A&K-analyses | Afhankelijkheids- en kwetsbaarheidsanalyses |
AIVD | Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst |
AO | Administratieve organisatie |
AZ | Algemene Zaken |
BuiZa | Buitenlandse zaken |
BZK | Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
CAO | Collectieve Arbeidsovereenkomst |
CFI | Centrale Financiën Instellingen |
CW | Comptabiliteitswet |
DAD | Departementale Accountantsdienst |
EU | Europese Unie |
EZ | Economische Zaken |
FSC | Facilitair Salariscentrum |
IBO | Interdepartementaal beleidsonderzoek |
IC | Interne Controle |
ICT | Informatie- en communicatietechnologie |
IND | Immigratie- en Naturalisatiedienst |
IODI | Interdepartementaal overleg van directeuren Informatievoorziening |
IT | Informatie technologie |
ITO | Organisatie Informatie- en communicatietechnologie OOV |
KLPD | Korps Landelijke Politie Diensten |
LBB/KPU | Landelijk Bevoorradingsbedrijf/Kleding- en Persoonsgebonden Uitrustingsbedrijf |
LNV | Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit |
M&O | Misbruik en oneigenlijk gebruik |
OCW | Onderwijs, Cultuur en Wetenschap |
P&O | Personeel en organisatie |
Paresto | Restauratieve organisatie van het Ministerie van Defensie |
P-functie | Personeelsfunctie |
RGD | Rijksgebouwendienst |
RPE | Regeling prestatiegegevens en evaluatieonderzoek |
RSI | Repetitive Strain Injury: verzamelnaam voor lichamelijke klachten door repeterende werkbewegingen. |
RWT | Rechtspersoon met een wettelijke taak |
SAP | Geïntegreerd informatie- en besturingssysteem voor bedrijfsmatige processen |
SZW | Sociale Zaken en Werkgelegenheid |
TNO | Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek |
USB | Universal Serial Bus, standaard voor het aansluiten van computerapparatuur |
UWV | Uitvoeringsorganisatie Werknemersverzekeringen |
VBTB | Van beleidsbegroting tot beleidsverantwoording |
VenW | Verkeer en Waterstaat |
VIR | Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst |
VIR-bi | Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst – bijzondere informatie |
VROM | Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer |
VWS | Volksgezondheid, Welzijn en Sport |
WAO | Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering |
WOPT | Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens |
ANNEX SAMENVATTINGEN RECHTMATIGHEIDSONDERZOEK 2005 PER BEGROTINGSHOOFDSTUK
In deze annex staan de samenvattingen van de rapporten van de Algemene Rekenkamer bij de jaarverslagen over 2005.1
Op grond van haar bevindingen is de Algemene Rekenkamer van oordeel dat het jaarverslag over 2005 van het Huis der Koningin voldoet aan de gestelde eisen.
De Algemene Rekenkamer heeft in 2005 inzage gekregen in de onderliggende processen die ten grondslag liggen aan het overzicht van de functionele en de overige uitgaven die te relateren zijn aan het Huis der Koningin. Dit overzicht is sinds 2004 mede op verzoek van de Tweede Kamer als bijlage toegevoegd aan het jaarverslag van het Huis der Koningin. Dit overzicht wordt opgesteld op basis van opgaven van de vakdepartementen die de uitgaven verrichten.
De Algemene Rekenkamer heeft vastgesteld dat de procedureregels voor de declarabele functionele uitgaven in 2005 zijn geactualiseerd. Uiteraard is het van belang dat de verantwoordelijke vakministers een adequate toelichting geven in hun jaarverslag over de uitgaven die zij in hun opgave aan het Ministerie van Algemene Zaken hebben opgenomen.
De uitgaven van de Staten-Generaal bedroegen in 2005 € 115,6 miljoen. De verplichtingen bedroegen € 124,0 miljoen en de ontvangsten € 3,0 miljoen.
Bij het onderzoek naar de financiële informatie in het Jaarverslag 2005 van de Staten-Generaal (begrotingshoofdstuk IIA) is geconstateerd dat de financiële informatie in het jaarverslag voldoet aan de eisen die de CW 2001 stelt.
Het onderzoek naar de bedrijfsvoering heeft de volgende resultaten opgeleverd.
Het financieel beheer over 2005 van de organisaties die deel uitmaken van onderdeel IIA (de Eerste en de Tweede Kamer) vertoont een wisselend beeld. Het financieel beheer bij de Eerste Kamer der Staten-Generaal heeft in 2005 niet voldaan aan de daaraan te stellen eisen. Inkoopregels ontbreken of zijn niet in alle gevallen nageleefd en er is geen contractenregister. De beschrijving van de administratieve organisatie op het gebied van materieelbeheer, het contractbeheer en inkoopbeleid was onvoldoende. Ook de werking van de administratieve organisatie verdient de aandacht. In 2006 zijn verbeteracties gepland, die naar verwachting de gesignaleerde knelpunten zullen opheffen. Bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal is het financieel beheer ordelijk en controleerbaar. Er zijn verbeteringen geconstateerd bij het contractbeheer, het verplichtingenbeheer, de betalingen en het naleven van aanbestedingsvoorschriften. De Algemene Rekenkamer constateert dat zowel de Eerste als Tweede Kamer niet beschikken over uitgewerkte procedures voor de totstandkoming van de bedrijfsvoeringsparagraaf.
De Algemene Rekenkamer concludeert dat zowel de Eerste als Tweede Kamer niet beschikken over uitgewerkte procedures voor de totstandkoming van de niet-financiële beleidsinformatie.
Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten (IIb)
De uitgaven van de Hoge Colleges van Staat en Kabinetten bedroegen in 2005 € 88,2 miljoen. De verplichtingen bedroegen € 89,2 miljoen en de ontvangsten € 3,2 miljoen.
Bij het onderzoek naar de financiële informatie in het Jaarverslag 2005 van de Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten (begrotingshoofdstuk IIB) is geconstateerd dat de financiële informatie in het jaarverslag voldoet aan de eisen die de CW 2001 stelt.
Het onderzoek naar de bedrijfsvoering heeft de volgende resultaten opgeleverd.
Bij de Hoge Colleges van Staat en Kabinetten is in 2005 sprake geweest van een ordelijk financieel beheer. Het materieelbeheer blijft aandacht vragen, ondanks de verbeteracties die in 2005 zijn ingezet.
Voor de Hoge Colleges van Staat en Kabinetten zijn geen uitgewerkte procedures voor de totstandkoming van de niet-financiële beleidsinformatie.
Ministerie van Algemene Zaken (III)
De uitgaven van het ministerie van AZ bedroegen in 2005 € 50,6 miljoen. De verplichtingen bedroegen € 51,3 miljoen en de ontvangsten € 5,7 miljoen.
De baten van baten-lastendienst Dienst Publiek en Communicatie bedroegen in 2005 € 41,9 miljoen en de lasten € 41,3 miljoen.
De uitgaven van het Kabinet der Koningin bedroegen in 2005 € 2,1 miljoen. De verplichtingen bedroegen € 2,1 miljoen en de ontvangsten € 0,005 miljoen.
De uitgaven van de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten bedroegen in 2005 € 0,5 miljoen. De verplichtingen bedroegen € 0,5 miljoen en de ontvangsten € 0,005 miljoen. De financiële informatie in het Jaarverslag 2005 van het Ministerie van AZ, het Kabinet der Koningin en de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (begrotingshoofdstuk III) voldoet aan de eisen die de CW 2001 stelt.
Het onderzoek naar de bedrijfsvoering heeft de volgende resultaten opgeleverd.
De onderzochte onderdelen van het financieel beheer, het materieelbeheer en de daartoe bijgehouden administraties in 2005 van het Ministerie van AZ, het Kabinet der Koningin en de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten voldoen aan de gestelde eisen.
De Algemene Rekenkamer heeft geen onvolkomenheden in de bedrijfsvoering geconstateerd in 2005.
Hoewel het inkoopproces en het contractbeheer in de loop van 2005 verder zijn verbeterd heeft het beheer nog niet het gewenste eindresultaat voor deze onderdelen bereikt. In 2006 moet zichtbaar worden of de getroffen maatregelen effectief zijn. Het ministerie heeft de afgelopen jaren overigens geen grote risico’s gelopen, zoals blijkt uit het feit dat er in 2005 geen fouten en onzekerheden zijn geconstateerd die de kritische tolerantiegrenzen overschrijden.
Ten aanzien van het ICT-beheer en de informatiebeveiliging vraagt de Algemene Rekenkamer met name aandacht voor het autorisatiebeheer en het aansluiten van de rechten van de systeembeheerders op de vereisten van functiescheiding.
De Dienst Publiek en Communicatie heeft per 1 januari 2005 de formele status van baten-lastendienst. Het eerste jaar is redelijk goed verlopen. De dienst kan de financiële verantwoording nog verbeteren, vooral wat betreft het treffen van voorzieningen. De Algemene Rekenkamer beveelt dan ook aan om een voorzieningenbeleid te ontwikkelen.
Voor het Ministerie van AZ kunnen geen maatschappelijke effecten (outcome-indicatoren) worden benoemd door de aard van de werkzaamheden en omdat de begroting van het Ministerie van Algemene Zaken niet aan een specifiek beleidsveld is gekoppeld. Het ministerie hanteert echter wel de uitgangspunten van VBTB.
De informatie in het Jaarverslag 2005 van het Ministerie van AZ sluit in onvoldoende mate aan op de begroting 2005. De prestatie-indicatoren en streefwaarden over de uitvoering van het algemeen communicatiebeleid komen niet terug in het jaarverslag. Het ontbreken van de informatie is het gevolg van een strikte toepassing van de Rijksbegrotingsvoorschriften.
De informatie over het gevoerde beleid in het Jaarverslag 2005 van het Ministerie van AZ is op deugdelijke wijze tot stand gekomen.
De uitgaven van Koninkrijksrelaties (begrotingshoofdstuk IV) bedroegen in 2005 € 166,5 miljoen. De verplichtingen bedroegen € 140,8 miljoen en de ontvangsten € 26,4 miljoen.
Uit het onderzoek naar de financiële informatie in het Jaarverslag 2005 van Koninkrijksrelaties blijkt dat deze informatie voldoet aan de eisen die de CW 2001 stelt.
Het onderzoek naar de bedrijfsvoering heeft de volgende resultaten opgeleverd:
• In het Jaarverslag 2005 van Koninkrijksrelaties is geen bedrijfsvoeringsparagraaf opgenomen. Wijzigingen in de organisatie van het Ministerie van BZK en van het Management Control Systeem zijn aangegeven in de bedrijfsvoeringsparagraaf van het Jaarverslag 2005 van het Ministerie van BZK (begrotingshoofdstuk VII).
• Ten aanzien van het financieel beheer stellen wij vast dat de procedures voor het aangaan van verplichtingen, de inkoop en het doen van uitgaven adequaat zijn nageleefd. Wel constateren wij dat oude voorschotten te lang open blijven staan. Aangezien het kerndepartement hiervoor verantwoordelijk is, gaan wij in op de knelpunten hieromtrent in ons Rapport bij het jaarverslag van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (hoofdstuk VII), en niet in dit rapport.
De Algemene Rekenkamer stelt vast dat het financieel beheer en materieelbeheer en de overige aspecten van bedrijfsvoering voldoen aan de daaraan te stellen eisen.
De informatie over het gevoerde beleid in het Jaarverslag 2005 van Koninkrijksrelaties is op deugdelijke wijze tot stand gekomen en voldoet aan de verslaggevingseisen.
Ministerie van Buitenlandse Zaken (V)
De uitgaven van het Ministerie van BuiZa bedroegen in 2005 € 10 746 miljoen. De verplichtingen bedroegen € 10 528 miljoen en de ontvangsten € 611 miljoen.
Het onderzoek naar de financiële informatie in het Jaarverslag 2005 van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (begrotingshoofdstuk V) heeft de volgende resultaten opgeleverd.
De financiële informatie in het jaarverslag voldoet aan de eisen die de CW 2001 stelt, met uitzondering van de volgende belangrijke fouten en onzekerheden:
– aangegane verplichtingen: € 39,3 miljoen, vooral door fouten en onzekerheden in artikel 4: Meer welvaart en minder armoede en in artikel 5: Toegenomen menselijke en sociale ontwikkeling;
– uitgaven: € 24,4 miljoen, vooral door fouten en onzekerheden in artikel 4: Meer welvaart en minder armoede en in artikel 11: Algemeen;
– saldibalans: € 4 000 op de balanspost «liquide middelen» waarmee de tolerantiegrens van 0% werd overschreden.
Het onderzoek naar de bedrijfsvoering heeft de volgende resultaten opgeleverd. Het financieel beheer, het materieelbeheer en de daartoe bijgehouden administraties van het Ministerie van Buitenlandse Zaken voldoen in 2005 aan de eisen die de CW 2001 stelt, met uitzondering van de volgende onderdelen:
– het voorschotbeheer OS-gelden;
– het departementale reviewbeleid;
– de informatiebeveiliging, wat betreft het voldoende opvolgen van het Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst 1994 (VIR);
– nieuwbouw ambassades;
– het archief- en dossierbeheer.
Bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken stelde de Algemene Rekenkamer over 2005 vast dat het financieel beheer en het materieelbeheer over het algemeen ordelijk en controleerbaar waren. Ten opzichte van 2004 is de kwaliteit van het financieel beheer iets verbeterd: het bedrag aan fouten en onzekerheden in de betalingen en verantwoordingen bedraagt over 2005 € 71,2 miljoen tegenover € 89,6 miljoen over 2004. Het percentage fouten en onzekerheden op het totaal van de afgewikkelde voorschotten van € 2,4 miljard daalde naar 1,1%. Daarmee heeft de minister voldaan aan zijn toezegging aan de Tweede Kamer om het aantal fouten en onzekerheden terug te brengen tot rond de 1%. De verbetering in de kwaliteit van het financeel beheer is vooral het gevolg van minder onzekerheden. Zorgelijk is dat zowel in de verplichtingen als in de betalingen ten opzichte van 2004 over 2005 de onrechtmatigheden zijn toegenomen. Het totaal aan onrechtmatigheden in de betalingen en de verantwoordingen nadert met een percentage van 0,72% de tolerantiegrens van 1%. De Algemene Rekenkamer beveelt aan een nadere analyse te maken van deze stijging van de onrechtmatigheden.
De doelstelling van het ministerie om jaarlijks 0,8% van het Bruto Nationaal Product te besteden aan ontwikkelingssamenwerking kan een bestedingsdruk geven. Over 2005 beoordeelde de departementale accountantsdienst een bedrag van in totaal € 3,4 miljoen als onrechtmatig, omdat door de bestedingsdruk te vroeg betaald is. Bij het Ministerie van Financiën stelt de Algemene Rekenkamer vast dat een bedrag van in totaal circa € 144 miljoen niet aan de eisen van de CW 2001 voldoet. Op verzoek van de minister van Buitenlandse Zaken is dit bedrag eind 2005 vooruitbetaald aan buitenlandse ontwikkelingsinstellingen.
De Algemene Rekenkamer heeft veel waardering voor de in 2005 genomen maatregelen voor de verbetering van het voorschotbeheer van OS-gelden. Een deel van de effecten van de genomen verbetermaatregelen zal evenwel vanaf 2006 en later pas zichtbaar kunnen worden. Over 2005 stelt de Algemene Rekenkamer in het bezwaaronderzoek voorschotbeheer OS-gelden in de diverse onderdelen van de activiteitencyclus en de organisatie van het voorschotbeheer nog onvolkomenheden vast. Op drie belangrijke onderdelen van het voorschotbeheer stelt de Algemene Rekenkamer bovendien nog structurele onvolkomenheden vast waarvoor weliswaar het ministerie verbetermaatregelen in gang heeft gezet maar waarvan zij de werking en het effect nog niet heeft kunnen vaststellen. In een vervolgbezwaaronderzoek zal de Algemene Rekenkamer over 2006 nagaan of met name de volgende verbeteringen zijn doorgevoerd:
• de verdere ontwikkeling van het managementinformatiesysteem waardoor de monitoring van (de resultaten van) OS-activiteiten middels eenduidige indicatoren kan plaatsvinden;
• het (binnen de raamovereenkomsten) maken van nadere afspraken met internationale organisaties over tijdige aanlevering van verantwoordingen over de besteding van OS-gelden, meer in overeenstemming met de huidige regelgeving van het ministerie;
• het doorvoeren van een substantiële verbetering van het systeem en de uitvoering van het rappel- en sanctiebeleid.
Het merendeel van de budgethouders heeft het reviewbeleid nog niet volgens de richtlijn in het Handboek Bedrijfsvoering Buitenlandse Zaken (HBBZ) beschreven en ingericht.
Het ministerie voldoet weliswaar over 2005 op hoofdlijnen aan het Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst (VIR), maar de beveiligingsmaatregelen worden nog niet goed opgevolgd.
Het ministerie beschikt voor de nieuwbouw van ambassades nog niet over richtlijnen voor de (maximum)kosten en loopt hierdoor een risico dat kosten voor een nieuwbouwproject onevenredig hoog uitpakken. Door het ontbreken van een geaggregeerde evaluatie van begrote en gerealiseerde kosten kan het ministerie geen lessen voor de toekomst trekken.
Voor een toereikend archief- en dossierbeheer dienen de archiefinstructies nog te worden geactualiseerd. Daarnaast moeten de desbetreffende medewerkers zich ook bewuster worden van het grote belang van een goedwerkend archief en kwalitatief goede dossiers. Ook moet nog een sanctiebeleid worden ontwikkeld.
De Algemene Rekenkamer constateert dat in 2005 bij respectievelijk de Nederlandse Financieringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden (FMO) en de non-gouvernementele organisaties de onvolkomenheden in het toezicht door het ministerie zijn opgelost.
De Algemene Rekenkamer heeft door het ontbreken van een definitieve financiële verantwoording en de accountantsverklaring daarover nog geen toets kunnen uitvoeren op de uitgaven van het EU-voorzitterschap. Wij dringen er op aan dat het ministerie deze verantwoording zo spoedig mogelijk alsnog uitbrengt.
De ontwikkeling van het Nieuw Visum Informatie Systeem (NVIS) stagneerde in 2005, omdat de beveiliging van de informatie-uitwisseling met de ketenpartners complexer is dan was voorzien. Inmiddels is een goede doorstart gemaakt. Daarbij is het noodzakelijk om de relevante ontwikkelingen op het consulaire werkterrein te blijven volgen en daar bij de verdere ontwikkeling zo nodig rekening mee te houden.
Voor het nieuwe financieringsstelsel dat het ministerie voor het onderhoud van ambassades in 2005 doorvoerde dienen naar de mening van de Algemene Rekenkamer de gereserveerde bedragen in de artikelsgewijze toelichting bij de begroting te worden geëxpliciteerd. Ook dient de regelgeving voor het onderhoud in het HBBZ nog te worden aangepast. Aangezien nog maar weinig ervaring is opgedaan met dit nieuwe systeem zal de Algemene Rekenkamer de werking eerst over 2006 kunnen vaststellen.
Voor het integriteitsbeleid dient naar de mening van de Algemene Rekenkamer het ministerie een overkoepelend integriteitsbeleid nog te formuleren. De Algemene Rekenkamer stelt vast dat eind 2005 nog altijd 105 lokale medewerkers ongescreend een vertrouwensfunctie vervullen. Volgens een nieuwe benadering zal het ministerie de functies van lokale krachten wellicht niet langer als vertrouwensfunctie beschouwen. Over 2006 zal de Algemene Rekenkamer nagaan welke criteria hierbij zijn gehanteerd.
Het ministerie voldoet nog niet aan haar eigen doelstelling om 90% van de OS-activiteiten tijdig te waarderen in het OS-waarderingssysteem, terwijl ook de kwaliteit van de waarderingen nog onvoldoende is.
De Algemene Rekenkamer concludeert dat de informatie over het gevoerde beleid in het Jaarverslag 2005 van het Ministerie van Buitenlandse Zaken op deugdelijke wijze tot stand gekomen is en voor het grootste deel voldoet aan de verslaggevingseisen. Wel worden effect- en prestatie-indicatoren in het jaarverslag in veel gevallen nog onvoldoende concreet uitgewerkt of ontbreken deze. De ontwikkeling van een VBTB-conform jaarverslag blijft zodoende een punt van aandacht.
Ten aanzien van het beleidsartikel armoedebestrijding concludeert de Algemene Rekenkamer dat de minister te weinig inzicht geeft in de mate waarin de (internationale) doelstellingen worden behaald en op welke wijze het Nederlandse beleid hieraan bijdraagt.
De uitgaven van het Ministerie van Justitie bedroegen in 2005 € 5577,8 miljoen. De verplichtingen bedroegen € 5513,4 miljoen en de ontvangsten € 1091,1 miljoen.
Het onderzoek naar de financiële informatie in het Jaarverslag 2005 van het Ministerie van Justitie (begrotingshoofdstuk VI) heeft de volgende resultaten opgeleverd.
De financiële informatie in het jaarverslag voldoet aan de eisen die de CW 2001 stelt, met uitzondering van € 49,9 miljoen aan fouten en onzekerheden in de uitgaven en € 34,4 miljoen aan fouten en onzekerheden in de lasten bij de baten- en lastendiensten.
Het onderzoek naar de bedrijfsvoering heeft de volgende resultaten opgeleverd.
De informatie over de bedrijfsvoering in het Jaarverslag 2005 van het Ministerie van Justitie is op deugdelijke wijze tot stand gekomen en voldoet aan de verslaggevingseisen. In de bedrijfsvoeringsparagraaf is een mededeling bedrijfsvoering opgenomen, waarmee de minister expliciet aangeeft dat er sprake is van beheerste bedrijfsprocessen.
Wij hebben dit jaar een vervolgonderzoek uitgevoerd naar de personele uitgaven van het Ministerie van Justitie. Al een aantal opeenvolgende jaren rapporteert de Algemene Rekenkamer dat het beheer van de personeelsdossiers en de toepassing van de regelgeving voor extra belonen onvoldoende waren. Wij concluderen dat er in 2005 op punten vooruitgang is geboekt bij het beheer van de personele uitgaven, zoals de problematiek van de overwerkvergoeding vanaf salarisschaal 11 en van de actualisering van de salaris-bezoldigingsstructuur voor de forensisch psychiaters. Tevens zijn alle toezeggingen van de minister naar aanleiding van ons Rapport bij het Jaarverslag 2004 (Algemene Rekenkamer, 2005a) uitgevoerd. Daarentegen hebben wij bij het dossierbeheer opnieuw onvolkomenheden geconstateerd bij circa 40% van de onderzochte dossiers. Het departement heeft aangegeven de noodzakelijke verbeteracties uit te voeren. Wij gaan er van uit dat dit ertoe zal leiden dat eind 2006 een duidelijke verbetering in het dossierbeheer tot stand is gebracht.
De Algemene Rekenkamer heeft sinds 1997 kritische opmerkingen gemaakt over het financieel beheer van het Openbaar Ministerie (OM). Wij concluderen dat het financieel beheer eind 2005 grotendeels op orde is. Ook het onderdeel gerechtskosten is op orde gekomen, hoewel dit onderwerp een aandachtspunt blijft. Om de gerechtskosten blijvend beter te kunnen beheersen is het OM afhankelijk van de medewerking vanexterne partijen. Om een structurele oplossing daarvoor bij het OM te bewerkstelligen, hebben betrokken partijen (de Ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van Justitie en van Economische Zaken, de politie, de rechtelijke macht, het OM) het plan om het budget van de gerechtskosten over de drie belangrijkste opdrachtgevers te splitsen, namelijk de politie, de Raad voor de rechtspraak en het OM. Het Ministerie van Justitie heeft inmiddels het initiatief genomen om deze problematiek op korte termijn definitief op te lossen.
Het beeld dat de Algemene Rekenkamer de afgelopen jaren had van de ontwikkelingen in de bedrijfsvoering, was tot 2004 wisselend. In het jaar 2004 was er sprake van een positieve omslag. Wij constateren dat dit zich in 2005 heeft gestabiliseerd. Zo zien wij naast opgeloste onvolkomenheden nieuwe onvolkomenheden bij de naleving van de verificatieprocedure van de materiële uitgaven (de interne controle heeft onvoldoende gefunctioneerd) en hebben wij in 2005 gerapporteerd over de Immigratie- en Naturalisatiedienst, onder meer over de bedrijfsvoering (Algemene Rekenkamer, 2005b). Wij zien daarnaast risicovolle ontwikkelingen die de kwaliteit van de bedrijfsvoering negatief kunnen beïnvloeden. Dit geldt met name voor de vernieuwing van de diverse informatiesystemen en voor de afrekening in 2006 van het groot project Oudkomersregeling G54 tot en met 2003. Wij vragen hiervoor speciale aandacht van het ministerie.
De Algemene Rekenkamer heeft de beleidsinformatie in het Jaarverslag 2005 onderzocht. Wij concluderen dat de informatie over het gevoerde beleid in het Jaarverslag 2005 van het Ministerie van Justitie op deugdelijke wijze tot stand is gekomen en voldoet aan de verslaggevingseisen, met uitzondering van de controleerbaarheid van de verwerking van grote hoeveelheden gegevens uit primaire systemen tot managementinformatie. Wij constateren dat de minister deze tekortkoming in de bedrijfsvoeringsparagraaf in het jaarverslag heeft toegelicht.
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII)
De uitgaven van het Ministerie van BZK bedroegen in 2005 € 5 615 miljoen. De verplichtingen bedroegen € 7 332 miljoen en de ontvangsten € 617 miljoen.
Bij het onderzoek naar de financiële informatie in het Jaarverslag 2005 van het Ministerie van BZK constateert de Algemene Rekenkamer dat de financiële informatie in het jaarverslag voldoet aan de eisen die de CW 2001 stelt.
Het onderzoek naar de bedrijfsvoering heeft de volgende resultaten opgeleverd.
Er was sprake van onvolkomenheden bij de volgende onderdelen:
• managementcontrolsysteem (MCS);
• beheer overdrachtsuitgaven: bedrijfsvoering directie Brandweer en geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen (B&G);
• contractbeheer: inkopen en aanbesteden;
• administratieve- en uitvoeringssystemen: voorschottenbeheer;
• informatiebeveiliging.
Het aantal onvolkomenheden in het beheer is ten opzichte van 2004 niet afgenomen en wij constateren dat het beheer over het geheel genomen ongeveer gelijk gebleven is. Wel zijn er op onderdelen verbeteringen geweest. Zo is er flinke vooruitgang geboekt in de bedrijfsvoering van de baten-lastendienst Informatie- en Communicatietechnologie Organisatie (ITO). In 2004 was daar nog sprake van een ernstige onvolkomenheid. De overige onvolkomenheden uit 2004 bestaan nog steeds. Wel is bij de bedrijfsvoering van de directie B&G vooruitgang geconstateerd bij de uitvoering van het «Besluit doeluitkering bestrijding van rampen en zware ongevallen» (BDUR). De uitvoering van het «Bijdragebesluit kosten ruiming explosieven Tweede Wereldoorlog 1999» (de Bommenregeling) was echter nog niet verbeterd.
Ook bij het inkopen en aanbesteden, het voorschottenbeheer en de informatiebeveiliging zijn er positieve ontwikkelingen geweest. Deze hebben er echter nog niet toe geleid dat de onvolkomenheden in 2005 weggewerkt zijn.
Nieuw in 2005 is de onvolkomenheid in het MCS. Wij constateren dat de directie Financieel-Economische Zaken en Control (FEZC) in 2005 onvoldoende in staat was volledig invulling aan haar functie van concerncontroller te geven. Ook werkten de verschillende organisatieonderdelen nog steeds onvoldoende samen.
Naast bovengenoemde onvolkomenheden hebben wij nog een aantal aandachtspunten geconstateerd. Het betreft P-Direkt en de batenlastendienst Landelijke Faciliteit Rampenbestrijding (in oprichting). Voor deze punten vragen wij aandacht, maar wij hebben ze niet als onvolkomenheid aangemerkt.
Wij hebben de beleidsinformatie in het Jaarverslag 2005 onderzocht en wij concluderen dat deze bij het Ministerie van BZK nog niet op een voldoende ordelijke en controleerbare wijze tot stand is gekomen en ook kwalitatief verbeterd moet worden. Wij constateren echter wel vooruitgang ten opzichte van 2004.
Wij bevelen aan om ook in 2006 voldoende aandacht te geven aan een verdere verbetering van de informatiewaarde van de beleidsinformatie in het jaarverslag. Daarnaast dient de totstandkoming van deze informatie meer gestructureerd te worden opgepakt.
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII)
De uitgaven van het Ministerie van OCW bedroegen in 2005 € 27 534,4 miljoen. De verplichtingen bedroegen € 29 880,9 miljoen en de ontvangsten € 1163,6 miljoen.
Het onderzoek naar de financiële informatie in het Jaarverslag 2005 heeft de volgende resultaten opgeleverd. Het jaarverslag voldoet aan de eisen die de CW 2001 stelt, met uitzondering van een bedrag van € 109,8 miljoen aan fouten en onzekerheden over de rechtmatigheid die de tolerantiegrens van de Algemene Rekenkamer hebben overschreden. Het gaat hier om fouten en onzekerheden bij twee artikelen: artikel 9 en artikel 11. Bij artikel 9 («Arbeidsmarkt en personeelsbeleid») heeft de onzekerheid betrekking op een subsidie aan scholen voor de begeleiding en scholing van zij-instromers. De controle op de naleving van de subsidievoorwaarden is niet goed geregeld (onzekerheid over de rechtmatigheid van € 5,0 miljoen). Bij artikel 11 («Studiefinanciering»), had de IB-Groep fouten gemaakt bij het verwerken van aanvraagformulieren voor studiefinanciering (fouten leidend tot onrechtmatigheid van € 17,8 miljoen). Daarnaast zijn er onvolkomenheden in de controles die de IB-Groep uitvoert om misbruik en oneigenlijk gebruik van studiefinanciering te voorkomen (onzekerheid over de rechtmatigheid van € 87,0 miljoen).
Het onderzoek naar de bedrijfsvoering heeft de volgende resultaten opgeleverd. Het ministerie heeft het contractbeheer en het personeelskostenbeheer in 2005 op orde gebracht. Hiermee zijn twee van de vier onvolkomenheden uit 2004 opgelost. Er zijn geen nieuwe onvolkomenheden gesignaleerd.
De twee resterende onvolkomenheden betreffen de interne controle bij de baten-lastendienst Centrale Financiën Instellingen (CFI) en het beheer van kunstvoorwerpen van het Rijk. Voor wat betreft de interne controle bij CFI heeft het ministerie maatregelen getroffen om de vorig jaar geconstateerde onvolkomenheid op te heffen. Hoewel het aantal gemaakte fouten relatief gering is, zijn ook in 2005 fouten geconstateerd. Daarnaast voldoen nog niet alle productiedossiers aan de eisen. Omdat met de bekostiging van onderwijsinstellingen een groot financieel belang is gemoeid, handhaaft de Algemene Rekenkamer de onvolkomenheid in de interne controle bij CFI. Voor wat betreft het beheer van kunstvoorwerpen zijn er veel resultaten geboekt bij acties om vermiste kunstvoorwerpen te traceren. Ook werkt het ministerie aan een nieuw beheersysteem. Naar verwachting zal dit systeem in 2006 in opzet gereed zijn.
De Algemene Rekenkamer constateert dat het Ministerie van OCW de afgelopen jaren veel inspanningen heeft verricht om de bedrijfsvoering op orde te brengen. Hierdoor is de bedrijfsvoering in 2005 duidelijk verbeterd ten opzichte van 2004. Problemen, zowel binnen het departement als in het beleidsveld, worden nu eerder gesignaleerd en sneller opgelost.
Een aandachtspunt voor de toekomst is dat het ministerie, bij het opstellen en wijzigen van wetgeving, voldoende aandacht besteedt aan de controleerbaarheid en handhaafbaarheid.
De Algemene Rekenkamer heeft de beleidsinformatie in het Jaarverslag 2005 onderzocht en concludeert dat de informatie over het gevoerde beleid op deugdelijke wijze tot stand is gekomen. Ook voldoet de informatie aan de verslaggevingseisen.
De Algemene Rekenkamer heeft ook onderzocht of de informatie in het Jaarverslag 2005 voldoende concreet is en aansluit bij de informatie in de Begroting 2005. Uit dit onderzoek kwam onder andere naar voren dat het ministerie in het jaarverslag terugkomt op tweederde van de in de begroting genoemde prestaties. Dit betekent dat de Staten-Generaal bij eenderde van de in de begroting voorgenomen en concreet beschreven prestaties, niet kan nagaan in welke mate de minister deze heeft uitgevoerd.
Voor de beleidsprioriteit «vermindering voortijdig schoolverlaten» heeft de Algemene Rekenkamer niet alleen de aanwezigheid van de beleidsinformatie, maar ook de inhoudelijke kwaliteit ervan onderzocht. De onderzoeksresultaten zijn opgenomen in Staat van de beleidsinformatie 2006 (Algemene Rekenkamer, 2006a). Een belangrijke conclusie uit dit onderzoek is dat de cijfers over voortijdige schoolverlaters (nog) niet betrouwbaar zijn. De minister is zich bewust van een aantal beperkingen van de huidige registratie. Zij meldt deze ook op transparante wijze aan de Tweede Kamer.
De minister geeft in haar reactie op het conceptrapport Staat van de beleidsinformatie 2006 aan haar beleid ten aanzien van de registratie van voortijdig schoolverlaters aan te scherpen. Zij verwijst hierbij naar de mogelijkheden die de invoering van het onderwijsnummer biedt.
De uitgaven van de Nationale Schuld bedroegen in 2005 € 45 210,2 miljoen. De verplichtingen bedroegen ook € 45 210,2 miljoen en de ontvangsten € 35 980,3 miljoen.
Het onderzoek naar de financiële informatie in het Jaarverslag 2005 van de Nationale Schuld (begrotingshoofdstuk IXA) heeft de volgende resultaten opgeleverd. De financiële informatie in het jaarverslag voldoet aan de eisen die de CW 2001 stelt.
De Algemene Rekenkamer heeft geen onvolkomenheden aangetroffen tijdens haar onderzoek naar de bedrijfsvoering van de Nationale Schuld.
De Algemene Rekenkamer heeft de beleidsinformatie in het Jaarverslag 2005 onderzocht en concludeert dat de onderzochte informatie over het gevoerde beleid van de Nationale Schuld op deugdelijke wijze tot stand is gekomen en voldoet aan de verslaggevingseisen.
Ministerie van Financiën (IXb)
De uitgaven van het Ministerie van Financiën bedroegen in 2005 € 14 085,6 miljoen. De verplichtingen bedroegen € 20 083,5 miljoen en de ontvangsten € 113 128,5 miljoen.
Het onderzoek naar de financiële informatie in het Jaarverslag 2005 van het Ministerie van Financiën (begrotingshoofdstuk IXB) heeft de volgende resultaten opgeleverd.
De financiële informatie in het jaarverslag voldoet aan de eisen die de CW 2001 stelt, met uitzondering van de uitgaven van circa € 144 miljoen ten laste van beleidsartikel 4: Internationale financiële betrekkingen. Op verzoek van de minister van Buitenlandse Zaken is dit bedrag eind 2005 vooruitbetaald aan buitenlandse ontwikkelingsinstellingen. De Algemene Rekenkamer is van oordeel dat de vooruitbetaling in strijd is met de CW 2001 omdat een verplichting tot vooruitbetaling ontbrak.
Het onderzoek naar de bedrijfsvoering heeft de volgende resultaten opgeleverd.
Beheersmaatregelen rond inkomstenbelasting particulieren onvoldoende
De Algemene Rekenkamer heeft onderzocht in hoeverre de fiscale besluiten over de inkomstenbelasting van particulieren deugdelijk zijn onderbouwd. We hebben vastgesteld dat de Belastingdienst in circa de helft van de gevallen geen onderbouwing heeft voor haar besluiten over inkomstenbelasting particulieren, en dat er belangrijke verschillen zijn in de wijze van onderzoek en de score van de bevindingen in de interne toets van de fiscale kwaliteit in vier onderzochte regio’s. Vorig jaar hebben we gewezen op het belang van de zelfstandige beoordeling van fiscale besluiten in het kader van de accountantscontrole van de rechtmatigheid van belastingontvangsten door de Auditdienst Financiën. De Algemene Rekenkamer heeft het belang van het testen van de werking van de interne beheersingsmaatregelen middels gegevensgerichte werkzaamheden aangetoond. Dit hebben we gedaan door zelfstandig dossieronderzoek naar de inkomstenbelasting particulieren en een beoordeling van de interne kwaliteitstoets van de Belastingdienst. Op basis van bovenstaande bevindingen komt de Algemene Rekenkamer tot de conclusie dat het beleid voor misbruik en oneigenlijk gebruik (M&O-beleid) in 2005 ontoereikend was.
We bevelen de minister van Financiën aan om meer gegevensgerichte werkzaamheden te laten verrichten en om de dossierinstructies en de richtlijnen voor de interne kwaliteitstoets opnieuw te beoordelen op nut en noodzaak. Na eventuele aanpassing is het van belang op naleving door de Belastingdienst toe te zien.
Onvolkomenheden in het controlebeleid BTW-compensatiefonds (begrotingsfonds G)
De Algemene Rekenkamer heeft de volgende opmerkingen over de beheersing rond het BTW-compensatiefonds:
• de planning en control heeft niet goed gewerkt in 2005. In september 2005 kwam het Ministerie van Financiën er achter dat het aan de Tweede Kamer beloofde aantal te controleren ontvangers van btw-compensatie niet zou worden gehaald;
• de kwaliteit van de controles is wisselend geweest en er waren nog geen maatregelen getroffen om de kwaliteit te waarborgen;
• de controleresultaten zijn niet nauwgezet geregistreerd.
Op basis van bovenstaande bevindingen komt de Algemene Rekenkamer tot de conclusie dat het M&O-beleid in 2005 ontoereikend was. De beheersing rond het BTW-compensatiefonds is in 2005 wel verbeterd. Verder is de transparantie in het Jaarverslag 2005 van het BTW-compensatiefonds sterk verbeterd. Het Ministerie van Financiën heeft bovendien begin 2006 nieuwe maatregelen getroffen om bovenstaande gebreken op te lossen.
Bescherming vertrouwelijke gegevens op de lange termijn
De Algemene Rekenkamer heeft in 2005 geconstateerd dat medewerkers van de Belastingdienst vaker toegang hebben tot vertrouwelijke gegevens, en dat daarmee ten opzichte van 2002 de risico’s van inbreuken op de privacy zijn toegenomen. De Belastingdienst moet zijn geautomatiseerde systemen verbeteren om zijn taken te kunnen blijven vervullen en de gegevensbeveiliging op een hoger niveau te brengen.
Onrechtmatige voorschotten: het gevolg van tijdige betaling
De Belastingdienst heeft in december 2005 voor het eerst aan 5,5 miljoen mensen voorschotten uitbetaald voor de huur- en zorgtoeslag. Voor de kinderopvangtoeslag heeft de Belastingdienst voor het eerst in januari 2005 voorschotten betaald. De Belastingdienst heeft in relatief korte tijd processen moeten inrichten om grote aantallen aanvragen tot voorschotten te verwerken. Dit heeft geleid tot onvolkomenheden in het beheer, resulterend in onjuiste en te late uitbetaling van voorschotten.
De Belastingdienst heeft bij de uitbetaling van de voorschotten keuzes moeten maken. Daarbij is voorrang gegeven aan tijdige uitbetaling boven rechtmatigheid, hetgeen is gemeld aan de Tweede Kamer. Het ministerie heeft de onrechtmatigheden als gevolg van deze keuze uiteengezet in de bedrijfsvoeringsparagraaf van het jaarverslag. Het ministerie heeft ervoor gekozen om ook in gevallen dat de gegevens op de aanvraag onaannemelijk zijn toch over te gaan tot een voorschot, zonder aanvullende vragen te stellen aan de aanvrager. Het is waarschijnlijk dat door deze keuze een materieel deel van de toeslagen zal moeten worden teruggevorderd. De minister heeft dit risico onvoldoende toegelicht in het jaarverslag.
De minister spreekt in de bedrijfsvoeringsparagraaf zijn zorg uit over de verminderde inzet op toezicht door de Belastingdienst. De Algemene Rekenkamer adviseert de minister om voor de belastingen te kwantificeren, in de vorm van gemiste opbrengsten, wat de gevolgen zijn van het niet volledig kunnen controleren van alle belastingaangiften.
De Algemene Rekenkamer heeft, in tegenstelling tot voorgaand jaar, geen onverdeeld positief beeld over de bedrijfsvoering van het Ministerie van Financiën. Dit komt vooral door de automatisering van de Belastingdienst. Zowel problemen rond de toeslagen, het verminderde toezicht en de gegevensbeveiliging zijn in verband te brengen met de automatisering. Het ministerie heeft dit probleem in beeld zoals blijkt uit de bedrijfsvoeringsparagraaf en werkt aan verbeteringen. Het oplossen van de problemen zal naar verwachting wel enkele jaren duren. Hiernaast zijn er langdurige problemen met het contractbeheer bij het kerndepartement.
De Algemene Rekenkamer heeft de beleidsinformatie in het Jaarverslag 2005 onderzocht en concludeert dat de onderzochte informatie over het gevoerde beleid in het Jaarverslag 2005 van het Ministerie van Financiën op deugdelijke wijze tot stand is gekomen, met uitzondering van het prestatiegegeven over de fiscale kwaliteit. De Algemene Rekenkamer heeft vastgesteld dat het onderzoek naar de fiscale kwaliteit van de besluiten van de Belastingdienst binnen regio’s op verschillende wijze wordt uitgevoerd en dat bevindingen verschillend worden gewogen. De beleidsinformatie voldoet aan de verslaggevingseisen.
De uitgaven van het Ministerie van Defensie bedroegen in 2005 € 7693 miljoen. De verplichtingen bedroegen € 7219 miljoen, en de ontvangsten € 427,8 miljoen.
Het onderzoek naar de financiële informatie in het Jaarverslag 2005 van het Ministerie van Defensie (begrotingshoofdstuk X) heeft de volgende resultaten opgeleverd.
De financiële informatie in het jaarverslag voldoet niet geheel aan de eisen die de CW 2001 stelt. Het totaalbedrag aan fouten aangetroffen in de stroom verplichtingen bedroeg € 89,7 miljoen. Ten opzichte van de tolerantie van 1%, te weten € 72,2 miljoen, is dit een overschrijding van de totaaltolerantie voor de verplichtingen met € 17,5 miljoen.
Daarnaast zijn er negen artikeloverschrijdingen:
• verplichtingen artikel 1 Koninklijke Marine;
• verplichtingen artikel 2 Koninklijke Landmacht;
• verplichtingen artikel 3 Koninklijke Luchtmacht;
• verplichtingen artikel 60 Ondersteuning Krijgsmacht;
• uitgaven artikel 1 Koninklijke Marine;
• uitgaven artikel 2 Koninklijke Landmacht;
• uitgaven artikel 4 Koninklijke Marechaussee;
• uitgaven artikel 9 Uitvoeren Crisisbeheersingsoperaties;
• uitgaven artikel 60 Ondersteuning Krijgsmacht.
De Algemene Rekenkamer constateert onvolkomenheden bij de volgende onderdelen:
• het financieel beheer defensiebreed (onvolkomenheden bij zeven artikelen);
• het wapen- en munitiebeheer defensiebreed;
• het materieelbeheer magazijnvoorraadadministraties Koninklijke Landmacht (KL): Landelijk Bevoorradingsbedrijf/Kleding- en Persoonsgebonden Uitrustingsbedrijf en Algemeen Goederen Bedrijf (LBB/KPU en LBB/AGB);
• het materieelbeheer magazijnvoorraadadministraties Koninklijke Luchtmacht (KLu): Logistiek Centrum Koninklijke Luchtmacht/ Logistieke Divisie Woensdrecht (LCKlu/LDW);
• de materieelinventarisadministraties defensiebreed;
• het materieelbeheer bij crisisbeheersingsoperaties;
• de deskundigheid en beschikbare capaciteit van interne controle (IC-)personeel defensiebreed;
• het personeelsadministratiesysteem PeopleSoft;
• de voorraad- en materieeladministratie agentschap Defensie Telematica Organisatie (DTO); de betrouwbaarheid informatievoorziening DTO;
• het financieel beheer agentschap Paresto (Paarse restauratieve Organisatie).
De Algemene Rekenkamer concludeert dat het financieel beheer defensiebreed, inclusief het agentschap Paresto, over 2005 niet ordelijk was. Hoewel er sprake is van een lichte verbetering moest evenals in 2004 ook nu de Directie Financieel-Economische Zaken (DFEZ) ingrijpen om ernstige onvolkomenheden in de verantwoording over 2005 te voorkomen. De problemen worden vooral veroorzaakt door de grootschalige reorganisatie binnen het Ministerie van Defensie. Hierdoor bestaat er bij de diverse defensieonderdelen onduidelijkheid over taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden. Ook de administratieve discipline vormt een knelpunt.
Het materieelbeheer vertoont ook over 2005 een wisselend beeld. Wij constateren dat het Ministerie van Defensie grote inspanningen heeft geleverd om het materieelbeheer te verbeteren. Op onderdelen hebben deze inspanningen daadwerkelijk tot verbeteringen geleid, maar er zijn geen onvolkomenheden opgelost. De achteruitgang in het materieelbeheer bij KPU zorgde er zelfs voor dat wij dit aanmerken als een ernstige onvolkomenheid.
De Algemene Rekenkamer constateert dat de bedrijfsvoering over de jaren 2003, 2004 en 2005 veel en steeds dezelfde onvolkomenheden vertoont. Met name bij het materieelbeheer spelen problemen door verouderde ICT-systemen en een gebrek aan administratieve discipline een rol. Bij de invoering van nieuwe logistieke systemen kan in theorie een groot aantal van de huidige structurele problemen op het gebied van materieelbeheer worden weggenomen. Om een vlekkeloze invoering te garanderen, moet volgens de Algemene Rekenkamer aan een aantal randvoorwaarden worden voldaan.
De Algemene Rekenkamer heeft de beleidsinformatie in het Jaarverslag 2005 onderzocht en concludeert dat de informatie over het gevoerde beleid in het Jaarverslag 2005 van het Ministerie van Defensie op deugdelijke wijze tot stand is gekomen. De beleidsinformatie voldoet aan de verslaggevingseisen, met uitzondering van de aansluiting tussen de prestatiegegevens in het jaarverslag en die van de begroting. Daarnaast zijn bij een aantal beleidsartikelen de uitgaven in het Jaarverslag 2005 niet meer te herleiden naar operationele doelstellingen. Er is dus sprake van een achteruitgang bij de informatie over geleverde prestaties en bestede middelen.
De minister van Defensie is voornemens de operationele doelstelling «gereedheid» vanaf 2007 zichtbaar te maken in een vernieuwde gereedheidsmatrix. De huidige gereedheidsmatrices worden verbeterd en de daarin te hanteren normen worden verder op elkaar afgestemd. Wij verwachten dat daardoor ook weer inzichtelijk zal worden wat de geraamde uitgaven zijn per operationele doelstelling.
De beleidsinformatie in de Begroting 2006 toont een verdere achteruitgang in de informatie over prestaties en middelen. Dit komt ook door de nieuwe artikelen: Defensie Materieelorganisatie (artikel 25) en Commando DienstenCentra (artikel 26). Beide onderdelen zijn namelijk recent opgericht en in 2005 nog niet volledig organisatorisch ingericht. Het ministerie verwacht bij de Begroting 2007 een betere score, aangezien dan een meer concrete invulling zal worden gegeven aan de in het besturingsmodel Defensie opgenomen klant-leverancierrelatie.
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI)
De uitgaven van het Ministerie van VROM bedroegen in 2005 € 3494,3 miljoen. De verplichtingen bedroegen € 5927,6 miljoen en de ontvangsten € 299,8 miljoen.
Het onderzoek naar de financiële informatie in het Jaarverslag 2005 van het Ministerie van VROM heeft de volgende resultaten opgeleverd.
De financiële informatie in het jaarverslag voldoet niet geheel aan de eisen die de CW 2001 stelt, omdat het totaalbedrag aan fouten in de verplichtingen (€ 251,4 miljoen) de tolerantiegrens voor het jaarverslag als geheel overschrijdt. Het gaat vooral om artikel 2 «Betaalbaarheid van het wonen» waar bij de verplichtingen een totaal aan fouten van € 245,2 miljoen is geconstateerd, waarvan € 237 miljoen betrekking heeft op verplichtingen voor de huurtoeslag die ten onrechte zijn aangegaan. De huurtoeslag wordt uitgevoerd door de Belastingdienst; de minister van Financiën is verantwoordelijk voor de bedrijfsvoering en daarmee het financieel beheer van de Belastingdienst. Fouten en onzekerheden worden echter toegerekend aan het beleidsartikel waarvoor het beheer wordt uitgevoerd, in casu het Ministerie van VROM.
Het Ministerie van VROM heeft in 2005 onvolkomenheden opgelost in het financieel beheer voor de huursubsidie en de energiepremieregeling. Ook bij de financiële functie van het ministerie is er sprake van een positieve ontwikkeling, maar de bestaande onvolkomenheid is nog niet opgelost. Tegenover de positieve ontwikkelingen staat een nieuwe onvolkomenheid in het financieel beheer bij de personele uitgaven. Verder blijft de kwaliteit van de informatiebeveiliging en het ICT-beheer zorgwekkend.
De Algemene Rekenkamer is samenvattend van oordeel dat er positieve ontwikkelingen zijn, maar dat er tegelijkertijd nog veel werk valt te verzetten om het ICT-beheer en de financiële functie op het gewenste niveau te brengen. Daarnaast vraagt de Algemene Rekenkamer voor 2006 aandacht voor de afrekening van de meerjarenvoorschotten bodemsanering, de finale afwikkeling van de huursubsidie en de verdere stroomlijning van het verantwoordingsarrangement voor de nieuwe sleutelprojecten.
Het onderzoek naar de bedrijfsvoering heeft de volgende resultaten opgeleverd.
Op grond van haar bevindingen is de Algemene Rekenkamer van oordeel dat de onderzochte delen van het financieel beheer, het materieelbeheer en de daartoe bijgehouden administraties van het Ministerie van VROM in 2005 hebben voldaan aan de gestelde eisen, met uitzondering van de volgende onderdelen:
– de financiële functie (verificatie- en betaalproces, financiële administratie);
– de ICT-aspecten van de bedrijfsvoering voor zover deze onderdeel zijn van het financieel beheer en materieelbeheer;
– de personele uitgaven.
Op grond van haar bevindingen is de Algemene Rekenkamer van oordeel dat de onderzochte onderdelen van het financieel beheer, het materieelbeheer en de daartoe bijgehouden administraties van de Rijksgebouwendienst in 2005 hebben voldaan aan de eisen, met één uitzondering: de voorwaarden van het Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst (VIR) zijn niet volledig nageleefd.
Verder constateert de Algemene Rekenkamer dat de volgende ernstige onvolkomenheden en onvolkomenheden, die in 2004 nog bestonden, in 2005 zijn opgelost:
– het beleid dat gericht is op misbruik en oneigenlijk gebruik (M&O-beleid) bij de huursubsidie;
– het M&O-beleid bij de Tijdelijke regeling energiepremies 2003;
– het financieel beheer bij de Rijksgebouwendienst.
De belangrijkste bevindingen van het onderzoek naar het financieel beheer van het ministerie worden hierna kort toegelicht.
De Algemene Rekenkamer is van oordeel dat er sprake is van een onvolkomenheid in de financiële functie van het departement. Deze onvolkomenheid is in 2004 ontstaan nadat de financieel-administratieve processen ingrijpend zijn gecentraliseerd en gestandaardiseerd. In 2005 zijn tekortkomingen opgetreden bij de registratie van facturen, het verificatieproces en het betaalproces. De tekortkomingen bij deze drie processen kunnen leiden tot onrechtmatigheden. Naast deze processen verdienen ook de ordelijkheid en controleerbaarheid van de financiële administraties aandacht. Dat geldt ook voor de tijdigheid van de aanlevering van gegevens door de Belastingdienst en voor de tijdigheid en de kwaliteit van de aanlevering van gegevens door SenterNovem. De Algemene Rekenkamer beveelt de minister aan om:
• verder te gaan met het uitvoeren van de verbetertrajecten, die al in gang zijn gezet;
• verbeteringen aan te brengen in functiescheidingen;
• verbeteringen aan te brengen in het autorisatiebeheer van het betaalproces;
• nadere afspraken te maken met de Belastingdienst en SenterNovem over de aanlevering van informatie.
ICT-aspecten van de bedrijfsvoering
De Algemene Rekenkamer constateert een onvolkomenheid bij de informatiebeveiliging en het ICT-beheer voor zover deze onderdeel zijn van het financieel beheer en materieelbeheer. Het Ministerie van VROM voldeed in 2005 niet aan het VIR en evenmin aan de vereisten van de Wet Bescherming Persoonsgegevens (WBP). Ook beschikte het ministerie niet over een adequaat autorisatie- en wijzigingenbeheer. Het Ministerie van VROM heeft in 2005 wel de nodige activiteiten ontwikkeld om te voldoen aan de voorschriften en om de ICT-aspecten van de bedrijfsvoering beter beheersbaar te maken. Deze activiteiten hebben ook tot het inzicht geleid dat er nog veel maatregelen moeten worden geïmplementeerd, vooral op het gebied van de beveiliging. De Algemene Rekenkamer beveelt de minister aan om:
• beveiligingsmaatregelen voor de ICT-infrastructuur en de vitale systemen te implementeren;
• verbetertrajecten voor de beveiliging van de infrastructuur af te spreken met de externe leverancier van ICT-diensten;
• voorwaarden te scheppen voor een toereikend autorisatie- en wijzigingenbeheer.
De Algemene Rekenkamer is van oordeel dat sprake is van een onvolkomenheid in het financieel beheer van de personele uitgaven, omdat de opzet en werking van de administratieve organisatie en de interne controle tekortschieten en hebben geleid tot onrechtmatige uitgaven.
De afgelopen vijf jaar heeft de Algemene Rekenkamer steeds een negatief oordeel gegeven over het M&O-beleid voor de huursubsidie. In het begrotingsjaar 2004 waren er zulke tekortkomingen in de gegevensuitwisseling met de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA), dat de Algemene Rekenkamer bezwaar heeft gemaakt tegen het financieel beheer voor de huursubsidie. Vervolgens heeft de minister een verbeterplan opgesteld en heeft de Algemene Rekenkamer besloten haar bezwaar niet te handhaven. Mede dankzij het verbeterplan was het M&O-beleid eind 2005 toereikend. De Algemene Rekenkamer beschouwt de onvolkomenheid dan ook als opgelost.
De subsidies voor de nieuwe sleutelprojecten zijn bedoeld voor het verhogen van de kwaliteit van zes stationslocaties langs de Hoge Snelheidslijn. Bij de regeling is niet geheel duidelijk hoe de geldende kwaliteitseisen in de praktijk worden geborgd. Verder zijn sommige financiële eisen en uitgangspunten onduidelijk of multi-interpretabel. Ten slotte vormt de lange looptijd van projecten een complicatie voor de afwikkeling van de afgesproken benefitsharing. De Algemene Rekenkamer beveelt aan de desbetreffende onderdelen van de regeling verder te verduidelijken.
Financieel beheer Rijksgebouwendienst
Het financieel beheer van de Rijksgebouwendienst is verder verbeterd ten opzichte van voorgaande jaren. De onvolkomenheid in het financieel beheer die de Algemene Rekenkamer sinds 1999 constateert, is opgelost. Er resteert nog een onvolkomenheid in de naleving van het VIR. De reden is dat de plannen voor informatiebeveiliging nog moeten worden vastgesteld en geïmplementeerd. De uitvoering daarvan staat gepland voor 2006. De Algemene Rekenkamer beveelt aan om de plannen vast te stellen en te implementeren.
Informatie over de bedrijfsvoering
Als gevolg van de versnelde toepassing van de besluiten van het kabinet naar aanleiding van het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) regeldruk en controletoren voor het Jaarverslag 2005 van het Ministerie van VROM, is de reikwijdte van de bedrijfsvoeringsparagraaf voor het jaar 2005 uitgebreid. De bedrijfsvoeringsparagraaf bevat daartoe een verklaring over de rechtmatigheid van de begrotingsuitvoering en een mededeling over de bedrijfsvoering. De minister maakt daarin melding van de geconstateerde rechtmatigheidsfouten en onzekerheden en verklaart dat er in 2005 sprake is geweest van beheerste bedrijfsprocessen binnen het Ministerie van VROM. De bedrijfsvoeringsparagraaf bevat verder een toelichting op de belangrijkste dossiers.
De Algemene Rekenkamer concludeert dat de informatie over het gevoerde beleid in het Jaarverslag 2005 van het Ministerie van VROM op deugdelijke wijze tot stand is gekomen en voldoet aan de verslaggevingseisen. De beleidsinformatie over de door SenterNovem uitgevoerde regelingen zijn uitgezonderd van dit positieve oordeel. De betreffende informatie is niet tijdig aangeleverd aan de auditdienst van het Ministerie van Economische Zaken waardoor zij de deugdelijke totstandkoming van die informatie niet kon toetsen. De Algemene Rekenkamer heeft zich daarom geen oordeel kunnen vormen over de totstandkoming van de desbetreffende informatie.
De Algemene Rekenkamer heeft onderzocht of de beleidsinformatie in het jaarverslag concrete informatie verschaft over de realisatie van doelen, prestaties en middelen. De Algemene Rekenkamer concludeert dat het jaarverslag van het Ministerie van VROM in 2005 op deze punten minder goed aansluit bij de begroting dan in 2004 het geval was. De informatie over de middelen, «hoeveel heeft het gekost?», vormt daarop een uitzondering.
Voorts heeft de Algemene Rekenkamer onderzocht of de beleidsinformatie in de begroting 2006 concrete informatie bevat over de voorgenomen doelen en prestaties en de begrote kosten De Algemene Rekenkamer concludeert dat de begroting 2006 minder inzicht geeft in de geplande voortgang van het beleid dan de begroting 2005.
Ministerie van Verkeer en Waterstaat (XII)
De uitgaven van het Ministerie van VenW bedroegen in 2005 € 6918,2 miljoen. De verplichtingen bedroegen € 8435,5 miljoen en de ontvangsten € 112,7 miljoen.
Het onderzoek naar de financiële informatie in het Jaarverslag 2005 van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat (begrotingshoofdstuk XII) heeft het volgende resultaat opgeleverd.
De financiële informatie in het jaarverslag voldoet aan de eisen die de CW 2001 stelt, met uitzondering van de financiële informatie in drie begrotingsartikelen. Het oordeel is gepreciseerd in hoofdstuk 2, onder het formeel voorbehoud dat de Staten-Generaal de bijbehorende Slotwetten vaststellen.
Het onderzoek naar de bedrijfsvoering heeft de volgende resultaten opgeleverd.
Ten opzichte van 2004 constateert de Algemene Rekenkamer vooruitgang in de kwaliteit van het financieel beheer. De achterstanden in de uitvoering van het controlebeleid bij de Gebundelde Doeluitkering zijn weggewerkt. De problemen in het materieelbeheer en de problemen in het financieel beheer bij het directoraat-generaal Transport en Luchtvaart zijn grotendeels opgelost.
De onderzochte onderdelen van het financieel beheer, het materieelbeheer en de daartoe bijgehouden administraties in 2005 van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat hebben voldaan aan de gestelde eisen, met uitzondering van:
– de Inspectie Verkeer en Waterstaat;
– het verplichtingenbeheer.
Het financieel beheer en materieelbeheer bij de inspectie is in 2005 verbeterd, maar bevat nog steeds tekortkomingen. Bij het financieel beheer zijn de volledigheid van de ontvangsten en de rechtmatigheid van de contractuitgaven niet in alle gevallen gewaarborgd. Bij het materieelbeheer zijn het risico- en inventarisbeheer nog niet op orde. Gelet op deze tekortkomingen oordeelt de Algemene Rekenkamer dat het financieel beheer en materieelbeheer een onvolkomenheid bevatten.
Ondanks de toezegging van de minister dat het verplichtingenbeheer in 2005 versterkte aandacht zou krijgen, is het verplichtingenbeheer niet op orde gekomen. Evenals in voorgaande jaren moesten per ultimo 2005 belangrijke correcties in de financiële verantwoording worden doorgevoerd. Dit is veroorzaakt doordat verplichtingen niet goed en tijdig werden vastgelegd en afgewikkeld en door een veelal ontoereikende interne controle op dit proces.
Ministerie van Economische Zaken (XIII)
De uitgaven van het Ministerie van EZ bedroegen in 2005 € 1864,9 miljoen. De verplichtingen bedroegen € 2704,2 miljoen en de ontvangsten € 7541,5 miljoen.
Het onderzoek naar de financiële informatie in het Jaarverslag 2005 van het Ministerie van EZ (begrotingshoofdstuk XIII) heeft de volgende resultaten opgeleverd.
De financiële informatie in het jaarverslag voldoet aan de eisen die de CW 2001 stelt, met uitzondering van een bedrag van € 11,4 miljoen aan onrechtmatige uitgaven verantwoord op begrotingsartikel 2, «Bevorderen van innovatiekracht». Het betreft het verstrekken van een subsidievoorschot aan de stichting Syntens voor 2006. De onrechtmatigheid komt voort uit het feit dat Syntens niet de vereiste informatie heeft aangeleverd en het ministerie desondanks is overgegaan tot het betalen van het voorschot voor het jaar 2006.
Het onderzoek naar de bedrijfsvoering heeft de volgende resultaten opgeleverd.
Het financieel beheer, het materieelbeheer en de daartoe bijgehouden administraties van het Ministerie van EZ hebben voldaan aan de eisen die de CW 2001 stelt, met uitzondering van de onvolkomenheden die zijn geconstateerd bij:
• het financieel beheer van personele aangelegenheden;
• het beheer van autorisaties in het begrotingsadministratiesysteem (SAP).
Het aantal geconstateerde onvolkomenheden is in 2005 afgenomen van vier naar twee. Drie onvolkomenheden van vorig jaar zijn opgelost.
Wij vragen aandacht voor de hierna genoemde onvolkomenheden en aandachtspunten.
Financieel beheer personele aangelegenheden
Bij de stafdirectie Personeel en Organisatie (P&O) constateerden wij de afgelopen twee jaar gebreken in het financieel beheer. In 2005 is wel enige vooruitgang geboekt, maar op een groot aantal onderdelen is het beheer nog onvoldoende. Dit geldt met name voor de niet-routinematige handelingen en mutaties. Als gevolg van de knelpunten loopt het ministerie het risico dat er betalingen worden gedaan die in strijd zijn met de regels of waarvan de doelmatigheid twijfelachtig is.
Wij bevelen aan de verdeling van rollen, taken en bevoegdheden van de stafdirectie P&O en van de directoraten-generaal inzake personele aangelegenheden te verduidelijken. Een deel van de problemen wordt namelijk veroorzaakt door tekortkomingen in de decentrale uitvoering. Wij hebben de minister van EZ om een concreet verbeterplan gevraagd.
Algemene beheersmaatregelen ICT
Wij kwalificeren het autorisatiebeheer bij het kerndepartement als onvolkomenheid. Door tekortkomingen rond de autorisaties en controletechnische functiescheidingen binnen het begrotingsadministratiesysteem SAP is er bij het ministerie sprake van een risico voor de juistheid van de ingevoerde financiële mutaties en de rechtmatigheid van beheershandelingen. Wij bevelen de minister aan de tekortkomingen op korte termijn op te lossen.
Verder vragen wij aandacht voor de beheersomgeving van de niet-financiële ICT-systemen bij SenterNovem, Telecom en EVD.
Toezicht op stadsverwarming («niet-meer-dan-anders»-tarief)
SenterNovem controleert achteraf niet of de bij stadsverwarmingsprojecten betrokken energiebedrijven wel voldoen aan de voorwaarde dat zij een «niet-meer-dan-anders»-tarief moeten hanteren voor hun warmtelevering aan afnemers. Dit betekent dat er onvoldoende garanties zijn dat de huishoudens die afhankelijk zijn van stadsverwarming de juiste tarieven betalen. Wij vragen hiervoor aandacht van de minister.
Wij zijn redelijk positief over de bedrijfsvoering van het Ministerie van EZ. De kwaliteit van de bedrijfsvoering is gelijk gebleven.
De informatie over het gevoerde beleid in het Jaarverslag 2005 van het Ministerie van EZ is op deugdelijke wijze tot stand gekomen, met uitzondering van de totstandkoming bij het directoraat-generaal Buitenlandse Economische Betrekkingen. Bovendien zijn er verbeteringen mogelijk in de verslaglegging.
Er is bij het Ministerie van EZ sprake van een tegenstrijdig beeld qua VBTB-conformiteit van begroting en jaarverslag. Er is in vergelijking met vorig jaar méér concrete informatie over wat beoogd werd en wat daarvan is bereikt, maar de informatie over wat daarvoor gedaan is en wat dat heeft gekost, is iets minder concreet dan in het jaarverslag 2004. Ook uit ons verdiepingsonderzoek naar artikel 2 van de begroting voor 2006 van het Ministerie van EZ, «Een sterk innovatievermogen», blijkt dat sinds 2002 weliswaar positieve ontwikkelingen zijn gerealiseerd, maar dat verdere inhoudelijke verbeteringen in de begrotingen (en jaarverslagen) de komende jaren mogelijk zijn. Het uiteenzetten van de beleidstheorie zal een belangrijke bijdrage leveren aan het verhogen van de inhoudelijke kwaliteit van begroting en jaarverslag.
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV)
De begrotingsuitgaven van het Ministerie van LNV bedroegen in 2005 € 2096,7 miljoen. De verplichtingen bedroegen € 2306,1 miljoen en de ontvangsten € 587,2 miljoen. Daarnaast realiseert het ministerie ruim € 1 miljard aan uitgaven en ontvangsten buiten begrotingsverband. Het onderzoek naar de financiële informatie in het Jaarverslag 2005 van het Ministerie van LNV heeft de volgende resultaten opgeleverd.
De financiële informatie in het jaarverslag voldoet aan de eisen die de CW 2001 stelt, met uitzondering van de fouten en onzekerheden die in hoofdstuk 2 zijn genoemd. Deze fouten en onzekerheden overschrijden onze tolerantiegrenzen in ruime mate.
Wij hebben bij het Ministerie van LNV onderzoek gedaan naar de rechtmatigheid van de inzet van bijzondere financieringsinstrumenten en naar de gevolgen van de toepassing van deze instrumenten voor het financieel beheer en voor de informatievoorziening aan de Tweede Kamer. Bij dit onderzoek is aandacht besteed aan:
• gelden die in fondsen worden gereserveerd;
• diverse leenconstructies;
• rekeningen buiten begrotingsverband.
Onze bevindingen ten aanzien van de bij het Ministerie van LNV in gebruik zijnde fondsconstructies tonen aan dat het instrument van de minister van Financiën om een overmatig gebruik van deze constructies tegen te gaan, bij LNV niet voldoende heeft gewerkt. De constructies hebben tot doel de door de Staten-Generaal geautoriseerde jaarbudgetten over te hevelen naar volgende jaren. Het voor dat jaar beschikbaar gestelde budget wordt daartoe in een aparte stichting ondergebracht, van waaruit dit budget in latere jaren daadwerkelijk kan worden besteed. De minister van Financiën wil deze onwenselijk geachte fondsvorming door middel van (in de woorden van de minister) «parkeerstichtingen», tegengaan door het instrument van de bevoorschotting kritisch toe te passen. Ons is gebleken dat bij het Ministerie van LNV om verschillende redenen in plaats van de door de minister van Financiën beoogde afname, het gebruik van deze«parkeerstichtingen» in twee gevallen (bij de stichting Nationaal Groenfonds en de stichting Borgstellingsfonds voor de Landbouw) juist is toegenomen.
Bij het Bureau Beheer Landbouwgronden (BBL) wordt op oneigenlijke wijze gebruikgemaakt van het instrument van bevoorschotting. Er is een doorlopend renteloos voorschot toegekend. Voor een adequaat liquiditeitsbeheer moeten de verstrekte voorschotten echter minimaal één keer per jaar worden afgerekend. Ook voor de voeding van het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) zal van deze betalingssystematiek gebruik worden gemaakt. Volgens ons doen de voorstellen van het departement om een investeringsbudget te vormen voor de inrichting van het landelijk gebied geen recht aan de plaats van de rijksoverheid en Staten-Generaal in het huidige staatsbestel. Dit gaat namelijk uit van een jaarlijkse begrotingscyclus voor de sturing en verantwoording van het beleid.
Bij de leenconstructies waarvan het Ministerie van LNV gebruikmaakt worden op ondoelmatige wijze renteopbrengsten bij stichtingen gegenereerd, doordat betalingen te vroeg plaatsvinden. Wij vinden dat de gekozen constructie (lenen op kapitaalmarkt om subsidies op grondaankopen te kunnen financieren) en de wijze waarop daarover verantwoording wordt afgelegd, niet uitblinkt in transparantie voor de Tweede Kamer. Welbeschouwd worden met de constructie de beschikbare subsidiegelden slechts rondgepompt.
Verder zijn wij van mening dat dit soort langdurige verplichtingen niet louter via de begrotingen geautoriseerd zouden moeten worden. De onderzochte leningen worden mede ingezet voor de realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).
Rekeningen buiten begrotingsverband
De administratie van de rekeningen buiten begrotingsverband wordt naar ons oordeel op een bewerkelijke en niet-transparante wijze gevoerd. Als gevolg hiervan bleek het onmogelijk om de betreffende uitgaven en ontvangsten volledig te analyseren.
Omdat het financieel belang van de uitgaven en ontvangsten buiten begrotingsverband bij het Ministerie van LNV erg groot is, bevelen wij aan in de toelichting bij de saldibalans de betreffende uitgaven en ontvangsten die in dat jaar hebben plaatsgevonden, nader te specificeren.
De hiervoor genoemde bevindingen werken slechts in beperkte mate door in ons oordeel over het financieel beheer van het departement. Dit komt doordat het vaak gaat om diepgaander onderzochte gevallen van reeds bekende onvolkomenheden (zie alinea hierna).
Het financieel beheer, het materieelbeheer en de daartoe bijgehouden administraties van het Ministerie van LNV hebben in 2005, met uitzondering van de hierna volgende onvolkomenheden, voldaan aan de eisen die de Comptabiliteitswet 2001 daaraan stelt:
• het subsidiebeheer;
• het reviewbeleid;
• het beheer van openstaande voorschotten;
• de administratie van het LNV-concern;
• (toezicht op het functioneren van) de interne controle;
• het financieel beheer bij de Dienst Landelijk Gebied.
Wij concluderen dat het financieel beheer licht is vooruitgegaan. Het aantal onvolkomenheden is ten opzichte van 2004 afgenomen van zeven naar zes. Positief is ook dat het ministerie verdere invulling heeft gegeven aan het managementcontrolsysteem.
Een punt van zorg is echter dat de zojuist genoemde onvolkomenheden al verscheidene jaren bestaan. In het bijzonder vragen wij aandacht voor de tekortkomingen in de administratie van het LNV-concern. Wij vragen ook aandacht voor het financieel beheer bij de Dienst Landelijk Gebied (DLG). Dit beheer kent diverse belangrijke gebreken, onder meer in de administratie van landinrichtingsprojecten en in de administratie die DLG bijhoudt voor BBL.
Wat het ILG betreft bevelen wij aan om de, in de Comptabiliteitswet 2001 gegeven middelen om budgetten voor langere tijd voor bepaalde doelen te reserveren, nader op toepasbaarheid te onderzoeken. Dit zou tevens moeten geschieden ten aanzien van de bij de stichting Nationaal Groenfonds door verschillende departementen geparkeerde compensatiegelden. Er dienen nadere afspraken te worden gemaakt over de regie van de besteding van deze gelden.
De informatie over het gevoerde beleid in het Jaarverslag 2005 van het Ministerie van LNV is op deugdelijke wijze tot stand gekomen en voldoet aan de verslaggevingseisen.
Wij hebben de beleidsinformatie in het Jaarverslag 2005 onderzocht. Wij signaleren een positieve ontwikkeling bij de informatieverstrekking over (maatschappelijke) doelen en de informatie over prestaties en middelen. Verder hebben wij de betekenis onderzocht van de informatie in artikel 5, «Bevorderen duurzame productie». Op basis van dit onderzoek hebben wij enkele aanbevelingen gedaan om de beleidsinformatie toegankelijker te maken.
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV)
De uitgaven van het Ministerie van SZW bedroegen in 2005 € 24 120,6 miljoen. De verplichtingen bedroegen € 23 770,1 miljoen en de ontvangsten € 758,9 miljoen.
Het onderzoek naar de financiële informatie in het Jaarverslag 2005 van het Ministerie van SZW (begrotingshoofdstuk XV) heeft de volgende resultaten opgeleverd. De financiële informatie in het jaarverslag voldoet aan de eisen die de CW 2001 stelt, met uitzondering van een bedrag van € 5,5 miljoen aan fouten en onzekerheden in de apparaatsuitgaven bij artikel 98 «Algemeen» en een bedrag van € 37,2 miljoen aan onzekerheden bij de uitgaven buiten begrotingsverband in de saldibalans. Dit bedrag heeft betrekking op het ESF-programma 1994–1999.
De onderzochte onderdelen van het financieel beheer, het materieelbeheer en de daartoe bijgehouden administraties in 2005 van het Ministerie van SZW hebben voldaan aan de in de CW 2001 gestelde eisen, met uitzondering van:
• Voorschotbeheer (tijdigheid vaststellingen) en voorschotadministratie
Het Ministerie van SZW heeft in 2005 een deel van de voorschotten van specifieke uitkeringen en subsidies op een later dan het in de wet vastgelegde moment vastgesteld. De mate van overschrijding varieerde van enkele procenten tot tientallen procenten per regeling. Wij beoordelen deze overschrijdingen als een tekortkoming in het financieel beheer. De wet schrijft immers voor wanneer de minister een voorschot moet vaststellen, zodat de ontvangers op dat moment duidelijkheid krijgen over de afrekening van de subsidie en/of de specifieke uitkering. Het ministerie heeft ook fouten gemaakt bij de administratie van voorschotten, waardoor de cijfers in de administratie een verkeerd beeld gaven. Deze fouten zijn, voor zover mogelijk, wel op tijd gecorrigeerd. Wij verwachten door reeds ingezette maatregelen bij het ministerie veel verbetering in 2006.
• Contractbeheer en contractadministratie
Wij constateren dat het ministerie de «Nadere Regeling SZW Contractbeheer 2004» (NRC), onvoldoende naleeft. Het gaat hierbij om tekortkomingen bij het volgen van de Europese aanbestedingsrichtlijnen en om het naleven van de voorschriften voor dossiervorming. Door het onvoldoende naleven van de Europese aanbestedingsrichtlijnen is het ministerie in 2005 in totaal voor € 4,1 miljoen aan verplichtingen onrechtmatig aangegaan. Wij constateren fouten en onzekerheden bij de uitgaven op artikel 98 voor € 5,5 miljoen, onder andere door het onvoldoende naleven van de voorschriften voor contractadministratie.
• Het beheer van ESF-3
De minister van SZW heeft op 28 oktober 2005 bekend gemaakt dat het aanvragen voor ESF-subsidies niet meer mogelijk was vanwege de kans op uitputting van het beschikbare budget. Deze sluiting van het ESF-loket riep veel vragen op bij potentiële aanvragers. Tekortkomingen in het financieel beheer van ESF-3 en bij andere bedrijfsvoeringsaspecten droegen bij aan de (problemen bij de) sluiting van het loket.
• Het beheer van de WSW
Het Ministerie van SZW heeft, net als in 2003 en 2004, in 2005 mogelijk ten onrechte geen financiële sancties opgelegd aan gemeenten. Het ministerie kan namelijk een aantal beleidsregels niet toepassen omdat het niet beschikt over de informatie die het daarvoor van de gemeenten nodig heeft. Het ministerie heeft inmiddels maatregelen genomen om een aantal sancties toch toe te kunnen passen.
De informatie over de bedrijfsvoering in het Jaarverslag 2005 van het Ministerie van SZW is op deugdelijke wijze tot stand gekomen en voldoet aan de verslaggevingseisen. Wij concluderen dat de bedrijfsvoering in 2005 licht verbeterd is ten opzichte van 2004. Indien we alleen het financieel beheer in ogenschouw nemen, beoordelen we die op hetzelfde niveau als in 2004, namelijk als toereikend met enkele uitzonderingen. Enkele onvolkomenheden uit voorgaande jaren zijn in 2005 opgelost, maar er zijn ook enkele onvolkomenheden uit eerdere jaren blijven bestaan. In 2005 zijn er bovendien enkele nieuwe onvolkomenheden bijgekomen. Wij verwachten echter, gezien de al getroffen maatregelen, dat sommige onvolkomenheden in 2006 zullen worden opgelost. Het Ministerie van SZW kan in 2006 dus naar een aanzienlijke verbetering van de bedrijfsvoering toewerken.
Wij zien wel enkele algemene verbeterpunten in de bedrijfsvoering bij het Ministerie van SZW. Het ministerie neemt bijvoorbeeld vooral ondersteunende en toezichtsmaatregelen bij tekortkomingen in de bedrijfsvoering, maar dat betekent niet altijd dat de bedrijfsvoering daardoor ook verbetert. Wij vroegen het ministerie daarom juist ook maatregelen te nemen die de bedrijfsvoering van het primaire proces zelf direct verbeteren.
Wij hebben de beleidsinformatie in het Jaarverslag 2005 onderzocht en concluderen dat de informatie over het gevoerde beleid in het Jaarverslag 2005 van het Ministerie van SZW op deugdelijke wijze tot stand is gekomen en aan de verslaggevingseisen voldoet.
In het Jaarverslag 2005 is meer concrete informatie opgenomen dan in 2004 over de effecten van beleid en evenveel over de prestaties. Vergeleken met eerdere jaren is de informatie over de maatschappelijke doelen in het Jaarverslag 2005 concreter geworden. Bij 50% van de operationele doelstellingen ontbreekt het echter in het Jaarverslag 2005 aan de uitwerking van de (maatschappelijke) doelen in effectindicatoren. In de Begroting 2006 geeft het ministerie bij 53% van de doelstellingen concrete informatie over welk maatschappelijk effect het wil bereiken en bij 32% legt het ministerie uit waarom het dat niet doet.
Voor het beleidsartikel Arbeidsomstandigheden, arbozorg en verzuim (artikel 29) hebben wij ook onderzocht wat de betekenis is van de informatie die het Ministerie van SZW in de Begroting 2005 en in het Jaarverslag 2005 presenteert. Wij concluderen dat bij beide operationele doelstellingen van artikel 29 de relatie tussen doelen en/of financiële middelen en/of instrumenten dan wel prestaties onduidelijk is. Hierdoor is de afweging of het investeren in het ene of het andere instrument tot een groter effect zal leiden niet goed te maken. De bedoeling van VBTB komt bij dit artikel in de begroting en het jaarverslag dus nog niet goed uit de verf.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI)
De uitgaven van het Ministerie van VWS in 2005 bedroegen in 2005 € 11 565,2 miljoen. De verplichtingen bedroegen € 11 776,7 miljoen en de ontvangsten € 67,3 miljoen.
Het onderzoek naar de financiële informatie in het Jaarverslag 2005 van het Ministerie van VWS (begrotingshoofdstuk XVI) heeft de volgende oordelen opgeleverd.
De financiële informatie in het jaarverslag voldoet aan de eisen die de CW 2001 stelt, met uitzondering van de financiële informatie bij de artikelen 21, 24, 26, 27, 33, 34 en 38:
– een onrechtmatigheid in de verplichtingen van € 1,4 miljoen bij artikel 21, «Preventie en gezondheidsbescherming», vanwege diverse onvolkomenheden bij het toekennen van subsidies en een onzekerheid van de rechtmatigheid in de verplichtingen van € 19,4 miljoen vanwege het gebruik van een onjuiste wettelijke grondslag;
– een onrechtmatigheid van € 5,8 miljoen in de uitgaven bij artikel 24, «Geestelijke gezondheidszorg, verslavingzorg en maatschappelijke opvang», vanwege voornamelijk het ontbreken van de wettelijke grondslag voor de betaling aan de Stichting Koppeling;
– onrechtmatigheden van € 0,7 miljoen en een onzekerheid van de rechtmatigheid van € 1,1 miljoen, beiden in de verplichtingen bij artikel 26, «Gehandicapten- en hulpmiddelenbeleid», voornamelijk vanwege onvolkomenheden in het subsidiebeheer (dossierstukken zoek);
– een onrechtmatigheid in de verplichtingen van € 3,3 miljoen voornamelijk vanwege het ontbreken van de juiste wettelijke grondslag van artikel 27, «Verpleging, verzorging en ouderen»; daarnaast een onzekerheid van de rechtmatigheidvan € 0,7 miljoen in de verplichtingen vanwege het ontbreken van dossierstukken voor het toekennen van subsidies en opdrachten;
– een onzekerheid over de volledigheid van de ontvangsten ad € 0,1 miljoen bij artikel 33, «Jeugdbeleid». Oorzaak van de onzekerheid is de complexe wijze waarop de volledigheid van deze bijdrage moet worden vastgesteld. Deze werkwijze is met het ingaan van de Wet op de jeugdzorg vervallen. De onzekerheid over de volledigheid betreft nog de afrekening van 2004;
– een onrechtmatigheid van € 1,2 miljoen en een onzekerheid van de rechtmatigheid van € 4,0 miljoen, beiden in de verplichtingen bij artikel 34 «Lokaal beleid» vanwege onvolkomenheden in het subsidiebeheer;
– een onrechtmatigheid in de uitgaven van € 14,8 miljoen bij artikel 38, «Tegemoetkoming in zorgkosten», waarvan € 14,7 miljoen betrekking heeft op het niet nauwkeurig controleren van de aanvragen van de zorgtoeslag.
De saldibalans en de toelichting daarop voldoen niet aan de eisen van de CW 2001. Oorzaak is de verkeerde verwerking van de betaling van de Zorgtoeslag aan het Ministerie van Financiën ad € 196,2 miljoen.
Het onderzoek naar de bedrijfsvoering heeft de volgende resultaten opgeleverd. De onderzochte onderdelen van het financieel beheer, het materieelbeheer en de daartoe bijgehouden administraties in 2005 van het Ministerie van VWS hebben voldaan aan de in de CW 2001 gestelde eisen, met uitzondering van:
– het subsidiebeheer (ernstige onvolkomenheid) en
– de administraties (onvolkomenheid).
Het ministerie is voortvarend bezig met het plan van aanpak subsidiebeheer VWS, dat is opgesteld naar aanleiding van het bezwaar, dat de Algemene Rekenkamer maakte begin 2005. Ondanks de nodige inspanningen om het beheer van het subsidieproces (structureel) te verbeteren, zijn in 2005 nog geen concrete zichtbare verbeteringen te constateren. In het plan van aanpak is de verwachting uitgesproken dat in 2007 de eerste effecten zichtbaar zijn.
De onvolkomenheid bij de administraties betreft onder meer het niet tijdig administreren van de verplichtingen, het niet volgen van de juiste procedures bij inkoop (zoals Europees aanbesteden) en een onvoldoende archivering, zodat essentiële stukken niet altijd terug te vinden zijn.
De overige onderzochte bedrijfsvoeringsonderdelen in 2005 van het Ministerie van VWS hebben voldaan aan de in de CW 2001 gestelde eisen, met uitzondering van de informatiebeveiliging. Het ministerie heeft in 2005 wel een stappenplan gemaakt voor het invullen, borgen en onderhouden van het Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst en de Wet bescherming persoonsgegevens. Maar zolang de informatiebeveiliging niet aan de vereisten voldoet, handhaaft de Algemene Rekenkamer de onvolkomenheid.
Wij vragen aandacht voor de kwaliteit van wet- en regelgeving. Veel van de onrechtmatigheden bij de subsidies vinden hun oorzaak in een gebrekkige weten regelgeving. Uitgangspunt voor de Algemene Rekenkamer is dat de verantwoordings- en controlestructuur zodanig is, dat het ministerie kan beschikken over relevante beleidsinformatie en redelijke zekerheid over de rechtmatigheid.
De onvolkomenheden bij twee specifieke uitkeringen zijn in 2005 weggenomen. Ook aan het aandachtspunt bij het beheer van het agentschap RIVM is in 2005 voldoende gewerkt.
Vanwege de langdurige inspanning die nodig is om het subsidiebeheer te verbeteren, de druk die het ministerie ondervindt als gevolg van (de implementatie van) grote wetgevingstrajecten en de vele interne organisatorische veranderingen, zien wij als risico dat de aandacht voor de bedrijfsvoering in het algemeen, en het subsidiebeheer in het bijzonder verslapt. Wij vragen de minister alert te blijven op het realiseren van de benodigde verbeteringen in de bedrijfsvoering.
De Algemene Rekenkamer heeft de beleidsinformatie in het Jaarverslag 2005 van het Ministerie van VWS onderzocht en concludeert dat die op deugdelijke wijze tot stand is gekomen en voldoet aan de verslaggevingseisen. De VBTB-conformiteit laat in 2005 nog veel te wensen over. De VBTB-conformiteit van begroting en jaarverslag, evenals de dossiervorming met de onderbouwing van de gegevens voor het jaarverslag per beleidsartikel blijft een aandachtspunt.
Voor het onderzoek naar de bedrijfsvoering en het oordeel over het financieel beheer en materieelbeheer van het Infrastructuurfonds verwijzen wij naar het Rapport bij het Jaarverslag 2005 van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat (XII).
De uitgaven van het Infrastructuurfonds (A) bedroegen in 2005 € 6075,9 miljoen. De verplichtingen bedroegen € 6934,4 miljoen en de ontvangsten € 6306,5 miljoen. Het onderzoek naar de financiële informatie in het Jaarverslag 2005 van het Infrastructuurfonds heeft het volgende resultaat opgeleverd. De financiële informatie in het jaarverslag voldoet aan de eisen die de CW 2001 stelt, met uitzondering van de financiële informatie in drie begrotingsartikelen en één balanspost.
De uitgaven van het Gemeentefonds bedroegen in 2005 € 11 996,2 miljoen. De verplichtingen bedroegen € 11 898,8 miljoen en de ontvangsten € 11 996,2 miljoen. Uit het onderzoek naar de financiële informatie in het Jaarverslag 2005 van het Gemeentefonds blijkt dat deze voldoet aan de eisen die de CW 2001 stelt.
Over de bedrijfsvoering geeft de Algemene Rekenkamer voor het Gemeentefonds geen afzonderlijk oordeel, aangezien het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties daarover in het departementale jaarverslag rapporteert.
De Algemene Rekenkamer heeft de beleidsinformatie in het Jaarverslag 2005 onderzocht en concludeert dat deze informatie op een deugdelijke manier tot stand is gekomen en aan de verslaggevingseisen voldoet.
De uitgaven van het Provinciefonds bedroegen in 2005 € 1004 miljoen. De verplichtingen bedroegen 997,6 miljoen en de ontvangsten € 1004 miljoen. Uit het onderzoek naar de financiële informatie in het Jaarverslag 2005 van het Provinciefonds blijkt dat deze voldoet aan de eisen die de CW 2001 stelt.
Over de bedrijfsvoering geeft de Algemene Rekenkamer voor het Provinciefonds geen afzonderlijk oordeel aangezien het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties daarover in het departementale jaarverslag rapporteert.
De informatie over het gevoerde beleid in het Jaarverslag 2005 van het Provinciefonds is op een deugdelijke manier tot stand gekomen en voldoet aan de verslaggevingseisen.
Fonds Economische Structuurversterking (D)
De uitgaven van het FES in 2005 bedroegen € 1 856,0 miljoen en de ontvangsten € 3 071,9 miljoen. Het saldo van het FES bedroeg ultimo 2005 € 2 516,7 miljoen. De financiële informatie in het jaarverslag 2005 van begrotingsfonds D, FES voldoet aan de eisen die de Comptabiliteitswet 2001 stelt.
Wij concluderen dat de onderzochte onderdelen van het financieel beheer en de daartoe bijgehouden administraties van het FES in 2005 nog niet geheel hebben voldaan aan de gestelde eisen. Hierbij past de kanttekening dat er ten opzichte van vorig jaar verbeteringen zijn waar te nemen en dat niet alle knelpunten door maatregelen bij de FES-beheerders zijn op te lossen. Wij vragen in het bijzonder aandacht voor een aantal, ook door de auditdienst van het Ministerie van Economische Zaken gesignaleerde risico’s, die inherent zijn aan de huidige wet- en regelgeving inzake het FES:
1. De criteria van de FES-wet zijn vrij algemeen geformuleerd, waardoor heldere normen voor het voldoen aan de wet ontbreken.
2. Het is in de huidige FES-wet niet expliciet voorgeschreven de FES-uitgaven in enig begrotingsjaar, ook feitelijk te claimen overeenkomstig de realisaties van dat jaar. Hierdoor hebben de departementen de mogelijkheid om het beeld over de begrotingsuitvoering, zoals dat tot uitdrukking komt in de jaarverslagen te beïnvloeden.
3. In het recente kabinetsstandpunt naar aanleiding van het rapport van de Tijdelijke Commissie Infrastructuurprojecten geeft het kabinet aan wat de aard van de projecten betreft te kiezen voor een brede toepassing van het FES; het kabinet wil dit niet beperken tot alleen de fysieke, ruimtelijke projecten.
4. Als voorportaal van de besluitvorming in het kabinet toetst de Interdepartementale Commissie Ruimtelijke Economie (ICRE) de FES-waardigheid van de projecten. Het kabinet besluit dat de projecten binnen de FES-wet vallen en stelt de toekenning vast van de bijdragen uit het FES aan de departementen. Feitelijke toekenningen geschieden soms in algemene termen, waardoor uitvoerende departementen zelf min of meer kunnen bepalen welke uitgaven aan die termen voldoen, die zij vervolgens bij het FES claimen.
5. Een besluit (genomen in de ministerraad) om vanuit het FES geld toe te kennen aan een project wordt vastgelegd in een toezeggingsbrief. Uit deze brief zou moeten blijken om welk project het gaat, welke doelen zijn gesteld, welke activiteiten het betreft en welke nadere voorwaarden zijn gesteld. De kenmerkende passages uit de achterliggende ministerraadstukken blijken nog vaak vrij summier en niet altijd helder. Ook de omschrijving van de projecten is niet altijd helder. Bovendien ontbreken vaak specifieke voorwaarden.
Onduidelijkheid daadwerkelijke besteding (VenW en Infrastructuurfonds)
Het FES is een verdeelfonds, bedoeld voor het financieren van investeringsprojecten van nationaal belang die de economische structuur versterken. Een substantieel bedrag wordt vanuit het FES toegevoegd aan de begroting van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat (VenW) en het Infrastructuurfonds. In 2005 is € 1 080,4 miljoen toegezegd en € 1 465,1 miljoen verrekend. Voor de bijdragen aan het Infrastructuurfonds zijn in de loop der jaren diverse specifieke afspraken gemaakt inzake de bepaling van de omvang van de FES-bijdragen. Deze afspraken wijken af van de afspraken met andere departementen. Deze afspraken zijn waarschijnlijk ook de oorzaak van de onduidelijkheid die bestaat over de daadwerkelijke besteding van de gelden aan de daarvoor bedoelde projecten. De jaarlijkse accountantsverklaring bij de jaarverslagen van het Infrastructuurfonds en het Ministerie van VenW geven hierover geen zekerheid. Het vorig jaar opgestelde controleprotocol is niet toegepast. De uitgangspunten van het vorig jaar opgestelde controleprotocol zijn namelijk niet geheel toepasbaar op de afspraken met het Ministerie van VenW.
Administratieve organisatie (AO)
In het traject van beleidsinhoudelijke voorbereiding van de toekenningsbesluiten, uitgevoerd door de ICRE, vindt geen transparante en systematische dossiervorming plaats. Wij bevelen aan de door de ICRE uit te voeren processen (inclusief archivering) in kaart te brengen en te verankeren in de AO-beschrijving van het FES. Op deze wijze kan verantwoording worden afgelegd over de totstandkoming van de adviezen en is de besluitvorming navolgbaar.
Tijdige verwerking van mutaties
De jaarlijkse opgave van opbrengsten uit diverse vormen van vervreemdingen (bijvoorbeeld het afstoten van staatsdeelnemingen) van het Ministerie van Financiën is te laat ontvangen. Deze opgave bevatte bovendien enige onjuistheden en onzekerheden omtrent de samenhangende opbrengsten van het FES. De onzekerheid hiervan is niet in te schatten, maar de maximale onzekerheid blijft onder de goedkeuringstolerantie.
Bedrijfsvoeringsparagraaf in jaarverslag van het FES
Hoewel de huidige door de minister van Financiën opgestelde richtlijnen voor de rijksbegrotingsvoorschriften dit niet voorschrijven, bevelen wij aan om voor begrotingsfonds D, het FES, een bedrijfsvoeringsparagraaf op te stellen. Dit doet recht aan de specifieke beheersmaatregelen die gelden voor dit fonds; het sluit bovendien goed aan op de verplichting om met ingang van het begrotingsjaar 2006 in de departementale jaarverslagen een dergelijke paragraaf op te nemen. Onrechtmatigheden die de tolerantiegrens overschrijden moeten met ingang van 2006 expliciet in de bedrijfsvoeringsparagraaf worden vermeld. Een aansluiting met bijbehorende financiële verantwoordingsinformatie is dan noodzakelijk.
Wij bevelen de minister van EZ aan om de adviezen van de departementale auditdienst ter harte te nemen en de geconstateerde knelpunten, zoals die ook in dit rapport bij het jaarverslag tot uitdrukking zijn gebracht, te betrekken bij een volgende evaluatie van de FES-wet. Ook het advies van de auditdienst om, ter versterking van de verantwoordingsstructuur, voor de financiële verantwoording een standaardmodel te gebruiken, onderschrijven wij.
Financiële informatie en saldibalans
Het Jaarverslag 2005 van het Spaarfonds AOW (begrotingsfonds E) voldoet aan de gestelde eisen. De Algemene Rekenkamer heeft geen fouten en onzekerheden aangetroffen in de financiële informatie.
De verplichtingen en uitgaven van het Diergezondheidsfonds bedroegen in 2005 € 18,4 miljoen. De ontvangsten bedroegen € 22,8 miljoen. De financiële informatie in het Jaarverslag 2005 van begrotingsfonds F (DGF) voldoet aan de eisen die de CW 2001 stelt.
Het onderzoek naar de bedrijfsvoering heeft de volgende resultaten opgeleverd. De onderzochte onderdelen van het financieel beheer, het materieelbeheer en de daartoe bijgehouden administraties van het DGF hebben in 2005 aan de gestelde eisen voldaan. Evenals het voorgaande jaar laat het beheer van het DGF een positief beeld zien. Wij hebben in 2005 geen onvolkomenheden in de bedrijfsvoering geconstateerd. Een uitbraak van besmettelijke dierziekten is Nederland in 2005 gelukkig bespaard gebleven. Wel vragen wij aandacht voor de financiële afwikkeling van de laatste dierziektecrises uit 2001 en 2003. Deze crises hebben geleid tot een aanzienlijk saldo (ultimo 2004: € 70,8 miljoen) aan openstaande voorschotten die nog afgewikkeld moeten worden. Met de nodige inspanningen is de stand van de openstaande voorschotten in 2005 gehalveerd. Wij bevelen aan ook de resterende openstaande voorschotten met de nodige voortvarendheid en zorgvuldigheid af te wikkelen.
De Algemene Rekenkamer heeft de beleidsinformatie in het Jaarverslag 2005 onderzocht. Wij concluderen dat de informatie over het gevoerde beleid op deugdelijke wijze tot stand is gekomen en voldoet aan de verslaggevingseisen. De verantwoordelijke beleidsdirectie onderkent dat de totstandkoming van de niet-financiële beleidsinformatie nog verder verbeterd kan worden. Daarbij gaat het vooral om de beschrijving van de administratieve organisatie van de gegevensverzameling en de verwerking tot beleidsinformatie in het jaarverslag.
De uitgaven van het BTW-compensatiefonds in 2005 bedragen circa € 1871,0 miljoen.
Het onderzoek naar de financiële informatie in het Jaarverslag 2005 van begrotingsfonds G, het BTW-compensatiefonds, heeft de volgende resultaten opgeleverd.
De financiële informatie in het jaarverslag voldoet aan de eisen die de CW 2001 stelt, met uitzondering van een bedrag van € 157 miljoen waarover naar het oordeel van de Algemene Rekenkamer onzekerheid is over de rechtmatigheid. Deze onzekerheid overschrijdt de tolerantiegrenzen. De minister geeft in het Jaarverslag 2005 van het BTW-compensatiefonds aan dat op basis van de uitkomsten van de controles die zijn verricht gedurende de periode 2003 tot en met 2005 de correctiepercentages uitkomen op 8,4% (2003 en 2004) respectievelijk 3,9% (2005). Hoewel wij de analyse van de minister delen dat het risico in latere jaren waarschijnlijk lager zal liggen, hebben we uit voorzichtigheid het maximale percentage gekozen voor de bepaling van de onzekerheid (8,4% van € 1871 miljoen) ad € 157 miljoen. In 2004 werd nog een bedrag van € 1350 miljoen als onzeker aangemerkt. In 2005 is dit bedrag aanzienlijk lager, aangezien de minimumuitkering geen rechtmatigheidsrisico’s bevat en er door de controles van de Belastingdienst een scherper beeld van de risico’s is ontstaan.
We hebben de volgende opmerkingen over de beheersing rond het BTW-compensatiefonds:
• de planning en control heeft niet goed gewerkt in 2005. In september 2005 kwam het Ministerie van Financiën er achter dat het aan de Tweede Kamer beloofde aantal te controleren ontvangers van btw-compensatie niet zou worden gehaald;
• de kwaliteit van de controles is wisselend geweest en er waren nog geen maatregelen getroffen om de kwaliteit te waarborgen;
• de controleresultaten zijn niet nauwgezet geregistreerd.
Op basis van bovenstaande bevindingen komt de Algemene Rekenkamer tot de conclusie dat het M&O-beleid in 2005 ontoereikend is geweest. De ontoereikendheden resulteren in onzekerheid over de rechtmatigheid zoals bedoeld in de CW 2001. De onzekerheid is berekend op € 157 miljoen.
Het Ministerie van Financiën heeft echter begin 2006 maatregelen getroffen om bovenstaande gebreken op te lossen. Deze zullen we volgend jaar onderzoeken.
Over de bedrijfsvoering geeft de Algemene Rekenkamer voor het BTW-compensatiefonds geen afzonderlijk oordeel. Omdat de bedrijfsvoering van het BTW-compensatiefonds de verantwoordelijkheid is van het Ministerie van Financiën, zijn de oordelen hierover opgenomen in het Rapport bij het Jaarverslag 2005 van het Ministerie van Financiën (IXB). We hebben in het Rapport bij het Jaarverslag 2005 van het Ministerie van Financiën (IXB) aangegeven dat er sprake is van ontoereikend beleid om misbruik en oneigenlijk gebruik te voorkomen. De reden hiervoor is dat de te controleren aantallen en de kwaliteit van de controles in 2005 niet voldoende zijn aangestuurd.
Ook hebben we in het Rapport bij het Jaarverslag 2005 van het Ministerie van Financiën (IXB) aangegeven dat de onderzochte onderdelen van het financieel beheer en de daartoe bijgehouden administraties in 2005 van het begrotingsfonds hebben voldaan aan de gestelde eisen, met uitzondering van de administratie van de controleresultaten.
De Algemene Rekenkamer heeft de beleidsinformatie in het Jaarverslag 2005 onderzocht en concludeert dat de informatie over het gevoerde beleid van het BTW-compensatiefonds op deugdelijke wijze tot stand is gekomen en voldoet aan de verslaggevingseisen.