De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste en tweede lid wordt «deelnemingsverrekening of op toepassing van de verrekening bij buitenlandse ondernemingswinsten» vervangen door «deelnemingsverrekening, op toepassing van de verrekening bij buitenlandse ondernemingswinsten of op voortwenteling van voorheffingen op de voet van artikel 25a, vierde lid».
2. In het zevende lid wordt «deelnemingsverrekening of de toepassing van de verrekening bij buitenlandse ondernemingswinsten» vervangen door «deelnemingsverrekening, de toepassing van de verrekening bij buitenlandse ondernemingswinsten of de voortwenteling van voorheffingen op de voet van artikel 25a, vierde lid,».
B
Artikel 14a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «deelnemingsverrekening of op toepassing van de verrekening bij buitenlandse ondernemingswinsten» vervangen door «deelnemingsverrekening, op toepassing van de verrekening bij buitenlandse ondernemingswinsten of op voortwenteling van voorheffingen op de voet van artikel 25a, vierde lid».
2. In het vijfde lid wordt «deelnemingsverrekening of de toepassing van de verrekening bij buitenlandse ondernemingswinsten» vervangen door «deelnemingsverrekening, de toepassing van de verrekening bij buitenlandse ondernemingswinsten of de voortwenteling van voorheffingen op de voet van artikel 25a, vierde lid,».
C
Artikel 14b wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «deelnemingsverrekening of op toepassing van de verrekening bij buitenlandse ondernemingswinsten» vervangen door «deelnemingsverrekening, op toepassing van de verrekening bij buitenlandse ondernemingswinsten of op voortwenteling van voorheffingen op de voet van artikel 25a, vierde lid,».
2. In het vierde lid wordt «deelnemingsverrekening of de toepassing van de verrekening bij buitenlandse ondernemingswinsten» vervangen door «deelnemingsverrekening, de toepassing van de verrekening bij buitenlandse ondernemingswinsten of de voortwenteling van voorheffingen op de voet van artikel 25a, vierde lid,».
D
Artikel 14ba wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «deelnemingsverrekening of op toepassing van de verrekening bij buitenlandse ondernemingswinsten» vervangen door «deelnemingsverrekening, op toepassing van de verrekening bij buitenlandse ondernemingswinsten of op voortwenteling van voorheffingen op de voet van artikel 25a, vierde lid,».
2. In het vierde lid wordt «deelnemingsverrekening of de toepassing van de verrekening bij buitenlandse ondernemingswinsten» vervangen door «deelnemingsverrekening, de toepassing van de verrekening bij buitenlandse ondernemingswinsten of de voortwenteling van voorheffingen op de voet van artikel 25a, vierde lid,».
E
In artikel 15, veertiende lid, onderdeel c, wordt na «15ahb» ingevoegd «, 15ak».
F
In artikel 15aa, eerste lid, aanhef, wordt «tot en met 15aj» vervangen door «tot en met 15al».
G
In artikel 15ah, eerste lid, wordt «en 15ae» vervangen door «15ae en 15ak, vijfde lid,».
H
Na artikel 15aj worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 15ak
-
1. Voor de toepassing van artikel 25a, vierde lid, worden de voor het voegingstijdstip van een maatschappij geheven voorheffingen die zijn voortgewenteld naar het jaar dat aanvangt op het voegingstijdstip (voorvoegingsvoorheffingen) verrekend met een aanslag van de moedermaatschappij van een jaar voor zover:
-
a. de maatschappij beschikt over een bedrag aan resterende voorvoegingsvoorheffingen;
-
b. bij de moedermaatschappij in dat jaar ruimte bestaat voor het verrekenen van voortgewentelde voorheffingen; en
-
c. bij de maatschappij in dat jaar ruimte voor het verrekenen van voortgewentelde voorheffingen zou bestaan, indien zij geen deel zou uitmaken van de fiscale eenheid.
-
-
2. Indien een bestaande fiscale eenheid wordt uitgebreid of indien een bestaande fiscale eenheid wordt opgenomen in een nieuwe fiscale eenheid, worden voor de toepassing van artikel 25a, vierde lid, voorvoegingsvoorheffingen van die bestaande fiscale eenheid verrekend met de aanslag van de moedermaatschappij van de fiscale eenheid van een jaar voor zover:
-
a. de bestaande fiscale eenheid beschikt over een bedrag aan resterende voorvoegingsvoorheffingen;
-
b. bij de moedermaatschappij in dat jaar ruimte bestaat voor het verrekenen van voortgewentelde voorheffingen; en
-
c. bij de bestaande fiscale eenheid in dat jaar ruimte voor het verrekenen van voortgewentelde voorheffingen zou bestaan, indien zij niet zou zijn uitgebreid of niet zou zijn opgenomen in een nieuwe fiscale eenheid.
-
-
3. Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel a, en het tweede lid, onderdeel a, wordt onder een bedrag aan resterende voorvoegingsvoorheffingen verstaan: het positieve bedrag dat resteert nadat het op het voegingstijdstip aanwezige bedrag aan voorvoegingsvoorheffingen van de maatschappij, onderscheidenlijk de bestaande fiscale eenheid, is verminderd met het bedrag aan voorvoegingsvoorheffingen van die maatschappij, onderscheidenlijk die bestaande fiscale eenheid, dat in voorgaande jaren is verrekend met een aanslag van de moedermaatschappij.
-
4. Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel b, en het tweede lid, onderdeel b, wordt onder ruimte voor het verrekenen van voortgewentelde voorheffingen verstaan: het bedrag aan te betalen belasting voor zover dat bedrag de voorheffingen in het jaar overschrijdt.
-
5. Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel c, en het tweede lid, onderdeel c, wordt onder ruimte voor het verrekenen van voortgewentelde voorheffingen verstaan: het bedrag aan winst van de fiscale eenheid dat is toe te rekenen aan de maatschappij, onderscheidenlijk de maatschappijen die direct voorafgaande aan het voegingstijdstip tot de bestaande fiscale eenheid behoorden, verminderd met een met de belastbare winst van de fiscale eenheid verrekend voorvoegingsverlies van die maatschappij, onderscheidenlijk die maatschappijen, en vermenigvuldigd met het percentage van het hoogste tarief, bedoeld in artikel 22.
-
6. In afwijking van artikel 25a, vierde lid, en artikel 25b, eerste lid, stelt de inspecteur een voort te wentelen bedrag aan voorvoegingsvoorheffingen van de dochtermaatschappij of de bestaande fiscale eenheid, niet bij voor bezwaar vatbare beschikking vast, en zijn deze voorheffingen met inachtneming van dit artikel wel verrekenbaar, gedurende de periode dat die maatschappij, onderscheidenlijk die bestaande fiscale eenheid, deel uitmaakt van de fiscale eenheid.
-
7. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op een fiscale eenheid als bedoeld in artikel 15a, met dien verstande dat daarbij voor moedermaatschappij wordt gelezen: centrale maatschappij.
Artikel 15al
-
1. Vanaf het ontvoegingstijdstip van een dochtermaatschappij worden voor de toepassing van artikel 25a, vierde lid, de volgende voorheffingen verrekend met een aan die dochtermaatschappij opgelegde aanslag over het jaar dat aanvangt op het ontvoegingstijdstip:
-
a. het bedrag aan resterende voorvoegingsvoorheffingen in de zin van artikel 15ak, derde lid, van die dochtermaatschappij; en
-
b. de niet verrekende voorheffingen van de moedermaatschappij die aan die dochtermaatschappij zijn toe te rekenen.
-
-
2. In afwijking van artikel 25a, vierde lid, en artikel 25b, stelt de inspecteur het bedrag aan resterende voorvoegingsvoorheffingen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, in het jaar dat aanvangt op het ontvoegingstijdstip niet bij voor bezwaar vatbare beschikking vast, en zijn deze voorheffingen met inachtneming van artikel 25a, vierde lid, eerste en tweede zin, in dat jaar wel verrekenbaar.
-
3. Het eerste lid, onderdeel b, vindt slechts toepassing indien:
-
a. door de moedermaatschappij en de dochtermaatschappij gezamenlijk aannemelijk wordt gemaakt dat die voorheffingen aan de dochtermaatschappij zijn toe te rekenen;
-
b. een verzoek tot het toerekenen van voorheffingen aan de dochtermaatschappij wordt gedaan bij de aangifte van de moedermaatschappij over het laatste jaar waarin de dochtermaatschappij nog deel uitmaak van de fiscale eenheid.
-
-
4. Bij toepassing van het derde lid stelt de inspecteur het bedrag aan voorheffingen dat aan de dochtermaatschappij is toe te rekenen vast bij voor bezwaar vatbare beschikking. Artikel 25b, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
-
5. Vanaf het ontvoegingstijdstip worden voorheffingen die ingevolge het eerste lid, onderdeel b, in aanmerking worden genomen bij de dochtermaatschappij, niet in aanmerking genomen bij de moedermaatschappij.
-
6. Tegen de beschikking, bedoeld in artikel 25b, eerste lid, die gelijktijdig met de aanslag over het jaar dat aanvangt op het ontvoegingstijdstip wordt vastgesteld, kan de dochtermaatschappij in bezwaar en beroep ook gronden aandragen die betrekking hebben op haar bedrag aan resterende voorvoegingsvoorheffingen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a.
I
Artikel 25a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt «en verrekening van voorheffingen blijft achterwege».
2. Het tweede lid komt te luiden:
-
2. Indien de belastingplichtige binnen een door Onze Minister te bepalen termijn aangifte heeft gedaan wordt, in afwijking in zoverre van het eerste lid, ook een aanslag vastgesteld, indien de berekening van de belasting leidt tot nihil.
3. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
-
3. In afwijking van artikel 15 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen worden voorheffingen in een jaar verrekend met een aanslag tot ten hoogste het bedrag aan te betalen belasting vóór verrekening van voorheffingen.
-
4. Voor zover in een jaar voorheffingen ingevolge het derde lid niet worden verrekend met een aanslag worden deze, gezamenlijk met de voortgewentelde voorheffingen uit voorgaande jaren, voortgewenteld naar het volgende jaar en in dat jaar verrekend voor zover de voorheffingen in dat jaar lager zijn dan het bedrag, bedoeld in het derde lid. Het verrekenen van voorheffingen die ingevolge het derde lid niet zijn verrekend, geschiedt in de volgorde van de jaren waarin de voorheffingen zijn geheven. De voortwenteling en de verrekening, bedoeld in de eerste zin, vinden alleen plaats indien het naar het volgende jaar voort te wentelen bedrag aan voorheffingen door de inspecteur is vastgesteld bij voor bezwaar vatbare beschikking.
J
Na artikel 25a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 25b
-
1. De inspecteur stelt het bedrag aan voort te wentelen voorheffingen, bedoeld in artikel 25a, vierde lid, vast bij voor bezwaar vatbare beschikking, gelijktijdig met het vaststellen van de aanslag over het jaar waarin sprake is van een bedrag aan voort te wentelen voorheffingen. Het bedrag, bedoeld in de eerste zin, wordt op het aanslagbiljet afzonderlijk vermeld.
-
2. Rechtsmiddelen tegen een beschikking als bedoeld in het eerste lid kunnen uitsluitend betrekking hebben op de grootte van het bedrag aan voort te wentelen voorheffingen voor zover dat niet eerder is vastgesteld.
-
3. De inspecteur kan de beschikking, bedoeld in het eerste lid, in alle gevallen bij voor bezwaar vatbare beschikking herzien of alsnog vaststellen indien het bedrag, bedoeld in het eerste lid, tot een te hoog bedrag, onderscheidenlijk niet, bij voor bezwaar vatbare beschikking is vastgesteld. De bevoegdheid tot het herzien of alsnog vaststellen van een bedrag aan voort te wentelen voorheffingen in een jaar vervalt door verloop van vijf jaren na afloop van het jaar waarin de voorheffingen zijn geheven. Indien voor het doen van aangifte uitstel is verleend, wordt de termijn van vijf jaren met de duur van dit uitstel verlengd.