Wetsartikelen 1 tot en met 3
De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 2.3, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016 elk afzonderlijk bij wet vastgesteld en derhalve ook gewijzigd. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om voor het jaar 2021 wijzigingen aan te brengen in de departementale begrotingsstaat van Infrastructuur en Waterstaat.
Nieuw beleid wordt pas in uitvoering genomen nadat het parlement de begrotingswet heeft geautoriseerd. Het parlement is reeds bij Najaarsnota 2020 (Kamerstuk 35650, nr.1) genformeerd over het beschikbaar stellen van middelen voor specifieke compensatie voor de vuurwerksector. Voor de maatregelen die opgenomen zijn in deze incidentele suppletoire begroting geldt dat deze tot verplichtingen en/of betalingen leiden na de publicatie van de regeling TVSC-19. Publicatie van deze regeling is voorzien eind maart. Indien de formele autorisatie van beide Kamers op het moment van publiceren van de regeling niet is afgerond zal het kabinet reeds de verplichtingen aangaan voor de uitvoering van de voorgenomen en met Tweede Kamer gedeelde maatregelen, conform artikel 2.27 eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016.
Voor de indiening van deze derde incidentele suppletoire begroting is uw Kamer vooraf genformeerd via de Kamerbrief Naar een veiliger samenleving van 13november 2020 (Kamerstuk 28684, nr.640).
De in de begrotingsstaten opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga