschotting aan ZON opgeschort.

Kinderopvang krijgt op de begroting van VWS een beleidsimpuls. De capaciteit voor kinderopvang wordt uitgebreid. Daarmee geeft het kabinet gehoor aan de motie De Graaf (APB) en versnelt zij de bij Regeerakkoord hiervoor beschikbaar gestelde middelen. De extra middelen worden voor een deel toegevoegd aan de regeling uitbreiding kinderopvang en buitenschoolse opvang. Door het naar voren halen van de middelen wordt verder verwacht dat gemeenten de gewenste uitbreiding sneller kunnen realiseren. Het kabinet heeft 20 miljoen in het sportfonds gestort ten behoeve van topsporters. Daarnaast is 10 miljoen extra uitgetrokken voor uitbreiding van accommodatie van nationaal zwembad de Tongelreep. Voorts is ter ondersteuning van ICT in de breedtesport 10 miljoen geïnvesteerd in project Sport Digitaal. De regering heeft besloten gelden ter beschikking te stellen aan de Joodse, Indische en Roma en Sinti gemeenschap ter compensatie van geconstateerde tekortkomingen in het naoorlogs rechtsherstel. Vanuit de aanvullende post is 30 miljoen beschikbaar gesteld voor de Roma en Sinti om finaal recht te doen aan de kritiek op de bejegening van de betrokken vervolgingsslachtoffers in het rechtsherstel en de gevolgen die dat heeft gehad voor hun verder bestaan.

Daarnaast wordt vanaf 2000 extra geïntensiveerd in het arbeidsmarktbeleid. De toegevoegde middelen worden deels ingezet voor het terugdringen van het ziekteverzuim in de zorgsector en deels voor scholing, kinderopvang en stage- en praktijkbegeleiding. In de jaarplannen arbeidsmarktbeleid wordt naast de verdeling van de middelen eveneens vastgelegd welke prestaties de sector hiervoor zal leveren. Er wordt eveneens geïntensiveerd in de beheerskosten voor de indicatiestelling AWBZ. Hiervoor is in 2000 35 miljoen en daarna structureel 20 miljoen beschikbaar. Deze middelen zullen over gemeenten worden verdeeld, waarbij gedacht wordt aan een stimuleringsregeling naar analogie van de AMW en de Kinderopvang.

Voorts is op basis van een (bij de Algemene Politieke Beschouwing 1999 ingediende) motie 40 miljoen aan de VWS-begroting toegevoegd voor de versterking van de 1e lijns geestelijke zorg. Hiervan is 25 miljoen bestemd voor de uitbreiding van de capaciteit van het algemeen maatschappelijk werk. Daarmee wordt beoogd om het budget op basis van inwonertal over alle gemeenten te verdelen, waardoor zij een stap in de goede richting kunnen zetten. Eveneens naar aanleiding van een motie uit de Algemene Politieke Beschouwingen is in 1999 50 miljoen beschikbaar gesteld voor de bestrijding van wachtlijsten in de cure. Van deze 50 miljoen is 8 miljoen in 1999 tot besteding gekomen. Het restant van 42 miljoen is meegenomen naar het jaar 2000. In 2000 vindt verder een eenmalige impuls in de openbare gezondheidszorg plaats van 50 miljoen. Deze middelen zijn via een fonds beschikbaar gesteld aan projecten van gemeenten en GGD-en.

De terugontvangst verzorgingshuizen van 193,1 miljoen als gevolg van de Tijdelijke Overgangswet Verzorgingshuizen wordt voor 113,1 miljoen ingezet voor het oplossen van de wachtlijsten in de verpleging en verzorging. Het overige deel wordt voornamelijk ingezet voor nog resterende verplichtingen in het kader van de overgangswet. Daarnaast is de realisatie van de extra zorgbanen (I/D banen) lager dan voorzien, wat heeft geleid tot een terugontvangst.

INTERNATIONALE SAMENWERKING: UITGAVEN2000
STAND MILJOENENNOTA 20009 357,2
  
Mee- en tegenvallers 
  
Rijksbegroting in enge zin 
macro-raming BNP400,4
diversen– 0,6
 399,8
  
Beleidsmatige mutaties 
  
Rijksbegroting in enge zin 
bedrijfslevenprogramma– 190,2
een poliovrije wereld108,2
extra bijdrage aan UNFPA101,4
extra bijdrage aan UNHCR en UNRWA44,5
hulp aan suriname– 48,8
international development association107,2
landenprogramma's76,9
medefinancieringsprogramma75,7
milieubeleid54,8
noodhulp– 122,3
ontmijningsfonds30,0
rentesubsidies– 25,5
sociale ontwikkeling91,0
speciale multilaterale activiteiten55,9
wederopbouw zuid-oost europa53,1
diversen– 251,9
 160,0
  
Technische mutaties 
  
Rijksbegroting in enge zin 
diversen18,1
 18,1
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2000577,6
Stand Slotwet 20009 934,8
Stand Slotwet 2000 (EUR)4 508,2
INTERNATIONALE SAMENWERKING: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN2000
STAND MILJOENENNOTA 2000128,4
  
Beleidsmatige mutaties 
  
Rijksbegroting in enge zin 
diversen47,7
 47,7
  
Technische mutaties 
  
Rijksbegroting in enge zin 
diversen17,7
  
Niet tot een ijklijn behorend 
diversen0,4
 18,1
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 200065,8
Stand Slotwet 2000194,3
Stand Slotwet 2000 (EUR)88,2

De omvang van de homogene groep Internationale Samenwerking is gekoppeld aan de omvang van het Bruto Nationaal Product (BNP). Door een bijstelling van het BNP op basis van de Macro Economische Verkenningen (MEV) 2001 van het Centraal Planbureau is de omvang van de hgIS met 0,4 miljard toegenomen. De beleidsmatige aanwending van deze extra ruimte vindt voor een deel plaats in de macro-georiënteerde programmahulp, hulpverlening aan Indonesië en extra bijdragen aan goed functionerende VN-organisaties. Voorts wordt ook het medefinancieringsprogramma verhoogd met een jaarlijks bedrag dat is gerelateerd aan de voorziene BNP-groei.

Bij de (bedrijfsleven)programma's van ORET en MILIEV is, als gevolg van een onvoldoende instroom van volledige en goed onderbouwde aanvragen, een onderuitputting opgetreden. Een verklaring ligt ook in de trage besluitvorming bij regeringen in ontwikkelingslanden.

In het jaar 2000 is vooruitgang geboekt in het programma ter uitroeiing van polio (Polio Eradication Initiative). Het streven is naar een poliovrije wereld in 2005. Vrijwel alle bilaterale donoren hebben inmiddels extra bijdragen aan het programma gegeven, teneinde de voortgang van het programma te kunnen bespoedigen.

De United Nations Fund for Population Activities (UNFPA) had voor de uitvoering van het reproductive health commodity security programma een tekort van 86 miljoen dollar. Nederland heeft dit tekort samen met de Britse regering gedicht. Het Nederlandse aandeel is bestemd voor de verspreiding van condooms.

De vrijwillige bijdragen aan de United Nations High Commissioner for Refugees (UNHCR) en de United Nations Relief and Works Agency for Palestine Refugees in the Near East (UNRWA) zijn verhoogd met respectievelijk 10 miljoen en 34,5 miljoen. Met de extra bijdrage aan UNRWA wordt tegemoet gekomen aan een emergency appeal voor de financiering van een noodplan voor slachtoffers van de onlusten in de Palestijnse gebieden.

Binnen de hgIS is een bedrag betaald aan de International Development Association (IDA). Het betreft bijdragen aan de reguliere middelenaanvullingen van de IDA die oorspronkelijk gepland stonden voor begin januari 2001.

De acute noodsituatie in de voormalige republiek Joegoslavië heeft geleid tot een Nederlandse bijdrage aan het UN Consolidated Appeal for FRY (Former Republic of Jugoslavia). Verder is op basis van IMF-gegevens besloten de toegezegde macro-economische steun aan Macedonië op te hogen en leidt de gestegen dollarkoers tot extra uitgaven.

De weergegeven mutaties van het budget voor noodhulp en van de landenprogramma's vloeien voort uit de budgetherschikkingen ten behoeve van de implementatie van het nieuwe landenbeleid voor goed bestuur, economische ontwikkeling en milieubeleid. De middelen voor het Clean Development Mechanism (CDM) zijn van het ODA-deel van de hgIS naar het non-ODA-deel van de hgIS verplaatst, met instandhouding van de norm van 0,8 % van het BNP voor ODA. De CDM-middelen staan op de begroting van VROM verantwoord.

Een aantal goed functionerende VN-organisaties kan in de komende jaren rekenen op extra vrijwillige bijdragen in het kader van speciale multilaterale activiteiten en sociale ontwikkeling. Dit zal deels in de vorm van partnershipprogramma's plaatsvinden. Daarnaast heeft het kabinet gehoor gegeven aan de oproep uit de Tweede Kamer om middelen ter beschikking te stellen als bijdrage aan humanitaire ontmijningsoperaties (amendement Verhagen).

De verlaging van de rentesubsidies wordt veroorzaakt door de lage rente en de afname van de leningenportefeuille.

GEMEENTEFONDS: UITGAVEN2000
STAND MILJOENENNOTA 2000 (excl. IS)24 230,3
  
Mee- en tegenvallers 
  
Rijksbegroting in enge zin 
wijziging betalingsverloop algemene uitkering– 27,7
diversen– 2,7
 – 30,4
  
Beleidsmatige mutaties 
  
Rijksbegroting in enge zin 
diversen4,1
 4,1
  
Technische mutaties 
  
Rijksbegroting in enge zin 
uitbetaling behoedzaamheidsreserve 1999251,1
van ap: accres 2000878,3
versnelling Regeerakkoord: WVG75,0
diversen29,8
  
Niet tot een ijklijn behorend 
diversen– 0,1
 1 234,1
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 20001 207,8
Stand Slotwet 2000 (excl. IS)25 438,1
Stand Slotwet 2000 (excl. IS) (EUR)11 543,3
  
Totaal Internationale samenwerking 
Stand Slotwet 2000 (incl. IS)25 438,1
Stand Slotwet 2000 (incl. IS) (EUR)11 543,3
GEMEENTEFONDS: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN2000
STAND MILJOENENNOTA 2000 (excl. IS) 
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 20000,0
Stand Slotwet 2000 (excl. IS) 
Stand Slotwet 2000 (excl. IS) (EUR) 
  
Totaal Internationale samenwerking 
Stand Slotwet 2000 (incl. IS)0,0
Stand Slotwet 2000 (incl. IS) (EUR)0,0

Er is sprake van een per saldo meevaller van 27,7 miljoen bij het betalingsverloop van de algemene uitkering. Wegens het niet beschikbaar zijn van definitieve statistische gegevens op basis waarvan de gelden uit het gemeentefonds worden verdeeld, is er in 1999 een bedrag van 39,4 miljoen niet tot uitkering gekomen. Dit bedrag is in 2000 alsnog uitgekeerd. Om dezelfde reden is in 2000 67 miljoen niet tot uitkering gekomen. Dit bedrag zal in 2001 alsnog aan de gemeenten worden uitgekeerd.

Van de aanvullende post van het gemeentefonds is voor het accres 2000 structureel bijna 0,9 miljard naar het gemeentefonds overgeboekt. Daarnaast is in 2000 ruim 250 miljoen van de behoedzaamheidsreserve van het gemeentefonds over 1999 aan de gemeenten uitgekeerd.

Deze betaling geschiedt uit de aanvullende post Algemeen, waar een bedrag voor de behoedzaamheidsreserve wordt gereserveerd.

Ten slotte heeft het kabinet de Regeerakkoordintensivering voor de Wet Voorziening Gehandicapten (WVG) versneld waardoor in 2000 75 miljoen extra aan dit beleidsterrein is uitgegeven. Met deze versnelling is tevens gehoor gegeven aan wensen van de Tweede Kamer.

PROVINCIEFONDS: UITGAVEN2000
STAND MILJOENENNOTA 2000 (excl. IS)1 931,4
  
Beleidsmatige mutaties 
  
Rijksbegroting in enge zin 
diversen14,4
 14,4
  
Technische mutaties 
  
Rijksbegroting in enge zin 
van AP: accres 200066,6
diversen58,7
 125,3
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2000139,7
Stand Slotwet 2000 (excl. IS)2 071,1
Stand Slotwet 2000 (excl. IS) (EUR)939,8
  
Totaal Internationale samenwerking 
Stand Slotwet 2000 (incl. IS)2 071,1
Stand Slotwet 2000 (incl. IS) (EUR)939,8

Bij de Voorjaarsnota 2000 is het accres van het provinciefonds voor 2000 vastgesteld. Van de aanvullende post van het provinciefonds is voor het accres 2000 structureel bijna 70 miljoen naar het provinciefonds overgeboekt.

INFRASTRUCTUURFONDS: UITGAVEN2000
STAND MILJOENENNOTA 2000 (excl. IS)11 220,3
  
Mee- en tegenvallers 
  
Rijksbegroting in enge zin 
deltaplan grote rivieren– 103,4
railwegen– 53,5
regionale en lokale infrastructuur– 206,5
rijkswegen– 118,5
waterbeheren en vaarwegen– 59,2
waterkeren– 52,3
diversen– 47,9
 -641,3
  
Beleidsmatige mutaties 
  
Rijksbegroting in enge zin 
spitstarief– 50,0
regionale mobiliteitsfondsen375,0
HSL-zuid– 181,6
railwegen107,2
regionale/lokale infrastructuur– 230,0
rijkswegen– 48,2
waterbeheren en vaarwegen30,0
verwerking saldo 1999 infrafonds138,1
diversen– 8,7
 131,8
  
Technische mutaties 
  
Rijksbegroting in enge zin 
actualisatie uitgavenritme100,0
balgstuw68,4
betaald rijden– 50,5
kasritme HSL betuweroute FES156,6
prijsbijstelling202,7
spoorwegpolitie– 55,0
diversen166,0
  
Niet tot een ijklijn behorend 
aandelenstorting westerscheldetunnel– 135,0
btw HSL-zuid104,0
leenfaciliteit ns railinfrabeheer144,6
diversen– 21,0
 680,8
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2000171,2
Stand Slotwet 2000 (excl. IS)11 391,5
Stand Slotwet 2000 (excl. IS) (EUR)5 169,2
  
Totaal Internationale samenwerking 
Stand Slotwet 2000 (incl. IS)11 391,5
Stand Slotwet 2000 (incl. IS) (EUR)5 169,2
INFRASTRUCTUURFONDS: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN2000
STAND MILJOENENNOTA 2000 (excl. IS)11 262,6
  
Mee- en tegenvallers 
  
Rijksbegroting in enge zin 
deltaplan grote rivieren– 73,4
waterkeren– 26,4
diversen7,6
 – 92,2
  
Beleidsmatige mutaties 
  
Rijksbegroting in enge zin 
diversen– 6,3
 – 6,3
  
Technische mutaties 
  
Rijksbegroting in enge zin 
actualisatie uitgavenritme100,0
balgstuw68,4
betaald rijden– 50,5
kasritme HSL/betuweroute FES156,6
prijsbijstelling203,6
spoorwegpolitie– 55,0
diversen165,1
  
Niet tot een ijklijn behorend 
aandelenstorting westerscheldetunnel– 135,0
btw HSL-zuid104,0
leenfaciliteit ns railinfrabeheer144,6
diversen– 21,0
 680,8
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2000582,1
Stand Slotwet 2000 (excl. IS)11 844,8
Stand Slotwet 2000 (excl. IS) (EUR)5 374,9
  
Totaal Internationale samenwerking 
Stand Slotwet 2000 (incl. IS)11 844,8
Stand Slotwet 2000 (incl. IS) (EUR)5 374,9

Door vertragingen bij de versterking van dijken langs het Markermeer in Flevoland, bij de projecten Balgstuw Ramspol en de afgedamde Maas zijn middelen in het kader van het Deltaplan Grote Rivieren in 2000 onbesteed gebleven. De lagere uitgaven hebben geleid tot lagere bijdragen van de waterschappen waardoor aan de ontvangstenzijde een tegenvaller is opgetreden.

De lagere uitgaven bij regionale en lokale infrastructuurprojecten zijn veroorzaakt door vertragingen bij een aantal projecten (Heerhugowaard, Alkmaar en Lagendijk) en bij de tramtunnel Grote Marktstraat in Den Haag, waar een aanvullende beschikking nog niet gereed was.

De lagere uitgaven bij Rijkswegenprojecten vloeien voornamelijk voort uit het feit dat het nieuwbouwprogramma «Rijksweg 31 Leeuwarden-Drachten», de grondverwerving voor de aanleg «Rijksweg 5 Verlengde Westrandweg», en het benuttingsproject «Monitoring» een langere doorlooptijd kennen.

De storting van het Rijk in de regionale mobiliteitsfondsen voortvloeiend uit de convenanten rond het Bereikbaarheidsoffensief Randstad (BOR) is vervroegd uitgevoerd. Dit was met name mogelijk door een vertraging in de aanbesteding van de civiele onderbouwcontracten bij de HSL-Zuid.

De hogere uitgaven Railwegen zijn voornamelijk veroorzaakt doordat de in de begroting voor 2001 aangekondigde uitgaven «Veiligheidsvoorzieningen Spoor» reeds in 2000 zijn gedaan. Op deze wijze wordt de veiligheid op het spoor verbeterd.

Het overschot op het artikel «Regionale/lokale infrastructuur» is enerzijds veroorzaakt door het vertraagd afgeven van beschikkingen en eindafrekeningen, en anderzijds door het beperkte gebruik door lagere overheden van de voorschotregeling bij «Duurzaam Veilig».

De intertemporele compensatie van 2001 naar 2000 binnen het Infrastructuurfonds betreft een wijziging van het verwachte betalingspatroon van infrastructuurprojecten.

Door een geactualiseerde planning voor de aanleg van de Betuweroute en de HSL-Zuid is per saldo een deel van de FES-middelen voor deze projecten eerder beschikbaar gesteld.

Als gevolg van vertraging in het bouwproces van de Westerscheldetunnel is het tempo van de aandelenstorting gewijzigd.

Aangezien voor de HSL-Zuid BTW moet worden afgedragen, heeft hiervoor compensatie plaatsgevonden uit de aanvullende post Algemeen.

In verband met de uitplaatsingsoperatie van NS-Railinfrabeheer (RIB) is in 2000 reeds een deel van de middelen niet meer door RIB op de kapitaalmarkt geleend, maar is gebruik gemaakt van de leenfaciliteit bij het ministerie van Financiën.

FONDS ECONOMISCHE STRUCTUURVERSTERKING: UITGAVEN2000
STAND MILJOENENNOTA 2000 (excl. IS)3 806,6
  
Technische mutaties 
  
Niet tot een ijklijn behorend 
actualisatie uitgavenplanning HSL/Betuweroute156,6
FES-bruggetje350,0
diversen– 65,1
 441,5
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2000441,5
Stand Slotwet 2000 (excl. IS)4 248,1
Stand Slotwet 2000 (excl. IS) (EUR)1 927,7
  
Totaal Internationale samenwerking 
Stand Slotwet 2000 (incl. IS)4 248,1
Stand Slotwet 2000 (incl. IS) (EUR)1 927,7
FONDS ECONOMISCHE STRUCTUURVERSTERKING: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN2000
STAND MILJOENENNOTA 2000 (excl. IS)2 018,0
  
Technische mutaties 
  
Niet tot een ijklijn behorend 
aardgasbaten664,0
rentebesparing136,1
diversen15,2
 815,3
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2000815,3
Stand Slotwet 2000 (excl. IS)2 833,3
Stand Slotwet 2000 (excl. IS) (EUR)1 285,7
  
Totaal Internationale samenwerking 
Stand Slotwet 2000 (incl. IS)2 833,3
Stand Slotwet 2000 (incl. IS) (EUR)1 285,7

Door een geactualiseerde planning voor de aanleg van de Betuweroute en de HSL-Zuid is per saldo een deel van de FES-middelen voor deze projecten eerder beschikbaar gesteld.

Conform de mogelijkheid die in het Regeerakkoord is geboden, wordt gebruik gemaakt van het zogenaamde FES-bruggetje. Dat betekent dat een deel van de meevallers in de voeding van het FES is gebruikt om reeds geplande infrastructuur-uitgaven ten laste van het FES te brengen. Daardoor is ruimte ontstaan binnen het uitgavenkader op de rijksbegroting voor het doen van andere uitgaven.

Aan de ontvangstenkant is de raming voor aardgasbaten opwaarts bijgesteld als gevolg van een gewijzigde olieprijs en dollarkoers. Daarnaast is sprake van een verhoging van de voeding uit vrijvallende rentelasten doordat de opbrengst van verkoop staatsdeelnemingen en veilingen hoger was dan verwacht.

AOW-SPAARFONDS: UITGAVEN2000
STAND MILJOENENNOTA 2000 (excl. IS) 
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2000 
Stand Slotwet 2000 (excl. IS) 
Stand Slotwet 2000 (excl. IS) (EUR) 
  
Totaal Internationale samenwerking 
Stand Slotwet 2000 (incl. IS)0,0
Stand Slotwet 2000 (incl. IS) (EUR)0,0
AOW-SPAARFONDS: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN2000
STAND MILJOENENNOTA 2000 (excl. IS)5 394,2
  
Technische mutaties 
  
Niet tot een ijklijn behorend 
diversen3,0
 3,0
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 20003,0
Stand Slotwet 2000 (excl. IS)5 397,2
Stand Slotwet 2000 (excl. IS) (EUR)2 449,1
  
Totaal Internationale samenwerking 
Stand Slotwet 2000 (incl. IS)5 397,2
Stand Slotwet 2000 (incl. IS) (EUR)2 449,1
DIERGEZONDHEIDSFONDS: UITGAVEN2000
STAND MILJOENENNOTA 2000 (excl. IS) 
  
Technische mutaties 
  
Niet tot een ijklijn behorend 
diversen11,9
 11,9
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 200011,9
Stand Slotwet 2000 (excl. IS)11,9
Stand Slotwet 2000 (excl. IS) (EUR)5,4
  
Totaal Internationale samenwerking 
Stand Slotwet 2000 (incl. IS)11,9
Stand Slotwet 2000 (incl. IS) (EUR)5,4
DIERGEZONDHEIDSFONDS: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN2000
STAND MILJOENENNOTA 2000 (excl. IS)39,3
  
Technische mutaties 
  
Niet tot een ijklijn behorend 
BSE350,0
diversen– 39,3
 310,7
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2000310,7
Stand Slotwet 2000 (excl. IS)350,0
Stand Slotwet 2000 (excl. IS) (EUR)158,8
  
Totaal Internationale samenwerking 
Stand Slotwet 2000 (incl. IS)350,0
Stand Slotwet 2000 (incl. IS) (EUR)158,8

Voor de uitvoering van de maatregelen samenhangende met de BSE-crisis is een éénmalig bedrag uitgetrokken van 350 miljoen. De Nederlandse overheidsbijdrage in onder meer de kosten van het testen en het vernietigen van de bestaande voorraad diermeel is aflopend van aard.

ARBEIDSVOORWAARDEN: UITGAVEN2000
STAND MILJOENENNOTA 2000 (excl. IS)2 365,8
  
Mee- en tegenvallers 
  
Rijksbegroting in enge zin 
nominale bijstelling164,0
onderuitputting tranche 2000– 66,5
  
Sociale zekerheid 
diversen2,5
  
Zorg 
diversen– 1,0
 99,0
  
Technische mutaties 
  
Rijksbegroting in enge zin 
loonbijstelling: uitdeling tranche 2000– 1 917,5
diversen– 91,9
  
Sociale zekerheid 
loonbijstelling:uitdeling tranche 2000– 273,9
diversen40,5
  
Zorg 
diversen– 40,6
  
Niet tot een ijklijn behorend 
loonbijstelling: uitdeling tranche 2000– 186,7
diversen5,2
 – 2 464,9
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2000– 2 365,8
Stand Slotwet 2000 (excl. IS)0,0
Stand Slotwet 2000 (excl. IS) (EUR)0,0
  
Totaal Internationale samenwerking 
Stand Slotwet 2000 (incl. IS)0,0
Stand Slotwet 2000 (incl. IS) (EUR)0,0

Op de aanvullende post arbeidsvoorwaarden worden de middelen gereserveerd die nodig zijn om de loongevoelige uitgaven op de verschillende begrotingen te indexeren. Door middel van de loonbijstelling die jaarlijks uit de aanvullende post arbeidsvoorwaarden wordt overgeboekt naar de departementale begrotingen worden alle uitgaven op het loonniveau van het desbetreffende jaar gebaseerd.

Op grond van de macro-economische inzichten hebben zich tegenvallers voorgedaan in de loonbijstelling voor de sector Rijksbegroting in enge zin. Dit is met name veroorzaakt door een hogere raming van de contractloonstijging marktsector 2000 dan eerder was verondersteld. De uitdeling van de loonbijstelling tranche 2000 betreft de indexering van de begrotingen 2000. De uitdeling van de loonbijstelling voor het gedeelte dat niet tot een ijklijn behoort, heeft betrekking op de indexering van de rijksbijdragen volksgezondheid. De indexering van defensiepensioenen en oorlogsgetroffenen is uitgedeeld bij najaarsnota, het restant op de aanvullende post betreft onderuitputting en is vrijgevallen.

PRIJSBIJSTELLING/INDEXERING WSF: UITGAVEN2000
STAND MILJOENENNOTA 2000895,8
  
Mee- en tegenvallers 
  
Rijksbegroting in enge zin 
raming prijsbijstelling74,9
diversen1,5
  
Sociale zekerheid 
diversen6,7
  
Zorg 
diversen2,3
 85,4
  
Technische mutaties 
  
Rijksbegroting in enge zin 
prijsbijstelling: uitdeling tranche 2000– 829,8
diversen– 35,4
  
Sociale zekerheid 
diversen– 24,4
  
Zorg 
diversen– 8,5
  
Niet tot een ijklijn behorend 
naar OCW: indexering studiefinanciering– 65,8
prijsbijstelling: uitdeling tranche 2000– 54,2
diversen36,9
 – 981,2
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2000– 895,8
Stand Slotwet 20000,0
Stand 2000 (EUR)0,0

Op de aanvullende post Indexering WSF wordt de prijsbijstelling over de uitgaven voor studiefinanciering geraamd. Het betreft uitgaven die voor een deel relevant en voor een deel niet-relevant zijn voor het uitgavenkader. Gedurende een begrotingsjaar wordt deze raming aangepast aan de macro-economische ontwikkelingen en aan de nieuwste inzichten ten aanzien van de studentenaantallen. Ten opzichte van de Miljoenennota 2000 is de raming van de aanvullende post opwaarts bijgesteld. Vervolgens is de tranche 2000 van de indexering studiefinanciering (relevant en niet-relevant) overgeboekt naar het artikel studiefinanciering op de OC&W-begroting.

Op de aanvullende post prijsbijstelling worden de middelen gereserveerd die worden gebruikt om de prijsgevoelige uitgaven op de diverse begrotingen te indexeren. Dit gebeurt door middel van de prijsbijstelling die jaarlijks uit deze aanvullende post wordt overgeboekt naar de departementale begrotingen. Als gevolg van nieuwe inzichten in de prijsontwikkeling die sinds de Miljoenennota 2000 zijn ontstaan, is de uitgavenraming voor de prijsbijstelling opwaarts bijgesteld en vervolgens uitgedeeld aan de begrotingen.

KOPPELING UITKERINGEN/ NOMINALE BIJSTELLING A: UITGAVEN2000
STAND MILJOENENNOTA 2000 (excl. IS)381,0
  
Mee- en tegenvallers 
  
Sociale zekerheid 
nominale ontwikkeling– 364,7
diversen6,7
 – 358,0
  
Technische mutaties 
  
Sociale zekerheid 
diversen– 23,0
 – 23,0
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2000– 381,0
Stand Slotwet 2000 (excl. IS)0,0
Stand Slotwet 2000 (excl. IS) (EUR)0,0
  
Totaal Internationale samenwerking 
Stand Slotwet 2000 (incl. IS)0,0
Stand Slotwet 2000 (incl. IS) (EUR)0,0

De nominale ontwikkeling op de aanvullende post (indexering sociale zekerheid) heeft betrekking op begrotingsgefinancierde sociale zekerheidsregelingen. De mutaties zijn het gevolg van wijzigingen in het premiebeeld en indices die bepalend zijn voor de aanpassing van de hoogte van de uitkeringen.

BELASTINGAFDRACHTEN AAN DE EUROPESE UNIE: UITGAVEN2000
STAND MILJOENENNOTA 2000 (excl. IS)7 479,0
  
Mee- en tegenvallers 
  
Rijksbegroting in enge zin 
BTW-afdrachten122,0
invoerrechten405,0
diversen2,7
 529,7
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2000529,7
Stand Slotwet 2000 (excl. IS)8 008,7
Stand Slotwet 2000 (excl. IS) (EUR)3 634,2
  
Totaal Internationale samenwerking 
Stand Slotwet 2000 (incl. IS)8 008,7
Stand Slotwet 2000 (incl. IS) (EUR)3 634,2

Het volume van de import van goederen stijgt sterker dan bij de vorige Miljoenennota verwacht waardoor de afdrachten aan Brussel uit hoofde van de invoerrechten zijn toegenomen. Ook de consumptie in Nederland, en daarmee de Nederlandse BTW-afdrachten zijn toegenomen. Hier staat een lagere afdracht tegenover bij het Vierde Eigen Middel dat via de begroting van Buitenlandse Zaken aan Brussel is afgedragen.

ALGEMEEN: UITGAVEN2000
STAND MILJOENENNOTA 2000 (excl. IS)1 324,2
  
Mee- en tegenvallers 
  
Rijksbegroting in enge zin 
behoedszaamheidsreserve– 169,2
milieu/co2-reductieplan– 114,2
diversen– 1,8
  
Sociale zekerheid 
diversen– 10,5
 – 295,7
  
Beleidsmatige mutaties 
  
Rijksbegroting in enge zin 
kennis/publiek-private samenwerking276,0
uitvoeringskosten fiscale wetsvoorstellen– 64,5
diversen– 79,6
  
Sociale zekerheid 
SUWI75,0
 206,9
  
Technische mutaties 
  
Rijksbegroting in enge zin 
naar OCW: ict in het onderwijs– 130,0
uitbetaling behoedzaamheidsreserve GF/PF 1999– 275,3
diversen– 92,6
  
Sociale zekerheid 
van AP: SUWI– 64,5
  
Niet tot een ijklijn behorend 
BTW-openbaar vervoer– 673,0
 – 1 235,4
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2000– 1 324,2
Stand Slotwet 2000 (excl. IS)0,0
Stand Slotwet 2000 (excl. IS) (EUR)0,0
  
Totaal Internationale samenwerking 
Stand Slotwet 2000 (incl. IS)0,0
Stand Slotwet 2000 (incl. IS) (EUR)0,0
ALGEMEEN: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN2000
STAND MILJOENENNOTA 2000 (excl. IS)1 796,8
  
Mee- en tegenvallers 
  
Rijksbegroting in enge zin 
inspanningsverplichting defensie middelenafspraken– 27,4
diversen38,7
 11,3
  
Beleidsmatige mutaties 
  
Rijksbegroting in enge zin 
diversen– 12,1
 – 12,1
  
Technische mutaties 
  
Niet tot een ijklijn behorend 
verkoop staatsdeelnemingen– 1 128,4
vervreemding tweede tranche roccade– 657,3
diversen– 10,3
 – 1 796,0
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2000– 1 796,8
Stand Slotwet 2000 (excl. IS)0,0
Stand Slotwet 2000 (excl. IS) (EUR)0,0
  
Totaal Internationale samenwerking 
Stand Slotwet 2000 (incl. IS)0,0
Stand Slotwet 2000 (incl. IS) (EUR)0,0

Aan het gemeente- en provinciefonds is over 1999 een behoedzaamheidsreserve van ruim 275 miljoen uitgekeerd. Uiteindelijk is op basis van de bestaande systematiek 169 miljoen van de behoedzaamheidsreserve 1999 vrijgevallen.

Voor de versnelling en intensivering van uitgaven voor met name Kennis en publiekprivate samenwerking (PPS) is in 2000 een reservering opgenomen. Van deze middelen is 130 miljoen overgeboekt naar de begroting van OC&W, een deel van de gereserveerde middelen PPS is ingezet als dekking voor de door de Tweede Kamer aangenomen amendementen op de eerste suppletore begrotingen en het resterende deel is overgeboekt naar diverse begrotingen ten behoeve van PPS-projecten. Op de aanvullende post Algemeen zijn middelen gereserveerd voor de kosten die samenhangen met de SUWI-operatie, de vormgeving van de nieuwe uitvoeringsorganisatie op het terrein van de sociale zekerheid en arbeidsmarkt. In 2000 is hiervan ruim 64 miljoen overgeboekt naar de begroting van SZW en het resterende deel is vrijgevallen.

Tevens is op deze aanvullende post een raming opgenomen voor BTW-uitgaven in het openbaar vervoer. V&W wordt gecompenseerd op declaratiebasis. In 2000 is een bedrag van 116 miljoen ten behoeve van onder meer het project HSL-Zuid naar V&W overgeheveld. Het resterende bedrag, hetgeen niet relevant is voor het uitgavenkader, is vrijgevallen.

Aangezien de afgelopen jaren meevallers zijn opgetreden bij de verkoop van overtollig materieel en onroerend goed bij Defensie is op de aanvullende post een taakstelling opgenomen van 55 miljoen. In 2000 is deze taakstelling niet volledig gerealiseerd waardoor een tegenvaller is opgetreden.

Tenslotte is een taakstelling uit het Regeerakkoord opgenomen met betrekking tot de verkoop van staatsdeelnemingen. De opbrengst van de verkoop van Roccade is in mindering gebracht op de taakstelling. Het overige deel van de taakstelling verkoop staatsdeelnemingen is niet gerealiseerd. De voeding van het FES wordt hierdoor echter niet negatief beïnvloed, aangezien in 1999 meer was verkocht dan gepland.

CONSOLIDATIE: UITGAVEN2000
STAND MILJOENENNOTA 2000 (excl. IS)– 11 546,3
  
Beleidsmatige mutaties 
  
Rijksbegroting in enge zin 
bijstelling (FES, ISF en andere begrotingen– 1 333,9
 – 1 333,9
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2000– 1 333,9
Stand Slotwet 2000 (excl. IS)– 12 880,2
Stand Slotwet 2000 (excl. IS) (EUR)– 5 844,8
  
Totaal Internationale samenwerking 
Stand Slotwet 2000 (incl. IS)– 12 880,2
Stand Slotwet 2000 (incl. IS) (EUR)– 5 844,8
CONSOLIDATIE: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN2000
STAND MILJOENENNOTA 2000 (excl. IS)– 11 546,3
  
Beleidsmatige mutaties 
  
Rijksbegroting in enge zin 
bijstelling (FES, ISF en andere begrotingen)– 1 333,9
 – 1 333,9
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2000– 1 333,9
Stand Slotwet 2000 (excl. IS)– 12 880,2
Stand Slotwet 2000 (excl. IS) (EUR)– 5 844,8
  
Totaal Internationale samenwerking 
Stand Slotwet 2000 (incl. IS)– 12 880,2
Stand Slotwet 2000 (incl. IS) (EUR)– 5 844,8

De post consolidatie wordt gebruikt voor het corrigeren van de Rijksbegroting voor dubbeltellingen als gevolg van het bruto boeken van bijdragen. De bijstelling van deze post (uitgaven en ontvangsten) houdt verband met de aanpassingen van de onderlinge bijdragen tussen de begrotingen, bijdragen aan het Infrastructuurfonds en met de bijdragen van het Fonds Economische Structuurversterking aan ander begrotingen.

SOCIALE ZEKERHEID: UITGAVEN2000
STAND MILJOENENNOTA 2000 (excl. IS)107 018,3
  
Mee- en tegenvallers 
  
Sociale zekerheid 
algemene bijstandswet– 433
WW– 1 663
arbeidsmarktmaatregelen– 461
WAO99
overige volumebijstellingen– 133
overige nominale bijstellingen– 19,0
REA325
uitvoeringskosten50
diversen– 236,8
 – 2471,8
  
Beleidsmatige mutaties 
  
Sociale zekerheid 
AKW125,0
Arbvo425,0
uitbreiding kinderopvang31,0
WAO plan van aanpak70,0
diversen24
 675
  
Technische mutaties 
  
Sociale zekerheid 
anticumulatie288
BTW-compensatie64
diversen57
 409
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2000– 1 387,8
Stand Slotwet 2000 (excl. IS)105 630,5
Stand Slotwet 2000 (excl. IS) (EUR)47 933,0
  
Totaal Internationale samenwerking 
Stand Slotwet 2000 (incl. IS)105 630,5
Stand Slotwet 2000 (incl. IS) (EUR)47 933,0
SOCIALE ZEKERHEID: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN2000
STAND MILJOENENNOTA 2000 (excl. IS)461,9
  
Mee- en tegenvallers 
  
Sociale zekerheid 
anticumulatie57,5
ontvangsten arbeidsmarkt153,8
ontvangsten bijstand367,4
diversen36,1
 614,8
  
Beleidsmatige mutaties 
  
Sociale zekerheid 
ESF gelden350,0
diversen– 0,3
 349,7
  
Technische mutaties 
  
Sociale zekerheid 
diversen289,6
 289,6
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 20001 254,1
Stand Slotwet 2000 (excl. IS)1 716,0
Stand Slotwet 2000 (excl. IS) (EUR)778,7
  
Totaal Internationale samenwerking 
Stand Slotwet 2000 (incl. IS)1 716,0
Stand Slotwet 2000 (incl. IS) (EUR)778,7

De budgetdisciplinesector SZA laat in 2000 meevallers zien van in totaal 2,4 miljard. Deze meevaller komt hoofdzakelijk op het conto van de meevallende volume-ontwikkelingen in de Sociale Zekerheid. Deze worden veroorzaakt door de gunstige werkloosheidsontwikkelingen in 2000. Als gevolg hiervan valt met name het volume van de werkloosheidsuitkeringen (ABW, WW) mee. De gunstige werkloosheidsontwikkeling werkt ook door in een lager aantal vervulde WIW-dienstbetrekkingen en I/D-banen waardoor meevallers optreden op het gemeentelijk werkfondsartikel (arbeidsmarktregelingen). Daarnaast echter groeit het aantal WAO-ers.

De uitvoeringsgegevens van het Lisv laten een stijging zien in het gebruik van middelen voor de reïntegratie van arbeidsongeschikten (REA).

Daarnaast heeft het kabinet besloten tot een beleidsintensivering in de budgetdisciplinesector SZA van 0,7 miljard in 2000. Zo is in navolging van de Algemene Politieke Beschouwingen toegezegd om de basisbedragen in de kinderbijslag (AKW) te verhogen met gemiddeld f 50,– per jaar.

Met het oog op de liquiditeitsproblemen die uit hoofde van het nieuwe ESF-programma ontstaan, wordt 425 miljoen aan de Arbeidsvoorzieningsorganisatie/ESF-Nederland voorgefinancierd. Van deze 425 miljoen is 125 miljoen bestemd voor de liquiditeitsbehoefte die is ontstaan door een late opstart van het nieuwe programma in 2000. Verwacht wordt dat deze late opstart in 2001 kan worden ingelopen. De overige 300 miljoen (bestemd om het tijdsverschil tussen de voorfinanciering van de projecten en de betaling door de Europese Commissie op te vangen) zullen aan het eind van de looptijd van het ESF-programma (2006/2007) op de begroting van SZW worden terugontvangen.

Voorts wordt de doelgroep van de kinderopvangregeling uitgebreid voor alleenstaande ouders in de bijstand.

In de arbeidsongeschiktheidswetten gelden anticumulatiebepalingen indien uitkeringsgerechtigden in WSW-verband werkzaam zijn en uit hoofde daarvan, naast hun uitkering, loon ontvangen. Realisatiegegevens geven aanleiding deze raming van anticumulatiebaten te verhogen.

De hogere ontvangsten arbeidsmarkt betreffen restituties van teveel bevoorschotte middelen voor gemeentelijke arbeidsmarktregelingen.

De hogere ontvangsten bijstand hebben een tweeledig karakter. Op de eerste plaats hangen deze ontvangsten samen met de bijstandsuitgaven: door een wijziging in de bevoorschottingssystematiek dient de boeking van ontvangsten en uitgaven afzonderlijk te geschieden. Per saldo heeft de aanpassing geen effect op de netto-uitgaven. Op de tweede plaats betreft het restituties van teveel bevoorschotte bijstandsmiddelen.

Tevens vallen de ontvangsten van ESF-middelen in 2000 hoger uit. Het betreft een terugbetaling door arbeidsvoorziening van een in 1999 verleend voorschot.

ZORG: UITGAVEN2000
STAND MILJOENENNOTA 2000 (excl. IS)72 917,5
  
Mee- en tegenvallers 
  
Zorg 
afrekening 1999– 143,2
bouw– 468,1
evaluatie 1999 medisch specialisten111,1
aanpassing groeiraming geneesmiddelen400,0
curatief somatische zorg– 128,1
verpleging en verzorging– 94,4
geneesmiddelen– 264,9
nominale bijstellingen+ 197,7
diversen– 116,6
 – 506,5
  
Beleidsmatige mutaties 
  
Zorg 
amendement lambrechts/oudkerk100,0
arbeidsmarktknelpunten65,0
beheerskosten indicatiestelling53,8
geneesmiddelen185,0
ict-investeringen110,0
moties APB112,0
storting goodwillfonds140,0
wachtlijstaanpak care293,1
ziekenhuizen/specialisten176,0
verloskundigen24,0
ambulances17,0
huisartsen2,0
jeugdgezondheidszorg en openbare gezondheidszorg50,0
diversen135,9
 1 463,8
  
Technische mutaties 
  
Zorg 
desalderingen83,7
verzorgingshuizen99,2
ijklijnmutaties12,2
diversen26,8
 221,9
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 20001 179,2
Stand Slotwet 2000 (excl. IS)74 096,6
Stand Slotwet 2000 (excl. IS) (EUR)33 623,6
  
Totaal Internationale samenwerking 
Stand Slotwet 2000 (incl. IS)74 096,6
Stand Slotwet 2000 (incl. IS) (EUR)33 623,6
ZORG: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN2000
STAND MILJOENENNOTA 2000 (excl. IS)4 955,3
  
Mee- en tegenvallers 
  
Zorg 
eigen betalingen awbz241,2
meevaller eigen betalingen ziekenhuizen177,6
verzorgingshuizen193,1
diversen6,6
 618,5
  
Beleidsmatige mutaties 
  
Zorg 
zak- en kleedgeld– 115,0
 – 115,0
  
Technische mutaties 
  
Zorg 
desalderingen83,7
zorgbanen52,8
 136,5
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2000640,0
Stand Slotwet 2000 (excl. IS)5 595,2
Stand Slotwet 2000 (excl. IS) (EUR)2 539,0
  
Totaal Internationale samenwerking 
Stand Slotwet 2000 (incl. IS)5 595,2
Stand Slotwet 2000 (incl. IS) (EUR)2 539,0

Voor de geneesmiddelen is een groeiraming van 11% per jaar in het beeld verwerkt, waardoor de uitgavenraming in 2000 met 400 miljoen opwaarts wordt bijgesteld. Beleidsmatig treedt met ingang van 2000 een besparingsverlies op als gevolg van een vertraging van de maatregelen van de commissie Koopmans. Het gaat hier om de invoering van het elektronisch voorschrijven bij huisartsen, het overhevelen van de poliklinisch voorgeschreven geneesmiddelen naar het ziekenhuisbudget en het terugdringen van snelgroeiende geneesmiddelen («hardlopers»). Tot slot levert de maatregel waarbij niet-receptplichtige geneesmiddelen van vergoeding zijn uitgesloten tot een besparingsverlies.

Uit de afrekening van 1999 vloeit een meevaller voort, waaronder een bedrag van 76 miljoen bij de verzorgingstehuizen. Ook bij de bouw is sprake van een aantal meevallers. Zo is de ramingsrente bijgesteld. De rentestand is de laatste jaren lager geweest dan de 7% waarmee rekening is gehouden. De rentelasten die voortkomen uit de financiering van bouwprojecten vallen daardoor lager uit. Voorts zijn extra bedragen gereserveerd voor de definitieve classificatie naar bouwkundige staat van de zorginstellingen. Deze classificatie is niet nog geheel afgerond, waardoor de gereserveerde middelen vrijvallen. De raming van de lumpsum voor specialisten voor het startjaar 1995 is te laag geweest. Pas eind 1999 heeft het CTG harde gegevens aangeleverd over lokale initiatieven (lump sum specialisten). Dit heeft geleid tot een structurele tegenvaller van 111 miljoen. In 2000 is er sprake geweest van aanzienlijke volumemeevallers in de Zorg van in totaal meer dan 500 miljoen. Deze meevaller wordt verder toegelicht in het Jaarbeeld Zorg, dat gelijk met het Jaarverslag van het Rijk aan de Staten-Generaal is aangeboden.

Op basis van het amendement Lambrechts / Oudkerk is 100 miljoen toegevoegd aan de begroting van VWS voor onder andere het voorschot op de uitvoering van arbeidsmarktbeleid (motie Melkert: 46 miljoen) en bestrijding van kwaliteitsdruk en werkdruk in de gehandicaptenzorg (35 miljoen). Voor ICT in de zorg is in 2000 110 miljoen beschikbaar gesteld. Deze wordt ingezet ter bevordering van standaardisatie (elektronisch patiëntendossier), versnelling van de gegevensaanlevering ten behoeve van de jaarverslaglegging, voor de invoering van elektronisch voorschrijven bij specialisten en voor informatie en registratie van wachtlijsten in de caresector. Uit hoofde van een aangenomen motie bij de Algemene Politieke Beschouwingen worden middelen toegevoegd voor de dagbesteding van gehandicapten, de versterking van de eerstelijns geestelijke gezondheidszorg en de wachtlijsten in de ziekenhuizen.

Voor het ontdooien van het aantal erkende specialistenplaatsen en de hieraan gekoppelde capaciteit van ziekenhuizen is geld vrijgemaakt, zodat een versnelde wachtlijstaanpak in ziekenhuizen mogelijk is geworden. Het kabinet heeft een eenmalig bedrag van 50 miljoen beschikbaar gesteld voor een Stimuleringsfonds openbare gezondheidszorg. Dit fonds heeft als doel het mogelijk maken van innovatie op het terrein bevordering en de bescherming van de volksgezondheid. De storting voor het goodwill fonds huisartsen is versneld uitgevoerd.

Voor de aanpak van wachtlijsten bij de verpleging en verzorging en de gehandicaptenzorg zijn de Regeerakkoordintensiveringen versneld beschikbaar gekomen.

Voor verloskundigen wordt, met het oog op het verlagen van de werkdruk, de normpraktijk verlaagd van 150 bevallingen naar 120. Tevens wordt de opleidingscapaciteit uitgebreid.

Uit de evaluatie van 1999 is gebleken dat bij de eigen betalingen van de ziekenhuizen een meevaller is opgetreden van 177,6 miljoen. Als gevolg van een groter gebruik van voorzieningen treedt ook meevaller op bij de eigen bijdragen in de AWBZ. De terugontvangst verzorgingshuizen van 193,1 miljoen als gevolg van de Tijdelijke Overgangswet Verzorgingshuizen wordt voor 113,1 miljoen ingezet voor het oplossen van de wachtlijsten in de verpleging en verzorging. In het najaar van 1999 zijn de hoge eigen bijdragen AWBZ van 65-plussers met terugwerkende kracht tot en met 1 juli 1999 verlaagd. Hiervoor is 100 miljoen ter beschikking gesteld. Deze ontvangstenverlaging wordt deels gecompenseerd door een meevaller in de eigen bijdragen als gevolg van de fiscale ouderenaftrek.

Uit de afrekening van de extra banen Zorgsector over 1998 en 1999 blijkt tot slot dat de bezetting van de banen bij de verwachting is achtergebleven. Hierdoor valt een bedrag van 52,8 miljoen vrij.

Staatsbalans (pro forma)

4.1 Inleiding

Inleiding pro forma Staatsbalans

De bijlage Staatsbalans omvat de balans van de Staat der Nederlanden ultimo 2000 (exclusief het garantieoverzicht). De genoemde bedragen zijn in guldens, tenzij anders is vermeld.

Vooruitlopend op de nieuwe Comptabiliteitswet (CW 2001), waarover inmiddels door de Raad van State advies is ontvangen, is ten behoeve van het Financieel Jaarverslag van het Rijk over het jaar 2000 een voorlopige Staatsbalans opgesteld. Een definitieve balans over het jaar 2000, inclusief het garantieoverzicht, wordt opgenomen als bijlage in de Miljoenennota 2002. Voor het opstellen van de voorlopige balans kon niet over alle relevante informatie beschikt worden. In de toelichting is aangegeven waar de cijfers van de balans 1999 gehanteerd zijn.

4.2 Staatsbalans per 31 december 2000

Algemeen

Opstelling Staatsbalans volgens ESR 1995

De Staatsbalans wordt opgesteld volgens een internationale standaard; het Europees Stelsel van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap (ESR 1995) vormt de grondslag voor de balans van de rechtspersoon Staat der Nederlanden.

Door de Staatsbalans te enten op het ESR 1995 kunnen de waarderings- en afbakeningsvraagstukken worden opgelost op basis van een internationaal aanvaarde methodologie. In de voorliggende Staatsbalans ultimo 2000 zijn alle voorschriften van het ESR 1995 gevolgd, zij het dat de consolidatiekring beperkt is tot de Staat der Nederlanden. De omschrijving van de overheid is in het ESR 1995 namelijk ruimer dan de rechtspersoon van de Staat der Nederlanden. In het ESR 1995 is een economische invalshoek gekozen, die ertoe heeft geleid, dat alle organisaties die voor meer dan de helft van hun inkomsten afhankelijk zijn van collectieve heffingen, tot de overheid worden gerekend.

Wat betreft de waarderingsmethode is door middel van het ESR 1995 gekozen voor een waardering op basis van de marktwaarde in plaats van een waardering op basis van de nominale of historische waarde, en voor lineaire afschrijvingen.

Ontwikkeling staatsvermogen

Het staatsvermogen is in 2000 gedaald ten opzichte van 1999 met 29,1 miljard gulden. De daling houdt voornamelijk verband met de slotkoers KPN op de beurs. In tabel 4.2.1 zijn de verklarende factoren van de ontwikkeling van het vermogen van de Staat weergegeven.

Tabel 4.2.1 Verklarende factoren ontwikkeling vermogen van de Staat; in miljarden guldens
1. Staatsvermogen ultimo 1999– 109,0
2. Vorderingensaldo Rijk+ 2,3
3. Investeringen Rijk+ 5,3
4. Waardeverandering staatsdeelnemingen– 33,5
5. Waardeverandering staatsobligaties– 1,6
6. Waardeveranderingen overige niet-financiële activa+ 3,4
7. Afschrijvingen Rijk– 3,5
8. Overig– 1,5
9. Staatsvermogen ultimo 2000– 138,1
Staatsvermogen (EUR)– 62,7

Consolidatiekring

De financiële gegevens van de Centrale administratie van 's Rijks schatkist en van de ministeries, de begrotingsfondsen en de agentschappen zijn integraal geconsolideerd. De interne schuldverhoudingen zijn in de consolidatie geëlimineerd.

Tabel 4.2.2 Overzicht van activa en passiva; in miljoenen guldens/euro's
 19992000
A Niet-financiële activa:222 292226 902
A1 Winstrechten minerale reserves83 00083 000
A2 Overige niet-financiële activa139 292143 902
   
B Vorderingen177 003135 461
B1 Chartale en girale betaalmiddelen8 038725
B2 Verstrekte langlopende leningen15 11614 832
B3 Aandelen en overige deelnemingen119 83887 453
B4 Handelskredieten en transitorische posten34 01132 451
   
C Schulden508 268500 466
C1 Munten in omloop2 7922 856
C2 Dutch Treasury Certificates11 13612 052
C3 Staatsobligaties397 136387 353
C4 Onderhandse staatsleningen23 69811 910
C5 Overige leningen op lange termijn2 065905
C6 Militaire pensioenen11 38111 036
C7 Handelskredieten en transitorische posten60 06074 354
D Staatsvermogen (A+B-C)– 108 973– 138 103
Staatsvermogen (EUR)– 49 450– 62 668

Toelichting op de afzonderlijke balansposten

A Niet-financiële activa

A1 Winstrechten minerale reserves

Conform ESR 1995 is de netto contante waarde berekend van de toekomstige winstrechten van de Staat, samenhangende met de gas-, olie- en zoutwinning. De waarde ervan bedraagt – op basis van de huidige gegevens – 83 miljard gulden ultimo 2000. Dit betreft voornamelijk aardgas. In de berekening zijn de aardgasbaten exclusief vennootschapsbelasting verwerkt. De volumina van inkoop en verkoop van aardgas zijn afkomstig uit het Plan van Gasafzet. Voor de periode 2001–2006 zijn de nominale ramingen volgens de meerjarencijfers contant gemaakt tegen de lange rente op staatsobligaties. Voor de jaren 2007–2025 zijn de gasbaten contant gemaakt tegen een reële disconteringsvoet van 4%.

A2 Overige niet-financiële activa

De rijkseigendommen zijn van zeer uiteenlopende aard. Er wordt mee volstaan om de algemene principes weer te geven van de waarderingsgrondslagen.

De grondslag voor de bepaling van de afschrijving is voor iedere groep van activa de geschatte gebruiksduur, waarbij rekening wordt gehouden met de restwaarde. De vaststelling van de gebruiksduur en de bepaling van de (rest)waarde geschieden steeds in overleg met deskundigen van de ministeries, waaronder deze activa ressorteren.

Op de uitgaven voor de verharding van wegen wordt in het jaar van investering 50% afgeschreven. Op gebouwen, waterbouwkundige werken en kunstwerken in wegen bedragen de afschrijvingen 1% per jaar, waarbij rekening wordt gehouden met een geschatte residuwaarde. Op gronden wordt niet afgeschreven.

De goederen zijn gewaardeerd tegen marktprijzen. In het merendeel van de gevallen is voor de benadering hiervan uitgegaan van de historische kostprijs welke door middel van indexcijfers is herleid tot de vervangingswaarde. In sommige gevallen wordt om doelmatigheidsredenen een globale methode gehanteerd (kantoorinventarissen, bibliotheken, automatiseringsmiddelen, telefooncentrales, gereedschappen, e.d.).

De samenstelling van het bedrag en de mutaties van de materiële activa blijken uit het volgende overzicht:

 (Gecorrigeerde) waarde per 31-12-1999Investeringen in 2000Afschrijvingen in 2000Verhoging waarde ivm stijging prijspeilWaarde per 31-12-2000
Ministerie van Defensie**     
– Marine3 705226224913 798
– Landmacht8 0368141 5232037 530
– Luchtmacht3 5901023111503 531
Ministerie van Verkeer en Waterstaat**87 0122 9431 0771 65390 531
Burgerlijke rijksgebouwen22 39370732598223 757
Agrarische eigendommen8 641– 215142878 699
Diversen*6 056– 6 056
Totaal139 4334 5773 4743 366143 902
Totaal (EUR)63 2722 0771 5761 52765 300

* Voor de diverse activa ultimo 2000 zijn de bedragen uit de balans 1999 overgenomen.

** De bedragen ultimo 2000 van het Ministerie van Defensie en het Ministerie van Verkeer en Waterstaat zijn voorlopige bedragen.

Het bedrag van 143 902 miljoen gulden kan als volgt worden onderverdeeld naar onroerende en roerende goederen:

 
Onroerende goederen 135 137
– Ministerie van Verkeer en Waterstaat90 373 
– Burgerlijke rijksgebouwen23 757 
– Ministerie van Defensie9 849 
– Agrarische eigendommen8 699 
– Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij2 356 
– Overige103 
Roerende goederen 8 765
– Goederen van militaire aard5 010 
– Inventarisgoederen675 
– Goederen van culturele aard615 
– Civiele motorvoertuigen en vaartuigen266 
– Goederen civiele verdediging242 
– Overige1 957 
Totaal 143 902
Totaal (EUR) 65 300

B Vorderingen

B1 Chartale en girale betaalmiddelen

De balansbedragen zijn als volgt samengesteld:

 
 19992000
De Nederlandsche Bank N.V. 1997
Overige saldi1 276468
Kasgeldleningen en Buy/Selltransacties6 743160
Totaal8 038725
Totaal (EUR)3 648329

B2 Verstrekte langlopende leningen

De balansbedragen zijn als volgt samengesteld :

 
 19992000
a. Diverse vorderingen  
– Studievoorschotten7 2277 227
– Op derden te verhalen ruil- en herverkavelingskosten1 4301 430
– Voorschotten inzake landinrichtingsprojecten934934
– Vorderingen Dienst der Domeinen841841
– Ontwikkelingskredieten aan industrie en handel514514
– Vordering op de Nederlandse Antillen en Aruba met betrekking tot het leninggedeelte van de ontwikkelingshulp 374374
– Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden N.V.(inzake leningen aan diverse landen) 353353
– Vordering inzake aangesproken garantieleningen Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden N.V. 139139
– Vordering op de Internationale Ontwikkelingsassociatie terzake van de special action account 6262
– Vordering op Indonesië krachtens de overeenkomst van 19662525
– Leningen woningwetbouw1111
– Diverse vorderingen609609
Subtotaal12 51912 519
   
b. Leningen aan Nederlandse ondernemingen in verband met deelnemingen  
– Internationale Nederlanden Groep N.V.1 3001 300
– Koninklijke KPN Nederland N.V.842566
– Nederlandse Onderneming voor Energie en Milieu B.V. 166166
– TNT Post Groep N.V.159159
– NIB Capital Bank N.V.2416
– N.V. Noordelijke Ontwikkelingsmaatschappij6565
– Centrale Organisatie voor Radioactief Afval N.V.4040
– Overige leningen11
Subtotaal2 5972 313
Totaal15 11614 832
Totaal (EUR)6 8596 730

Voor de balans 2000 zijn – uitgezonderd de vorderingen op de Internationale Nederlanden Groep N.V., de Koninklijke KPN Nederland N.V., de TNT Post Groep N.V. en de NIB Capital Bank N.V. – de bedragen uit de balans 1999 opgenomen.

B3 Aandelen en overige deelnemingen

De balansbedragen zijn als volgt samengesteld:

 
 19992000
a. Deelnemingen in Nederlandse ondernemingen  
– De Nederlandsche Bank N.V.26 03926 039
– N.V. NS Groep6 7088 600
– NS Taakorganisaties10 29210 292
– TNT Post Groep N.V.12 99911 422
– Koninklijke KPN Nederland N.V.44 27211 042
– N.V. Luchthaven Schiphol2 2772 580
– N.V. Bank Nederlandse Gemeenten2 1892 189
– Energiebeheer Nederland B.V.1 5281 528
– PinkRoccade963635
– N.V. Verenigd Streekvervoer Nederland532532
– N.V. Westerscheldetunnel528690
– Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V.1495447
– N.V. Nederlandse Gasunie351351
– Ultra-Centrifuge Nederland N.V.311311
– Nederlandse Waterschapsbank N.V.275275
– N.V. Noordelijke Ontwikkelingsmaatschappij254254
– N.V. Industriebank LIOF186186
– N.V. Nozema9595
– N.V. SDU8484
– Nederlandse Financieringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden N.V.7373
– NIB Capital Bank N.V.2525
– Overige deelnemingen327230
Subtotaal110 72377 880
b. Deelnemingen in internationale instellingen2  
– Internationale Bank voor Herstel en Ontwikkeling626658
– Internationale Ontwikkelingsassociatie6 2506 680
– Europese Investeringsbank503503
– Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling297286
– Aziatische Ontwikkelingsbank6471
– Aziatisch Ontwikkelingsfonds694644
– Afrikaanse Ontwikkelingsbank1613
– Afrikaans Ontwikkelingsfonds447492
– Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank1614
– Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank – Fonds voor Speciale Operaties5561
– Internationale Financieringsmaatschappij123122
– Multilateraal Agentschap voor Investeringsgaranties1719
– Inter-Amerikaanse Investeringsmaatschappij710
Subtotaal9 1159 573
Totaal generaal119 83887 453
Totaal generaal (EUR)54 38039 684

1 Exclusief preferente converteerbare winstdelende aandelen ad nominaal 460 miljoen gulden, waarop nog een stortingsverplichting rust.

2 De hier genoemde bedragen zijn saldi van deelnemingen en verplichtingen.

De waardedaling in 2000 ten opzichte van 1999 van de deelnemingen in Nederlandse ondernemingen kan als volgt worden gespecificeerd:

 
Volumeveranderingen: 183
– N.V. Westerscheldetunnel162 
– N.V. NS Groep29 
– Overige– 8 
Netto toename van de reserves: 995
– N.V. NS Groep808 
– N.V. Luchthaven Schiphol199 
– Overige– 12 
Waardeveranderingen: – 33 479
– Koninklijke KPN Nederland N.V.– 33 230 
– TNT Post Groep N.V.– 1 577 
– Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V.– 49 
– N.V. NS Groep1 055 
– PinkRoccade222 
– N.V. Luchthaven Schiphol101 
– Overige– 2 
Diversen: – 540
– PinkRoccade– 543 
– Overige3 
Totaal – 32 842

Toelichting op deelnemingen in Nederlandse ondernemingen

Deelnemingen worden gewaardeerd tegen de geldende koers. Beursgenoteerde aandelen zijn gewaardeerd tegen de beurskoers ultimo 2000. Dit betreft PinkRoccade, Internationale Nederlanden Groep N.V., Koninklijke KPN Nederland N.V., TNT Post Groep N.V. en Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V.. De overige deelnemingen zijn gewaardeerd tegen de intrinsieke waarde. De intrinsieke waarde is berekend aan de hand van de gepubliceerde jaarrekeningen ultimo 1999 van de desbetreffende ondernemingen uitgezonderd de N.V. NS Groep en de N.V. Luchthaven Schiphol. Ten tijde van het opstellen van deze pro forma balans waren praktisch nog geen jaarrekeningen 2000 van niet beursgenoteerde ondernemingen beschikbaar. De leningen zijn opgenomen onder balanspost B2.

Bij de eerste opneming van deze deelnemingen in de Staatsbalans komt het verschil tussen de verkrijgingsprijs en de nettovermogenswaarde ten gunste of ten laste van het nettostaatsvermogen. Bij vervreemding van deelnemingen komt het verschil tussen de balanswaarde en de opbrengst ten gunste dan wel ten laste van het nettostaatsvermogen. Op de deelnemingen zijn de nog openstaande stortingsverplichtingen in mindering gebracht.

De belangrijkste mutaties betreffen:

– De verklarende factor achter de afname in de waarde van de deelneming van de Staat in de Koninklijke KPN Nederland N.V. en de TNT Post Groep N.V. is de daling op de Amsterdamse effectenbeurs van de waarde van de betreffende aandelen.

– In het verslagjaar is een deel van het aandelenpakket van de Staat in PinkRoccade verkocht.

Toelichting op deelnemingen in internationale instellingen

De bedragen van deze deelnemingen zijn opgenomen voor de nominale waarde.

Het betreft een categorie activa in vreemde valuta's, waarvan de balanswaarde wordt berekend met behulp van de contante koersen van de desbetreffende valuta's per balansdatum.

De belangrijkste overige mutaties betreffen afname van de verplichtingen als gevolg van onder meer verzilveringen van «notes» bij de Internationale Ontwikkelingsassociatie (470 miljoen gulden) en het Aziatisch Ontwikkelingsfonds (56 miljoen gulden).

B4 Handelskredieten en transitorische posten

De balansbedragen zijn als volgt samengesteld :

 
 19992000
a. Overlopende activa5 5997 006
b. Vorderingen, uit hoofde van contracten e.d., waartegenover verplichtingen staan20 97120 971
c. Vorderingen verband houdende met vooruitbetalingen inzake langlopende projecten1 5201 520
d. College voor zorgverzekeringen3 1350
e. Overige vorderingen2 7862 954
Totaal34 01132 451
Totaal (EUR)15 43414 726

a. Overlopende activa

De overlopende activa zijn:

 
 19992000
Winst van De Nederlandsche Bank N.V.9932 400
Arbeidsvoorziening350350
Lopende rente op leningen aan de Internationale Nederlanden Groep N.V.8888
Vordering uit hoofde van samenloop arbeidsongeschiktheidsuitkeringen met WSW-loon6666
Diverse vorderingen4 1024 102
Totaal5 5997 006
Totaal (EUR)2 5413 179

De bedragen van deze balanspost zijn gelijk aan die uit de balans 1999, uitgezonderd de vordering uit hoofde van de winst van De Nederlandsche Bank N.V., waarvoor het bedrag uit de ontwerpbegroting IXB voor het jaar 2001 is gehanteerd.

b. Vorderingen, uit hoofde van contracten e.d., waar tegenover verplichtingen staan

Zie toelichting bij c.

c. Vorderingen verband houdende met vooruitbetalingen inzake langlopende projecten

Als vorderingen en verplichtingen zijn opgenomen de bedragen van langlopende contracten inzake aanschaffingen van duurzame activa en terzake van uit te voeren werken. De reeds gedane uitgaven zijn op de posten B4.b en C7.b in mindering gebracht en opgenomen onder post B4.c.

De bedragen van de posten B4.b en C7.b hebben betrekking op het Ministerie van Defensie (5 985 miljoen gulden) en het Ministerie van Verkeer en Waterstaat (14 986 miljoen gulden). Voor het jaar 2000 zijn de bedragen uit de balans 1999 opgenomen.

e. Overige vorderingen

 
 19992000
Metaalwaarde munten in omloop415583
Inzake de centrale inning van lesgelden246246
Diverse vorderingen2 1252 125
Totaal2 7862 954
Totaal (EUR)1 2641 340

Voor de balans 2000 zijn – uitgezonderd de metaalwaarde van munten in omloop – de cijfers van 1999 opgenomen.

C Schulden

C1 Munten in omloop

Deze post omvat de nominale schuld uit hoofde van in circulatie gebrachte munten. Het bedrag is exclusief de munten in handen van De Nederlandsche Bank N.V. en de munten van de Staat in het muntdepot. Niet geconsolideerd is voor de munten in de kassen van de ministeries. Deze maken deel uit van balanspost B1 Chartale en girale betaalmiddelen. Met de toepassing van het ESR 1995 zijn de verzamelaarsmunten niet langer als schuld gepassiveerd. De metaalwaarde van de munten, in deze post opgenomen, is geactiveerd onder B4.

C2 Dutch Treasury Certificates

Het bedrag van de per balansdatum uitstaande schuld uit hoofde van DTC's bedraagt 12,1 miljard gulden. In de balans is de vooruitbetaalde rente van de schuld in mindering gebracht.

C3 Staatsobligaties

De staatsobligaties zijn conform ESR 1995 gewaardeerd tegen marktprijzen.

 
 19992000Verschil
1. Waardering tegen marktprijs397 136387 353– 9 783
2. Waardering tegen nominaal383 290371 948– 11 342
3. Verschil (1–2)13 84615 4051 559

De toename van de schuldcategorie staatsobligaties met 1,6 miljard gulden moet bezien worden in het licht van de waarderingsgrondslag. De mutatie van 1,6 miljard gulden kan gesplitst worden in een volumecomponent ter grootte van – 11,3 miljard gulden en een prijscomponent van – 9,8 miljard gulden. De prijscomponent is het gevolg van de in 2000 opgetreden stijging van de rente op de kapitaalmarkt. De volumemutatie omvat per saldo de afname van het beroep op de openbare kapitaalmarkt van de Staat om de financieringsbehoefte 2000 te dekken. Hierbij zij aangetekend dat de prijsmutatie geen gevolgen heeft voor de EMU-schuld. De EMU-schuld luidt in ESR-categorieën, doch uitdrukkelijk is bepaald dat voor de excessieve-tekortenprocedure over de schuld in nominale termen gerapporteerd dient te worden. Voor de EMU-schuld is dus de 372 miljard gulden (169 miljard euro) relevant.

C4 Onderhandse staatsleningen

Conform ESR 1995 zijn de onderhandse staatsleningen tegen de nominale waarde gewaardeerd. De balansmutatie betreft voornamelijk aflossingen.

C5 Overige leningen op lange termijn

De balansbedragen zijn als volgt samengesteld:

 
 19992000
Overige vaste staatsschuld1 2850
N.V. Nederlandse Spoorwegen380348
Nationaal Restauratiefonds179231
Nationaal Groenfonds Compensatiegelden71176
Overige150150
Totaal2 065905
Totaal (EUR)937411

Voor de overige schulden zijn de bedragen uit de balans 1999 opgenomen.

C6 Militaire pensioenen

Het balansbedrag vertegenwoordigt de netto contante waarde van de pensioenverplichtingen van de Staat aan de (gewezen) militairen.

C7 Handelskredieten en transitorische posten

De balansbedragen zijn als volgt samengesteld :

 
 19992000
a. Overlopende passiva21 45019 851
b. Verplichtingen, uit hoofde van contracten e.d., waartegenover vorderingen staan20 97120 971
c. Overige schulden17 63933 532
Totaal60 06074 354
Totaal (EUR)27 25433 740

a. Overlopende passiva

 
 19992000
Lopende interest van de staatsschuld18 90017 301
Diverse schulden2 5502 550
Totaal21 45019 851
Totaal (EUR)9 7349 008

Voor de diverse schulden 2000 zijn de bedragen uit de balans 1999 opgenomen.

b. Verplichtingen, uit hoofde van contracten e.d., waartegenover vorderingen staan

Voor een toelichting wordt verwezen naar balanspost B4.b.

c. Overig

 
 19992000
Landelijk instituut sociale verzekeringen5 87412 945
Sociale Verzekeringsbank4 5467 818
Callgeldleningen1 1905 013
Commissie van de Europese Gemeenschappen2 1713 221
College voor zorgverzekeringen0996
Vakantie-aanspraak ambtenaren548548
Investeringsfaciliteit voor Oost Europa237240
Diverse schulden3 0732 751
Totaal17 63933 532
Totaal (EUR)8 00415 216

In 1998 is de Wet geïntegreerd middelenbeheer (Stb. 1997, nr. 908) in werking getreden. Gevolg hiervan is dat de Sociale Verzekeringsbank, het Landelijk instituut sociale verzekeringen en het College voor zorgverzekeringen geen zelfstandig middelenbeheer meer voeren. Dit middelenbeheer is geïntegreerd in de schatkist. Uit dien hoofde is ultimo 2000 een schuld opgenomen aan de Sociale Verzekeringsbank van circa 7,8 miljard gulden, aan het Landelijk instituut sociale verzekeringen van per saldo circa 12,9 miljard gulden en aan het College voor zorgverzekeringen van circa 1,0 miljard gulden.

Voor de post vakantie-aanspraak ambtenaren en een deel van de diverse schulden zijn de bedragen uit de balans 1999 opgenomen.

Trefwoordenregister

Aardgasbaten 25, 133

Agentschappen 7, 29, 34, 35, 49, 51, 52, 53, 54, 121

Algemene Rekenkamer 5, 29, 31, 34, 36, 133

Arbeidsmarktknelpunten 14, 68, 70, 93, 117

Autonome maatregelen 21, 22

Baten-lastendiensten 29, 30, 34, 35

Bedrijfsvoering 7, 29, 31, 32, 33

Belastinginkomsten 21, 133

Belastingrealisatie 22

Beleidsprioriteiten 9, 36, 37, 38

Binnenlandse Zaken 6, 35, 36, 133

BTW-opbrengsten 24, 133

Dechargeverlening 5

Duurzame energie 16

Ecologische hoofdstructuur 16

Economische groei 3, 11, 23, 24, 62

Economische Zaken 6, 31, 37, 85, 133

EMU-saldo 3, 7, 9, 11, 12, 25, 26, 27, 40, 49, 54, 133

EMU-schuld 7, 9, 11, 12, 26, 27, 28, 49, 50

Government Governance 33, 133

Groepsverkleining 13

Grote steden 12, 17

Huisvesting 6, 14, 18, 30, 47, 48, 76, 78, 79, 80

Inburgering 17, 66

Infrastructuur 12, 16, 17, 18, 41, 82, 83, 101, 102, 103, 104

Inkomensondersteuning 15

Intensiveringen 10, 12, 13, 15, 17, 20, 39, 43, 70, 77, 119

Inventaris 14, 68, 70, 122

Kapitaalsbelasting 24

Klimaatbeleid 16

Koninklijke Marechaussee 18, 76, 133

Leefbaarheid 12, 13, 16, 17

Natuur en Milieu 16, 133

Nederlandse Antillen 18, 61, 124, 133

Onderwijs 12, 13, 14, 17, 42, 68, 70, 111

Overdrachtsbelasting 24

Overheidsinkomsten 21

Personeelstekorten 15

Politieagenten 17

Premieontvangsten 24, 133

Prestatiegegevens 9, 10, 36, 37, 38

Progressiefactor 23, 24

Rechterlijke macht 17

Rechtspersonen met een wettelijke taak 33

Regeerakkoord 3, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 20, 42, 43, 64, 65, 67, 68, 70, 80, 83, 95, 99, 100, 104, 113, 119, 134

Rente-uitgaven 11, 20

Staatsbalans 7, 12, 120, 126, 134

Uitgavenkaders 12, 18, 19, 20, 40, 42

Uitgavenreserve 18, 19, 43

VBTB 5, 9, 10, 36, 38, 134

Veiligheid 12, 17, 64, 66, 67, 75

Vennootschapsbelasting 24, 122

Voorlopige Rekening 21, 22, 43, 134

Vredesoperaties 17, 77

Wachtlijsten 14, 15, 70, 95, 119

Zelfstandige bestuursorganen 33, 36

Zorg 12, 15, 16, 18, 19, 21, 30, 31, 32, 42, 50, 68, 70, 78, 93, 94, 95, 117, 118, 119, 127, 131

Lijst van gebruikte afkortingen

ABWAlgemene Bijstandswet
ANWAlgemene Nabestaandenwet
AOWAlgemene Ouderdomswet
ATCAccountability, Toezicht en Control
AWBZAlgemene Wet Bijzondere Ziektekosten
AWFAlgemeen Werkloosheidsfonds
BBPBruto Binnenlands Product
pBBPPrijsontwikkeling van het Bruto Binnenlands Product
BKZBudgettair Kader Zorg
BNPBruto Nationaal Product
BPRBasisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten
BTWBelasting Toegevoegde Waarde
BUZAMinisterie van Buitenlandse Zaken
BZKMinisterie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
CASCentrale Archief Selectiedienst
CBGCollege Beoordeling Geneesmiddelen
CBSCentraal Bureau voor de Statistiek
CFIDienst Centrale Financiën Instellingen
CBICentrum tot Bevordering van Import uit Ontwikkelingslanden
CJIBCentraal Justitieel Incassobureau
CPBCentraal Planbureau
DJIDienst Justitiële Inrichtingen
DGW&TDirectie Gebouwen Werken & Terreinen
DNBDe Nederlandsche Bank
DTC'sDutch Treasury Certificates
DTODefensie Telematica Organisatie
EBNEnergie Beheer Nederland
EHSEcologische Hoofdstructuur
EMUEconomische en Monetaire Unie
EUEuropese Unie
EUREuro
EWLW- (-banen)Extra Werkgelegenheid voor Langdurig Werklozen; ook wel instroom-doorstroombanen
EZMinisterie van Economische Zaken
FESFonds Economische Structuurversterking
GFGemeentefonds
hgIS (HGIS)Homogene groep Internationale Samenwerking
HIPCHighly Indebted Poor Countries
HSL(-Z)Hoge Snelheidslijn(-Zuid)
IBOInterdepartementaal Beleidsonderzoek
ICTInformatie- en Communicatietechnologie
INDImmigratie- en Naturalisatiedienst
ITOOrganisatie informatie- en communicatie voor de openbare orde en veiligheid
ISInternationale Samenwerking
ISFInfrastructuurfonds
IVOPDienst Informatievoorziening Overheidspersoneel
IW&VInspectie Gezondheisbescherming, Waren en Veterinaire Zaken
KLPDKorps Landelijke Politiediensten
KNMIKoninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut
KPNKoninklijke PTT Nederland
LEFLandbouw Egalisatiefonds
LANLocal Area Network
LNVMinisterie van Landbouw Natuurbeheer en Visserij
MITMeerjarenprogramma Infrastructuur en Transport
NAMNederlandse Aardoliemaatschappij
NIBNationale Investeringsbank
NSNederlandse Spoorwegen
OCenWMinisterie van Onderwijs Cultuur en Wetenschappen
PDPlantenziektenkundige Dienst
PFProvinciefonds
RARegeerakkoord
RADRijksarchiefdienst
RBGRijksbegroting
RDRRijksdienst voor Radiocommunicatie
RIVMRijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu
RGDRijksgebouwendienst
SENOStichting Economische Samenwerking Nederland en opkomende markten
SZASector Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt
SZWMinisterie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
VROMMinisterie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
VenWMinisterie van Verkeer en Waterstaat
VWSMinisterie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
WAOWet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering
WAZWet Arbeidsongeschiktheidsverzekering Zelfstandigen
WGFWachtgeldfonds
WIKWet Inkomensvoorziening Kunstenaars
WIWWet Inschakeling Werklozen
WSFWet op de Studiefinanciering
WSWWet Sociale Werkvoorziening
WTSWet Tegemoetkoming Schade bij rampen
WVGWet Voorzieningen Gehandicapten
ZFWZiekenfondswet
Licence