Wetsartikelen 1 tot en met 3
Wetsartikel 1
De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 2.3, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016 elk afzonderlijk bij wet vastgesteld en derhalve ook gewijzigd. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om voor het jaar 2021 wijzigingen aan te brengen in de departementale begrotingsstaat van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
Normaliter wordt nieuw beleid pas in uitvoering genomen nadat de Staten-Generaal de begrotingswet heeft geautoriseerd. Echter, de uitvoering van de spoedeisende maatregelen die in deze Incidentele Suppletoire Begroting zijn opgenomen, te weten zelftesten in het middelbaar beroepsonderwijs en hoger onderwijs in verband met COVID-19, kan niet wachten tot formele autorisatie van beide kamers der Staten-Generaal. Het kabinet vindt het belangrijk met het oog op de ontwikkeling en het mentale en fysieke welbevinden van studenten en het voorkomen van verdere studievertraging dat studenten in het hoger onderwijs (ho) 1 dag per week fysiek onderwijs kunnen volgen. Onderdeel van dit besluit is dat zelftesten beschikbaar gesteld worden voor het po, vo, mbo en ho, zodat studenten en docenten preventief getest kunnen worden. Daarom zal het kabinet de uitvoering van de maatregelen starten. Hiermee wordt gehandeld conform artikel 2.27, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016. Voor de indiening van deze negende Incidentele Suppletoire Begroting is uw Kamer vooraf genformeerd per Kamerbrief over de stand van zaken Covid-19van 23maart 2021 (Kamerstukken II 2020/21, 25295, nr. 1063).
De in de begrotingsstaat opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht.
Wetsartikel 2
De vaststelling van de begrotingsstaat geschiedt in duizenden euro's.
Wetsartikel 3
Dit artikel regelt de inwerkingtreding van deze wet.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob