Aangeboden 16 mei 2007
Uitgaven (bedragen x € 1 000 000,–)
Ontvangsten (bedragen x € 1 000 000,–)
A. | Algemeen | 6 |
1. | Voorwoord | 6 |
2. | Verzoek tot déchargeverlening | 8 |
3. | Leeswijzer | 13 |
B. | Beleidsverslag | 15 |
4. | Beleidsprioriteiten | 15 |
5. | Beleidsartikelen | 27 |
6. | Niet-beleidsartikelen | 81 |
7. | Bedrijfsvoeringsparagraaf | 87 |
C. | Jaarrekening | 92 |
8. | Verantwoordingsstaten | 92 |
8.1. | De verantwoordingsstaat van het ministerie van Defensie | 92 |
8.2. | Saldibalans met toelichting | 93 |
8.3. | De samenvattende verantwoordingsstaat van de baten-lastendiensten | 101 |
8.4. | Topinkomens | 112 |
D. | Bijlagen | 113 |
9. | Bijlage 1: Toezichtrelaties en ZBO’s/RWT’s | 113 |
10. | Bijlage 2: Toezeggingen aan de Algemene Rekenkamer | 114 |
11. | Bijlage 3: Overzicht personele en materiële inzet bij crisisbeheersingsoperaties | 116 |
12. | Bijlage 4: Toelichting grote investeringsprojecten | 120 |
13. | Bijlage 5: Overzicht uitgaven Koninklijk Huis | 125 |
14. | Bijlage 6: Milieu | 126 |
Hierbij bied ik u aan het jaarverslag van Defensie over 2006. Dit verslag staat voor een groot deel in het teken van de operaties die door de krijgsmacht zijn uitgevoerd – in het bijzonder die in Afghanistan – en de naderende voltooiing van de operatie «nieuw evenwicht».
Een belangrijke doelstelling van de kabinetten-Balkenende is Nederland veiliger te maken. De krijgsmacht draagt daar in nationaal en internationaal verband veel aan bij, zowel binnen de landsgrenzen als daarbuiten. Veiligheid begint verder weg. In 2006 zijn 10 547 militairen uitgezonden voor operaties in het buitenland. Het grootste deel van deze militairen – 8 102 – is ingezet in Afghanistan. Ze brengen daar veiligheid voor de bevolking en helpen met de wederopbouw van het land. De operaties in Afghanistan kregen in 2006 de allerhoogste prioriteit. Andere belangrijke inzetgebieden waren Bosnië, Irak, Congo, Soedan en Libanon. De krijgsmacht heeft in het buitenland ook bijgedragen aan noodhulpverlening, zoals tijdens de overstromingen in Suriname, en aan de ondersteuning van de veiligheid in ontwikkelingslanden, bijvoorbeeld in Soedan, Burundi en Congo.
De krijgsmacht is ook actief binnen de eigen landsgrenzen. Het explosievenopruimingscommando heeft in 2006 ongeveer 2 000 ruimingen gecoördineerd. De F-16’s zijn negen keer ingezet voor de onderschepping van verdachte vliegtuigen in het Nederlandse luchtruim. Er staan gegarandeerd 4 600 militairen binnen 48 uur paraat voor de ondersteuning van de Nederlandse civiele autoriteiten. Vanzelfsprekend wordt de gehele krijgsmacht ingezet als de nationale veiligheid daar om vraagt. De start van de Kustwacht Nederland Nieuwe Stijl en de oprichting van de Dienst Speciale Interventies zijn belangrijke mijlpalen in de strijd tegen het terrorisme.
Defensie is de afgelopen jaren flink in beweging geweest. In 2003 is met de Prinsjesdagbrief de operatie «nieuw evenwicht» van start gegaan. Sindsdien zijn de defensieonderdelen ingrijpend gereorganiseerd en is de besturing van Defensie geheel vernieuwd. De personele reducties, de sluiting van locaties en de afstoting van materieel, infrastructuur en oefengebieden verlopen naar behoren doch blijven de aandacht vragen. Ondanks deze grootscheepse reorganisatie is Defensie een aantrekkelijke werkgever en wil dat ook blijven. Een goed werkklimaat en betrokken medewerkers zijn daarvoor essentieel. Daarom wordt ferm opgetreden tegen misstanden binnen de eigen organisatie en wordt het personeelsbeleid voortdurend vernieuwd. Het investeringspercentage is gestegen van 16,1 in 2003 naar 21,4 in 2006. Nieuw materieel stroomt in een hoog tempo de krijgsmacht binnen.
De afgelopen jaren is veel werk verzet om de krijgsmacht in een «nieuw evenwicht» te brengen. Dit is een continu proces. De wereld staat namelijk niet stil en er komt veel op Defensie af. De Kamer is daarover geïnformeerd met onder meer de brief «nieuw evenwicht, nieuwe ontwikkelingen», ofwel de zogenaamde Actualiseringsbrief. Ik ben er van overtuigd dat het «nieuwe evenwicht» een goede basis vormt om de krijgsmacht verder te ontwikkelen en de uitdagingen van de toekomst het hoofd te kunnen bieden.
De Minister van Defensie,
2. VERZOEK TOT DECHARGEVERLENING
Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot déchargeverlening van de Minister van Defensie aan de Voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.
Hierbij bied ik, mede namens de Staatssecretaris van Defensie, het departementale jaarverslag over het jaar 2006 van het Ministerie van Defensie aan.
Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Defensie décharge te verlenen over het in het jaar 2006 gevoerde financiële beheer met betrekking tot de uitvoering van de begroting van het Ministerie van Defensie.
Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot déchargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld van haar bevindingen en haar oordeel met betrekking tot:
• het gevoerde financieel en materieelbeheer;
• de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administraties;
• de financiële informatie in het jaarverslag en jaarrekening;
• de departementale saldibalans;
• de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;
• de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;
van het Ministerie van Defensie. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden.
Bij het besluit tot déchargeverlening dienen, naast het onderhavige jaarverslag en het hierboven genoemde rapport van de Algemene Rekenkamer, de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:
• het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2006; dit jaarverslag wordt separaat aangeboden;
• de Slotwet van het Ministerie van Defensie over het jaar 2006; de Slotwet is als afzonderlijk kamerstuk gepubliceerd;
• het besluit tot déchargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken Slotwet is aangenomen;
• het rapport van de Algemene Rekenkamer over het jaar 2006 met betrekking tot de onderzoeken, bedoeld in artikel 83 van de Comptabiliteitswet 2001. Dit rapport, dat betrekking heeft op het onderzoek van de centrale administratie van ’s Rijks schatkist en van het Financieel jaarverslag van het Rijk, wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aangeboden;
• de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2006 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2006 alsmede met betrekking tot de Saldibalans van het Rijk over 2006 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001).
Het besluit tot déchargeverlening kan niet worden genomen, voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.
De Minister van Defensie,
Déchargeverlening door de Tweede Kamer
Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot déchargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van
De Voorzitter van Tweede Kamer,
Handtekening:
Datum:
Op grond van artikel 64, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de Voorzitter van de Eerste Kamer.
Déchargeverlening door de Eerste Kamer
Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot déchargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van
De Voorzitter van de Eerste Kamer,
Handtekening:
Datum:
Op grond van artikel 64, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.
Het jaarverslag bestaat uit het voorwoord van de minister, het verzoek tot déchargeverlening, de leeswijzer, het beleidsverslag, de jaarrekening en een aantal bijlagen. De kern van het jaarverslag wordt gevormd door het beleidsverslag (deel B). In dit beleidsverslag wordt allereerst ingegaan op de vijf beleidsprioriteiten uit de beleidsagenda van Defensie.
In het jaarverslag dient onderscheid gemaakt te worden tussen financiële en niet-financiële informatie.
– De financiële informatie valt onder de reikwijdte van de door de Audit Dienst Defensie afgegeven accountantsverklaring.
– De niet-financiële informatie zou informatie moeten betreffen, die geënt is op zogenoemde beleidsthema’s. De begroting en jaarverslag van het ministerie van Defensie zijn echter op verzoek van de Tweede Kamer niet ingericht naar beleidsthema’s, maar naar defensieonderdelen. In dit jaarverslag is getracht het gewenste inzicht zo goed mogelijk te benaderen.
De toepassing van de in de Rijksbegrotingvoorschriften 2007 voorgeschreven sjablonenmethodiek in het jaarverslag is niet goed mogelijk, daar de defensiebegroting 2006 niet conform die systematiek is ingericht.
Budgettaire gevolgen van beleid
Bij de beleidsartikelen zijn beleidsdoelstellingen geformuleerd en de financiële gevolgen daarvan worden voor wat betreft de opmerkelijke verschillen per defensieonderdeel toegelicht bij de tabellen «budgettaire gevolgen van beleid».
De tabellen «budgettaire gevolgen van beleid» zijn voor de jaren 2002 tot en met 2005 vergelijkbaar gemaakt met de begrotingsindeling 2006.
Nader geoperationaliseerde doelstellingen en outputgegevens
In de begroting 2006 zijn bij de operationele commando’s doelstellingenmatrices opgenomen, waarin de operationeel inzetbare eenheden zijn weergegeven. In dit jaarverslag worden de verschillen toegelicht die daarbij zijn opgetreden in het uitvoeringsjaar.
Over de in de begroting 2006 opgenomen prestatiegegevens van de logistieke bedrijven bij de Defensie Materieelorganisatie (DMO) wordt niet in die vorm gerapporteerd in dit jaarverslag. Door het nieuwe besturingsmodel is de ondersteuning van de DMO aan de operationele commando’s vertaald in dienstverleningsovereenkomsten (dvo), waarbij de prestaties van de ondersteunende bedrijven worden uitgedrukt in service- en vullingsgraden. Deze prestatiegegevens zijn wel in dit jaarverslag opgenomen bij de DMO.
Bij het Commando Dienstencentra (CDC) vindt voor twee bedrijfsgroepen een verantwoording plaats over de personele en materiële gereedheid en het nakomen van de gemaakte afspraken. Deze verantwoording vindt plaats over de in de begroting 2006 benoemde resultaatgebieden.
Dit betreft een toelichting op de artikelen «Geheime uitgaven», «Nominaal en onvoorzien» en «Algemeen».
In de begroting van 2006 was voor de opbrengst verkopen van roerende en onroerende zaken via de Dienst der Domeinen een bedrag van € 157,5 miljoen opgenomen; uiteindelijk zijn de opbrengsten uitgekomen op € 277,1 miljoen. Dit betreft de verkoop van diverse soorten materieel. De nadere toelichting is opgenomen bij niet-beleidsartikel 90 – Algemeen.
De bedrijfsvoeringparagraaf bestaat uit vier onderdelen: financiële rechtmatigheid, totstandkoming beleidsinformatie, financieel/materieel beheer en overige aspecten van de bedrijfsvoering. Daarnaast is een definitie voor financiële rechtmatigheid opgenomen. De bedrijfsvoeringparagraaf heeft betrekking op alle defensieonderdelen, inclusief de baten-lastendiensten.
Onder het hoofdstuk C (Jaarrekening) zijn opgenomen de verantwoordingsstaten van zowel het ministerie van Defensie als van de baten-lastendiensten, de financiële toelichting bij de verantwoordingsstaat van de baten-lastendiensten en de saldibalans met toelichting.
Als bijlage is een overzicht Topinkomens opgenomen van de medewerkers van Defensie die in het verslagjaar meer verdiend hebben dan het gemiddelde belastbare jaarloon van een minister. Deze opgave geschiedt conform het gestelde in artikel 6 van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens.
Het Defensie Materieelproces (DMP)
In 2006 is de periodieke evaluatie uitgevoerd van het Defensie Materieelproces (DMP). Het DMP bevat regels voor het projectmatig voorzien in de behoefte aan militair materieel, informatievoorzieningssystemen en infrastructuur vanaf € 5 miljoen. Het DMP markeert politieke besluitvorming op belangrijke keuzemomenten in projecten en zorgt voor ambtelijke en politieke sturing gedurende de gehele looptijd van de projecten. In de evaluatie is ondermeer bezien of het DMP nog steeds voldoet. Daarnaast zijn technische en inhoudelijke aanpassingen van het DMP geïnventariseerd die voortvloeien uit het nieuwe besturingsmodel en verschillende interne en externe ontwikkelingen. Uit de evaluatie is naar voren gekomen dat verbeteringen mogelijk zijn op het gebied van informatievoorziening aan/voor besluitvorming door de ambtelijke en politieke leiding en de informatievoorziening aan de Tweede Kamer. Het DMP geeft voor de interne sturing en beheersing van projecten richtlijnen op hoofdlijnen. De nadere uitwerking hiervan is opgenomen in de interne beleids- en uitvoeringsregelgeving. De Kamer is over de resultaten van de evaluatie geïnformeerd met Kamerstuk nr.27 830 X d.d. 16 juni 2006.
De stand van zaken van de gerealiseerde evaluatieonderzoeken is voor zover van toepassing per (niet-)beleidsartikel opgenomen.
Met ingang van het jaar 2006 is het milieujaarverslag opgenomen in het departementale jaarverslag 2006 en wordt niet meer separaat aangeboden aan de Tweede Kamer.
Dit beleidsverslag kijkt terug op de beleidsdoelstellingen voor 2006. De nadruk ligt daarbij op onderwerpen waarbij de uitvoering afweek van de planning en op in 2006 aanvullend genomen beleidsmaatregelen. Uitgangspunten van het beleidsverslag zijn de beleidsprioriteiten zoals omschreven in de beleidsagenda 2006. Voordat tot behandeling van deze beleidsprioriteiten wordt overgegaan wordt kort stilgestaan bij enkele belangrijke prestaties van de krijgsmacht in 2006.
Door het open karakter van onze samenleving en de internationale oriëntatie van onze economie is een stabiele en vreedzame internationale omgeving voor Nederland van levensbelang. De krijgsmacht is bij uitstek geschikt om daar in internationaal en nationaal verband aan bij te dragen, zowel binnen de landsgrenzen als ver daarbuiten.
In 2006 is een groot beroep gedaan op de krijgsmacht. Een samenvatting1:
In 2006 zijn 10 547 militairen uitgezonden voor operaties. Het merendeel van de militairen – 8 102 – is ingezet in de door de NAVO geleide International Security Assistance Force (ISAF) in Afghanistan. Deze bijdrage bestond onder meer uit een Battlegroup, Provincial Reconstruction Teams (PRT’s) en een Air Task Force (ATF). Sinds november 2006 voert Nederland in Afghanistan het bevel over het hoofdkwartier van Regional Command South. Daarnaast heeft Nederland tot maart 2006 met een taakgroep van Special Forces en een helikopterdetachement in de Afghaanse provincie Kandahar bijgedragen aan de operatie Enduring Freedom. Ook heeft Nederland in het kader van deze operatie in 2006 maritieme eenheden ingezet voor Task Force 150. Het afgelopen jaar hebben continue 280 Nederlandse militairen deelgenomen aan de EU-stabilisatieoperatie Althea in Bosnië. Ook namen Nederlandse militairen deel aan de EU-stabilisatiemissie in Congo (EUFOR RDC) tijdens de verkiezingen aldaar. Defensie stelt ook permanent veertig tot zestig militairen beschikbaar voor de European Gendarmerie Force (EGF) die in juli 2006 operationeel is geworden.
De Nederlandse krijgsmacht heeft bijgedragen aan de NAVO-trainingsmissie in Irak (NTM-I), de VN-waarnemersmissie in het Midden-Oosten (UNTSO), de VN-stabilisatie- en waarnemersmissie in Soedan (UNMIS) en de NAVO- en VN-missies op de Middellandse Zee (resp. Active Endeavour en UNIFIL). Militaire deskundigen zijn het afgelopen jaar ook ingezet bij de opbouw van de veiligheidssector (Security Sector Reform – SSR) en de demobilisatie van voormalige strijdende partijen (Disarmament, Demobilisation, Reintegration-DDR) in ontwikkelingslanden, veelal in Afrika. Nederland heeft tijdens de operatie Fala Watra noodhulp verstrekt tijdens de overstromingen in Suriname. Deze noodhulp viel samen met de eerste gezamenlijke oefening van de krijgsmacht in grootschalig expeditionair optreden: Joint Caribbean Lion.
Nederland heeft met fregatten, mijnenjagers, speciale eenheden, F-16 jachtvliegtuigen, Patriot-luchtverdedigingseenheden en een KDC-10 transport/tankervliegtuig hoogwaardige bijdragen geleverd aan de snellereactiemacht van de NAVO, de NATO Response Force (NRF). De totale Nederlandse personele bijdrage aan NRF-6 en 7 bedroeg ongeveer 1 550 militairen. Tijdens de NAVO-top van regeringsleiders in Riga van 28 en 29 november 2006 is de NRF volledig operationeel inzetbaar verklaard. Deze belangrijke mijlpaal houdt in dat deze snelle reactiemacht ook kan worden ingezet voor operaties hoger in het geweldsspectrum.
In 2006 zijn de voorbereidingen afgerond voor de operationele beschikbaarstelling van de Duits-Nederlands-Finse Battlegroup per 1 januari 2007. De Nederlandse bijdrage aan deze snel inzetbare Battlegroup bedraagt ongeveer 750 militairen. Er is voor deze Battlegroup een trinationale planningscel opgericht bij het operationele hoofdkwartier in Potsdam (Duitsland). De oprichting van de EU-Battlegroups verhoogt de kwaliteit en de uitzendbaarheid van de Europese krijgsmachten.
Binnen onze landsgrenzen is de krijgsmacht volop bezig zich te ontwikkelen tot een structurele veiligheidspartner van de civiele autoriteiten. De samenleving verwacht dat de krijgsmacht er ook in Nederland staat wanneer dat nodig is. In 2006 zijn duidelijke en verdergaande afspraken gemaakt over het beschikbaar stellen van omvangrijke en robuuste militaire capaciteiten en over de te hanteren procedures. Andere voorbeelden uit 2006 van de geïntensiveerde civiel-militaire samenwerking zijn de start van de Kustwacht Nederland Nieuwe Stijl en de oprichting van de Dienst Speciale Interventies (DSI), alsmede de interdepartementale onderzoeken naar samenwerking op het gebied van helikopters.
Nieuw evenwicht, nieuwe ontwikkelingen
Defensie is zelf ook in beweging. In 2003 is een grote reorganisatie van start gegaan onder de noemer «nieuw evenwicht». Daarmee werd gestreefd naar een nieuwe balans tussen de omvang, de samenstelling en de uitrusting van de krijgsmacht enerzijds en de beschikbare financiële middelen anderzijds. De reorganisaties van de defensieonderdelen en de bestuurlijke vernieuwing zijn vrijwel geheel voltooid. Over het verloop daarvan wordt de Kamer regelmatig geïnformeerd met de voortgangsrapportages over de migratie. De wervingsresultaten zijn in 2006 achtergebleven, terwijl de uitstroom groter was dan gepland. De verkoop van overtollig defensiematerieel en de sluiting van defensielocaties verlopen nagenoeg volgens plan. Het investeringspercentage is gestegen van 16,1 in 2003 naar 21,4 in 2006. Nieuw materieel is de krijgsmacht binnengestroomd. Wel resteerden in 2006 nog enkele operationele aandachtspunten. De Kamer is daarover geïnformeerd met de Actualiseringsbrief «Nieuw evenwicht, nieuwe ontwikkelingen» (30 300 X, nr. 107).
Beleidsprioriteit 1 – Het verbeteren van de snelle inzetbaarheid van de krijgsmacht
In de afgelopen drie jaar zijn tal van maatregelen genomen om de operationele snelle inzetbaarheid te vergroten. De intensiveringen uit het Hoofdlijnenakkoord van het tweede kabinet-Balkenende voor de verbetering van de inzetbaarheid van de krijgsmacht in crisisbeheersingsoperaties zijn overeenkomstig de beleidsagenda 2006 aangewend. Verder komt de verhoging van het investeringspercentage in het kader van het nieuwe evenwicht binnen de krijgsmacht ten goede aan investeringen in militair hoogwaardige capaciteiten. De in 2006 verkregen inkomsten uit de verkoop van overtollige goederen dragen daar ook aan bij.
Ten aanzien van de maatregelen die in de beleidsagenda 2006 zijn genoemd onder beleidsprioriteit 1 hebben de volgende verschuivingen plaatsgevonden:
– de invoering van het Enterprise Resource Planning (ERP)-systeem voor de financiële administratie is in gang gezet. Vanwege beperkte personele capaciteit en het absorptievermogen van de organisatie is besloten het ERP-project de komende jaren te concentreren op de defensiebrede bevoorradingsketen;
– in 2006 is om bouwtechnische redenen besloten het tweede Landing Platform Dock Hr. Ms. Johan de Witt medio 2008 operationeel beschikbaar te stellen in plaats van ultimo 2007;
– in 2006 is vanwege noodzakelijke modificaties besloten de operationele ingebruikneming van de derde C-130 te verplaatsen naar mei 2008 en van de derde DC-10 naar juli 2008;
– in verband met de demissionaire status van het kabinet is besloten het voorgenomen JSF-verwervingsbesluit – en daarmee ook het besluit tot aanschaf van de eerste toestellen voor deelneming aan de internationale testfase – over te laten aan het nieuwe kabinet;
– de opbouw van de uitzendpool van het Commando Koninklijke marechaussee (CKMAR) voor deelname aan internationale politiemissies (153 functionarissen) is in 2006 in volle gang en zal in juli 2007 zijn gerealiseerd.
De Kamer is over bovenstaande wijzigingen geïnformeerd met de defensiebegroting 2007 (30 800 X, nr. 1) en de aanvullingen daarop (30 800 X, nr. 28).
Zoals gemeld met de Actualiseringsbrief «Nieuw evenwicht, nieuwe ontwikkelingen» (30 300 X, nr. 107) en de aanvullende brief op de begroting (30 800 X, nr. 28) is in 2006 aanvullend besloten tot:
– de verwerving van middelen om gebruik te kunnen maken van vliegvelden die in primitieve of slechte staat verkeren (een zogenaamde bare base);
– meer bemanningen en onderhoudspersoneel voor Chinook-helikopters en C-130 transportvliegtuigen;
– de verwerving van middelen voor zelfbescherming ten behoeve van de Uruzgan-missie;
– de verwerving van middelen voor datacommunicatie voor mobiel optreden;
– de vervroegde vervanging van delen van het verbindingssysteem Titaan;
– extra formatieplaatsen voor informatieoperaties en Civil Military Cooperation (Cimic) en een eerste versterking (70 vte’n) van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD);
– de uitbreiding van de bestelling van vier naar zes Chinooks, ter vervanging van de twee toestellen die verloren zijn gegaan. Wel moest worden besloten de standaardisatie van de Chinook-vloot (de «oude» toestellen) enige jaren uit te stellen en de benodigde Chinook-uitrusting voor het ondersteunen van speciale operaties slechts ten dele aan te schaffen;
– de voortzetting van het Boxer-project voor de productie van 200 voertuigen.
Verder zijn in 2006, vanwege een urgente operationele behoefte daaraan in Afghanistan, 25 pantservoertuigen versneld aangeschaft van het type Bushmaster (27 925 X, nr. 226).
Naast de genoemde nieuwe maatregelen is in de Actualiseringsbrief (30 300 X, nr. 107) een aantal operationele aandachtspunten opgesomd.
Met de brief over de financiële onderbouwing van deze maatregelen (30 300 X, nr. 132) is de Kamer – op eigen verzoek – geïnformeerd over de financiële omvang van deze aandachtspunten.
Beleidsprioriteit 2 – Het leveren van een bijdrage aan een geïntegreerd buitenlands veiligheidsbeleid;
Vrede, veiligheid en stabiliteit zijn voorwaarden voor politieke, economische en sociale ontwikkeling. Daarom is de geïntegreerde inzet van beleidsinstrumenten waar Nederland over beschikt – diplomatieke, economische, financiële, humanitaire en militaire – van groot belang. Op veel terreinen is in 2006 vooruitgang geboekt:
Interdepartementale samenwerking
In 2005 heeft de minister voor Ontwikkelingssamenwerking de beschikking gekregen over een militair adviseur. Op 1 januari 2006 is bij Defensie een ontwikkelingssamenwerkingadviseur aangesteld. Deze aanstellingen, evenals de instelling van interdepartementale overlegstructuren, bevorderen het geïntegreerde optreden van Buitenlandse Zaken, Ontwikkelingssamenwerking en Defensie. De aandacht richt zich vooral op Afghanistan, de Balkan, de Hoorn van Afrika en het Grote Merengebied (Burundi, Oeganda, Rwanda).
Er zijn goede ervaringen opgedaan met de samenwerking met adviseurs van Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking binnen het PRT Baghlan. Daarom is deze samenwerkingsvorm geïntensiveerd voortgezet binnen het PRT Uruzgan. Voorts wordt steeds meer samengewerkt met Non-Governmental Organisations (NGO’s). Er is bijvoorbeeld een Afghanistan-platform opgericht waarin NGO’s, Buitenlandse Zaken en Defensie één keer per maand samenkomen om elkaar te informeren over hun activiteiten in Afghanistan. Ook op uitvoerend niveau wordt steeds meer afgestemd en samengewerkt met NGO’s.
Initiatieven en projecten gefinancierd uit het Stabiliteitsfonds
Defensie heeft bijgedragen aan verschillende projectvoorstellen uit het Stabiliteitsfonds. In het kader van de Afrikaanse Capaciteitsopbouw zijn uit het Stabilisatiefonds de additionele kosten gefinancierd van de detachering van defensie-experts. Er is een Nederlandse militaire docent geplaatst bij een vredesschool in Mali en twee defensiedeskundigen zijn voor enkele weken gedetacheerd in Rwanda voor het adviseren van twee Rwandese bataljons over vredeshandhaving in Darfur. Deze experts zijn uit de SSR-pool beschikbaar gekomen. Uit het Stabiliteitsfonds is een deel van de VN-waarnemersopleiding van 24 Afrikaanse officieren gefinancierd. Ook is een financiële bijdrage geleverd aan de training van Rwandese en Burundese officieren in het kader van Renforcement des Capacités Africaines de Maintien de la Paix (RECAMP). Verder is de detachering gefinancierd van twee Nederlandse SSR-adviseurs in Burundi.
Er is ook een aantal initiatieven gefinancierd die gelieerd zijn aan de Nederlandse betrokkenheid in Afghanistan. In het kader van de activiteiten die het PRT in Baghlan heeft ondernomen met betrekking tot de herinrichting van de veiligheidssector, zijn bijdragen geleverd aan: de renovatie van de Karkar-kazerne van het Afghaanse leger, het bouwen van een munitiebunker in het kader van de ontwapening (Disbandment of Illegal Armed Groups (DIAG)) en aan de training en de uitrusting van de provinciale politie. In Uruzgan is uitrusting gefinancierd ter versterking van het Afghaanse leger (Afghan National Army – ANA) en de Afghaanse politie (Afghan National (Auxiliary) Police – AN(A)P) in Zuid-Afghanistan.
Een geïntegreerde benadering in EU- en NAVO-verband
In 2006 is ook in internationaal verband aandacht besteed aan de geïntegreerde benadering van veiligheidsbeleid en wederopbouw. Praktijkvoorbeelden van EU-initiatieven zijn de civiele Atjeh Monitoring Mission (AMM) die voor een groot deel is gevuld met militaire deskundigen en de EU SSR-missie in de Democratische Republiek Congo (EUSEC DRC). Voorts is gewerkt aan de verbetering van het gehele EU-instrumentarium voor crisisbeheersing, zowel van het Europese Veiligheids- en Defensiebeleid (EVDB) als van de Europese Commissie. Binnen de NAVO wordt eveneens toenemend belang gehecht aan de geïntegreerde benadering en de gecoördineerde inzet van militaire en civiele middelen (Comprehensive Planning and Action). Dit komt onder meer tot uitdrukking in de Comprehensive Political Guidance, die tijdens de NAVO-top in Riga van 28 en 29 november 2006 openbaar is gemaakt. Tijdens deze top van regeringsleiders en staatshoofden is besloten de ruime SSR-ervaring en expertise van de NAVO vaker en breder beschikbaar te stellen. Nederland heeft actief deelgenomen aan deze ontwikkelingen binnen de EU en de NAVO.
Beleidsprioriteit 3 – Het verdiepen van de samenwerking met civiele autoriteiten in het kader van de nationale veiligheid
Op het gebied van de civiel-militaire samenwerking in Nederland zijn de afgelopen jaren belangrijke stappen gezet. Ook in 2006 is Defensie volop bezig geweest zich verder te ontwikkelen tot een structurele veiligheidspartner van de politie, brandweer en geneeskundige diensten. In 2005 is daartoe een convenant over de Civiel-Militaire Bestuursafspraken (CMBA) ondertekend (29 800 X, nr. 84). Daarin is de actieve rol van Defensie bij nationale veiligheid beschreven, zoals de gegarandeerde beschikbaarheid van 3 000 militairen voor algemene taken.
Intensivering Civiel Militaire Samenwerking (ICMS)
In 2006 zijn nieuwe interdepartementale afspraken gemaakt voor de samenwerking tussen civiele en militaire autoriteiten. Deze afspraken gaan veel verder dan het CMBA-convenant en richten zich op specifieke, aanvullende vormen van steun en op de inzet van specialistisch personeel. In 2006 stemde de Kamer in met het uitgebreide pakket maatregelen (30 300 X, nr. 106) waaronder garanties over de beschikbaarheid van 4 600 militairen binnen 48 uur, gedurende 365 dagen per jaar, ongeacht uitzendingen of feestdagen. Doordat eenheden van de krijgsmacht op rotatiebasis in het buitenland worden ingezet, is voldoende capaciteit in Nederland beschikbaar geweest voor de uitvoering van nationale taken. Vanzelfsprekend stond de gehele krijgsmacht paraat als de nationale veiligheid daar om gevraagd zou hebben.
De samenwerking tussen de inlichtingendiensten (Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) en Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD)) laat een verdere verdieping zien. Een nieuw convenant tussen de diensten is ondertekend. In dit convenant zijn onder meer afspraken gemaakt over het vergemakkelijken van het uitwisselen van personeel tussen de diensten, verdergaande samenwerking op het gebied van Signal Intelligence en het formeren van gezamenlijke taakgroepen voor specifieke onderwerpen. De eerste taakgroepen zijn in 2006 actief geworden.
Ook op het gebied van kennisontwikkeling zijn stappen gezet. Het Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid NIBRA, de Politieacademie en de Nederlandse Defensieacademie hebben overzichten uitgewisseld van lectoraten en kennisdocumenten, waardoor het wederzijdse inzicht in de onderwijsactiviteiten is vergroot. Inmiddels is een interdisciplinaire werkgroep gestart met de ontwikkeling van een gezamenlijke opleidingsmodule crisisbeheersing en rampenbestrijding. Bovendien is besloten een gezamenlijke studie uit te voeren naar het beheersen van menigten (crowd management & crowd control).
In het kader van de ICMS-afspraken is in 2006 besloten enkele maatregelen interdepartementaal nader te onderzoeken, zoals de gegarandeerde beschikbaarheid van helikopters bij rampenbestrijding, detectiemiddelen voor objectbewaking, radardekking voor de lagere delen van het luchtruim en een verdere verkorting van reactietijden. Met het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninksrijksrelaties (BZK) is in 2006 een vervolgonderzoek afgerond door de Commissie van Maanen II naar helikoptersteun voor de Dienst Speciale Interventies (DSI) en voor incidentbestrijding. Daarbij is ook bezien of het wenselijk is de diversiteit aan typen helikopters rijksbreed te beperken en in beheer te geven bij één organisatie. In dat kader zijn in 2006 tevens verkennende besprekingen gestart met het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) over mogelijke toekomstige vormen van samenwerking op het gebied van traumahelikopters.
Kustwacht Nederland Nieuwe Stijl
De toenemende nationale rol van de krijgsmacht bij nationale taken krijgt tevens gestalte in de omvorming van de Nederlandse kustwachtorganisatie waaraan ook in 2006 is gewerkt. Het oude samenwerkingsverband tussen zeven betrokken departementen heeft per 1 januari 2007 plaats gemaakt voor één gezamenlijke organisatie: de Kustwacht Nederland Nieuwe Stijl (KWNL NS). Het ministerie van Verkeer en Waterstaat voert als coördinator de regie over de totstandkoming van geïntegreerde beleidsplannen, activiteitenplannen en de (meerjarige) begroting. Dit ministerie levert ook de voorzitter voor het nieuw opgerichte gremium, de Raad voor de Kustwacht, waarin alle betrokken ministeries zijn vertegenwoordigd. De inzet van het personeel en het materieel en daarmee de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het Activiteitenplan en Begroting KWNL NS komt in één hand te liggen: bij Defensie. Het jaar 2007 wordt algemeen gezien als een overgangsjaar waarin de KWNL NS daadwerkelijk tot stand zal komen. Een aandachtspunt is de (interdepartementale) wijze van financiering.
Een ander gebied waar grote vooruitgang is geboekt is terrorismebestrijding in Nederland. Zoals gemeld aan de Kamer in de afsluitende rapportage Defensie en Terrorisme (27 925 X, nr. 215) zijn alle door Defensie op dit gebied te nemen maatregelen uitgevoerd of in uitvoering. In die brief zijn ook nieuwe initiatieven vermeld, zoals de bijdrage aan en ondersteuning van de eveneens in 2006 opgerichte DSI met defensiepersoneel en -middelen.
Beleidsprioriteit 4 – Het realiseren van een nieuw evenwicht bij de krijgsmacht
De afgelopen vier jaar heeft Defensie, gelijktijdig met de inzet voor crisisbeheersingsoperaties, nationale taken en het geïntegreerde buitenlandse- en veiligheidsbeleid, een ingrijpende reorganisatie doorgemaakt. Het doel daarvan was – en is – het bereiken van een nieuw evenwicht tussen de taken en de middelen van een weliswaar kleinere maar kwalitatief hoogwaardige, volledig inzetbare en expeditionaire krijgsmacht.
De maatregelen die voor het bereiken van het nieuwe evenwicht nodig waren, staan beschreven in de Prinsjesdagbrief 2003 (29 200 X, nr. 4). Het merendeel van deze maatregelen is in de periode tot eind 2006 uitgevoerd of nadert voltooiing. De personele reducties van 11 700 zijn in 2006 voor het overgrote deel voltooid. De voortgangsrapportages over de migratie geven daar nader inzicht in. Aan de problematiek van de zogenaamde kwalitatieve mismatch, zoals gemeld aan de Tweede Kamer in de Tweede Voortgangsrapportage Migratie 2006, wordt met voortvarendheid gewerkt.
De afgelopen jaren hebben veel reorganisaties plaatsgevonden. Ook zijn veel infrastructurele voorzieningen en terreinen afgestoten. Besloten is de transporthelikopters te verplaatsen van Soesterberg naar Gilze-Rijen, na het gereedkomen van de grote infrastructurele projecten aldaar. Op Gilze-Rijen wordt ook het Defensie Helikopter Commando (DHC) opgericht. De vliegbasis Soesterberg wordt daarna gesloten. De F-16’s van het laatste Twenthe-squadron zijn na opheffing verplaatst naar de vliegbases Volkel en Leeuwarden. Eind 2007 wordt de vliegbasis Twenthe conform planning gesloten. De kazernecomplexen in Ede worden in de periode tot 2010 ontruimd. In 2006 zijn de laatste eenheden van de legerplaats Seedorf naar Nederland verhuisd en is de legerplaats gesloten. De herverdeling van de operationele eenheden van Seedorf is voltooid, zodat nu twee gemechaniseerde brigades, plus een Luchtmobiele brigade, resteren. In 2006 is de opheffing voltooid van de reserve-landeenheden, die al in 2004 buiten dienst waren gesteld. Aansluitend is de afstoting van het bijbehorende materieel en van militaire complexen in 2006 voltooid. De eerste elementen van de luchtverdedigingseenheden van de landstrijdkrachten zijn in 2006 verhuisd naar de luchtmachtbasis De Peel. Het marinevliegkamp Valkenburg is in 2006 gesloten.
Er is positief beslist over de diverse elementen uit de Marinestudie, zoals de aanschaf van patrouillevaartuigen, de bouw van een Joint logistiek bevoorradingsschip, de aanschaf van kruisvluchtwapens, de modificatie van de sonar van de Walrus-onderzeeboten, de herintroductie van een mijnenveegcapaciteit en de versterking van de gevechtssteun voor het Korps Mariniers. In 2006 is ook begonnen met de herinrichting van de brigades van het Commando Koninklijke marechaussee (CKMar) en de halvering van het aantal CKMar-brigadestaven. In 2006 is het Haagse deel van de Defensie Materieelorganisatie (DMO) als nieuw defensieonderdeel nagenoeg geheel ingericht en operationeel geworden. De bedrijven van de DMO hebben hun reorganisatie in 2006 nagenoeg voltooid. Ook de verkoop van af te stoten roerende en onroerende zaken verloopt over het geheel genomen voorspoedig. De verkooptaakstellingen van 2006 zijn gehaald, al wordt gestudeerd op de consequenties van het alsnog aanhouden van de af te stoten Apache-gevechtshelikopters.
Ook op het bestuursniveau is veel veranderd. In 2006 zijn de nieuwe relaties tussen de bestuursstaf, de Operationele Commando’s (OC’s), het CDC en de DMO volledig in werking getreden en worden deze versterkt en verfijnd.
De afgelopen jaren is nieuw en modern defensiematerieel de krijgsmacht binnengestroomd. Voor een volledig overzicht daarvan wordt verwezen naar de begroting. Het investeringspercentage is hierdoor gestegen van 16,1 in 2003 naar 19,9 in 2005. In 2006 is het investeringspercentage uitgekomen op 21,4.
Beleidsprioriteit 5 – Het vernieuwen van het personeelsbeleid
De Personeelsbrief «Verantwoord verkleinen, voortvarend vernieuwen» van september 2003 (29 200, nrs. 4 en 5) gaf de hoofdlijnen weer van de personele gevolgen van de maatregelen uit de brief «Nieuw evenwicht». Met de Personeelsbrief van 21 september 2004 (29 800 X, nr. 5) is daar nadere inhoud aan gegeven. De beleidsagenda 2006 bouwde daarop voort.
Flexibel Personeelssysteem (FPS)
Om te komen tot een moderne, flexibele en snel inzetbare krijgsmacht is verjonging van het personeelsbestand noodzakelijk. Daartoe is een flexibel personeelssysteem met daarop toegesneden instrumenten in ontwikkeling. De Tweede Kamer is geïnformeerd over de ontwikkeling en de stand van zaken van het FPS met de visiebrief van 29 augustus 2005 (29 800 X, nr. 122), de contourenbrief van 27 juni 2006 (30 300 X, nr. 124) en de brief over het implementatietraject van 10 oktober 2006 (30 674, nr. 7). De wettelijke grondslag voor het FPS is opgenomen in de wijziging van de Militaire ambtenarenwet 1931 (MAW) die in augustus 2006 is ingediend bij de Tweede Kamer. Over de grondslag voor het FPS is met de centrales voor overheidspersoneel inhoudelijk overeenstemming bereikt. Het FPS moet uiterlijk 1 januari 2008 zijn ingevoerd in verband met de relatie met de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid.
Wervingsinspanning en behoud van personeel
De werving van militair personeel heeft in 2006 volop de aandacht gehad. De aanstellingsopdracht was in aantallen weliswaar lager, maar het werven van personeel voor alle categorieën is lastiger geworden. De wervingseenheden signaleren een teruggang in de belangstelling voor een baan bij Defensie, onder meer door het aantrekken van de economie. In 2006 is ook het behoud van personeel een belangrijk aandachtspunt geweest. De verwachting is dat onder druk van de arbeidsmarkt en de voor sommige groepen hoge uitzendfrequentie, het verloop van personeel zal toenemen. Binding en behoud van personeel in vooral de moeilijk te vullen knelpuntcategorieën in het middenkader heeft een hoge prioriteit gekend en is gestimuleerd. De regiefunctie op de keten van instroom, doorstroom en behoud van personeel is en wordt versterkt.
Genderforce zorgt voor structurele en duurzame inbedding van het Genderbeleid bij Defensie. In het kader hiervan is in 2006 het deelproject «Gender in Opleidingen» gestart. Dit deelproject is bedoeld om Gender te integreren in alle relevante opleidingen. In dat verband is de huidige opleidingssituatie onderzocht. De resultaten daarvan worden gebruikt om de opleidingen, zoals de leerdoelen en leerprogramma’s, aan te passen. Ook gaan instructeurs en docenten een train de trainers genderprogramma volgen. Vanwege capaciteitsbeperkingen is het deelproject «Gender in Opleidingen» in een lager tempo gestart dan was beoogd. Besloten is met uitbesteding de opgelopen achterstand in te halen.
In het kader van Genderforce en het deelproject «Gender-evenwicht», hebben tal van centrale en decentrale activiteiten plaatsgevonden. Alle defensieonderdelen zijn begonnen met acties om vrouwelijke militairen te behouden voor Defensie. Het kunnen combineren van arbeid en zorg is een onderwerp dat in 2006 volop in de belangstelling heeft gestaan. Waar nodig zijn en worden voorzieningen en regelgeving daarop aangepast.
In 2006 heeft de commissie Staal in opdracht van de Staatssecretaris van Defensie onderzoek gedaan naar ongewenst gedrag binnen de krijgsmacht en naar de werking van procedures, het functioneren van de leidinggevenden en het systeem van integriteitzorg. In het rapport «Ongewenst gedrag binnen de Krijgsmacht» zijn de onderzoeksresultaten gepresenteerd. De aanbevelingen uit het rapport zijn met kracht ter hand genomen.
Na het verschijnen van de Nota Veteranenzorg (30 139, nr. 2) in juni 2005 heeft in 2006 de aandacht zich gericht op de uitvoering van de hierin genoemde maatregelen, zoals de invoering van de nieuwe organisatie van de Militair Geestelijke Gezondheidszorg en het opzetten van het Veteranenregistratiesysteem. Ook werd wederom een zeer geslaagde Nederlandse Veteranendag gehouden met voor de eerste keer een defilé. Verder heeft op 31 mei 2006 Hare Majesteit de Koningin op het Binnenhof te Den Haag de Militaire Willemsorde uitgereikt aan de (vroegere) 1e Zelfstandige Poolse Parachutistenbrigade voor getoonde moed tijdens operatie Market-Garden in 1944. Aan haar aanvoerder, Generaal-majoor Stanislaw Sosabowski, werd postuum de Bronzen Leeuw toegekend.
In de Personeelsbrief van september 2003 (29 200, nrs. 4 en 5) is de herinrichting van het personele functiegebied bij Defensie aangekondigd. Dit betreft een gefaseerde herinrichting van de personele beleids- en beheerprocessen conform het nieuwe besturingsmodel van Defensie. De eerste fase is overeenkomstig de planning op 1 januari 2007 afgerond. Tijdens deze fase is onder meer de reductietaakstelling in het personeelsgebied gerealiseerd en is het nieuwe dienstverleningsmodel zijn voltooiing genaderd. Ook is het DienstenCentrum Human Resources (DC HR) opgericht. Daarmee is een belangrijke stap gezet op weg naar de defensiebrede concentratie van gestandaardiseerde personele diensten. De complete herinrichting moet voor het eind van het jaar 2008 zijn afgerond.
Overzicht verloop begroting 2006
TOTAAL DEFENSIE | 2006 |
---|---|
Standen ingediende ontwerpbegroting 2006 (incl. NvW) | 7 768 660 |
Beleidsmatige mutaties | |
Definitieve eindejaarsmarge 2005 | 75 726 |
Overheveling van Buitenlandse Zaken UCBO | 45 700 |
Intertemporele compensatie arbeidsvoorwaarden | – 135 939 |
Intertemporele compensatie UKW | – 8 203 |
Overloop interim-uitkering 2005 | 15 100 |
Loonbijstelling | 65 806 |
Prijsbijstelling | 59 055 |
Overheveling van/naar departementen | – 10 187 |
Vervanging gecrashte helikopters | 30 000 |
Bijdrage aanschaf patrouillevoertuigen | 25 000 |
Overheveling van Buitenlandse Zaken terrein Alexanderkazerne | 41 000 |
Hogere verkoopopbrengsten | 134 860 |
Civiel militaire samenwerking | 23 400 |
Totaal beleidsmatige mutaties | 361 318 |
Autonome mutaties | |
Diverse kleine autonome wijzigingen | – 414 |
Bijstelling diverse ontvangsten | 7 360 |
Overheveling van/naar andere departementen | – 19 520 |
Doorwerking eindejaarsmarge 2006 | 27 998 |
Totaal autonome mutaties | 15 424 |
Totaal jaarrekening 2006 | 8 145 402 |
Beleidsmatige mutaties voor 2006
Definitieve eindejaarsmarge 2005
De toevoeging van in totaal € 75,7 miljoen aan het defensiebudget betreft de doorwerking in 2006 van de eindejaarsmarge 2005.
Overheveling van Buitenlandse Zaken
Van het ministerie van Buitenlandse Zaken is € 45,7 miljoen ontvangen voor de uitvoering van crisisbeheersingsoperaties (UCBO).
Intertemporele compensatie arbeidsvoorwaarden
Anticiperend op het onderhandelingsresultaat over de arbeidsvoorwaarden bestaat de komende jaren een overschot aan arbeidsvoorwaardengeld. Vanaf 2017 slaat dit overschot om in tekorten in verband met het overgangsregime voor functioneel leeftijdsontslag. Via een intertemporele schuif worden de overschotten ingezet om de tekorten in de latere jaren te compenseren, zodat in alle jaren tot en met 2030 een sluitend beeld ontstaat. Voor 2006 is hiermee een bedrag gemoeid van –/– € 135,9 miljoen.
Intertemporele compensatie uitkeringswet gewezen militairen (UKW)
Het betreft hier een intertemporele compensatie van de tijdelijke meerlasten van het overgangsrecht in het kader van de met de Centrales van Overheidspersoneel overeengekomen ophoging van de ontslagleeftijden voor militairen.
Overloop interim uitkering 2005
De beëindiging van de interim-uitkering in 2005 leidt in 2006 nog tot nabetalingen. Defensie is hiervoor met € 15,1 miljoen gecompenseerd.
De met de Voorjaarsnota toegekende loon- en prijsbijstelling dient ter financiering van de arbeidsvoorwaarden en aanpassing van het loon- en prijsniveau.
Overheveling van/naar departementen
Het betreft hier met name een boeking in het kader van de efficiencytaakstelling die betrekking heeft op huisvesting van Zelfstandige Bestuursorganen en baten-lastendiensten (–/– € 3,9 miljoen) en een correctieboeking op het niet-relevante deel van de loonbijstelling (–/– € 7,2 miljoen).
Vervanging gecrashte helikopters
Het betreft hier de voorziening van € 30 miljoen voor de vervanging van twee in Afghanistan gecrashte Chinook-helikopters. Van het aantal te verkopen Apache-helikopters is één Apache aangewend ter vervanging van een gecrashte helikopter. Met de hierdoor gederfde verkoopopbrengst is rekening gehouden.
Bijdrage aanschaf patrouillevoertuigen
In verband met de uitvoering van taken in Afghanistan zijn gepantserde patrouillevoertuigen aangeschaft (Bushmaster), waarvoor € 25 miljoen beschikbaar is gesteld.
Overheveling van Buitenlandse Zaken terrein Alexanderkazerne
In verband met de vestiging van het Internationale Strafhof op het terrein van de Alexanderkazerne is € 41 miljoen beschikbaar gesteld.
In het verlengde van de met het ministerie van Financiën van de in 2006 gemaakte afspraken betreffende hogere verkoopopbrengsten wordt het budget met € 134,9 miljoen verhoogd. De hogere verkoopopbrengsten betreffen onder andere de verkoop van Multipurpose-fregatten, Hawk-raketsystemen, Multiple Launched Rocket Systems, YPR’n en mijnenjagers.
Intensivering Civiel Militaire Samenwerking (ICMS)
In het kader van de afspraken met betrekking tot ICMS is een voorziening van € 23,4 miljoen ontvangen.
Diverse kleine autonome wijzigingen
Het betreft twee boekingen naar het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties inzake de bijdrage (–/– € 0,4 miljoen) van Defensie voor de Onderzoeksraad voor Veiligheid en de bijdrage van Defensie in het Rijkstraineeprogramma (–/– € 0,014 miljoen).
Bijstelling diverse ontvangsten
Deze mutatie heeft betrekking op diverse mutaties op de ontvangsten bij de defensieonderdelen.
Overheveling van/naar departementen
Een bedrag van € 2,7 miljoen is overgeheveld naar het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor de bijdrage 2006 in de exploitatiekosten van het C-2000 communicatiesysteem. Daarnaast is in het kader van een met de Stichting Pensioenfonds ABP overeengekomen financieringsarrangement ten behoeve van de overgang op kapitaaldekking van militaire pensioenen een bedrag van € 16,8 miljoen teruggeboekt naar het ministerie van Financiën. Dit heeft betrekking op het niet-relevante deel van de pensioenen.
Deze mutatie is het resultaat van de definitieve eindrealisatie 2006. Het betreft een saldo van de meer- en minderuitgaven bij de defensieonderdelen.
Beleidsartikel 20 Uitvoeren crisisbeheersingsoperaties
Algemene beleidsdoelstellingen
Nederland draagt onverminderd bij aan de handhaving en bevordering van de internationale rechtsorde. Nederland voert daartoe een actief veiligheidsbeleid, dat zich niet beperkt tot de zorg voor de veiligheid van het eigen land en die van de bondgenoten, maar zich uitstrekt tot breed opgezette conflictpreventie, crisisbeheersing en vredesopbouw, zowel in Europa als daarbuiten. Het deelnemen aan crisisbeheersingsoperaties maakt daar deel van uit.
Budgettaire gevolgen van beleid beleidsartikel 20 Uitvoeren crisisbeheersingsoperaties
De additionele uitgaven voor crisisbeheersingsoperaties worden als onderdeel van het budget van de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) ten laste van beleidsartikel 20 geraamd en verantwoord.
Onderstaande tabel bevat de geraamde en gerealiseerde budgettaire gevolgen van beleid voor 2006.
Budgettaire gevolgen van beleid beleidsartikel 20 Uitvoeren crisisbeheersingsoperaties
Bedragen x € 1 000 | Realisatie 2002 | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Realisatie 2006 | Begroting 2006 | Verschil |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen | 166 597 | 210 661 | 245 144 | 213 799 | 317 885 | 213 500 | 104 385 |
Uitgaven | |||||||
Operaties | |||||||
SFOR/EUFOR Althea | 70 106 | 60 020 | 34 993 | 29 236 | 30 843 | 22 000 | 8 843 |
EUPM | 1 442 | 1 158 | 547 | 2 000 | –1 453 | ||
KFOR | 1 043 | 23 | 117 | 117 | |||
Stabilisatiemacht Irak (SFIR) | 36 542 | 79 867 | 41 764 | 7 794 | 5 000 | 2 794 | |
NTM-I | 426 | 1 160 | 1 160 | ||||
UNTSO | |||||||
Unifil Libanon | |||||||
ISAF (algemeen) | 14 264 | 31 832 | 5 399 | 1 296 | 751 | 500 | 251 |
ISAF PRT | 8 040 | 14 187 | 11 306 | 12 000 | – 694 | ||
ISAF/F-16 detachement | 18 997 | 25 807 | 21 396 | 12 000 | 9 396 | ||
ISAF/Stage III | 143 943 | 143 943 | |||||
Operatie Enduring Freedom | 27 753 | 31 782 | 792 | 16 813 | 8 085 | 12 000 | – 3 915 |
Operatie SRF | 16 771 | 6 030 | 6 030 | ||||
Enduring Freedom/CTF150 | 813 | 7 277 | 6 000 | 1 277 | |||
Afrika kleine missies | 1 708 | 1 708 | |||||
Overige operaties | 12 875 | 15 668 | 8 170 | 4 982 | 6 500 | 73 000 | – 66 500 |
Contributies | |||||||
VN-contributies | 44 630 | 34 322 | 65 354 | 52 963 | 56 854 | 60 000 | – 3 146 |
PSO/EU-contributies | 1 984 | 2 380 | 7 608 | 5 442 | 5 263 | 5 000 | 263 |
Afdracht premie/koopsom pensioenen | 12 818 | 4 581 | 6 795 | 4 000 | 2 795 | ||
Totale uitgaven | 172 655 | 213 988 | 243 196 | 215 104 | 316 369 | 213 500 | 102 869 |
Ontvangsten | |||||||
Totaal ontvangsten | 8 611 | 8 001 | 13 071 | 10 643 | 4 080 | 1 407 | 2 673 |
De hogere verplichtingen worden bij de uitgaven toegelicht.
De hogere uitgaven van € 102,9 miljoen worden, voor wat betreft de grootste verschillen, hieronder toegelicht.
Het verschil tussen realisatie en raming van € 8,8 miljoen wordt verklaard doordat in de begroting was uitgegaan van beëindiging van de missie per 1 juni in 2006. Het kabinet heeft in mei 2006 besloten de Nederlandse militaire deelname aan de EU-geleide troepenmacht EUFOR na juni 2006 met een jaar voort te zetten.
De operationele activiteiten van SFIR zijn in april 2005 beëindigd. Voor 2006 was nog € 5 miljoen begroot aan uitgaven vanwege terugkeerplaatsing. De daadwerkelijke uitgaven voor de Stabilisatiemacht Irak (SFIR) bedroegen in 2006 € 7,8 miljoen.
Het verschil van € 2,8 miljoen wordt verklaard door onvoorzien herstel en reparatie van het materieel. Daarnaast is sprake van gestegen prijzen voor de inhuur van transport (zowel lucht- als zeetransport) en van brandstof.
International Security Assistance Force/F-16 detachement
De uitgaven voor ISAF/F-16 detachement waren voor 2006 begroot op € 12 miljoen. De inzet van het F-16 detachement is vanwege de deelname aan ISAF Stage III verlengd vanaf 1 april 2006 tot het einde van de tweejarige Nederlandse bijdrage in Zuid-Afghanistan. De daadwerkelijke uitgaven voor ISAF/F-16 detachement bedroegen in 2006 € 21,4 miljoen.
Het verschil voor 2006 van € 9,4 miljoen wordt verklaard door de latere verplaatsing van het F-16 detachement van Kabul naar Kandahar (van mei naar november 2006) en de verhoging van het aantal toestellen (van vier naar acht, waarvan twee tijdelijk tot de verplaatsing naar Kandahar). De twee extra toestellen zijn in december naar Nederland teruggekeerd. De kosten van het verbruik van munitie waren in de begroting niet voorzien.
International Security Assistance Force Stage III (ISAF Stage III)
Het kabinet heeft in de Artikel -100 brief van 22 december 2005 (27 925, nr. 193) het voornemen kenbaar gemaakt voor deelname aan ISAF Stage III. De totale additionele uitgaven voor deze operatie werden op dat moment (afgezien van de inzet van de F-16 gevechtsvliegtuigen) tussen de € 280 en € 320 miljoen geraamd. Verwacht werd dat van dit bedrag € 110 miljoen in 2006 zou worden uitgeven. De daadwerkelijke uitgaven voor ISAF Stage III (afgezien van de inzet van de F-16 gevechtsvliegtuigen) bedroegen in 2006 ongeveer € 144 miljoen.
In de kamerbrief over de actuele stand van zaken over Afghanistan van 20 oktober 2006 is aangegeven dat de additionele uitgaven voor de volledige operatie volgens de laatste ramingen tussen de € 480 en € 510 miljoen bedragen, exclusief de additionele uitgaven voor de inzet van de F-16’s, die € 30 miljoen bedragen. Deze stijging van de raming wordt onder andere veroorzaakt door de inzet van extra militairen, pantserhouwitsers en pantservoertuigen (Bushmasters) waartoe later werd besloten en de stijging van de uitgaven voor voeding en munitie.
De belangrijkste verklaringen voor 2006 betreffen de volgende posten:
– Toelagen voor het uitgezonden personeel
De extra uitgaven voor toelagen voor het uitgezonden personeel worden verklaard doordat in 2006 meer militairen uitgezonden waren dan oorspronkelijk begroot en omdat de voorziening bij vredes- en humanitaire operaties (VVHO) met ingang van 1 januari 2006 is verhoogd.
Bij de raming van de operatie werd initieel uitgegaan van ongeveer 1 200 militairen inclusief het F-16 detachement met zes toestellen (waarvan twee toestellen in reserve) en ruim 100 militairen. Het totaal aantal Nederlandse militairen in Zuid-Afghanistan is in de loop van het jaar verhoogd tot 1 540 (met ongeveer 200 extra militairen tijdens de periode van 1 november 2006 – 1 mei 2007 wanneer Nederland het commando over de ISAF-missie in Zuid-Afghanistan voert). Tijdens de opbouwperiode waren op enig moment ongeveer 2 000 Nederlandse militairen in Zuid-Afghanistan aanwezig door het samenvallen van opbouwwerkzaamheden door de Deployment Task Force (DTF) en het uitvoeren van operaties door de Task Force Uruzgan (TFU).
– Voeding. De extra uitgaven voor voeding hangen samen met de voornoemde verhoging van het aantal Nederlandse militairen in Zuid-Afghanistan.
– Transport. De extra uitgaven voor transport zijn ontstaan door meer (commerciële) inhuur van luchttransport vanuit Nederland naar Afghanistan dan aanvankelijk voorzien. Daarnaast is vanwege de beperkte beschikbare tactische luchttransportcapaciteit binnen Afghanistan, zoals C-130’s en transporthelikopters, onvoorzien een MI 26 HALO ingehuurd.
– Materieel. De extra uitgaven voor materieel betreffen kosten geboekt voor de slijtage van de airframes in Afghanistan.
– Munitie. De operationele eenheid in Uruzgan is ter versterking van de vuurkracht in 2006 in plaats van zware mortieren uitgerust met drie pantserhouwitsers. Naast gevechtcontacten met de Taliban tijdens grote operaties en het verlenen van luchtsteun door F-16’s is in Uruzgan extra munitie gebruikt voor training.
– Infrastructuur (opbouw van de Nederlandse kampen). In de oorspronkelijke raming van het infrastructuurplan van de geniewerken was tijdelijke huisvesting opgenomen die ten laste van HGIS gebracht zou worden. De aangeschafte pantser- en gepantserde containers zijn als investering ten laste van de defensiebegroting gebracht, wat tot een minderuitgave ten laste van het HGIS-budget van ongeveer € 18 miljoen heeft geleid. Bij de planning voor ISAF Stage III bestonden initieel onzekerheden over de kosten van de infrastructurele opbouwwerkzaamheden. De uitvoering van infraprojecten verliep aanvankelijk langzamer dan voorzien, maar de vertraging is in het najaar van 2006 ingelopen. Door de vertraging worden sommige uitgaven voor infraprojecten pas in 2007 betaald.
– Overige posten bestaan onder andere uit uitgaven voor de voorbereiding van de missie, onvoorziene uitgaven voor deelname aan het hoofdkwartier van Regional Command South en uitgaven voor personeelszorg.
Het verschil van –/– € 3,9 miljoen tussen de raming en de uitgaven wordt verklaard doordat veel materiaal en munitie is overgedragen aan ISAF Stage III, zodat hiervoor geen redeployment (d.w.z. transport naar Nederland en eventuele reparatie en herstel) nodig was.
Operatie Strategic Reserve Force (SRF)
De Nederlandse bijdrage aan de SRF is per ultimo 2005 afgerond. Er waren geen uitgaven voor de SRF in 2006 begroot. De daadwerkelijke uitgaven voor de SRF bedroegen in 2006 € 6 miljoen en betroffen nagekomen facturen voor herstel en reparatie van het geretourneerd materieel en verrekening met de NAVO van transportkosten.
Onder deze post zijn alle overige kleine missies en de uitgaven voor de individueel uitgezonden militairen verantwoord. De uitgaven hebben voornamelijk betrekking op toelages, overige personele uitgaven en materiële uitgaven. In deze post is ook de kortstondige inzet voor Operation Active Endeavour (OAE) opgenomen. Verder is in deze post de voorziening opgenomen voor de uitvoering van de operaties. Deze voorziening is in 2006 geheel aangewend voor de uitgevoerde operaties.
VN-contributie en overige bijdragen
De uitgaven voor VN-contributies waren voor 2006 begroot op € 60,0 miljoen. De daadwerkelijke uitgaven voor VN-contributies bedroegen in 2006 € 56,9 miljoen. Het verschil van € 3,1 miljoen is het gevolg van lagere contributiebijdragen aan de VN. De afdracht voor pensioenen is gestegen als gevolg van een eindafrekening over afgelopen jaren.
De ontvangsten waren voor 2006 begroot op € 1,4 miljoen. De daadwerkelijke ontvangsten bedroegen in 2006 € 4,1 miljoen. Het verschil van € 2,7 miljoen komt voort uit restitutie van vooruitbetaalde VN-contributiebijdrages en brandstofkosten voor de operatie SFOR.
Beleidsmatige informatie (uitgevoerde operaties)
De internationale veiligheidssituatie blijft onvoorspelbaar. De Nederlandse deelname aan crisisbeheersingsoperaties kan derhalve niet op voorhand volledig worden gepland. Het besluit in september 2006 van het kabinet voor een maritieme bijdrage aan UNIFIL is hiervan een sprekend voorbeeld. Het voornemen van het kabinet voor de Nederlandse bijdrage aan de International Security Assistance Force (ISAF) in Zuid-Afghanistan (de zgn. Artikel -100 brief) werd pas op 22 december 2005 kenbaar gemaakt, zodat de door Nederland geleide taakgroep, opgebouwd rond een Provincial Reconstruction Team (PRT) in de provincie Uruzgan, niet is opgenomen in de begroting voor 2006. Voor alle operaties geldt dat de uitgaven voor de niet-additionele activiteiten ten laste van de betreffende beleidsartikelen worden verantwoord.
Bescherming van de integriteit van eigen en bondgenootschappelijk territorium, inclusief de Nederlandse Antillen en Aruba
In 2006 is de Quick Reaction Alert (QRA), bestaande uit twee continue beschikbare F-16’s, negen keer ingezet voor de beveiliging van het eigen en NAVO-luchtruim.
Bevordering internationale rechtsorde en stabiliteit c.q. inzet bij crisisbeheersingsoperaties
Strategic Reserve Force NAVO (SRF)
In 2006 heeft geen Nederlandse inzet in het kader van de SRF plaatsgevonden en zijn slechts uitgaven gedaan ter afronding van de inzet in 2005.
Bijdrage aan snelle reactiemachten
Nederland heeft met diverse eenheden een bijdrage geleverd aan de NRF. De NRF heeft tijdens NRF-7 (2e helft 2006) de status Fully Operational Capability bereikt. Dit betekent dat de NRF over de vereiste capaciteiten beschikt en voor alle missies inzetbaar is.
Als onderdeel van de Headline Goal 2010 wordt in EU-verband het Rapid Response-concept uitgewerkt. De Europese Unie en de NAVO streven beide een gelijksoortige doelstelling na. Bij omvangrijke operaties binnen het hele geweldsspectrum (met inbegrip van operaties op grond van artikel 5 en vredesafdwinging) wordt de NRF ingezet. De EU Battle Groups (EUBG) richten zich meer op kleinschalige operaties zoals evacuatie, humanitaire ondersteuning, initial entry-operaties en conflictpreventie. In 2006 zijn de voorbereidingen verricht voor het vanaf 2007 leveren van een Nederlandse bijdrage aan het EUBG-concept.
Vrede en stabiliteit in Europa
Het kabinet heeft in mei 2006 besloten om de Nederlandse militaire deelname aan de EU-geleide troepenmacht EUFOR na afloop van het mandaat (2 juni 2006) voort te zetten. De Nederlandse basis in Bugojno is uit efficiency overwegingen in mei 2006 gesloten. De kern van de huidige Nederlandse bijdrage (280 militairen) bestaat thans uit een infanteriecompagnie en een ondersteuningscompagnie in Banja Luka. Het Nederlandse detachement opereert binnen de Brits geleide Multinationale Taskfoce North West vanuit de Banja Luka Metal Factory. Daarnaast leverde Nederland vier Liaison and Observation Teams (LOT) die gehuisvest waren tussen de lokale bevolking in diverse huizen in Bosnië-Herzegovina. Op basis van de vierde Six Month Review heeft de EU op 11 december 2006 een principebesluit genomen om de huidige troepenmacht van EUFOR te halveren. Een definitief besluit voor deze transitie wordt eind februari 2007 verwacht. Nederland heeft zich voorgenomen om haar bijdrage aan EUFOR na de transitie te concentreren in de LOT.
European Union Monitor Mission (EUMM)
Met de missie wordt toezicht gehouden op de ontwikkeling van het democratiseringsproces in Kosovo en Albanië. De defensiebijdrage bestaat uit drie militairen.
European Union Police Mission (EUPM)
Doel van de EUPM is het coachen van het Bosnische midden- en hogere politiekader in het uitoefenen van politietaken naar Europees model. De EUPM heeft geen executieve taken en verricht haar taken ongewapend. De Nederlandse bijdrage bestaat uit vier militairen van het Commando Koninklijke marechaussee en zes civiele politieagenten.
Doel van de missie is het leveren van een bijdrage aan een veilige en stabiele (leef)omgeving in Kosovo. De KFOR-troepenmacht ziet toe op de naleving van het Military Tactical Agreement van drie juni 1999 en levert assistentie aan de VN-missie UNMIK. Nederland levert sinds oktober 2005 vier militairen aan het KFOR-hoofdkwartier te Pristina.
Vrede en stabiliteit in het Midden-Oosten
NATO Training Mission Irak (NTM-I)
Nederland levert sinds het begin van de missie (februari 2005) vijftien militairen voor administratieve ondersteuning en training van Iraakse staven.
UN Truce Supervision Organisation (UNTSO)
Nederland heeft in 2006 militairen geleverd voor verschillende waarnemersgroepen in Syrië, Israël en Libanon.
Task Force 150 – Operation Enduring Freedom (TF-150/OEF)
Het kabinet heeft in juni 2005 besloten met drie marineschepen bij te dragen aan de operatie Enduring Freedom in de periode december 2005 tot april 2006. Het gaat om de inzet in de wateren rondom het Arabisch schiereiland van een Luchtverdedigings- en Commandofregat (LCF) met commandostaf, een bevoorradingsschip en een onderzeeboot. Nederland heeft in deze periode met een LCF het bevel gevoerd over de maritieme taakgroep. De inzet van het LCF komt ten laste van de HGIS-voorziening. De overige uitgaven, verbonden aan de inzet, zijn ten laste gebracht van het operationele commando (met uitzondering van de VVHO-toelage). Nederland heeft gedurende het hele jaar een liaisonteam geleverd aan het maritieme hoofdkwartier te Bahrein.
European Union Border Assistance Mission Rafah (Gaza)
Nederland levert drie militairen van het Commando Koninklijke marechaussee aan deze missie die toezicht houdt bij het Rafah Crossing Point teneinde het vertrouwen tussen de Israëlische regering en de Palestijnse Autoriteit op te bouwen.
United Nations Interim Force in Lebanon (UNIFIL)
Israël heeft het militair optreden in Zuid-Libanon beëindigd na het besluit in de zomer van 2006 van de VN-Veiligheidsraad tot de ontplooiing van een versterkte UNIFIL-missie, inclusief maritieme component. De Nederlandse regering heeft op verzoek van de Libanese regering op 22 september ingestemd met de bijdrage van een fregat aan de maritieme taakgroep van UNIFIL. Deze missie is op 15 december 2006 begonnen en loopt volgens het huidige mandaat door tot 31 augustus 2007.
Vrede en stabiliteit in Afghanistan
International Security Assistance Force (ISAF)
De International Security Assistance Force (ISAF) heeft een VN-mandaat om de Afghaanse overgangsregering in geheel Afghanistan te assisteren bij het handhaven van de veiligheid. Afhankelijk van de omvang van de Nederlandse bijdrage zal de voorziene inspanning leiden tot een evenredige belasting van het HGIS-budget.
Provincial Reconstruction Team (PRT-ISAF)
Het parlement heeft in juni 2005 ingestemd met de verlenging van de inzetperiode van het PRT tot 1 oktober 2006. De omvang van het detachement bedroeg initieel ongeveer 150 militairen maar is later geleidelijk verhoogd naar ongeveer 185. Het PRT is op 1 oktober 2006 overgedragen aan Hongarije.
Eén C-130 Hercules is tot oktober 2006 voor tactisch luchttransport binnen Afghanistan ingezet. De C-130 was gestationeerd te Kabul International Airport en stond onder bevel van het ISAF. Dit vliegtuig is initieel gebruikt voor de terugverplaatsing van het Nederlandse mariniersbataljon dat was ingezet tijdens de Afghaanse parlementsverkiezingen in 2005. De C-130 is daarna ingezet voor de Nederlandse Special Forces in OEF. Het vliegtuig is vervolgens gebruikt voor de ontplooiing van eenheden in Uruzgan. Het C-130 Hercules detachement was vanaf 1 augustus 2006 organiek ingedeeld bij 1(NLD) ATF ISAF. De eenheid omvatte 22 miltairen.
Een F-16 detachement is ingezet voor het tonen van dominantie (Show of Force), het uitvoeren van verkenningen (Reconnaissance) en het leveren van directe steun aan grondeenheden van ISAF of Afghaanse regeringseenheden ((Close) Air Support). In uitzonderlijke gevallen (noodgevallen of «in extremis» support) werd steun verleend aan de OEF.
Tot mei 2006 omvatte het detachement vier Nederlandse F-16’s. Drie toestellen werden operationeel ingezet met één toestel als reserve. Het detachement opereerde vanaf het vliegveld van Kabul in nauwe samenwerking met een Belgisch en later een Noors detachement. Vanwege het vertrek van het Noorse detachement en de Nederlandse ontplooiing in Zuid-Afghanistan, zou het F-16 detachement in mei 2006 verplaatst worden naar het vliegveld van Kandahar. Het aantal toestellen zou van vier naar zes verhoogd worden. Het detachement was om praktische redenen in november 2006 operationeel vanaf het vliegveld van Kandahar. Vanwege de langere aanvlieg- en de verminderde inzettijd is besloten het aantal F-16’s op Kabul tijdelijk met twee te verhogen tot acht. Hiervan werden er zes operationeel ingezet. Twee F-16’s werden gebruikt als operationele en technische reserve. De twee extra toestellen zijn in december 2006 naar Nederland teruggekeerd.
Het F-16 detachement is per 1 augustus 2006 opgegaan in 1(NLD) ATF. De (separate) F-16 eenheid omvatte ongeveer 110 personen.
De ATF is opgericht ter ondersteuning van de Deployment Task Force (DTF) en de (later) de Task Force Uruzgan (TFU). De ATF omvat alle vliegtuigen en helikopters die permanent voor ISAF in Afghanistan zijn gestationeerd. Behalve de eerder genoemde F-16’s maken sinds mei 2006 ook helikopters deel uit van dit detachement. De ATF beschikt voor het leveren van gevechtssteun over zes Apache-helikopters. De ATF beschikt daarnaast over vijf Cougar-helikopters voor luchttransporttaken. Het ATF-detachement bestaat vanaf oktober 2006 uit 283 personen.
1 NLD Deployment Task Force (DTF)
Op 2 februari 2006 is besloten een taakgroep uit te zenden voor een ISAF-wederopbouw missie in het zuiden van Afghanistan. De Deployment Task Force (DTF) heeft de ontplooiing van de Nederlandse Task Force Uruzgan (TFU) en de Air Task Force (ATF) voorbereid. De DTF was voornamelijk verantwoordelijk voor het opbouwen van kampementen en andere infrastructuur voor de TFU. De DTF deed daarnaast aan inlichtingenvergaring (situational awareness) en zelfbescherming (force protection). Het detachement voerde van 1 mei 2006 tot augustus 2006 zijn werkzaamheden uit. Het detachement omvatte gemiddeld ongeveer 1 100 personen. Sinds augustus 2006 heeft de TFU de taken van de DTF overgenomen.
1 NLD Task Force Uruzgan (TFU)
Nederland heeft per 1 augustus 2006 de leiding over de wederopbouwmissie in de provincie Uruzgan. Deelname aan deze missie is gepland voor twee jaar. De kern van de eenheid wordt gevormd door een Provincial Reconstruction Team (PRT) en een geïntegreerde Australische genie-eenheid. Daarnaast beschikt de TFU over een eigen Battle Group voor beveiliging alsmede logistieke en stafondersteuning. Het detachement omvatte bij aanvang ongeveer 1 045 militairen. Door onvoorziene logistieke- en slijtageproblemen en aanvullend benodigd personeel voor Force Protection is dit aantal per oktober 2006 opgehoogd met 130 militairen. Het parlement is hierover op 20 oktober 2006 schriftelijk geïnformeerd.
Behalve voornoemde bijdrage aan ISAF in het algemeen en Uruzgan in het bijzonder, leverde Nederland een personele bijdrage aan het hoofdkwartier van ISAF in de zuidelijke regio dat van februari tot november 2006 door Canada werd geleid. Nederland heeft sinds november 2006 voor een periode van zes maanden de leiding over dit hoofdkwartier. De extra personele bijdrage aan RCS bedraagt gedurende deze periode 200 militairen.
Overige eenheden in Afghanistan
Voor de ondersteuning van alle voornoemde eenheden zijn op verschillende locaties kleine eenheden personeel aanwezig. Voorbeelden hiervan zijn hoofdkwartieren, bloedbank, mentoring teams voor het Afghaanse leger en inlichtingencapaciteit. Hiermee zijn ongeveer 80 functies gemoeid.
Operatie Enduring Freedom (OEF)
De OEF is in Afghanistan gescheiden van de NAVO-geleide veiligheidsmacht ISAF. De regering heeft in februari 2005 besloten een taakgroep met Special Forces (SF) van ongeveer 165 militairen en een helikopterdetachement van vier helikopters (Chinooks) en ongeveer 85 militairen ter beschikking te stellen voor OEF in Afghanistan. De kern van de SF-taakgroep werd geleverd door het Korps Commandotroepen aangevuld met elementen van de speciale eenheden van het Korps Mariniers (KMARNS).
De oorspronkelijke duur van de Nederlandse SF-missie in OEF bedroeg één jaar en besloeg de periode van 18 april 2005 tot 18 april 2006. Vanaf 1 maart 2006 nam het door Canada geleide hoofdkwartier in Kandahar, in het kader van OEF, de gebiedsverantwoordelijkheid voor de zuidelijke provincies over. In overleg met Canada heeft de Nederlandse SF-taakgroep half maart de gebiedsverantwoordelijkheid aan het door Canada geleide hoofdkwartier overgedragen. De Nederlandse SF-taakgroep is vanaf dat moment ingezet voor taken ter voorbereiding van de Nederlandse inzet in het kader van de ISAF-ontplooiing in Zuid-Afghanistan, in het bijzonder Uruzgan. Een groot deel van de Nederlandse SF-taakgroep keerde tussen eind maart en begin april terug naar Nederland.
Vrede en stabiliteit in Afrika
UN Organization Mission (MONUC) in Democratic Republic of Congo (DRC)
Nederland leverde een militair adviseur voor de Safety Sector Reform (SSR)-missie voor de ondersteuning van het integratieproces van het nieuwe Congolese leger. Nederland en Zuid-Afrika werken hiertoe samen.
Deze EU-missie heeft tot doel de door de EU opgeleide Congolese Integrated Police Unit te begeleiden naar volledige inzetbaarheid, waarna deze geleidelijk de taken van de VN-missie (MONUC) zal overnemen. Nederland heeft met twee marechaussees deelgenomen aan deze missie en was tot eind 2006 in Kinshasa vertegenwoordigd.
EUSEC is een kleinschalige Security Sector Reform (SSR)-missie die advies geeft over en assisteert bij het hervormen van de veiligheidssector in de DRC. Doel van de missie is het ondersteunen van de totstandkoming en het vergroten van de betrouwbaarheid van het nieuwe geïntegreerde Congolese leger. Hierbij wordt aandacht besteed aan onderwerpen als mensenrechten, goed bestuur, transparantie en het respect voor de rechtsstaat. De EUSEC-missie is 2 mei 2005 begonnen en heeft een mandaat tot eind juni 2007. Nederland draagt met één functionaris bij aan de EUSEC-missie. Onder de paraplu van EUSEC wordt tevens het project EUSEC FIN uitgevoerd dat de betaling van soldij aan de soldaten stroomlijnt en transparant maakt. Nederland draagt sinds mei 2006 met twee functionarissen bij aan EUSEC FIN en ook deze bijdrage zal conform het mandaat tot 1 juli 2007 worden voortgezet.
Op verzoek van de VN en op basis van resolutie 1671 van de VN-Veiligheidsraad besloot de EU op 12 juni 2006 tot een militaire EVDB-operatie genaamd EUFOR DRC, bestaande uit ongeveer 2 000 militairen en een strategische reserve van bataljonsgrootte. Gedurende het verkiezingsproces in de DRC (eind juli – eind november 2006) hebben deze onder EU-commando staande troepen de VN-vredesmacht MONUC op bepaalde terreinen ondersteund. Deze verkiezingen vormden het sluitstuk van de in 2003 gestarte transitieperiode in de DRC. De Nederlandse bijdrage aan de in Congo en Gabon gelegerde troepen bestond uit een peloton infanteristen en een chirurgisch team. Nederland heeft daarnaast drie stafofficieren voor het operationele hoofdkwartier in Duitsland en twee stafofficieren voor het veldhoofdkwartier in Congo geleverd.
International Military Advisory Team (IMAT) te Soedan
Nederland, de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Noorwegen hebben een initiatief ontwikkeld om de Soedanese regering te adviseren bij het hervormen van de veiligheidssector. Hiertoe werd een adviesteam opgericht in Khartoem (IMAT). Twee Nederlandse officieren hebben vanaf eind 2005 deel uitgemaakt van dit team. De Nederlandse bijdrage is halverwege 2006 afgebouwd naar één vertegenwoordiger en per september 2006 beëindigd.
United Nation’s Mission Sudan (UNMIS) te Soedan
Nederland heeft in principe voor een periode van één jaar een bijdrage van vijftien politiefunctionarissen (UNPOL) en vijftien militaire waarnemers (UNMO) toegezegd aan de VN-missie in Soedan (UNMIS). De eerste groep militairen is op 22 april 2006 ontplooid. Doelstelling van (VN) UNMO’s is het toezien op de goede uitvoering van de Comprehensive Peace Agreement van 9 jan 2005, die door zowel het noorden als het zuiden van Soedan is geaccordeerd. Doelstelling van UNPOL is het begeleiden en opleiden van de lokale politiemacht in het zuiden van Soedan.
Combined Joint Task Force Horn of Africa (CJTF HoA)
Twee Nederlandse officieren zijn sinds juni 2005 als liaison opgenomen in de staf van de Combined-Joint Task Force Horn of Africa (CJTF HoA). Het betreft een taakgroep van de Verenigde Staten in Djibouti, die in samenwerking met de landen in de HoA bijdraagt aan de operatie Enduring Freedom. De missie richt zich op het bestrijden van terrorisme in de HoA door samenwerking met regeringen van de landen in de HoA door het (militair) ondersteunen van civiele en militaire projecten. De Nederlandse bijdrage is in juni 2006 beëindigd.
Conform het toetsingskader wordt voor alle missies een evaluatie opgesteld en aangeboden aan de Tweede Kamer.
Overzicht afgeronde onderzoeken | |||||
---|---|---|---|---|---|
Onderzoek onderwerp | AD1 of OD2 | Start | Afgerond | Vindplaats | |
Effectenonderzoekex post | Inzetbaarheid bij crisisbeheersingsoperaties | X 09 OD | 01-05-2005 | 06-06-2006 | F2006018445 d.d. 6 juni 2006 |
1 Algemene doelstelling.
2 Operationele doelstelling.
Beleidsartikel 21. Commando zeestrijdkrachten
Het Commando zeestrijdkrachten (CZSK) levert een bijdrage aan de hoofddoelstellingen van de krijgsmacht en daarmee aan het halen van het Nederlandse ambitieniveau. Dit ambitieniveau is verwoord in de Prinsjesdagbrief (september 2003), die is geactualiseerd met de brief «Nieuw evenwicht, nieuwe ontwikkelingen» (Actualiseringsbrief), en geeft een beschrijving van de taken die eenheden van het CZSK moeten kunnen uitvoeren. Om het ambitieniveau te kunnen waarmaken en de inzetbaarheid op peil te houden dienen de operationele eenheden van het CZSK volledig gevuld en voortdurend getraind te zijn.
Budgettaire gevolgen van beleid
Onderstaande tabel bevat de geraamde en gerealiseerde budgettaire gevolgen van beleid voor 2006.
Budgettaire gevolgen van beleid beleidsartikel 21 Commando zeestrijdkrachten
Bedragen x € 1 000 | Realisatie 2002 | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Realisatie 2006 | Begroting 2006 | Verschil |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen | 386 096 | 472 458 | 695 049 | 503 909 | 621 299 | 586 789 | 34 510 |
Uitgaven | |||||||
Programmauitgaven | |||||||
Commando ZSK Nederland | 442 845 | 452 225 | 430 172 | 426 252 | 464 239 | 438 306 | 25 933 |
Commando ZSK Caribisch Gebied | 71 428 | 62 156 | 55 405 | 54 125 | 53 153 | 53 600 | – 447 |
Opleidingen | 82 876 | 86 309 | 80 601 | 74 063 | 87 957 | 81 373 | 6 584 |
Militaire bijstand en ondersteuning | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Explosievenopruiming | 1 584 | 1 789 | 1 569 | 1 899 | 2 083 | 1 584 | 499 |
Kustwacht Nederland | 4 945 | 5 988 | 5 699 | 4 607 | 4 597 | 4 833 | – 236 |
Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba | 22 647 | 10 760 | 18 038 | 12 925 | 5 872 | 6 236 | – 364 |
Totaal programmauitgaven | 626 325 | 619 227 | 591 484 | 573 871 | 617 901 | 585 932 | 31 969 |
Apparaatsuitgaven | |||||||
Staf Commando ZSK | 13 204 | 16 396 | 16 320 | 24 734 | 36 026 | 32 823 | 3 203 |
Bijdragen aan baten-lastendiensten | 0 | 0 | 10 588 | 13 313 | 9 929 | 10 598 | – 669 |
Totaal apparaatsuitgaven | 13 204 | 16 396 | 26 908 | 38 047 | 45 955 | 43 421 | 2 534 |
Totaal uitgaven | 639 529 | 635 623 | 618 392 | 611 918 | 663 856 | 629 353 | 34 503 |
Ontvangsten | |||||||
Totaal ontvangsten | 65 037 | 60 693 | 24 741 | 41 373 | 23 603 | 22 775 | 828 |
Toelichting bij de verschillen
Voor de toelichting van het verschil tussen de raming en de realisatie wordt verwezen naar onderstaande toelichting bij de uitgaven.
Binnen het Commando zeestrijdkrachten Nederland zijn de meeruitgaven (€ 25,9 miljoen) vooral een gevolg van een hogere realisatie in de overige personele uitgaven en materiële exploitatie. Het betreft uitgaven voor onder andere voeding, reizen en verplaatsen van personeel, alsmede een hogere inzet van transportmiddelen van de DVVO.
Binnen Opleidingen worden de meeruitgaven (€ 6,6 miljoen) voornamelijk veroorzaakt door de hogere salarisuitgaven voor militair personeel als gevolg van een groter aantal leerlingen.
Het verschil tussen de raming en de realisatie wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door de hogere uitgaven voor militair personeel binnen de Staf Commando zeestrijdkrachten als gevolg van het uitstel van de overheveling van de internationale functies naar het Commando Dienstencentra (CDC).
Beleidsmatige informatie (realisatie operationele doelstellingen)
De geoperationaliseerde doelstellingen waaraan het CZSK moest voldoen, worden weergegeven in de vorm van operationeel gerede eenheden. Uit de doelstellingenmatrix blijkt hoeveel eenheden (kwantiteit) binnen welk tijdbestek (reactietermijn) beschikbaar moesten zijn. Het uitgangspunt daarbij is dat de eenheden binnen de aangegeven gereedheidstermijn voor het gehele geweldsspectrum inzetbaar zijn (kwaliteit). De indeling van de gereedheidstermijnen sluit aan bij de NAVO-indeling in High Readiness Forces (HRF) en Forces of Lower Readiness (FLR).
Bij de beleidsmatige informatie (realisatie operationele doelstellingen) worden toelichtingen gegeven op de eenheden die in de doelstellingenmatrices zijn gemarkeerd met het Δ-symbool. Het gaat hierbij om toelichtingen op afwijkingen (in de realisatie ten opzichte van de doelstellingen) en bijzonderheden (zoals inzet en belangrijke wijzigingen in de samenstelling of organisatie van eenheden).
Doelstellingenmatrix CZSK | Totaal | Inzetbaar* HRF (High Readiness Forces) | Inzetbaar*FLR (Forces of Lower Readiness) | ||
---|---|---|---|---|---|
Categorie | Type eenheid | Direct | Op korte termijn | Op lange termijn | |
Δ Schepen en maritieme | Fregatten** | 9 | 3 | 4 | 1+1 |
helikopters | Bevoorradingsschepen | 2 | 2 | ||
Δ | Amfibisch schip (LPD) | 1 | 1 | ||
Onderzeeboten | 4 | 1 | 2 | 1 | |
Ondersteuningsvaartuig | 1 | 1 | |||
Mijnenbestrijdingsvaartuigen | 10 | 2 | 6 | 2 | |
Hydrografische vaartuigen | 2 | 2 | |||
Maritieme helikopters*** | 20 | 6 | 7 | 7 | |
Δ Marinierseenheden | Mariniersbataljons | 2 | 1 | 1 | |
Δ | Ondersteunende mariniersbataljons **** | 3 | 1 | 2 | |
Bijzondere Bijstandseenheid Mariniers | 1 | 1 | |||
Caribische eenheden | Fregat | 1 | 1 | ||
Maritieme helikopter | 1 | 1 | |||
Patrouillevliegtuig (MPA F-60) ***** | 2 | 2 | |||
Δ | Ondersteuningsvaartuig | 1 | 1 | ||
Δ | Marinierspelotons met gevechtssteun | 6 | 2 | 4 |
* Reactietermijnen: HRF Direct = < 20/30 dagen; HRF kort = < 90 dagen; FLR = 180 dagen.
** Deze opgave is exclusief het stationsschip in het Caribisch gebied. Het tweede fregat in de kolom FLR betreft een LCF in proeftochtstatus gedurende een deel van het jaar.
*** Deze opgave is exclusief de boordhelikopter van het stationsschip in het Caribisch gebied.
**** Gevechtssteun-, het Amfibisch Ondersteunings- en het Logistieke Bataljon.
***** Algemeen: de uitgaven voor luchtverkenning voor de Kustwacht worden sinds 1 januari 2005 gedragen door het ministerie van BZK. Specifiek: de uitgaven van deze luchtmacht-patrouillevliegtuigen komen ten laste van het budget van CLSK.
Het CZSK heeft bij zes typen organieke eenheden niet volledig kunnen voldoen aan de doelstellingenmatrix. Na deze algemene paragraaf wordt daar nader op ingegaan.
Mede naar aanleiding van de motie-Kortenhorst (29 800 X, nr. 34) heeft Defensie de toekomstige omvang en samenstelling van de zeestrijdkrachten onderzocht. Tijdens de behandeling van de begroting 2006 heeft de Kamer met deze zogenaamde Marinestudie ingestemd. In het kader van de Marinestudie zullen in totaal vier M-fregatten in de periode 2007 tot en met 2009 achtereenvolgens worden afgestoten aan België en Portugal. Extra ondersteuning voor het afstoten van M-fregatten aan België is in de tweede helft van 2006 ten koste gegaan van het operationele product van CZSK (zie hieronder bij de paragraaf Fregatten).
De CZSK-organisatie heeft in 2006 gekampt met een lage personele vullingsgraad. Dit heeft ook gevolgen gehad voor de bemensing van de bovenwatereenheden, waardoor halverwege 2006 een neerwaartse bijstelling van het operationele ambitieniveau noodzakelijk was. De lage personele vullingsgraad van de marinierseenheden in het Caribisch gebied was het gevolg van de inzet van een PRT in Afghanistan.
Het CZSK heeft in 2006 geparticipeerd in de NATO Response Force (NRF) met de inzet van een fregat en een mijnenbestrijdingsvaartuig in NRF 6 en 7. Tot 3 mei 2006 heeft Nederland een bijdrage geleverd aan de maritieme component van Operation Enduring Freedom (OEF). In de periode tot 24 april 2006 voerde Commander Netherlands Maritime Force (COMNLMARFOR), ondersteund door zijn eigen staf, het bevel over Task Force 150. De maritieme bijdrage bestond verder uit een luchtverdedigings- en commandofregat (LCF), Hr.Ms. De Zeven Provinciën uitgerust met een Lynx-helikopter, een bevoorradingsschip, Hr.Ms Amsterdam, uitgerust met een Franse Lynx-helikopter en een onderzeeboot, Hr.Ms. Bruinvis. Tot 1 oktober 2006 is personeel geleverd voor het Provincial Reconstruction Team (PRT) in Afghanistan. Mijnenjagers zijn op de Noordzee ingezet voor het vernietigen van gevonden explosieven.
Van 23 mei tot en met 14 juni 2006 heeft de oefening Joint Caribbean Lion (JCL 06) plaatsgevonden. Deze oefening was de eerste grootschalige nationale joint (en combined) oefening die de krijgsmacht heeft uitgevoerd. Bij het plannen en uitvoeren van de oefening was CZSK het leidende operationele commando. JCL 06 vond plaats in het Caribische gebied en naast eenheden van het CZSK, CLAS, CLSK en KMar namen tevens eenheden van de Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba (KWNA&A), Frankrijk en de Verenigde Staten van Amerika deel. Doel van de oefening JCL 06 was het vergroten van het joint expeditionair vermogen van de krijgsmacht en dan met name gericht op de maritiem/amfibische capaciteit. Tevens was het doel het trainen van de operationele vaardigheden onder (sub)tropische omstandigheden. JCL 06 heeft aangetoond dat een dergelijke grootschalige joint combined oefening leidt tot het verbeteren van de inzet van deze capaciteiten.
Heel 2006, met uitzondering van een korte periode in de winter, is één fregat, inclusief boordhelikopter, ingezet als het stationsschip in de Nederlandse Antillen en Aruba (NA&A). Dit betrof achtereenvolgens Hr.Ms. Van Nes en Hr.Ms. Van Amstel. Voor de overige fregatten was de doelstelling heel 2006 minstens drie fregatten direct inzetbaar te hebben. Deze doelstelling is niet gehaald in de maanden januari en juli tot en met december. Gedurende deze maanden waren steeds één à twee fregatten direct inzetbaar. Deze tijdelijke onderrealisatie was vooral het gevolg van de algemene lage personele vullingsgraad van de CZSK-organisatie, extra benodigde ondersteuning aan de Defensie Materieel Organisatie (DMO) voor het afstoten van M-fregatten aan Chili en België (in 2007) en de levering door CZSK van het PRT in Afghanistan tot oktober 2006. De tijdelijke gereduceerde gereedheid van fregatten had geen (directe) gevolgen voor de (geplande) operationele inzet in 2006. In de eerste helft van 2007 heeft dit echter wel gevolgen voor de geplande operationele inzet van een fregat als stationsschip in de NA&A. Vanwege de maritieme bijdrage van een fregat aan de Maritime Task Force (MTF) UNIFIL, zal het bevoorradingsschip Hr.Ms. Zuiderkruis dan de taak van stationsschip vervullen.
De laatste van de twee luchtverdedigingsfregatten van de Jacob van Heemskerck-klasse, Hr.Ms. Witte de With, is op 17 juli 2006 overgedragen aan Chili. Op 1 november 2006 is met Portugal het contract getekend voor de verkoop van de M-fregatten Hr.Ms. Van Nes en Hr.Ms. Van Galen in respectievelijk 2008 en 2009.
Gedurende 2006 zijn één LCF (Hr.Ms. De Ruyter) en twee M-fregatten (Hr.Ms. Willem van der Zaan en Hr.Ms. Van Galen) ingezet in het kader van NRF in respectievelijk Standing NRF Maritime Groups (SNMG’s) 1 en 2. Gedurende korte perioden zijn deze fregatten daarbij ingezet voor Operation Active Endeavour (OAE) in de Middellandse Zee. Vanaf 15 december 2006 vormde Hr.Ms. Van Galen (inclusief boordhelikopter) de Nederlandse maritieme bijdrage aan MTF UNIFIL.
Hr.Ms. Tromp heeft in samenwerking met de Amerikaanse marine eind 2006 deelgenomen aan een technische test in het kader van Theatre Ballistic Missile Defence (TBMD), die succesvol is verlopen.
Hr.Ms. Amsterdam (incl. Franse Lynx-helikopter) is tot 3 mei 2006 ingezet in het kader van OEF/CTF150.
In de maanden september tot en met december was het Landing Platform Dock (LPD) Hr.Ms. Rotterdam niet op korte termijn inzetbaar vanwege gepland onderhoud. Het LPD is met vier Lynx-helikopters van 15 tot 25 mei 2006 ingezet voor humanitaire noodhulp aan Suriname (operatie Fala Watra).
Hr.Ms. Bruinvis is van 20 januari tot 28 februari 2006 ingezet in het kader van OEF/CTF-150.
De operationeel gerede mijnenbestrijdingsvaartuigen (MBV’s) hebben gedurende het jaar onder meer invulling gegeven aan de NRF-verplichting (deelname aan Standing NRF Mine Counter Measures Group 1 (SNMCMG-1)) met achtereenvolgens Hr.Ms. Willemstad en Hr.Ms. Haarlem. Daarnaast hebben de MBV’s deelgenomen aan de operatie Beneficial Cooperation, waarbij op de Noordzee explosieven werden geruimd in samenwerking met Belgische mijnenjagers.
De gereedstelling van de maritieme helikopters (type Lynx) is conform de planning verlopen op de maanden februari en augustus na. In februari was de materiële gereedheid van de helikopters op Marinevliegkamp (MVK) De Kooij laag door technische storingen. De realisatie was wel voldoende om de geplande maritieme waltaken uit te voeren. In augustus was de materiële gereedheid om administratieve redenen laag doordat in de collectieve zomerverlofperiode niet alle beschikbare helikopters ook daadwerkelijk geïnspecteerd en gereed gemeld zijn in het vluchtplanningssysteem. Een Lynx-helikoper is het hele jaar ingezet aan boord van het stationsschip in de Nederlandse Antillen & Aruba. Een tweede Lynx-helikopter is ingezet aan boord van Hr.Ms. De Zeven Provinciën in OEF. Vier Lynx-helikopters zijn ingezet aan boord van Hr.Ms. Rotterdam voor humanitaire noodhulp aan Suriname (operatie Fala Watra). Eén Lynx-helikopter is in de tweede helft van 2006 ingezet aan boord van Hr.Ms. Van Galen (SNMG-1 en MTF UNIFIL). De overige helikopters hebben uitvoering gegeven aan de maritieme waltaken.
Het 2e Mariniersbataljon stond als onderdeel van de NAVO Strategic Reserve Force (SRF) met onderdelen van de ondersteunende mariniersbataljons in de maanden januari tot en met april standby voor inzet. Het 1e Mariniersbataljon heeft tot oktober aanvullend personeel geleverd aan het PRT in Afghanistan. In de maanden september tot en met december was geen direct inzetbaar mariniersbataljon beschikbaar vanwege de recuperatie na inzet van delen van het 1e Mariniersbataljon en de invoer van het Nieuwe Generatie Mariniers Communicatie- en Informatiesysteem bij het 2e Mariniersbataljon.
Ondersteunende mariniersbataljons
De ondersteunende bataljons treden niet zelfstandig op maar leveren gevechtssteun- en logistieke en amfibische ondersteuning aan de twee infanteriebataljons. Het Gevechtssteunbataljon (GEVSTBAT) en het Logistiek Bataljon (LOGBAT) stonden als onderdeel van de NAVO SRF met het 2e Mariniersbataljon in de maanden januari tot en met april standby voor inzet. Sinds 7 november 2006 leverde CZSK-personeel ten behoeve van de Operations Monitoring and Liaison teams (OMLT’s). Dit personeel komt uit het GEVSTBAT (Forward Observation Officer team) en het 2e Mariniersbataljon. Personeel van Special Forces Mariniers van het GEVSTBAT is als onderdeel van Special Forces Taskforce Uruzgan sinds 6 december uitgezonden naar het missiegebied. Delen van de ondersteunende bataljons waren in de maanden september tot en met december tegelijk met het 2e Mariniersbataljon niet direct inzetbaar vanwege de invoering van het Nieuwe generatie Mariniers Communicatie- en Informatiesysteem (NIMCIS).
Ondersteuningsvaartuig CZMCARIB
In de eerste vijf maanden van het jaar was geen ondersteuningsvaartuig op korte termijn inzetbaar vanwege voorbereidingen op de introductie van het nieuwe ondersteuningsvaartuig. De nieuwe Hr.Ms. Pelikaan is op 25 augustus 2006 vertrokken uit Den Helder en was na aankomst in het Caribisch gebied gereed voor «hurricane relief» operaties en transportopdrachten.
De eenheden in het Caribisch gebied bestaan uit de 31e Infanteriecompagnie (31INFCIE), de 32e Infanteriecompagnie (32INFCIE) en een bootpeloton (BTPEL). De infanteriecompagnieën bevatten elk drie pelotons. De gereedstelling van de marinierseenheden van de Commandant Zeemacht in het Caribisch gebied (CZMCARIB) is, voor wat betreft de direct inzetbare eenheden (twee pelotons), conform planning verlopen. De personele gereedheid van de overige vier pelotons was heel 2006 onder de norm doordat, als gevolg van algemene tekorten aan schepelingen mariniers, te weinig schepelingen bij het CZMCARIB waren geplaatst. De eenheden zijn wel in staat geweest invulling te geven aan hun taken, echter niet volledig en tegelijkertijd. Door prioriteitsstelling heeft het CZMCARIB de taken aangepast uitgevoerd. De marinierseenheden zijn in 2006 onder andere ingezet als lid van een Maritime Security Team (MST) aan boord van het stationsschip, als bemanning van de mobiele radarposten (Squire) ter ondersteuning van de Kustwacht en voor hulpverlening aan Suriname in het kader van de operatie Fala Watra.
De organisatie van het CZSK is in 2006, ongeveer een jaar na de inrichting van de nieuwe organisatie, geëvalueerd. Daaruit is gebleken dat de hoofdstructuur zoals deze in de begroting staat opgenomen geen wijzigingen behoeft. Wel zijn enkele maatregelen genomen om kleine weeffouten op te heffen.
Mede naar aanleiding van een motie van de kamerleden Van Hijum en Van der Ham (29 800 XII, nr. 19) en het oordeel van de Algemene Rekenkamer, heeft het kabinet in 2005 besloten tot de vorming van een «Kustwacht Nieuwe Stijl» per 1 maart 2006. De «Kustwacht Nieuwe Stijl» is in het voorjaar van 2006 beperkt operationeel van start gegaan. Door een kabinetsbesluit van 10 maart 2006 is de formele start van de Kustwacht Nederland bijgesteld naar 1 januari 2007. Het jaarverslag van de KWNED zal naar verwachting in april 2007 aangeboden worden aan de betrokken ministeries.
Voor het uitvoeren van de taken van de Kustwacht Nederland (KWNED) heeft het CZSK functionarissen voor de bezetting van het kustwachtcentrum en een aantal vaardagen en vlieguren beschikbaar gesteld.
De Duik- en Demonteergroep (DDG) heeft met haar EOD-duikteams, duikvaartuigen en Duikmedisch centrum bijgedragen aan:
• explosievenopruiming. Een voorbeeld van een binnenlandse EOD-actie van de DDG was de ruiming van de 1900 lbs vliegtuigbom te Purmerend in juli, waarvoor tijdelijk 3700 inwoners hun woning moesten verlaten;
• behandelen duikongevallen;
• leveren van bijstand. Dit betrof enerzijds bijstand ter handhaving van de openbare orde. Voorbeelden hiervan zijn onder andere de vele pre-bomb checks (PBC) in de Rotterdamse haven voorafgaand en tijdens het bezoek van (met name) US-eenheden. Anderzijds betrof het bijstand ter strafrechtelijke handhaving rechtorde (zoeken naar bewijsmateriaal of naar (delen van) stoffelijke overschotten);
• leveren van duikassistentie voor Defensie als een eenheid duikassistentie nodig heeft, bijvoorbeeld voor onderwaterreparaties. Voorbeeld zijn de laswerkzaamheden aan de voorstuwers van de LCF’s die zowel in Nederland als in het buitenland zijn uitgevoerd.
Naast deze paraatheidstaken heeft de DDG ondersteuning aan de NRF-eenheden (vloot- en marinierseenheden) op het gebied van expeditionaire maritieme EOD-taken geleverd.
Kustwacht voor de Nederlandse Antillen & Aruba (KWNA&A)
Het jaarverslag 2006 van de civiele organisatie KWNA&A zal medio 2007 aangeboden worden aan de Rijksministerraad.
De Dienst der Hydrografie heeft in 2006 conform het Opnemingsbeleidsplan Hydrografie opnemingswerkzaamheden uitgevoerd in de wateren van de Nederlandse Antillen & Aruba en op het Nederlands Continentaal Plat (NCP), zoals op de Sababank, in de kustwateren van de Boven- en Benedenwindse eilanden, in de belangrijke scheepvaartroutes op het NCP en de aanlooproutes van Amsterdam en Rotterdam. Ook is een bijdrage geleverd aan de oefening JCL 06 door in het kader van Rapid Environmental Assessment (REA) opnemingen te verrichten en digitale zeekaarten te maken van die gebieden waar de amfibische landingen zijn uitgevoerd. Door de hydrografische opnemingscampagne van Hr.Ms. Snellius in de wateren rondom de Nederlandse Antillen en Aruba en door aanhoudende technische problemen met de voortstuwing van de HOV’s is de realisatie van hydrografische dagen op het Nederlands Continentaal Plat achtergebleven ten opzichte van de opdracht. De realisatie voor 2006 is 44% (120 van de 270 geplande opnamedagen). De technische problemen met de voortstuwing van de HOV’s zijn eind 2006 opgelost.
Militaire bijstand en ondersteuning
Het CZSK had in 2006 in het kader van ondersteuning van civiele autoriteiten in totaal 700 militairen op afroep beschikbaar.
Overzicht afgeronde onderzoeken | |||||
Onderzoek onderwerp | OD1 | Start | Afgerond | Vindplaats | |
Effectenonderzoek ex post | Operationele doelstelling KM | X01 OD | 06-2005 | 02-2006 | F2006010273 dd. 23-03-06 |
1 Operationele doelstelling.
Beleidsartikel 22 Commando landstrijdkrachten
Algemene beleidsdoelstellingen
Het Commando landstrijdkrachten (CLAS) levert een bijdrage aan de hoofddoelstellingen van de krijgsmacht en daarmee aan het halen van het Nederlandse ambitieniveau. Dit ambitieniveau is verwoord in de Prinsjesdagbrief (september 2003), die is geactualiseerd met de brief «Nieuw evenwicht, nieuwe ontwikkelingen» (Actualiseringsbrief), en geeft een beschrijving van de taken die eenheden van het CLAS moeten kunnen uitvoeren. Om het ambitieniveau te kunnen waarmaken en de inzetbaarheid op peil te houden dienen de operationele eenheden van het CLAS volledig gevuld en voortdurend getraind te zijn.
Budgettaire gevolgen van beleid
Onderstaande tabel bevat de geraamde en gerealiseerde budgettaire gevolgen van beleid voor 2006.
Budgettaire gevolgen van beleid beleidsartikel 22 Commando landstrijdkrachten
Bedragen x € 1 000 | Realisatie 2002 | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Realisatie 2006 | Begroting 2006 | Verschil |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen | 1 787 327 | 1 673 470 | 1 497 799 | 1 306 777 | 1 320 515 | 1 515 401 | – 194 886 |
Uitgaven | |||||||
Programmauitgaven | |||||||
Operationeel Commando | 933 931 | 946 509 | 892 270 | 929 433 | 796 307 | 926 432 | – 130 125 |
Opleidingen | 266 449 | 271 262 | 244 665 | 257 085 | 254 075 | 247 010 | 7 065 |
Militaire bijstand en ondersteuning | 1 362 | 8 144 | 2 872 | 891 | 946 | 0 | 946 |
Explosievenopruiming | 4 502 | 5 063 | 5 507 | 5 680 | 6 748 | 5 508 | 1 240 |
Totaal Programmauitgaven | 1 206 244 | 1 230 978 | 1 145 314 | 1 193 089 | 1 058 076 | 1 178 950 | – 120 874 |
Apparaatsuitgaven | |||||||
Staf Operationeel Commando | 348 255 | 336 581 | 308 228 | 288 707 | 315 862 | 258 623 | 57 239 |
Bijdragen aan baten-lastendiensten | 0 | 0 | 36 352 | 36 750 | 35 800 | 33 265 | 2 535 |
Totaal Apparaatsuitgaven | 348 255 | 336 581 | 344 580 | 325 457 | 351 662 | 291 888 | 59 774 |
Totale uitgaven | 1 554 499 | 1 567 559 | 1 489 894 | 1 518 546 | 1 409 738 | 1 470 838 | – 61 100 |
Ontvangsten | |||||||
Totale ontvangsten | 49 118 | 39 234 | 105 374 | 52 837 | 38 842 | 37 324 | 1 518 |
Toelichting bij de verschillen
De lagere realisatie van de verplichtingen wordt veroorzaakt door de overdracht van budgetten aan het Commando Dienstencentra (CDC) en de Defensie Materieelorganisatie (DMO). Het betreft onder andere budgettenvoor energie, kleding en uitrusting, groot en klein onderhoud en beheerskosten gebouwen en transport.
Het verschil tussen raming en realisatie bij het Operationeel Commando is grotendeels toe te schrijven aan een overheveling van programmauitgaven naar apparaatsuitgaven, te weten salarisuitgaven van militair personeel (–/– € 25,7 miljoen), energie, onderhoud infra en beheerskosten DVD (–/– € 49,8 miljoen) en de inhuur van oefenterreinen (–/– € 20 miljoen). Daarnaast leidden de herschikking van budgetten voor brandstof (–/– € 10,6 miljoen) en de ontvlechting van de ingenieursdiensten (–/– € 10,2 miljoen) tot lagere uitgaven. Het resterende verschil wordt verklaard door diverse kleine aanpassingen.
Bij Opleidingen heeft een bijstelling van de begrotingssterkte geleid tot hogere salarisuitgaven (€ 7,6 miljoen). Voorts is de personele en materiële exploitatie van de facilitaire ondersteuning van de NLDA ontvlochten naar het CDC (–/– € 4,4 miljoen).
Bij de Staf Operationeel Commando is de hogere realisatie voornamelijk een gevolg van de overheveling van programmauitgaven van € 101,5 miljoen. Het gaat om uitgaven voor energie, klein onderhoud ten behoeve van infrastructuur, beheerskosten DVD en inhuur van oefenterreinen. Vervolgens hebben overhevelingen plaatsgevonden van de energiebudgetten (–/– 31,6 miljoen) naar de DMO en de beheerskosten DVD naar het CDC (–/– € 17 miljoen). Daarnaast wordt een verschil veroorzaakt door de hogere uitgaven voor militair personeel als gevolg van uitstel van de overheveling van de internationale functies naar het CDC. Het resterende verschil wordt verklaard door diverse kleine aanpassingen.
Beleidsmatige informatie (realisatie operationele doelstellingen)
De geoperationaliseerde doelstellingen waaraan het CLAS moest voldoen, worden weergegeven in de vorm van operationeel gerede eenheden. Uit de doelstellingenmatrix blijkt hoeveel eenheden (kwantiteit) binnen welk tijdsbestek (reactietermijn) beschikbaar moesten zijn. Uitgangspunt daarbij is dat de eenheden binnen de aangegeven gereedheidstermijn voor het gehele geweldsspectrum inzetbaar zijn (kwaliteit). De indeling van de gereedheidstermijnen sluit aan bij de NAVO-indeling in High Readiness Forces (HRF) en Forces of Lower Readiness (FLR).
Bij de beleidsmatige informatie (realisatie operationele doelstellingen) worden toelichtingen gegeven op de eenheden die in de doelstellingenmatrices zijn gemarkeerd met het Δ-symbool. Het gaat hierbij om toelichtingen op afwijkingen (in de realisatie ten opzichte van de doelstellingen) en bijzonderheden (zoals inzet en belangrijke wijzigingen in de samenstelling of organisatie van eenheden).
Doelstellingenmatrix CLAS | Totaal | Inzetbaar*HRF (High Readiness Forces) | Inzetbaar*FLR (Forces of Lower Readiness) | ||
Categorie | Type eenheid | Direct | Op korte termijn | Op lange termijn | |
HRF(L)HQ (NL-deel) | Staf, CIS-Battalion, Staff Support Battalion | 1 | 1 | ||
Korps Commando Troepen | 1 | 2/3 | 1/3 | ||
Air Manoeuvre Brigade | Brigadestaf met stafstafcompagnie | 1 | 1 | ||
Infanteriebataljon Luchtmobiel | 3 | 3 | |||
Mortiercompagnie Luchtmobiel | 1 | 1 | |||
Geniecompagnie Luchtmobiel | 1 | 1 | |||
Luchtverdedigingscompagnie | 1 | 1 | |||
Δ Gemechaniseerde Brigade | Brigadestaf met stafstafcompagnie | 2 | 1 | 1 | |
(13 en 43 Mechbrig) | Manoeuvrebataljon | 6** | 2 | 2 | 2 |
Brigade verkenningseskadron | 2 | 1 | 1 | ||
Δ | Afdeling veldartillerie | 2*** | |||
Pantsergeniebataljon | 2 | 2/3 | 2/3 | 2/3 | |
101 Gevechtssteun Brigade | Kernstaf Geniebrigade | 1 | 1 | ||
Geniebataljon | 1 | 1/3 | 1/3 | 1/3 | |
ISTAR bataljon | 1 | 1/3 | 1/3 | 1/3 | |
Pantserluchtdoelartilleriebatterij | 3 | 1 | 1 | 1 | |
CIS-bataljon | 1 | 1/3 | 1/3 | 1/3 | |
1 Logistieke Brigade | Kernstaf Logistieke brigade | 1 | 1 | ||
Δ | Bevoorradings- & transportbataljon **** | 2 | 1/3 | 1/3 | 1+1/3 |
Geneeskundig bataljon **** | 1 | 1/6 | 1/6 | 2/3 | |
Nationale Reserve Bataljon | 5 | 5 |
* Reactietermijnen: HRF Direct = < 20/30 dagen; HRF kort = < 90 dagen; FLR = 180 dagen.
** Dit betreft vier Pantserinfanteriebataljons (waarvan één in oprichting) en twee Tankbataljons.
*** Als gevolg van de instroom van nieuw materieel niet inzetbaar als vuursteuneenheid.
**** Als gevolg van reorganisatie zijn deze eenheden tijdelijk verminderd inzetbaar.
NB: De logistieke compagnieën van de brigades en de herstelcompagnieën van de logistieke brigade volgen het opwerktraject van gerelateerde, operationele eenheden en zijn inzetbaar met dezelfde gereedheidstermijn.
Het CLAS heeft op een aantal punten in 2006 een hogere graad van inzetbaarheid gekend dan in de doelstellingenmatrix was vermeld. Van een hogere graad van inzetbaarheid was sprake bij beide brigadestaven van de Gemechaniseerde Brigades. Deze hogere graad was benodigd om deze staven te kunnen inzetten in operatie ISAF.
Beide afdelingen Veldartillerie zijn volgens planning in 2006 gereorganiseerd en hebben nieuw materieel gekregen. Desalniettemin zijn beide afdelingen deels ingezet in EUFOR en ISAF. Eén van de afdelingen is in de eerste vier maanden van het jaar als lichte infanterie ingezet in de EUFOR-missie in Bosnië-Herzegovina, de andere afdeling heeft twee detachementen PzH-2000 ingezet in de ISAF-missie in Afghanistan.
Hoewel beide Bevoorradings- en transportbataljons van de Logistieke Brigade betrokken waren bij de omvangrijke reorganisatie in het kader van de Fysieke Distributie zijn grote delen van de bataljons ingezet bij de ontplooiing en logistieke ondersteuning van de missie ISAF-III.
Daarnaast is een aantal eenheden buiten hun hoofdtaak expeditionair ingezet. Dit betreft de (luchtdoel)artillerie-eenheden die zijn ingezet als Normal Framework Operations Company (NFO-coy) in EUFOR en Tactical Psychological Operations Teams in ISAF. De beide tankbataljons zijn als Provincial Reconstruction Teams (PRT) ingezet in ISAF en delen van de hersteleenheden zijn als Force Protection-eenheid ingezet ter ondersteuning van een CLSK-detachement. Deze inzet heeft bijgedragen aan de verbreding van de operationele ervaring van dit soort eenheden.
Alle overige eenheden die opgenomen zijn in de doelstellingenmatrix CLAS, hebben in 2006 de vereiste graad van inzetbaarheid gekend.
Het jaar 2006 heeft in het teken gestaan van de voorbereiding op, de ontplooiing naar en inzet in Afghanistan in het kader van de missie ISAF Stage III. Naast ISAF-III, waar gemiddeld ongeveer 1 400 CLAS-militairen zijn ingezet, waren CLAS-eenheden actief in Operation Enduring Freedom, zijn drie rotaties EUFOR uitgezonden naar Bosnië-Herzegovina, heeft een versterkt peloton van de Luchtmobiele Brigade deelgenomen aan de EUFOR-missie in Congo en hebben individuele militairen deelgenomen aan onder andere de missies KFOR, UNTSO, IRAK/NTM-I, MONUC en UNMIS. Gezien het grondgebonden karakter is het CLAS bij deze missies opgetreden als Coördinerend Operationeel Commando (OPCO). Daarnaast zijn CLAS-eenheden veelvuldig ingezet in het kader van ondersteuning van Nederlandse civiele autoriteiten.
High Readiness Forces (Land) Headquarters (HRF (L) HQ)
Het HRF HQ was gedurende 2006 operationeel gereed en inzetbaar. Vanuit dit hoofdkwartier zijn diverse militairen individueel uitgezonden ter ondersteuning van nationale en internationale eenheden.
Het Korps Commandotroepen heeft met een detachement aan de OEF in de periode januari tot en met april deelgenomen. Daarnaast is van april tot en met december 2006 deelgenomen aan de missie ISAF in de Task Force Uruzgan (TFU) met twee detachementen.
De Air Manoeuvre Brigade heeft in de periode augustus tot december 2006 deelgenomen aan TFU in Afghanistan. De brigadestaf van 11 LMB vormde hierbij de kern van de staf van de Taskforce en het 12e Infanterie Bataljon luchtmobiel vormde de kern voor de manoeuvrecomponent, de Bataljonstaakgroep. De TFU werd versterkt vanuit de brigade met ondermeer logistieke – en geniecapaciteit. Ook is personeel ter beschikking gesteld om het helikopterdetachement te versterken. Naast deze operatie is, vanuit de mortiercompagnie van de brigade, een detachement van pelotonsgrootte van juli tot en met november 2006 ingezet voor de EUFOR DRC missie in Congo.
13 Gemechaniseerde Brigade (Mechbrig)
Vanuit 13 Mechbrig is deelgenomen met een detachement aan de missie EUFOR in Bosnië-Herzegovina van januari tot en met april 2006 en wederom vanaf november 2006. Daarnaast levert de brigade vanaf november 2006 de kern voor TFU-2. Het 17e Pantserinfanteriebataljon vormt hierbij de kern van de Bataljonstaakgroep en 11 Tankbataljon vormt de kern voor het PRT. De taakgroep wordt versterkt vanuit de brigade met ondermeer logistieke- en geniecapaciteit.
43 Gemechaniseerde Brigade (Mechbrig)
De 43e Brigade heeft van maart tot en met juli 2006 een bijdrage geleverd aan de Deployment Task Force ten behoeve van de ISAF-missie in Afghanistan in de vorm van een versterkte pantserinfanteriecompagnie van het 44e Pantserinfanteriebataljon. Van juli tot en met november heeft de brigade ook de kern geleverd voor het PRT vanuit 42 Tankbataljon. In deze periode heeft de brigade ook een pantserinfantiecompagnie (44 Pantserinfanteriebataljon) en geniecapaciteit geleverd ter versterking van de Bataljonstaakgroep. Vanuit 43 Herstelcompagnie is een Force Protection eenheid geleverd ter ondersteuning van het luchtmachtdetachement in Afghanistan. Daarnaast heeft vanaf november 2006 de staf van de 43 Mechbrig de leiding op zich genomen van het Regional Command South in Afghanistan.
101 Gevechtssteun Brigade (101 Gevsteunbrig)
De Gevechtssteun Brigade heeft gedurende heel 2006 de ontplooiing en opbouw van de ISAF Stage III-missie ondersteund. Zowel 101 Geniebataljon als 103 ISTAR-bataljon hebben detachementen voor de DTF geleverd. De opbouw van de infrastructuur voor TFU betekende een langdurige belasting voor 101 Geniebataljon. Ook het Commando Luchtdoel Artillerie leverde een bijdrage aan TFU door vanaf juli 2006 Psychological Operations detachementen ter beschikking te stellen. Daarnaast vormde het Commando Luchtdoel Artillerie in de periode mei tot en met oktober de kern van de EUFOR-missie op de Balkan.
1 Logistieke Brigade (1 Logbrig)
Vanuit de logistieke brigade zijn zowel de DTF, TFU in Afghanistan als de missies EUFOR-4 en EUFOR-5 op de Balkan ondersteund. Dit betreft zowel de logistieke ondersteuning ter plekke in de diverse inzetgebieden als de nationale logistieke ondersteuning. Vooral aan de ontplooiing en opbouw van de ISAF Stage III-missie heeft 1 Logistieke Brigade een grote bijdrage geleverd. Daarnaast levert zij de kern van het Logistic Support Detachement van de TFU door de inzet van 200 Bevoorradings- en Transportbatalon en 400 Geneeskundig Bataljon.
Regionaal Militair Commando (RMC) en Nationale Reserve (NATRES)
Alle RMC’s hebben diverse doorvoeroperaties in Eemshaven, Rotterdam en Vlissingen uitgevoerd ter ondersteuning van de internationale partners en nationale expeditionaire operaties. Elementen van pelotonsgrootte van brigade-eenheden en Nationale Reserve Bataljons zijn hierbij ingezet. De RMC’s hebben daarnaast diverse militaire bijstandsoperaties ondersteund. In het bijzonder zijn hierbij de operaties ter ondersteuning van de paardenreddingsactie te Marrum in oktober en de militaire bijstand bij de ontruiming van Fort Pannerden in november te noemen. Ook zijn vanuit de RMC’s de ceremoniële activiteiten, zoals het aanbieden van geloofsbrieven en nationale steunverleningen zoals de vierdaagse en de The Netherlands Military Tattoo ondersteund. De tekorten die bestaan bij het bewakingspersoneel van de RMC’s heeft ervoor gezorgd dat in 2006 personeel van alle brigades op diverse locaties is ingezet om de benodigde wacht te realiseren.
Het beslag op de eenheden van de Nationale Reserve is in 2006 verder toegenomen. De voorbereidingen op en uitzendingen naar ISAF en de toenemende activiteiten in het kader van Intensivering Civiel Militaire Samenwerking (ICMS) zijn hier vooral de oorzaak van. Naar aanleiding van de ontwikkelingen op het gebied van ICMS is in 2006 gestart met de verdere professionalisering en kwaliteitsverbetering van de opleidingen voor de reservisten. Daartoe is begonnen om voor alle kaderleden binnen de reservisten nieuwe opleidingen te realiseren. In 2006 is daarnaast begonnen met de vulling van de nieuwe reservistenfuncties in het kader van de ICMS.
Explosieven Opruimingscommando (EOD)
De vraag naar schaarse en specialistische EOD-capaciteit stijgt in binnen- en buitenland, waarbij steeds meer dreiging uitgaat van geavanceerde Improvised Explosive Devices (IED’s). In 2006 heeft het EOC-CLAS de coördinatie voor alle ruimingen in Nederland (totaal ongeveer 2 000) en de ondersteuning aan de verschillende crisisbeheersingsoperaties gerealiseerd.
Verder zijn in 2006 aanzienlijke vorderingen gemaakt met betrekking tot de oprichting en het operationeel stellen van de Explosievenopruimingsdienst Defensie (EODD) medio 2008. In de EODD zullen de operationele EOD-capaciteiten van de CLAS, CLSK en CZSK worden samengebracht. De EODD zal worden gehuisvest op Munitiecomplex Soesterberg, met uitzondering van de maritieme EOD-capaciteit die in Den Helder blijft ondergebracht.
Ook is in 2006 de uitbreiding van de EOD-capaciteit in het kader van de ICMS verder uitgewerkt. Dit leidt tot een aanvullende EOD/IED-capaciteit voor nationale operaties per 1 januari 2010.
Militaire bijstand en ondersteuning
Het CLAS had in 2006 in het kader van ondersteuning van civiele autoriteiten in totaal 2 000 militairen op afroep beschikbaar.
Overzicht afgeronde onderzoeken | |||||
Onderzoek onderwerp | OD | Start | Afgerond | Vindplaats | |
Evaluatie naar de effecten van het beleid | Operationele doelstelling van het Commando LAS | OD | Februari 2006 | Planning september 2006, vertraagd naar medio april 2007. |
Beleidsartikel 23 Commando luchtstrijdkrachten
Algemene beleidsdoelstellingen
Het Commando luchtstrijdkrachten (CLSK) levert een bijdrage aan de hoofddoelstellingen van de krijgsmacht en daarmee aan het halen van het Nederlandse ambitieniveau. Dit ambitieniveau is verwoord in de Prinsjesdagbrief (september 2003), die is geactualiseerd met de brief «Nieuw evenwicht, nieuwe ontwikkelingen» (Actualiseringsbrief), en geeft een beschrijving van de taken die eenheden van het CLSK moeten kunnen uitvoeren. Om het ambitieniveau te kunnen waarmaken en de inzetbaarheid op peil te houden dienen de operationele eenheden van het CLSK volledig gevuld en voortdurend getraind te zijn.
Budgettaire gevolgen van beleid
Onderstaande tabel bevat de geraamde en gerealiseerde budgettaire gevolgen van beleid voor 2006.
Budgettaire gevolgen van beleid beleidsartikel 23 Commando luchtstrijdkrachten
Bedragen x € 1 000 | Realisatie 2002 | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Realisatie 2006 | Begroting 2006 | Verschil |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen | 1 288 474 | 627 612 | 993 092 | 608 856 | 714 728 | 613 238 | 101 490 |
Uitgaven | |||||||
Programmauitgaven | |||||||
Commando luchtstrijdkrachten* | 447 681 | 473 790 | 441 579 | 447 264 | 453 557 | 460 740 | – 7 183 |
Opleidingen | 87 149 | 81 039 | 77 821 | 53 565 | 67 411 | 78 567 | – 11 156 |
Militaire bijstand en ondersteuning | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Explosievenopruiming | 961 | 1 264 | 1 236 | 810 | 1 022 | 1 248 | – 226 |
Totaal Programmauitgaven | 535 791 | 556 093 | 520 636 | 501 639 | 521 990 | 540 555 | – 18 565 |
Apparaatsuitgaven | |||||||
Staf Commando Luchtstrijdkrachten | 174 532 | 194 979 | 176 104 | 139 983 | 126 117 | 57 035 | 69 082 |
Bijdragen aan baten-lastendiensten | 0 | 0 | 9 408 | 11 628 | 12 728 | 11 830 | 898 |
Totaal Apparaatsuitgaven | 174 532 | 194 979 | 185 512 | 151 611 | 138 845 | 68 865 | 69 980 |
Totaal uitgaven | 710 323 | 751 072 | 706 148 | 653 250 | 660 835 | 609 420 | 51 415 |
Ontvangsten | |||||||
Totaal ontvangsten | 39 235 | 36 524 | 42 716 | 26 834 | 17 592 | 14 171 | 3 421 |
* Inclusief Kustwacht voor de Nederlandse Antillen & Aruba
De stijging in het verplichtingenniveau is voornamelijk het gevolg van een gesloten overeenkomst van € 90,5 miljoen voor een nieuwe opleidingslocatie voor vliegopleidingen te Springfield (Ohio, VS).
Bij het Commando was € 15 miljoen opgenomen in de raming voor de Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba. Hiervan is in 2006 € 5 miljoen gerealiseerd en is het overige bedrag doorgeschoven naar 2007 (–/– € 10 miljoen). De doorgeschoven betalingen bij vliegopleidingen (–/– € 9,1 miljoen) leiden eveneens tot lagere uitgaven. Verdere aanpassingen zijn de overhevelingen van de energie-uitgaven (–/– € 9,7 miljoen), de uitgaven voor de muziekkapel van het CLSK (–/– € 6,0 miljoen) en de uitgaven voor internationale functies (–/– € 19,0 miljoen) naar de Staf van het CLSK. Daartegenover staan hogere salarisuitgaven voor het personeel (€ 12,0 miljoen), de overgehevelde uitgaven voor BBT-studies uit de Opleidingen (€ 5,2 miljoen), de aanpassing van de gebruikersvergoeding DVD (per saldo € 9,9 miljoen), een aanpassing van de ontvlechting DMO/CLSK (€ 12,1 miljoen) en een aanpassing van de uitgaven voor de materiële exploitatie (€ 9,0 miljoen). Het resterende verschil wordt verklaard door diverse kleine aanpassingen.
Bij Opleidingen zijn de lagere uitgaven voornamelijk het gevolg van de overheveling van de uitgaven voor BBT-studies naar het Commando LSK en een correctie op de salarisuitgaven naar de Staf CLSK.
Het verschil tussen raming en de realisatie bij de Staf Commando luchtstrijdkrachten is een gevolg van de bij het Commando luchtstrijdkrachten overgehevelde bedragen voor energie, de muziekkapel van het CLSK en de internationale functies (€ 34,7 miljoen). Daarnaast is ook hier sprake van een correctie van de eerdere ontvlechting van exploitatieuitgaven DMO/CLSK (€ 26,7 miljoen). De centralisatie van de energie-uitgaven aan de DMO bedroeg –/– € 11,2 miljoen. Voorts is sprake van hogere uitgaven voor verhuis- en inrichtingskosten (€ 4 miljoen). Verder is een correctie doorgevoerd op de salarisuitgaven vanuit Opleidingen. Het resterende verschil wordt verklaard door diverse kleine aanpassingen.
Beleidsmatige informatie (realisatie operationele doelstellingen)
De geoperationaliseerde doelstellingen waaraan het CLSK moest voldoen, worden weergegeven in de vorm van operationeel gerede eenheden. Uit de doelstellingenmatrix blijkt hoeveel eenheden (kwantiteit) binnen welke tijdbestek (reactietijd) beschikbaar moesten zijn. Uitgangspunt daarbij is dat de eenheden binnen de aangegeven gereedheidstermijn voor het gehele geweldsspectrum inzetbaar zijn (kwaliteit). De indeling van de gereedheidstermijnen sluit aan bij de NAVO-indeling in High Readiness Forces (HRF) en Forces of Lower Readiness (FLR).
Doelstellingenmatrix Commando Luchtstrijdkrachten | Totaal | Inzetbaar*HRF (High Readiness Forces) | Inzetbaar*FLR (Forces of Lower Readiness) | ||
Categorie | Type eenheid | Direct | Op korte termijn | Op lange termijn | |
Δ Jachtvliegtuigen | F-16 squadron | 5 | 4 | 1 | |
Δ Apache-gevechts- helikopters | Squadron | 1 | 1 | ||
Δ Transporthelikopters | Squadron | 2 | 2 | ||
Δ Lutra/tankervliegtuigen | Squadron | 1 | 1 | ||
Δ Geleide Wapens | Patriot Fire Platoons | 4 | 4 | ||
Air Operations Control Station | 1 | 1 |
* Reactietermijnen: HRF Direct = < 20/30 dagen; HRF kort = < 90 dagen; FLR = 180 dagen.
Vrijwel alle eenheden van het CLSK zijn het afgelopen jaar ingezet. In totaal zijn 1 440 luchtmacht-militairen uitgezonden. Jachtvliegtuigen, helikopters en luchttransport zijn ingezet voor de International Security Force (ISAF) in Afghanistan. In 2006 zijn in totaal zeventien CLSK-detachementen op uitzending geweest. De omvang varieerde van enkele personen tot grote detachementen van rond de 200 personen. Aan het eind van 2006 is CLSK-personeel nog uitgezonden in twee detachementen. In 2006 waren 190 militairen van het CLSK op individuele basis uitgezonden, waaronder de European Monitoring Mission (EUMM) op de Balkan, de United Nations Truce Supervision Organization (UNTSO) in het Midden-Oosten, de EU advisory and assistance mission for DRC security reform (EUSEC) in Congo en de NATO Training Mission-Iraq (NTM-I) in Irak.
F-16-detachementen van afwisselend de vliegbases Volkel en Leeuwarden zijn vanaf april 2005 uitgezonden naar Kabul en Kandahar om de ISAF-operaties in Afghanistan te voorzien van luchtsteun. De vliegurenrealisatie is in 2006 ten opzichte van de planning achtergebleven. Dit is veroorzaakt door diverse verstoringen op het gebied van materiële gereedheid. Zo is op de Main Operating Bases (MOB) de reorganisatie als gevolg van de SAMSON-maatregelen uitgewerkt, zijn infrastructurele aanpassingen uitgevoerd en heeft de ondersteuning voor de verkoop van 18 F-16’s aan Chili een negatieve invloed gehad op de materiële gereedheid en de geoefendheid. Hierdoor is een tijdelijk verlies van onderhoudscapaciteit ontstaan. Ook is de voorziening van reservedelen problematisch en leidt tot vermindering van de gereedstelling. Verder heeft de technische ondersteuning van de operaties in Kabul en Kandahar een effect op de beschikbaarheid van reservedelen en ervaren technisch personeel op de thuisbases wat leidt tot een lagere materiële gereedstelling. Daarnaast bestaat een tekort aan ervaren personeel.
In 2006 zijn drie F-16’s verongelukt: in de Noordzee, in Afghanistan en op Volkel. In 2006 is de Quick Reaction Alert (QRA), bestaande uit twee continu beschikbare F-16’s, negen keer ingezet voor de beveiliging van het eigen en NAVO-luchtruim.
De gereedstelling van het Apache-squadron werd gekenmerkt door de inzet van zes Apache-gevechtshelikopters in Afghanistan. Vanaf april heeft het Apache-detachement vanaf Kandahar Airforce Base bijgedragen door de konvooibegeleiding van de DTF. Vanaf 20 oktober 2006 opereert het Apache-detachement vanuit Tarin Kowt en draagt bij aan de vereiste stabiliteit en veiligheid van de grondtroepen van RCS, met name in het gebied rondom de kampen van de TFU.
De operaties van de transporthelikopters in 2006 werden, net als in voorgaande jaren, gekenmerkt door uitzendingen van het Chinook-squadron en aansluitend het Cougar-squadron naar Afghanistan. De Chinooks hebben tot en met april geopereerd in Zuid-Afghanistan ter ondersteuning van de Special Forces in het kader van Operation Enduring Freedom. De Cougars zijn vanaf april ingezet in Zuid-Afghanistan voor troepenverplaatsingen en logistieke bevoorrading in en rond Uruzgan. Tevens zijn de transporthelikopters beschikbaar voor nationale taken, zoals tijdens calamiteiten, brandbestrijding en evacuaties.
De vier Alouettes-III worden dankzij een groot onderhoud vooralsnog tot 2010 aangehouden. De AB-412 (SAR)-helikopters blijven tot instroom NH-90 (2009) vanaf Leeuwarden opereren. Beide helikoptertypes hebben uitvoering gegeven aan opgedragen taken. De SAR-eenheid heeft in 2006 143 militaire en civiele reddingsvluchten gerealiseerd.
Luchttransport en tankervliegtuigen
Tot 20 oktober 2006 is een C-130 detachement ingezet voor transport van personeel en materieel in Afghanistan. De C-130 heeft ondermeer 174 ISAF/OEF-vluchten uitgevoerd en vier voor EUFOR. De KDC-10’s hebben in het afgelopen jaar in totaal 16 401 passagiers en 2 157 000 kg vracht vervoerd. Naast 85 vluchten voor ISAF/OEF, zijn vijf vluchten uitgevoerd voor EUFOR. In totaal zijn 93 air-to-air refuelling (AAR) vluchten uitgevoerd. In totaal is 7 553 000 kilogram vracht vanaf de vliegbasis Eindhoven naar diverse bestemmingen gevlogen. Om de bijdrage aan de (tactische en strategische) mobiliteit en logistieke ondersteuning van de krijgsmacht te verbeteren zijn twee extra C-130 tactische transportvliegtuigen aangeschaft en in 2006 aan de industrie aangeboden voor groot onderhoud en diverse modificaties. Deze twee vliegtuigen zullen vanaf medio 2008 aan de vloot in Eindhoven worden toegevoegd. Tevens is in 2006 de derde DC-10 uit groot onderhoud gekomen. Omdat dit vliegtuig nog niet aan de moderne eisen voor cockpit en communicatie voldoet is deze pas na een Cockpit Upgrade Program en de aanpassing van het interieur (een palletized system) medio 2008 volledig operationeel inzetbaar. In december 2006 zijn de twee Fokker-60 Utility-vliegtuigen afgestoten en aan DMO overgedragen voor de verkoop. Tot slot heeft het CLSK in 2006 twee Fokker-60’s ingezet voor de Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba (KWNA&A) in de Maritime Patrol Aircraft (MPA) rol.
Als gevolg van een voortdurend tekort aan reserveonderdelen is de vierde radarset zeer beperkt inzetbaar geweest. Hierdoor was één van de twee Patriot-clusters (van ieder twee Patriot-wapensystemen) beperkt beschikbaar waardoor niet volledig aan de gereedheidstermijnen van de NAVO kon worden voldaan. Direct na de terugkeer van de PRT-missie in Noord-Afghanistan is de Groep Geleide Wapens gestart met het opwerken naar een NRF-certificeerbare status en heeft die in februari behaald. Daarmee is de eenheid operationeel gereed voor inzet in het kader van NRF.
Militaire bijstand en ondersteuning
Het CLSK had in 2006 in het kader van ondersteuning van civiele autoriteiten in totaal 300 militairen op afroep beschikbaar.
Beleidsartikel 24 Commando Koninklijke marechaussee
Het Commando Koninklijke marechaussee (CKmar) is een politieorganisatie met een militaire status. Het CKmar draagt bij aan de drie hoofdtaken van de krijgsmacht. Daarnaast staan in de Politiewet 1993 specifieke taken van het CKmar limitatief opgesomd. De Politiewet 1993 vormt bovendien de grondslag voor samenwerking met en bijstand aan de politie.
Het Commando Koninklijke marechaussee draagt bij aan de handhaving van de rechtsorde en zekert hulpverlening aan instanties die dat behoeven. Enkele van haar vele militaire en civiele taken zijn: politietaken bij militaire instellingen en bij uitzendingen, civiele politiemissies, grensbewaking, bestrijding van mensensmokkel, de bescherming van leden van het Koninklijk Huis en de bescherming van geldtransporten van de Nederlandsche Bank. Zij voert taken uit in opdracht van het bevoegd gezag. Voor een deel van de taken is dat bijvoorbeeld het ministerie van Justitie.
Budgettaire gevolgen van beleid
Onderstaande tabel bevat de geraamde en gerealiseerde budgettaire gevolgen van beleid voor 2006.
Budgettaire gevolgen van beleid beleidsartikel 24 Commando Koninklijke marechaussee
Bedragen x € 1 000 | Realisatie 2002 | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Realisatie 2006 | Begroting 2006 | Verschil |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen | 301 139 | 349 312 | 334 297 | 358 066 | 355 987 | 364 263 | – 8 276 |
Uitgaven | |||||||
Programmauitgaven | |||||||
Operationele taakvelden | 180 946 | 240 671 | 242 935 | 261 214 | 290 594 | 275 823 | 14 771 |
Opleidingen | 38 057 | 41 992 | 37 551 | 31 687 | 36 518 | 36 896 | – 378 |
Totaal programmauitgaven | 219 003 | 282 663 | 280 486 | 292 901 | 327 112 | 312 719 | 14 393 |
Apparaatsuitgaven | |||||||
Staf Koninklijke Marechaussee | 86 725 | 44 823 | 46 963 | 50 497 | 35 585 | 56 509 | – 20 924 |
Bijdragen aan baten-lastendiensten | 0 | 0 | 1 701 | 1 853 | 2 838 | 2 469 | 369 |
Totaal apparaatsuitgaven | 86 725 | 44 823 | 48 664 | 52 350 | 38 423 | 58 978 | – 20 555 |
Totaal uitgaven | 305 728 | 327 486 | 329 150 | 345 251 | 365 535 | 371 697 | – 6 162 |
Ontvangsten | |||||||
Totaal ontvangsten | 8 224 | 7 560 | 7 743 | 12 419 | 5 546 | 8 010 | – 2 464 |
De per saldo lagere uitgaven van € 6,2 miljoen houden verband met verhogingen als gevolg van loonbijstelling en minderuitgaven als gevolg van overhevelingen naar andere defensieonderdelen en een gemiddelde achterblijvende personele vulling van de CKMar-organisatie, inclusief de daaraan verbonden personeelsgebonden uitgaven.
De meeruitgaven van € 14,4 miljoen houden vooral verband met herschikkingen tussen de budgetten voor de programma- en de apparaatsuitgaven als gevolg van reorganisaties.
Als gevolg van de hiervoor vermelde herschikkingen valt het totaal van de in 2006 gerealiseerde apparaatsuitgaven € 20,6 miljoen lager uit dan het budgettair geraamde bedrag van € 59,0 miljoen.
Het verschil van –/– € 2,5 miljoen wordt onder meer veroorzaakt doordat de 100% drugscontroles niet meer verrekend worden en door beëindiging van de verrekenbare assistentie aan de politiekorpsen langs de grenzen in het kader van grensoverschrijdende criminaliteit.
Nader geoperationaliseerde doelstellingen
Taakveld | Doelstelling |
Beveiliging | «Het handhaven van het veiligheidsniveau overeenkomstig de geldende beveiligingsconcepten, zoals deze zijn bekrachtigd door het bevoegd gezag.» |
Handhaving Vreemdelingenwetgeving | «Het uitvoeren van haar wettelijke taken, in overeenstemming met de geldende wet- en regelgeving en binnen de met het gezag overeengekomen normafspraken.» |
Politietaken Defensie | «Het handhaven van de openbare orde op en rondom militaire terreinen, het handhaven van de strafrechtelijke rechtsorde binnen de krijgsmacht en jegens militaire justitiabelen, zowel in Nederland als in internationaal verband, alsmede het verlenen van hulp aan hen die dat behoeven.» |
Politietaken Burgerluchtvaartterreinen | «Het handhaven van de openbare orde en de strafrechtelijke rechtsorde op de aangewezen nationale luchthavens in overeenstemming met de met het bevoegd gezag gemaakte afspraken, alsmede het verlenen van hulp aan hen die dat behoeven.» |
Assistentie, Samenwerking en Bijstand | «Het zorgdragen voor het gereedhouden van het bijstandreservoir alsmede het op verzoek van het bevoegd gezag leveren van personeel, eenheden en materieel voor de samenwerking, bijstand- en assistentieverlening aan de politie.» |
Prestatiegegevens taakveld Beveiliging | Prestatie-indicator | Realisatie 2005 | Realisatie 2006 | Begroting 2006 | Verschil 2006 |
Het beveiligen van objecten, het adviseren en ondersteunen ten aanzien van het beveiligen van objecten en optreden in geval van incidenten bij het beveiligen van objecten | Onbevoegde betreding van het te beveiligen object | 7 | 1 | 0 | 1 |
Het beveiligen van personen en het optreden in geval van incidenten bij het beveiligen van personen. | Fysieke schending van de integriteit van de te beveiligen personen | 0 | 0 | 0 | 0 |
Het houden van toezicht op de beveiliging van de burgerluchtvaart, waaronder high-risk vluchten en het optreden in geval van incidenten en het uitvoeren van gewapende beveiliging. | Kapingen en aanslagen op vliegtuigen en luchthavens | 0 | 0 | 0 | 0 |
Het beveiligen van waardetransporten van De Nederlandsche Bank | Overvallen op het waardetransport | 0 | 0 | 0 | 0 |
De in de begroting 2006 opgenomen normering/streefwaarde bij het taakveld Beveiliging is nul. Deze normering/streefwaarde is met uitzondering van de beveiliging van objecten gehaald. Bij de te beveiligen objecten was éénmaal sprake van onbevoegde betreding. Deze persoon is aangehouden.
Prestatiegegevens taakveldHandhavingVreemdelingenwetgeving | Prestatie-indicator | Realisatie 2005 | Realisatie 2006 | Begroting 2006 | Verschil 2006 |
Het uitvoeren van de grensbewaking, waaronder het uitvoeren van per- soonscontroles en het verstrekken van nooddocumenten | Schengen conforme controle | differentiatie per doorlaatpost | differentiatie per doorlaatpost* | differentiatie per doorlaatpost | – |
Wachtrijen op de luchthaven Schiphol | 98% aankomst93% vertrek of transfer | 95% aankomst,95% vertrek of transfer | 3% – 2% | ||
Het uitvoeren van het mobiel toezicht vreemdelingen (MTV), waaronder het houden van controles | Aantal illegalen dat is aangetroffen in het grensgebied | 10 588 | 7 842 | 14 000 | – 6 158 |
Het geven van ondersteuning bij de asielprocedure op de AC | Graad van (on)echtheidsonderkenning aangeboden documenten tijdens 48-uurs procedure | 100% | 100% | 100% | 0 |
Het verwijderen van vreemdelingen | Het kunnen uitzetten van vreemdelingen | 11 873 | 9 962 | 25 500 | – 15 538 |
Het uitvoeren van strafrechtelijke onderzoeken mensensmokkel | Aantal middelgrote onderzoeken mensensmokkel | 17 | 22 | 24 | – 2 |
Aantal kleine onderzoeken mensensmokkel in het kader van grensbewaking | 110 | 435 | 150 | 285 | |
Aantal kleine onderzoeken mensensmokkel in het kader van MTV | 137 | 123 | 160 | – 37 |
* Zie toelichting tabel.
Voor de maritieme doorlaatposten zijn voor vrachtschepen gedifferentieerde normen vastgesteld. Door de inzet ten behoeve van de gemeenschappelijke patrouillegang, die in samenwerking met de Zeehavenpolitie en de Douane is uitgevoerd, herprioritering ten gunste van andere doelstellingen en personeelswisselingen als gevolg van interne reorganisaties is de normstelling voor vrachtschepen in 2006, variërend per periode, op verschillende doorlaatposten niet gerealiseerd. De opgedragen doelstelling in het segment pleziervaart betreft een minimaal aantal van 10 controledagen (100% administratief en fysiek) per doorlaatpost. Deze doelstelling is in 2006 op de meeste doorlaatposten gehaald. Ook hier is een verstorend effect opgetreden door de inzet in het kader van de gemeenschappelijke patrouillegang. Voor het segment ferry’s is het realisatiebeeld over 2006 nagenoeg gelijk aan 2005. De realisatie op de locaties Scheveningen, Vlissingen en Hoek van Holland is niet conform de doelstelling geweest. De vrachtferry’s op zowel Scheveningen als Vlissingen zijn in de loop van 2006 geannuleerd. Qua personenferry’s is er onderrealisatie op Hoek van Holland. De oorzaak hiervan is onder andere dat in overleg met het bevoegd gezag andere doelstellingen prioriteit hebben gekregen. Onverkort wordt aan de hand van risico-analyses tijdens piekmomenten een keuze gemaakt bij de inzet van de capaciteit. In het segment visserij is, variërend per periode, op verschillende doorlaatposten niet voldaan aan de normering. Hierbij is sprake van een segment met een laag risico, daar het voornamelijk telkens dezelfde bemanningen zijn die het grensverkeer vormen.
Op de luchthavens zijn nagenoeg alle passagiers fysiek gecontroleerd (norm 100%). In 2006 is op Schiphol de wachttijd bij aankomst voor 98% van de passagiers beperkt gebleven tot de norm van maximaal 10 minuten. Wat betreft de wachttijd bij vertrek/transfer (norm maximaal 6 minuten) is voor 93% van de passagiers voldaan aan de norm. Oorzaak hiervoor is onder meer de verbouwing in de vertrekhallen door de Luchthaven Schiphol. Door het grote passagiersaanbod in relatie tot de beschikbare capaciteit heeft de realisatie van de normeringen in 2006 onder druk gestaan.
Voor wat betreft het Mobiel Toezicht Vreemdelingen (MTV) is de realisatie achtergebleven bij de gestelde norm. In 2006 zijn bij MTV-controles in totaal 7 842 illegale vreemdelingen aangetroffen (inclusief het aantal in bewaring gestelde vreemdelingen vanuit het MTV). De achterblijvende realisatie wordt veroorzaakt door een verminderde aantrekkelijkheid van Nederland als doelland, de toetreding van extra landen tot de Europese Unie (waardoor de buitengrens opschuift) en strengere controles aan de Schengen-buitengrenzen. Deze beweging wordt ook door de Duitse operationele diensten onderkend. Met het toetreden per 1 januari 2007 van Roemenië en Bulgarije tot de Europese Unie is mogelijk een verdere afname te voorzien. Met de invoering van informatie-gestuurd optreden en de mogelijk landelijke implementatie van het camerasysteem @migo wordt de komende periode naar verwachting de effectiviteit van het Mobiel Toezicht Vreemdelingen door het Commando Koninklijke marechaussee verhoogd.
Aan de doelstelling om binnen de 48-uurs procedure een 100% graad van (on)echtheidsonderkenning van de aangeboden documenten te onderkennen is voldaan.
Voor 2006 was het Commando Koninklijke marechaussee opgedragen gereed te zijn om de uitzetting van maximaal 25 500 vreemdelingen te faciliteren. In totaal zijn er 9 962 vreemdelingen vanuit de vreemdelingenketen aangeboden en daadwerkelijk uitgezet. Met de oprichting van de Dienst Terugkeer & Vertrek wordt beoogd het huidige aanbod beter te stroomlijnen en te verhogen. Na parlementaire besluitvorming is de uitzetting van bepaalde categorieën personen (tijdelijk) stopgezet.
Met de beschikbare capaciteit is naast het effectueren van uitzettingen de begeleiding van transitdeportees verzorgd. Bij de uitzettingen is meer escortering nodig geweest als gevolg van toenemend verzet en het van kracht worden van nieuwe EU-richtlijnen. Met het toetreden per 1 januari 2007 van Roemenië en Bulgarije tot de Europese Unie is een verdere afname van de realisatie voorzien. Met het wegvallen van deze bestemmingen resteren veelal «moeilijke» uitzettingen.
Met een realisatie van 22 (middel)grote onderzoeken naar mensensmokkel in 2006 is de doelstelling nagenoeg gerealiseerd. De doelstelling van het aantal opgedragen kleine onderzoeken mensensmokkel vanuit de grensbewaking is ruimschoots gerealiseerd. Van de 150 geplande kleine onderzoeken naar mensensmokkel, voortkomend uit de grensbewaking, zijn er 435 gerealiseerd, voornamelijk afkomstig van onderzoeken op de Luchthaven Schiphol. Deze hoge realisatie is veroorzaakt door een verruiming van de definitie. Het feitelijke werkaanbod is niet noemenswaardig veranderd: alle zich aandienende onderzoeken worden afgehandeld. Voor 2007 zal in overleg met het bevoegd gezag de hoogte van de doelstelling moeten worden herzien. De doelstelling van het aantal opgedragen kleine onderzoeken mensensmokkel, voortkomend uit het MTV, is met een realisatie van 123 niet gerealiseerd. Ook dit wordt veroorzaakt door een verminderde aantrekkelijkheid van Nederland als doelland. Voor zowel de onderzoeken uit de grensbewaking als uit het MTV geldt dat de beleidsmatige aansturing door het ministerie van Justitie is gewijzigd en dat de doelformulering voor 2007 is gewijzigd.
Prestatiegegevens taakveld Politietaken Defensie | Prestatie-indicator | Realisatie 2005 | Realisatie 2006 | Begroting 2006 | Verschil 2006 |
De beschikbaarheid- of bereikbaarheidfunctie t.b.v. noodhulp bij calamiteiten. | Responstijden (binnen 30 minuten ter plaatse) | 90% | > 95% | 90% | >5% |
Het (strafrechtelijk) handhaven van de openbare orde en de rechtsorde | Aantal misdrijven OM Arnhem | 1 365 | 1 355 | 1 500 | – 145 |
Percentage procesverbalen «lik-op-stuk» | 53% | 50% | 50% | 0% | |
Percentage technisch sepot | 3,1% | 3,8% | 5% | – 1,2% | |
Percentage zaken dat binnen 60 dagen na eerste verhoor («lik op stuk» binnen 14 dagen) aan het OM wordt ingezonden | – | 81% | 79% | 2% |
Het aantal gerealiseerde misdrijfverbalen ten behoeve van het Openbaar Ministerie Arnhem over geheel 2006 bedraagt 1 355 ten opzichte van een doelstelling van 1 500 misdrijfverbalen. Het Commando Koninklijke marechaussee constateert dat het aanbod van misdrijfverbalen voor het Openbaar Ministerie Arnhem te gering is geweest om te kunnen voldoen aan de doelstelling. Daarnaast zijn door het Commando Koninklijke marechaussee 191 misdrijfverbalen bij andere Openbaar Ministeries (OM) dan het OM Arnhem aangeleverd. Deze dossiers zijn in de normering van het taakveld Militaire Politietaken niet meegenomen. Tevens zijn door voorfiltering 64 zaken niet in behandeling genomen door het OM Arnhem. De overige doelstellingen betreffende het lik-op-stukbeleid (realisatie 50%, norm 50%), technisch sepot (realisatie 3,8%, norm 5,0%) en het percentage zaken dat binnen 60 dagen na eerste verhoor («lik op stuk« binnen 14 dagen) aan het OM Arnhem wordt ingezonden (realisatie 81%, norm 79%) zijn gerealiseerd.
Prestatiegegevens taakveld Politietaken Burgerluchtvaartterreinen | Prestatie-indicator | Realisatie 2005 | Realisatie 2006 | Begroting 2006 | Verschil 2006 |
De beschikbaarheid- of bereikbaarheidfunctie t.b.v. noodhulp. | Responstijden Schiphol; | ||||
prio 1 (< 5 minuten) | 83% | 89% | 90 % (prio 1) | – 1% | |
prio 2 (< 10 minuten)(uitgez. Schiphol-Oost) | 88% | 86% | 90% (prio 2) | – 4% | |
Overige luchthavens (binnen 30 minuten ter plaatse) | 100% | 100% | 90% | 10% | |
Het (strafrechtelijk) handhaven van de openbare orde en de rechtsorde (Schiphol) | Aantal 100% controles op risicovluchten | 1 821 | 1 766 | – | – |
Aantal drugskoeriers (invoer) | 3 588 | 1 444 | – | – | |
Aantal drugskoeriers (uitvoer) | 72 | 53 | – | – | |
Aantal uitgevoerde onderzoeken naar misdrijven die de veiligheid in het publieke domein aantasten. | 73 | 62 | 30 | 32 |
Aan de doelstelling betreffende responsetijden is in 2006 nagenoeg voldaan. Het gebrek aan éénduidige registratie blijft een oorzaak voor de onderrealisatie. Personeel meldt zich niet eerst bij de centrale ter plaatse, maar gaat direct over tot hulpverlening. Er hebben zich geen operationele risico’s voorgedaan.
Prestatiegegevens taakveld Assistentie, Samenwerking en Bijstand | Prestatie-indicator | Realisatie 2005 | Realisatie 2006 | Begroting 2006 | Verschil 2006 |
Het operationeel gereedstellen en inzetten van ME-eenheden, Bijstandseenheden en de Bijzondere Bijstandseenheid Krijgsmacht (BBE-K). | Inzetbaarheid ME-eenheden en Bijstandseenheden | 4 ME4 BE | 44 | 44 | –– |
Inzetbaarheid BBE-K | 1 | 1 | 1 | – |
Met ingang van 2006 is het bijstandspotentieel van het Commando Koninklijke marechaussee heringericht. De vier pelotons Mobiele Eenheid (ME) zijn in 2006 operationeel gereed geweest of daadwerkelijk ingezet. De vier Bijstandspelotons (BE) zijn eind 2006 in staat geweest meerdere taken uit te voeren. Volledige gereedstelling zal in 2007 plaatsvinden. De Bijzondere Bijstandseenheid Krijgsmacht (BBE-K) is in 2006 overgegaan in de Dienst Speciale Interventies (DSI).
Beleidsartikel 25 Defensie Materieelorganisatie
De Defensie Materieelorganisatie (DMO) levert een bijdrage aan de hoofddoelstellingen van de krijgsmacht en daarmee aan het Nederlandse ambitieniveau zoals beschreven in de Prinsjesdagbrief 2003 en geactualiseerd met de brief «Nieuw evenwicht, nieuwe ontwikkelingen» (Actualiseringsbrief). Zo draagt de DMO bij aan het evenwicht tussen de taken van de krijgsmacht en de beschikbare middelen door het leveren van modern, robuust, veilig en kwalitatief hoogwaardig en inzetbaar materieel aan alle operationele gebruikers binnen de krijgsmacht. De DMO draagt zorg voor het materieel gedurende de gehele levensduur: van aanschaf, via instandhouding tot en met afstoting. De DMO formuleert het daarvoor benodigde defensiebreed materieellogistiek beleid.
In internationaal verband is binnen de European Defense Agency (EDA) overeenstemming bereikt over de EDA-gedragscode die verbetering moet brengen in de onderlinge concurrentieverhoudingen van de Europese defensiegerelateerde industrie. Daarbij is tevens de zogenoemde Code of Best Practice in the Supply Chain overeengekomen, die specifiek toeziet op de belangen van relatief kleinere en voornamelijk toeleverende defensie-industrieën.
De DMO heeft in 2006 een nieuwe beleidsvisie opgesteld ten aanzien van de defensiebrede materieellogistiek en Research & Development (R&D).
De beleidsvisie materieellogistiek gaat onder meer in op het (inter)nationale materieelbeleid, de internationale materieelbetrekkingen en de relatie tussen Defensie en de defensiegerelateerde industrie, waaraan samen met het ministerie van Economische Zaken invulling wordt gegeven. De raming van de R&D-uitgaven en de toelichting op de te ontwikkelen beleidsvisie R&D zijn opgenomen onder het niet-beleidsartikel 90 Algemeen.
Sinds 30 maart 2006 is de DMO-organisatie formeel operationeel. De reorganisatie van de DMO is wat betreft omvang en impact één van de grootste deelreorganisaties van Defensie geweest. Ondanks de ingrijpende reorganisatie is de DMO erin geslaagd de geplande activiteiten voor het merendeel te realiseren. Op beleidsmatig gebied heeft de DMO het handboek verwerving opgesteld en zijn handboeken op het gebied van bijvoorbeeld projectmanagement en Foreign Military Sales (FMS) in ontwikkeling. Hiermee wordt mede invulling gegeven aan defensiebreed materieellogistiek beleid.
Budgettaire gevolgen van beleid
Onderstaande tabel bevat de geraamde en gerealiseerde budgettaire gevolgen van beleid voor 2006.
Budgettaire gevolgen van beleid beleidsartikel 25 Defensie Materieelorganisatie
Bedragen x € 1 000 | Realisatie 2002 | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Realisatie 2006 | Begroting 2006 | Verschil |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen | 2 095 752 | 2 079 151 | 3 174 112 | 1 910 477 | 2 807 209 | 4 636 220 | – 1 829 011 |
Uitgaven | |||||||
Programmauitgaven | |||||||
Investeringen zeestrijdkrachten | 341 875 | 395 705 | 350 167 | 287 270 | 329 359 | 356 930 | – 27 571 |
Investeringen landstrijdkrachten | 273 521 | 251 213 | 446 183 | 393 778 | 520 900 | 565 554 | – 44 654 |
Investeringen luchtstrijdkrachten | 337 288 | 237 342 | 263 282 | 387 036 | 280 824 | 292 006 | – 11 182 |
Investeringen Koninlijke marechaussee | 11 766 | 14 718 | 33 937 | 20 454 | 24 144 | 17 524 | 6 620 |
Investeringen overig | 48 755 | 68 898 | 84 330 | 57 374 | 20 811 | 19 585 | 1 226 |
Logistieke ondersteuning zeestrijdkrachten | 210 502 | 216 207 | 194 731 | 211 113 | 178 696 | 167 470 | 11 226 |
Logistieke ondersteuning landstrijdkrachten | 334 177 | 328 012 | 324 902 | 296 716 | 273 868 | 171 803 | 102 065 |
Logistieke ondersteuning luchtstrijdkrachten | 144 526 | 165 602 | 143 950 | 151 777 | 159 045 | 320 461 | – 161 416 |
Totaal Programmauitgaven | 1 702 410 | 1 677 697 | 1 841 482 | 1 805 518 | 1 787 647 | 1 911 333 | – 123 686 |
Apparaatsuitgaven | |||||||
Staf Defensie Materieelorganisatie | 379 052 | 384 553 | 353 103 | 383 882 | 466 816 | 278 945 | 187 871 |
Bijdragen aan baten-lastendiensten | 0 | 0 | 0 | 0 | 1 502 | 0 | 1 502 |
Totaal Apparaatsuitgaven | 379 052 | 384 553 | 353 103 | 383 882 | 468 318 | 278 945 | 189 373 |
Totaal uitgaven | 2 081 462 | 2 062 250 | 2 194 585 | 2 189 400 | 2 255 965 | 2 190 278 | 65 687 |
Ontvangsten | |||||||
Totale ontvangsten | 25 249 | 28 495 | 23 839 | 19 604 | 66 937 | 60 455 | 6 482 |
Het verschil is grotendeels toe te schrijven aan de lagere verplichting voor het project voor de vervanging van de F-16 en de aanschaf van de Chinooks. Voor beide projecten is, door vertraging in de besluitvorming, in het verslagjaar slechts verplichtingen aangegaan voor € 153,6 miljoen respectievelijk € 19,1 miljoen. Ook zijn voor enkele projecten in het verslagjaar geen verplichtingen aangegaan, zoals voor de projecten vervanging van de Zuiderkruis, Tactom en de F-16 Zelfbescherming. Wel is een nieuwe, oorspronkelijk niet begrote, verplichting aangegaan voor het groot pantserwielvoertuig (€ 593,6 miljoen).
Grote materieelprojecten ten behoeve van het CZSK (bedragen x € 1 miljoen) | ||||||
Commando zeestrijdkrachten | DMP-fase | Gerealiseerde uitgaven t/m 2005 | Verwachte uitgaven in 2006 | Gerealiseerde uitgaven in 2006 | Project volume | Fasering |
Projecten in uitvoering | ||||||
LC-fregatten | Realisatie | 1 433,0 | 37,0 | 22,9 | 1 562,3 | – 2009 |
LPD-2 (inclusief C2 faciliteiten uit EVDB) | Realisatie | 169,0 | 76,8 | 61,9 | 272,6 | – 2008 |
NH-90 | Realisatie | 267,9 | 111,5 | 44,7 | 1 011,5 | – 2013 |
Milsatcom – Lange termijn defensiebreed | Realisatie | 39,9 | 19,1 | 4,5 | 132,2 | – 2012 |
Luchtverdedigings- en commandofregatten (LC-fregatten)
Het betreft de verwerving van vier LC-fregatten, die in 2006 aan de sterkte van de vloot zijn toegevoegd. Van het projectbudget is € 1 455,9 miljoen uitgegeven. Het resterende budget is onder andere bestemd voor restbetalingen, onderdelen, Sirius en platformmodificaties. In de loop van 2007 zal de evaluatie van het project conform de DMP-E-procedure worden gestart.
Als gevolg van een probleem met de voortstuwing kon het LPD-2 niet conform het contract eind 2006 worden overgedragen aan Defensie. De met deze overdracht samenhangende betalingen konden daarom niet in 2006 maar pas in 2007 worden uitgevoerd.
NH-90
Het contract voorziet nu nog in de aanschaf van 20 fregattenhelikopters, waarvan veertien met een volledig missiesysteem en zes met voorzieningen voor het inbouwen van een dergelijk systeem. Op basis van de gewijzigde behoefte (helikopterstudie) wordt het contract gewijzigd in twaalf fregattenhelikopters met een volledig missiesysteem en acht maritieme tactische transporthelikopters (MTTH) (plus een optie op twee). In de begroting 2006 was uitgegaan van het totstandkomen van de contractwijziging, waardoor in 2006 grote betalingen zouden worden gerealiseerd. De contractwijziging is echter nog niet tot stand gekomen. Verder leidde vertraging bij de aanbesteding van de trainer ertoe, dat in 2006 de geprognosticeerde € 30 miljoen niet betaald werd.
De eerste NH-90 helikopter wordt contractueel eind 2007 geleverd. Echter, als gevolg van vertraging in het kwalificatieproces vindt feitelijke levering naar verwachting plaats medio 2008. Een aangepast leveringsschema wordt in de contractwijziging voor de MTTH meegenomen.
Van het projectbudget is € 312,6 miljoen uitgegeven.
De lagere realisatie in 2006 is enerzijds veroorzaakt door een eerdere betaling dan verwacht in 2005 (in plaats van in 2006). Verder is vertraging ontstaan bij de verwerving van de veertien additionele tactische terminals, waarvoor in 2006 € 8 miljoen was geraamd. De betalingen voor de landterminals zijn in 2006 lager uitgevallen dan in de begroting 2006 werd verwacht. Dit is het gevolg van het special billing arrangement.
Grote materieelprojecten ten behoeve van het CLAS (bedragen x € 1 miljoen) | ||||||
Commando landstrijdkrachten | DMP-fase | Gerealiseerde uitgaven t/m 2005 | Verwachte uitgaven in 2006 | Gerealiseerde uitgaven in 2006 | Poject Volume | Fasering |
Projecten in uitvoering | ||||||
Future Ground-based Air Defense System (FGBADS) Deel I/Fase I | Realisatie | 36,6 | 23,9 | 1,9 | 56,0 | – 2006 |
FENNEK (MRAT en AD-versie) | Realisatie | 26,8 | 23,0 | 45,8 | 192,3 | – 2009 |
Groot pantserwielvoertuig (ontwikkelingsfase) | Realisatie | 91,7 | 14,1 | 1,6 | 113,0 | – 2008 |
IGV (productie) plus training | Realisatie | 203,0 | 84,7 | 39,3 | 1 012,8 | – 2010 |
Tactische indoor simulatie (TACTIS) | Realisatie | 45,0 | 14,9 | 0,3 | 83,2 | – 2008 |
Panzer Haubitze 2000 (PzH 2000) | Realisatie | 34,5 | 92,8 | 77,9 | 483,4 | – 2010 |
Wissellaadsysteem 165 kN | Realisatie | 85,9 | 111,2 | 81,2 | 228,5 | – 2007 |
Short Range Anti-Tank (SRAT) | Realisatie | 16,5 | 33,0 | 24,9 | 66,6 | – 2008 |
Soldier Modernisation Program (SMP) | Realisatie | 31,3 | 21,8 | 5,2 | 324,9 | tot na 2015 |
De facturen Future Groundbased Air Defense Phase 1 (€ 12 miljoen) en Phase 2 (€ 13,6 miljoen) waren gepland voor betaling in december 2006. Echter, als gevolg van vertraging in de beproeving, zijn de betalingen doorgeschoven naar januari 2007.
Fennek (LVB)
Het project Fennek is een samenwerkingsverband tussen de Nederlandse en de Duitse Defensie, waarbij Nederland is aangemerkt als Lead Nation en met 410 voertuigen deelneemt aan dit project. Van 202 voertuigen is de hoofdtaak het verzamelen van gevechtsinlichtingen voor grondoperaties. Hiervan zijn 148 stuks Fennek Licht Verkennings- en Bewakingsvoertuig (LVB), 46 stuks specifiek toegerust ten behoeve van doelopsporing Voorwaartse Waarnemer (VWNR) en acht stuks voor de geleiding van grondgebonden vuursteun Tactical Control Party (TACP).
De overige 208 Fennek-voertuigen maken deel uit van de «Vervanging van Pantservoertuigen» (onder andere YPR). Dit zijn Fenneks in de uitvoeringen Medium Range Anti-tank (MRAT) en Algemene Dienst (AD).
Gedurende de looptijd van het contract zijn de behoeften meerdere malen aangepast. Ook zijn in 2006 modificaties uitgevoerd voor het aanbrengen van provisions for HF-radio als gevolg van gerelateerde projecten. In 2006 zijn 90 LVB, 40 MRAT, negen VWRN en vijftien AD-Fenneks geleverd.
In 2006 is € 22,8 miljoen meer betaald dan in de begroting 2006 werd geraamd, als gevolg van een versnelde levering van een aantal voertuigen.
Groot Pantserwielvoertuig/PWV
Nederland werkt met Duitsland samen aan de ontwikkeling van een groot pantserwielvoertuig (Boxer) als vervanging van de verouderde YPR/M577-voertuigen. Eind 2006 is de overeenkomst voor de verwerving van totaal 200 voertuigen getekend. Met dit nieuwe voertuig wordt voldaan aan de operationele eisen van voldoende transportvermogen, een goede bescherming en grote mobiliteit.
De ontwikkeling van het gemeenschappelijke basisvoertuig is in de afrondende fase gekomen; voor de nieuwe nationale versies moet de ontwikkeling nog worden voorgezet, onder andere voor de kwalificatie van het genievoertuig en de integratie van het Remote Controlled Weapon Station. Als gevolg van het besluit tussentijds alsnog een marktverkenning naar alternatieven uit te voeren, is het project Boxer tijdelijk vertraagd.
Infanteriegevechtsvoertuig (IGV)
Het project IGV voorziet in de verwerving van 184 nieuwe gevechtsvoertuigen als vervanging van de technisch en operationeel verouderde YPR 25mm voertuigen. Met de aanschaf wordt invulling gegeven aan de eisen van goede bescherming, grote mobiliteit en goede vuurkracht. Het hoofdcontract met betrekking tot de verwerving van de voertuigen is eind 2004 ondertekend, op basis waarvan de seriematige levering vanaf 2007 tot en met 2010 zou plaatsvinden. De goedkeuring en verificatie van het door de leverancier op te leveren kwalificatievoertuig is vertraagd. Dit betekent dat ook de start van de seriematige aflevering is vertraagd naar eind 2007. Op basis van het door de industrie voorgestelde leverschema zal de opgelopen achterstand nog in het jaar 2008 worden ingelopen. De contracten voor de verwerving van aanverwante producten zoals de rijsimulator en de aanschaf van de initiële munitie zijn ondertekend. Tevens is de verwervingsvoorbereiding van de integratie van CV-90 modulen in de tactische indoor simulator (TACTIS) in volle gang.
De gemeente Amersfoort vraagt om een archeologisch bodemonderzoek, alvorens er grondwerk wordt uitgevoerd ten behoeve van nieuwbouwactiviteiten. Vanwege dit onderzoek is het grondwerk uitgesteld, waardoor de geplande betaling van € 3 miljoen niet in 2006 is gerealiseerd. Verder bleek de BTW voor 2006 € 3 miljoen te hoog geraamd en bleek door het niet halen van een belangrijke mijlpaal, een bedrag van € 3 miljoen niet betaald te kunnen worden. Diverse kleinere oorzaken brachten een verdere vertraging in de betalingen met zich mee.
In verband met een trage en onjuiste facturering door de leverancier behoefde in 2006 minder te worden betaald.
Enkele grote facturen voor samen € 20 miljoen zullen pas in 2007 in plaats van in 2006 tot betaling komen.
Als gevolg van vertraagde leveringen en een te hoge raming van BTW voor 2006 werd in 2006 minder betaald dan geprognosticeerd.
Soldier Modernisation Program (SMP)
Als gevolg van vertraging bij de ontwikkeling van enkele onderdelen van het programma is in 2006 minder betaald dan begroot.
Grote materieelprojecten ten behoeve van het CLSK (bedragen x € 1 miljoen) | ||||||
Commando luchtstrijdkrachten | DMP-fase | Gerealiseerde uitgaven t/m 2005 | Verwachte uitgaven in 2006 | Gerealiseerde uitgaven in 2006 | Project Volume | Fasering |
Projecten in uitvoering | ||||||
F-16 Link-16 | Realisatie | 62,4 | 23,9 | 11,9 | 120,6 | – 2010 |
F-16 Verbetering lucht-grond bewapening (fase I) | Realisatie | 15,2 | 19,4 | 5,6 | 62,8 | – 2009 |
F-16 Luchtverkenningssysteem (LVS) | Realisatie | 7,1 | 22,0 | 3,2 | 41,1 | – 2009 |
3e en 4e Hercules C-130 transportvliegtuig | Realisatie (3e)/B/C/D-fase (4e) | 7,5 | 44,0 | 6,3 | 54,0 | 2005–2007 |
Voornamelijk als gevolg van het special billing arrangement is in 2006 minder betaald dan conform het betaalschema zou moeten worden betaald. Verder zijn enkele gerelateerde activiteiten vertraagd bij het CLSK, waardoor de betaling pas in 2007 tot realisatie komt.
F-16 Verbetering lucht-grondbewapening (fase 1)
Als gevolg van het special billing arrangement is voor de Foreign Military Sales aanzienlijk minder betaald dan de in de begroting 2006 opgenomen betaalschema’s aangaven.
F-16 Luchtverkenningssysteem (LVS)
Medio december 2005 is het hoofdcontract getekend. Daarin werd overeengekomen dat de eerste leveringen pas eind 2006 zouden plaatsvinden. In de begroting 2006 werd verwacht dat de leveringen al eerder in 2006 zouden starten.
3e en 4e Hercules C-130 transportvliegtuig
De realisatie is lager dan in de begroting 2006 werd verwacht, omdat de overeenkomst van de 3e en 4e C-130 pas eind 2005 heeft plaatsgevonden. Daardoor is een vertraging in het leverings- en betalingsschema opgetreden.
Vervanging F-16
Nederland neemt sinds 2002 als level 2 partner deel aan de System Development & Demonstration-fase (SDD-fase) van het Joint Strike Fighter-programma. Nederland heeft zich in het Memorandum of Understanding (MoU) voor de SDD-fase verplicht tot een financiële bijdrage van US$ 778,2 miljoen, waarvan US$ 50 miljoen mag worden besteed aan door Nederland geïnitieerde projecten. Na de ontwikkeling van de JSF volgen de productie-, de instandhoudings- en doorontwikkelingsfasen van het toestel. Voor de inrichting van deze fasen gedurende de gehele levensduur van het toestel hebben de partnerlanden een MoU over de Production, Sustainment and Follow-on Development (PSFD) opgesteld. Het MoU verplicht de partnerlanden mee te betalen aan non-recurring costs voor onder meer de inrichting van de productielijn. Met de ondertekening van de MoU door Nederland in november 2006 werd het begin van een nieuwe fase (de PSFD-fase) ingeluid. De MoU heeft een geldigheid van 45 jaar en heeft tot doel de operationele inzetbaarheid van het toestel gedurende de gehele levensduur op doeltreffende en doelmatige wijze te garanderen. Daarnaast bevat het afspraken over het management van het PSFD-programma en over de financiële, contractuele en industriële verplichtingen.
Uitbreiding Chinook-vloot
In de Oktoberbrief 2006 van de minister van Defensie aan de Tweede Kamer is het voornemen opgenomen zes nieuwe Chinook-helikopters – een uitbreiding van vier en de vervanging van de twee die in Afghanistan verloren zijn gegaan – te verwerven om onder andere tegemoet te komen aan de grote behoefte aan middelzware transporthelikopters in inzetgebieden. Bij ontvangst in het najaar 2006 van de offerte van Boeing en de deelleveranciers is gebleken dat de beoogde gelijktijdige standaardisatie van de Nederlandse Chinook-vloot en de beoogde verwerving van Special Forces-kits niet uit het projectbudget gefinancierd konden worden. Op grond hiervan is besloten de beoogde standaardisatie van de vloot uit te stellen en de benodigde SF-uitrusting voor vier toestellen aan te schaffen. De gewenste standaardisatie kan op verantwoorde wijze over enige jaren worden gecombineerd met het voorziene levensduurverlengend onderhoud (Mid Life Update) van de huidige vloot. De standaardisatie is gepland in de periode 2014–2018. Op 15 februari 2007 is het contract voor de nieuwe toestellen met de firma Boeing getekend. Levering van het eerste toestel wordt vanaf het 3e kwartaal 2009 voorzien.
Investeringen Koninklijke marechaussee
Dit betreft de investeringsprojecten – voor zover niet in infrastructuur en informatievoorziening – ten behoeve van het Commando Koninklijke marechaussee. Geen daarvan is groter dan € 25 miljoen.
Dit betreft de investeringsprojecten ten behoeve van enkele overige Defensieonderdelen, zoals het Commando Dienstencentra (CDC), de Bestuursstaf (BS) en de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD). Geen daarvan is groter dan € 25 miljoen.
Logistieke ondersteuning operationele commando’s
Binnen de Logistieke ondersteuning zeestrijdkrachten hebben de meeruitgaven onder andere betrekking op een overheveling van salarisuitgaven uit de Staf DMO als uitvloeisel van de reorganisatie (€ 95,9 miljoen). De optimalisatie van de voorraadniveaus (–/– € 7,8 miljoen), een vertraging in onderhoudsbetalingen (–/– € 10,0 miljoen) en de overheveling van de materiële exploitatie-uitgaven (–/– € 51,2 miljoen) naar Staf DMO leiden tot minder uitgaven.
De meeruitgaven bij de Logistieke ondersteuning landstrijdkrachten worden met name veroorzaakt door een overheveling van salarisuitgaven uit de Staf DMO (€ 57,7 miljoen) als uitvloeisel van de reorganisatie. Voorts is sprake van een overheveling van uitgaven vanuit de Logistieke ondersteuning luchtstrijdkrachten (€ 42,0 miljoen) en een overheveling van de brandstofuitgaven uit het CLAS (€ 10,6 miljoen). Voor de ISAF-operatie in Uruzgan was meer munitie nodig (€ 12,3 miljoen). De optimalisatie van de voorraadniveaus heeft geleid tot lagere uitgaven van € 11,0 miljoen en de uitgaven voor kleding en uitrusting zijn niet volledig gerealiseerd (–/– € 11,0 miljoen).
De minderuitgaven bij de Logistieke ondersteuning luchtstrijdkrachten worden met name veroorzaakt door een correctie van de ontvlechting van de materiële exploitatie-uitgaven naar de Staf DMO (–/– € 131 miljoen). Verder zijn gelden overgeheveld naar de Logistieke ondersteuning landstrijdkrachten (–/– € 42,0 miljoen). De aanpassing van de voorraadniveaus leidde tot een daling van € 11,3 miljoen. Voorts is een herschikking uitgevoerd naar aanleiding van de ontvlechting CLSK (–/– € 48,5 miljoen). Een overheveling van salarisuitgaven uit de Staf DMO als uitvloeisel van de reorganisatie leidt tot een positieve aanpassing (€ 42,6 miljoen). Voorts zijn er grotere uitgaven gedaan voor brandstoffen (€ 19,9 miljoen).
De per saldo meeruitgaven binnen de Staf Defensie Materieelorganisatie zijn enerzijds het gevolg van de overheveling van de materiële exploitatie-uitgaven uit de logistieke bedrijven (€ 236,0 miljoen) en anderzijds van de overheveling van de salarisuitgaven uit de Staf DMO naar de logistieke bedrijven (–/– € 196,2 miljoen). De mutaties zijn bijstellingen van de ontvlechtingen van de reorganisatie bij Defensie. Verder zijn er meeruitgaven in het kader van de afstotingskosten materieel (€ 38,0 miljoen), de centralisatie van de energie-uitgaven (€ 51,7 miljoen), hogere brandstofuitgaven (€ 51,0 miljoen), een verhoging van de personele exploitatie-uitgaven (€ 15,0 miljoen) en een bijstelling van de uitgaven voor infrastructurele voorzieningen (€ 18,5 miljoen). De overheveling van de IV-budgetten (-/€ 8,7 miljoen) en de gebruikersvergoeding DVD (–/– € 26,7 miljoen) naar het CDC zorgen voor een daling van de uitgaven.
Het verschil tussen de raming en de realisatie bedraagt € 5,7 miljoen. De hogere realisatie is voornamelijk het gevolg van de ontvangsten in het kader van de centralisatie van de energie-uitgaven, waardoor de in dat kader ontvangen bedragen bij de defensieonderdelen is overgeboekt naar DMO.
Beleidsmatige informatie (realisatie operationele doelstellingen)
De beleidsprioriteiten van de DMO dragen bij aan de realisatie van de operationele doelstellingen. In de beleidsprioriteiten is opgenomen dat DMO bijdraagt aan de doelstelling om een investeringspercentage van ten minste 20% te realiseren.
De doelstellingen voor 2006 waren:
Het afsluiten van dienstverleningsovereenkomsten op basis van producten- en dienstencatalogi voor het totale pakket van producten en diensten van de DMO. Dat zijn voornamelijk overeenkomsten met de operationele commando’s van Defensie.
Harmonisatie en vereenvoudiging beleidsregelgeving en -voorschriften.
De Directie Beleid van de DMO heeft zich gericht op het harmoniseren en vereenvoudigen van de defensiebrede materieellogistieke regelgeving. Daarbij is gestreefd naar zoveel mogelijk uniforme, direct toepasbare regelgeving, echter met behoud van de mogelijkheid tot het leveren van maatwerk als dat gewenst of doelmatig is. Als eerste tastbare product van de defensiebrede harmonisatie van toepasbaar materieelbeleid is in 2006 het omvattende Handboek Verwerving Defensie als SG-aanwijzing A/919) tot stand gekomen. Tevens is het defensiebrede Handboek Foreign Military Sales in 2006 opgesteld.
De uitvoering van fase 1 en fase 2 van het reorganisatietraject DMO is gerealiseerd.
In 2006 zijn geen CDV-trajecten doorlopen. In plaats daarvan zijn bij de DMO twee grote projecten publiekprivate samenwerkingstrajecten opgestart. Deze projecten zijn het Motorenonderhoud F-16 van het LCW en het Cobi Neutra-project van het Marinebedijf voor alle vormen van oppervlaktebehandeling.
De herschikkingen van de bedrijven onder de DMO zijn uitgevoerd. De DMO is hiermee een materieellogistieke organisatie waarin alle wapensysteemgerelateerde materieellogistieke ondersteuning is gebundeld en geïntegreerd.
Met het nieuwe besturingsmodel heeft de logistieke ondersteuning door de DMO aan de defensieonderdelen vorm gekregen middels de klant-leverancierrelatie. De tussen de DMO en de defensieonderdelen afgesloten dienstverleningsovereenkomsten vormden de leidraad voor de afspraken met betrekking tot bijvoorbeeld onderhoud en servicegraad. In de dienstverleningsovereenkomsten zijn de prestatiegegevens vastgelegd.
De dienstverleningsovereenkomsten zijn gebaseerd op de Producten- en dienstencatalogus DMO en onderscheiden zes hoofdproducten in de ondersteuning:
– Voorzien in;
– (Wapen)systeemmanagement;
– Bevoorrading en Assortimentsmanagement;
– Onderhoud en Modificaties;
– Afvoer en Afstoting en
– Overige diensten
Het «voorzien in», «(wapen)systeemmanagement» en « afvoer en afstoting» zijn hoofdproducten van in het bijzonder de Haagse afdelingen van de DMO. De feitelijke logistieke ondersteuning («bevoorrading», «onderhoud en modificatie») wordt uitgevoerd door de DMO-bedrijven, waarover in 2006 (maandelijks) is gerapporteerd door middel van de behaalde servicegraad.
De servicegraad is een algemeen geaccepteerde prestatie-indicator voor de mate waarin de voorraad binnen een voorraadpunt of binnen de totale keten wordt beheerst en is een goede graadmeter voor de basisbeschikbaarheid van reservedelen.
De gemiddelde servicegraad door het MB bedraagt over geheel 2006 ongeveer 84% tegen een norm van 80%.
Landelijk Bevoorradingsbedrijf (LBB)
De servicegraden van het LBB zijn over 2006 voldoende gebleken. Tegen een norm van 95% is een gemiddelde servicegraad gerealiseerd van ongeveer 95%. Uitzondering is het KPU-bedrijf waarbij begin 2006 een orderpick-systeem is ingevoerd, waardoor een achterstand is ontstaan in de verwerking van de bestelopdrachten. Medio 2006 is deze achterstand ingehaald; echter, als gevolg van extra verstrekkingen in het kader van de uitzendingen naar Uruzgan is de servicegraad opnieuw onder druk komen te staan. De gemiddelde servicegraad van het KPU-bedrijf bedroeg ongeveer 90%.
Logistiek Centrum Woensdrecht (LCW)
Het LCW realiseerde over 2006 een gemiddelde servicegraad van ongeveer 90% tegen een norm van 85%. Hierbij wordt voor elk wapensysteem afzonderlijk de servicegraad gevolgd en gerapporteerd. Met name voor de helikopters en Patriot zijn lagere servicegraden gerapporteerd als gevolg van het opstellen van nieuwe Materieel Autorisatie Staten (MAS) ten behoeve van uitzendingen (helikopters) en naleveringen voor onderhoud aan de lanceerstations van de Patriot. Er zijn diverse verbetermaatregelen genomen zoals het verhogen van de turnaroundvoorraden, het verbeteren van de transporttijden, het verbeteren van de in night delivery.
De activiteiten van de EODKLu zullen overgaan naar het nieuw te formeren krijgsmachtbrede Explosievenopruimingsdienst Defensie (EODD), die ondergebracht zal worden in de organisatie van het CLAS. Deze overgang is voorzien in oktober 2007. Tot aan dit moment draagt het LCW zorg voor het huisvaderschap van de EODKLu.
De DMO is binnen Defensie belast met de afstoting van overtollige roerende zaken. Onder afstoting wordt verstaan het verkopen, inruilen, schenken of vernietigen van materieel. In principe wordt dit materieel verkocht, pas daarna komt inruil, schenking of vernietiging aan de orde. Verkoop geschiedt via de Directie Domeinen Roerende Zaken van het ministerie van Financiën te Apeldoorn. Uitvoering van deze werkzaamheden vindt plaats binnen de DMO bij de Directie Projecten en Verwerving.
Met de verkoop van deze goederen zijn omvangrijke bedragen gemoeid. In de afgelopen 10 jaren is voor ongeveer € 2,5 miljard aan overtollig Defensiematerieel verkocht. Over de verkoopopbrengsten zijn met Financiën afspraken gemaakt. Deze houden in dat de opbrengsten over 2006 ten gunste komen van Defensie.
De hiermee gemoeide ontvangsten zijn verantwoord op het niet-beleidsartikel 90 Algemeen.
Beleidsartikel 26 Commando Dienstencentra (CDC)
Het CDC is ingericht naar negen bedrijfsgroepen op basis van de criteria functionaliteit, bedrijfstypologie, processen, omvang en beheersbaarheid, zodat synergievoordelen worden behaald. Het CDC is verder gegroeid naar een klantgerichte en kostenbewuste shared-service-organisatie. De bedrijfsvoering is gericht op het voor de klant inzichtelijk maken van zowel de prijs en de kwaliteit als de kwantiteit van de producten en diensten van het CDC.
Het CDC heeft in 2006 invulling gegeven aan het verbeteren van de klantgerichtheid door de diverse instrumenten van de klant-leverancierrelatie samen met de klant verder uit te werken, te verbeteren en te implementeren (Producten-Dienstencatalogi), dienstverleningsovereenkomsten, klantenoverlegfora, enzovoort. Het CDC ziet de verbetering van de klantgerichtheid als een continue proces, waardoor in 2006 ook wederom een verbeterslag is uitgevoerd voor diverse instrumenten van de klant-leverancierrelatie en zal worden doorgezet in 2007.
Het houden van vergelijkende onderzoeken naar integrale kostprijzen ten opzichte van de markt of vergelijkbare overheidsdiensten wordt bij het CDC ingevuld door het houden van benchmarks. Bij enkele bedrijfsgroepen (zoals BG-ICT en BG Catering) zijn in 2006 ook daadwerkelijk benchmarks uitgevoerd.
Budgettaire gevolgen van beleid
Onderstaande tabel bevat de geraamde en gerealiseerde budgettaire gevolgen van beleid voor 2006.
Budgettaire gevolgen van beleid beleidsartikel 26 Commando Dienstencentra
Bedragen x € 1 000 | Realisatie 2002 | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Realisatie 2006 | Begroting 2006 | Verschil |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen | 322 537 | 428 721 | 589 611 | 749 357 | 942 294 | 653 059 | 289 235 |
Uitgaven | |||||||
Programmauitgaven | |||||||
Bedrijfsgroep Informatievoorziening | 19 319 | 19 293 | 23 146 | 26 475 | 40 516 | 28 450 | 12 066 |
Bedrijfsgroep Vervoer | 69 085 | 47 576 | 51 963 | 65 269 | 71 290 | 54 489 | 16 801 |
Bedrijfsgroep Telematica | 8 423 | 7 856 | 9 302 | 18 079 | 8 329 | 20 856 | – 12 527 |
Bedrijfsgroep Gezondheidszorg | 58 494 | 62 696 | 59 146 | 59 909 | 62 690 | 61 307 | 1 383 |
Bedrijfsgroep Personeelszorg | 17 459 | 19 124 | 20 556 | 24 494 | 26 209 | 86 767 | – 60 558 |
Bedrijfsgroep Personeelsondersteuning | 18 972 | 14 124 | 12 710 | 29 291 | 60 941 | 55 999 | 4 942 |
Hogere Defensieopleidingen | 19 439 | 20 939 | 20 293 | 11 704 | 50 908 | 35 834 | 15 074 |
Attachés | 20 527 | 16 840 | 16 807 | 16 779 | 17 468 | 20 668 | – 3 200 |
Investeringen Infrastructuur | 236 072 | 165 557 | 154 957 | 182 445 | 250 040 | 174 420 | 75 620 |
Investeringen Informatievoorziening | 9 046 | 30 688 | 47 501 | 101 706 | 151 393 | 86 460 | 64 933 |
Exploitatie Informatievoorziening | 9 965 | 12 589 | 13 458 | 15 662 | 46 890 | 13 587 | 33 303 |
Totaal Programmauitgaven | 486 801 | 417 282 | 429 839 | 551 813 | 786 674 | 638 837 | 147 837 |
Apparaatsuitgaven | |||||||
Staf Commando Dienstencentra | 17 300 | 21 348 | 18 230 | 22 281 | 53 339 | 15 367 | 37 972 |
Bijdragen aan baten-lastendiensten | 0 | 0 | 5 319 | 3 583 | 4 880 | 2 044 | 2 836 |
Totaal Apparaatsuitgaven | 17 300 | 21 348 | 23 549 | 25 864 | 58 219 | 17 411 | 40 808 |
Totaal uitgaven | 504 101 | 438 630 | 453 388 | 577 677 | 844 893 | 656 248 | 188 645 |
Ontvangsten | |||||||
Totale ontvangsten | 24 203 | 29 763 | 31 229 | 31 379 | 43 766 | 27 696 | 16 070 |
De verhoging van het verplichtingenniveau hangt samen met de hogere opbrengsten verkopen en het ontvangen bedrag voor de vestiging van het Internationaal Strafhof op het terrein van de Alexanderkazerne, waardoor projecten versneld konden worden uitgevoerd, hetgeen leidt tot hogere verplichtingen. Voorbeelden zijn onder andere IV-projecten (zie de toelichting bij de uitgaven) en infrastructuurprojecten, zoals de herbelegging infrastructuur vliegbases Soesterberg en Gilze-Rijen (€ 42,9 miljoen).
Binnen de Bedrijfsgroep Informatievoorziening is het verschil tussen raming en realisatie terug te voeren tot het feit dat deze Bedrijfsgroep is uitgebreid met bedrijven op het gebied van archivering en bezoldiging.
Binnen de Bedrijfsgroep Vervoer zijn de meeruitgaven voornamelijk het gevolg van de grote vraag naar transport door de defensieonderdelen.
Binnen de Bedrijfsgroep Telematica zijn de minderuitgaven een gevolg van de vertraging in de administratieve aanpassingen door de overige defensieonderdelen voor personeel van de Joint Cis Group. Hierdoor komt verantwoording niet terecht bij dit artikelonderdeel, maar bij de overige defensieonderdelen (CZSK, CLAS en CLSK).
Binnen de bedrijfsgroep Personeelszorg wordt het grootste deel van het verschil veroorzaakt door het uitstel van de ontvlechting van internationale functies. Het betreffende personeel werd verantwoord op de salarisuitgaven van de verschillende defensieonderdelen.
Binnen de Hogere Defensieopleidingen zijn de hogere uitgaven een gevolg van de overname van facilitaire ondersteuning vanuit de defensieonderdelen.
De minderuitgaven op de attachés zijn het gevolg van een vertraging in de bemensing van een aantal posten, zodat de hiervoor geplande uitgaven niet zijn gerealiseerd.
De investeringen bij het CDC bestaan uit twee grote onderdelen: de centraal geraamde uitgaven voor defensiebrede infrastructuurprojecten en de defensiebrede IV-investeringen. De gerealiseerde uitgaven zijn hoger dan begroot doordat in 2006 een groter aantal projecten kon worden gerealiseerd dan in het investeringsplan was voorzien. De financiering daarvan was mogelijk door de hogere ontvangsten.
De hogere uitgaven in 2006 waren mogelijk door een deel van het beschikbaar gestelde bedrag voor het Internationaal Strafhof (€ 12,0 miljoen) en de ontvangsten in het kader van de opbrengst verkopen via de Dienst der Domeinen toe te voegen. In 2006 hebben de verplaatsingen als gevolg van de reorganisatie geleid tot een niet voorziene snellere uitvoering van infrastructuurprojecten. Het gaat dan onder andere om nieuwbouwprojecten op de Generaal-Majoor Kootkazerne (€ 16,8 miljoen), de Generaal Spoorkazerne (€ 9,1 miljoen) te Ermelo en de Ruyter van Steveninckkazerne te Oirschot (€ 6,0 miljoen).
De realisatie van de in de begroting 2006 opgenomen tabel wordt in onderstaand weergegeven.
Bedragen x € 1 miljoen | verwachte uitgaven in 2006 cfm OB 2006 | realisatie 2006 | verschil |
1 Nieuwbouw Schiphol | 36,0 | 2,9 | – 33,1 |
2 Herbelegging infrastructuur Vlb Soesterberg en Gilze-Rijen | 81,2 | 48,6 | – 32,6 |
3 Verplaatsing F-16’s/Volkel stafgebouw 311 sqn | 11,0 | 22,2 | 11,2 |
4 Voorziening infrastructuur CLSK | 18,0 | 12,0 | – 6,0 |
5 Joint Air Defence Centre (JADC) De Peel | 18,3 | 9,6 | – 8,7 |
6 Infrastructuur voorziening KMA | 11,4 | 1,3 | – 10,1 |
Voor Schiphol heeft een bezwaarprocedure gelopen zowel ten aanzien van de bouwvergunning als de milieuvergunning. Beide bezwaren zijn afgewezen. Het project heeft door de bezwaarprocedures een vertraging van een klein jaar opgelopen. De oplevering en overdracht van het complex is gepland op eind 2008.
Herbelegging infrastructuur Vliegbases Soesterberg en Gilze-Rijen
Het verschil tussen de begroting en de realisatie 2006 is te verklaren door een algehele vertraging in de voorbereiding van het project als gevolg van overschrijdingen van de deadlines voor het plan van eisen- en ontwerpfases.
Verplaatsing F-16’s/Volkel stafgebouw 311 squadron
Door de verplaatsing van F-16’s naar Volkel is nieuwbouw voor 311 en 313 Squadron noodzakelijk gebleken. De hogere uitgaven in 2006 zijn gevolg van een overloop van betalingen uit 2005.
Voorziening infrastructuur CLSK
Door de verlate oplevering van de Eurotoren en een vertraging bij de Verditoren is het budget niet gerealiseerd.
Joint Air Defence Centre (JADC) De Peel en Infrastructuur voorziening KMA
Het achterblijven van de realisatie is een gevolg van een gewijzigd betalingsschema.
De hogere uitgaven voor de investeringen in 2006 waren mogelijk door een deel van het ontvangen bedrag voor het Internationaal Strafhof (€ 16,0 miljoen) en de hogere opbrengsten van de verkopen door de Dienst der Domeinen.
Bedragen x € 1 miljoen | verwachte uitgaven in 2006 cfm OB 2006 | realisatie 2006 | verschil |
1 MULAN | 8,3 | 22,9 | 14,6 |
2 Implementatie DIV-online | 8,6 | 10,5 | 1,9 |
3 SPEER | 43,4 | 37,2 | – 6,2 |
4 Legacy ERP | 16,0 | 4,8 | – 11,2 |
5 P&O2000+ | 4,8 | 7,5 | 2,7 |
6 Herinrichting personele functiegebied | 13,6 | 7,5 | – 6,1 |
Het project MULAN had aanvankelijk een doorlooptijd van ongeveer 3 jaar en een budget van € 30,4 miljoen. Voor het jaar 2006 was € 8,3 miljoen begroot.
Medio 2005 is het bereik van MULAN aanzienlijk vergroot. Er is besloten een aantal kleinere projecten onder de noemer en integrale aanpak van MULAN te brengen. Budgettair betekende dit dat het budget van € 30,4 miljoen verhoogd werd naar € 74,3 miljoen, waarvan in 2006 € 22,9 miljoen is betaald.
Besloten is het project DIV-Online te stoppen en pas in 2009 weer te continueren. De vrijkomende tijd wordt gebruikt om een blauwdruk (high level design) te maken voor een verantwoorde doorstart. (Interim)maatregelen worden onderzocht om de risico’s te beperken voor de vitale processen met betrekking tot uitzendingen, inlichtingen en besluitvorming.
Door de keuze van een standaard ERP-pakket (SAP) worden het materieellogistieke en financiële functiegebied defensiebreed gestandaardiseerd. De eerste van in totaal vier fasen van het project is positief verlopen. De aandacht was vooral gericht op de zogenoemde bouwstenen van de bevoorrading en het onderhoud bij de operationele commando’s (ook in operatiegebieden) en op de modernisering van de financiële administratie. Daarnaast zijn migratiepartners gecontracteerd. In 2006 bleek dat de invoering van ERP grote gevolgen heeft voor de bedrijfsvoering. Het ERP-programma is daarom aan een herijking onderworpen. Dit heeft geleid tot een herschikking van de overige drie fasen. In de komende jaren komt de nadruk meer te liggen op de bevoorradingsketen. Hierdoor wordt de invoering van ERP in de onderhoudsketen uitgesteld. De aanpassing van het invoeringsschema van ERP en bijbehorende budgetbijstelling bleken eveneens noodzakelijk. Het programma wordt getemporiseerd en de uitgaven lopen in de periode tot 2013 op van € 188 naar € 241 miljoen. Ook de beoogde doelmatigheidsbesparing moet worden getemporiseerd, waarbij de uiteindelijk te behalen besparing ongewijzigd blijft.
Project Aanpassingen Legacy Speer (PALS) heeft in 2006 intensief bijgedragen aan de ontwerpactiviteiten binnen het ERP-programma voor wat betreft de aansluiting van SAP op de bestaande financiële- en materieellogistieke (legacy)systemen. De uitgaven van dit project hangen nauw samen met de projectplanning van het ERP-programma. Door de herijking van het ERP-programma maar ook door een geringere dan geraamde behoefte aan aanpassingen in de bestaande systemen is een deel van het budget niet gerealiseerd.
Het project P&O 2000+ maakte gedurende 2006 deel uit van het plan om de personele processen defensiebreed op één leest te schoeien en gestandaardiseerd te ondersteunen met informatievoorziening. Daarbij werden twee fasen onderscheiden. In de afgeronde fase 1 stond de basisadministratie van het personele domein centraal. Fase 2 betreft de herinrichting van het personele functiegebied. Na de afronding van fase 1 bleek de opzet van de noodzakelijke beheeractiviteiten die belegd waren bij de Interim Beheer Organisatie (IBO) meer financiële middelen te vergen. Inmiddels zijn de resterende activiteiten belegd in de lijnorganisatie.
Herinrichting personele functiegebied
Het programma is in 2006 vertraagd door problemen met het contracteren van een implementatiepartner. De oprichting van het Dienstencentrum Human Resources liep vertraging op. Gevolg is dat in 2006 ongeveer € 6 miljoen minder is besteed dan gepland.
De meeruitgaven voor de IV-exploitatie zijn een gevolg van de overname van het beheer van systemen vanuit de defensieonderdelen in verband met het besluit tot centralisatie van deze budgetten.
Door het in beheer nemen van de catering op nieuwe locaties was de bijdrage aan de baten-lastendiensten hoger dan gepland.
Met ingang van 2006 is de financiering van de posten klein en groot onderhoud infrastructuur in de vorm van gebruiksvergoedingen ondergebracht bij de Bedrijfsgroep Dienst Vastgoed Defensie (DVD). Lopende verplichtingen bij de defensieonderdelen zijn door de DVD overgenomen, waarvoor een vergoeding van € 21,5 miljoen is betaald. Daarnaast is door de bedrijfsgroepen de gebruiksvergoeding over het jaar 2006 van € 5,4 miljoen aan de DVD betaald, waarvoor het budget bij de Staf CDC in de begroting was opgenomen. Ten slotte is ook het project Publiekprivate Samenwerking (PPS) op de begroting van de Staf CDC verantwoord (€ 2,9 miljoen).
Het verschil tussen de raming en de realisatie van de ontvangsten is € 16,1 miljoen. De meerontvangsten zijn onder meer het gevolg van de afrekening van de BG Vastgoed (DVD) voor het honorarium van 2005 (€ 9,0 miljoen). Het resterende verschil (€ 7,1 miljoen) wordt verklaard door diverse kleine ontvangsten van uiteenlopende aard.
Interne sturing vindt binnen CDC plaats op basis van een viertal resultaatgebieden, te weten:
• klanten;
• financiële eindresultaten;
• operationele eindresultaten;
• medewerkers.
Tijdens de totstandkoming van de begroting 2006 was nog niet bekend welke verantwoordingsinformatie relevant was voor de interne sturing voor wat betreft het CDC. In de begroting 2006 zijn als voorbeeld twee Bedrijfsgroepen van binnen het CDC genormeerde prestatie-indicatoren (PI) per resultaatgebied opgenomen waarover intern CDC gerapporteerd wordt.
Om conform de begroting 2006 te verantwoorden zijn hieronder de gerealiseerde waarden per prestatie-indicator opgenomen.
Prestatie-indicator | Bedrijfsgroep Transport | Bedrijfsgroep Gezondheidszorg | |
---|---|---|---|
Resultaatgebied Klanten | Begroting 2006 | Begroting 2006 | |
KSF1: Nakomen afspraken | Productie operationele koppelvlakken | Aantal uitgevoerde verplaatsingen x 100%Aantal geplande verplaatsingenNorm = 100%Deze PI is vervangen door o.a. de PITotaal tijdig gerealiseerde mijlpalen verplaatsing regeling cumulatief x 100%Totale mijlpalen verplaatsingsregeling.Norm >95%Realisatie 2006:96% | Aantal gerealiseerde cursistendagen x 100%Aantal aangevraagde cursistendagenNorm = 90%Deze PI is vervangen door de PIGerealiseerde orders in rapportageperiode t.b.v. operationele koppelvlakken 100%.Voor die periode geplande/gevraagde orders t.b.v. operationele koppelvlakkenDeze PI is gesplitst in verschillende delen:Opleiding, geneeskundige logistiek, bloedproducten, medisch specialistische zorg en revalidatie. De norm is 100%Realisatie 2006:Opleidingen 100%Geneeskundige logistiek 100%Bloedproducten 100% |
KSF: Klantwaardering | Formele klachten | Aantal formele klachten x 100%:aantal uitgevoerde orders.Norm = < 0,1 %Realisatie 2006:0,11% | Aantal formele klachten x 100%: aantal uitgevoerde orders.Norm = < 0,1 %Deze PI is vervangen door aantal klachtenRealisatie 2006:Aantal klachten is 86 |
Resultaatgebied Financiële eindresultaten | |||
KSF: Kostenontwikkeling | Kostprijsontwikkeling | Zal gevuld kunnen worden vanaf 2007. In 2006 wordt gestart met het transparant maken van de opbouw van de kostprijs via een eenvoudig kostprijsmodel, waarbij naast de kosten per product, de verhouding directe/indirecte kosten en de verhouding constante/variabele kosten inzichtelijk zullen worden gemaakt. | Zal gevuld kunnen worden vanaf 2007. In 2006 wordt gestart met het transparant maken van de opbouw van de kostprijs via een eenvoudig kostprijsmodel, waarbij naast de kosten per product, de verhouding directe/indirecte kosten en de verhouding constante/variabele kosten inzichtelijk zullen worden gemaakt. |
KSF: Financieel bedrijfsresultaat | Bedrijfsresultaat | Bedrijfsresultaat (baten minus lasten = 0).Norm = 0.Resultaat – € 210 000. | Bedrijfsresultaat (baten minus lasten = 0) Norm =0 Volgt in 2007. |
Resultaatgebied Operationele eindresultaten | |||
KSF: Productiviteit | Bezettingsgraad investeringen | Werkelijke bezetting voertuigen (uren) x 100%: normale capaciteit voertuigen (uren)Norm > 70%Realisatie 2006:57% | Volgt in 2007. |
KSF: (Verbeter-ontwikkeling) | Realisatie verbeterplan CDC | Aantal gerealiseerde verbeterpunten x 100% : totaal aantal verbeterpunten.Norm = 90 %Realisatie 2006:85% | Aantal gerealiseerde verbeterpunten x 100% : totaal aantal verbeterpuntenNorm = 90 %Realisatie 2006:72% |
Resultaatgebied medewerkers | |||
Kwantitatieve2 en kwalitatieve vulling | Vullingsgraad | Aantal gevulde functies (vte) x 100% : organisatieomvang volgens migratieplanNorm = > 90%Realisatie 2006:Gegevens over december 200695% | Aantal gevulde functies (vte) x 100% : organisatieomvang volgens migratieplanNorm = > 95%Realisatie 2006:Gegevens over december 200684% |
Medewerkertevredenheid | Medewerkertevredenheidonderzoek. | Tevredenheid medewerker (rapportcijfer).Norm = > 6 (op schaal 1 t/m 10).Realisatie 2006:Is in 2006 niet gemeten. | Tevredenheid medewerker (rapportcijfer).Norm = > 6 (op schaal 1 t/m 10).Realisatie 2006:Is in 2006 niet gemeten. |
1 KSF = Kritische succesfactor.
2 Vooralsnog is alleen de kwantitatieve vulling aangegeven.
Niet-beleidsartikel 70 Geheime uitgaven
Overeenkomstig artikel 6 van de Comptabiliteitswet 2001 en de regeling Rijksbegrotingsvoorschriften, is dit artikel bij het ministerie van Defensie aangewezen als het artikel waarop de geheime uitgaven worden verantwoord.
Budgettaire gevolgen niet-beleidsartikel 70 Geheime uitgaven
Bedragen x € 1 000 | Realisatie 2002 | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Realisatie 2006 | Begroting 2006 | Verschil |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Uitgaven en verplichtingen | 910 | 2 017 | 925 | 1 760 | 2 736 | 1 760 | 976 |
Geheime uitgaven | 910 | 2 017 | 925 | 1 760 | 2 736 | 1 760 | 976 |
Totaal uitgaven | 910 | 2 017 | 925 | 1 760 | 2 736 | 1 760 | 976 |
De geheime uitgaven worden jaarlijks door de president van de Algemene Rekenkamer gecontroleerd. De beschikbare financiële middelen zijn opgenomen in de bovenstaande tabel.
Niet-beleidsartikel 80 Nominaal en onvoorzien
In dit begrotingsartikel worden de door het ministerie van Financiën toegekende bedragen voor de loonbijstelling, de incidentele looncomponent en de prijsbijstelling, als nieuwe mutaties opgenomen. Vervolgens worden deze bedragen over de begrotingsartikelen verdeeld.
Budgettaire gevolgen niet-beleidsartikel 80 Nominaal en onvoorzien
Bedragen x € 1 000 | Realisatie 2002 | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Realisatie 2006 | Begroting 2006 | Verschil |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Uitgaven en verplichtingen | 0 | – 24 423 | 24 423 | ||||
Loonbijstelling | 0 | 133 937 | – 133 937 | ||||
Prijsbijstelling | 0 | – 158 360 | 158 360 | ||||
Onvoorzien | 0 | 0 | 0 | ||||
Totaal uitgaven | 0 | – 24 423 | 24 423 |
Op dit artikelonderdeel worden de uitgekeerde bedragen voor de loonbijstelling gestald. Bij het aangaan van een CAO of de gevolgen van technische maatregelen, zoals de beëindiging van de interim-uitkering e.d., vindt uitdeling aan de in aanmerking komende begrotingsartikelen plaats. Het in 2006 afgesloten arbeidsvoorwaardenakkoord ziet onder andere toe op een overgangsregime voor de verhoging van het leeftijdsontslag. Als gevolg hiervan is een meerjarige herschikking van de budgetten nodig gebleken. Met deze intertemporele schuif worden de overschotten in de periode tot 2017 ingezet om de tekorten vanaf 2017 te compenseren. Voor 2006 is hiermee een bedrag gemoeid van € 133,9 miljoen. Hiernaast is een bedrag van € 21,8 miljoen overgeboekt naar artikel 20 Uitvoeren Crisisbeheersingsoperaties in verband met de (bij dat artikel toegelichte) aanpassing van de Voorziening bij Vredes- en Humanitaire Operaties (VVHO)-toelage. Het ultimo 2006 resterende bedrag is conform de regels van de eindejaarsmarge meegenomen naar 2007.
De belangrijkste wijzigingen op dit artikelonderdeel hebben betrekking op de met de Voorjaarsnota toegekende prijsbijstelling 2006 van € 59,1 miljoen, de doorwerking van de eindejaarsmarge als gevolg van de door Defensie gerealiseerde bedragen in het jaar 2005, de herschikkingen tussen de defensieonderdelen (voornamelijk als gevolg van correcties van de in 2005 en 2006 uitgevoerde reorganisaties) voor een bedrag van per saldo –/– € 61,3 miljoen en een overboeking van € 28,9 miljoen naar de Bestuursstaf in verband met de uitgaven voor de huisvesting van de Haagse regio. In het verloop van de begrotingsuitvoering 2006 zijn de herschikkingen en de uitdeling van de prijsbijstelling 2006 naar de defensieonderdelen verwerkt. Daarnaast is de verwachting van het verloop van de begrotingsuitvoering 2006 verwerkt. De herschikkingen hebben geleid tot het terugdringen van het negatieve saldo op dit artikelonderdeel. Het ultimo 2006 resterende bedrag is conform de regels van de eindejaarsmarge meegenomen naar 2007.
Met de Voorjaarsnota 2006 is een bedrag van € 50,5 miljoen op dit artikelonderdeel geboekt. Deze mutatie heeft vooral betrekking op de voorziening van € 30 miljoen voor de vervanging van twee in Afghanistan gecrashte Chinook-helikopters. In de loop van 2006 is dit bedrag via dit artikelonderdeel overgeboekt naar de DMO (Investeringen luchtstrijdkrachten). Daarnaast is in het kader van Civiel Militaire Samenwerking een voorziening opgenomen van € 23,4 miljoen voor 2006. Dit bedrag is met de begrotingsuitvoering 2006 niet verdeeld over de defensieonderdelen; dit zal in 2007 plaatsvinden. Tevens is op dit artikelonderdeel een tweetal mutaties verwerkt die betrekking hebben op de uitbreiding van het Commando Koninklijke marechaussee in verband met de autonome groei van het luchtverkeer (+ € 1 miljoen) en de verwerking van een efficiencytaakstelling die betrekking heeft op de huisvesting van Zelfstandige Bestuursorganen en baten-lastendiensten (-€ 3,9 miljoen). Het ultimo 2006 resterende bedrag is conform de regels van de eindejaarsmarge meegenomen naar 2007.
Niet-beleidsartikel 90 Algemeen
In dit artikel worden de apparaatsuitgaven geraamd voor de Bestuursstaf en de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD). Daarnaast worden de programmauitgaven geraamd van niet nader toe te delen departementsbrede uitgaven, die worden beheerd door de Bestuursstaf
.Budgettaire gevolgen niet-beleidsartikel 90 Algemeen
Bedragen x € 1 000 | Realisatie 2002 | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Realisatie 2006 | Begroting 2006 | Verschil |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen | 1 574 155 | 1 238 943 | 1 502 278 | 1 566 307 | 1 710 147 | 1 646 621 | 63 526 |
Apparaatsuitgaven | |||||||
Bestuursstaf | 102 566 | 96 590 | 94 172 | 123 215 | 153 784 | 126 377 | 27 407 |
Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst | 52 437 | 50 372 | 48 647 | 52 586 | 54 794 | 57 385 | – 2 591 |
Bijdragen aan baten-lastendiensten | 0 | 0 | 183 | 3 980 | 4 970 | 205 | 4 765 |
Totaal Apparaatsuitgaven | 155 003 | 146 962 | 143 002 | 179 781 | 213 548 | 183 967 | 29 581 |
Programmauitgaven | |||||||
Pensioenen en uitkeringen* | 939 399 | 948 748 | 1 007 000 | 1 040 723 | 1 059 140 | 1 048 534 | 10 606 |
Wachtgelden, inactiviteitswedden en SBK-gelden | 84 136 | 83 235 | 133 806 | 120 877 | 130 976 | 131 341 | – 365 |
Ziektekostenvoorziening | 29 467 | 29 967 | 32 719 | 35 121 | 13 667 | 35 108 | – 21 441 |
Milieu-uitgaven | 3 250 | 6 272 | 6 123 | 5 457 | 8 034 | 23 153 | – 15 119 |
Subsidies en bijdragen | 22 486 | 14 059 | 20 041 | 18 144 | 18 165 | 17 945 | 220 |
Bijdragen aan de Navo | 77 921 | 77 256 | 71 750 | 78 882 | 66 864 | 95 154 | – 28 290 |
Internationale samenwerking | 1 561 | 1 320 | 1 341 | 2 776 | 1 987 | 2 141 | – 154 |
Wetenschappelijk onderzoek | 66 512 | 60 969 | 63 407 | 62 133 | 78 159 | 63 375 | 14 784 |
Overige uitgaven | 36 817 | 36 492 | 36 649 | 36 572 | 34 935 | 49 271 | – 14 336 |
Totaal Programmauitgaven* | 1 261 549 | 1 258 318 | 1 372 836 | 1 400 685 | 1 411 927 | 1 466 022 | – 54 095 |
Totaal uitgaven | 1 416 552 | 1 405 280 | 1 515 838 | 1 580 466 | 1 625 475 | 1 649 989 | – 24 514 |
Ontvangsten | |||||||
Totaal ontvangsten | 16 604 | 19 624 | 129 851 | 232 661 | 289 539 | 190 847 | 98 692 |
* waarvan niet relevant | 0 | 0 | 59 130 | 24 090 | 39 765 | – 15 675 |
De hogere verplichtingenstand wordt voornamelijk veroorzaakt door het aangaan van verplichtingen voor het renovatieproject Plein-Kalvermarktcomplex (PKC) en voor aangegane verplichtingen voor de baten-lastendiensten Paresto en DTO.
Het verschil tussen raming en realisatie bij de Bestuurstaf is onder meer een gevolg van de budgetoverheveling van het project SPEER vanuit CDC (€ 15,4 miljoen) en een budgetoverheveling voor de huisvesting van de Haagse regio (per saldo € 15,1 miljoen). Bij de MIVD is sprake van lagere uitgaven voor salarissen van het militaire personeel.
Het verschil op het gebied van Bijdragen aan baten-lastendiensten wordt verklaard door meeruitgaven als gevolg van een bijstelling van de dienstverleningsovereenkomst met Paresto.
De per saldo hogere uitgaven binnen de Pensioenen en uitkeringen worden met name verklaard door de uitdeling van de loonbijstelling 2006 (€ 44,9 miljoen), een intertemporele compensatie (–/– € 8,2 miljoen), een terugboeking naar het ministerie van Financiën in verband met het niet realiseren van het niet-relevante deel van de pensioenen (–/– € 16,8 miljoen) en een correctie naar het niet-beleidsartikel 80 Nominaal en onvoorzien (–/– € 8,1 miljoen).
De lagere realisatie bij Ziektekostenvoorziening is voornamelijk een gevolg van een lager aantal claims voor 2006 en het afschaffen van de claimbelasting 2005 (–/– € 10,9 miljoen).
De lagere milieu-uitgaven zijn hoofdzakelijk het gevolg van vertragingen in de projecten bij de Cannerberg en het windturbinepark Coevorden (–/– € 16,9 miljoen).
Door vertraging in de uitvoering van NAVO-projecten zijn de uitgaven lager dan gepland, wat ook gevolgen heeft gehad voor de NAVO-bijdragen in de ontvangstenbegroting (–/– € 19,9 miljoen). Daarnaast trad er een vertraging op in het autoriseren van andere NAVO-projecten (–/– € 11,7 miljoen).
Het verschil op wetenschappelijk onderzoek wordt grotendeels verklaard door de overheveling van de WOO-budgetten naar de Bestuursstaf (€ 13,8 miljoen).
De minderuitgaven op de overige uitgaven wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door de overheveling van de exploitatiebudgetten tussen programma- en apparaatsuitgaven (–/– € 12,6 miljoen) en de overheveling van de afdeling claims naar het CDC (-/€ 3,8 miljoen).
Het verschil tussen de raming en de realisatie van de ontvangsten is –/– € 21,2 miljoen, excl. de opbrengsten van verkoop via de Dienst der Domeinen. Dit verschil is hoofdzakelijk veroorzaakt door lagere ontvangsten uit NAVO-projecten door vertragingen in de autorisatie.
In de ontwerpbegroting van 2006 was voor de opbrengst verkopen van roerende en onroerende zaken een bedrag van € 157,5 miljoen opgenomen. Mede door de overloop van ontvangsten uit 2005 (€ 35,5 miljoen) zijn de ontvangsten hoger uitgevallen dan geraamd. Het betreft de versnelde betaling door Roemenië voor de levering van de HAWK PIP-III-systemen (€ 16,5 miljoen), betaling van de eerste twee termijnen van de verkoop van de twee M-fregatten aan België (€ 46 miljoen) en de tweede termijnbetaling van Duitsland voor de verkoop van de Orions. Hiertegenover staat een minderontvangst in 2006 van de betalingen van Griekenland voor de geleverde S-fregatten (€ 26 miljoen) en vertraging in de afdoening van enkele infra-projecten. Het totaal van de opbrengst verkopen 2006 is uiteindelijk uitgekomen op € 277,1 miljoen.
Overzicht afgeronde onderzoeken
Onderzoek onderwerp | AD of OD | Start | Afgerond | Vindplaats | |
Overig evaluatie-onderzoek (ex ante) | Anti- en contraterrorismebeleid | X 90 OD | Januari 2006 | Juni 2006 | TK 27 925 X nr. 215 |
Overig evaluatie-onderzoek (ex ante) | Studie Luchttransport | X 90 OD | April 2005 | Mei 2006 | S200614139 dd. 27 april 2006 |
De bedrijfsvoeringsparagraaf doet een uitspraak over de beheersing van de departementale bedrijfsvoering en gaat in op de afwijkingen in de bedrijfsvoering ten opzichte van de begroting, de resultaten van het Minimumprogramma Bedrijfsvoering 2006 en de totstandkoming van de niet-financiële informatie. In de paragraaf over de rechtmatigheid worden eventuele overschrijdingen van toleranties voor fouten en onzekerheden in de rechtmatigheid van de uitgaven, verplichtingen en ontvangsten toegelicht.
De mededeling over de bedrijfsvoering komt tot stand op basis van de informatie uit het departementaal management control systeem inclusief de mededelingen over de bedrijfsvoering van de commandanten van de defensieonderdelen. In deze mededelingen zijn minimaal appreciaties opgenomen over de kwaliteit van het financieel- en materieelbeheer binnen het eigen defensieonderdeel. Het departementale management control systeem omvat ondermeer de defensiebrede risicoanalyse, de defensiebrede audits en- evaluaties en de maandrapportage.
Het departementale jaarverslag is verantwoord in overeenstemming met de begrotingswetten en met de Europese regelgeving, Nederlandse wetten, algemene maatregelen van bestuur en in ministeriële regelingen opgenomen bepalingen. In 2006 waren bij Defensie geen overschrijdingen inzake de rechtmatigheid van uitgaven, verplichtingen en ontvangsten, zowel defensiebreed als voor de artikelen.
Totstandkoming niet-financiële beleidsinformatie
De begroting van Defensie wijkt op uitdrukkelijk verzoek van de Tweede Kamer af van andere departementale begrotingen. De defensiebegroting is niet ingericht naar beleidsthema’s maar naar defensieonderdelen. De koppeling tussen geld en doelstellingen is hierdoor lastig te maken, immers de doelstellingen van Defensie betreffen alle defensieonderdelen en zijn daarmee artikeloverstijgend. De bestuurlijke informatievoorziening richt zich enerzijds op de artikeloverstijgende doelbereiking en anderzijds op de nader geoperationaliseerde doelstellingen per artikel. Voor de niet-financiële informatie in het jaarverslag is gebruikgemaakt van de interne beschikbare managementinformatie zoals de maandrapportage en de resultaten van beleids- en bedrijfsvoeringsonderzoeken. De totstandkoming van het Jaarverslag 2006, inclusief de niet-financiële informatie, was een beheerst proces, ook al zijn bij een aantal artikelen nog verbeteringen in de totstandkoming van de niet-financiële informatie mogelijk.
De belangrijkste risico’s in het beheer zijn met het Minimumprogramma 2006 afgedekt. Door de focus te leggen op de belangrijkste en meest urgente risico’s in het beheer hebben andere aspecten van het beheer minder aandacht gekregen. Het is een bewuste keuze van het management om de verbeteringen in de bedrijfsvoering te bereiken met kleine stapjes voorwaarts. Het jaar 2006 was tevens de opmaat naar een meerjarig verbetertraject bedrijfsvoering dat de periode 2007–2011 beslaat. Dit «Kwaliteitsplan Bedrijfsvoering Defensie 2007–2011» gaat verder dan alleen de geconstateerde tekortkomingen waarvan de oplossing zich uitstrekt over verschillende jaren. Ook de periodieke beoordeling van alle onderdelen/aspecten van de bedrijfsvoering wordt in het kwaliteitsplan opgenomen. Hiermee wordt de structurele verbetering van de bedrijfsvoering geborgd. Evenals in 2005 heeft de ADD ook in 2006 kunnen steunen op de OIB’s van de defensieonderdelen.
Het jaar 2006 was een druk jaar voor Defensie. De operatie in Afghanistan heeft veel capaciteit gevergd. Daarnaast heeft de grootscheepse reorganisatie die moest leiden tot «Nieuw Evenwicht» veel aandacht gevraagd. Daarom heeft het ambitieniveau van Defensie zich gericht op het behalen van het minimumprogramma 2006. De overall bedrijfsvoering bij Defensie is licht verbeterd. Met het Minimumprogramma Bedrijfsvoering heeft Defensie gekozen voor een meerjarig verbetertraject bestaande uit een aantal kleinere stapjes. Grote verbeteringen in het beheer zijn bij Defensie, eenvoudig door de enorme omvang van de organisatie, niet mogelijk, zeker niet zolang de bestaande legacy-systemen, die een deel van de administratieve voorraadverschillen veroorzaken, nog in gebruik zijn. Vervanging van deze systemen is gezien de geplande invoering van SAP echter niet doelmatig.
Het financieel beheer bij Defensie kent, evenals vorig jaar, wederom een licht stijgende lijn maar blijft aandacht vragen van het management. De administratieve discipline en met name de dossiervorming is een punt van constante aandacht. Dit probleem is inmiddels via de commandanten nadrukkelijk in de lijn belegd. De door commandanten aangegeven tekorten in kwalitatieve en kwantitatieve vulling zijn debet aan dit probleem. Ook de beperkte verificatie en naleven van de Europese aanbestedingsregels leveren nog onvolkomenheden op. Bijvoorbeeld het dossier Eurotoren, waarvan de lessons learned zullen worden gebruikt voor het verbeteren van de naleving van de Europese aanbestedingsregels. De aandachts- en verbeterpunten binnen het financieel beheer zijn alle met maatregelen belegd en in verbeterplannen opgenomen. Deze maatregelen zijn ook in uitvoering, in een aantal gevallen is het nog te vroeg om de positieve werking ervan al te kunnen vaststellen.
Over de gehele lijn is het niveau van het beheer in 2006 gehandhaafd. De doelstellingen uit het Minimumprogramma, gericht op de grootste risico’s, zijn gerealiseerd. Er zijn geen ernstige knelpunten meer.
Ondanks deze lichte verbetering baart het materieelbeheer nog zorgen. Het materieelbeheer binnen Defensie is een complexe en weerbarstige materie. In 2007 zijn dan ook nog verdere verbeteringen noodzakelijk. Met name het munitiebeheer vormt hier nog een knelpunt.
Hieronder zijn onderdelen van de bedrijfsvoering toegelicht die in 2006 extra aandacht vroegen.
Onderwerpen uit het Minimumprogramma Bedrijfsvoering
Magazijnvoorraadadministraties
De magazijnvoorraadadministraties bij het Logistiek Centrum Koninklijke Luchtmacht (LCKLu, tegenwoordig LCW) en het Landelijk Bevoorradingsbedrijf/Kleding en Persoonsgebonden Uitrustingsbedrijf (LBB/KPU) vertonen verschillen als gevolg van verouderde en vervuilde batchverwerkende systemen die zijn gekoppeld aan moderne realtimesystemen. Dit geeft bestandsverschillen. Er worden al jaren maatregelen getroffen om bovenstaande problematiek zodanig beheersbaar te maken dat er sprake is van een tijdelijk acceptabele situatie (tot invoering van SAP). Grote voorraden zijn inmiddels ondergebracht bij de DMO. Eenheden met knelpunten (ondermeer KPU en AGB) worden aangestuurd door een speciale daartoe ingestelde stuurgroep. De DMO heeft gezien de complexiteit van de problematiek een meerjarenplan voor de realisatie van de verbeterpunten opgesteld. De realisatie wordt voorzien in 2008.
Het wapenbeheer is in 2006 verder verbeterd. De onvolkomenheden zijn opgelost en daarmee is het wapenbeheer op voldoende niveau gekomen. Dat neemt niet weg dat incidenten niet zijn uit te sluiten. In 2007 zal de verbetering van het wapenbeheer dan ook gericht zijn op het beperken van het risico op incidenten.
Het munitiebeheer heeft in 2006 onverminderd aandacht gehad op het hoogste managementniveau. Er zijn vele factoren van invloed geweest op het munitiebeheer. Bijvoorbeeld de zeer omvangrijke munitiestromen richting Uruzgan die de materieellogistieke processen onder druk zetten en groot beslag leggen op de personele capaciteit. De risico’s die hierbij worden gelopen, zijn onderkend en met maatregelen belegd. Ook de controles op het munitiebeheer zijn geïntensiveerd. Na controles moeten nog steeds geconstateerde bijzonderheden worden verholpen. Met name het beheer van klein kaliber munitie bij de KMar en bij crisisbeheersingsoperaties moet nog verder worden verbeterd.
Centraal Betaalkantoor Defensie
De bedrijfsvoering bij het CBD is over 2006 voldoende maar moet op onderdelen nog worden verbeterd. Het CBD heeft diverse maatregelen genomen om een betere beheersbaarheid van het betaalproces te bewerkstelligen. Hierdoor is het ambitieniveau om 90% van de facturen binnen de wettelijke termijn te betalen, in de laatste 2 maanden van 2006 gerealiseerd. Ultimo 2006 zijn maatregelen genomen om het beheer van de betaaldossiers verder te verbeteren.
Overige aspecten van de bedrijfsvoering
Personele exploitatie uitgeput, ondervulling bij alle defensieonderdelen
Het budget personele exploitatie is over 2006 nagenoeg geheel uitgeput terwijl er bij alle defensieonderdelen sprake is van ondervulling. Voor een deel is dit te verklaren doordat de personele exploitatie is belast door personeel op niet-organieke arbeidsplaatsen zoals opleidingsfuncties en internationale functies. Daarnaast is extra inhuur ingeschakeld ter compensatie van vacatures.
Het financieel beheer bij Paresto is in de loop van 2006 sterk verbeterd en was ultimo 2006 voldoende.
Defensie Telematica Organisatie
Ondanks het feit dat de DTO veel energie gestoken heeft in het schonen van de database van de werkplekken, is de kwaliteit daarvan nog niet optimaal. De oorzaak daarvan wordt deels gevonden in de omvangrijke verhuizingen binnen Defensie als gevolg van reorganisaties. In verband daarmee zijn in het vierde kwartaal van 2006 aanvullende maatregelen genomen om onzekerheden betreffende de juistheid en volledigheid van het aantal beheerde werkplekken grotendeels weg te nemen. Dit is gerealiseerd.
Met de keuze van een standaard ERP-pakket (SAP) worden het materieellogistieke en financiële functiegebied defensiebreed gestandaardiseerd. In 2006 bleek dat ERP grote gevolgen heeft voor de bedrijfsvoering. Het ERP-programma is vervolgens aan een herijking onderworpen. De beperkte capaciteit en het absorptievermogen van de organisatie, en derhalve de noodzaak tot fasering van de implementatie, heeft ertoe geleid dat in 2006 en 2007 de nadruk ligt op de invoering van SAP voor de financiële administratie. Vanaf 1 januari 2008 zal de financiële administratie defensiebreed in SAP zijn ingevoerd. Daarna wordt SAP in het materieellogistieke domein geïmplementeerd.
De onvolkomenheden rondom het personeelssysteem PeopleSoft zijn in 2006 opgelost. De gegevens vanuit PeopleSoft zijn sterk verbeterd. Zolang het raamwerk AO/IC nog niet volledig is ingevoerd blijft de vangnetconstructie van toepassing. De uitvoering van de vangnetconstructie is in 2006 verbeterd ten opzichte van 2005.
Binnen Defensie is de afgelopen jaren hard gewerkt aan het tegengaan van ongewenst gedrag. Het rapport van de Commissie Staal wees echter uit dat dit niet voldoende is geweest en dat er nadere maatregelen noodzakelijk waren om het probleem effectief te lijf te gaan. De commissie deed daarvoor een reeks aanbevelingen. De afgelopen maanden is een groot aantal stappen gezet om deze aanbevelingen om te zetten in concrete maatregelen. Deze zullen in 2007 worden geïmplementeerd.
Als gevolg van de ingrijpende reorganisatie en verkleining van de defensieorganisatie zijn organisatieonderdelen samengevoegd en zijn nieuwe organisaties ontstaan. Tevens heeft ervaren personeel de defensieorganisatie verlaten. Voor het succesvol functioneren is het belangrijk dat de binnen Defensie beschikbare kennis aanwezig blijft. Ontwikkelen en behoud van kennis heeft dan ook op alle managementniveaus de aandacht.
In 2006 zijn belangrijke stappen gezet met het invullen van de klant-leverancierrelatie. De leveranciers (ondersteunende diensten ressorterend onder CDC en DMO) hebben daarbij instrumenten toegepast om de kwaliteitsverbetering richting de klanten (de operationele commando’s) te borgen.
Er zijn product-dienstencatalogi opgesteld op basis waarvan de klant de behoefte aan producten en diensten scherp kan formuleren. De afspraken tussen klant en leverancier zijn vervolgens vastgelegd in dienstverleningsovereenkomsten met CDC en DMO. Op drie niveaus is het klantenoverleg ingesteld (strategisch, tactisch, operationeel) om te kunnen voldoen aan de wederzijdse informatiebehoefte. Er worden klanttevredenheidsmetingen gehouden en ter ondersteuning van de klant-leverancierrelatie zijn bij de leveranciers een helpdesk dan wel klantcontactpunten ingericht.
In september 2006 is vooralsnog besloten om binnen Defensie geen kostensturing en verrekening toe te passen, met uitzondering van de baten-lastendiensten en een beperkt aantal dienstencentra.
Het algemene beeld van de realisatie van de milieudoelstellingen is dat de achterstand uit 2005 nog niet is ingehaald. Eén van de belangrijkste oorzaken hiervan is dat als gevolg van de reorganisatie verschillende verantwoordelijkheden zijn verschoven en dat de aanpassing van onderliggende registratie- en beheerssystemen daarop naijlt. Gedurende 2006 was de kwaliteit van het informatievoorzieningsproces nog niet van dien aard dat de betrouwbaarheid van milieugegevens in voldoende mate was geborgd. Met name de controlfunctie was nog onvoldoende ingevuld. In 2006 zijn verbeteracties in gang gezet. De voortgang van de programma’s geven een wisselend beeld: het verbeteren van de energie-efficiency van de defensiegebouwen, het gebruik van duurzame elektriciteit, het bepalen van het geluidruimte-beslag, het bodemsaneringsprogramma, het opstellen van bodem- en waterbeheersplannen en de monitoring van de biodiversiteit op defensieterreinen lopen op schema.
Het programma energetisch doorrekenen van gebouwen, het opstellen van lijsten met gevaarlijke stoffen ten behoeve van het verwervingsproces, de onderzoeken naar PBT-stoffen en reductiemogelijkheden voor de uitstoot van fijn stof, het formuleren van afvalreductiedoelstellingen en het opstellen van natuurbeheerplannen zijn vertraagd.
Het programma «Risicoanalyses munitieopslag Defensie» en de studie naar de emissie van fijn stof zijn afgerond.
Nog niet de hele defensieorganisatie beschikt over goedwerkende milieuzorgsystemen. Bij de DMO en de Bestuursstaf wordt aan de invoering van milieuzorg gewerkt; bij de overige defensieonderdelen vinden op basis van audits verbeteracties plaats. De toepassing van milieuzorg tijdens oefeningen en operaties wordt steeds verder uitgewerkt. De milieudoelstellingen voor het materieelproces zijn opgenomen in het nieuwe «Handboek Verwerving». De toepassing van duurzaam bouwen bij de realisatie en het onderhoud van de infrastructuur ligt nog onder het vereiste niveau en behoeft aandacht.
In de bijlage Milieu is nadere informatie over de doelstellingen van het milieubeleid en de realisatie daarvan opgenomen.
8.1. Departementale verantwoordingsstaat 2006 van het Ministerie van Defensie (X)
De financiële en niet-financiële toelichting op de departementale verantwoordingsstaat is opgenomen in het beleidsverslag.
Bedragen in € 1000 | ||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
(1) | (2) | (3)=(2)-(1) | ||||||||
Omschrijving | Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie1 | Verschil realisatie t.o.v. oorspronkelijk vastgestelde begroting | |||||||
Verplichtingen | Uitgaven | Ontvangsten | Verplichtingen | Uitgaven | Ontvangsten | Verplichtingen | Uitgaven | Ontvangsten | ||
TOTAAL | 7 768 660 | 362 685 | 8 145 402 | 489 905 | 376 742 | 127 220 | ||||
Beleidsartikelen | 6 141 334 | 171 838 | 6 517 191 | 200 366 | 375 857 | 28 528 | ||||
20 | Uitvoeren crisisbeheersingsoperaties | 213 500 | 213 500 | 1 407 | 317 885 | 316 369 | 4 080 | 104 385 | 102 869 | 2 673 |
21 | Commando zeestrijdkrachten | 586 789 | 629 353 | 22 775 | 621 299 | 663 856 | 23 603 | 34 510 | 34 503 | 828 |
22 | Commando landstrijdkrachten | 1 515 401 | 1 470 838 | 37 324 | 1 320 515 | 1 409 738 | 38 842 | – 194 886 | – 61 100 | 1 518 |
23 | Commando luchtstrijdkrachten | 613 238 | 609 420 | 14 171 | 714 728 | 660 835 | 17 592 | 101 490 | 51 415 | 3 421 |
24 | Commando Koninklijke marechaussee | 364 263 | 371 697 | 8 010 | 355 987 | 365 535 | 5 546 | – 8 276 | – 6 162 | – 2 464 |
25 | Defensie Materieelorganisatie | 4 636 220 | 2 190 278 | 60 455 | 2 807 209 | 2 255 965 | 66 937 | – 1 829 011 | 65 687 | 6 482 |
26 | Commando Dienstencentra | 653 059 | 656 248 | 27 696 | 942 294 | 844 893 | 43 766 | 289 235 | 188 645 | 16 070 |
Niet-beleidsartikelen | 1 627 326 | 190 847 | 1 628 211 | 289 539 | 885 | 98 692 | ||||
70 | Geheime uitgaven | 1 760 | 1 760 | 0 | 2 736 | 2 736 | 0 | 976 | 976 | 0 |
80 | Nominaal en onvoorzien | – 24 423 | – 24 423 | 0 | 0 | 0 | 0 | 24 423 | 24 423 | 0 |
90 | Algemeen | 1 646 621 | 1 649 989 | 190 847 | 1 710 147 | 1 625 475 | 289 539 | 63 526 | – 24 514 | 98 692 |
1 De bedragen zijn steeds afgerond naar boven op € 1000.
Mij bekend,
De minister van Defensie,
8.2. Saldibalans 2006 van het ministerie van Defensie (X)
Saldibalans per 31 december 2006 (bedragen x € 1 000) | ||||||
1) | Uitgaven ten laste van de begroting | 8 145 398 | 2) | Ontvangsten ten gunste van de begroting | 489 905 | |
3) | Liquide middelen | 112 181 | 4a) | Rekening-courant RHB | 7 672 106 | |
4) | Rekening-courant RHB | 0 | 6) | Ontvangsten buiten begrotingsverband | 164 372 | |
5) | Uitgaven buiten begrotingsverband | 68 804 | ||||
7) | Openstaande rechten | 0 | 7a) | Tegenrekening openstaande rechten | 0 | |
8) | Extra-comptabele vorderingen | 110 895 | 8a) | Tegenrekening extra-comptabele vorderingen | 110 895 | |
9a) | Tegenrekening extra-comptabele schulden | 0 | 9) | Extra-comptabele schulden | 0 | |
10) | Voorschotten | 2 558 314 | 10a) | Tegenrekening voorschotten | 2 558 314 | |
11a) | Tegenrekening garantieverplichtingen | 0 | 11) | Garantieverplichtingen | 0 | |
12a) | Tegenrekening openstaande verplichtingen | 6 555 605 | 12) | Openstaande verplichtingen | 6 555 605 | |
13) | Deelnemingen | 0 | 13a) | Tegenrekening deelnemingen | 0 | |
Totaal | 17 551 197 | Totaal | 17 551 197 |
Toelichting behorende bij de saldibalans van het ministerie van Defensie per 31 december 2006 (alle bedragen x € 1 000).
Het saldo op de saldibalans bedraagt € 112 181 en bestaat uit de volgende saldi:
(alle bedragen x € 1 000) | |
Kasbeheerders | 31 082 |
Concernrekeningen | 0 |
Valutarekeningen | 81 099 |
Totaal | 112 181 |
De verdeling is als volgt:
(alle bedragen x € 1 000). | |
---|---|
Kas | 12 407 |
Bank | 99 774 |
Totaal | 112 181 |
ad 5. Uitgaven buiten begrotingsverband (Derdenrekeningen vordering).
Het saldo op de saldibalans bedraagt € 68 804.
Als criterium voor de toelichting naar grootte van vorderingen geldt een grensbedrag van > € 2 500. Hieronder volgt, voor zover van toepassing, per defensieonderdeel een specificatie (alle bedragen x € 1 000).
Een contract van € 3 900 betreft de verrekening van de maandelijkse salariskosten van het Nederlands Defensiepersoneel werkzaam bij het USA Garrison Schinnen te Schinnen in Limburg. Het saldo betreft de bij de VS in rekening gebrachte salariskosten (periode april t/m september) en nog in rekening te brengen salariskosten (oktober t/m december) van 2006. De ingestelde vorderingen over de periode april t/m september zijn in januari 2007 ontvangen. De salariskosten van oktober t/m december 2006 zullen naar verwachting in april 2007 worden ontvangen.
Drie contracten met de baten-lastendiensten DVD, DTO en PARESTO inzake salariskosten, waar respectievelijk € 4 600, € 20 400 en € 9 000 van te ontvangen was per 31–12–2006. De bedragen zijn, met uitzondering van een bedrag ad € 9 000 van PARESTO en een bedrag ad € 10 600 van de DTO, inmiddels ontvangen. Restant ontvangst wordt begin 2007 verwacht.
Een contract van € 4 000 betreffende AWBZ-claims. In dit bedrag zitten restant claims over de jaren 2001 en 2004 ad € 1 400 en de claim over het jaar 2005 ad € 2 600. In verband met een dispuut met betrekking tot de bij het College van Zorgverzekeringen (CVZ) aangeleverde accountantsverklaringen, heeft het enige tijd geduurd voor het CVZ over is gegaan tot betaling. Ontvangst heeft inmiddels in januari 2007 plaatsgevonden.
Een contract van € 5 200 betreffende de kosten van zeetransport gemaakt ten behoeve van de internationale NAVO-oefening Steadfast Jaguar die in 2006 gehouden is. In januari 2007 is € 4 600 ontvangen en het restant bedrag wordt naar verwachting begin 2007 ontvangen.
ad 6. Ontvangsten buiten begrotingsverband (Derdenrekeningen schuld).
Het saldo op de saldibalans bedraagt € 164 372.
Dit bedrag bestaat uit af te dragen loonheffing en sociale lasten (€ 118 704), voor € 34 920 uit vooruit ontvangen gelden van derden voor nog te maken uitgaven (de zogenaamde negatieve derdenrekeningen-vorderingen) en het restant (€ 10 748) betreft gelden die aangehouden worden (bij onze kassiers) voor derden.
Het saldo op de saldibalans is nihil.
Voor zover aanwezig zijn deze posten opgenomen onder het bedrag van extra-comptabele vorderingen. Er wordt hiervoor geen aparte administratie gevoerd.
ad 8. Extra-comptabele vorderingen.
Het saldo op de saldibalans bedraagt € 110 895.
Opgave van vorderingen per 31 december 2006:
(alle bedragen x € 1 000). | |
Aard van de vordering | Bedrag |
Actief personeel | 13 077 |
Niet-actief personeel | 1 503 |
Baten-lastendiensten Defensie | 38 227 |
Belastingdienst teruggaaf BTW | 6 755 |
CMH/MRC | 6 936 |
Diversen | 2 589 |
Exploitatiekosten buitenlandse mogendheden | 8 239 |
Facilitaire dienstverlening | 13 353 |
Infrastructuur | 3 205 |
Koninklijke Schelde Groep lening | 20 420 |
Materiële aanschaffingen | 27 463 |
Schadeverhaal | 709 |
Univé-SZVK | 4 058 |
College voor zorgverzekeringen | 3 713 |
Verkoop overtollige goederen | 13 296 |
Vredesoperaties | 666 |
Subtotaal | 164 209 |
Af: openstaand op rekeningen buiten begrotingsverband, zg. derdenrekeningen | 53 314 |
Balanssaldo extra-comptabele vorderingen | 110 895 |
Uit hoofde van bestaande verkoopcontracten inzake de verkoop van strategische goederen aan buitenlandse overheden heeft Defensie in de periode 2007 tot en met 2015 via de Dienst der Domeinen (Ministerie van Financiën) nog een bedrag van circa EUR 1 000 000 tegoed. De Dienst der Domeinen draagt zorg voor incasso en verrekent de ontvangen bedragen met Defensie.
Alhoewel dit bedrag in beginsel wel in de saldibalans dient te worden opgenomen, wordt opgemerkt dat dit door het ontbreken van eenduidigheid over de administratieve verwerking binnen de Rijksoverheid niet heeft plaatsgevonden.
Als criterium voor de toelichting naar grootte van vorderingen geldt een grensbedrag van > € 2 500. Hieronder volgt, voor zover van toepassing, per defensieonderdeel een specificatie (alle bedragen x € 1 000).
Een vordering op de Dienst der Domeinen voor een bedrag van € 2 632. Het betreft de opbrengst ingebruikgevingen die in december ontvangen is door de Dienst der Domeinen maar in januari 2007 op de bankrekening van Defensie is bijgeschreven.
Een vordering op de Dienst der Domeinen voor een bedrag van EUR 13 296. Het betreft de opbrengst onroerende zaken welke in december ontvangen zijn door de Dienst der Domeinen maar in januari 2007 op de bankrekening van Defensie zijn bijgeschreven.
Een vordering op de belastingdienst van € 3 591. Het betreft teruggaaf betaalde BTW op NAVO-investeringsprojecten.
Een vordering op het Legermuseum Hoefer betreffende een lening ad € 3 750. Elk jaar wordt een bedrag ingehouden op de te verstrekken jaarlijkse subsidie. In 2010 is de lening afgelost c.q. verrekend.
Een vordering, ingesteld in 2004, op de Koninklijke Schelde Groep B.V. van € 20 420. Het betreft een vordering ten behoeve van een aan de Koninklijke Schelde Groep verstrekt krediet. Dit krediet dient ter (gedeeltelijke) financiering van de investeringen (herinrichting/verhuizing) die noodzakelijk zijn voor een nieuwe bouwplaats voor marineactiviteiten op de Locatie Sloegebied te Vlissingen. Dit krediet dient te worden terugbetaald in tien jaarlijkse termijnen, waarvan de eerste termijn vervalt per 31–07–2009.
Verdeling vorderingen naar ouderdom
De verdeling van de extra-comptabele vorderingen naar ouderdom is hieronder in een grafiek weergegeven.
Ouderdom vorderingen in miljoenen euro’s (ultimo 2006: € 110,895)
Vorderingen groter dan € 500 die zijn ingesteld vóór 2006 (alle bedragen x € 1 000). Hieronder volgt, voor zover van toepassing, per defensieonderdeel een specificatie (mits niet reeds hierboven opgenomen).
Een bedrag van € 1 452 betreffende de bijdrage van de civiele medegebruiker van vliegbasis Twenthe, Enschede Airport Twenthe (EAT), voor het verzwaren van de start- en landingsbaan. De vordering is ontstaan in augustus 2001. Van medio 2002 tot medio 2003 verkeerde EAT in surseance van betaling. Gezien het feit dat in de periode na het opheffen van de surseance van betaling en privatisering nauwelijks enige vooruitgang is geboekt om EAT te bewegen over te gaan tot het betalen van de vordering, is deze kwestie voorgelegd aan de landsadvocaat. Een verzoek tot definitieve afdoening ligt nu voor. In afwachting hiervan is dit bedrag reeds op de begroting van 2005 verantwoord als uitgaven in plaats van op het derde contract (buitenbegrotingsverband). Ontvangsten zullen nu op de middelen verantwoord worden.
Een vordering uit 2002 op de firma RDM Technology B.V. van € 601. Dit bedrijf is in 2004 failliet gegaan. In de periode die daaraan vooraf gegaan is, heeft men getracht om met de RDM tot een schuldvereffening te komen. Op dit moment is niet duidelijk welk deel nog ontvangen zal worden uit de boedel. De behandeling van deze vordering is in handen van de landsadvocaat.
ad 9. Extra-comptabele schulden.
Het saldo op de saldibalans is nihil.
Het saldo op de saldibalans bedraagt € 2 558 314. De voorschotten zijn gewaardeerd tegen de op het moment van verstrekking geldende koers.
De verdeling van de voorschotten naar ouderdom is vermeld in onderstaande tabel.
(alle bedragen x € 1 000). | |
Jaar van ontstaan | Bedrag |
≤ 2002 | 110 777 |
2003 | 132 487 |
2004 | 387 594 |
2005 | 372 266 |
2006 | 1 555 190 |
Totaal | 2 558 314 |
Van de verstrekte voorschotten van voor 1-1-2006 is in 2006 een bedrag verrekend van € 689 554. In 2006 zijn voorschotten verstrekt voor totaal € 1 609 515, waarvan in 2006 reeds € 54 325 werd verrekend. De totale mutatie in de voorschottenstand ten opzichte van 2005 komt daardoor uit op € 865 636.
Als criterium voor de toelichting naar grootte van voorschotten geldt een grensbedrag van > € 25 000. Hieronder volgt, voor zover van toepassing, een specificatie.
De declaraties van het ABP met betrekking tot de post-actieven zijn in 2006 voor een bedrag van € 1 046 774 betaald en in de financiële verantwoording 2006 als extra-comptabele voorschotten opgenomen.
De declaraties met betrekking tot wachtgelden, betaald aan UWV (eerste halfjaar 2006) en KPMG (tweede halfjaar 2006), zijn in de saldibalans verwerkt als extra-comptabel voorschot voor een bedrag van respectievelijk € 61 482 en € 38 075 (qua ouderdom volledig opgenomen in 2006). De definitieve vaststelling van het te verrekenen bedrag zal plaatsvinden in 2007.
Een voorschot van € 132 300 is verstrekt voor de productie en levering van NH-90 helikopters. Het leverschema is gewijzigd in 2006; levering en verrekening van het verstrekte voorschot vindt plaats in de periode 2008 t/m 2012.
Een voorschot van € 25 400 is verstrekt voor het bouwmeestercontract ten behoeve van de Luchtverdedigings- en Commandofregatten. Conform contract heeft de laatste levering (LCF 4) medio 2005 plaatsgevonden. Afdoening van alle restpunten en garantieclaims wordt niet eerder dan medio 2007 verwacht.
Een voorschot van € 58 600 is verstrekt voor het verwerven van 55 stuks Standard Missiles 2 ten behoeve van de Luchtverdedigings- en Commandofregatten van CZSK. De verwerving vindt plaats op basis van een Memorandum of Understanding (MOU) door het Standard Missile Project Office van het Program Executive Office for Intergrated Warfare Systems (PEO IWS) in de USA.
Een voorschot van € 30 300 betreft de aanschaf van 410 Fennek voertuigen.
Een voorschot van € 200 500 betreft de aanschaf van 184 infanterie-gevechtsvoertuigen (IGV).
Een voorschot van € 31 400 betreft de aanschaf van een serie tactische indoorsimulatiesystemen (TACTIS).
Een voorschot van € 46 700 is verstrekt voor de verwerving van sonar-C2 systemen ten behoeve van de mijnenbestrijdingsvaartuigen (IMCMS).
Een voorschot van € 28 200 betreft de aanschaf van de vuurleidings- en commandovoering fase 1 (FGBADS).
Een voorschot van € 25 300 betreft de shared support kosten inzake de SM2.
Levering en verrekening van bovenstaande voorschotten is conform de schema’s die zijn opgenomen in de contracten.
Vervanging F-16 (JSF). Dit betreft openstaande voorschotten voor een totaal bedrag van € 140 400 voor deelname aan de SDD-fase van het JSF-programma. De basis voor de verrekening is opgenomen in het Financial Management Procedures Document (FMPD) en het KLu-verificatieplan. Op grond hiervan is in 2004 met de verrekening gestart.
Follow on support F-16. Een nog openstaand voorschot van € 25 300 voor de follow-on-Support F-16. Het betreft technische ondersteuning van het wapensysteem waarbij leveringen en daarmee gelijkopgaand verrekeningen zullen plaatsvinden tot medio 2008.
Een nog openstaand voorschot van € 25 100 voor de aanschaf van 32 PAC-3 missiles en de benodigde modificatiepakketten om diverse componenten van het Patriot Geleide Wapensysteem op PAC-3 standaard te brengen. Levering is voorzien in 2007 en 2009.
ad 11. Garantieverplichtingen.
Het saldo op de saldibalans is nihil.
Voor de garantieverplichtingen wordt geen separate administratie gevoerd. Aanwezige garantieverplichtingen worden opgenomen onder de balanspost «openstaande verplichtingen».
Per 31 december 2006 is er één openstaande garantie. Het betreft een overeenkomst met de Vereniging Verbond van Verzekeraars inzake verzekerbaarheid personeel. Sinds de ondertekening van deze overeenkomst in 1998 is er nog geen aanspraak op gemaakt. De looptijd is onbepaald en er is geen gegarandeerd bedrag vastgesteld. De overeenkomst regelt de verhouding tussen Defensie en de Vereniging met als doel om de belemmeringen die Defensieambtenaren in het maatschappelijk verkeer ondervinden als gevolg van uitsluitingsclausules bij levensverzekeringen, gekoppeld aan de financiering van een woning, weg te nemen.
ad 12. Openstaande verplichtingen.
Het saldo op de saldibalans bedraagt € 6 555 605. De met termijncontracten afgedekte verplichtingen zijn opgenomen tegen de betreffende termijnkoers.
De niet op termijn afgedekte US$-verplichtingen zijn gewaardeerd tegen een koers van € 0,83.
Bij de nieuw aangegane verplichtingen is uitgegaan van de methode van het opnemen in de rekening van zowel de positieve als negatieve bijstellingen van oude verplichtingen. Daar waar nieuw aangegane verplichtingen negatief zouden uitvallen is deze stand op nihil gesteld, waardoor voor die artikelen wel een negatieve bijstelling is opgenomen (heeft zich niet voorgedaan in 2006).
alle bedragen x € 1 000). | |
---|---|
Verplichtingen 1/1/2006 | 5 869 096 |
Aangegane verplichtingen in verslagjaar | 9 190 825 |
Subtotaal | 15 059 921 |
Tot betaling gekomen in verslagjaar | 8 504 316 |
Openstaande verplichtingen per 31/12/2006 | 6 555 605 |
Als criterium voor de toelichting naar grootte van openstaande verplichtingen geldt een grensbedrag van > € 50 000. Hieronder volgt, voor zover van toepassing, een specificatie (alle bedragen x € 1 000).
Een openstaande verplichting van € 430 700 inzake het opstarten van de productielijn en de verwerving van twintig NH-90 helikopters. De leverancier is NAHEMA en de levering vindt plaats in 2008 tot en met 2012.
Een openstaande verplichting van € 68 900 inzake de levering van integrale werkplekdiensten Koninklijke marine. De overeenkomst is door tussenkomst van de Defensie ICT-Uitvoeringsorganisatie afgesloten met de Defensie Telematica Organisatie en heeft een looptijd tot en met 2009.
Een verplichting van € 213 300 betreft de levering van 202 stuks lichte verkennings- en bewakingsvoertuigen (LVB Fennek) en 208 MRAT/AD-voertuigen door de leverancier Krauss Maffei Wegmann GmbH.
Een verplichting van € 685 700 betreft de levering van 184 stuks Infanterie gevechtsvoertuigen (IGV) inclusief munitie door de leverancier Lands Systems Hägglunds AB uit Zweden. Levering vindt plaats tot en met 2010.
Een verplichting van € 348 100 betreft de levering van 57 stuks Panzer Houwitzer (PzH) door Krauss Maffei Wegmann inclusief munitie. Levering vindt plaats in de periode 2007 tot en met 2009.
Een verplichting van € 167 500 betreft de levering van de integrale werkplekdiensten Koninklijke landmacht (IWD), door de Defensie Telematica Organisatie (DTO) en heeft een looptijd tot en met 2009.
PAC-3 (WBV). Dit betreft de verbetering van de Patriot-capaciteit voor de verdediging tegen ballistische raketten en omvat de aanpassing van de lanceerinrichtingen naar PAC-3 standaard en de verwerving van 32 PAC-3 raketten. De openstaande verplichting bedraagt € 90 700.
MTADS (WBW). Het betreft een openstaande verplichting ad € 68 200 inzake de verbetering van de doelaanwijzing en richtmiddelen van de AH-64D door middel van de aanschaf van de benodigde modificatiekits en reservedelen, het uitvoeren van de modificatie zelf en de bijbehorende ondersteuning.
Vervanging F-16 (JSF). De Nederlandse bijdrage aan de SDD-fase van het JSF-programma bedraagt USD 800 000. Van deze bijdrage wordt USD 750 000 rechtstreeks aan de Amerikaanse overheid betaald en USD 50 000 aan leveranciers die rechtstreeks door Nederland worden ingeschakeld voor JSF-gerelateerde opdrachten. De (openstaande) verplichting ad € 260 000 (prijspeil 2006) wordt in de periode 2007 t/m 2012 betaald.
JSF, MoU PSFD. Met de production sustainment & follow on development MoU wordt de samenwerking tussen NL en USA voortgezet. Deze MoU bezit een geldigheid van 45 jaar en heeft tot doel de operationele inzetbaarheid van het toestel gedurende de gehele levensduur op doeltreffende en doelmatige wijze te garanderen. Daarnaast bevat het afspraken over het management van het PSFD-programma en over de financiële, contractuele en industriële verplichtingen. De openstaande verplichting ad € 153 700 wordt in de periode 2007 tot en met 2046 betaald.
Follow on support F-16. Het betreft de technische ondersteuning aan het F-16 wapensysteem en de openstaande verplichting bedraagt € 81 300 en heeft een looptijd tot en met 2010.
Een verplichting van € 72 300 betreft de levering van de integrale werkplekdiensten Koninklijke luchtmacht (IWD) door de Defensie Telematica Organisatie (DTO) en heeft een looptijd tot en met 2009.
Een verplichting van € 90 500 betreft de opleidingen van vliegers in Springfield Ohio. De sluiting van vliegbasis Twenthe en de hiermee gepaard gaande verhuizing van 313-squadron naar vliegbasis Volkel heeft ertoe geleid dat het aantal F-16 operaties vanuit vliegbasis Volkel is toegenomen. Naast de activiteiten van het 306-squadron (opleidingen) wordt de locatie gebruikt voor de export van operationele nachtvluchten alsmede het onderbrengen van de trainingsoperaties van het opleidingendetachement te Tucson.
Een verplichting van € 81 500 betreft de aanschaf van het Future Groud Based Air Defence System (FGBADS). De verplichting wordt betaald in de jaren 2007 tot en met 2009.
Een verplichting van € 599 900 betreft de aanschaf van 200 stuks groot pantserwielvoertuig (Boxer) in diverse uitvoeringen inclusief toebehoren, training, documentatie en reservedelen. Leveringen en betalingen vinden plaats vanaf het 2e kwartaal 2011 tot en met 2016.
Een verplichting van € 120 000 betreffende het onderhoud aan de wissellaadsystemen voor de periode 2007 tot en met 2014.
Het saldo op de saldibalans bedraagt nihil.
8.3 De samenvattende verantwoordingsstaat 2006 van de baten-lastendiensten van het ministerie van Defensie (X)
Bedragen in EUR1000 | ||||
---|---|---|---|---|
1 | 2 | 3=2–1 | ||
Omschrijving | Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie1 | Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting | |
01 | Baten-lastendienst Defensie Telematica Organisatie | |||
Totale baten | 257 692 | 357 157 | 99 465 | |
Totale lasten | 257 692 | 357 556 | 99 864 | |
Saldo van baten en lasten | 0 | – 399 | – 399 | |
Totale kapitaalontvangsten | 60 000 | 33 454 | – 26 546 | |
Totaal kapitaaluitgaven | 102 893 | 80 566 | – 22 327 | |
02 | Baten-lastendienst Dienst Vastgoed Defensie | |||
Totale baten | 219 353 | 237 016 | 17 663 | |
Totale lasten | 218 119 | 232 906 | 14 787 | |
Saldo van baten en lasten | 1 234 | 4 110 | 2 876 | |
Totale kapitaalontvangsten | 170 400 | 4 833 | – 165 567 | |
Totaal kapitaaluitgaven | 173 640 | 7 881 | – 165 759 | |
03 | Baten-lastendienst Paresto | |||
Totale baten | 114 639 | 132 364 | 17 725 | |
Totale lasten | 111 466 | 130 612 | 19 146 | |
Saldo van baten en lasten | 3 173 | 1 752 | – 1 421 | |
Totale kapitaalontvangsten | 1 100 | 900 | – 200 | |
Totaal kapitaaluitgaven | 2 088 | 1 608 | – 480 |
1 De gerealiseerde bedragen zijn steeds afgerond naar boven (op 1000 Euro)
Mij bekend,
De Minister van Defensie,
FINANCIËLE TOELICHTING BIJ DE VERANTWOORDINGSSTAAT VAN DE BATEN-LASTENDIENSTEN
Defensie Telematica Organisatie (DTO)
Bedragen in EUR1000 | |||
---|---|---|---|
(1) | (2) | (3)=(2)-(1) | |
Omschrijving | Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie | Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting |
Baten | |||
opbrengst moederdepartement | 232 109 | 323 877 | 91 768 |
opbrengst overige departementen | 25 453 | 30 831 | 5 378 |
opbrengst derden | 130 | 35 | – 95 |
rentebaten | 0 | 736 | 736 |
buitengewone baten | 0 | 0 | 0 |
vrijval voorzieningen | 0 | 1 678 | 1 678 |
exploitatiebijdrage | 0 | 0 | 0 |
Totaal baten | 257 692 | 357 157 | 99 465 |
Lasten | |||
apparaatskosten | |||
* personele kosten | 139 470 | 200 465 | 60 995 |
* materiële kosten | 59 332 | 99 612 | 40 280 |
rentelasten | 9 744 | 6 757 | – 2 987 |
afschrijvingskosten | |||
* materieel | 43 891 | 46 051 | 2 160 |
* immaterieel | 5 255 | 2 490 | – 2 765 |
dotaties voorzieningen | 0 | 2 181 | 2 181 |
buitengewone lasten | 0 | 0 | 0 |
Totaal lasten | 257 692 | 357 556 | 99 864 |
Saldo van baten en lasten | 0 | – 399 | – 399 |
De sterke groei van de dienstverlening en de moeizame vervulling van vacatures noopt tot inhuur. Om de kwaliteit van de dienstverlening te verbeteren en zeker te stellen is in 2006 een groot aantal projecten uitgevoerd die inhuur met zich meegebracht hebben. Op termijn zal de uitrol van MULAN een vermindering van het aantal ingehuurde medewerkers met zich mee brengen. Enerzijds doordat migratie-activiteiten afgerond zijn, anderzijds doordat de LAN2000-beheeromgeving afgeschakeld wordt.
De materiële kosten stijgen in samenhang met de omzet. In tegenstelling tot de verwachting uit de begroting is de handelsomzet (het direct doorleveren van goederen van leveranciers aan klanten) en hiermee de kosten die de DTO voor deze omzet maakt, fors toegenomen. Eveneens is hierin opgenomen het overnemen van huurlijnen van KPN door de DTO die voorheen bij de defensieonderdelen gecontracteerd waren. Dit was niet voorzien in de oorspronkelijke begroting.
Per saldo resteert een negatief vermogen over het jaar 2006 van € 0,399 miljoen. Dit tekort wordt, conform de regelgeving, door het moederdepartement in het jaar 2007 aangevuld.
Balans per 31 december 2006 Bedragen in EUR1000 | ||
Omschrijving | Stand 31-12-2006 | Stand 31-12-2005 |
Activa | ||
Immateriële activa | 7 827 | 4 773 |
Materiële activa | ||
– gebouwen en terreinen | 20 103 | 20 168 |
– machines en installaties | 10 318 | 11 381 |
– computerapparatuur | 135 172 | 137 875 |
– overige bedrijfsmiddelen | 2 095 | 2 244 |
Voorraden | 12 456 | 8 577 |
Debiteuren | 11 682 | 15 711 |
Nog te ontvangen/overlopende activa | 56 860 | 17 995 |
Liquide middelen | 43 405 | 84 250 |
Totaal activa | 299 918 | 302 974 |
Passiva | ||
Eigen vermogen | ||
– exploitatiereserve | – | 12 801 |
– verplichte reserves | ||
– onverdeeld resultaat | – 399 | – 15 675 |
Subtotaal eigen vermogen | – 399 | – 2 874 |
Leningen bij het Ministerie van Financiën | 131 945 | 142 785 |
Voorzieningen | 7 491 | 8 336 |
Crediteuren | 38 589 | 39 359 |
Nog te betalen/overlopende passiva | 122 292 | 115 368 |
Totaal passiva | 299 918 | 302 974 |
(bedragen x € 1 000) | Balans 31-12-2005 | Dotaties 2006 | Vrijval 2006 | Onttrekkingen 2006 | Balans 31-12-2006 |
---|---|---|---|---|---|
Garantie-aanspraken | 1 678 | – | 1 678 | – | – |
FPU57+ en wachtgelden | 6 658 | 2 181 | – | 1 348 | 7 491 |
Totaal aan voorzienigen | 8 336 | 2 181 | 1 678 | 1 348 | 7 491 |
Kasstroomoverzicht voor het jaar 2006
Bedragen in EUR1000 | |||
---|---|---|---|
(1) | (2) | (3)=(2)-(1) | |
Omschrijving | Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie | Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting |
1. Rekening-courant RHB 1 januari 2006 | 28 074 | 84 250 | 56 176 |
2. Totaal operationele kasstroom | 45 289 | 6 267 | – 39 022 |
Totaal investeringen (-/-) | – 60 000 | – 48 265 | 11 735 |
0 | 454 | 454 | |
3. Totaal investeringskasstroom | – 60 000 | – 47 811 | 12 189 |
Eénmalige uitkering aan moeder-departement (-/-) | – | – | – |
Eénmalige storting door moeder-departement (+) | – | – | – |
Aflossingen op leningen (-/-) | – 42 893 | – 32 301 | 10 592 |
Beroep op leenfaciliteit (+) | 60 000 | 33 000 | – 27 000 |
4. Totaal financieringskasstroom | 17 107 | 699 | – 16 408 |
5. Rekening-courant RHB 31 december 2006 (=1+2+3+4) | 30 470 | 43 405 | 12 935 |
(maximale roodstand 0,5 miljoen euro) |
Toelichting op het kasstroomoverzicht
De afname van de operationele kasstroom is nagenoeg geheel toe te schrijven aan de vordering op het moederdepartement in de overlopende activa (nog te factureren bedragen) alsmede enige kleinere mutaties in kortlopende activa en passiva.
Dienst Vastgoed Defensie (DVD)
Rekening van baten en lasten | |||
---|---|---|---|
(bedragen x € 1 000) | (1) | (2) | (3)=(2)-(1) |
Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie | Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting | |
BATEN | |||
Opbrengst moederdepartement honorarium | 87 100 | 99 981 | 12 881 |
Opbrengsten moederdepartement gebruiksvergoeding | 125 000 | 128 718 | 3 718 |
Opbrengst overige departementen | 100 | 65 | – 35 |
Opbrengst derden | 1 000 | 187 | – 813 |
Netto-omzet | 213 200 | 228 951 | 15 751 |
Mutatie onderhanden werk | 0 | 2 180 | 2 180 |
Vrijval voorzieningen | 0 | 696 | 696 |
Rentebaten | 200 | 756 | 556 |
Rentebaten huisvestingsactiviteiten | 5 953 | 1 348 | – 4 605 |
Bijzondere baten | 0 | 3 085 | 3 085 |
Buitengewone baten | 0 | 0 | 0 |
Totaal baten | 219 353 | 237 016 | 17 663 |
LASTEN | |||
Apparaatskosten: | |||
* personele kosten | 64 100 | 69 338 | 5 238 |
* uitbesteding | 7 800 | 3 234 | – 4 566 |
* materiële kosten | 11 400 | 12 220 | 820 |
* materiële kosten gebruiksvergoeding | 125 000 | 141 345 | 16 345 |
Rentelasten investeringen DVD | 1 566 | 1 407 | – 159 |
Rentelasten huisvestingsactiviteiten Defensie | 5 953 | 1 315 | – 4 638 |
Afschrijvingskosten: | |||
* materieel | 1 800 | 1 445 | – 355 |
* materieel huisvestingsactiviteiten | 0 | 0 | 0 |
Dotaties voorzieningen | 500 | 2 160 | 1 660 |
Bijzondere lasten | 0 | 442 | 442 |
Buitengewone lasten | 0 | 0 | 0 |
Totaal lasten | 218 119 | 232 906 | 14 787 |
Saldo van baten en lasten | 1 234 | 4 110 | 2 876 |
De realisatie van de personele lasten is hoger dan begroot. Bij de totstandkoming van de begrotingscijfers werd de verwachte werklast nog lager ingeschat.
Het merendeel van de uitbestedingskosten hangt samen met nieuwbouwactiviteiten. Door uitstel of vertraging van de nieuwbouwactiviteiten is de realisatie lager dan de raming.
De materiële lasten bevatten lopende exploitatielasten. De hoofdbestanddelen zijn: huisvesting (ongeveer € 3,1 miljoen), automatisering (ongeveer € 6,2 miljoen) en transport (ongeveer € 1,1 miljoen). In de materiële lasten is de dotatie aan de voorziening voor vermoedelijk oninbare debiteuren verwerkt (€ 0,1 miljoen).
Materiële kosten gebruiksvergoeding
De gerealiseerde kosten in 2006 bedragen ongeveer € 141 miljoen en overschrijden hiermee het beschikbare budget van € 125 miljoen. Deze overschrijding wordt voor een belangrijk deel verklaard doordat de kosten in het kader van de Integrale VeiligheidsZorg (IVZ) – die niet in de oorspronkelijke begroting waren voorzien – alsnog ten laste van dit budget werd gebracht (ongeveer € 10 miljoen).
Het financieel volume van de DVD is toegenomen door de aanpassing van het takenpakket met de instandhouding van de infrastructuur bij Defensie. Het eigen vermogen dat door de DVD mag worden aangehouden stijgt hierdoor van € 4,9 miljoen naar € 7,3 miljoen. Het eigen vermogen per ultimo 2006 bedraagt € 13 097 miljoen, zodat het verschil ten opzichte van het toegestane vermogen van € 7,3 miljoen – te weten € 5,797 miljoen – in het jaar 2007 wordt afgedragen aan het moederdepartement.
Balans van de baten-lastendienst Dienst Vastgoed Defensie | ||||
(bedragen x € 1 000) | 31-dec-06 | 31-dec-05 | ||
ACTIVA | ||||
Immateriële vaste activa | 0 | 0 | ||
Materiële vaste activa | ||||
Grond en gebouwen | 52 730 | 50 073 | ||
Automatiseringsmiddelen | 279 | 431 | ||
Transportmiddelen | 2 920 | 2 567 | ||
Overige | 1 192 | 1 393 | ||
57 121 | 54 464 | |||
Vlottende activa | ||||
Onderhanden werk | 13 638 | 7 412 | ||
Debiteuren | 497 | 6 409 | ||
Overlopende activa | 53 804 | 30 116 | ||
Liquide middelen | 9 946 | 38 656 | ||
77 885 | 82 593 | |||
TOTAAL ACTIVA | 135 006 | 137 057 | ||
PASSIVA | ||||
Eigen vermogen | ||||
Exploitatiereserve | 8 987 | 4 361 | ||
Verplichte reserve | 0 | 0 | ||
Onverdeeld resultaat | 4 110 | 2 997 | ||
13 097 | 7 358 | |||
Voorzieningen | 19 800 | 21 391 | ||
Langlopende schulden | 55 229 | 52 631 | ||
Kortlopende schulden | ||||
Crediteuren | 22 251 | 22 266 | ||
Overlopende passiva | 24 629 | 33 411 | ||
46 880 | 55 677 | |||
TOTAAL PASSIVA | 135 006 | 137 057 |
De verloopstaat voor de voorzienigen:
(bedragen x € 1 000) | Balans 31-12-2005 | Dotaties | Onttrekking | Vrijval | Balans 31-12-2006 |
Groot onderhoud | 3 078 | 764 | – 500 | 3 342 | |
Garantieverplichtingen | 763 | 1 357 | – 240 | 1 880 | |
Contractrisico’s | 340 | 40 | 380 | ||
Wachtgelduitkeringen | 9 453 | – 792 | – 306 | 8 355 | |
Reorganisatievoorziening | 7 757 | – 1 524 | – 390 | 5 843 | |
Totaal | 21 391 | 2 161 | –3 056 | – 696 | 19 800 |
Kasstroomoverzicht voor het jaar 2006
(bedragen x € 1 000) | |||
---|---|---|---|
(1) | (2) | (3)=(2)-(1) | |
Omschrijving | Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie | Verschil realisatie en oorspronkelijk vast-gestelde begroting |
1. Rekening courant RHB 1 januari 2006 | 27 024 | 38 627 | 11 603 |
2. Totaal operationele kasstroom | 3 034 | – 25 789 | – 28 823 |
Totaal investeringen (-/-) | – 170 250 | – 4 462 | 165 788 |
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) | 150 | 360 | 210 |
3. Totaal investeringskasstroom | – 170 100 | – 4 102 | 165 998 |
Eénmalige uitkering aan moederdepartement (-/-) | – 1 222 | – 2 417 | – 1 195 |
Eénmalige storting door moederdepartement (+) | 0 | 0 | 0 |
Aflossing op leningen (-/-) | – 2 168 | – 1 002 | 1 166 |
Beroep op leenfaciliteit (+) | 170 250 | 4 473 | – 165 777 |
4. Totaal financieringskasstroom | 166 860 | 1 054 | – 165 806 |
Rekening courant RHB 31 december 2006 | 26 818 | 9 790 | – 17 028 |
Kasstroom uit operationele activiteiten
De operationele kasstroom is lager dan begroot in verband met het verschuiven van de facturering van de vierde-kwartaalfacturen voor de instandhouding (€ 43,5 miljoen) naar 2007.
De rekening van baten en lasten
(bedragen x € 1 000) | |||
---|---|---|---|
(1) | (2) | (3)=(2)-(1) | |
Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie | Verschil realisatie en oorspronkelijk vast-gestelde begroting | |
BATEN | |||
Opbrengst moederdepartement | 110 260 | 127 326 | 17 066 |
Opbrengst derden | 557 | 3 421 | 2 864 |
Rentebaten | 406 | 412 | 6 |
Buitengewone baten | 3 416 | 1 205 | – 2 211 |
Totaal baten | 114 639 | 132 364 | 17 725 |
LASTEN | |||
Apparaatskosten: | |||
* personele kosten | 67 324 | 73 055 | 5 731 |
* materiële kosten | 43 062 | 53 509 | 10 447 |
Rentelasten | 92 | 80 | – 12 |
Afschrijvingskosten | 988 | 1 311 | 323 |
Overige lasten | |||
* dotaties voorzieningen | 0 | 1 868 | 1 868 |
* buitengewone lasten | 0 | 789 | 789 |
Totaal lasten | 111 466 | 130 612 | 19 146 |
Saldo van baten en lasten | 3 173 | 1 752 | – 1 421 |
De aantallen militair personeel zijn ten opzichte van de begroting gedaald. De inhuur daarentegen is gestegen om in het gewenste niveau van dienstverlening te kunnen voorzien.
De materiële lasten bevatten de lopende exploitatiekosten. Deze post bestaat uit:
– kosten ingrediënten € 47,0 miljoen
– automatiseringskosten € 1,3 miljoen
– overige exploitatiekosten € 5,2 miljoen
De stijging van de materiële lasten ten opzichte van het budget is voor het overgrote deel te verklaren uit de hogere omzet waardoor ook meer ingrediënten ingekocht zijn.
Het eigen vermogen van Paresto bedraagt per 31 december 2006 € 1,752 miljoen. Dit bedrag valt binnen het maximaal toegestane eigen vermogen.
(bedragen x € 1 000) | ||
31 december 2006 | 31 december 2005 | |
Activa | ||
Materiële activa | ||
* grond en gebouwen | 149 | 487 |
* installaties en inventarissen | 3 072 | 3 161 |
Voorraden | 5 603 | 1 462 |
Debiteuren | 7 104 | 5 215 |
Overige vlottende activa | 11 152 | 1 795 |
Liquide middelen | 3 212 | 8 753 |
Totaal activa | 30 292 | 20 873 |
Passiva | ||
Eigen vermogen | 1 752 | – 8 275 |
Leningen bij het Ministerie van Financiën | 2 641 | 1 741 |
Voorzieningen | 1 868 | 343 |
Crediteuren | 15 342 | 17 008 |
Overige schulden | 8 689 | 10 056 |
Totaal passiva | 30 292 | 20 873 |
De verloopstaat voor de voorzieningen:
(bedragen x € 1 000) | Balans 31-12-2005 | Dotaties | Onttrekking | Vrijval | Balans 31-12-2006 |
Wachtgelduitkeringen | 343 | 1 868 | – | 343 | 1 868 |
Totaal | 343 | 1 868 | – | 343 | 1 868 |
Kasstroomoverzicht voor het jaar 2006
(Bedragen x € 1 000) | |||
---|---|---|---|
(1) | (2) | (3)=(2)-(1) | |
Omschrijving | Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie | Verschil realisatie en oorspronkelijk vast-gestelde begroting |
1. Rekening-courant RHB 1 januari 2006 | 6 414 | 8 085 | 1 671 |
2. Totaal operationele kasstroom | 4 161 | – 4 604 | – 8 765 |
Totaal investeringen (-/-) | – 1 100 | – 884 | 216 |
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) | 0 | 0 | 0 |
3. Totaal investeringskasstroom | – 1 100 | – 884 | 216 |
Eénmalige uitkering aan moederdepartement (-/-) | 0 | 0 | 0 |
Eénmalige storting door moederdepartement (+/+) | 0 | 0 | 0 |
Aflossingen op leningen (-/-) | – 988 | – 724 | 264 |
Beroep op leenfaciliteit (+/+) | 1 100 | 900 | – 200 |
4. Totaal financieringskasstroom | 112 | 176 | 64 |
5. Rekening-courant RHB 31 december 2006 | 9 587 | 2 773 | – 6 814 |
Kasstroom uit operationele activiteiten
De kasstroom uit operationele activiteiten is lager dan begroot voornamelijk als gevolg van de hoge positie per eind 2006 van de vlottende activa.
Op grond van artikel 6 van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (Stb. 2006, 95) is een overzicht opgenomen van medewerkers die in het verslagjaar meer verdiend hebben dan het gemiddelde belastbare jaarloon van een minister. Dit gemiddelde belastbare jaarloon is voor 2006 vastgesteld op € 171 000,–. Voor dit departement heeft de publicatieplicht betrekking op de navolgende functionarissen1.
Bedragen in € | ||||||||
Functie | Belastbaar jaarloon 2005 | Pensioen-afdrachten en overige voorzieningen betaalbaar op termijn 2005 | Totaal 2005 | Belastbaar jaarloon 2006 | Pensioen-afdrachten en overige voorzieningen betaalbaar op termijn 2006 | Totaal 2006 | Motivering | Opmerkingen |
Commandant der Strijdkrachten | 172 438 | 26 513 | 198 951 | 202 645 | 23 010 | 225 655 | 40-urige werkweek en bij functie passende emolumenten. | Inkomsten betreffen niet alleen salaris: garantievliegtoelage € 13 700, emolument huisvesting t.b.v. representatief functioneren € 37 500, 40-urige werkweek € 7 900 en brutopremie 35-jarig dienstverband € 23 500. |
Commandant der Luchtstrijdkrachten | 126 838 | 24 404 | 151 242 | 157 584 | 23 666 | 181 250 | 40-urige werkweek en bij functie passende emolumenten. | Inkomsten betreffen niet alleen salaris: garantievliegtoelage € 18 800, 40-urige werkweek € 7 400 en brutopremie 35-jarig dienstverband € 23 900. |
Eén-jachtvlieger | 64 688 | 6 091 | 70 779 | 164 829 | 8 439 | 173 268 | Eénmalige uitkering van een meerjarige bindingspremie | Voor de betreffende jachtvlieger geldt een meerjarige bindingspremie € 84 200 en vlieg- en oefentoelage van € 25 000. |
1 Bovenstaande gegevens zijn ontleend aan het salarissysteem van Defensie.
9. BIJLAGE 1: TOEZICHTRELATIES EN ZBO’S/RWT’S
De ministeriële verantwoordelijkheid van de minister van Defensie beperkt zich tot één rechtspersoon met een wettelijke taak, de Stichting Ziektekostenverzekering Krijgsmacht (SZVK).
De SZVK is namens het ministerie van Defensie belast met de uitvoering van de ministeriële Regeling Ziektekostenverzekering militairen.
Bijzonderheden bij de goedkeuring van de begroting en de jaarrekening
De begroting wordt jaarlijks vastgesteld door het bestuur van de SZVK. De minister van Defensie stelt jaarlijks de premie vast op basis van een op de begroting gebaseerd premievoorstel van de zijde van het bestuur.
Bijzonderheden met betrekking tot de vermogenspositie
Vanaf 1 januari 2006 verricht de SZVK alleen nog maar activiteiten die betrekking hebben op de militair in actieve dienst.
Vanuit dat oogpunt is ook een aanzienlijk deel van de reserve van de SZVK teruggevloeid via het ministerie van Defensie naar de doelgroepen (postactieve militairen) die niet meer vallen onder de SZVK. Dit is gebeurd door in het arbeidsvoorwaardenakkoord 2004 tot maart 2007 tweemaal een nominale uitkering toe te kennen aan de desbetreffende doelgroep.
Het totale aantal deelnemers, actief dienende militairen, bedroeg ultimo 2006 49 599.
Vermogen 31-12 (in miljoenen €) | 2005 | 2006* |
---|---|---|
Solvabiliteitsreserve | 7,534 | 3,100 |
Overige reserve | 5,713 | 2,000 |
Totale reserve | 13,247 | 5,100 |
* voorlopige indicatie.
Overzicht van de staat van baten en lasten
Deze informatie kan nog niet worden verstrekt omdat de SZVK conform de vigerende overeenkomst uiterlijk 1 juni haar jaarverslag over het voorgaande kalenderjaar indient.
10. BIJLAGE 2 – TOEZEGGINGEN AAN DE ALGEMENE REKENKAMER
In onderstaande tabel wordt ingegaan op de toezeggingen aan de Algemene Rekenkamer naar aanleiding van het Rapport bij het Jaarverslag Defensie 2005 en de getroffen maatregelen.
Toezegging | Resultaten 2006 |
Financieel beheerDe problemen in het financieel beheer zijn voornamelijk te herleiden naar onduidelijkheden over taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden (koppelvlakken). Het oplossen hiervan door betere afstemming en mogelijk nadere aanwijzingen, vormt een van de speerpunten van 2006 | De kwaliteit van het financieel beheer vertoont een stijgende lijn maar is nog niet op het gewenste niveau.Met de introductie van het kwaliteitsplan 2007 wordt nadrukkelijk het lijnmanagement betrokken bij de aanpak van het beheer. |
Wapen- en munitiebeheerIn 2006 zal worden toegezien op de naleving van de aangescherpte procedures. Bij de KMar worden maatregelen genomen die passen bij de specifieke omstandigheden waaronder en de wijze waarop KMar-personeel wordt ingezet. | De procedures zijn aangescherpt. CDS heeft als lijncommandant van de operationele commando’s een veel grotere invulling gegeven aan zijn rol. Bij de KMar is een Taskforce ingesteld. Inmiddels is bij de KMar de opzet en het bestaan op orde, de werking wordt in 2007 getoetst. |
MagazijnvoorraadadministratiesDe voortgang van de verbetermaatregelen worden nauwlettend gevolgd en hierover wordt op gezette tijden gerapporteerd aan de Algemene Rekenkamer.De bereikte verbeteringen worden bestendigd en daar waar mogelijk, uitgebreid. | Grote voorraden zijn inmiddels ondergebracht bij DMO. Eenheden met knelpunten (onder meer KPU en AGB) worden door een separaat daartoe ingestelde stuurgroep aangestuurd. De Algemene Rekenkamer is over de voortgang geïnformeerd. |
MaterieelinventarisadministratiesIn 2006 zal nader onderzoek worden uitgevoerd naar de oorzaken van de structurele onvolkomenheden en op basis daarvan worden passende maatregelen genomen | Onderzoek is uitgevoerd door een extern bureau en eind november gepresenteerd aan het Audit Comité. De vervolgstappen en aandachtspunten worden aangeboden aan de beleidsverantwoordelijken. |
Financieel en materieelbeheer bij crisisbeheersingsoperatiesDe aangepaste regelgeving is voor het eerst gebruikt voor de inzet in Zuid-Afghanistan. De effecten zullen pas blijken uit de resultaten van de controles. | In 2006 heeft CDS met diverse aanwijzingen de opzet van financieel en materieelbeheer tijdens crisisbeheersingsoperaties versterkt. In de praktijk blijkt dat de functionarissen in uitzendgebieden niet altijd bekend zijn met de speciaal voor crisisbeheersingsoperaties vervaardigde aanwijzingen. Dit verbeterpunt wordt momenteel opgepakt. |
ParestoDe voortgang van de verbetermaatregelen worden nauwlettend gevolgd en hierover wordt op gezette tijden gerapporteerd aan de Algemene Rekenkamer. | Op het gebied van financieel beheer heeft Paresto grote vorderingen gemaakt. Van de 36 verbeterpunten zijn er twee nog niet geheel gerealiseerd. Per ultimo 2006 is bij Paresto sprake van ordelijk en controleerbaar financieel beheer. |
Materieeladministraties (DTO)De voortgang verloopt goed maar het valt niet uit te sluiten dat ook over 2006 nog een deel van de verrekening op basis van lumpsum zal plaatsvinden. | Over 2006 is de administratie als te weinig betrouwbaar beoordeeld. Op basis van dit beeld vindt facturering op basis van p x q plaats. |
Deskundigheid en beschikbare capaciteit IC-personeelEr wordt nagegaan of het verder uitwerken en invoeren van de single audit gedachte kan leiden tot een kwaliteitsslag in de interne controle. | Er is een plan opgesteld met maatregelen die afdoende moeten zijn om deze onvolkomenheid op te heffen. Dit plan is afgestemd met de Algemene Rekenkamer. |
P&O 2000+ PeoplesoftIn 2006 zal de vangnetconstructie verder worden verbeterd. | De onvolkomenheden bij PeopleSoft zijn in 2006 weggenomen. |
VBTB-conformiteitIn het jaarverslag over 2007 zal conform nieuwe sjablonen worden gerapporteerd. Vooruitlopend hierop zal in 2006 geprobeerd worden het gewenste inzicht beter te benaderen. | De begroting en jaarverslag van het ministerie van Defensie zijn op verzoek van de Tweede Kamer ingericht naar beleidsartikelen. In dit jaarverslag is getracht het gewenste inzicht zo goed mogelijk te benaderen. |
11. BIJLAGE 3 – OVERZICHT PERSONELE EN MATERIËLE INZET BIJ CRISISBEHEERSINGSOPERATIES
De personele aantallen in onderstaande tabellen betreffen de gemiddelde bezetting voor de duur van de missie. Om deze functies permanent te vullen roteert het defensiepersoneel gedurende de loop van het jaar. In 2006 zijn totaal voor alle operaties 10 574 militairen uitgezonden (militairen die in 2006 meerdere keren waren uitgezonden zijn hierbij éénmaal meegerekend).
Bescherming van de integriteit van eigen en bondgenootschappelijke territorium incl. de Nederlandse Antillen en Aruba
Operatie | Locatie | Periode | Bijdrage | Materieel | Personele aantallen |
MIDDELLANDSE ZEE | |||||
Active Endeavour | Middellandse zeegebied | wisselend | Maritieme patrouille | 1x fregat | 155 |
Bijdrage aan snelle reactiemachten
Operatie | Locatie | Periode | Bijdrage | Materieel | Personele aantallen |
NRF | |||||
NRF 6 | Stand-by | Jan-jun ’06 | Oppervlakte-schepen, ADX/ FBX Jachtvliegtuigen, TMD, Speciale eenhe- den mariniers | Fregat, Mijnenjager12 x F-162 x PatriotvuureenheidSf-uitrusting | 800–900 |
NRF 7 | Stand-by | Jul-dec ’06 | Oppervlakte-schepen, ADX/ FBX Jachtvliegtuigen, TMD, Tankercapaciteit | FregatMijnenjager12 x F-16PatriotvuureenheidKDC-10 | Ongeveer 600 |
EU Rapid Response | |||||
Start 01012007 |
Bevordering internationale rechtsorde en stabiliteit c.q. deelname crisisbeheersingsoperaties
Operatie | Locatie | Periode | Bijdrage | Materieel | Personele aantallen |
Europa | |||||
EUFOR (per 2–12–2004) | Bosnië-Herzego-vina | Gehele verslagperiode | National Sup- port Element (NSE); Normal framework operations (NFO); Liaison Observation teams (LOT); Kmar-detach (IPU). | Diverse voertuigen waaronder : wielvoertuigen, terreinvoer- tuigen (MB’s) en YPR’s | Geleidelijke afbouw van 330 naar 280 |
European Union Police Mission (EUPM) | Bosnië-Herzego-vina | Gehele ver- slagperiode | Marechaussees | Geen | 4 |
EU Monitoring Mission (EUMM) | Servie/Kosovo/Albanië | Gehele ver- slagperiode | Waarnemers | Voertuigen | 3 |
Kosovo Force (KFOR) | Hoofdkwartier Pristina | Vanaf 10/05 | Stafofficieren | Geen | 4 |
Midden-Oosten | |||||
Nato Training Mission Irak | Bagdad | Gehele ver- slagperiode | Stafofficieren | Geen | 15 |
UN Truce Supervision Organisation (UNTSO) | Israël/Syrië/Libanon | Gehele ver- slagperiode | Waarnemers | Geen | 12 |
EU BAM Rafah | Gazastrook | Vanaf 2006 | 3 x monitor grenspost (KMAR) | 3 | |
CF MCC | Bahrein | Hele jaar | Stafofficieren | Geen | 2 |
CTF-150 | Arabische Zee | Tot april 2006 | Maritieme Patrouille | 1x fregat1x bevoor- radingsschip1 x onderzeeboot | 393 |
Unifil Libanon | Voor kust Libanon | Vanaf 15 dec 2006 | Maritieme Patrouille | 1 x fregat | 160 |
Afghanistan | |||||
ISAF | Afghanistan | Vanaf 08/04 | Deel uitmakend van het NAVO HQ en andere ondersteuning aan ISAF (CONTCO/NSE) | MB’s, 2 x Patria en diverse white fleet voertuigen | 80 militairen |
Vanaf 25/08/04 tot 01/10/06 | Provincial ReconstructionTeam Bahglan | Wielvtgn, w.o. 5 Patria’s,10 MB’s 4 & 5 tonners | 185 militairen | ||
ATF | Afghanistan | Tot 20 oktober 2006 | Transport detachement | C-130 | 22 militairen |
Vanaf 24/03/05tot 05/06 | F-16 detachementATF (vanaf 7 juli 2007)StafCougar | 4 x F-16 | 110 militairen | ||
van 05/06 tot 11/06 | 8 x F-16 | 120 militairen | |||
Vanaf 11/06 | 6 x F-16 | 110 militairen | |||
Vanaf 29/03/04 | Apache-detachement | 6 Apache-gevechtsheli’s | Aantal militairen is opgenomen in TFU-aantal | ||
ISAF Stage III | Afghanistan | Vanaf 01/05/06 | Deployment Task Force | Patria, YPR | 1 100 |
Vanaf 01/08/06 | Task Force Uruzgan inclusief CONTCO/NSE, Cougar en Apache-deta- chement | Patria, YPR, Fennek, Bushmaster, Nyala, Pantserhouwitzer, | 1 430 | ||
Van 02/06 tot 11/06 | Stafofficieren voor hoofdkwartier Regional Command South | 34 | |||
Vanaf 11/06 | Leiding over hoofdkwartier Regional Com- mand South | Fennek, Bushmaster Sperwer | 200 | ||
OEF | Afghanistan | Vanaf 04/05 tot 04/06 | Korps Commando Troepen aangevuld met spe- ciale eenheden van Korps Mariniers, ondersteund door helidetachement | Diverse types wielvtgn o.a. soft tops MB’s en 4 Chinook-transportheli’s | 165 SF militairen + 85 heli-detachement |
Golfregio | |||||
Enduring Freedom CTF 150 | Golfregio | Van 12/05 tot 04/06 | Maritieme Patrouille | 1x fregat met commandostaf1 x bevoor- radingsschip1 x onderzeeboot | 395 |
TF-150/CFMCC | Bahrein | Vanaf 2004 | Stafofficieren | 2 (per dec 2006 :3) | |
Afrika | |||||
MONUC in DRC (Congo) | Hoofdkwartier MONUC Kisangani | Vanaf 02/05 | Stafofficier | Geen | 1 |
Oostelijke MONUC-divisie | Divisiecom- mandant | Geen | 1 | ||
BSB in DRC (Congo) | Ambassade Kinshasa | Van 16/10/06 tot 15/12/06 | Marechaussee beveiliging | 2 civiele 4WD pantservoertuigen | 2 |
EUPOL in DRC (Congo) | Kinshasa | Vanaf 01/05 tot 22/12/06 | Marechaussees | Geen | 2 |
EUSEC in DRC (Congo) | Kinshasa en Bunia | Vanaf 05/06 | Stafofficieren en O.Off | 1 | |
EUFOR in DRC (Congo) | Kinshasa | Vanaf 07/06 tot 12/06 | Stafofficieren, infanteriepelo- ton en chirurgisch team | 5 MB Soft Top | 44 |
IMAT | Soedan | Van 11/05 tot 09/06 | Adviesteam | 2 | |
UNMIS | Soedan | Vanaf 22/04/06 | Waarnemers/Marechaussee | Geen | 28 |
Combined Joint Task Force «Horn of Africa» | Djibouti | Stafofficieren | Geen | 2 | |
Overige bijdrages en Noodhulp | |||||
Noodhulp Pakistan | Bagh | 11/05 tot 01/06 | Noodhospitaal | Veldhospitaal met diverse voertuigen | 130 |
Evacuatie Libanon | Beiroet | 07/06 tot 09/06 | BSB en KCT | Geen | 10 |
Suriname overstroming | Langa Tabiki en Stoelmaneiland | 18 tot 25 mei | Verstrekking noodhulpgoederen | Lynx/helikop- ters, F-60 en RHIBs | 15 en bemanningen helikop- ters/F-60 |
12. BIJLAGE 4 – TOELICHTING GROTE INVESTERINGSPROJECTEN
Luchtverdedigings- en commandofregatten (LC-fregatten)
Het betreft de verwerving van vier LC-fregatten, die in 2006 aan de sterkte van de vloot zijn toegevoegd. Van het projectbudget is € 1 455,9 miljoen uitgegeven. Het resterende budget is onder andere bestemd voor restbetalingen, onderdelen, Sirius en platform-modificaties. In de loop van 2007 zal de evaluatie van het project conform de DMP-E-procedure worden gestart.
Het contract voorziet in de aanschaf van 20 fregattenhelikopters, waarvan veertien met een volledig missiesysteem en zes met voorzieningen voor het inbouwen van een dergelijk systeem. Op basis van de gewijzigde behoefte wordt een gewijzigd contract voorbereid naar twaalf fregattenhelikopters met een volledig missiesysteem en acht maritieme tactische transporthelikopters (MTTH) (plus een optie op twee). In de begroting 2006 was uitgegaan van het totstandkomen van de contractwijziging, waardoor in 2006 grote betalingen zouden worden gerealiseerd. De contractwijziging is echter nog niet tot stand gekomen. Verder leidde vertraging bij de aanbesteding van de trainer ertoe, dat in 2006 de geprognosticeerde € 30 miljoen niet betaald werd.
De eerste NH-90 helikopter wordt contractueel eind 2007 geleverd. Echter, als gevolg van vertraging in het kwalificatieproces vindt feitelijke levering naar verwachting plaats medio 2008. Een aangepast leveringsschema wordt in de contractwijziging voor de MTTH meegenomen.
Van het projectbudget is € 312,6 miljoen uitgegeven.
Verbetering Mobiliteit Stinger (Stingerplatform)
Het project behelst de aanschaf van 36 Stingerplatformsystemen ter vervanging van het in 2006 uitgefaseerde wapensysteem PRTL-35mm GWI. Hiervan zullen achttien Stingerplatformsystemen vanaf het voertuig Fennek en achttien Stingerplatformsystemen vanaf het voertuig Mercedes Benz (MB) gaan opereren. Het project is verdeeld in een tweetal fasen. In fase 1 zal het Stingerplatformsysteem mediumversie Fennek worden verworven. In fase 2 het systeem ten behoeve van de MB. Voor de fase 1 (Stingerplatform Medium) is eind september 2005 een contract gesloten. Levering is voorzien vanaf eind 2007 tot medio 2008. Het systeem uit fase 2 wordt in eigen beheer gebouwd (MCW) op basis van een Deens handmatig bediend platform. Voorzien wordt om gebruikte systemen van de Deense overheid over te nemen. Vanwege een tussentijds door de gebruiker gewenste ontwerpwijziging is de instroom hiervan vertraagd en vindt nu plaats vanaf eind 2007. Van het projectbudget is ongeveer € 12,4 miljoen betaald.
Groot PantserWielVoertuig/GPV/Ontwikkelingsfase
Als onderdeel van het project «Vervanging Pantservoertuigen» heeft Nederland begin 2001 besloten samen met Duitsland en het Verenigd Koninkrijk een groot pantserwielvoertuig te ontwikkelen. Dit voertuig heeft inmiddels de naam Boxer gekregen. Eind 2004 hebben zowel de Britse overheid als de Britse industrie zich formeel uit het project teruggetrokken. De nu bilaterale overeenkomst is voor het gemeenschappelijke basisvoertuig in een afrondende fase gekomen maar dient voor de nieuwe nationale versies nog te worden voorgezet, onder andere voor de ontwikkeling van de kwalificatie van het genievoertuig en de integratie van het Remote Controlled Weapon Station. Van het projectbudget is ongeveer € 94 miljoen betaald.
Groot PantserWielVoertuig/GPV/Productiefase
Na politieke instemming in Nederland en Duitsland is eind 2006 de overeenkomst voor de verwerving van totaal 200 voertuigen getekend. Met dit nieuwe voertuig wordt voldaan aan de operationele eisen met betrekking tot het moderne optreden: voldoende transportvermogen, een goede bescherming en een grote mobiliteit. De voertuigen zullen worden geleverd vanaf 2011 tot en met 2016. Van het budget is nog niets besteed.
Future Ground Based Air Defence Systems (FGBADS)
Met FGBADS wordt mede invulling gegeven aan de in de Prinsjesdagbrief 2003 beschreven luchtverdediging «nieuwe stijl». Het project is opgebouwd uit twee delen, een capaciteit voor een Battle Management Command, Control, Communications, Computerization and Information (BMC4I) en een SHORAD-shooter capacity (SCC). Het BMC4I is verder opgedeeld in twee fasen: een initiële capaciteit (IOC) en een aanvullende capaciteit (FOC).
Het IOC-deel van het BMC4I is in 2004 gecontracteerd en was begin 2006 voor 50% gerealiseerd. Het IOC-deel is niet, zoals gepland in oktober, maar in december 2006 afgerond. Het FOC-deel van het BMC4I en de benodigde SCC is in 2006 volgens plan in december gecontracteerd (€ 119,5 miljoen). Het FOC-deel van het BMC4I en de benodigde SCC zullen naar verwachting in 2009 kunnen worden overgedragen aan de operationele gebruiker.
Daarnaast is in december 2006 het Supplier Logistic Service contract (€ 20,4 miljoen) afgesloten, dat voor vijf jaar (vanaf 2009) voorziet in het integrale onderhoud.
Project Battlefield Management Systeem (BMS)
Het project geeft invulling aan de C2 (Command and Control) ondersteuning van grondgebonden eenheden van het CLAS. Met het Battlefield Management System (BMS) wordt beoogd de operationele informatievoorziening en daarmee de commandovoering op het niveau peloton, compagnie en bataljon te verbeteren door vooral de situational awareness bij deze eenheden te verbeteren. Het systeem is onderdeel van het grotere geheel van operationele commandovoeringsystemen dat is gebaseerd op C3I-architectuur. Het BMS werkt tevens als Blue Force Tracker, waarmee de positie van de eigen (blue) eenheden kan worden bepaald (via GPS). Het BMS bestaat uit de ontwikkeling van de software door het C2 Support Center (C2SC), de hardware voor het BMS en de datatransmissiecapaciteit voor gebruik in BMS (throughput capaciteitsvergroting). Voor BMS is later dan gepland (medio 2006) de DMP-C fase afgerond. Tegelijkertijd is de DMP-A fase afgerond voor de data-radio’s, Data Communicatie Mobiel Optreden (DCMO), en is besloten de D-fase van BMS en de BCD-fase van DCMO te combineren. Aan de software ontwikkeling van BMS is € 1 miljoen besteed in 2006. De DMP-(B/C)D-fase voor BMS-hardware en DCMO is in 2006 voorbereid. Voor het BMS zijn vijf aanbiedingen ontvangen en kan een keuze binnen het budget worden gemaakt. Afronding kan plaatsvinden in het voorjaar van 2007. Voor het DCMO gedeelte zijn drie aanbiedingen ontvangen en kan een keuze binnen het budget worden gemaakt. De aanbiedingen zijn echter op verschillende concepten gebaseerd, waardoor meer studie en testen moeten plaatsvinden voordat de BCD-fase kan worden afgerond.
Het CLAS heeft al geruime tijd behoefte aan een zwaar gepantserd mijnenveld-doorbraaksysteem. Tevens is de huidige genietank Leopard 1 dringend aan vervanging toe. Het project genie/doorbraaktank voorziet in verwerving van tien tanks die voor beide taken kunnen worden ingezet. Op basis van een Leopard-tank onderstel zal het systeem worden uitgerust met onder andere een dozerblad, een grijparm, een betoncrusher, een mijnenploeg en een elektro-magnetisch ruimcomponent. Bij dit project is sprake van een gezamenlijke verwerving met Zweden (zes stuks). Het DMP-D document en contract wordt voorzien in de eerste helft van 2007.
Dit project voorziet in de vervanging van de huidige brugleggende Leopard 1-tank. Vervanging is noodzakelijk gezien het bereiken van het einde van de technische levensduur en omdat de brugclassificatie van het huidige systeem niet toereikend is voor het gewicht van de gemodificeerde Leopard 2. Het project voorziet in de verwerving, in samenwerking met Duitsland, van tien «PanzerSchnellBrücke-2» en uit vier gemodificeerde zgn. «Leguaanbruggen» op wielvoertuigen (firma MAN uit Noorwegen). Nederland heeft samen met Duitsland de ontwikkeling van de «PanzerSchnellBrücke-2» (een modulair Leopard-2 brugslagsysteem) ter hand genomen, waarvan twee prototypes zijn gebouwd. Vanwege verwachte budgetoverschrijdingen vindt zowel aan Nederlandse als Duitse zijde een heroverweging ten aanzien van het project plaats. Afhankelijk van de uitkomsten zal medio 2007 de definitieve kwantitatieve en kwalitatieve behoefte kunnen worden vastgesteld waarna in 2008 het DMP-D zou kunnen volgen. Met Noorwegen zal mogelijk nog in 2007 een MoU voor de materieelsamenwerking t.a.v. de «Leguaan» worden afgesloten.
Het project Fennek is een samenwerkingsverband tussen de Nederlandse en de Duitse Defensie, waarbij Nederland is aangemerkt als Lead Nation en met 410 voertuigen deelneemt aan dit project. Van 202 voertuigen is de hoofdtaak het verzamelen van gevechtsinlichtingen voor grondoperaties, waarvan 148 Fennek Licht Verkennings- en Bewakingsvoertuig (LVB), 46 specifiek toegerust ten behoeve van doelopsporing Voorwaartse Waarnemer (VWNR) en acht stuks ten behoeve van geleiding van grondgebonden vuursteun Tactical Control Party (TACP).
De overige 208 Fennek-voertuigen maken deel uit van het project voor de «Vervanging van Pantservoertuigen» (onder andere YPR). Dit zijn Fenneks in de uitvoeringen Medium Range Anti-tank (MRAT) en Algemene Dienst (AD).
Gedurende de looptijd van het contract zijn de behoeften meerdere malen aangepast. Ook zijn in 2006 modificaties uitgevoerd voor het aanbrengen van provisions for HF-radio als gevolg van gerelateerde projecten. In 2006 zijn er 90 LVB, 40 MRAT, 9 VWRN en 15 AD-Fenneks geleverd.
In 2006 is € 22,8 miljoen meer betaald dan in de begroting 2006 werd geraamd als gevolg van een versnelde levering van een aantal voertuigen.
Infanteriegevechtsvoertuig (IGV)
Het project IGV voorziet in de verwerving van 184 nieuwe gevechtsvoertuigen als vervanging van de technisch en operationeel verouderde YPR 25mm voertuigen (PRI). Met de aanschaf wordt invulling gegeven aan de eisen van goede bescherming, grote mobiliteit en goede vuurkracht. Het hoofdcontract met betrekking tot de verwerving van de voertuigen is eind 2004 ondertekend, op basis waarvan de seriematige levering vanaf 2007 tot en met 2010 zou plaatsvinden. De goedkeuring en verificatie van het door de leverancier op te leveren kwalificatievoertuig is vertraagd. Dit betekent dat ook de start van de seriematige aflevering is vertraagd naar eind 2007. Op basis van het door industrie voorgestelde leverschema zal de opgelopen achterstand nog in het jaar 2008 worden ingelopen. Contracten voor de verwerving van aanverwante producten zoals de rijsimulator en de aanschaf van de initiële munitie zijn ondertekend. Tevens is de verwervingsvoorbereiding van de integratie van CV-90 modulen in de tactische indoor simulator (TACTIS) in volle gang. Van het projectbudget is ongeveer € 242 miljoen betaald.
Pantserhouwitser 2000 (inclusief munitie)
Dit project betreft de vervanging van de M109 en M114 vuurmonden door de PzH 2000. Hiertoe is in 2002 een contract voor de verwerving van 57 PzH 2000 gesloten. In januari 2007 zijn hiervan zeventien geleverd. Drietal PzH 2000 zijn ingezet in Afghanistan. Het project voorziet tevens in de verwerving van een initieel pakket lange-dracht-munitie 155 mm, documentatie en reservedelen. Overigens zullen ongeveer achttien PzH 2000 worden afgestoten. Gesprekken hierover met potentiële afnemers zijn gaande. Van het projectbudget is ongeveer € 112 miljoen betaald.
Nederland neemt sinds 2002 als level 2 partner deel aan de System Development & Demonstration-fase (SDD-fase) van het Joint Strike Fighter-programma. Nederland heeft zich in het Memorandum of Understanding (MoU) voor de SDD-fase verplicht tot een financiële bijdrage van $ 800 miljoen, waarvan $ 50 miljoen mag worden besteed aan door Nederland geïnitieerde projecten. Voor de deelneming aan de SDD hebben de overheid en de industrie een business case opgesteld. Na de ontwikkeling van de JSF volgen de productie-, de instandhoudings- en doorontwikkelingsfasen van het toestel. Voor de inrichting van deze fasen gedurende de gehele levensduur van het toestel hebben de partnerlanden een MoU over de Production, Sustainment and Follow-on Development (PSFD) opgesteld. Het MoU verplicht de partnerlanden mee te betalen aan non-recurring costs voor onder meer de inrichting van de productielijn. Met de ondertekening van de MoU door Nederland in november 2006 werd het begin van een nieuwe fase (de PSFD-fase) ingeluid. De MoU heeft een geldigheid van 45 jaar en heeft tot doel de operationele inzetbaarheid van het toestel gedurende de gehele levensduur op doeltreffende en doelmatige wijze te garanderen. Daarnaast bevat het afspraken over het management van het PSFD-programma en over de financiële, contractuele en industriële verplichtingen.
F-16 Luchtverkenningsysteem (LVS)
De aanschaf van luchtverkenningsystemen maakt onderdeel uit van de defensiebrede behoefte aan lucht-grond waarneming. Het huidige tactische LVS voor de F-16 is operationeel en technisch verouderd. Met het nieuwe wordt een goed beeld en near real time van de omgeving rond het doel verkregen. Dit project geeft invulling aan de verwerving van nieuwe tactische luchtverkenningssystemen. In 2005 heeft een herijking van de behoefte, contractgunning en een «$-koers aanpassing» over het totale projectvolume plaatsgevonden en is het projectbudget op € 41,0 miljoen vastgesteld. Leveringen zijn voorzien in de periode 2007 tot en met 2009. Van het projectbudget is ongeveer € 10,8 miljoen betaald.
Dit project omvat de aanschaf van een 3e en 4e C-130, het groot onderhoud hiervan, een cockpit upgrade en het uitvoeren van diverse modificaties om dezelfde configuratie te krijgen als de 1e en 2e C-130. Van het projectbudget is ongeveer € 23 miljoen betaald. De 3e C-130 wordt in februari 2008 afgeleverd, de 4e volgt in juli 2008.
In de Oktoberbrief 2006 van de minister van Defensie aan de Tweede Kamer is het voornemen opgenomen om zes nieuwe Chinookhelikopters – een uitbreiding van vier en de vervanging van twee die in Afghanistan verloren zijn gegaan – te verwerven om onder andere tegemoet te komen aan de grote behoefte aan middelzware transporthelikopters in inzetgebieden. Bij ontvangst in het najaar 2006 van de offerte van Boeing en de deelleveranciers is gebleken dat de beoogde gelijktijdige standaardisatie van de Nederlandse Chinook-vloot en de beoogde verwerving van Special Forces kits niet uit het projectbudget gefinancierd konden worden. Op grond hiervan is besloten om de beoogde standaardisatie van de vloot uit te stellen en de benodigde uitrusting voor SF voor 4 toestellen aan te schaffen. De standaardisatie, die op zichzelf onverminderd gewenst is, kan op verantwoorde wijze over enige jaren worden gecombineerd met het voorziene levensduurverlengend onderhoud (Mid Life Update) van de huidige vloot. De standaardisatie is gepland in de periode 2014–2018. Op 15 februari 2007 is het contract met de firma Boeing getekend. Levering van het eerste toestel wordt vanaf het 3e kwartaal 2009 voorzien.
13. BIJLAGE 5 – OVERZICHT UITGAVEN KONINKLIJK HUIS
De uitgaven voor het Koninklijk Huis in 2006 zijn in onderstaande tabel opgenomen.
Omschrijving | x € 1 000 |
Beveiliging KMar | 25 781 |
Personele inzet | 1 530 |
Vlieguren | 174 |
Onderhoud Groene Draeck | 112 |
Totaal uitgaven | 27 597 |
Defensie volgt de kwantitatieve ontwikkelingen van de milieubelasting op de gebieden energie, luchtverontreiniging, geluid, milieugevaarlijke stoffen, verontreiniging van de bodem, afval en natuur. Daarnaast worden de niet-kwantitatieve doelstellingen op basis van informatie uit de defensieonderdelen gevolgd. Aan de hand van deze informatie wordt de realisatie van de doelstellingen uit de Defensie Milieubeleidsnota 2004 getoetst en zonodig bijgestuurd.
De belasting van het milieu wordt met indicatoren in beeld gebracht. De voor de verschillende doelstellingen relevante indicatoren staan bij de betreffende toelichtingen. Op het eind van deze milieubijlage is een overzicht van alle indicatoren opgenomen.
De energiedoelstellingen van Defensie zijn gebaseerd op de Europese richtlijn betreffende energieprestatie van gebouwen (2002), de energiebesparingnota van Economische Zaken van 1998, het vierde Nationale Milieubeleidsplan (2001) en de Bestuursovereenkomst Landelijke Ontwikkeling Windenergie. De belangrijkste indicatoren voor de prestaties op energiegebied zijn het totaal energieverbruik van Defensie en de energie-efficiency van gebouwen.
Figuur 1 Totaal energieverbruik (in 1000 GJ) van Defensie, onderverdeeld in het energieverbruik roerende- en onroerende zaken
Het totale energieverbruik van Defensie is ten opzichte van 2005 met 1% gedaald.
Het energieverbruik van het materieel is met 3% gestegen ten opzichte van 2005; bij het onroerend goed is het verbruik met 6% gedaald. In 2006 heeft de defensieorganisatie in totaal 172 miljoen liter aan brandstoffen verbruikt.
De belangrijkste indicatoren voor de invloed van defensieactiviteiten op het klimaat zijn de emissies van broeikasgassen (met name CO2), verzurende stoffen en ozonlaagaantastende stoffen.
Figuur 2 Emissie koolstofdioxide (CO2) van Defensie (in ton), onderverdeeld in de uitstoot veroorzaakt door roerende- en onroerende zaken
De emissie van broeikasgassen en verzurende stoffen is gerelateerd aan het energieverbruik en afhankelijk van de onderlinge verhouding van de verschillende brandstoffen. Door nieuwe inzichten in de omrekeningsfactoren van scheepsbrandstof (bron: RIVM) zijn de indicatoren met terugwerkende kracht gecorrigeerd.
De emissie van koolstofdioxide (CO2) is in het verslagjaar vrijwel gelijk gebleven. Door de toename van het brandstofverbruik voor materieel zijn de emissies van koolstofmonoxide, stikstofoxiden en zwaveldioxide in 2006 tussen de 1 en 5 % gestegen.
Lekverlies van koelinstallaties en activering van brandblusinstallaties veroorzaken emissies van ozonlaagaantastende stoffen zoals halonen, HCFK’s en CFK’s. Deze emissies zijn omgerekend naar CFK-equivalenten.
Figuur 3 Ozonlaagaantastend effect (in kg CFK equivalent) van Defensie
In 2006 is één derde minder aan CFK-equivalenten geëmitteerd dan in 2005. Het overschakelen naar minder belastende koudemiddelen heeft hier in belangrijke mate aan bijgedragen. Het gemiddelde jaarlijkse verlies aan ozonlaagaantastende stoffen voor defensie-installaties is ongeveer 5% van de totaal geïnstalleerde hoeveelheid van deze stoffen.
Doelstellingen energie | Eindjaar | Realisatie 2006 |
1. Eind 2006 zijn al verwarmde defensiegebouwen met een vloeroppervlak groter dan 1000 vierkante meter energetisch doorgerekend en eind 2008 is de energie-efficiency van de verwarmde gebouwen van Defensie voor het deel verwarming met 15% t.o.v. 1999 verbeterd. | 2006 2008 | Achter op schemaOp schema |
2. Eind 2008 wordt 75% van het elektriciteitsverbruik van Defensie duurzaam opgewekt. | 2008 | Op schema |
3. Defensie werkt mee aan de plaatsing van 20MW aan windturbines op defensieterreinen voor 2010. | 2010 | Op schema |
De energieprestatie voor gebouwen groter dan 1000 m2 dient conform de bepalingen in de EU «Energy Performance of Buildings Directive» berekend te worden. Tot en met 2006 heeft Defensie ruim één derde van de 1123 relevante gebouwen energetisch doorgerekend. Zoals aangegeven in het Milieujaarverslag 2005 zal de inventarisatie in 2007 worden afgerond.
Figuur 4 Energie-efficiency onroerende zaken t.b.v. ruimteverwarming (excl. elektriciteit) van Defensie
De energie-efficiency van het gebouwenbestand van Defensie is op het gebied van de ruimteverwarming in 2006 met 13% verbeterd. Inclusief het elektriciteitsverbruik bedraagt de verbetering van de energie-efficiency 9%.
Defensie geeft invulling aan de doelstelling door «groene» stroom in te kopen en op kleine schaal duurzame energie op te wekken met behulp van zonneboilers en zonnecollectoren. Het aandeel in te kopen duurzame energie wordt jaarlijks stapsgewijs verhoogd om zodoende de beoogde 75% in 2008 te bereiken. Defensie heeft in 2006 64% van haar elektriciteitsverbruik duurzaam ingekocht en ligt daarmee op schema.
Defensie richt zich op het gebied van windenergie voornamelijk op de realisatie van een viertal windturbines met een gezamenlijk vermogen van 15 MW op de defensielocatie te Coevorden. In 2006 heeft de Provincie Drenthe de beoogde locatie aangewezen in het Provinciaal Omgevingsplan en de vereiste verklaring van geen bezwaar in het kader van de planologische procedure verleend. Hiermee komt de afronding van de RO-procedure in zicht. Met het bevriezen van de MEP-subsidie halverwege 2006 is het project tijdelijk aangehouden. Zodra duidelijkheid wordt verkregen over de vorm waarin de MEP-subsidie onder het nieuwe kabinet terugkomt, zal over de doorgang van het project worden besloten. Voor de resterende 5 MW bestaan nog geen plannen waaraan Defensie kan meewerken.
Defensie produceert geluid bij grondgebonden activiteiten en bij vliegtuigbewegingen. Regels voor het grondgebonden geluid op inrichtingen zijn vastgelegd in vergunningen op grond van de Wet Milieubeheer (Wm). Voor de vliegtuigbewegingen zijn geluidzones rondom luchtvaartterreinen vastgesteld en in het Structuurschema Militaire Terreinen weergegeven.
Doelstellingen geluid | Eindjaar | Realisatie 2006 |
4. Defensie draagt bij aan het ontwikkelen van kennis ten aanzien van geluid van militaire activiteiten waarvoor geen beoordelingsmaat voorhanden is en aan het volledig maken van het wettelijk instrumentarium. | Op schema | |
5. Defensie brengt uiterlijk in 2008 voor alle Wm-vergunde inrichtingen het indirecte ruimtebeslag in kaart en bekijkt vervolgens per object, gekoppeld aan de actualisatie van de Wm-vergunning of de geluidszone, c.q. de geluidscontour, moet worden geactualiseerd. Uiterlijk 5 jaar nadat daarvoor het wettelijk instrumentarium beschikbaar is, zal het indirecte ruimtebeslag rond oefenterreinen in kaart worden gebracht. | 2008 | Op schema |
6. Defensie laat het totale oppervlak van het indirect geluidruimtebeslag in Nederland – vanaf het moment dat dit oppervlak is vastgesteld – bij ongewijzigd nationaal geluidbeleid niet stijgen. | Nog niet van toepassing |
Defensie heeft het veldonderzoek naar slaapverstoring ten gevolge van schietgeluid in 2006 afgerond. De volgende stap is het interpreteren van de verzamelde gegevens en het rapporteren van de bevindingen in 2007. Defensie voorziet ten aanzien van deze doelstelling geen andere invulling dan het slaapverstoringsonderzoek.
De geluidzones voor vliegtuigbewegingen van de militaire vliegvelden zijn definitief vastgesteld dan wel indicatief opgenomen in het Structuurschema Militaire Terreinen. Alle overige defensie-inrichtingen beschikken over een actuele vergunning met daarin opgenomen voorschriften, die de maximaal toegestane geluidruimte van die inrichting aangeven. Dit is de basis voor het in kaart brengen van het indirect ruimtebeslag per inrichting. Realisatie van de doelstelling uiterlijk 2008 is haalbaar. Voor oefenterreinen geldt geen wettelijk instrumentarium voor het geluidruimtebeslag. Het indirect ruimtebeslag van oefenterreinen wordt daarom niet in kaart gebracht.
Het totale oppervlak van het indirect geluidruimtebeslag is nog niet vastgesteld. Hiervoor moet eerst doelstelling 5 zijn afgerond. Het niet laten stijgen van dit totale oppervlak is daarom nog niet van toepassing.
Gevaarlijke stoffen spelen een belangrijke rol in de bedrijfsvoering van Defensie. Het beleid van Defensie volgt het nationale beleid, dat meer dan voorheen is gericht op bronaanpak van emissies en het opstellen van stoffenprofielen.
Doelstellingen gevaarlijke stoffen | Eindjaar | Realisatie 2006 |
7. In 2004 heeft Defensie lijsten van stoffen opgesteld, die door alle defensieonderdelen bij het verwervingsproces worden gebruikt. Deze lijsten worden jaarlijks geactualiseerd. | 2004 | Achter op schema |
8. Defensie heeft uiterlijk in 2008 de potentiële bloot-stellingen aan emissies van PBT-stoffen in beeld gebracht. | 2008 | Achter op schema |
9. Uiterlijk 2005 is er een inventarisatie uitgevoerd naar de belangrijkste veroorzakers van de uitstoot van fijn stof bij Defensie. | 2005 | Afgerond |
10. Uiterlijk 2006 is er een studie uitgevoerd naar de technische mogelijkheden om voor het materieel met een hoge uitstoot van fijn stof emissiereducties te realiseren. | 2006 | Achter op schema |
Defensie heeft aan de hand van nationale en internationale wettelijke bepalingen een concept voor een uitgebreide uniforme stoffenlijst laten ontwikkelen. Deze stoffenlijst met een opsomming van ongeveer 1 400 producten zal de basis vormen voor de selectie op ongewenste en verboden stoffen bij ontwerp en verwerving. In 2006 heeft Defensie gewerkt aan het bundelen van de diverse bestaande stoffenlijsten, het uitwerken van uniforme selectie-eisen en een verdeling in een aantal verschillende product- en stoffengroepen. De geplande afronding in 2006 is door de prioriteitstelling niet gehaald.
Defensie heeft op basis van een bureaustudie geïnventariseerd bij welke door Defensie gebruikte productgroepen Persistente, Bioaccumulerende en Toxische (PBT)-stoffen het meest waarschijnlijk zijn. In 2006 zijn geen stappen genomen de potentiële emissie in beeld te brengen omdat de nationale invoering in 2007 van de op dit gebied relevante EU-verordening REACH wordt afgewacht. Mede door deze vertraging is afronding van de doelstelling uiterlijk 2008 niet haalbaar.
De bureaustudie naar de emissiebronnen van fijn stof binnen de defensieorganisatie is in 2006 beoordeeld en aan de vervolgmaatregelen zijn prioriteiten gekoppeld. Hiermee is de uitgangssituatie voor de studie naar de technische mogelijkheden om emissie van fijn stof te reduceren bepaald. Met deze studie is in 2006 begonnen. De geplande afronding in 2006 is mede door het in de tijd uitlopen van de bureaustudie niet mogelijk gebleken.
Defensie werkt sinds 1991 aan haar bodemonderzoek- en saneringsprogramma. Van verdachte locaties en nieuwbouwlocaties op defensieterreinen wordt de bodemkwaliteit onderzocht. Ernstige bodemverontreinigingen worden gesaneerd of beheerst.
Met een actief bodembeheerplan wordt de lokale bodemkwaliteit vastgelegd, waardoor grondverzet met minder administratieve lasten kan worden gerealiseerd. Uitgangspunt hierbij is dat de bodemkwaliteit op die locatie door het grondverzet niet verslechtert.
Doelstellingen bodem | Eindjaar | Realisatie 2006 |
11. Defensie zal uiterlijk in 2023 alle ernstige bodemverontreinigingen op defensieterreinen saneren of beheersen. | 2023 | Op schema |
12. Defensie zal in 2008 actief bodembeheerplannen gereed hebben voor de 50 meest relevante defensieobjecten. | 2008 | Op schema |
In 2006 was 81% van de onderzochte locaties van het bodemprogramma van Defensie gereed. De komende jaren moet nog 5% van de locaties worden onderzocht. Defensie ligt daarmee enigszins voor op schema om uiterlijk in 2023 alle ernstige bodemverontreinigingen op defensieterreinen gesaneerd of beheerst te hebben.
Figuur 5 Percentage locaties gereed van het bodemsaneringsprogramma van Defensie over 2000 t/m 2006 gerelateerd aan het lineaire verloop van het programma tussen 1991 en 2023
Tot en met 2006 is voor 34 van de 50 relevante defensieobjecten een actief bodembeheerplan opgesteld. Met de implementatie van die plannen is een aanvang gemaakt.
Om bodemverontreiniging in de baanzool en de kogelvanger op schietbanen te verminderen of te voorkomen is een TNO-onderzoek gestart naar het gebruik van «groene munitie» voor oefendoeleinden. Momenteel wordt een aantal soorten «groene munitie» onderzocht. Naar verwachting zal het onderzoek in 2007 worden afgerond.
Waterbeheerplannen geven een beeld van alle hemel-, grond- en drinkwaterstromen op een defensieterrein en doen aanbevelingen voor maatregelen om tot waterbesparing te komen en het grondwater op peil te houden. Defensie stelt deze plannen op in nauw overleg met gemeente, drinkwaterbedrijf, provincie en overige belanghebbenden. Bij de aanbevelingen wordt een afweging gemaakt tussen wettelijke, bedrijfsmatige, economische en ecologische aspecten.
Figuur 6 Totaal waterverbruik (in 1000 m3) van Defensie, onderverdeeld in leidingdrinkwater- en grondwaterverbruik
Het leidingwaterverbruik bij Defensie is sinds de eerste metingen in 1999 vrij constant gebleven op ongeveer 2 miljoen m3 per jaar. Het verbruik per medewerker bedraagt momenteel 29 m3 per jaar. Het grondwaterverbruik in 2006 is vergeleken met het voorgaande jaar met 30% gedaald.
Doelstelling water | Eindjaar | Realisatie 2006 |
13. Defensie stelt uiterlijk in 2008 integrale waterbeheerplannen op voor 20 grote objecten en voert de daaruit voortvloeiende kosteneffectieve maatregelen uit. Gedurende de beleidsperiode zal worden bezien welke standaard beheersmaatregelen kunnen worden vastgesteld. | 2008 | Achter op schema |
Tot en met 2006 zijn de waterbeheerplannen van acht van de twintig geselecteerde kazernes en vliegbases afgerond. Er wordt gewerkt aan het uitvoeren van waterbesparende voorzieningen zoals het aanbrengen van bemetering, waterbesparende toiletten en douchekoppen. Daarnaast is inmiddels voldoende inzicht ontstaan om standaard maatregelen vast te stellen. De uitvoering van de doelstelling voor het opstellen van integrale waterbeheerplannen ligt iets achter op schema, maar de realisatie van de doelstelling uiterlijk 2008 blijft haalbaar.
Voor de inzameling en verwerking van bedrijfsafval beschikt Defensie over een centraal contract, waarbij aan de hand van weegbonnen controle en goedkeuring van betaling plaatsvindt. Sinds 1 juni 2006 is ook een vergelijkbaar defensiebreed contract voor de inzameling van gevaarlijk afval afgesloten.
Doelstellingen afval | Eindjaar | Realisatie 2006 |
14. Defensie stelt met ingang van 2004 de hoeveelheden en de afvalscheidingpercentages van de defensieafvalstromen vast. | 2004 | Op schema |
Uiterlijk 2006 worden per afvalstroom reductiedoelstellingen geformuleerd. De krijgsmachtdelen dienen deze percentages dan te halen. | 2006 | Achter op schema |
15. Vanaf 2004 zal Defensie het scheidingsproces monitoren, de kosten van afvalverwijdering registreren en de meest rendabele reductiemogelijkheden in beeld brengen. | Op schema |
Het totale gewicht aan afgevoerd afval is in 2006 met 11% afgenomen. Zowel de hoeveelheid bedrijfsafval als de hoeveelheid gevaarlijk afval is verkleind. Defensie heeft 63% van haar bedrijfsafval in tenminste twaalf aparte stromen gescheiden.
Figuur 7 De totale hoeveelheid afval (in ton) van Defensie, onderverdeeld in de hoeveelheid bedrijfsafval en de hoeveelheid gevaarlijk afval
In 2006 is gewerkt aan het bepalen van de reductiedoelstellingen. Momenteel wordt hieraan de laatste hand gelegd, zodat de doelstellingen in 2007 kunnen worden vastgesteld en geïmplementeerd.
Vanaf medio 2005 wordt de afgevoerde hoeveelheid afval gewogen en zijn de feitelijke hoeveelheden en kosten van afvalverwijdering voor Defensie inzichtelijk. De afvaladministratie vindt plaats in het Defensie Arbo- en Milieu-Informatiesysteem (DAMIS).
In 2001 is een programma gestart om te controleren of wordt voldaan aan het beleid voor externe veiligheid rondom munitiecomplexen. Dit beleid is vastgelegd in de nota van de staatssecretaris van Defensie nr D86/044/1341 d.d. 12 april 1988 «Zonering en externe veiligheid rond munitie-opslagplaatsen» (nota Van Houwelingen).
Doelstelling externe veiligheid | Eindjaar | Realisatie 2006 |
16. In 2005 rondt Defensie het programma «Risicoanalyses munitieopslag Defensie» af; daarna zal worden bezien of het in de nota Van Houwelingen vastgelegde beleid aanpassing behoeft. | 2005 | Afgerond |
Voor alle munitiecomplexen van Defensie zijn de risico-analyses externe veiligheid, uitgevoerd door TNO, inmiddels vastgesteld door het ministerie van VROM. Voor een aantal complexen moet in 2007 nog overleg plaatsvinden met de betrokken gemeentes over de geconstateerde inbreuken op de veiligheidszoneringen. De vraag of het in de Nota Van Houwelingen neergelegde beleid voor de externe veiligheid rondom de munitiecomplexen van Defensie wijziging behoeft, is een aantal maal met het ministerie van VROM besproken. Voorlopig standpunt is dat de methodiek van Van Houwelingen geen wijziging behoeft, maar dat de toepassing wel in lijn moet worden gebracht met het begrippenkader uit het Besluit «Externe veiligheid inrichtingen».
Defensie houdt bij het beheer en gebruik van defensieterreinen rekening met de aanwezige natuurwaarden, die om deze reden al vele jaren worden geïnventariseerd en gevolgd.
Per 1 oktober 2005 is de nieuwe Natuurbeschermingswet (Nb-wet) in werking getreden. Dit brengt voor Defensie een tweetal rechtsgevolgen met zich mee. Defensie zal als verantwoordelijke instantie beheerplannen moeten vaststellen voor de gebieden die in de aangewezen beschermingszones vallen (art 19a e.v. Nb-wet). In de «Beheerplannen Natura 2000» worden de doelstellingen voor de instandhouding van belangrijke natuurwaarden (Vogel- en habitatrichtlijn), zoals die worden vastgesteld door het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV), opgenomen en uitgewerkt per Natura 2000 gebied. Het bestaande gebruik in het gebied wordt getoetst aan deze doelstellingen. Op deze wijze kan in de beheerplannen bestaand gebruik worden gereguleerd.
Doelstellingen biodiversiteit en natuur | Eindjaar | Realisatie 2006 |
17. In 2004 zal het bestaande monitoringsysteem worden uitgebreid met soorten genoemd in de Habitat- en Vogelrichtlijn en de Floraen Faunawet. | 2004 | Afgerond |
18. In 2006 zullen – behoudens eventuele langdurige juridische procedures – voor alle relevante defensieterreinen de beheersplannen gereed zijn. | 2006 | Achter op schema |
Defensie is met het ministerie van LNV overeengekomen twee pilot-beheerplannen Natura 2000 op te stellen. De daarbij opgedane kennis en ervaring zal worden gebruikt bij de volgende serie beheerplannen voor defensieterreinen. De beide pilot-beheerplannen van het Infanterie Schietkamp (Oldebroek) en de Joost Dourleinkazerne (Texel) zijn in juni 2006 in concept aangeboden aan het ministerie van LNV. De volgende stap is dat het laatstgenoemd ministerie beschermingszones en instandhoudingsdoelen aanwijst. Deze aanwijzingsbesluiten staan in 2007 gepland. Aangezien de beheerplannen drie jaar na het betreffende aanwijzingsbesluit gereed dienen te zijn, blijft Defensie binnen de wettelijke termijnen voor de beheerplannen.
Goedwerkende milieuzorgsystemen zijn belangrijk voor het beheersen van de milieubelasting, het naleven van wet- en regelgeving en het realiseren van de milieudoelen. De milieuzorgsystemen van de defensieonderdelen moeten aantoonbaar aan de ISO-14 000 norm voldoen. De defensieonderdelen mogen de milieuzorgsystemen extern laten certificeren, maar dit is niet verplicht. De Auditdienst Defensie (ADD) toetst driejaarlijks de niet-gecertificeerde milieuzorgsystemen.
Figuur 8 Handhavingsresultaten van de VROM-Inspectie bij Defensie (bron: VROM-Inspectie)
Goedwerkende, systematische milieuzorg draagt bij aan een verantwoorde bedrijfsvoering voor Defensie.
De VROM-inspectie is bij de grotere inrichtingen van Defensie verantwoordelijk voor de handhaving van de milieuvergunningen. VROM-inspecteurs bezoeken deze inrichtingen en maken melding van geconstateerde tekortkomingen. Afhankelijk van de aard en ernst van deze tekorten wordt door de handhaver aan het tijdig opheffen een dwangsom verbonden.
In 2006 is in 35 gevallen een brief verzonden met een voornemen tot het opleggen van een dwangsom. In drie gevallen heeft dit tot een dwangsombeschikking geleid. In twee van die gevallen is door tijdig herstel van de tekortkomingen geen dwangsom geïnd; in één geval was dit helaas wel het geval.
Doelstellingen milieuzorg | Eindjaar | Realisatie 2006 |
19. Alle defensieonderdelen beschikken aan het begin van de beleidsperiode voor al hun processen over een goedwerkend milieuzorgsysteem. De Koninklijke landmacht (nu CLAS) en de Centrale organisatie (nu Bestuursstaf) bereiken die situatie eind 2004. | 2004 | Achter op schema |
20. Voor 31 december 2005 heeft de Auditdienst Defensie alle niet-gecertificeerde milieuzorgsystemen beoordeeld op basis van de ISO 14 000-norm en de SCCM-richtlijnen. Daarna wordt een driejaarlijkse herhalingstoets uitgevoerd. | 2005 | Achter op schema |
De Koninklijke marechaussee beschikt sinds 1 januari 2000 over een gecertificeerd milieuzorgsysteem. In 2006 is bij de verlengingsaudit het certificaat wederom uitgereikt. Voor enkele geconstateerde tekortkomingen zijn verbeteracties uitgezet.
De afzonderlijke luchtmachtbases hebben ieder een zelfstandig milieuzorgsysteem, waarvan er één extern is gecertificeerd. In 2006 zijn interne kwaliteitsaudits bij drie luchtmachtonderdelen uitgevoerd, die hebben geleid tot een verbeterslag van de milieuaspectenregisters. Daarnaast is een aantal openstaande milieuvacatures gevuld.
Het CZSK heeft in 2006 de grondig aangepaste systeemdocumentatie voor haar arbo- en milieumanagementsysteem gepubliceerd. Uit interne audits is gebleken dat er nog tekortkomingen zijn bij de invoering van het aangepaste systeem, waarop verbeteracties zijn uitgezet.
Het milieuzorgsysteem van het CLAS is geïmplementeerd. Eind 2006 heeft de audit door de Auditdienst Defensie plaatsgevonden; het eindrapport wordt na bespreking met het CLAS in het voorjaar 2007 verwacht.
De Defensie Materieel Organisatie werkt aan de invoering van het in 2006 vastgestelde handboek voor het milieuzorgsysteem en aan de integratie van de milieuzorgsystemen van de individuele bedrijven.
Het Commando Diensten Centra, bestaande uit verschillende bedrijfsgroepen, is in 2006 gestart met de invoering van een centraal arbo- en milieumanagementsysteem. De invoering van het milieudeel is voor een groot deel afgerond. De eerste interne milieu-audits hebben inmiddels plaatsgevonden.
De Bestuursstaf heeft een milieuzorgsysteem voor de facilitaire diensten. Voor de primaire processen wordt het milieuzorgsysteem ontwikkeld.
De auditdienst Defensie heeft in 2006 het milieuzorgsysteem van het CLAS getoetst. De bevindingen zijn nog niet definitief vastgesteld. De milieuzorgsystemen bij de DMO en de Bestuursstaf van Defensie zijn nog niet getoetst omdat deze hiervoor nog onvoldoende zijn geïmplementeerd.
Milieuzorg tijdens oefeningen en operaties
Bij de planning van vredes- en crisisbeheersingsoperaties en oefeningen wordt in toenemende mate aandacht besteed aan het aspect milieu. Tijdens de voorbereiding van de operaties en oefeningen wordt in principe door een verkenning een inschatting gemaakt van de lokale milieusituatie en worden de mogelijke milieueffecten van de operatie in kaart gebracht. Defensie heeft in 2006 opgetreden in onder andere Afghanistan en de Balkan.
Doelstelling milieuzorg tijdens oefeningen en operaties | Eindjaar | Realisatie 2006 |
21. De NAVO procedure STANAG 7141EP zal worden gehanteerd bij de planning van alle grotere oefeningen en operaties. Op alle niveaus in de organisatie zullen daartoe milieuaspecten worden geïntegreerd in de relevante operationele planningsprocedures en -documenten | Vanaf 2004 | Ingevoerd |
De NAVO Standardisation Agreement (STANAG) 7141EP over milieuzorg tijdens operaties en oefeningen is bij Defensie van kracht en wordt als basis gebruikt bij de operatieplanning. Nederland is in de Environmental Protection Working Group bij de NAVO verantwoordelijk voor het actueel houden van deze STANAG-procedure.
In 2006 is de omzetting van de STANAG 7141 in een planningsleidraad voor operaties afgerond en een bijlage Milieu voor het operatiebevel van de operatie in Afghanistan opgesteld. Ook heeft een aantal defensiemedewerkers de NATO-School in Oberammergau weer bezocht voor een cursus op het gebied van de betreffende STANAG.
Beleids-, planning- en begrotingsprocedure
Doelstelling beleids-, planning- en begrotingsprocedure | Eindjaar | Realisatie 2006 |
22. De Auditdienst Defensie voert jaarlijks een toetsing uit op realisatie van de doelstellingen van de DMB2004 en valideert jaarlijks de kwaliteit van de milieugegevens ten behoeve van het milieujaarverslag en de VBTB-rapportage. | Jaarlijks | Op schema |
Doordat de informatie over milieu met ingang van verslagjaar 2006 in het departementaal jaarverslag van Defensie is opgenomen, valt deze informatie voortaan onder de toetsingsnorm voor niet-financiële informatie, hetgeen wil zeggen traceerbaar en reproduceerbaar. Er wordt door de Auditdienst Defensie (ADD) derhalve geen oordeel over de kwaliteit van de milieugegevens gegeven.
Zowel door de verwerving van grote materieelprojecten als door de aanschaf van handelsgebruikelijke artikelen worden de milieuprestaties van Defensie beïnvloed. Om milieuaspecten correct en aantoonbaar te kunnen toetsen en meewegen, heeft Defensie een afwegingskader ontwikkeld.
Voor handelsgebruikelijke goederen en diensten zijn energielabels, milieukeurmerken en milieuzorgsystemen de instrumenten om op een praktische manier een milieuverantwoorde keuze te kunnen maken.
Doelstellingen materieelkeuzeproces | Eindjaar | Realisatie 2006 |
23. In 2004 ontwikkelt Defensie een defensiebreed afwegingskader voor milieuaspecten in het Defensie Materieelkeuze Proces. | 2004 | Ingevoerd |
24. Defensie maakt gedurende de beleidsperiode bij de aanschaf van handelsgebruikelijke goederen en diensten gebruik van energielabels, erkende milieukeurmerken en milieuzorgcertificaten als gunningcriterium. | Vanaf 2004 | Ingevoerd |
In 2006 heeft Defensie het «Handboek Verwerving Defensie» vastgesteld. In deze aanwijzing staan de toetsingselementen voor de voorgeschreven milieu-effect analysen, die in het Defensie Materieel Proces per alternatief zijn vereist. Hiermee is een defensiebreed afwegingskader voor milieuaspecten gegeven.
In het hiervoor genoemde «Handboek Verwerving» is eveneens invulling gegeven aan de defensiebrede milieueisen voor verwerving van materiële zaken en diensten, waaronder het gebruik van energielabels, erkende milieukeurmerken, milieuzorgcertificaten en als gunningcriteria.
Defensie is beheerder van een groot aantal terreinen met verschillende functies. Op de vliegbases, kazernes, vlootbases en logistieke inrichtingen staan ongeveer 14 000 gebouwen. Defensie is verantwoordelijk voor deze infrastructuur en is opdrachtgever voor de nieuwbouw- en onderhoudswerkzaamheden. Zowel in de nieuwbouw- als exploitatiefase worden grondstoffen en energie gebruikt en ontstaat bouwafval. De principes van Duurzaam Bouwen (Dubo) zorgen ervoor dat deze milieueffecten gedurende de hele levenscyclus van de gebouwen worden beperkt. Daarbij kan gedacht worden aan energiebesparende maatregelen (zoals dubbel glas en hoogrendementsketels), waterbesparing (bij toiletten en douches), hergebruik van materialen en duurzame bouwmaterialen (zoals FSC-hout).
Doelstelling infrastructuur | Eindjaar | Realisatie 2006 |
25. Defensie hanteert vanaf 2004 het basisniveau van het Nationaal Pakket Dubo Utiliteitsbouw voor alle nieuwbouw en groot-onderhoudsprojecten. | Vanaf 2004 | Ingevoerd |
Toelichting doelstelling 25
Naar aanleiding van indicaties in 2005 is in 2006 meer nauwkeurig gekeken naar de toepassing van het Dubo-pakket bij nieuwbouw en grootonderhoud. Hieruit is naar voren gekomen dat bij nieuwbouwsituaties de maatregelen uit het Nationale pakket redelijk consequent worden toegepast, maar dat dit in het geval van grootonderhoud niet structureel gebeurt. Dit resulteert in een toepassing van slechts 40% van de mogelijke maatregelen.
In de Vastgoednormen van Defensie, die in 2006 van kracht zijn geworden, is het aspect duurzaam bouwen dwingend voorgeschreven.
Doelstelling communicatie | Eindjaar | Realisatie 2006 |
26. Defensie brengt jaarlijks voor 1 juni een milieujaarverslag uit. | Jaarlijks | Doelstelling gewijzigd |
Defensie rapporteert vanaf verslagjaar 2006 over milieu in het departementale jaarverslag en brengt geen afzonderlijk milieujaarverslag meer uit.
Nummer | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | Eenheid | Verschil 2005/2006 | Toelichting | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
I.010 | totaal aantal ongewone voorvallen | 146 | 385 | 395 | 250 | 393 | 376 | stuks | – 4% | ongewone voorvallen in het kader van de Wet milieubeheer (Wm) zijn onderverdeeld in 3 categorieën, gekoppeld aan de ernst van de situatie | |
I.030 | totaal aantal milieuklachten | 3 200 | 2 660 | 3 408 | 2 147 | 3 504 | 2 610 | stuks | – 24% | aantal geluidgebonden en algemene milieuklachten | |
I.100 | waterverbruik | 3 400 | 3 400 | 3 200 | 2 300 | 2 600 | 2 400 | 1 000 m3 | – 6% | som van grondwateronttrekking en leidingwaterverbruik | |
I.101 | relatief leidingdrinkwaterverbruik | 30 | 27 | 29 | 25 | 31 | 29 | m3/pers | – 6% | leidingdrinkwaterverbruik per persoon (uitgedrukt in vte) | |
I.102 | percentage integraal waterbeheersplannen gereed | – | – | – | – | 20 | 40 | % | 100% | percentage gereedzijnde waterbeheerplannen, gericht op een duurzaam waterbeheersysteem | |
I.200 | ozonlaagaantastend effect | 12 000 | 4 000 | 2000 | 11 000 | 2 700 | 1 700 | kg cfk equivalent | – 37% | kilogrammen werkzame stoffen in producten die schadelijk zijn voor de ozonlaag | |
I.201 | koolstofdioxide-emissie | 678 000 | 714 000 | 680 000 | 641 000 | 561 000 | 564 000 | ton | 0% | emissie van CO2 in kilogrammen als gevolg van brandstofverbruik (roerende en onroerende zaken: exclusief elektriciteitsopwekking bij externe elektriciteitscentrale) | |
I.202 | koolmonoxide-emissie | 1 800 | 2 000 | 1 900 | 2 000 | 1 600 | 1 700 | ton | 1% | emissie van CO in kilogrammen als gevolg van brandstofverbruik (roerende en onroerende zaken: exclusief elektriciteitsopwekking bij externe elektriciteitscentrale) | |
I.203 | distikstofoxide-emissie | 66 | 77 | 67 | 68 | 59 | 62 | ton | 5% | emissie van N2O in kilogrammen als gevolg van brandstofverbruik (roerende en onroerende zaken: exclusief elektriciteitsopwekking bij externe elektriciteitscentrale) | |
I.204 | emissie zwaveldioxide | 1 428 | 1 650 | 1 282 | 1 257 | 1 139 | 1 181 | ton | 4% | emissie van SO2 in kilogrammen als gevolg van brandstofverbruik (roerende en onroerende zaken: exclusief elektriciteitsopwekking bij externe elektriciteitscentrale) | |
I.205 | emissie stikstofoxiden | 4 800 | 5 600 | 4 900 | 4 900 | 4 300 | 4 500 | ton | 5% | emissie van NOx in kilogrammen als gevolg van brandstofverbruik (roerende en onroerende zaken: exclusief elektriciteitsopwekking bij externe elektriciteitscentrale) | |
I.206 | totale emissie vluchtige organische stoffen | 192 | 175 | 207 | 148 | 133 | 8 | ton | – 94% | emissie van vluchtige organische stoffen (VOS) in kilogrammen als gevolg van gebruik van oplosmiddelhoudende producten zoals verf, tectyl en benzine | |
I.207 | percentage verlies ozonlaag afbrekende stoffen | – | – | – | – | 5 | 5 | % | 17% | percentuele aanduiding van de lekdichtheid van de installaties die ozonlaag afbrekende stoffen bevatten | |
I.300 | totale hoeveelheid afval | 17 000 | 26 000 | 25 000 | 27 000 | 27 000 | 24 000 | ton | – 11% | totale hoeveelheid afgevoerde afvalstoffen in tonnen, verkregen door optelling van afvoer van bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen | |
I.301 | inzamelstructuur gescheiden afval | 8 | 8 | 12 | 12 | 12 | 12 | aantal | 0% | aantal (soorten) afvalstromen dat gescheiden wordt afgevoerd | |
I.302 | lozing afvalwater op oppervlaktewater | 500 | 400 | 500 | 300 | 00 | 200 | ve | – 36% | aantal vervuilingseenheden (ve) van afvalwater, dat bij processen anders dan huishoudelijk gebruik vrijkomt, dat wordt geloosd op het oppervlaktewater | |
I.303 | percentage afvalscheiding | – | – | – | – | 64 | 63 | % | – 2% | percentage van de som van de afgevoerde hoeveelheden bedrijfsafvalstoffen (excl. restafval) ten opzichte van totaal hoeveelheid bedrijfsafval | |
I.400 | totaal energieverbruik | 13 700 | 15 500 | 14 900 | 13 500 | 12 400 | 12 200 | 1 000 GJ | – 1% | totaal verbruik van energie. Dit betreft een optelling van de energie omgerekend naar GJ, die moeten worden opgewekt of wordt verbruikt door roerende en onroerende zaken | |
I.401 | energieverbruik roerende zaken | 6 800 | 7 700 | 7 900 | 7 600 | 6 500 | 6 700 | 1 000 GJ | 3% | totale energieverbruik van het roerend goed. Dit betreft een omrekening naar GJ van totaalverbruik aan brandstoffen voor roerende zaken | |
I.402 | energieverbruik onroerende zaken | 7 000 | 7 900 | 6 900 | 5 900 | 5 800 | 5 500 | 1 000 GJ | – 6% | totale energieverbruik van onroerende zaken. Dit betreft een omrekening naar GJ van energie die wordt gebruikt of moet worden opgewekt voor onroerende zaken | |
I.403 | energie-efficiency onroerende zaken t.b.v. ruimteverwarming | 0,201 | 0,207 | 0,177 | 0,162 | 0,171 | 0,149 | MJ/m2-graaddag | – 13% | energie-efficiency onroerende zaken (exclusief elektriciteit), berekend met totale energieverbruik onroerend goed, netto vloeroppervlakte en graaddagen | |
I.404 | energie-efficiency verwarmingsketels | 80 | 80 | 81 | 81 | 82 | 81 | % | – 1% | gemiddeld rendement van alle opgestelde verwarmingsketels, uitgaande van een rendement van HR, VR en conventioneel van resp. 85, 80 en 70% | |
I.405 | percentage duurzame energie van energieverbruik onroerende zaken | 0 | 4 | 4 | 11 | 12 | 15 | % | 2% | percentage totale hoeveelheid opgewekte en ingekochte duurzame energieverbruik (omgerekend naar GJ) ten opzichte van totale energieverbruik voor onroerende zaken (I.402) | |
I.406 | totaal elektriciteitsverbruik | 356 000 | 413 000 | 420 000 | 357 000 | 355 000 | 345 000 | MWh | – 3% | totale verbruikte hoeveelheid elektriciteit, inclusief duurzaam opgewekte elektriciteit d.m.v. eigen opwekking of inkoop | |
I.407 | percentage «groene» elektriciteit van het totaal elektriciteitsverbruik | 1 | 20 | 20 | 49 | 56 | 64 | % | 8% | percentage totale hoeveelheid duurzaam opgewekte elektriciteit (omgerekend naar GJ) ten opzichte van totale energieverbruik voor totaal electriciteitsverbruik (I.406) | |
I.408 | energie-efficiency voertuigen – motor- en bromfietsen | 5,0 | 5,1 | 5,1 | 5,6 | 6,0 | 6,09 | liter/100km | 2% | gemiddeld (theoretisch) verbruik van alle motor- en bromfietsen | |
I.409 | energie-efficiency voertuigen – personenauto’s | 6,4 | 8,7 | 6,8 | 6,0 | 6,0 | 7,37 | liter/100km | 23% | gemiddeld (theoretisch) verbruik van personenauto’s | |
I.410 | energie-efficiency voertuigen – lichte bedrijfsvoertuigen | 11,6 | 12,0 | 12,2 | 11,7 | 11,0 | 11,27 | liter/100km | 2% | gemiddeld (theoretisch) verbruik van lichte bedrijfsvoertuigen, bv bestelbusjes (gewicht < 3500 kg) | |
I.411 | energie-efficiency voertuigen – zware bedrijfsvoertuigen | 45,3 | 45,5 | 45,1 | 45,5 | 48,0 | 43,77 | liter/100km | – 9% | gemiddeld (theoretisch) verbruik van zware bedrijfsvoertuigen, bv bussen en vrachtauto’s (gewicht > 3500 kg) | |
I.413 | energie-efficiency vliegtuigen – helikopters | 0,3 | 0,4 | 0,4 | 0,5 | 0,5 | 0,40 | m3/vlieguur | – 21% | gemiddeld (theoretisch) verbruik van helikopters | |
I.414 | energie-efficiency vliegtuigen – jachtvliegtuigen | 3,1 | 2,8 | 4,1 | 3,5 | 3,7 | 3,65 | m3/vlieguur | – 1% | gemiddeld (theoretisch) verbruik van jachtvliegtuigen | |
I.415 | energie-efficiency vliegtuigen – transportvliegtuigen | 1,2 | 1,3 | 1,5 | 1,6 | 1,5 | 2,06 | m3/vlieguur | 33% | gemiddeld (theoretisch) verbruik van transportvliegtuigen | |
I.416 | energie-efficiency vliegtuigen – patrouille-vliegtuigen | 2,9 | 2,8 | 2,7 | 2,8 | 2,8 | – | m3/vlieguur | – | gemiddeld (theoretisch) verbruik van patrouille-vliegtuigen | |
I.417 | energie-efficiency vaartuigen – mijnendienst | 6,8 | 5,0 | 6,0 | 7,8 | 5,9 | 3,80 | m3/vaardag | – 35% | gemiddeld (theoretisch) verbruik van vaartuigen uit de klasse mijnendienst | |
I.418 | energie-efficiency vaartuigen – onderzeedienst | 7,0 | 8,0 | 7,4 | 6,2 | 6,6 | 8,50 | m3/vaardag | 28% | gemiddeld (theoretisch) verbruik van vaartuigen uit de klasse onderzeedienst | |
I.419 | energie-efficiency vaartuigen – Groep Escorte Schepen | 37,2 | 33,0 | 36,2 | 38,1 | 25,7 | 19,66 | m3/vaardag | – 24% | gemiddeld (theoretisch) verbruik van groep escorte schepen | |
I.421 | percentage (opgesteld) vermogen HR-ketels van totaal | 19 | 17 | 33 | 36 | 38 | 39 | % | 1% | percentage opgesteld («theoretisch») vermogen van hoogrendementsketels ten opzichte van totaalvermogen (optelling van opgesteld vermogen van HR, VR en conventionele ketels) | |
I.422 | percentage (opgesteld) vermogen VR-ketels van totaal | 63 | 78 | 62 | 60 | 60 | 53 | % | – 7% | percentage opgesteld («theoretisch») vermogen van verbeterd-rendementsketels ten opzichte van totaalvermogen (optelling van vermogen van HR, VR en conventionele ketels) | |
I.423 | percentage (opgesteld) vermogen conventionele ketels van totaal | 19 | 6 | 5 | 3 | 2 | 8 | % | 6% | percentage opgesteld («theoretisch») vermogen van conventionele verwarmingsketels ten opzichte van totaalvermogen (optelling van vermogen van HR, VR en conventionele ketels) | |
I.424 | energie-efficiency onroerende zaken (inclusief elektriciteit) | – | – | – | – | 0,396 | 0,361 | MJ/m2-graaddag | – 9% | energie-efficiency onroerende zaken, berekend met totale energieverbruik onroerend goed (inclusief elektriciteit), netto vloeroppervlakte en graaddagen | |
I.425 | opgesteld vermogen windenergie op defensieterreinen | – | – | – | – | – | – | MW | – | totaal vermogen windenergie opgesteld op defensieterreinen (uitgedrukt in MW) | |
I.426 | percentage energetisch doorgerekende gebouwen | – | – | – | – | 25 | 39 | % | 58% | percentage aantal energetisch doorgerekende gebouwen ten opzichte van totaal aantal verwarmde gebouwen met oppervlakte > 1000 m2 | |
I.490 | percentage toepassing Nationale Pakket Utiliteitsbouw Duurzaam Bouwen | – | – | – | – | – | 38 | % | – | gemiddeld percentage toepassing Nationale Pakket Utiliteitsbouw Duurzaam Bouwen | |
I.500 | aantal geluidgehinderden | 619 | 499 | 444 | 453 | 435 | 432 | aantal | – 1% | aantal personen in woningen waaraan (nog) geen geluidwerende voorzieningen zijn aangebracht in het kader van het Defensie geluidsisolatieprogramma Luchtvaartwet (deze personen kunnen in theorie gehinderd worden door vliegtuiggeluid) | |
I.600 | totaal aantal bodemlocaties (vanaf 1991) | 3 802 | 3 322 | 3 476 | 3 557 | 3 646 | 3 680 | aantal | 1% | totaal aantal verdachte locaties dat sinds 1991 is opgenomen in het bodemsaneringsprogramma Defensie | |
I.601 | percentage bodemlocaties gereed | 68 | 70 | 73 | 74 | 76 | 81 | % | 5% | percentage locaties (ten opzichte van totaal, I.600) dat gesaneerd is (of waarvan de verontreiniging via een monitoringsprogramma beheerst wordt) of waar na onderzoek geen verdere actie noodzakelijk bleek | |
I.602 | percentage nog te onderzoeken bodemlocaties | 8 | 9 | 6 | 6 | 6 | 5 | % | – 1% | percentage locaties (ten opzichte van totaal, I.600) dat nog moet worden onderzocht | |
I.603 | percentage bodemlocaties in onderzoek | 19 | 17 | 16 | 14 | 13 | 10 | % | – 3% | percentage locaties (ten opzichte van totaal, I.600) dat in onderzoek is | |
I.604 | percentage bodemlocaties onder sanering | 5 | 5 | 5 | 6 | 5 | 4 | % | – 1% | percentage locaties (ten opzichte van totaal, I.600) dat in sanering is | |
I.605 | percentage ’ernstig’ van de lopende of voltooide saneringen | 60 | 61 | 60 | 61 | 61 | 61 | % | 0% | percentage locaties (ten opzichte van totaal dat gesaneerd of in sanering is) waarbij het een ernstig geval van bodemverontreiniging betrof | |
I.606 | percentage actief bodembeheerplannen gereed | – | – | – | – | 54 | 68 | % | 26% | percentage gereed zijnde bodembeheerplannen van defensielocaties, waar regelmatig bouwactiviteiten plaats vinden of waar vanwege de daar aanwezige activiteiten extra risico’s voor bodemverontreiniging zijn | |
I.700 | verbruik chemische onkruidbestrijdingsmiddelen | 744 | 249 | – | – | – | – | kg | – | verbruik in kilogrammen werkzame stof van chemische onkruidbestrijdingsmiddelen | |
I.800 | percentage monitoring natuurwaarden defensieterreinen gereed | 83 | 97 | 99 | 100 | 100 | 100 | % | – | percentage defensieterreinen (ten opzichte van totaal aantal te monitoren terreinen) dat wordt gemonitoord | |
I.801 | percentage natuurbos | 17 | 20 | 19 | 27 | 26 | 24 | % | – 2% | percentage hectaren bos (ten opzichte van totaal hectaren bos) dat natuurtechnisch wordt beheerd | |
I.802 | percentage beheerplannen gereed | – | – | – | – | – | – | % | – | percentage gereed zijnde beheerplannen gedaan in het kader van de Vogel- en Habitat Richtlijnen en Natuurbescher- mingswet | |
I.910 | percentage risicoanalyses ingediend bij bevoegd gezag | – | – | – | – | 100 | 100 | % | – | percentage risicoanalyses ingediend bij bevoegd gezag (VROM) ten opzichte van het aantal relevante objecten risicoanalyses munitieopslag (in het kader van het programma «Risicoanalyses munitieopslag Defensie») | |
I.920 | percentage niet-gecertificeerde milieuzorgsystemen ge(her)audit | – | – | – | – | 67 | 67 | % | – | percentage aantal niet-gecertificeerde milieuzorgsystemen waarvan de audit niet langer dan 3 jaar geleden heeft plaatsgevonden ten opzichte van totaal aantal niet-gecertificeerde milieuzorgsystemen |
Opmerking: in dit schema zijn naar duizendtallen afgeronde waarden gerapporteerd; de verschilpercentages zijn op basis van de feitelijke waarden