De Wet op de loonbelasting 1964 wordt met ingang van 1 januari 2024 als volgt gewijzigd:
A
In artikel 20a, eerste lid, komt de tarieftabel te luiden:
Bij een belastbaar loon van meer dan | maar niet meer dan | bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare loon dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat | |
---|---|---|---|
I | II | III | IV |
– | € 35.129 | – | 9,38% |
€ 35.129 | € 68.507 | € 3.295 | 37,03% |
€ 68.507 | – | € 15.654 | 49,50% |
B
In artikel 20b, eerste lid, komt de tarieftabel te luiden:
Bij een belastbaar loon van meer dan | maar niet meer dan | bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare loon dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat | |
---|---|---|---|
I | II | III | IV |
– | € 35.941 | – | 9,38% |
€ 35.941 | € 68.507 | € 3.371 | 37,03% |
€ 68.507 | – | € 15.430 | 49,50% |
ARTIKEL XXII
De vrije ruimte, bedoeld in artikel 31a, derde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964, bedraagt voor het kalenderjaar 2020, in afwijking van de in dat kalenderjaar geldende tekst van die wet:
-
a. 3% van het loon waarover met toepassing van de artikelen 20a, 20b, 26 en 26b van die wet belasting wordt geheven met een maximum van € 12.000, vermeerderd met:
-
b. 1,2% van het loon waarover met toepassing van de artikelen 20a, 20b, 26 en 26b van die wet belasting wordt geheven voor zover dat loon meer bedraagt dan € 400.000.
ARTIKEL XXIII
-
1. Artikel 32ab, eerste en tweede lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 is van overeenkomstige toepassing op de bonus, bedoeld in de op artikel 3 van de Kaderwet VWSsubsidies gebaseerde regeling voor bonussen aan zorgprofessionals in het kader van de coronacrisis, voor zover deze wordt verstrekt aan anderen dan eigen werknemers, waarvoor geen inhoudingsplicht bestaat bij of krachtens een artikel van de Wet op de loonbelasting 1964, en mits de verstrekker voldoet aan de aan het slot van artikel 32ab, eerste lid, van die wet opgenomen voorwaarden.
-
2. Met betrekking tot een eindheffingsbestanddeel als bedoeld in het eerste lid wordt het bedrag van de verschuldigde belasting, bedoeld in artikel 31, tweede lid, van de Wet op de loonbelasting 1964, bepaald naar een tarief van 75%.
-
3. Voor de toepassing van de artikelen 3.13, eerste lid, onderdeel h, 3.84, eerste lid, en 3.95, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 en artikel 8, eerste lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt de bonus, bedoeld in het eerste lid, geacht in aanmerking te zijn genomen op de voet van artikel 32ab van de Wet op de loonbelasting 1964.
ARTIKEL XXIV
-
1. Een tegemoetkoming ingevolge de op de artikelen 3, eerste lid, en 9 van de Kaderwet SZW-subsidies en artikel 32d, tweede lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen gebaseerde regeling voor flexibele arbeidskrachten in het kader van de coronacrisis wordt aangemerkt als loon uit vroegere dienstbetrekking in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964.
-
2. Met betrekking tot de tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, is het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, inhoudingsplichtige als bedoeld in artikel 6 van de Wet op de loonbelasting 1964.
-
3. In afwijking van artikel 23, eerste en tweede lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 en artikel 58, tweede lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen kan de standaardloonheffingskorting, bedoeld in artikel 21c van de Wet op de loonbelasting 1964, met betrekking tot de tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, ook worden toegepast ingeval daartoe geen verzoek is gedaan of ingeval de standaardloonheffingskorting reeds tegenover een andere inhoudingsplichtige is toegepast.