Het niveau van rechtmatigheid35 van de verplichtingen, ontvangsten en uitgaven van het Rijk was onverminderd hoog. Het percentage fouten en onzekerheden bij de uitgaven is ten opzichte van 2015 licht toegenomen. Desalniettemin lag het percentage fouten en onzekerheden, voor het gehele Rijk, evenals voorgaande jaren, ruim onder de grens van 1 procent van de totale uitgaven in 2016.
2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Rechtmatigheid en deugdelijke weergave uitgaven Rijk (%) | 99,66 | 99,76 | 99,80 | 99,73 | 99,53 | 99,69 | 99,60 |
Rapporteringstoleranties bepalen boven welk bedrag een Minister verplicht is om in de bedrijfsvoeringsparagraaf van het departementale jaarverslag melding te maken van fouten en onzekerheden ten aanzien van de rechtmatigheid en de getrouwe weergave in het jaarverslag en deze fouten en onzekerheden toe te lichten. Het Rijk hanteert een rapporteringstolerantie van één procent voor het begrotingshoofdstuk niveau36 en drie procent voor het begrotingsartikelniveau.
In 2016 is ook de rechtmatigheid van alle begrotingshoofdstukken afzonderlijk ruim binnen de gestelde rapporteringstoleranties gebleven, met uitzondering van de begrotingshoofdstukken van Wonen en Rijksdienst, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het Diergezondheidsfonds. De begrotingshoofdstukken van Veiligheid en Justitie en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben een overschrijding in de verantwoordingsstaat van de agentschappen. Daarnaast is bij een aantal begrotingsartikelen de rapporteringstolerantie overschreden. De bedrijfsvoeringsparagrafen van de departementale jaarverslagen over 2016 geven een toelichting hierop.
De belangrijkste fouten en onzekerheden in 2016 waren veroorzaakt door:
-
1. Niet geheel voldoen aan (Europese) aanbestedingsregels en (contract)voorwaarden.
-
2. Rechtstreekse uitkering uit het Gemeentefonds aan de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Volgens de Financiële-verhoudingswet mogen betalingen uit het Gemeentefonds alleen ten goede komen aan gemeenten en niet aan de VNG.
-
3. Onjuiste voorlopige toekenningen huurtoeslagen bij het begrotingshoofdstuk van het Ministerie van Wonen en Rijksdienst, door foute behandeling en het niet of niet juist verwerken van de ontvangen gegevens van de verhuurder door de Belastingdienst.
-
4. Onzekerheden bij de Ministeries van Volkgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) over de rechtmatigheid van uitgaven van Caribisch Nederland.
Misbruik en oneigenlijk gebruik
Regelingen zijn gevoelig voor misbruik en oneigenlijk gebruik, als belanghebbenden gegevens moeten verstrekken. Dit is vaak het geval bij subsidies, uitgaven sociale zekerheid en belastingen.
Box 4.2.1 Misbruik en oneigenlijk gebruik
Onder misbruik wordt verstaan: het bewerkstelligen van geen of te geringe betaling van verplichte bijdragen aan de overheid en van het verkrijgen of genieten van een (te hoge) uitkering door het bewust niet, niet tijdig, niet juist of niet volledig verstrekken van inlichtingen.
Onder oneigenlijk gebruik wordt verstaan: het volgens de regels van de wet, maar in strijd met de bedoeling van de wettelijke bepalingen, geheel of ten dele ontgaan van een verplichte bijdrage aan de overheid en verkrijgen of genieten van een (te hoge) uitkering.37
Over regelingen met ontoereikend beleid voor misbruik en oneigenlijk gebruik moeten ministeries rapporteren in het onderdeel «rechtmatigheid» van de bedrijfsvoeringsparagraaf van het departementaal jaarverslag. Onzekerheid die het gevolg is van onvoldoende beleid van misbruik en oneigenlijk gebruik kan, afhankelijk van de omvang, wel negatieve gevolgen hebben voor het oordeel van de Auditdienst Rijk en de Algemene Rekenkamer. De bedrijfsvoeringsparagrafen van de departementale jaarverslagen maken over het algemeen geen melding van tekortschietend beleid van misbruik en oneigenlijk gebruik. Daaruit kan worden geconcludeerd dat het M&O-beleid in opzet en werking bij alle departementen toereikend is.
Fraude
De Minister van Veiligheid en Justitie (VenJ) heeft namens het kabinet op 16 december 2016 de eindrapportage van de rijksbrede aanpak fraude aan de Tweede Kamer gezonden38. Het rapport bevat de belangrijkste resultaten van drie jaar rijksbrede aanpak van fraude. Daarnaast is een aantal ontwikkelingen op specifieke beleidsterreinen van afzonderlijke ministeries39 toegelicht. De verantwoordelijke bewindslieden rapporteren uitvoeriger in hun eigen brieven en rapportages aan de Tweede Kamer over deze ontwikkelingen.
De rijksbrede aanpak fraude heeft een impuls gegeven aan:
-
• rijksbreed wegnemen van de gelegenheid om te frauderen;
-
• verbeterde detectie van fraude;
-
• en een gerichte aanpak van fraudeurs.
Het bewustzijn van toetsing op frauderisico’s bij nieuwe wet- en regelgeving is toegenomen. Dit heeft geleid tot fraudebestendiger wet- en regelgeving. Er is fors geïnvesteerd in beter functionerende basisregistraties, met name de Basisregistratie Personen (BRP), onder meer door het project landelijke aanpak adreskwaliteit.
Beleidsmatige mutaties na de Najaarsnota
De tweede suppletoire wet (die tegelijkertijd met de Najaarsnota verschijnt) is het laatste wetgevingsmoment gedurende het begrotingsjaar om wijzigingen in de begrotingen voor goedkeuring voor te leggen aan de Tweede Kamer. Als daarna nog beleidsmatige begrotingsmutaties nodig zijn, dan moeten deze per brief aan de Tweede Kamer worden voorgelegd. In bijlage 9 is daarvan een overzicht opgenomen. Net als voorgaande jaren is een ondergrens van twee miljoen euro gehanteerd.