Het kabinet stelt voor om in de belasting op leidingwater het heffingsplafond van 300 m3 met terugwerkende kracht te handhaven en zo af te zien van een degressieve tarievenstructuur. In het Belastingplan 2014 is conform de Begrotingsafspraken 2014 vastgelegd dat de belasting op leidingwater wordt verhoogd en dat het heffingsplafond van 300 m3 per jaar vervalt.13 Tijdens de parlementaire behandeling van het Belastingplan 2014 hebben verschillende opties ter discussie gestaan om leidingwater overeenkomstig die afspraken in de heffing te betrekken. Uiteindelijk is in het Belastingplan 2014 gekozen voor een degressieve tarievenstructuur waarbij sprake is van een evenwichtige verdeling van de lasten over het bedrijfsleven om de beoogde opbrengst te realiseren, met een voorziene inwerkingtreding met ingang van 1 juli 2014.
Tijdens de parlementaire behandeling is toegezegd om samen met de sector mogelijke knelpunten te onderzoeken en eventuele bijstellingen mee te nemen in het Belastingplan 2015. Dit onderzoek heeft in de eerste helft van 2014 plaatsgevonden. Uit het onderzoek is gebleken dat het vervallen van het heffingsplafond per 1 juli 2014 tot een aantal niet beoogde gevolgen zou leiden, waaronder negatieve milieueffecten, ontmoediging van innovatie en willekeurig ogende gevolgen voor een beperkte groep bedrijven. In een brief aan de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal is uitvoerig ingegaan op deze niet beoogde neveneffecten.14 Zo bleek uit het onderzoek dat het gelijke speelveld in het geding zou kunnen komen, omdat alleen bedrijven die voor hun bedrijfsprocessen zijn aangewezen op leidingwater zouden worden geconfronteerd met een lastenverhoging. De belasting op leidingwater zou daarbij voor bedrijven een extra stimulans vormen om waar mogelijk over te stappen op het zelf onttrekken van grondwater, terwijl dat vanuit milieuoogpunt vaak niet wenselijk is. Daarnaast zou het hergebruik van gezuiverd afvalwater worden ontmoedigd en daarmee ook innovatieve projecten om duurzaam om te gaan met afvalwater.
Naar het oordeel van het kabinet is het niet wenselijk om verder te gaan op deze weg. Om die reden wordt met terugwerkende kracht tot 1 juli 2014 het heffingsplafond van 300 m3 gehandhaafd en de invoering van de degressieve tarievenstructuur ongedaan gemaakt. Met het oog op het voorkomen van administratieve lasten voor de sector en uitvoeringskosten voor de Belastingdienst is, vooruitlopend op aanpassing van de wet, in een goedkeurend beleidsbesluit geregeld dat de wettekst zoals deze luidde op 30 juni 2014 voor het gehele jaar kan worden toegepast.15 De wijze waarop de met deze wijziging gepaard gaande derving wordt gedekt, is toegelicht in paragraaf 6 van dit deel van de memorie.