Aangeboden 16 mei 2007
Realisaties uitgaven naar beleidsartikelen voor 2006 (bedragen in € 1000)
Realisaties ontvangsten naar beleidsartikelen voor 2006 (bedragen in € 1000)
A. | Algemeen | 6 |
Voorwoord | 6 | |
Dechargeverlening | 7 | |
Leeswijzer | 11 | |
B. | Beleidsverslag | 13 |
Beleidsprioriteiten | 13 | |
Beleidsartikelen | 26 | |
Artikel 1. Bevorderen van een goed werkende woningmarkt | 26 | |
Artikel 2. Stimuleren van voldoende woningen, een duurzame en gedifferentieerde woningvoorraad en leefbare woonmilieus | 33 | |
Aandeel middeldure en dure woningen | 45 | |
Aandeel midden en hoge inkomens | 45 | |
Artikel 3. Garanderen van keuzemogelijkheden en betaalbaarheid op de woningmarkt | 52 | |
Artikel 4. Optimalisering van de ruimtelijke afweging | 64 | |
Artikel 5. Gebiedsontwikkeling en realisatie Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur | 70 | |
Artikel 6. Beperken van klimaatverandering en grootschalige luchtverontreiniging | 78 | |
Artikel 7. Verbeteren milieukwaliteit van water en bodem | 90 | |
Artikel 8. Verbeteren van de milieukwaliteit in de bebouwde omgeving | 102 | |
Artikel 9. Verminderen van risico’s van stoffen, afval, straling en ggo’s | 112 | |
Artikel 10. Versterken van het (inter)nationale milieubeleid | 121 | |
Artikel 11. Vergroten van de externe veiligheid | 132 | |
Artikel 12. Handhaving en toezicht | 141 | |
Artikel 13. Rijkshuisvesting en architectuur | 152 | |
Niet-beleidsartikelen | 157 | |
Artikel 14. Algemeen | 157 | |
Artikel 15. Nominaal en onvoorzien | 168 | |
Bedrijfsvoeringsparagraaf | 169 | |
C. | Jaarrekening | 172 |
De departementale verantwoordingsstaat 2006 van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI) | 172 | |
De departementale saldibalans 2006 | 173 | |
Baten-lastendienst: Rijksgebouwendienst | 187 | |
Niveau 1: Het rijkshuisvestingsstelsel | 187 | |
Niveau 2: de producten | 188 | |
Niveau 3: de Rgd als uitvoeringsorganisatie | 190 | |
Jaarrekening baten-lastendienst Rgd | 190 | |
Effect netto leenfaciliteit | 197 | |
Reparatie van de verlieslatendheid | 197 | |
Effect indexatieverschillen | 197 | |
Baten-lastendienst: Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) | 199 | |
Publicatie Personele Topinkomens | 204 | |
D. | Bijlagen | 205 |
Bijlage 1: Toezichtrelaties en ZBO’s/RWT’s | 205 | |
Bijlage 2: Toezeggingen (aanbevelingen) Algemene Rekenkamer | 208 |
VROM heeft in 2006 belangrijke resultaten geboekt. Als het gaat om ruimtelijke ontwikkeling, de woningproductie en een modern milieubeleid. Maar ook waren er successen voor een Rijkshuisvestingstelsel dat meer ruimte geeft aan gebruikers en een VROM Inspectie die niet alleen sanctioneert, maar ook helpt om tot een betere naleving te komen.
In dit jaarverslag wordt verantwoording afgelegd over de beleidsinspanningen en inzet van middelen die in 2006 gepleegd zijn om tot deze resultaten te komen. Het is mij dan ook een genoegen u dit verslag aan te mogen bieden
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
J. M. Cramer
De Minister voor Wonen, Wijken en Integratie,
C. P. Vogelaar
Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot dechargeverlening van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie aan de Voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal. Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoeken wij de beide Kamers van de Staten-Generaal decharge te verlenen over het in het jaar 2006 gevoerde financiële beheer met betrekking tot de uitvoering van de begroting van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld van haar bevindingen en haar oordeel met betrekking tot:
• het gevoerde financieel en materieelbeheer;
• de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administraties;
• de financiële informatie in de jaarverslagen en jaarrekeningen;
• de departementale saldibalansen;
• de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering
• de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.
Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden.
Bij het besluit tot dechargeverlening dienen, naast het onderhavige Jaarverslag en het hierboven genoemde rapport van de Algemene Rekenkamer, de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:
a. het financieel jaarverslag van het Rijk over 2006; dit jaarverslag wordt separaat aangeboden;
b. de slotwet van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI) over het jaar 2006; de slotwet is als afzonderlijk kamerstuk gepubliceerd.
Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen;
c. Het rapport van de Algemene Rekenkamer over het jaar 2006 met betrekking tot de onderzoeken, bedoeld in artikel 83 van de Comptabiliteitswet 2001. Dit rapport, dat betrekking heeft op het onderzoek van de centrale administratie van ’s Rijks schatkist en van het Financieel jaarverslag van het Rijk, wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aangeboden.
d. De verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2006 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2006 alsmede met betrekking tot de Saldibalans van het Rijk over 2006 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 84, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001).
Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
J. M. Cramer
De Minister voor Wonen, Wijken en Integratie,
C. P. Vogelaar
Dechargeverlening door de Tweede Kamer
Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van
De Voorzitter van Tweede Kamer,
Handtekening:
Datum:
Op grond van artikel 64, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.
Dechargeverlening door de Eerste Kamer
Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van
De Voorzitter van de Eerste Kamer,
Handtekening:
Datum:
Op grond van artikel 64, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.
Het jaarverslag bestaat uit een algemeen gedeelte, het beleidsverslag, de jaarrekening en enkele bijlagen. In het beleidsverslag staat centraal het door het ministerie van VROM gevoerde beleid en de budgettaire gevolgen daarvan. Het beleidsverslag is opgebouwd uit drie delen: de beleidsprioriteiten, de beleids- en niet-beleidsartikelen en de bedrijfsvoeringsparagraaf. De jaarrekening is opgebouwd uit de verantwoordingsstaat van het ministerie van VROM, de departementale saldibalans met toelichting (inclusief topinkomens) en de toelichting baten-lastendiensten (Rijksgebouwendienst en Nederlandse Emissieautoriteit). In de bijlagen zijn opgenomen de toezichtrelaties met ZBO’s/RWT’s en de toezeggingen aan de Algemene Rekenkamer.
De opbouw van het jaarverslag 2006 volgt de Rijksbegrotingsvoorschriften.
Toelichting op enkele onderdelen van het jaarverslag
In het hoofdstuk over de beleidsprioriteiten wordt verantwoording afgelegd over de bereikte resultaten van de beleidsagenda in de begroting 2006.
Invulling van de motie Vendrik geschiedt op de volgende wijze:
Na het verslag over de beleidsprioriteiten volgt een tabel met de budgettaire consequenties. De daarin vermelde cijfers zijn niet rechtstreeks te genereren uit de VROM-administratie, aangezien er geen vastleggingen per prioriteit plaatsvinden. De gepresenteerde cijfers zijn verkregen uit extracomptabele administraties en/of betreffen schattingen.
Tenslotte wordt een beleidsmatige conclusie gegeven (beleid is in 2006 ongewijzigd voortgezet of geïntensiveerd).
Beleids- en niet-beleidsartikelen
De beleids- en niet-beleidsartikelen verantwoorden meer in detail in hoeverre de doelstellingen van VROM zijn behaald (Hebben we bereikt wat we hebben beoogd? Hebben we gedaan wat we daarvoor zouden doen?). Tevens zijn hier de budgettaire en financiële consequenties te vinden waarbij de opmerkelijke verschillen, in grote lijnen, tussen de begroting en realisatie worden toegelicht (Heeft het gekost wat we dachten dat het zou kosten?).
De uitgaven voor ambtelijk personeel zijn verdeeld over de artikelen door middel van een verdeelsleutel. De verdeling vindt plaats op basis van uitgangspunten en jaarplannen die resulteren in verdelingen die niet absoluut juist zijn, maar waarmee een juiste artikelbelasting zo goed mogelijk benaderd wordt, rekening houdend met een doelmatige bedrijfsvoering.
Artikel 13 waarop de inputfinanciering van de Rgd betrekking heeft
De Rgd wordt jaarlijks bevoorschot. Dit voorschot is niet gerelateerd aan de werkelijke uitgaven van het agentschap. Het gevolg is dat op bepaalde posten te hoog dan wel te laag is bevoorschot. Dit wordt op artikelniveau met het voorschot in het jaar 2006 gecorrigeerd.
De bedrijfsvoeringsparagraaf bestaat uit vier delen:
1. rechtmatigheid
2. totstandkoming beleidsinformatie
3. financieel beheer en materieel beheer
4. overige aspecten van de bedrijfsvoering
Paragraaf 1 over de rechtmatigheid van de begrotingsuitvoering vloeit voort uit de versnelde toepassing van de besluiten uit de IBO regeldruk en controletoren ten aanzien van de verantwoording van de vier departementen (waaronder VROM) die betrokken zijn bij de besteding van de toeslaggelden.
Paragraaf 2 over de totstandkoming van de beleidsinformatie is het verantwoorden over de naleving van de Regeling periodiek evaluatieonderzoek en beleidsinformatie 2006 (RPE 2006), waarbij tekortkomingen worden gesignaleerd en wordt aangegevens welke verbeteracties zijn/worden gestart.
Paragraaf 3 over het financieel en materieel beheer bevat de verantwoording van het managementcontrolsysteem.
Paragraaf 4 over de overige aspecten gaat in op incidenten die brede publieke aandacht hebben gekregen.
In de Jaarrekening zijn de volgende onderdelen opgenomen: de verantwoordingsstaat van het Ministerie van VROM, de samenvattende verantwoordingsstaat van de Rijksgebouwendienst (Rgd), de departementale saldibalans en de jaarrekening van de Rgd en de samenvattende verantwoordingsstaat van de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa), de departementale saldibalans en de jaarrekening van de NEa en de publicatie personele topinkomens.
VROM staat de laatste jaren voor een ontwikkelingsgerichte en innovatieve aanpak van maatschappelijke vraagstukken. Een aanpak samen met burgers, bedrijven, instellingen en andere overheden en gericht op het creëren van een duurzame leefomgeving. Daarmee is meer dynamiek gebracht in beleid en uitvoering.
De ontwikkelingsgerichtheid in het ruimtelijke beleid – zoals neergelegd in de Nota Ruimte – vindt meer weerklank bij provincies, gemeenten, burgers, instellingen en bedrijven. Dat blijkt uit concrete resultaten bij tal van regionale gebiedsontwikkelingen en de programma-aanpak in de Noord- en Zuidvleugel van de Randstad, Zuidoost Brabant/Noord Limburg en het Groene Hart. Het Rijk treedt daarbij ontkokerd op en met zoveel mogelijk gebundelde inzet. De start van het Gemeenschappelijk Ontwikkelingsbedrijf en de instelling van het Waddenfonds dragen daaraan bij.
In de steden werpt de gerichte inzet van het Rijk voor een aantal aandachtswijken zijn vruchten af. Daarnaast kregen binnensteden belangrijke impulsen met vernieuwde stationsgebieden en beeldbepalende rijkshuisvesting. Ook is de woningbouwproductie weer omgebogen tot een peil waarbij perspectief ontstaat op ontspanning van de woningmarkt.
De sombere voorspellingen dat de luchtkwaliteitsnormen zouden leiden tot verdere stagnatie van de bouw zijn niet bewaarheid. Dit dankzij een nationaal en samenhangend pakket van maatregelen en inventief maatwerk door provincies en gemeenten. Het Rijk heeft verder randvoorwaarden gecreëerd voor meer woningbouw met meer diversiteit, maar ook voor economische ontwikkelingen en landschapswaarden. Dit door nieuwe instrumenten, zoals de Wet ruimtelijke ordening, de Grondexploitatiewet, de voorbereiding van de omgevingsvergunning en maatregelen die leiden tot minder administratieve en toezichtslasten.
De milieudoelstellingen zoals neergelegd in het Nationaal Milieubeleidsplan 4 bleven van kracht en hebben door het voelbaar veranderende klimaat een breed draagvlak gekregen. Dit geeft momentum aan ambitieus beleid om tot een meer duurzame energiehuishouding en sterk gereduceerde uitstoot van schadelijke stoffen te komen. Het vorige kabinet heeft het afgelopen jaar de benodigde financiële ruimte gekregen om hiervoor investeringen te plegen. Op Europees niveau is het besef gegroeid dat strengere milieunormen zonder een goed flankerend «bronbeleid» niet meer werken.
Dit alles neemt niet weg, dat op een aantal terreinen minder vooruitgang is geboekt dan gewenst. Bij belangrijke ruimtelijke ontwikkelingen, zoals de verdere ontwikkeling en ontsluiting van Almere en de ontwikkeling van de Zuidvleugel van de Randstad, worden de resultaten met enige vertraging opgeleverd. Verder moeten we constateren dat, hoewel via aanpassing van regelingen goede voortgang is geboekt in het terugdringen van de administratieve lasten, het programma om de regelgeving te herijken en te moderniseren wat later wordt gerealiseerd. Wel hebben er voorbereidende verkenningen plaatsgevonden om een adaptatiebeleid te ontwikkelen als antwoord op het veranderende klimaat. Er is bovendien – voortbouwend op de 56-wijkenaanpak – een integrale aanpak rond «nieuwe coalities» in oude wijken opgezet. En ten slotte is een begin gemaakt met een duurzame internationale oplossing voor de problematiek van de afvalschepen.
A. Realisatie van de Beleidsprioriteiten 2006
Beleidsprioriteit 1. Ruimte voor ontwikkeling
Doel: in de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland is de rijksinzet gericht op gebieden die behoren tot de nationale ruimtelijke hoofdstructuur. Door duidelijkheid te bieden over toekomstige rijksinvesteringen en door nieuw instrumentarium te ontwikkelen worden andere overheden in staat gesteld om regie te voeren op de gewenste ruimtelijke ontwikkeling in hun gebied.
De Nota Ruimte is in 2006 door de Eerste Kamer vastgesteld. De nationale ruimtelijke hoofdstructuur heeft een programma-aanpak gekregen waarbij in 2006 FES-middelen beschikbaar zijn gesteld ten behoeve van gerichte investeringsbijdragen voor gebiedsontwikkeling. Deze ontwikkelingsgerichte aanpak vindt – onder meer vanwege de gebundelde rijksinzet – veel weerklank. Om de effecten van het beleid te kunnen weergeven, heeft er in 2006 een nulmeting van de doelen uit de Nota Ruimte plaatsgevonden. Signalen uit de nulmeting zijn verwerkt in de Uitvoeringsagenda Ruimte 2006. Hieruit is gebleken dat verstedelijking gebundeld plaatsvindt en de mate waarin dit plaatsvindt, stabiel blijft. De ruimtelijke ontwikkeling op het platteland kent, in overeenstemming met de doelstelling, een toegenomen samenhang van natuurgebieden doordat het rijk gebieden heeft aangekocht en ingericht. Intensieve vormen van landbouw worden in enige mate gebundeld en vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen worden afgebroken.
Nadere uitwerking in artikel(en)/operationeel doel: Artikel 4 (4.2.1), 5 (5.2.2) en 11 (11.2.4)
Realisatie prestaties beleidsprioriteit 1: Ruimte voor ontwikkeling | ||
---|---|---|
Beoogde prestatie 2006 | Bereikte resultaat in 2006 | |
1.1 | Opstellen Uitvoeringsagenda en programma-aanpak ten behoeve van Nota Ruimte | GerealiseerdDe Uitvoeringsagenda Ruimte 2006 is op 2 oktober 2006 aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II, 2005–2006, 29 435, nr. 174). |
1.2 | FES-middelen beschikbaar stellen | GerealiseerdEr is circa € 1 miljard beschikbaar gesteld voor de Nota Ruimte € 250 mln 2007–2010, € 750 mln 2011–2014 (Kamerstukken II, 2006–2007, 30 800 D, nr. 6). |
1.3 | Inwerkingtreding instrumenten:– Grondexploitatiewet– Wet voorkeursrecht– Onteigeningswet | Niet gerealiseerdAlledrie de instrumenten zijn nog niet in werking getreden.– De Grondexploitatiewet is op 7 juli 2006 aanvaard door de Tweede Kamer en is aan de Eerste Kamer aangeboden (Kamerstukken I, 2005–2006, 30 218 XI, nr. A).– De Wet voorkeursrecht is gedeeltelijk neergelegd in de nieuwe Wro (zie prestatie 1.7); het andere gedeelte wordt in een apart wetsvoorstel in 2007 aan de Raad van State aangeboden.– Het wetsvoorstel voor integrale herziening van de Onteigeningswet wordt in 2007 bij de Tweede Kamer ingediend. |
1.4 | Oprichten van het Gemeenschappelijk Ontwikkelingsbedrijf (GOB) | GerealiseerdHet GOB is in mei 2006 opgericht (besluit MR). In juli 2006 zijn de volgende projecten aan het GOB toegewezen: groeiopgave Almere, de herontwikkeling van het voormalig vliegkamp Valkenburg en Bloemendalerpolder/KNSF. |
1.5 | Wet op het Waddenfonds | GerealiseerdDe wet is door de Eerste Kamer aangenomen (Kamerstukken I, 2006–2007, 30 594, B). |
1.6 | PKB Waddenzee | GerealiseerdDe PKB is aangenomen op 19 december 2006 door de Eerste Kamer (Kamerstukken I, 2006–2007, nr. 14–456). |
1.7 | Advies Gebiedsontwikkeling aanbieden aan de Tweede Kamer | GerealiseerdHet advies is op 2 oktober 2006 (Kamerstukken II, 2006–2007, 29 435, nr. 174) aan de Tweede Kamer aangeboden. |
1.8 | Invoeringswet ruimtelijke ordening | GerealiseerdDe Raad van State heeft op 12 oktober 2006 advies uitgebracht over de Invoerings- wet Wro. Het wetsvoorstel is op 24 januari 2007 bij de Tweede Kamer ingediend (Kamerstukken II, 2006–2007, 30 938) |
1.9 | Ruimte voor Klimaat | GerealiseerdHet interdepartementale Adaptatieprogramma Ruimte en Klimaat heeft ontwikkelingen in kaart gebracht en geanalyseerd. |
Beleidsprioriteit 2. Krachtige Steden
Doel: VROM wil samen met andere ministeries aan steden de ruimte en mogelijkheden bieden om de dynamiek in de stad te bevorderen, de stad krachtiger te maken en aantrekkelijk te laten zijn voor (nieuwe) bewoners en bedrijven. Bewoners moeten het prettig vinden er te wonen, te werken en te recreëren, bedrijven moeten er zich willen vestigen en steden moeten bereikbaar blijven.
In 2006 is hard gewerkt aan krachtige steden en op het terrein van stedelijke vernieuwing is veel bereikt. De aanpak van de 56 wijken slaat aan. Verbeteringen voor bewoners worden dan ook zichtbaar. Er is een evaluatie van ISV-1 uitgevoerd waaruit blijkt dat er goede resultaten zijn geboekt bij de aanpak van fysieke en sociale problemen in de stad. In de herstructureringswijken is de bouwproductie fors gestegen, het aandeel koopwoningen toegenomen en de waardeontwikkeling van bestaande woningen sterker ontwikkeld dan in de wijken die niet zijn geherstructureerd. Uit de Toekomstverkenning stedelijke vernieuwing, die in 2006 is uitgevoerd, blijkt echter dat de stedelijke vernieuwingsopgave urgent blijft en vraagt om een hoge prioriteit wanneer we achteruitgang en tweedeling in een aantal aandachtswijken willen keren. Vanwege de steeds zwaardere sociale opgave in de stad is het noodzakelijk een nadrukkelijke verbinding te leggen met de sociaal-economische agenda. Daarbij is het zaak nieuwe vitale coalities tot stand te brengen van partijen dieécht trekkracht hebben in de wijk en die zich bewegen op terreinen als onderwijs, werk, wonen en veiligheid. Samen met de betrokken gemeenten is het Rijk in 2006 in 13 wijken gestart met pilots voor deze nieuwe vitale coalities. Daarnaast is met het Budget Investeringen Ruimtelijke Kwaliteit (BIRK) een aantal projecten in uitvoering gebracht ter intensivering en herstructurering van het openbaar vervoer bij stedelijke knooppunten. Met stedelijke netwerken buiten de Randstad zijn afspraken gemaakt om ook daar de stedelijke vernieuwing vaart te geven. Op het terrein van de luchtkwaliteit zijn stappen voorwaarts gezet; denk aan de subsidies voor roetfilters en lokale maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit. Daarnaast worden bouwblokkades opgeheven door bij nieuwe projecten die op zich de luchtkwaliteit verslechteren, goed onderbouwde compensatiemaatregelen te treffen.
Nadere uitwerking in artikel(en)/operationeel doel: Artikel 2 (2.3), 5 (5.1), 6 (6.4), 8 (8.2), 10 (10.1) en 12 (12.1)
Realisatie prestaties beleidsprioriteit 2: Krachtige Steden | ||
---|---|---|
Beoogde prestatie 2006 | Bereikte resultaat in 2006 | |
2.1 | Herstructurering oude wijken G31 (met betrekking tot de in 2006 ingezette ISV-gelden) | GerealiseerdDe herstructurering is volop in uitvoering (Kamerstukken II 2005–2006, 30 136 XI, nr. 5). In 2006 zijn onder meer 21 impulsteams ingezet om processen te ondersteunen. Daarnaast is VROM initiatiefnemer van het project «nieuwe coalities voor de wijk» waarmee gepoogd wordt structurele oplossingen te vinden voor complexe vraagstukken. Op 14 septem- ber 2006 is een succesvolle start gemaakt met inmiddels 13 projecten in 11 steden. |
2.2 | Impulsbudget vrijmaken | Gerealiseerd |
2.3a | Nieuw instrumentarium luchtkwaliteit ontwikkelen | Gerealiseerd– Een aanvang is gemaakt met subsidiëring van lokale maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit.– De regeling saldering luchtkwaliteit is van kracht geworden (Kamerstukken II, 2005–2006, 30 175 XI, nr. 17).– De subsidieregeling roetfilters is in oktober 2006 van kracht geworden.– De ministeriële regeling meet- en rekenvoorschrift luchtkwaliteit is van kracht geworden (november 2006; LMV 2006.309882). |
2.3b | Inwerkingtreding Wet luchtkwaliteit | Niet gerealiseerdVerwerking van het nadere advies van de Raad van State heeft ertoe geleid dat de Tweede kamer in oktober 2006 heeft ingestemd met de nieuwe wet (Kamerstukken II, 2005–2006, 30 489 XI, nr. 3). Mits de Eerste Kamer instemt met het advies zal de wet per 1 april 2007 in werking treden. |
2.4 | Nieuwe Sleutelprojecten | GerealiseerdPrincipebesluit over risicodragende participatie in de Zuidas is in november 2006 genomen via een Kabinetsbesluit (Kamerstukken II, 2005–2006, 30 800 XI, nr. 14). |
2.5 | BIRK-projecten | GerealiseerdOp het project Maankwartier Heerlen na, dat begin 2007 volgt, zijn de geplande projecten uitgevoerd in 2006. |
2.6 | Afspraken zes nationale stedelijke netwerken: de Randstad, Twente, Brabantstad, Zuid-Limburg, Arnhem-Nijmegen en Groningen-Assen | GerealiseerdOp één na alle projecten zijn in de uitvoeringsfase beland. Met het stedelijk netwerk Zuid-Limburg zullen op basis van een ontwikkelagenda afspraken in 2007 worden gemaakt. |
2.7 | Actief betrekken burgers bij VROM-beleid | GerealiseerdDe Tweede Kamer is geïnformeerd over de voortgang uitvoering plan van aanpak Publieksagenda & Beleid met Burgers 2006–2007 (Kamerstukken II, 2005–2006, 28 663 XI, nr. 49). |
2.8 | Uitwerking succesmeting integrale gebiedsgerichte aanpak voor een krachtige stad | Niet gerealiseerdIn 2006 is een burgerpanel georganiseerd over de krachtige stad gericht op het realiseren van het binnenstedelijk wonen en werken. Een internationale vergelijking is nog niet uitgevoerd, omdat deze pas in 2007 op het programma staat van het Netherlands Institute for City Innovation Studies onder de titel: «De staat van de Nederlandse stad». |
Beleidsprioriteit 3. Ruimte voor Wonen
Doel: het Kabinet streeft naar een beter werkende en meer ontspannen woningmarkt waarop alle burgers, waaronder starters, mensen met lagere inkomens en oudere bewoners, meer ruimte hebben om te kiezen voor een betaalbare en kwalitatief passende woning. Doel is het woningtekort terug te brengen tot gemiddeld 1,5% in 2010 en meer doorstroming te bewerkstelligen door uitvoering van de woningbouwafspraken en het wegnemen van belemmeringen in de wet- en regelgeving. Dit draagt bij aan een productie van circa 445 000 woningen in de periode 2005–2010. Modernisering van het huurbeleid moet mede investeringen door verhuurders in nieuwbouw en herstructurering stimuleren. Door een nieuwe verantwoordelijkheidsverdeling en financiële prikkels worden de prestaties van de corporaties verbeterd.
De stijgende lijn in de woningproductie zet door, waardoor burgers meer ruimte krijgen op de woningmarkt. In 2006 zijn landelijk 79 700 woningen gerealiseerd (inclusief toevoegingen anders dan door nieuwbouw). Dat is 7% meer dan in 2005. In de stedelijke regio’s is ruim 85% van de voor 2006 geplande productie gereed gemeld. In juni 2006 is de visie op de woningmarkt uitgebracht, onder andere als antwoord op de motie Giskes, waarin een analyse van de problematiek woningmarkt en verdere aanpak is beschreven om de werking van de markt te verbeteren. De problematiek van starters op de woningmarkt heeft het afgelopen jaar sterk in de belangstelling gestaan. Via startersleningen en een aanpassing van de BEW is de toegang voor starters tot een koopwoning vergemakkelijkt. Woningcorporaties spelen een belangrijke rol op de woningmarkt. In 2006 is over de verantwoordelijkheid van corporaties en het toezicht op corporaties overleg gevoerd met de Tweede Kamer. Omdat deze discussie nog niet is afgerond, zijn voornemens tot wijziging van regelgeving nog niet in procedure gebracht. De modernisering van het huurbeleid is geaccordeerd door de Tweede Kamer. De Eerste Kamer heeft besluitvorming uitgesteld, waarop de nieuwe regering moet beslissen. Hierdoor heeft het nieuwe regime per 1 januari 2007 geen doorgang kunnen vinden.
Nadere uitwerking in artikel(en)/operationeel doel: Artikel 1 (1.1, 1.3 en 1.4), 2 (2.1) en 3 (3.1 en 3.2)
Realisatie prestaties beleidsprioriteit 3: Ruimte voor Wonen | ||
---|---|---|
Beoogde prestatie 2006 | Bereikte resultaat in 2006 | |
3.1 | Gerichte inzet BLS-gelden voor concrete verhoging woningproductie | GerealiseerdDe woningproductie in 2006 bedroeg 79 700 Aan de Tweede Kamer is een voort- gangsbrief verzonden (Kamerstukken II, 2006–2007, 27 562 XI, nr. 9). |
3.2 | Aanjaagteams op verzoek van gemeenten bij stagnatie van het bouwproces | GerealiseerdIn 2006 hebben VROM-aanjaagteams in onder meer Emmen, Goes, Alkmaar en de Drechtsteden bijgedragen aan het oplossen van knelpunten en daarmee het versnellen van de woningproductie. |
3.3 | Wegnemen belemmeringen in VROM-regelgeving | GerealiseerdDe Grondexploitatiewet is aangenomen in de Tweede Kamer en in behandeling bij de Eerste Kamer (Kamerstukken I, 2005–2006, 30 218 XI, nr. A). |
3.4 | Inwerkingtreding herziene Uitvoerings- wet huurprijzen woonruimte + wettelijk kader structurele bijdrage van verhuurders aan betaalbaarheid | Niet gerealiseerdDe Wet modernisering huurbeleid is 31 oktober 2006 door de Tweede Kamer aanvaard (Kamerstukken II, 2006–2007, 30 595 XI, nr. 2). Behandeling in de Eerste Kamer heeft vooralsnog geen doorgang gevonden, omdat het onderwerp controversieel is verklaard, in afwachting van een nieuw kabinet. |
3.5 | Wettelijk kader structurele bijdrage verhuurders aan betaalbaarheid | Niet gerealiseerdDe Wet betaalbaarheidsheffing huurwoningen is op 30 juni 2006 door de Tweede Kamer aanvaard (Kamerstukken II, 2005–2006, 30 410 XI, nr. 28). Behandeling in de Eerste Kamer is aangehouden, omdat het onderwerp controversieel is verklaard, in afwachting van een nieuw kabinet. |
3.6 | Implementatie kabinetsstandpunten over de verantwoordelijkheidsverdeling tussen rijk, gemeenten en corporaties en de positie van huurders | Niet gerealiseerd– Op 19 oktober 2006 is de brief met de voorstellen van de minister met betrekking tot de verbetering van de positie en zeggenschap van huurders(organisaties) aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II 2006–2007, 29 726 XI en 29 453 XI, nr. 110).– Op 30 oktober 2006 zijn tevens de uit deze brief voortvloeiende wijzigingsvoor- stellen voor de Wet op het overleg huurders verhuurder (Wohv) aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II, 2006–2007, 30 856 XI, nr. 2).– De wijziging van de Wet op het overleg huurders verhuurder is inmiddels opgenomen in de lijst van stukken die naar het oordeel van de commissie VROM door de Kamer controversieel verklaard dient te worden.– Op 31 augustus 2006 heeft bespreking plaatsgevonden in de Tweede Kamer over de Beleidsvisie woningcorporaties van 12 december 2005 (Kamerstukken II, 2005–2006, 29 453 XI, nr. 30). De Kamer verzocht om een aantal nadere overwegingen. Deze hebben geleid tot een aanvullende brief van 21 september 2006 (Kamerstukken II, 2006–2007, 29 453 XI, nr. 55). |
3.7 | Uitvoering actieplan implementatie «Visie op de Woningmarkt» | GerealiseerdDe Visie op de Woningmarkt is in juni 2006 aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II, 2005–2006, 30 607 XI, nr. 1). Implementatie van de acties is gestart en loopt door tot in 2007. |
3.8 | Bezien mogelijkheden om (private) informatiebronnen over huur- en koopwoningen te koppelen aan de basisregistraties | Niet gerealiseerdEr is besloten om eerst de basisregistraties zo goed mogelijk in te voeren en dan zal worden bezien in hoeverre ook andere informatiebronnen hiermee kunnen worden gekoppeld. |
Beleidsprioriteit 4. Ontkoppeling en een eco-efficiënte economie
Doel: Het kabinet streeft naar het handhaven van de gerealiseerde ontkoppeling van milieudruk en economische groei en naar een verbetering van de eco-efficiëntie van de economie. Ook bij economische groei moet de milieudruk afnemen. Hierdoor ontstaat een gezonde en veilige leefomgeving.
Er is fors geïnvesteerd in de handhaving van de ontkoppeling tussen milieudruk en economische groei om een gezonde en veilige leefomgeving te waarborgen. De Milieubalans 2006 geeft aan dat het milieubeleid er sinds 1990 in slaagt om door verbeteringen in de eco-efficiëntie vrijwel alle emissies steeds verder terug te dringen, terwijl de productie toeneemt. Om deze voortgaande ontkoppeling mogelijk te blijven maken is in 2006 de Toekomstagenda Milieu uitgebracht. Het hierin opgenomen beleid kan bijdragen aan de realisatie van de milieudoelen in 2010, aldus het Milieu- en Natuurplanbureau in zijn beoordeling van het maatregelenpakket van de Toekomstagenda Milieu.
Nadere uitwerking in artikelen: Artikel 2, 6, 8, 9, 10 en 11
Realisatie prestaties beleidsprioriteit 4: Ontkoppeling en een eco-efficiënte economie | ||
---|---|---|
Beoogde prestatie 2006 | Bereikte resultaat in 2006 | |
4.1 | Aanbieding Toekomstagenda Milieu aan Tweede Kamer | GerealiseerdDe Toekomstagenda Milieu is op 25 april 2006 aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II, 2005–2006, 30 535, nr. 2). |
4.2 | Zonodig aanvullende maatregelen treffen ter verwezenlijking Kyoto-doel- stelling 2012 | GerealiseerdDe volgende maatregelen zijn getroffen:– verhoging van het verplichte aandeel biobrandstoffen in motorbrandstoffen van 2% in 2007 naar 5,75% in 2010;– voor Joint Implementation en Clean Development Mechanism zijn aanvullende maatregelen getroffen om de contractering succesvol af te ronden en om projectgebonden risico’s te dekken. |
4.3 | Voorbereiding standpunt klimaatbeleid en instrumenten bij scherpere klimaattaakstelling en internationale afspraken in VN-verband na 2012 | GerealiseerdIn nationaal kader is het Interdepartementaal Beleidsonderzoek Toekomstig Internationaal Klimaatbeleid gestart, dat in 2007 zal worden afgerond. In internationaal kader is door VROM een actieve bijdrage geleverd tijdens de onderhandelingen in Bonn en Naïrobi en de daaraan voorafgaande voorbereidende besprekingen om een post-2012 klimaatbeleid in het zicht te houden. |
4.4 | Aanscherping energieprestatie-coëffi- ciënt (EPC) voor nieuw te bouwen woningen vanaf 2006 | GerealiseerdVoor de aanscherping EPC zie brief aan Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2005–2006, 28 325, nr. 24) en Staatsblad (jaargang 2005, nr. 528). Voor de inwerkingtreding EPC zie besluit Staatsblad (jaargang 2006, nr. 289). |
4.5 | Extra investering in een meer duurzame energiehuishouding | GerealiseerdHet convenant over Borssele met daarin een duurzaamheidspakket is door de partijen ondertekend. Met de uitvoering van het overheidsdeel (€ 250 mln) is inmiddels gestart. Hierover is de Tweede Kamer per brief van 7 december 2006 geïnformeerd (Kamerstukken II 2006–2007, 30 000, nr. 44). |
4.6 | Uitvoering maatregelen Nota Verkeersemissies en aanvullend maatregelenpakket ter verbetering van luchtkwaliteit | GerealiseerdEr is op een punt sprake van geringe verandering: stimulering euro-4 en euro-5 bij vrachtauto’s loopt met ingang van oktober via een subsidieregeling en niet meer via de regeling MIA. |
4.7 | Onderzoek wijze van stimulans gebruik biobrandstoffen | Gerealiseerd |
4.8 | Modernisering Kernenergiewet | Niet gerealiseerdPlenaire behandeling in de Tweede Kamer is niet doorgegaan, omdat het onderwerp als controversieel is aangemerkt. |
4.9 | Nieuwe regelgeving versterking veiligheid van burgers langs transportroutes gevaarlijke stoffen | Niet gerealiseerdOp 31 januari 2006 is door de Tweede Kamer besloten om meer tijd voor het ontwikkelen van het basisnet te nemen. De Regulering Vervoer van Gevaarlijke Stoffen is door de minister van VenW teruggetrokken. De basisnetten spoor en water worden nu per 1 januari 2008 ingevoerd. De basisnetten voor weg volgen daarna. |
4.10 | Uitvoering Nota Nuchter Omgaan met Risico’s met als uitvloeisel oprichting coördinatiepunt | GerealiseerdDe voorgenomen acties zijn uitgevoerd. De oprichting van het coördinatiepunt is afgerond; in januari 2007 is het contract met het RIVM ondertekend. |
4.11 | Politiek vastgestelde visie op buisleidingen | Niet gerealiseerdHet voornemen om deze visie in 2006 in een brief aan de Tweede Kamer vast te leggen heeft vertraging opgelopen. |
Beleidsprioriteit 5. Internationale VROM-agenda
Doel: Door een ambitieuze inzet in Europa dragen wij als overheid bij aan de oplossing van nationale en internationale vraagstukken. VROM initieert stappen op weg naar een duurzame leefomgeving en waakt over tijdig onderkennen van gevolgen van nieuwe regelgeving, zodat een bewuste weging van alle belangen binnen en buiten VROM kan plaatsvinden.
De voorziene prestaties zijn volgens planning gerealiseerd.
Nadere uitwerking in artikel(en)/operationeel doel: Artikel 1 (1.3.1), 5 (5.1.1), 10 (10.2.2) en 12 (12.2.1)
Realisatie prestaties beleidsprioriteit 5: Internationale VROM-agenda | ||
---|---|---|
Beoogde prestatie 2006 | Bereikte resultaat in 2006 | |
5.1 | Uitwerking van de Europese (en mon- diale) milieuagenda om een sterke positie in de Europese besluitvorming te verkrijgen op het gebied van de prioritaire dossiers luchtkwaliteit, Lissabonstrategie, klimaat, biodiversiteit en REACH. | GerealiseerdVanuit de dossierteams met de betrokkken directies, ministeries en andere overheden zijn kaderinstructies, position papers, overleggen in Brussel met Europees Parlement en Commissie gevoerd en enkele conferenties (o.a. Make Markets Work) en workshops georganiseerd, waarmee de Nederlandse positie aanzienlijk is versterkt. |
5.2 | Organiseren van een Internationale Conferentie waarin verdergaande mogelijkheden van marktwerking voor het behalen van klimaat-doelstellingen worden verkend | GerealiseerdOp 16 en 17 oktober 2006 is in Amsterdam de conferentie «Make Markets Work for Climate» georganiseerd. |
5.3 | Een effectieve invulling en doorwerking van de nieuwe EU-doelstelling van territoriale cohesie | GerealiseerdOp 28 juni 2006 is in Amsterdam een stakeholdersconferentie gehouden waarbij is bijgedragen aan de «Territorial State Perspectives of the Union» en aan de concept Territorial Agenda 2007. |
5.4 | Een gestructureerde en vroegtijdige doorlichting van ruimtelijke relevante EU-beleidsvoorstellen op hun gevolg voor een betere benutting voor ruimtelijke ontwikkelingen wordt geborgd | GerealiseerdBrief aan de Eerste Kamer ter beantwoording van Motie Meindertsma (20 novem- ber 2006, 2006–2007, 00XXI, nr. I); de Rijksplanologische Commissie is ingeschakeld voor de inhoudelijke behandeling van nieuwe ruimtelijke EU-initiatieven; nieuwe procedures voor monitoring in «expert fase» onderzocht. |
5.5 | VROM is internationale samenwerkingsverbanden aangegaan gericht op realisatie van een gelijk speelveld voor internationale handhavingsacties | GerealiseerdHet IMPEL-TFS zeehavenproject en het IMPEL-TFS verificatieproject zijn afgerond. In november 2006 is in Den Haag de startconferentie voor IMPEL-TFS Enforcement Actions georganiseerd. Het meerjarenprogramma handhaving EVOA 2005–2010 is op 26 januari 2006 van start gegaan met als doel de naleving op adequaat niveau te brengen en om de EVOA-handhaving binnen de EU op een gelijkwaardig niveau te krijgen. |
Beleidsprioriteit 6. Modernisering regelgeving
Doel: Het Meerjarenprogramma modernisering VROM-regelgeving beoogt de wet- en regelgeving van VROM te verminderen, te vereenvoudigen en de effectiviteit ervan te verhogen. Onderdeel hiervan is een reductie van de administratieve lasten voor bedrijven van bijna 30% in de periode 2003–2007. Daarnaast wordt het aantal VROM-regelingen verminderd van 400 in 2002 naar 200 eind 2007.
Er is sinds het najaar van 2005 aanzienlijke voortgang geboekt. Tot en met 2006 is 42% van de projecten afgerond. Van nog eens 30% van de projecten is de ontwerpregelgeving gereed en ligt deze bij de Raad van State of het parlement. In de beperkte tijd van drie jaar is een flink deel van de VROM-regelgeving gemoderniseerd en gestroomlijnd.
Vermindering administratieve lasten | Beoogd* | Netto reductie% van totale adm. lasten | Gerealiseerd (2007 gepland**) | Netto reductie% van totale adm. lasten |
2003–2005 | € 137,8 mln | 8,1 | € 96,1 mln | 5,7 |
2006 | € 13,7 mln | 0,8 | € 65,1 mln | 3,8 |
2007 | € 353,5 mln | 20,6 | € 361,9 mln | 21,3 |
Totaal voor periode 2003–2007 | € 505,0 mln | 29,5 | € 523,1 mln | 30,8 |
* Cijfers 2006 en 2007: Rijksbegroting VROM 2006 (Kamerstukken II, 2005–2006, 30 300 XI, nr. 2)
** Voor een aantal maatregelen, activiteitenbesluit en de Omgevingsvergunning, is de verwachting dat de wet- en regelgeving in 2007 gereed zal komen maar dat deze pas begin 2008 in werking zullen treden.
Nadere uitwerking in artikel/operationeel doel: Artikel 2 (2.1, 2.3.4), 4, 10 (10.1) en 14
Realisatie prestaties beleidsprioriteit 6: Modernisering regelgeving | ||
---|---|---|
Beoogde prestatie 2006 | Bereikte resultaat in 2006 | |
6.1 | Aanbieden Wetsvoorstel algemene bepalingen omgevingsrecht aan Tweede Kamer; uitvoering pilotprojecten ter voorbereiding invoering omgevingsvergunning | GerealiseerdHet wetsvoorstel is op 18 oktober ingediend (Kamerstukken II, 2006–2007, 30 844, nr. 2) en op 18 januari 2007 door de Tweede Kamer controversieel verklaard. |
6.2 | Nieuwe integrale AMvB («Activiteitenbesluit») met algemene milieuregels voorleggen aan de Raad van State | GerealiseerdHet onderliggende wetsvoorstel is aangenomen door de Eerste Kamer en 5 decem- ber 2006 als wet gepubliceerd (Staatsblad, jaargang 2006, nr. 606).Op verzoek van de Tweede Kamer is op 20 september en op 12 oktober 2006 het ontwerp-Activiteitenbesluit besproken voordat het aan de RvS aangeboden wordt. Het ontwerpbesluit zal begin maart 2007 naar de RvS gaan. |
6.3 | Aanbieden wetsvoorstel tot vereenvoudiging regels milieueffectrapportage (m.e.r.) aan Tweede Kamer | Niet gerealiseerdAfstemming met alle betrokkenen vraagt meer tijd dan voorzien. De planning is het wetsvoorstel in het eerste kwartaal van 2007 aan de Tweede Kamer aan te bieden. |
6.4 | Publicatie Gebruiksbesluit | Niet gerealiseerdHet Gebruiksbesluit kon in 2006 nog niet worden gepubliceerd. Dit komt doordat de integrale AMvB met algemene milieuregels later in werking treedt en deze dienen gelijktijdig te worden behandeld. Daarnaast leidt de nasleep van de brand in het cellencomplex Schiphol-Oost tot enige vertraging, omdat de aanbevelingen van de Onderzoeksraad voor Veiligheid consequenties voor het Gebruiksbesluit kunnen hebben.Geplande datum van inwerkingtreding is 1 augustus 2007. |
6.5 | Ontwikkeling vier van de zes basisregistraties | Niet gerealiseerdDe desbetreffende basisregistraties bevinden zich nog in diverse vormen van het eindstadium. De Wet voor Kadaster en Topografie ligt momenteel bij de Tweede Kamer, de invoering vindt plaats in de loop van 2007. De Wet voor Adressen en Gebouwen is in februari 2007 gereed voor aanbieding aan de Tweede Kamer. |
Beleidsprioriteit 7. Betere naleving
Doel: Vermindering van de toezichtslast door het krachtig en pro-actief inzetten op meer samenwerking en selectief toezicht.
Door het inzetten van instrumenten als compliance assistance, selectiever interbestuurlijk toezicht en door samenwerking met andere inspecties is de inschatting dat de toezichtslast in 2006 is verminderd. De VROM-Inspectie draagt mogelijkheden aan om zwakke punten in de naleving door de ondertoezichtstaande zelf te laten verbeteren. Daarbij worden ook branche-organisaties betrokken. De Kamer is geïnformeerd over het rijksbrede projectplan Eenduidig Toezicht, waarin de verbreding en verdieping van de samenwerking is beschreven. Daarbij is het toezichtveld verdeeld in domeinen, waarbij de VROM-Inspectie verantwoordelijk is voor de domeinen Nucleair, Chemische Industrie, Afval en Buisleidingen. Deze domeinen worden benaderd vanuit deéén-loket-aanpak waarbij wordt verwacht dat de toezichtslast voor bedrijven met gemiddeld 25% vermindert, met name door verplichte samenwerking, kwaliteitsverhoging en een andere werkwijze en cultuur van toezichthouders (Kamerstukken II, 2005–2006, 29 362, nr. 107). Aan de criteria van de kaderstellende visie op toezicht wordt bijzondere aandacht besteed vanuit het project Eenduidig Toezicht, de VROM-Inspectie Academie en de doorontwikkelingen van de interventiestrategie.
Nadere uitwerking in artikel(en)/operationeel doel:Artikel 2 (2.3.4) en 12
Realisatie prestaties beleidsprioriteit 7: Betere naleving | ||
---|---|---|
Beoogde prestatie 2006 | Bereikte resultaat in 2006 | |
7.1 | Vermindering toezichtlast door:– professionalisering en verdere standaardisering van inspectieprocedures– voortgaande interdepartementale en interbestuurlijke samenwerking | GerealiseerdDe inspectieprocedures zijn verder gestandaardiseerd en geüniformeerd. Er zijn o.a. afspraken gemaakt om bij de kwaliteitsprocessen en de informatieprocessen gebruik te maken van dezelfde basisketen. Het project Eenduidig Toezicht is opgezet om de interdepartementale en interbestuurlijke samenwerking verder vorm te geven. |
7.2 | Selectievere inzet van interbestuurlijk toezicht, aanpassing van inspectiemethodieken | GerealiseerdIn 2006 is een nieuwe denk-/werkwijze voor interbestuurlijk toezicht ontwikkeld. Vanaf 2007 zal in negen proefprojecten ervaring worden opgedaan met deze selectievere en transparantere opzet, waarin onder meer risico’s en naleeftekorten centraal staan. |
7.3 | Verbetering van handhaving en handhaafbaarheid van de bouwregelgeving | GerealiseerdDe wetswijziging is in december 2006 aanvaard door de Eerste Kamer (Kamerstuk- ken I, 2006–2007, 29 392 XI, nr. F) De wetswijziging behelst de verplichting voor gemeenten om een handhavingsbeleid op te stellen en jaarlijks te rapporteren over de uitvoering. VROM heeft hiervoor een handreiking opgesteld. Negen pilot-gemeenten hebben een handhavingsbeleid vastgesteld. |
7.4 | Ondersteuning van andere overheden en bedrijven bij het verbeteren van de naleving (compliance assistence) | Gerealiseerd |
7.5 | Ontwikkeling en invoering van nalevingsindicatoren | GerealiseerdVoor 10 prioritaire wettelijke taken waarvoor in de begroting 2005 naleefdoelstel- lingen waren opgenomen, zijn naleefindicatoren ontwikkeld. Op basis hiervan heeft herijking van de doelstellingen plaatsgevonden. De indicatoren, met herijkte doelstellingen, zijn in de begroting 2007 opgenomen. |
B. Budgettaire en financiële consequenties van de beleidsprioriteiten 2006
Tabel Budgettaire en financiële gevolgen van de beleidsprioriteiten (x € 1000) | ||||
---|---|---|---|---|
Beleidsprioriteiten 2006 | Art. nr | Ontwerp-begroting 2006 | Nadere mutaties 2006 | Realisatie 2006 |
1. Ruimte voor ontwikkeling | 4, 5, 11 | 1 870 | 1 156 | 3 026 |
2. Krachtige Steden | 2, 5, 6, 8, 10 | 220 012 | 99 135 | 315 090 |
3. Ruimte voor Wonen | 1, 2, 3 | 127 408 | 45 250 | 155 430 |
4. Ontkoppeling en een eco-efficiënte economie | 6, 8, 9, 10 | 8 255 | 9 156 | |
5. Internationale milieu-agenda | 5, 10, 12 | 1 983 | 1 487 | |
6. Modernisering regelgeving | 10 | 6 731 | 5 004 | |
7. Betere naleving | 12 | 1 339 | 1 344 |
Bron: VROM-administratie (input betrokken directoraten-generaal en RGD)
Prioriteit 1. Ruimte voor ontwikkeling
De nadere mutatie is het gevolg van het toevoegen van met name extra middelen voor gebiedsontwikkeling. De realisatie is uiteindelijk hoger uitgevallen vanwege extra kosten ten behoeve van de afronding van de Wro en extra inspanningen op het terrein van het grondbeleid.
Prioriteit 2. Krachtige Steden
De nadere mutatie is als volgt tot stand gekomen:
– De definitieve verdeling van de Impulsbudgetten is eind 2005 vastgesteld nadat de ontwerpbegroting 2006 al aan de Tweede Kamer was aangeboden. Bij deze verdeling is tevens bezien in welk tempo de plannen worden uitgevoerd. Bij de vaststelling van dat tempo van uitvoering was de verwachting dat deze voor een bedrag ad € 15 mln hoger zou liggen dan verwacht tijdens het opstellen van de ontwerpbegroting. Uiteindelijk is dit ook in 2006 waarheid geworden.
– De middelen (€ 44 mln) voor verbetering van de luchtkwaliteit zijn niet in de ontwerpbegroting opgenomen. Het betreft middelen die afkomstig zijn uit het Fonds Economische Structuurversterking. Deze middelen worden ingezet voor het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) en voor subsidies van roetfilters.
– De FES-middelen ad € 40 mln voor de projecten van BIRK en NSP zijn pas in 2006, op het moment van daadwerkelijke uitgaven, overgeheveld vanuit het FES-fonds naar de begroting van VROM.
Prioriteit 3. Ruimte voor Wonen
De nadere mutatie heeft betrekking op de volgende onderwerpen:
– Een extra inzet van € 5,25 mln ten behoeve van de stimulering van de productie van woningen in de gemeente Almere in de periode 2006–2010.
– Een storting van € 40 mln in het fonds Stimulering Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten (SVn). Uit dit fonds worden subsidies verstrekt aan starters op de koopwoningmarkt.
Uiteindelijk is bij het Besluit Locatiegebonden Subsidies (BLS) in 2006 € 16 mln minder uitgegeven als gevolg van een lagere woningproductie, zowel bij het reguliere BLS-programma 2006 als wel bij het programma eigen bouw (particulier opdrachtgeverschap in 2005).
Prioriteit 4. Ontkoppeling en een eco-efficiënte economie
Met name bij klimaatbeleid en luchtkwaliteit zijn extra inspanningen verricht als zich daartoe mogelijkheden of noodzaak aandienden.
Prioriteit 5. Internationale Milieu-agenda
Het verschil wordt veroorzaakt door de kasoverloop van één project naar 2007 doordat het aantal deelnemers aan de internationale milieuconferentie minder was dan verwacht.
Prioriteit 6: Modernisering regelgeving
De realisatie is lager uitgevallen, met name omdat de ontwikkeling van basisregistraties vertraagd is.
C. Beleidsmatige conclusies ten aanzien van de beleidsprioriteiten
In 2006 is veel bereikt binnen de prioriteit Ruimte voor ontwikkeling, dat de komende tijd om verdere uitvoering vraagt.
Er is geen aanleiding voor intensivering.
Het beleid ten aanzien van de herstructurering en stedelijke vernieuwing op het terrein van wonen alsmede ruimtelijke ordering (beleidsprioriteit Krachtige Steden) wordt budgettair/financieel ongewijzigd voortgezet, met dien verstande dat, met de start in 13 wijken van pilots voor het tot stand brengen van nieuwe vitale coalities, de aanpak van de herstructurering is verbreed. Ten behoeve van een verbetering van de luchtkwaliteit is het beleid in 2006 geïntensiveerd. Specifiek door het beschikbaar stellen van extra middelen voor het NSL ten behoeve van het aanpakken van lokale knelpunten en generiek door het inzetten van nieuwe subsidieregelingen voor roetfilters. Voor prioriteit Ruimte voor wonen geldt dat het beleid bij het reguliere woningproductieprogramma, ongewijzigd wordt voortgezet. Vanwege hardnekkige problemen voor starters op de woningmarkt is het beleid voor deze doelgroep geïntensiveerd.
De intensivering die in 2005 en 2006 binnen de beleidsprioriteit Ontkoppeling en eco-efficiënte economie is doorgevoerd, wordt gecontinueerd. Bij de uitvoering daarvan wordt gewerkt vanuit de vier strategische lijnen die in de Toekomstagenda Milieu zijn aangegeven (van buiten naar binnen, meer Europa, innovatief en zakelijk).
De doelstellingen die beoogd worden met de diverse activiteiten en projecten binnen beleidsprioriteit Modernisering regelgeving gelden onverkort. Weliswaar is er sprake van enige vertraging, maar niet een zodanige dat intensiveren noodzakelijk is. Wat betreft het Gebruiksbesluit geldt, dat expliciete politieke besluitvorming ten grondslag ligt aan de beslissing om de inwerkingtreding uit te stellen. Met betrekking tot de beleidsprioriteit Betere naleving ten slotte kan gesteld worden dat met het project Eenduidig Toezicht, een nieuwe opzet voor een selectiever interbestuurlijk toezicht, en onder andere de ontwikkeling van naleefindicatoren, een invulling is gegeven aan de modernisering van het toezicht. Dit leidt tot een efficiënter en selectiever toezicht, dat aantoonbaar effect heeft en tot een lagere toezichtslast voor bedrijven en decentrale overheden. Deze activiteiten worden in 2007 voortgezet en geïntensiveerd.
Artikel 1. Bevorderen van een goed werkende woningmarkt
1.1. Algemene beleidsdoelstelling
VROM streeft ernaar de maatschappelijk ongewenste effecten van imperfecties op de woningmarkt tegen te gaan. VROM streeft er daarbij naar zorg te dragen voor een heldere verdeling van rollen en verantwoordelijkheden van de partijen die betrokken zijn bij de woningvoorziening.
De algemene doelstelling is uitgewerkt in de volgende operationele doelstellingen:
• Scheppen van randvoorwaarden voor een goed functionerende woningmarkt.
• Bevorderen maximale maatschappelijke prestaties van woningcorporaties.
• Versterken van de positie van de woonconsument.
Doelbereiking en maatschappelijke effecten
De woningmarkt heeft in 2006 in de Tweede Kamer en in de maatschappij sterk in de belangstelling gestaan. Het kabinet heeft maatregelen genomen om de woningmarkt beter te laten functioneren. Op basis van de informatie per operationeel doel kan worden geconcludeerd dat dit voor een belangrijk deel ook is gelukt. Met het uitbrengen van de visie op de woningmarkt zijn ongewenste effecten van imperfecties op de woningmarkt in beeld gebracht en zijn stappen gezet en aangekondigd om deze effecten te verminderen en/of de imperfecties te verkleinen. Er is veel kennis ontwikkeld en gedeeld met andere partijen over hoe de woningmarkt werkt en wat de belangrijkste ontwikkelingen zijn. Een belangrijk voorbeeld hiervan is het WoonOnderzoek Nederland (WoON). Aan de marktordening van de woningmarkt wordt gewerkt via een nieuwe verhouding tussen Rijk en corporaties. Dit zal later zijn beslag krijgen dan werd verwacht bij het opstellen van de begroting 2006. De rol van de consument op de woningmarkt wordt versterkt via voorstellen voor de aanpassing van de Wet op het overleg huurders-verhuurder (Wohv). Een deel van de door het kabinet genomen maatregelen (als het stimuleren van de nieuwbouw, de herstructurering en de modernisering van het huurbeleid, de stimulering starters op woningmarkt) wordt onder artikel 2 en artikel 3 verder toegelicht.
1.2. Tabel budgettaire gevolgen van beleid
Beleidsartikel 1 (x € 1000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Realisatie 2002 | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Realisatie 2006 | Vastgestelde begroting 2006 | Verschil 2006 | |
Verplichtingen: | 15 731 | 11 278 | 6 140 | 23 920 | 12 160 | 12 451 | – 291 |
Uitgaven: | 18 360 | 13 157 | 11 846 | 15 615 | 15 253 | 17 378 | – 2 125 |
Programma: | 13 660 | 8 891 | 8 870 | 13 963 | 11 074 | 15 180 | – 4 106 |
Scheppen van randvoorwaarden voor een goed werkende woningmarkt: | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Scheppen van randvoorwaarden voor een goed werkende woningmarkt | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Bevorderen van maximale maatschappelijke prestaties van wooncorporaties: | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Bevorderen van maximale maatschappelijke prestaties van wooncorporaties | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Versterken van de positie van de woonconsument: | 1 444 | 1 371 | 1 386 | 1 508 | 1 149 | 1 508 | – 359 |
Subsidies woonconsumentenorganisaties | 1 444 | 1 371 | 1 386 | 1 508 | 1 149 | 1 508 | – 359 |
Overige programmabudgetten: | 12 216 | 7 520 | 7 484 | 12 455 | 9 925 | 13 672 | – 3 747 |
Onderzoek | 7 940 | 4 888 | 4 865 | 8 096 | 5 312 | 8 887 | – 3 575 |
Experimenten en kennisoverdracht | 4 276 | 2 632 | 2 619 | 4 359 | 4 613 | 4 785 | – 172 |
Nader aan te wijzen | 0 | 0 | |||||
Apparaat: | 4 700 | 4 266 | 2 976 | 1 652 | 4 179 | 2 198 | 1 981 |
Apparaat: | |||||||
Apparaat artikel 1 (DGW) | 4 700 | 4 266 | 2 976 | 1 652 | 4 179 | 2 198 | 1 981 |
Ontvangsten: | 0 | 0 | 1 | 0 | 0 | 0 | 0 |
De lagere realisatie in 2006 bij het instrument «Onderzoek» is deels boekhoudkundig van aard en het gevolg van het niet aansluiten van de begrotingsstand op de stand verwerkt in de operationele VROM-jaarplannen voor 2006. Op artikel 2 heeft naar aanleiding van deze operationele VROM-jaarplannen in 2006 een overschrijding bij het instrument «Kennisoverdracht» plaatsgehad.
Voor het totaal van de budgetten voor onderzoek en kennisoverdracht op de artikelen 1, 2 en 3 zijn de uitgaven in 2006 per saldo € 1,4 mln achtergebleven bij de ramingen.
1.3. Operationele doelstellingen
1.3.1 Scheppen van randvoorwaarden voor een goed functionerende woningmarkt
VROM heeft zich tot doel gesteld om communicatieve sturing door middel van kennisoverdracht maar ook uitwisseling van kennis en informatie tussen VROM en partijen op de woningmarkt te bewerkstelligen.
In 2006 is veel gedaan aan het ontwikkelen van kennis en de uitwisseling van kennis en informatie bij andere partijen op de woningmarkt. De visie op de woningmarkt is aan de Tweede Kamer aangeboden en breed onder partijen op de woningmarkt verspreid. Via kennisarena’s met verschillende partijen zijn kennisvragen aangescherpt voor de toekomst. De eerste meting van het WoON is gerealiseerd. Via de bijdrage aan de Stichting Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting (SEV) worden doorlopend experimenten gestimuleerd om de woningmarkt beter te laten werken. In internationaal verband draagt VROM bij aan Habitat en ondersteunt VROM andere landen met kennis en ervaring.
Instrumenten/Prestaties | |
---|---|
Jaar 2006 | Realisatie |
Instrumenten: onderzoek; kennisoverdracht en experimenten | |
Visie op de woningmarkt: | |
• Vanuit een integrale visie op de woningmarkt agenderen, (doen) opstellen en (doen) uitvoeren van een actieplan met als doel keuzemogelijkheden van de burger te verbeteren. | Ja, voor de visie zie brief «Ruimte geven bescherming bieden; een visie op de woningmarkt» aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2005–2006, 30 607 XI, nr. 1).De implementatie van de acties loopt door in 2007. |
Kennisoverdracht en kennisuitwisseling: | |
• Intensiveren van kennisoverdracht aan en kennisuitwisseling met partners in het «woonveld»; periodieke kennisuitwisseling, organisatie van een congres en publicaties in vakbladen. | Ja |
• Ontwikkelen van internetsite en informatiedesk met informatie over het wonen. | Ja |
Strategische kennis en extern kennisnetwerk: | |
• Opstellen meerjarige strategische kennisagenda in overleg met andere departementen, planbureaus, wetenschappelijke wereld, adviesorganen en andere kennisinstituten. | Ja (voor aantal in de toekomst belangrijke onderwerpen) |
Onderzoek, monitoring en kennisontwikkeling: | |
• Realiseren en publiceren van de eerste meting van het WoonOnderzoek Nederland (WoON). WoON is ontstaan door de integratie van Woningbehoefteonderzoek (WBO) en Kwalitatieve Woningregistratie. | Nee, de omschakeling van het WBO naar het WoON heeft meer tijd gekost dan verwacht, waardoor de publicatie pas in 2007 plaatsvindt. |
• Bieden van de mogelijkheid voor lokale partijen om te participeren in het WoON om op lokaal niveau te kunnen beschikken over betrouwbare informatie over de woningmarkt. | Ja |
• Onderzoek naar toekomstige ontwikkelingen en processen op de woningmarkt; in het bijzonder naar energieverbruik in woningen o.a. door de Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC), investeringsgedrag van corporaties en de invloed van prijs- en woonlastenontwikke- lingen op de woningmarkt. | Ja |
Adviesorganen en kennisinstituten op het gebied van het wonen: | |
• Bijdragen aan de Stichting Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting (SEV): goedkeuring werkplan en begroting 2006; beoordelen prestaties 2005 aan de hand van prestatieverslag en jaarrekening. | Ja |
Internationale kennisoverdracht en -uitwisseling: | |
• Bijdragen aan een in Spanje te houden ministersconferentie over wonen (follow-up van de, in 2005, in Praag gehouden ministersconferentie). | Ja |
• Steun verlenen, samen met het Ministerie van Buitenlandse Zaken, aan de Stichting Habitat Platform (SHP) voor de naleving van de mondiale Habitat-agenda; in 2006 ontvangt SHP van VROM maximaal € 350 000. | Ja |
• Beschikbaar stellen van kennis op gebied van wetgeving, beheer en toezicht in de sociale huursector in het kader van het Memorandum of understanding met het Ministry of Housing in Zuid-Afrika. | Ja, er is een bijdrage geleverd van € 465 000,–. |
• Verlenen van steun van maximaal € 200 000 per jaar aan de werkzaamheden van het VN-Comité voor Menselijke Nederzettingen van de Economic Commission for Europe. | Ja, er is een bijdrage geleverd van € 105 000,- en een voorzitter. |
• Verdere bijdragen aan internationale trajecten en kennisuitwisseling in het kader van het European Network for Housing Research (ENHR). | Ja |
Prestatie-indicatoren | ||
---|---|---|
Indicator | Streefwaarde 2006 | Realisatie 2006 |
Rapporten | 4 | Ja, 11 rapporten:• Monitor Nieuwe Woningen – Jaarboek 2004 (maart 2006).• Ontwikkelingen in de woningvoorraad in Nederland, de G30-steden en de 56 prioriteitswijken (oktober 2006).• De krachtige stad: een eeuw omgang en ontwijking (december 2006).• Ontwerp en sociale veiligheid (literatuurstudie relatie fysieke en gebouwde omgeving en sociale veiligheid) (juli 2006).• Hoe breed is de buurt? (Woonmilieu-indeling die aansluit bij de woonbeleving van bewoners, die bruikbaar is bij het ontwikkelen van beleid, en die voor heel Nederland in kaart gebracht kan worden) (juni 2006).• Stedelijke vernieuwing: kosten en baten (mei 2006).• De Behoefte aan Stedelijke vernieuwing 2010–2019 (november 2006).• Resultaatanalyse ISV-1 (januari 2006).• Kwalitatieve evaluatie ISV-1 (januari 2006).• Ouderen onder dak (december 2006).• Monitor Nieuwe Woningen tot en met het eerste kwartaal 2006 (juli 2006). |
Publicaties | 2 | Ja, 2 publicaties (via Postbus 51 beschikbaar gesteld):• Beoordeling van gezondheid in woningen in relatie tot energiegebruik (inventarisatie).• Smaak voor de stad; een studie naar de stedelijke woonvoorkeur van gezinnen).De 2 onderzoekspublicaties zijn beschikbaar opwww.vrom.nl/infowon en |
Congressen | 2 | Ja, wel in een andere vorm dan voorgenomen: over de bouwprognoses is geen apart congres georganiseerd. De prognose is gepresenteerd op een bestuurdersconferentie over nieuwbouw. Over de studie over integratie is gesproken op het congres «Nieuwe vitale coalities in de wijk». |
Presentaties | 2 | Ja, 6 presentaties:• European Network for Housing Resarch (ENHR) (Ljubljana, Slovenië).• Institut d’Aménagement et d’Urbanisme de la Région d’Ile de France (IAURIF) (Parijs, Frankrijk).• New Opportunities for Research Funding Agency Co-operation in Europe (NORFACE) (Montreal, Canada).• Woningmarktkring.• Wim Drees Stichting.• Bundesministerium für Bildung und Forschung (BMBF) geförderten Verbundprojektes (Leipzig, Duitsland). |
Aantal bezoekers website | 5 000 | Circa 10 000. |
Bron realisatiegegevens: www.minvrom.nl/infowonen (voor de rapporten en onderzoekspublicaties); monitoring website door VROM/VAED (aantal bezoekers website); VROM interne administratie (congressen en presentaties).
1.3.2 Bevorderen maximale maatschappelijke prestaties van woningcorporaties
VROM heeft zich tot doel gesteld te komen tot een vernieuwing van de relatie tussen overheid en corporaties waarin de maatschappelijke prestaties zeker gesteld zijn en waarbij er ruimte is voor corporaties om als maatschappelijke onderneming te functioneren.
In 2006 was beoogd te komen met concrete beleidsvoorstellen ten aanzien van de relatie overheid-woningcorporaties die de prestaties van woningcorporaties zekerder moeten stellen, ruimte moeten bieden voor beter maatschappelijk functioneren, met behoud van het hybride karakter van woningcorporaties, onder vermindering van de regel- en lastendruk. Basis vormde de Beleidsvisie woningcorporaties die reeds op 12 december 2005 aan de Tweede Kamer is aangeboden (Kamerstukken II, 2005–2006, 29 453 XI, nr. 30). Voorstellen tot regelgeving zijn in 2006 niet in procedure gebracht. De implementatie van de beleidsvoorstellen verschuift hiermee in de tijd. De vernieuwing van de relatie tussen overheid en corporaties heeft hierdoor vertraging opgelopen. Wel is het afgelopen jaar extra aandacht besteed aan twee onderwerpen die niet specifiek benoemd waren in de begroting 2006, te weten salarissen en fusies.
Instrumenten/Prestaties | |
---|---|
Jaar 2006 | Realisatie |
Instrumenten: Woningwet; Besluit beheer sociale-huursector (Bbsh) | |
• Opstellen en, na besluitvorming, implementeren van een beleidsvisie en maatregelenpakket ten behoeve van het zekerder stellen van de prestaties van corporaties, op basis van de adviezen van de Commissie de Boer, WRR, SER, Commissie Leemhuis en Research Instituut voor de Gebouwde Omgeving (RIGO) onderzoek en advies. | Ja, de beleidsvisie is besproken in het AO van 31 augustus 2006. Bij brieven van 21 september (Kamerstukken II, 2006–2007, 29 453 XI, nr. 55) en 8 november 2006 (Kamerstukken II, 2006–2007, 29 453 XI, nr. 57) is de Tweede Kamer nader geïnformeerd over de komende uitwerking van deze visie. |
• Implementatie zal plaatsvinden via voorstellen tot wijziging van de Woningwet en Bbsh. | Nee, op 12 december 2005 heeft het kabinet de beleidsvisie woningcorporaties aangeboden aan de Tweede Kamer. Er heeft nog geen definitieve besluitvorming plaatsgevonden ten aanzien van de beleidsvisie, waardoor het indienen van voorstellen tot regelgeving vertraging opliep. |
• De gerealiseerde prestaties van de corporaties worden gevolgd via het jaarlijks Toezichtverslag. Hierbij wordt ingevolge de toezegging in het AO van 3 juni 2004 ook aandacht besteed aan woningcorporaties met een opvallend sterke vermogenspositie. | Ja |
• Tijdig uitbrengen individueel oordeel per corporatie over financiële continuïteit, rechtmatig handelen en volkshuisvestelijke prestaties. | Ja, een samenvattend beeld is op 8 december 2006 aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II, 2006–2007, 29 453 XI, nr. 60). |
Prestaties (aanvullend): | |
• Inzicht in salarissen | Ja, zie de brief aan de Tweede Kamer met concrete maatregelen gericht op meer inzicht in de (top)salarissen bij woningcorpora- ties, de mogelijkheden inzake normering hiervan in het licht van de wens van de Kamer (motie Bakker), bijzondere situaties en de wijze waarop de Kamer voortaan over het salarisbeeld zal worden geïnformeerd (Kamerstukken II, 2005–2006, 29 453 XI, nr. 41). De met de Kamer (AO 23 mei 2006) afgesproken stappen zijn vervolgens in gang gezet. |
• Fusies bij corporaties | Ja, zie de brief aan de Tweede Kamer met informatie over de uitkomsten van een onderzoek naar de maatschappelijke effecten van fusies van woningcorporaties en de beleidslijnen op basis van dat onderzoek (Kamerstukken II, 2005–2006, 29 453 XI, nr. 40). Naar aanleiding van de hieruit voortvloeiende motie Depla c.s. (Kamerstukken II, 2005–2006, 29 453 XI, nr. 44) is de Tweede Kamer geïnformeerd over de voornemens in het licht van deze motie. In een AO op 11 oktober 2006 is de Kamer toegezegd begin 2007 nadere voorstellen te ontvangen over de toetsing van fusievoorne- mens. |
In de begroting is aangegeven dat mede op basis van het rapport van de Commissie De Boer, in samenwerking met het Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting (CFV) indicatoren zouden worden ontwikkeld om de prestaties van woningcorporaties te kunnen volgen. Daartoe is in 2006 op basis van de Beleidsvisie woningcorporaties de uitwerking gestart van een investeringsdoelstelling voor woningcorporaties. Hiertoe is advies gevraagd aan het CFV. Bedoelde investeringsdoelstelling zal haar plaats krijgen in een circulaire die begin 2007 is beoogd te verschijnen.
1.3.3 Versterken van de positie van de woonconsument
VROM heeft zich tot doel gesteld om de mondigheid en rechtspositie van de woonconsument te versterken.
In 2006 zijn voorstellen voor de aanpassing Wet op het overleg huurders verhuurder (Wohv) naar de Tweede Kamer gezonden die doel hebben de positie van huurders(organisaties) te versterken. Indien de Tweede en Eerste Kamer akkoord gaan met de voorstellen wordt gestreefd om de gewijzigde Wohv medio 2007 in werking te laten treden.
Instrumenten/Prestaties | |
---|---|
Jaar 2006 | Realisatie |
Instrument: bijdragen woonconsumentenorganisaties | |
Positie huurders en huurderorganisaties: | |
• Een brief naar de Tweede Kamer zenden met beleidsvoorstellen inzake de positie van huurders(organisaties) op basis van het in 2005 uitgebrachte advies van de Commissie «Zeggenschap en versterking positie huurders(organisaties)». | Ja, zie brief Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2006–2007, 27 926 en 29 453 XI, nr. 110).Op 30 oktober 2006 zijn tevens de uit deze brief voortvloeiende wijzigingsvoorstellen voor de Wet op het overleg huurders verhuurder (Wohv) aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II, 2006–2007, 30 856 XI, nr. 2). |
Ondersteunen woonconsumentenorganisaties: | |
• Bijdragen aan woonconsumentenorganisaties (Woonbond € 987 880) en (Stichting VAC-punt Wonen, voorheen Vrouwenadviescommissies, € 300 000) voor de uitvoering van een met VROM overeengekomen programma van activiteiten op het gebied van kennisoverdracht, voorlichting en scholing. | Ja |
1.4. Overzicht afgeronde onderzoeken
Onderzoek onderwerp | AD of OD | Afgerond | Vindplaats | |
Evaluatieonderzoek naar effecten van beleid | Onderzoek investeringsgedrag corporaties | 1.3.2 | 2006 | Onderzoek is afgerond. Als vervolg op dit onderzoek wordt in 2007 gewerkt aan een corporatiesmodel. Het onderzoek «beweegredenen corporaties» is op 11 januari 2007 verschenen en te vinden op www.vrom.nl/infowonen. |
Onderzoek naar de tussen gemeenten en betrokken woningcorporaties gemaakte prestatieafspraken (jaarlijks) | 1.3.2 | 2006 | Het resultaat is in januari 2007 aan de Tweede Kamer gezonden, samen met het Toezichtverslag en de prestatiebrief (Kamerstukken II, 2006–2007, 29 453, nr. 62). |
Artikel 2. Stimuleren van voldoende woningen, een duurzame en gedifferentieerde woningvoorraad en leefbare woonmilieus
2.1. Algemene beleidsdoelstelling
Door middel van woningproductie voldoende beweging op de woningmarkt te krijgen en daarmee de vitaliteit en leefbaarheid van steden te borgen en te verbeteren, ruimte te creëren voor de herstructurering van oude wijken en het (weer) accommoderen van de woonwens van midden en hoge inkomens, daarbij de keuzemogelijkheden voor alle burgers te vergroten en het evenwicht tussen vraag en aanbod op de woningmarkt te verbeteren. Voorts is de doelstelling om in samenhang met de vermaatschappelijking en extramuralisering van de zorg en de inkomenspositie van toekomstige ouderen, te anticiperen op de toenemende vergrijzing en de wens van senioren en gehandicapten om zo lang mogelijk zelfstandig te wonen.
Ten slotte streeft VROM ernaar om de veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid van woningen (en gebouwen) duurzaam te borgen, energiebesparing te realiseren en de milieubelasting van woningen en gebouwen duurzaam te verminderen.
De algemene doelstelling is uitgewerkt in de volgende operationele doelstellingen:
• Stimuleren van voldoende woningproductie.
• Verruiming van aanbod van geschikte woningen voor senioren en gehandicapten.
• Bevorderen van leefbaarheid van wijken.
• Garanderen van de minimale bouwtechnische en gebruikstechnische kwaliteit van gebouwen en bevorderen van een hogere kwaliteit daarvan.
Doelbereiking en maatschappelijke effecten
De eerder ingezette stijgende lijn in de woningproductie is in 2006 goed doorgezet. In 2006 zijn landelijk afgerond 79 700 woningen gerealiseerd (inclusief toevoegingen anders dan door nieuwbouw), een stijging van 7% ten opzichte van 2005. Burgers krijgen hierdoor meer ruimte op de woningmarkt, maar we zijn er nog niet. Ook de komende jaren zal de productie, met name in de stedelijke regio’s, verder moeten stijgen om de doelstellingen voor 2010 te kunnen halen. De stedelijke vernieuwing, in het bijzonder de aanpak van de 56 wijken, is volop in uitvoering en burgers ervaren daadwerkelijk verbeteringen in deze oude stadswijken, zoals blijkt uit de resultaten van het WoON 2006. Onderzoek laat echter zien dat als gevolg van maatschappelijke ontwikkelingen de problemen nog niet zijn opgelost en de urgentie en omvang van de opgave nog onverminderd hoog is. Om de aanpak van oude wijken te verbreden zijn in 2006 pilots voor nieuwe vitale coalities gestart in 13 wijken. VROM heeft de ontwikkelingen nauwgezet gemonitord en gestimuleerd, onder meer door de inzet van aanjaag- en impulsteams.
Het aantal geschikte woningen voor senioren en mensen met beperkingen én de mogelijkheden om thuis zorg en diensten te verkrijgen nemen toe. Daardoor groeien de mogelijkheden om zo lang mogelijk zelfstandig te blijven wonen met zorg en dienstverlening op maat. In het kader van modernisering en vereenvoudiging van wet- en regelgeving zijn diverse resultaten geboekt, waaronder de wijziging van de Woningwet, die bijdragen aan de vermindering van de regeldruk ofwel administratieve lasten, een betere afstemming op de maatschappelijke behoefte en aan de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van de bouwregelgeving. Op verzoek van de bouwsector worden de gebruiksvoorschriften landelijk geüniformeerd. In 2006 is het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken (Gebruiksbesluit) voorbereid met als doel een vermindering van het aantal gebruiksvergunningen met ca. 80% en een betere aansluiting op de bouwvoorschriften en de van toepassing zijnde milieuregelgeving.
Op het terrein van energiebesparing is de aanscherping van de Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC) van 1 naar 0,8 gerealiseerd. Dit draagt bij aan vermindering van de CO2-uitstoot in de gebouwde omgeving. Voorts is bereikt dat de bouwsector meer aandacht heeft voor kwaliteitsverbetering in de bouw. Hierbij gaat het ook om verbetering van de milieuprestatie van gebouwen en een gezond leefklimaat.
2.2. Tabel budgettaire gevolgen van beleid
Beleidartikel 2 (x €1000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Realisatie 2002 | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Realisatie 2006 | Vastgestelde begroting 2006 | Verschil 2006 | |
Verplichtingen: | 188 943 | 163 238 | 774 000 | 1 651 978 | 147 466 | 56 804 | 90 662 |
Uitgaven: | 195 982 | 578 877 | 801 474 | 567 909 | 451 562 | 474 711 | – 23 149 |
Programma: | 188 512 | 570 159 | 791 156 | 555 902 | 443 267 | 462 642 | – 19 375 |
Stimuleren van voldoende woningproductie: | 3 630 | 0 | 68 711 | 74 588 | 111 305 | 122 262 | – 10 957 |
Budget BLS | 0 | 0 | 65 746 | 72 788 | 106 055 | 122 262 | – 16 207 |
Planologische en woningbouwknelpunten VINEX en VINAC | 3 630 | 0 | 2 965 | 1 800 | 0 | 0 | 0 |
Bijdragen nieuwbouw sociale koopwoningen | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Bijdragen stimulering woningmarkt productie | 0 | 0 | 0 | 0 | 5 250 | 0 | 5 250 |
Verruimen van het aanbod van geschikte woningen voor ouderen en gehandicapten: | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Verruimen van het aanbod van geschikte woningen voor ouderen en gehandicapten | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Bevorderen van de leefbaarheid van de woonwijken: | 157 160 | 448 556 | 579 116 | 421 815 | 304 059 | 311 280 | – 7 221 |
Investeringen Stedelijke vernieuwing | 123 507 | 383 819 | 562 664 | 389 884 | 296 479 | 282 721 | 13 758 |
Innovatiebudget Stedelijke vernieuwing | 30 477 | 61 561 | 13 276 | 28 755 | 4 404 | 25 383 | – 20 979 |
Stedelijke vernieuwing Lelystad | 3 176 | 3 176 | 3 176 | 3 176 | 3 176 | 3 176 | 0 |
Programma Sociale Veiligheid | 0 | 0 | |||||
Garanderen minimale kwaliteit gebouwen en bevorderen hogere kwaliteit: | 20 232 | 114 820 | 136 474 | 52 694 | 15 222 | 24 331 | – 9 109 |
Programma energiebudgetten | 16 953 | 25 323 | 15 504 | 16 811 | 8 105 | 13 125 | – 5 020 |
Subsidies energiebesparing (CO2 reductie) gebouwde omgeving | 84 744 | 117 805 | 30 668 | 4 908 | 6 900 | – 1 992 | |
Regeling sanering loden drinkwaterleidingen | 979 | 848 | 758 | 1 511 | 281 | 870 | – 589 |
Regeling energiebesparing huishoudens met lagere inkomens | 1 322 | 1 766 | 771 | 2 435 | 1 577 | 2 916 | – 1 339 |
Innovatief bouwen | 978 | 2 139 | 1 636 | 1 269 | 351 | 520 | – 169 |
Overige programmabudgetten: | 7 036 | 6 556 | 6 855 | 6 805 | 12 681 | 4 769 | 7 912 |
Onderzoek | 2 515 | 2 615 | 3 175 | 4 988 | 2 645 | 3 103 | – 458 |
Kennisoverdracht | 4 521 | 3 941 | 3 680 | 1 817 | 4 993 | 1 666 | 3 327 |
Kosten uitvoeringsorganisaties | 5 043 | 5 043 | |||||
Nader aan te wijzen | 0 | 0 | |||||
Compensatie Huurders Enschede* | 454 | 227 | 0 | ||||
Apparaat: | 7 470 | 8 718 | 10 318 | 12007 | 8 295 | 12 069 | – 3 774 |
Apparaat: | |||||||
Apparaat artikel 2 (DGW) | 7 470 | 8 718 | 10 318 | 12007 | 8 295 | 12 069 | – 3 774 |
Ontvangsten: | 3 495 | 4 767 | 4 548 | 2 762 | 1 551 | 91 | 1 460 |
* Oud instrument dat na 2003 is komen te vervallen
Budget Besluit Locatiegebonden Subsidies (BLS)
Als gevolg van een lagere woningproductie, zowel bij het reguliere BLS-programma 2006 als bij het programma eigen bouw (particulier opdrachtgeverschap in 2005), is bij het instrument «Budget Besluit Locatiegebonden Subsidies (BLS)» in 2006 € 16 mln minder uitgegeven.
Bijdragen stimulering woningproductie
Om de productie van woningen te stimuleren in de periode 2006–2010 in de gemeente Almere is een bedrag van € 5,25 mln uitgegeven. Deze bijdrage was niet geraamd en wordt gefinancierd uit beschikbare middelen in het jaar 2010.
Investeringen Stedelijke Vernieuwing
Op basis van de definitieve verdeling van het Impulsbudget dat is vastgesteld in 2005 is het kasritme opnieuw bepaald. Dit heeft ertoe geleid dat middelen uit dat jaar bij Najaarsnota zijn doorgeschoven naar het jaar 2006.
Innovatieprogramma Stedelijke Vernieuwing
Als gevolg van een wijziging in het tempo van uitvoering van de betreffende projectplannen zijn de uitgaven lager dan geraamd. Door middel van een intertemporele schuif is deze verlaging bij Voorjaarsnota verwerkt en doorgeschoven naar latere jaren.
Het later indienen van voorschotfacturen alsmede het afstemmen van de uitfinanciering van in het verleden verstrekte opdrachten, als gevolg van de werking van de Raamovereenkomst met SenterNovem, heeft geleid tot een onderuitputting.
Subsidies energiebesparing gebouwde omgeving
De onderuitputting bij de uitgaven is het saldo van twee effecten. Enerzijds is sprake van een niet voor 2006 geraamde eindafrekening bij de niet meer vigerende EnergiePremieRegeling (EPR) 2003. Anderzijds was sprake van een temporisering van de uitgaven voor de CO2-reductieregeling. Bij deze regeling zijn eind 2006 de verplichtingen aangegaan. Op basis hiervan is een beter beeld verkregen van de looptijd van de desbetreffende projecten en daarbij behorende uitfinanciering van de daarvoor toegekende subsidies.
Regeling sanering loden drinkwaterleidingen
Deze regeling is in het najaar 2005 beëindigd. Wat rest is de eindafrekening van in het verleden verleende subsidietoezeggingen. Omdat geplande afrekeningen later dan verwacht tot stand zullen komen en toekenningen zijn ingetrokken, is in 2006 sprake van een onderuitputting bij de uitgaven.
Regeling energiebesparing huishoudens met lagere inkomens
Er is sprake van een onderuitputting omdat de realisatie van een project is vertraagd en omdat het niet mogelijk bleek om in 2006 tijdig tot een eindafrekening te komen.
Door een vertraging in de oplevering van een aantal projecten zal de financiële afrekening pas plaatsvinden in het jaar 2007. Dit leidt tot een kleine onderuitputting in het jaar 2006.
De hogere realisatie in 2006 bij het instrument «Kennisoverdracht» is grotendeels boekhoudkundig van aard en het gevolg van het niet aansluiten van de begrotingsstand op de stand verwerkt in de operationele VROM jaarplannen voor 2006 (zie ook de toelichting bij «Onderzoek» artikel 1).
2.3. Operationele doelstellingen
2.3.1 Stimuleren van voldoende woningproductie
Om de woningmarkt te ontspannen moet de woningproductie, met name in de stedelijke regio’s, worden versneld en verhoogd, in overeenstemming met de woningbehoefte.
Sinds 2003 wordt ingezet op een structurele verhoging van de woningproductie en het aandeel woningen dat in eigenbouw wordt gerealiseerd (Woningbouwafspraken 2005 tot en met 2009). Om het woningtekort landelijk terug te brengen tot gemiddeld 1,5% in 2010 moeten in de periode 2005–2010 landelijk 445 000 woningen worden gerealiseerd (inclusief woningen anders dan door nieuwbouw). In stedelijke regio’s waarmee de woningbouwafspraken zijn gemaakt, moeten in die periode ca. 360 000 woningen worden gerealiseerd. In 2006 bedroeg de landelijke productie, volgens de CBS-cijfers, 79 700 woningen (inclusief woningen anders dan door nieuwbouw). De productie is daarmee ten opzichte van 2005 met 5 300 woningen gestegen, maar ook met 5 300 woningen achtergebleven bij het streefcijfer zoals opgenomen in de begroting 2006. In de stedelijke regio’s is over 2006 ruim 85% van de voor 2006 geplande woningproductie gereed gemeld. Het aandeel in eigenbouw gerealiseerde woningen blijft evenals in 2005 sterk achter bij de verwachtingen. De BLS-regeling voor eigenbouw, zoals toegezegd in het AO van 8 februari 2006, wordt gewijzigd om de stimulerende werking daarvan te vergroten. Daarbij wordt rekening gehouden met de motie Depla c.s. van 20 december 2006 (Kamerstukken II, 2006–2007, 30 800 XI, nr. 48). De woningbouwafspraken 2005 tot en met 2009 behelzen een uitvoeringsperiode van 5 jaar. Voor de tussenliggende periode zijn er geen harde prestaties gedefinieerd ten aanzien van het te realiseren doelbereik. Bij de eindverantwoording in 2010 kunnen conclusies worden getrokken met betrekking tot het alsdan gerealiseerde doelbereik.
Instrumenten/Prestaties | |
---|---|
Jaar 2006 | Realisatie |
Instrument: Convenanten woningbouwafspraken 2005 t/m 2009 (inclusief eigenbouw) | |
• Stimuleren en monitoren uitvoering convenanten woningbouwafspraken 2005 t/m 2009 | Ja, zie brief Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2006–2007, 27 562 XI, nr. 9) |
• Stimuleren en monitoren streek- en bestemmingsplancapaciteit | Ja, zie brief Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2006–2007, 27 562 XI, nr. 9) |
• Inzet Aanjaagteams | Ja, zie brief Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2006–2007, 27 562 XI, nr. 9) |
• Wetsvoorstel indienen bij de Tweede Kamer voor één VROM-vergunning | Ja, zie brief Tweede Kamer, (Kamerstukken II, 2006–2007, 30 844 XI, nr. 2) |
• Uitwerken kabinetsstandpunt inzake regionaal kostenverhaal en verevening | Ja, zie brief Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2006–2007, 27 581 XI, nr. 28) |
Implementatie Nota Grondbeleid: | |
• Implementatie Grondexploitatiewet | Nee, zie toelichting |
• Nadere uitwerking kabinetsstandpunt inzake concurrentiebevor- dering:– onderzoek mogelijkheid afschaffing van het Zelfrealisatierecht | Ja, zie brief Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2005–2006, 27 581XI, nr. 26) |
– onderzoek (nulmeting) naar de mate waarin gemeenten woningbouwprojecten in concurrentie uitgeven | Nee, zie toelichting |
• Wetsvoorstel stedelijke herverkaveling | Nee, zie toelichting |
• Stimuleren gebruik handboek grondprijsbeleid | Ja, zie brief Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2006–2007, 27 581 XI, nr. 28) |
• Hervatting jaarlijks grondprijzenonderzoek | Nee, zie toelichting |
• Ontwikkelen transparant grondbeleid corporaties | Ja, zie brief Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2005–2006, 30 607 XI, nr. 1) |
• Volgen EU-grondbeleid | Ja, zie onder andere brief Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2005–2006, 27 581 XI, nr. 26) |
De VROM-accountmanagers volgen nauwlettend de uitvoering van de woningbouwafspraken in de stedelijke regio’s, hebben inzicht in de risico’s en knelpunten en bespreken deze met lokale en regionale partijen om tot oplossingen te komen. Daarbij worden ook VROM-aanjaagteams ingezet om de ontwikkeling van locaties te helpen versnellen. Door middel van de Monitor Nieuwbouw en de Thermometer Woningbouwafspraken wordt de voortgang in alle stedelijke regio’s gevolgd en waar nodig worden maatregelen genomen om de uitvoering te stimuleren. Tijdens het jaarlijkse bestuurlijke evaluatieoverleg (Kamerstukken II, 2006–2007, 27 562 XI, nr. 9) zijn knelpunten en oplossingen voor de woningproductie besproken met betrekking tot onder andere luchtkwaliteit en bestemmingsplancapaciteit. In 2007 wordt dit overleg voortgezet.
Implementatie Grondexploitatiewet
De Grondexploitatiewet is op 7 juli 2006 aanvaard door de Tweede Kamer en aan de Eerste Kamer aangeboden (Kamerstukken I, 2005–2006, 30 218 XI, nr. A). Het instrumentarium voor gemeenten om kosten beter te kunnen verhalen komt door middel van deze wetgeving ter beschikking.
Nadere uitwerking kabinetsstandpunt inzake concurrentiebevordering
In het kader van de nadere uitwerking van het Kabinetsstandpunt inzake concurrentiebevordering zijn in 2006 opdrachten verstrekt voor onderzoeken die de mate waarin gemeenten thans woningbouwprojecten in concurrentie uitgeven in kaart brengen (nulmeting). De uitkomsten van deze onderzoeken zullen in 2007 aan de Tweede Kamer worden aangeboden. Na vier jaar zal het gemeentelijke beleid op dit punt opnieuw worden geëvalueerd.
Wetsvoorstel stedelijke herverkaveling
In 2006 is een aantal eerder voltooide stedelijke vernieuwingsprojecten met veel particulier bezit en thans nog lopende projecten met versnipperd eigendom onderzocht. Daarbij is de vraag aan de orde geweest of bij deze projecten het instrument stedelijke herverkaveling zou hebben geleid tot versnelling van de besluitvorming en vergroting van de realiseringsmogelijkheden. Op basis hiervan zijn de (on)mogelijkheden verkend. De «mogelijkheden» worden in 2007 besproken met diverse betrokken partijen. De mogelijkheid om planrealisatie bij versnipperd eigendom te versnellen is hiermee vertraagd.
Hervatting jaarlijks grondprijzenonderzoek
Met de Vijfde Voortgangsbrief Grondbeleid, verzonden op 22 november 2006 is de Kamer geïnformeerd over de mogelijkheden tot hervatting van het periodieke grondprijzenonderzoek (Kamerstukken II, 2006–2007, 27 581 XI, nr. 28). In die brief is geconcludeerd dat, gegeven de veranderde omstandigheden op de grondmarkt, het niet meer mogelijk is om tot een betrouwbare en representatieve meting van grondprijzen voor alle woningbouwtypen in heel Nederland te komen. Vorenstaande brengt met zich mee dat de woningprijs, in relatie tot de bouwkosten in ruime zin, niet meer landsdekkend en representatief uit de grondprijs kan worden herleid.
Prestatie-indicatoren | |||||
---|---|---|---|---|---|
Indicator | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Streefwaarde 2006 | Realisatie 2006 |
Woningproductie: | |||||
• Stedelijke regio’s | 49 000 | 50 600 | 56 700 | 68 300 | 58 350 |
• Overig Nederland | 15 800 | 21 000 | 17 700 | 16 700 | 21 350 |
Nederland totaal | 64 800 | 71 600 | 74 400 | 85 000 | 79 700 |
Woningproductie corporaties | 13 350 | 14 600 | 17 000 | 15 000 | 18 950 |
Basiswaarde | Streefrichting | Realisatie | |||
Doorstroming in % | G4 | G27 | Totaal Ned | Moet toenemen | |
Aandachtsgroep goedkope huur | 59 | 49 | 43 | zie toelichting | |
Aandachtsgroep goedkope koop | 5 | 8 | 8 | zie toelichting | |
Starters goedkope huur | 49 | 50 | 44 | zie toelichting | |
Starters goedkope koop | 15 | 14 | 13 | zie toelichting |
Bron realisatiegegevens: CBS; WoON 2006
Bron basiswaarde: WBO 2002
De woningaantallen (bron CBS) zijn inclusief de productie «anders dan door nieuwbouw».
De woningproductie in 2006 is volgens CBS-cijfers gestegen ten opzichte van 2005 maar wel achtergebleven bij de streefwaarde. Het aantal bouwvergunningen is flink gestegen (in 2006 16% meer dan in 2005). Het aandeel van de corporaties in de woningproductie is in 2006 eveneens behoorlijk toegenomen (bijna 12%).
De woningproductie is in de stedelijke regio’s in 2006 achtergebleven bij de streefwaarde. Deze streefwaarde is gebaseerd op de door de regio’s zelf opgestelde planning. De achterliggende oorzaken hiervan zijn velerlei en verschillend per regio, maar betreffen o.a. tekort aan productiecapaciteit, afzetproblemen omdat vraag en aanbod niet altijd op elkaar aansluiten (hetgeen soms leidt tot herontwikkeling) en complexiteit van binnenstedelijke woningproductie. Na het zomerreces zal de Tweede Kamer worden geïnformeerd over de voortgang van de woningproductie, waarbij nader zal worden ingegaan op de oorzaken.
De onderverdeling van de totale woningproductie in Nederland in «Stedelijke regio’s» en «Overig Nederland» is met 300 woningen gecorrigeerd ten opzichte van de in de begroting 2006 opgenomen tabel, doordat de cijfers voor de gemeenten Goes en Terneuzen niet meer onder «Overig Nederland» maar onder «Stedelijke regio’s» zijn opgenomen.
Er zijn geen actuele gegevens in het WoON 2006 beschikbaar over het woningtekort (zowel kwantitatief als kwalitatief). In afwijking op de begroting zijn dus geen prestatiegegevens opgenomen. Op basis van een evaluatie van het begrip zal de definitie van het woningtekort in de loop van 2007 worden aangepast en in 2007 aan de Tweede Kamer kenbaar worden gemaakt. Dat zal geen effect hebben op de hoogte van de streefwaarden.
Het onderdeel «onttrekkingen aan de woningvoorraad» is ten onrechte in de begroting 2006 opgenomen. Aangezien op «onttrekkingen aan de woningvoorraad» in het kader van de woningproductie geen beleid wordt gevoerd, zijn daarbij geen streefwaarden genoemd. Derhalve is het niet zinvol deze indicator in het jaarverslag op te nemen.
De informatie (realisatiegegevens 2006) met betrekking tot de indicatoren over de doorstroming is nog niet beschikbaar. De Tweede Kamer wordt hierover op korte termijn geïnformeerd.
2.3.2 Verruiming van aanbod van geschikte woningen voor senioren en gehandicapten
Om senioren en gehandicapten zo lang mogelijk zelfstandig te laten wonen, dient het aantal geschikte, zelfstandige woningen voor senioren en gehandicapten structureel toe te nemen.
Op grond van de cijfers over nieuwbouw kan gesteld worden dat het aantal geschikte woningen structureel toeneemt. Het streefpercentage van 40% in de nieuwbouw is in 2004 gehaald. De resultaten over 2006 komen eind 2007 beschikbaar. Over de ontwikkeling van de kwantitatieve opgave voor geschikte woningen wordt de Tweede Kamer medio 2007 nader geïnformeerd (monitor investeren voor de toekomst).
Instrumenten/Prestaties | |
---|---|
Jaar 2006 | Realisatie |
Instrumenten: Convenanten Woningbouwafspraken 2005 t/m 2009; ISV-II, respectievelijk de convenanten GSB-III/ISV-II; stimuleren en faciliteren van kennisontwikkeling en -overdracht; communicatie, voorlichting en overtuiging: | |
Uitvoeren van en jaarlijks rapporteren over het gezamenlijk VROM/VWS-Actieplan «Investeren in de toekomst» (medio 2004 opgesteld). Bij de uitvoering ligt het accent op: | Ja, zie brief Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2005–2006, 27 659 XI, nr. 78) |
• Stimuleren inzet van private partijen, via netwerken en koepels (Neprom); | |
• Stimuleren van voorsorteren door eigenaar-bewoners (woningaanpassingen; preventief verhuizen); | |
• Stimuleren dat gemeenten de openbare ruimte toegankelijk inrichten. | |
• Uitwerken en implementeren van de op wonen betrekking hebbende maatregelen uit de kabinetsnota «Ouderenbeleid in het perspectief van de vergrijzing». | Ja, zie brief Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2005–2006, 27 659 XI, nr. 78) |
• Beleidsimpuls landelijk wonen (ouderen; wonen/zorg). | Nee, zie toelichting |
De beleidsimpuls landelijk wonen heeft in 2006 geen prioriteit gekregen. Bezien wordt of dit onderwerp een plaats kan en moet krijgen in de in 2007 op te stellen update van het Actieplan «Investeren in de toekomst».
In de begroting 2006 is in paragraaf 2.2.2. een tabel opgenomen waarin voor het aantal nultredenwoningen, geschikte woningen en slaagkansen voor senioren streefwaarden voor 2010 zijn gesteld op basis van het WBO 2002 (Kamerstukken II, 2005–2006, 30 300 XI, nr. 2). Deze tabel is in dit jaarverslag niet weergegeven. De reden hiervoor is dat de definitie voor nultredenwoningen is aangescherpt waardoor de waarden uit de begroting 2006 niet vergelijkbaar zijn met de waarden verkregen uit het WoON 2006. De oorspronkelijke definitie van nultredenwoningen bleek vatbaar voor misinterpretatie. Als gevolg hiervan kan geen uitspraak worden gedaan over de ontwikkeling ten opzichte van de in de begroting 2006 opgenomen waarden. Voor de toekomst wordt dit weggenomen met de nieuwe, technisch betere, definitie voor nultredenwoningen. In de begroting 2008 zal een vergelijkbare tabel worden opgenomen met basiswaarden voortkomend uit het WoON 2006. In het jaarverslag over 2009 kan dan de eerste meting van de resultaten opgenomen worden.
2.3.3 Bevorderen van de leefbaarheid van wijken
De leefbaarheid staat in een aantal wijken onder druk. Herstructurering van oude wijken en het voorzien in de woonwens van huishoudens met midden- en hogere inkomens draagt bij aan een betere leefbaarheid.
De Stedelijke Vernieuwing is conform de ISV-convenanten volop in uitvoering. Ook de 56-wijken-aanpak, als onderdeel van ISV, komt meer en meer in uitvoering. De inzet van de ISV-middelen en de 56-wijkenaanpak blijkt effectief en kan rekenen op een positief oordeel van de gemeenten (Kamerstukken II, 2005–2006, 30 136 XI, nr. 5). In de aanpak van wijken heeft een verdere verbreding plaatsgevonden van wonen naar werken, leren en veiligheid. Illustratief hiervoor is de in 2006 door BZK en VROM gestarte pilot «Nieuwe coalities voor de wijk», waarin gemeenten en negen departementen daadkrachtig samenwerken om in dertien wijken hardnekkige maatschappelijke en sociaal-economische problemen gericht aan te pakken. Ook in veel andere wijken resteert nog een stevige problematiek, zoals fysieke verloedering en toegenomen segregatie. Daarnaast is er nog steeds te veel uitval (werkloosheid, schooluitval) bij met name allochtone bevolkingsgroepen. Ondanks de inspanningen en de behaalde resultaten blijft, ook in de periode na 2010, nog een aanzienlijke inspanning in het kader van ISV nodig van alle betrokken partijen (Kamerstukken II, 2006–2007, 30 128 XI, nr. 12).
Instrumenten/Prestaties | |
---|---|
Jaar 2006 | Realisatie |
Instrumenten: ISV-II, respectievelijk de convenanten GSB-III/ISV-II; Impulsbudget ISV; Actieprogramma Herstructurering/incl. 56 wijkenaanpak; Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek; kennisontwikkeling en -overdracht; communicatie, voorlichting en overtuiging. | |
ISV: | |
• Verantwoording afleggen over invulling door VROM van rijksverantwoordelijkheid voor stedelijke vernieuwing (doelbereik opgaven ISV-I (2000–2004); rapportage begin 2006. | Ja, zie brief Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2005–2006, 30 606 XI, nr. 1) |
• Stimuleren en monitoren (zowel inhoudelijk als procesmatig) van de uitvoering van de Meerjarenontwikkelingsprogramma’s (MOP’s) GSB-III/ISV-II, 2005 t/m 2009. | Ja, zie brief Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2005–2006, 30 136 XI, nr. 5) |
Actieprogramma Herstructurering/56 wijken: | |
• Stimuleren en monitoren (zowel inhoudelijk als procesmatig) van de uitvoering van de lokale prestatieafspraken voor de 56 prioritaire herstructureringswijken en zonodig actief ondersteunen van matching van corporatiegelden. | Ja, zie brief Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2005–2006, 30 136 XI, nr. 5) |
• Inzet van VROM-impulsteams. | Ja, zie toelichting |
• Pilot investeringszones in herstructureringswijken (uitvoering motie Veenendaal/Depla). Kamerstukken II, 2004–2005, 29 800 XI, nr. 58). | Nee, zie toelichting |
• Kennis- en informatieoverdracht, toegespitst op uitvoering in 56 wijken (onder meer in samenwerking met kenniscentrum KEI; de jaarlijkse bijdrage aan KEI bedraagt maximaal € 284 000). | Ja, zie toelichting |
• Stimuleren van bewonersparticipatie/bewonerspanels. | Ja, zie toelichting |
Sociaal-fysieke wijkaanpak: | |
• Wijziging Huisvestingswet (aanscherping van mogelijkheden voor sturing door gemeenten op de leefbaarheid in wijken); inwerkingtreding 2007. | Nee, zie toelichting |
• Monitoren Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek. | Ja, zie toelichting |
• Tegengaan van onrechtmatige bewoning en verhuur. | Nee, zie toelichting |
• Implementatie van actieplan Operatie Jong. | Ja, zie toelichting |
Bijzondere aandachtsgroepen: | |
• Bijdragen aan het Breed Initiatief Maatschappelijke Binding. | Ja, zie toelichting |
• Stimuleren dat de in 2005 gedane oproep aan gemeenten en corporaties tot meer activiteiten voor dak- en thuislozen (conform plan Verdaas «Iedereen onder dak»), resultaten afwerpt en indien noodzakelijk, aanpassing van wet- en regelgeving om eenvoudiger «suboptimaal» bouwen voor dak- en thuislozen te realiseren. | Ja, zie toelichting (brief van VWS, Kamerstukken 2005–2006, 29 325, nr. 8) |
Bij knelpunten in de 56-wijken kunnen impulsteams worden ingezet die met tijdelijke inzet van kennis of organisatiekracht het proces weer vlot kunnen trekken. In 2006 zijn 21 impulsteams ingezet.
Het Kenniscentrum Stedelijke Vernieuwing (KEI) heeft hiervoor opdracht gekregen. De uitvoering is vertraagd omdat het lastig is om geschikte pilots te vinden.
Kennis en informatieoverdracht
Op het vlak van kennis en informatieoverdracht zijn diverse activiteiten uitgevoerd. Aan de hand van thema’s uit de stedelijke vernieuwing zijn excursies georganiseerd naar voorbeeldwijken. Vanuit het IPSV zijn enkele themapublicaties uitgegeven. Nederlandse en Engelse projectleiders hebben ervaringen uitgewisseld in een masterclass. Op 1 november heeft het praktijkcongres «Kijk: mijn wijk!» plaatsgevonden waar meer dan 400 betrokkenen kennis konden nemen van activiteiten in een groot aantal wijken.
Stimuleren van bewonersparticipatie
Actieve en betrokken bewoners zijn van groot belang bij het creëren en in stand houden van leefbare wijken. VROM ondersteunt het Landelijk Steunpunt Aandachtswijken (LSA) dat met het initiatief «Kan Wel» bewonersinitiatieven helpt realiseren.
De gewenste beleidsmatige verandering, dat gemeenten kunnen sturen op de leefbaarheid van wijken, is opgenomen in de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek. De herziening van de Huisvestingswet, waarin dit mogelijk ook een plaats kan krijgen, heeft opnieuw vertraging opgelopen.
Monitoren Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek
In de gemeente Rotterdam is op verzoek van de gemeente een aantal gebieden aangewezen, waardoor de sturing op leefbaarheid in die wijken vanaf 1 juli 2006 mogelijk is. De gemeente Rotterdam verzamelt gegevens over het effect van de maatregel op het huisvesten van de doelgroep en op de leefbaarheid van de aangewezen wijken. Hierover is regelmatig overleg met de gemeente Rotterdam.
Tegengaan van onrechtmatige bewoning en verhuur
Gedurende het jaar is overleg gevoerd met de G4-gemeenten om te bezien welke aanvullende instrumenten voor de bestrijding van onrechtmatige bewoning ontwikkeld moeten worden. Begin 2007 zal de Kamer hierover worden geïnformeerd. De VROM-Inspectie heeft onderzoek gedaan onder 50 gemeenten buiten de G4-gemeenten naar de wijze waarop onrechtmatige bewoning wordt aangepakt. In tien van deze gemeenten zijn tevens burgerpanelavonden gehouden. Op basis van dit onderzoek worden aanbevelingen voor de verschillende partijen gedaan (VROM, gemeenten, corporaties).
Implementatie van actieplan Operatie Jong
De voorgenomen activiteiten van VROM in de Operatie Jong zijn alle uitgevoerd. Het betreft de prijsvraag voor het meest kindvriendelijke initiatief, de bundel met alle kindvriendelijke initiatieven bij wijze van goede voorbeelden en het handboek speelruimte. Ook is de beleidsbrief buitenspeelruimte aan alle gemeenten gezonden.
Bijdragen aan het Breed Initiatief Maatschappelijke Binding
Dit kabinetsbrede initiatief is in 2006 beëindigd. De resultaten ervan werken door in het reguliere beleid.
Stimuleren van lokale partijen tot meer activiteiten voor dak- en thuislozen
In 2006 is het Plan van aanpak maatschappelijke opvang dak- en thuislozen gereed gekomen en begin februari aan de Tweede Kamer gezonden. In dit plan van aanpak schetsen de G4 en het kabinet doelen en instrumenten om die te bereiken. Tevens is in 2006 een begin gemaakt met de«vertaling» van dit plan voor de overige gemeenten, die van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn, Sport (VWS) subsidie krijgen voor maatschappelijke opvang. Op basis hiervan maken deze gemeenten afspraken met de uitvoerende organisaties.
In de begroting voor 2006 wordt nog uitgegaan van G26-gemeenten. Door toevoeging van de gemeente Sittard-Geleen is er vanaf het jaarverslag 2006 sprake van G27-gemeenten (zie onderstaande tabel). Het effect van deze toevoeging op de streefwaarden is gezien de omvang en het feit dat het gaat om relatieve gegevens (percentages) verwaarloosbaar.
Indicator | Basiswaarde 2002 | Streefrichting | Realisatie 2006 | ||||||
G4 | G27 | Nederland | 56 wijken | G4 | G27 | Nederland | 56 wijken | ||
Aandeel middeldure en dure woningen in bestaand stedelijk gebied t.o.v. totale woningvoorraad | |||||||||
Huur % | 42 | 38 | 35 | Moet toenemen | 45 | 39 | 37 | ||
Koop % | 19 | 32 | 37 | idem | 19 | 32 | 37 | ||
Aandeel midden/hoge inkomens in stad en ommeland | |||||||||
Aandeel midden en hoge inkomens in de steden | 46 | 54 | Moet toenemen | 45 54 | |||||
Aandeel midden en hoge inkomens in de randgemeenten | 66 | 66 | Moet afnemen | 65 | 66 | ||||
Kwaliteit woning, woonomgeving en openbare ruimte | |||||||||
Ontevreden met de woning % | 9,0 | 5,0 | 4,0 | 10,0 | Moet afnemen | 9,0 | 5,0 | 4,0 | 11,0 |
Ontevreden met woonomgeving % | 14,0 | 10,0 | 8,0 | 19,0 | Idem | 12,0 | 8,0 | 7,0 | 16,0 |
Ontevreden met groenvoorziening % | 19,0 | 15,0 | 12,0 | 17,0 | idem | 18,0 | 11,0 | 12,0 | 17,0 |
Duurzaam en evenwichtig verbeteren van leefkwaliteit | |||||||||
Ontevreden met bevolkingssamenstelling % | 18,0 | 12,0 | 9,0 | 24,0 | Moet afnemen | 16,0 | 10,0 | 8,0 | 20,0 |
Sociale cohesie | 5,9 | 6,3 | 6,6 | 5,8 | Moet toenemen | 6,1 | 6,4 | 6,7 | 5,9 |
Onveiligheidsgevoel % | 19,0 | 11,0 | 11,0 | 22,0 | Moet afnemen | zie toelich-ting | zie toelich-ting | zie toelich-ting | zie toelichting |
Overlast | 2,7 | 2,2 | 1,8 | 2,8 | Idem | 2,6 | 2,1 | 1,8 | 2,6 |
Verloedering | 3,7 | 2,8 | 2,5 | 3,6 | idem | 3,1 | 2,5 | 2,3 | 3,2 |
Bron basiswaarde en realisatiegegevens: WBO 2002; WoON 2006
In de begroting 2006 zijn in bovenstaande tabel indicatoren opgenomen omtrent de verhuisgeneigdheid. De hierin veronderstelde oorzakelijke relatie met de ontevredenheidsindicatoren zijn met het WoON 2006 niet langer te geven, zodat deze indicatoren niet in het jaarverslag zijn opgenomen.
Voor wat betreft de indicator «onveiligheidsgevoel%» zal het realisatiecijfer voor wat betreft de G31 medio 2007 beschikbaar komen in de GSB-monitor.
Aandeel middeldure en dure woningen
De grondslag voor de basiswaarden van de indicator «Aandeel middeldure en dure woningen in bestaand stedelijk gebied» is aangepast conform de grenzen uit de ISV-2 regeling waardoor de ontwikkeling beter in beeld kan worden gebracht.
Het aandeel middeldure en dure huurwoningen ten opzichte van de totale voorraad neemt toe met name in de G4. Het aandeel middeldure en dure koop blijft stabiel. Het aandeel middeldure en dure woningen (huur en koop tezamen) in de G4 is toegenomen van 61% tot 64%.
Aandeel midden en hoge inkomens
De in de begroting 2006 opgenomen indicator «Bijdrage randgemeenten huisvesting lagere inkomens (inkomensindex)» is vervangen door de indicator «Aandeel midden/hoge inkomens in de randgemeenten (rond de G4 en G27)». Dit conform de grenzen uit de ISV-2 regeling, waardoor de ontwikkeling beter in beeld kan worden gebracht.
De aandelen midden en hoge inkomens in stad en ommeland blijven vooralsnog stabiel.
Kwaliteit woning en woonomgeving
De ontevredenheid omtrent de woonomgeving neemt af. De ontevredenheid omtrent de woning blijft vrijwel gelijk.
De leefkwaliteit beweegt zich voor alle indicatoren in de gewenste richting.
Vervolg 56 wijken | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
Indicator | Basiswaarde 2002 G4 | Basiswaarde 2002 G27 | Streefwaarde G4 | Streefwaarde G27 | Realisatie 2006 G4 | Realisatie 2006 G27 |
Aandeel koopwoningen | 22 | 34 | 35 | 44 | 25 | 39 |
Aandeel huurwoningen | 78 | 66 | 65 | 56 | 75 | 61 |
Bron basiswaarde en realisatiegegevens: SYSWOV (ABF)
De nagestreefde verschuiving van huur naar koop in de 56 wijken wordt gerealiseerd.
2.3.4 Garanderen van de minimale bouwtechnische en gebruikstechnische kwaliteit van gebouwen en bevorderen van een hogere kwaliteit daarvan
Om alle gebouwen aan de noodzakelijke bouwtechnische eisen te laten voldoen, stelt VROM kaders (Woningwet) en formuleert prestaties voor een minimum bouw- en gebruikstechnische kwaliteit voor gebouwen en overige bouwwerken (Bouwbesluit 2003).
Om aansluiting te houden bij technologische, maatschappelijke, bestuurlijke en politieke ontwikkelingen, stimuleert VROM bovenminimale kwaliteit van objecten, onder meer op het gebied van milieu, gezondheid (ventilatie) en brandveiligheid.
Met de wijziging in 2006 van de Woningwet wordt de bouwvergunningprocedure voor burgers en bedrijven versneld, met als doel vermindering van administratieve lasten.
Naast modernisering en vereenvoudiging van de bouwregelgeving (Bouwbesluit 2003) is naleving ervan een belangrijk onderwerp.
In samenwerking met gemeentelijke organisaties zijn het Toetsingsprotocol voor het toetsen van bouwplannen en het Toezichtprotocol voor het gemeentelijke toezicht en een betere naleving van de regelgeving ten aanzien van bouwen en gebruik van gebouwen en bouwwerken tot stand gekomen. Deze instrumenten worden zeer gewaardeerd en in de praktijk veelvuldig gebruikt.
In het algemeen kan worden gesteld dat de uitvoeringskwaliteit in de bouw is verbeterd. Er zijn evenwel ook incidenten geweest waarvan het nodige is geleerd (brand cellencomplex Schiphol en problemen met constructieve veiligheid in het gebouwencomplex Bos en Lommerplein). Uit onderzoek van de VROM-inspectie blijkt dat het aantal gemeenten met grote achterstanden in het handhavingsbeleid afneemt. Ook blijkt echter dat het toezicht op naleving van de bouwregelgeving verdere verbetering behoeft.
Op gebied van energiebesparing is de EPC voor woningbouw aangescherpt en is uitvoering gegeven aan de «Tijdelijke regeling CO2-reductie» en «Regeling energiebesparing huishoudens met lage inkomens (TELI)». Beide regelingen zijn succesvol verlopen en afgerond. Voorts is uitvoering gegeven aan het SenterNovem-programma «Kompas» (Energiebesparingprogramma Gebouwde Omgeving). Met een verscheidenheid aan acties en instrumenten is succesvol bijgedragen aan de reductie van CO2-emissies.
Ook is een stimuleringsbeleid gevoerd om partijen in de markt te motiveren gebouwen dan wel bouwwerken neer te zetten waarbij een hogere (bovenwettelijke) kwaliteit wordt gerealiseerd. Speciale aandacht is hierbij uitgegaan naar energiezuinigheid, gezondheid en verbetering van de milieuprestatie van woningen en gebouwen. Zie ook de brief «Voortgang modernisering bouwregelgeving» aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2006–2007, 28 325 XI, nr. 47). Echter het realiseren van de doelstellingen 2006 ten aanzien van de administratieve lasten is naar 2007 verschoven.
Instrumenten/Prestaties | |
---|---|
Jaar 2006 | Realisatie |
Instrumenten: Woningwet; Bouwbesluit; stimuleren met expertise en middelen | |
Garanderen van de minimale bouwtechnische en gebruikstechnische kwaliteit van gebouwen: | |
1. Verbetering en vereenvoudiging bouwvergunningprocedures voor burgers en bedrijven door: | |
– Indienen wetsvoorstel wijziging Woningwet ( 2007) bij Tweede en Eerste Kamer; | Ja, zie brief Tweede Kamer (Kamerstukken I, 2006–2007, 29 392 XI, nr. F) |
– Invoering en voorlichting wijziging Woningwet; | Nee, voorzien in 2007 |
– Tijdelijk besluit tunnelrichtlijn ter implementatie EU-richtlijn; | Ja, Staatsblad 2006, nr. 148 en Staatscourant 2006, nr. 122 |
– Praktijkproef Certificering Preventieve Toets Bouwbesluitvoorschriften; | Ja, Beoordelingsrichtlijn 5019 van 11 oktober 2006 |
– Uitvoering plan van aanpak «Transparantie kwaliteit van woningen»; | Nee, zie toelichting |
– Helpdesk bouwregelgeving. | Ja |
2. Vaststellen minimale kwaliteit van woningen en overige gebouwen middels: | |
– Aanscherping Energie Prestatie Coëfficiënt voor nieuwe woningen (EPC-W) van 1,0 naar 0,8; | Ja, zie voor de inwerkingtreding Staatsblad 2006, nr. 289 |
– Wijziging Bouwbesluit 2003 in verband met deregulering en vereenvoudiging; | Nee, zie toelichting |
– Voorlichting inwerkingtreding wijziging Bouwbesluit per 2007; | Nee, zie toelichting |
– Landelijke uniformering gebruiksvoorschriften in Gebruiksbesluit; | Nee, zie toelichting |
– Afstemmen NEN-normen op regelgeving en vereenvoudigen NEN-normen. | Nee, zie toelichting |
3. Implementatie Europese regelgeving: Uitvoering implementatie Europese Normen in Nederlandse regelgeving, implementatie Richtlijn Bouwproducten (CE-markering), en implementatie van de Energy Performance Building Directive (EPBD). | Nee, zie toelichting |
4. VROM-vergunning: | |
– Wettelijk kader VROM-vergunning: op basis van het concept wetsontwerp, consultatie van de praktijk en pilots zal het wettelijk kader voor de VROM-vergunning in 2006 verder worden ingevuld; | Ja, zie brief Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2006–2007, 30 844 XI, nr. 2) |
– Uitvoeren pilots VROM-vergunning; | Ja |
– Uitwerken ICT-aspecten VROM-vergunning. | Nee, zie toelichting |
Verbeteren van de bouwtechnische kwaliteit van gebouwen en stimuleren van innovatie: | |
5. Verbetering (brand-)veiligheidsniveau van gebouwen door: | |
– Update brandbeveiligingsconcept gezondheidszorg en wonen. | Nee, zie toelichting. |
– Ontwikkelen inzicht in brandgevaarlijke stoffen (afstemming van de zogenaamde Artikel 8.40 AMvB’s Wet milieubeheer op het Bouwbesluit). | Ja |
– Stimuleren naleving veiligheid, gas en electra installaties in woningen. | Ja, zie brief Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2006–2007, 28 325 XI, nr. 47) |
– Monitoring veiligheid, gas- en elektra installaties. | Ja, zie brief Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2006–2007, 28 325 XI, nr. 47) |
6. Beperking CO2-emissie in de sector gebouwde omgeving via: | |
– Uitvoering activiteiten ten behoeve van Energiebewust Wonen en Werken; | Ja, zie toelichting |
– Tijdelijke Regeling CO2-reductie gebouwde omgeving; | Ja |
– Energiebesparing Lagere Inkomens (TELI). | Ja |
7. Verhoging gezondheidsniveau in gebouwen: Inzichtelijk maken gezondheidskwaliteit van bepaalde delen van de woningvoorraad. | Nee, zie toelichting |
8. Vermindering negatieve milieueffecten bij het bouwen en beheren van gebouwen: | |
– Evaluatie praktijkproeven bouwen en milieu; | Nee, zie toelichting |
– Projecten Bewoners en (Duurzaam) Bouwen. | Ja, zie toelichting |
Garanderen van de minimale bouwtechnische en gebruikstechnische kwaliteit van gebouwen
1. Verbetering en vereenvoudiging bouwvergunningprocedures voor burgers en bedrijven:
Het wetsvoorstel voor wijziging van de Woningwet is in 2006 aanvaard en treedt naar verwachting op 1 april 2007 in werking. De voorlichting over de wijziging van de Woningwet zal direct plaatsvinden na publicatie in het Staatsblad.
Het project «Plan van aanpak Transparantie kwaliteit van woningen» heeft vertraging opgelopen. Ten behoeve van het toetsen van draagvlak is in 2006 een onderzoek uitgevoerd. Van dit onderzoek komt begin 2007 het rapport beschikbaar. Concrete vervolgstappen voor uitvoering van het project zullen pas kunnen worden genomen door het nieuwe kabinet. Dit leidt tot vertraging bij de deregulering in de bouwsector.
2. Vaststellen minimale kwaliteit van woningen en overige gebouwen:
Begin 2006 is het Plan van aanpak voor het derde wijzigingspakket Bouwbesluit 2003 door het Overleg Platform Bouwregelgeving (OPB) geaccordeerd. Het plan van aanpak is de basis voor de activiteiten ten aanzien van de verdere deregulering van de bouwregelgeving in 2007.
In 2006 heeft de landelijke uniformering van de gebruiksvoorschriften in het Gebruiksbesluit plaatsgevonden. Inwerkingtreding hangt samen met de Activiteiten-AMvB Wet milieubeheer (voorzien in 2007). Publicatie van het Gebruiksbesluit in 2006 is hierdoor niet haalbaar gebleken. Gevolg is dat de uniformering van voorschriften nog op zich laat wachten en dat voor vele gebouwen (sectoren) nu nog een gebruiksvergunning aangevraagd/geactualiseerd dient te worden in plaats van dat voldaan moet worden aan algemene regels. Vermindering van administratieve lasten is hierdoor nog niet bereikt.
Specifiek voor de afstemming van NEN-normen op de geldende bouwregelgeving is in 2006 bij NEN een project gestart. Dit project heeft nog geen resultaten opgeleverd.
3. Implementatie Europese regelgeving:
De huidige activiteiten van de implementatie van de Europese richtlijn bouwproducten (Council Directive 89/106/EEG) richt zich met name op implementatie van de Europese technische specificaties (o.a. normen) in Nederland. De Energy Performance Building Directive (EPBD) is in 2006 nog niet geïmplementeerd. Wel is op 29 december 2006 de regeling energieprestatie gebouwen (REG), als nadere uitwerking van het Besluit energieprestatie gebouwen, gepubliceerd in de Staatscourant (Stcrt, nr. 253).
4. Omgevingsvergunning (Voorheen VROM-vergunning):
Onderdeel van de omgevingsvergunning is de digitale aanvraag. Als de aanvrager het wil moet de vergunning digitaal kunnen worden ingediend. Er wordt gewerkt aan een (verplicht) elektronisch aanvraagformulier en een centrale server waar het dossier omgevingsvergunning op geplaatst kan worden tijdens de behandeling.
Verbeteren van de bouwtechnische kwaliteit van gebouwen en stimuleren van innovatie
5. Verbetering brandveiligheidniveau van gebouwen en stimuleren van innovatie:
Actualisatie van het brandveiligheidsconcept gezondheidszorg, waarvan BZK trekker is, heeft vertraging opgelopen.
6. Beperking CO2-emissie in de sector gebouwde omgeving:
In 2006 is uitvoering gegeven aan het Doelgroep ondersteuningsprogramma Energie-bewust wonen en werken (het Kompas programma), hetgeen in 2007/2008 wordt voortgezet. Tevens is een start gemaakt met het Platform Energietransitie Gebouwde Omgeving (PEGO).
7. Verhoging gezondheidsniveau in gebouwen:
Er is een groot, representatief onderzoek (1 240 woningen) gedaan naar de gezondheidskwaliteit van woningen. Het rapport van deze studie wordt in het voorjaar van 2007 verwacht. Ook is gewerkt aan methoden om de gezondheidskwaliteit van woningen vast te leggen om hierover te kunnen communiceren en afspraken te maken. Voor gezondheidskwaliteit binnenmilieu op scholen is een nieuw project opgestart. Daarnaast heeft in 2006 de publiekscampagne «Ventilatie» plaatsgevonden.
8. Vermindering negatieve effecten bij het bouwen en beheren van gebouwen:
De praktijkproef bouwen en milieu is nog niet afgerond. Er loopt nog een project onder 18 gemeenten naar een prestatiegerichte werkwijze bij gemeenten met betrekking tot duurzaam bouwen (GPR3). Met de Conferentie Bouwen aan een duurzame toekomst op 22 maart 2007 is het project afgerond.
Het Platform Bewoners en (duurzaam) bouwen, bestaande uit 7 bewonersorganisaties, heeft in 2006 twee grote projecten afgerond met als resultaat: de Energielastenverlager (website) en 4 brochures (waaronder Energiebesparing) gericht op huurders ten behoeve van kwaliteitsverbetering van de woning.
Het garanderen van een minimale en bovenminimale kwaliteit van de gebouwenvoorraad is een continu proces. Wat betreft het aanpassen van de bouwregelgeving is een aantal ijkmomenten te benoemen: wijziging Woningwet 2006 en wijziging van het Bouwbesluit in 2007.
Prestatie-indicatoren | ||
---|---|---|
Indicator | Streefwaarde 2006 | Realisatie 2006 |
Garanderen van minimale bouwtechnische en gebruikstechnische kwaliteit van gebouwen: | ||
Verbetering naleving bouwg relateerde voorschriften | Ontwikkeling indicator met bijbehorende rekenmethodiek. Streefwaarde 2010: 90% van de gemeenten functioneert op adequaat niveau.De VROM-Inspectie werkt met een naleefindicator Woningwet. Het percentage gemeenten dat voldoende scoort op de naleving van bouwgerelateerde voorschriften lag in 2005 op 48% | Gegevens over 2006 zijn medio 2007 beschikbaar. |
Administratieve lastenvermindering van de bouwvergunningprocedure voor burgers en bouwpartijen. | Vermindering administratieve lasten binnen deze kabinetsperiode (2003–zomer 2007) met 10%. De administratieve lasten verschillen per type bouwaanvraag en de complexiteit (type) van het gebouw. Een nulmeting is in 2003 verricht. | Rapportage over de realisatie zal geschieden in het jaarverslag over 2007. |
Verbeteren van de bouwtechnische kwaliteit van gebouwen en stimuleren van innovatie: | ||
Brandveiligheid | Aantal van 38 doden/799 gewonden per jaar bij branden in woningen neemt niet toe (* = excl. Brandweerpersoneel en met betrekking tot referentiejaar 2000 (CBS)) | Gegevens over 2006 zullen naar verwachting medio 2007 beschikbaar zijn. |
Beperking CO2-emissie in de gebouwde omgeving | Emissieplafond van 29 Mton in 2010 | Gegevens over de beperking emissie worden medio 2007 gepubliceerd in Milieubalans. |
Gezondheidsniveau in gebouwen | Een kwalitatief evaluatieonderzoek naar de gezondheidskwaliteit van woningen. Het onderzoek is uitgevoerd. | Het rapport komt beschikbaar in het voorjaar van 2007. |
Gezondheidsniveau in gebouwen, sanering loden leidingen | In de looptijd van de saneringsregeling (tot en met 2006) 16 000 particuliere woningen met loden leidingen gesaneerd1 | 13 300 woningen (gedurende de gehele looptijd van de regeling). De realisatie is lager als gevolg van de uitputting van het beschikbare budget, waardoor niet alle aanvragen gehonoreerd konden worden. |
Bron realisatiegegevens: VROM-Inspectie (2006), CBS 2006 en SenterNovem
1 De in de begroting 2006 opgenomen doelstelling luidde sanering van 80% van de particuliere woningvoorraad met loden leidingen en 100% van de sociale voorraad met loden leidingen. Deze doelstelling is in 2003 neerwaarts bijgesteld en vertaald in aantallen; zie brief TK (Kamerstukken II, 2003–2004, 29 200XI, nr. 2, pag. 64/65). Deze wijziging is ten onrechte niet verwerkt in de begroting 2006.
2.4. Overzicht afgeronde onderzoeken
Onderzoek onderwerp | AD of OD | Afgerond | Vindplaats | |
Evaluatieonderzoek effecten van beleid | Doelbereik ISV-I | 2.2.3 | 2006 | Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2005–2006, 30 606 XI, nr. 1) |
Evaluatie ISV-I | 2.2.3 | 2006 | Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2005–2006, 30 606 XI, nr. 1) | |
Eindmeting ISV-I | 2.2.3 | 2006 | Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2005–2006, 30 606 XI, nr. 1) | |
Evaluatie woningwet | 2.2.4 | 2007 | Eindrapportage in 2007 naar Tweede Kamer | |
Effectenonderzoek ex post | Evaluatie IFD | 2.2.4 | 2006 | (dossier verantwoord materiaalgebruik). |
Evaluatie sanering loden drinkwaterleidingen | 2.2.4 | 2007 | zie toelichting | |
Evaluatie gezondheidskwaliteit woningen | 2.2.4 | 2006 | Zie toelichting hierboven bij prestatie-indicatoren. | |
Monitor bouwregelgeving | 2.2.4 | 2007 | zie toelichting | |
Overig evaluatie onderzoek | Bestuurlijk overleg woningbouwafspraken | 2.2.2 | Jaarlijks tot 2010 | Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2006–2007, 27 562 XI, nr. 9) |
Evaluatie aanpak 56 wijken | 2.2.3 | 2006 | Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2005–2006, 30 606 XI, nr. 1) | |
Nulmeting GSB-III/ISV-II | 2.2.3 | 2006 | Publicatie BZK in boekvorm alsmede op internet. | |
Behoeftenraming SV 2010–2019 | 2.2.3 | 2005 | Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2006–2007, 30 128 XI, nr. 12) | |
Sociaal-fysiek (WoON) | 2.2.3 | 2006 | Informatieverzameling is in 2006 uitgevoerd. De rapportage daarover vindt in 2007 plaats. | |
Belemmeringen woonvoorzieningen | 2.2.3 | 2006 | Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2005–2006, 30 300 XI, nr. 65) | |
Monitor energiebesparing utiliteitsbouw | 2.2.4 | 2007 | zie toelichting |
De evaluatie sanering loden drinkwaterleidingen heeft in 2006 plaatsgevonden. De rapportage daarover is begin 2007 beschikbaar gekomen en zal in de loop van 2007 aan de Tweede Kamer worden toegezonden.
In de begroting 2006 is per abuis aangegeven dat de monitoring bouwregelgeving in 2006 zou plaatshebben. Dit moet zijn 2007.
Ten onrechte is in de begroting 2006 niet aangegeven bij de Monitor energiebesparing utiliteitsbouw dat het de «monitor 2006» betreft die in het voorjaar 2007 wordt opgeleverd.
Artikel 3. Garanderen van keuzemogelijkheden en betaalbaarheid op de woningmarkt
3.1. Algemene beleidsdoelstelling
VROM heeft zich tot doel gesteld te garanderen dat alle inkomensgroepen in goede en betaalbare woningen kunnen worden gehuisvest en voldoende keuzevrijheid hebben in de eigen woonsituatie.
De algemene doelstelling is uitgewerkt in de volgende operationele doelstellingen:
• Garanderen van de betaalbaarheid van voldoende huurwoningen en een evenwichtige verdeling hiervan (aanbodgericht).
• Garanderen van de betaalbaarheid van het wonen voor lage inkomensgroepen (vraaggericht).
Doelbereiking en maatschappelijke effecten
Op basis van de informatie per operationeel doel kan worden geconcludeerd dat de betaalbaarheid voor de huurders is verbeterd. Hiermee heeft de huurtoeslag een bijdrage geleverd aan het verbeteren van de inkomenssituatie. In de koopsector zijn de vermogensrisico’s door de verdere verbetering en stroomlijning van het instrument van de nationale hypotheekgarantie verkleind en zijn stappen gezet om de toegankelijkheid voor starters te verbeteren.
Op het gebied van de huurgeschillenbeslechting zijn voor huurders en verhuurders belangrijke vereenvoudigingen doorgevoerd. Dit heeft geleid tot het uitblijven van veel onnodige geschillen.
3.2. Tabel budgettaire gevolgen van beleid
Beleidsartikel 3 (x € 1000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Realisatie 2002 | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Realisatie 2006 | Vastgestelde begroting 2006 | Verschil 2006 | |
Verplichtingen: | 2 403 240 | 1 803 888 | 1 809 558 | 2 686 638 | 2 225 889 | 1 902 906 | 322 983 |
Uitgaven: | 1 834 069 | 1 736 364 | 1 791 941 | 1 732 538 | 2 223 535 | 1 929 506 | 294 029 |
Programma: | 1 775 708 | 1 670 963 | 1 733 993 | 1 677 254 | 2 188 247 | 1 910 062 | 278 185 |
Garanderen betaalbaarheid voldoende huurwoningen en evenwichtige verdeling: | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Garanderen van de betaalbaarheid van voldoende huurwoningen en een evenwichtige verdeling hiervan (aanbodgericht) | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Garanderen betaalbaarheid wonen voor lage inkomensgroepen (vraaggericht): | 1 753 733 | 1 670 488 | 1 733 748 | 1 675 665 | 2 187 978 | 1 908 473 | 279 505 |
Huursubsidie en huurtoeslag | 1 708 342 | 1 628 797 | 1 669 667 | 1 634 458 | 2 135 757 | 1 902 028 | 233 729 |
Vangnetregeling | 39 372 | 40 564 | 36 633 | 38 203 | 11 093 | 5 000 | 6 093 |
Eenmalige bijdrage huurbeleid | 0 | 0 | 26 509 | 1 592 | 98 | 0 | 98 |
Kostenvergoeding verhuurders | 5 548 | 415 | 23 | 0 | 0 | 0 | |
Bevorderen eigen woonbezit | 471 | 712 | 916 | 1 412 | 1 030 | 1 445 | – 415 |
Bijdrage financiering startersleningen | 0 | 0 | 0 | 40 000 | 0 | 40 000 | |
Overige programmabudgetten: | 534 | 427 | 245 | 1 589 | 269 | 1 589 | – 1 320 |
Onderzoek | 459 | 401 | 229 | 737 | 154 | 737 | – 583 |
Kennisoverdracht | 75 | 26 | 16 | 45 | 115 | 45 | 70 |
Kosten uitvoeringsorganisaties | 0 | 807 | 0 | 807 | – 807 | ||
Nader aan te wijzen | 0 | 0 | 0 | ||||
Toegankelijkheid rijkshuisvesting* | 208 | 48 | 0 | ||||
Budget BWS 1995** | 21 233 | 0 | |||||
Apparaat: | 58 361 | 65 401 | 57 948 | 55 284 | 35 288 | 19 444 | 15 844 |
Apparaat: | |||||||
Apparaat artikel 3 (DGW) | 20 753 | 16 901 | 17 748 | 19 088 | 13 973 | 19 444 | – 5 471 |
Uitvoering huursubsidie | 37 608 | 48 500 | 40 200 | 36 196 | 21 315 | 21 315 | |
Ontvangsten: | 31 452 | 67 746 | 113 050 | 100 806 | 85 524 | 376 106 | – 290 582 |
* Oud instrument dat na 2003 is komen te vervallen
** Oud instrument dat na 2002 is komen te vervallen
De hogere uitgaven zijn het gevolg van extra huurtoeslaguitgaven van € 205,9 mln. De achterliggende oorzaken hiervan zijn nog niet duidelijk daar de beleidsinformatie, nodig voor de analyse en onderbouwing, niet beschikbaar is. Vooralsnog wordt er vanuit gegaan dat een daling van het «niet gebruik» hoogstwaarschijnlijk een belangrijke oorzaak is van deze hogere huurtoeslaguitgaven. De verschillende overheidscampagnes om de uitvoering van de huurtoeslag door de Belastingdienst onder de aandacht te brengen zouden succesvol zijn geweest om rechthebbenden aan te sporen gebruik te maken van deze regeling. De huurtoeslag is opgenomen in de aanwijzingsregeling K=V 2007, hetgeen concreet betekent dat VROM de betalingen huurtoeslag die de Belastingdienst met VROM verrekent in haar administratie als verplichting vastlegt en niet de juridische verplichting aan de aanvrager. Dit laatste geschiedt wel door de Belastingdienst in haar administratie (GVKA-systematiek). Volgens afspraak met het ministerie van Financiën wordt de K=V-systematiek in de VROM-administratie met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2006 toegepast.
Nabetalingen huursubsidie hebben voorts geleid tot een additionele uitgavenpost van € 26,5 mln. Op basis van definitief vastgestelde inkomens is gebleken dat een deel van de huursubsidie ontvangers in de jaren 2004 en 2005 te weinig betaald hebben gekregen. Het definitief vastgestelde inkomen lag lager dan het inkomen waarmee bij de toekenning indertijd is gerekend.
Als gevolg van nabetalingen op grond van door gemeenten ingediende einddeclaraties is meer uitgegeven dan geraamd.
In plaats van de geraamde 60 toekenningen zijn er slechts 41 toekenningen (positieve beschikkingen) afgegeven. Dit aantal leidt tot lagere uitgaven dan in de raming was opgenomen.
Bijdrage financiering startersleningen
Een storting van € 40 mln in het fonds Stimulering Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten (SVn) heeft plaatsgevonden in dit begrotingsjaar. Uit dit fonds worden subsidies verstrekt aan starters op de koopwoningmarkt.
Daar de Wet Betaalbaarheidsheffing niet in werking is getreden zijn de in dit kader geraamde ontvangsten van € 309 mln niet gerealiseerd.
3.3. Operationele doelstellingen
3.3.1 Garanderen van de betaalbaarheid van voldoende huurwoningen en een evenwichtige verdeling hiervan (aanbodgericht)
Doel is het garanderen van de betaalbaarheid van huurwoningen voor alle huishoudens die door hun inkomenssituatie daar niet of onvoldoende zelf in kunnen voorzien en het bewerkstelligen van een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van schaarse huurwoningen.
De gemiddelde huurstijging per 1 juli 2006 is uitgekomen op 2,4%, waarmee sprake is van een beheerste huurprijsontwikkeling.
De modernisering van het huurbeleid is in oktober 2006 geaccordeerd door de Tweede Kamer. De Eerste Kamer heeft besluitvorming uitgesteld, waardoor het nieuwe regime per 1 januari 2007 geen doorgang heeft kunnen vinden.
Bij de huurgeschillenbeslechting zijn belangrijke verbeteringen doorgevoerd met het invoeren van eenzijdige in plaats van tweezijdige legesheffing, en het aanpassen van de rappelprocedure. Met name deze laatste aanpassing heeft geleid tot het uitblijven van veel onnodige geschillen. De zaken die hierdoor zijn weggevallen waren vrijwel altijd af te handelen in een verkorte procedure, en daardoor weinig bewerkelijk.
Op het punt van de behandeltermijnen geldt dat voor huurverhoginggeschillen opnieuw is voldaan aan de doelstelling. Voor servicekostenzaken en overige zaken is de doelstelling niet gehaald (zie de toelichting in de tabel instrumenten/prestaties).
Instrumenten/Prestaties | |
---|---|
Jaar 2006 | Realisatie |
Instrument: Wet- en regelgeving (Huurprijsregelgeving, Huurwetgeving Huisvestingswet) | |
Modernisering huurbeleid: | |
De uitwerking van de modernisering van het huurbeleid heeft in 2005 plaats-gevonden.– De contouren hiervan zijn in november 2004 en februari 2005 in brieven aan de Tweede Kamer aangegeven. In 2006 zullen de voorstellen in werking treden; | Nee, zie toelichting |
Huurbrief opstellen met de voorwaarden van het huurbeleid 2006. | Ja, zie brief Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2005–2006, 27 926 XI, nr. 91) |
Herziene huisvestingswet: | |
In 2005 en 2006 wordt de herziene Huisvestingswet opgesteld. Deze zal naar verwachting in 2007 in werking treden. | Nee, zie toelichting |
Instrument: Handhaving: huurgeschillenbeslechting | |
Huurgeschillenbeslechting: | |
Vervangen van de huidige tweezijdige legesheffing door eenzijdige legesheffing. Naar verwachting zal dit wetsvoorstel in 2006 worden afgerond. | Ja, wetswijziging is ingegaan op 1 juli 2006 (Staatsblad 307) |
Afhandelen van huurgeschillen met behandeltermijnen als aangegeven. | Nee, zie toelichting |
Verder uitvoering geven aan de wijziging van de organisatie rondom de huurgeschillenbeslechting, die in 2005 is gestart. | Ja, zie brief Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2006–2007, 27 926/29 453 XI, nr. 110) |
Modernisering huurbeleid/Huurwetgeving
In de begroting 2006 werd voorgesteld dat een deel van de voorstellen voor modernisering van het huurbeleid per 1 juli 2006 in werking zouden treden en een deel per 1 januari 2007. In de brief aan de Tweede Kamer van 17 maart 2006 zijn de voorwaarden voor het huurbeleid 2006 aangegeven (Kamerstukken II, 2005–2006, 27 926 XI, nr. 91). Ook staat in deze brief dat besloten is de wijzigingen allemaal per 1 januari 2007 te laten ingaan en niet een deel per 1 juli 2006. De Tweede Kamer heeft vervolgens op 31 oktober 2006 ingestemd met de modernisering van het huurbeleid per 1 januari 2007. Als gevolg van het demissionair zijn van het Kabinet is in de Eerste Kamer besloten het wetsvoorstel voor de modernisering van het huurbeleid controversieel te verklaren en voor behandeling op een nieuw kabinet te wachten. De beoogde invoering per 1 januari 2007 is daarmee niet mogelijk gebleken. Met de circulaire MG 2006–2 zijn verhuurders en gemeenten over het huurprijsbeleid voor de periode 1 juli 2006 tot 1 januari 2007 geïnformeerd.
Door afstemming met en de invulling van andere dossiers binnen de woningmarkt duurt het opstellen van de nieuwe Huisvestingswet langer dan van tevoren was geraamd. De kaders van de nieuwe Huisvestingswet kunnen naar verwachting begin 2007 aan de Tweede Kamer worden gezonden. Het streven is hierbij dat met de nieuwe Huisvestingswet meer ingespeeld wordt op de maatschappelijke ontwikkelingen.
Prestatie-indicatoren en kengetallen | |||
---|---|---|---|
Indicator | 2005 | Streefwaarde 2006 | Realisatie 2006 |
Maximale toegestane huurstijging inclusief inflatie (1,7%): | |||
Gereguleerd (75%): | |||
Per woning | n.v.t. | 3,2% | 2,4% |
Op instellingsniveau sociale verhuurders | n.v.t. | 2,5% | 2,4% |
Overganggebied (20%): | |||
Zittende huurders zonder huurtoeslag | n.v.t. | 3,7% | n.v.t |
Zittende huurders met huurtoeslag | n.v.t. | 3,2% | n.v.t |
Geliberaliseerd (5%): | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t |
Huurgeschillenbeslechting: | |||
4. 80% van de geschillen over huurverhoging binnen 6 maanden afgedaan. | Ja, 94% | Aantal 20 500, 80% binnen 6 maanden | Aantal 12 605. Ja, 96% binnen 6 maanden |
5. 80% van de geschillen over servicekosten binnen 7 maanden afgedaan | Ja, 80% | Aantal 4 000, 80% binnen 7 maanden | Aantal 3 763. Nee, 69% binnen 7 maanden |
6. 80% van de overige geschillen binnen 6 maanden afgedaan | Ja, 88% | Aantal 10 000, 80% binnen 6 maanden | Aantal 9 078. Nee, 69% binnen 6 maanden |
Bron realisatiegegevens Huurstijging (CBS-huurenquête) en Huurgeschillenbeslechting (registratiesysteem GBS)
Maximale toegestane huurstijging inclusief inflatie (1,7%) in 2006
Sinds 1 juli 2005 wordt de maximaal toegestane huurstijging berekend door bij het inflatiecijfer over het voorgaande jaar een opslagpercentage op te tellen. Over 2005 bedroeg de inflatie 1,7% en in 2006 was het opslagpercentage 1,5%. Voor 2006 lag de maximale toegestane huurstijging daarmee in totaal op 3,2%. De gemiddelde huurstijging per 1 juli 2006 is echter uitgekomen op 2,4%. Voor sociale verhuurders is de gerealiseerde gemiddelde huurstijging per 1 juli 2006 ook 2,4% (1,7% + 0,7%). Deze is dus onder de streefwaarde van 2,5% gebleven.
Het aantal huurverhoginguitspraken is, met ruim 12000, veel lager dan geraamd. Dit is het gevolg van de per 1 juli 2006 gewijzigde procedure rond de huurverhoging. Hierdoor zijn onnodige geschillen uitgebleven (zie tabel). De tijdsnorm waarbinnen deze geschillen dienen te worden afgedaan is ruimschoots gehaald.
Bij de servicekostengeschillen is op het punt van de behandeltermijnen sprake van een tijdelijke kentering, waardoor per 31 december 2006 voor 69% (in plaats van 80%) van de zaken de norm is gehaald. Dit is veroorzaakt door een sterk verhoogde instroom (zie brief aan de Tweede Kamer, Kamerstukken II, 2006–2007, 28 648 XI, nr. 9). Voor de overige zaken geldt dat per 31 december 2006 eveneens voor 69% (in plaats van 80%) de zaken de norm is gehaald. Dit is veroorzaakt door de noodzakelijke inzet voor de implementatie van de wijzigingen per 1 juli 2006 en de voorgenomen wijzigingen per 1 januari 2007 als gevolg van de invoering van de modernisering huurbeleid, in combinatie met een groot aantal verstoringen op ICT-gebied. Daarnaast is de instroom van zaken onregelmatig verdeeld over het jaar en over de ressorten. Dit heeft in 2006 een aantal malen geleid tot planningsproblemen: instroompieken in een periode of een ressort zijn moeilijk in een korte periode te verwerken, en zeer lage instroom in een periode of een ressort is vaak niet efficiënt te verwerken.
3.3.2 Garanderen van de betaalbaarheid van het wonen voor lage inkomensgroepen (vraaggericht)
Doel is om de betaalbaarheid van het zelfstandig wonen voor alle bevolkingsgroepen te garanderen en het effect van stijgende woonlasten voor specifieke groepen te beperken.
Voorts is het doel om het voor huishoudens met een beperkt budget toch mogelijk te maken een eigen woning te kopen.
De stap naar de koopsector is al geruime tijd lastig te maken voor starters en doorstromers van huur naar koop met bescheiden inkomens. De in 2006 nog vigerende Wet bevordering eigen woningbezit (BEW) heeft daar weinig verbetering in kunnen brengen. De belangstelling voor de Nationale Hypotheek Garantie blijft op een hoog niveau, getuige het aantal verstrekte garanties dat in 2006 circa 120 000 bedroeg. Het zijn met name starters met lagere en middeninkomens die gebruik maken van het instrument dat de risico’s van het eigen woningbezit beperkt. Om de toegankelijkheid van koopwoningen verder te vergroten zijn in 2006 twee specifiek op (koop)starters gerichte beleidsinstrumenten tot stand gebracht, die hun vruchten in 2007 moeten afwerpen. Dat zijn de verruimde koopsubsidie en de rijksbijdrage aan SVn voor in samenfinanciering met de gemeente te verstrekken starterleningen. De extra uitgaven huurtoeslag zijn naar verwachting het gevolg van een daling in het «niet gebruik» als gevolg van de verschillende overheidscampagnes om de uitvoering van de huurtoeslag door de Belastingdienst onder de aandacht te brengen.
Ook heeft de overgang op de AWIR-systematiek bij de berekening van de huurtoeslag over het algemeen geleid tot een geleidelijker verloop van de eigen bijdragen en daarmee de toeslag voor de ontvangers van de huurtoeslag. Hierdoor is de huursubsidiedruk afgenomen en is de betaalbaarheid van huurwoningen bevorderd.
Instrumenten/Prestaties | |
---|---|
Jaar 2006 | Realisatie |
Instrument: wet- en regegeving (Huurtoeslag, BEW, NHG) | |
Aanpassingswet Algemene Wet Inkomensafhankelijke Regelingen: | |
Per september 2005 zal de Aanpassingswet Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen van kracht worden. | Ja, wet van 23 juni 2005 (Staatsblad 2005, nrs. 343 en 345) |
De uitvoering van deze wet berust bij de Belastingdienst. | Ja, wet van 23 juni 2005 (Staatsblad 2005, nrs. 344 en 691) |
De voorzitters van de Huurcommissies voeren op verzoek van de Belastingdienst een toets uit op de redelijkheid van de huurprijs. In 2006 wordt uitgegaan van een instroom van 14 000 van dergelijke verzoeken en van een gelijk aantal uit te voeren toetsingen. | Nee, zie toelichting |
Beleid ten aanzien van misbruik en oneigenlijk gebruik (M&O – beleid): | |
Op grond van de Comptabiliteitswet houdt VROM een verantwoordelijkheid voor de doelmatigheid en rechtmatigheid van de programma-uitgaven voor de huurtoeslag. De veranderingen in wetgeving hebben tot gevolg dat de uitvoering van de huurtoeslag en daarmee de rechtshandhaving overgaat van VROM naar de Belastingdienst. Dit betekent dat de staatssecretaris van Financiën primair verantwoordelijk wordt voor vormgeving en uitvoering van het M&O-beleid. Over de uitvoering van de huurtoeslag (waaronder het M&O-beleid) wordt verantwoording afgelegd in het Beheersverslag Belastingdienst. De accountantscontrole op de door de Belastingdienst geleverde prestaties bij de uitvoering van de huurtoeslag en de daarbij behorende financiële afwikkeling vindt plaats onder de gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van de Auditdiensten van het Ministerie van Financiën en het Ministerie van VROM. | Zie passage huurtoeslag in de bedrijfsvoeringsparagraaf. |
Wet betaalbaarheidheffing huurwoningen: | |
Verhuurders krijgen een grotere verantwoordelijkheid om de betaalbaarheid van het wonen voor de lagere inkomens te waarborgen. Zij gaan bijdragen aan de huurtoeslag. De wet zal in 2006 in werking treden. | Nee, zie toelichting |
Nationale Hypotheek Garantie (NHG): | |
In 2005 is besloten de normen en voorwaarden in 2006 zodanig verder te wijzigen dat meer mensen in aanmerking kunnen komen voor verantwoorde leningen met NHG. Zo wordt bijvoorbeeld de kostengrens verhoogd naar € 250 000,– en heeft een verdere stroomlijning plaatsgevonden om de normen en voorwaarden in overeenstemming te brengen met de gangbare praktijken bij de financiële instellingen. | Ja |
Beperken Onderhoudsrisico’s: | |
Voor het verder ontwikkelen en (periodiek) uitvoeren van de monitor van de appartementenmarkt wordt aangesloten op het in 2006 af te ronden Woononderzoek Nederland. De eerste resultaten zijn in 2007 beschikbaar. | Nee, zie toelichting |
Wet Bevordering Eigen Woningbezit: | |
De Wet bevordering eigen woningbezit (BEW) is in 2004 geëvalueerd. Na instemming door de Tweede Kamer met het voorstel tot intrekking van de Wet BEW, zal het daartoe strekkende wetstraject in 2005 worden gestart. In 2006 zal de BEW voor nieuwe aanvragers niet langer toegankelijk zijn. | Nee, zie toelichting |
Nieuwe Prestaties 2006: | |
VROM bijdrage aan startersleningen | Ja, zie brief Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2006–2007, 30 800 XI, nr. 6) |
Verruiming en vereenvoudiging wet BEW (BEW plus) | Ja, zie Staatsblad 2006, nrs. 734, 735 en 736 van 28 december 2006. |
Wonen op water | Ja, wet van 20 november 2006 (Staatsblad 2006, nr. 618) |
Gehandicapte jongeren | Ja, wet van 20 november 2006 (Staatsblad 2006, nr. 618) |
Aanpassingswet Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen
De uitvoering van de huurtoeslag berust met ingang van 1 januari 2006 bij de Belastingdienst/Toeslagen (B/T). Met name in de beginperiode kent de uitvoering door de B/T de nodige problemen die met grote inzet van mensen en middelen zijn aangepakt. Voorrang is daarbij gegeven aan de tijdige uitbetaling van toeslagen. De levering van volledige en betrouwbare beleidsinformatie is daardoor nog niet mogelijk gebleken.
Een van de gevolgen van deze uitvoeringsproblemen is dat de B/T nauwelijks verzoeken heeft ingediend bij de voorzitters van de huurcommissies tot een toets op de redelijkheid van de huurprijs. Deze toetst dient voor de berekening van de hoogte van de huurtoeslag. Het geraamde aantal van 14 000 toetsingen kon daardoor bij lange na niet worden gehaald.
Beleid ten aanzien van misbruik en oneigenlijk gebruik (M&O – beleid)
Zie passage huurtoeslag in de bedrijfsvoeringsparagraaf.
Wet betaalbaarheidheffing huurwoningen
Als gevolg van het demissionair zijn van het Kabinet is in de Eerste Kamer besloten het wetsvoorstel betaalbaarheidheffing huurwoningen controversieel te verklaren en voor behandeling op een nieuw kabinet te wachten. De beoogde invoering in 2006 is daardoor niet mogelijk.
Nationale Hypotheek Garantie (NHG)
Door de verhoging van de kostengrens van de NHG tot € 250 000 is het bereik van het instrument op de koopwoningmarkt intact gebleven. De belangstelling bij kopers en financiers is onverminderd groot. Het aantal verstrekte hypotheekgaranties voor woningaankopen en woningverbetering lag in 2006 op een vergelijkbaar niveau als in 2005.
Tabel 3.1 NHG-garanties en eigen woningbezit | ||||
---|---|---|---|---|
2004 | 2005 | Begroting 2006 | Realisatie 2006 | |
NHG-verstrekking | 98 000 | 121 000 | 100 000 | 120 000 |
Aandeel eigen woningbezit* | 54,5% | 55,2% | –% | 55,9% |
Bron realisatiegegevens: Waarborgfonds Eigen Woningen: voorlopige jaarcijfers (persbericht); WoON2006 en WOZ bestand
* Cijfers aandeel eigen woningbezit zijn per 1 januari van het desbetreffende jaar en op basis van nieuwe inzichten in de verhouding huur/koop. Vandaar dat er geen vergelijking met de in de begroting 2006 opgenomen % mogelijk is.
Het vervolgonderzoek naar de appartementensector is onderverdeeld in twee fasen. Ten eerste een vooronderzoek, waarbij gemeenten en marktpartijen een grotere rol hebben, dat risico’s en kansen in dit marktsegment in beeld brengt. Dit vooronderzoek is in 2006 in gang gezet. Ten tweede kan in 2007 een gericht vervolgonderzoek komen om de in het vooronderzoek kansrijk genoemde oplossingen uit te werken.
Wet bevordering eigen woningbezit
In 2006 zijn uit hoofde van de Wet bevordering eigen woningbezit (BEW) 49 beschikkingen (toekenningen en afwijzingen) afgegeven. In het kader van het project Modernisering VROM-regelgeving is eind 2003 het voornemen uitgesproken om de BEW in te trekken wegens het geringe gebruik en de hoge uitvoeringslasten voor de betrokken partijen. Dit voornemen is niet geëffectueerd omdat de Tweede Kamer eind 2004 een initiatiefwetswijziging heeft ingediend.
VROM-bijdrage aan starterleningen
Om gemeenten te stimuleren meer starterleningen te verstrekken is in 2006 een stimuleringsbijdrage van € 40 mln beschikbaar gesteld aan het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten (SVn). Op 5 oktober hebben VROM en SVn het convenant ondertekend. De kern van de afspraken is dat VROM de helft van de kosten betaalt voor starterleningen die deelnemende gemeenten vanaf 1 januari 2007 verstrekken. Hiermee wordt beoogd dat het aantal starterleningen zal toenemen en dat het aantal gemeenten dat starterleningen verstrekt ook zal toenemen. Door de combinatie van de VROM-bijdrage met de gemeentelijke inzet kunnen naar verwachting over een periode van 5 jaar zo’n 10 000 starterleningen worden verstrekt.
Verruiming en vereenvoudiging Wet bevordering eigen woningbezit (BEW-plus)
In reactie op het voornemen van de regering om de Wet bevordering eigen woningbezit (BEW) in te trekken is een initiatiefwetsvoorstel gemaakt dat beoogt de regeling te verruimen en te vereenvoudigen, de BEW-plus. In 2006 heeft het kabinet de steun uitgesproken aan het initiatiefwetsvoorstel en de geraamde budgettaire middelen verschaft voor invoering per 1 januari 2007. De Eerste Kamer heeft eind november 2006 ingestemd met het initiatiefwetsvoorstel.
In 2006 is de aanpassing van de Wet op de huurtoeslag voorbereid om met ingang van 1 januari 2007 ook huurtoeslag te kunnen verstrekken aan bewoners van waterwoningen.
Per 1 januari 2007 worden de voorwaarden voor het toestaan van huurgrensoverschrijdingen voor gehandicapte jongeren versoepeld. Met deze aanpassingen wordt het bereik van de Wet op de huurtoeslag vergroot.
Met behulp van de ontwikkeling van de waarden van de prestatie-indicatoren netto huurquote en NINKI (netto inkomen na kale woonlasten index) wordt het effect van de huurtoeslag op de betaalbaarheid van het huren voor huishoudens met lage inkomens zichtbaar gemaakt.
De netto huurquote geeft aan welk deel van het netto inkomen wordt besteed aan netto huurlasten (huur minus huurtoeslag). De NINKI geeft de ontwikkeling weer van het aantal euro’s in de portemonnee na aftrek van de nettolasten. Met het presenteren van een aantal referentiecases, waarbij wordt uitgegaan van standaard inkomenssituaties en een huurniveau gelijk aan de aftoppingsgrens van de huurtoeslag, wordt de ontwikkeling van de indicatoren in de tijd gevolgd. Voor de gemiddelde ontwikkeling van de woonlasten van de huurders en daarbinnen de ontvangers van de huurtoeslag wordt verwezen naar de WoON-kernpublicatie (publicatie medio februari 2007) en de themapublicatie Betaalbaarheid van het WoON (verwachte publicatie april 2007). In de volgende tabellen worden de referentiecases gepresenteerd.
Tabel 3.2 De ontwikkeling van de netto-huurquote1 | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Huishouden tot 65 jaar | 2003 | 2004 | 2005 | Begroting 2006 | Realisatie 2006 | ||
Bijstand | Alleen | Zonder kind. | 25,9% | 27,1% | 28,2% | 27,8% | 27,6% |
Bijstand | Alleen | Met kind. | 20,1% | 20,7% | 21,4% | 21,0% | 20,8% |
Bijstand | Meerpersoons | Met kind. | 18,2% | 18,8% | 19,4% | 19,0% | 18,8% |
Uitkeringsgerechtigd | Meerpersoons-alleenverdiener | Met kind. | 19,3% | 19,9% | 20,7% | 20,5% | 18,8% |
Marktloon | Alleen | Zonder kind. | 29,5% | 30,5% | 31,6% | 30,7% | 29,0% |
Marktloon | Meerpersoons-alleenverdiener | Met kind. | 16,6% | 17,1% | 17,8% | 17,8% | 17,7% |
Huishouden vanaf 65 jaar | |||||||
AOW | Alleen | 24,3% | 25,1% | 25,8% | 25,1% | 24,5% | |
AOW+Aanvullend pensioen | Alleen | 24,4% | 25,2% | 26,0% | 25,4% | 22,8% | |
AOW | Meerpersoons | 17,8% | 18,3% | 18,7% | 18,6% | 18,2% | |
AOW+Aanvullend pensioen | Meerpersoons | 19,1% | 19,6% | 20,2% | 19,8% | 16,5% |
Bron: Wet op de huurtoeslag, CPB-microtax, Min. SZW
1 Bij de cases wordt bij de uitkeringsgerechtigden en marktloon uitgegaan van een inkomensniveau van 100% wettelijk minimumloon.
Voor het jaar 2006 was rekening gehouden met een voor de burger gunstige ontwikkeling van de indicatoren netto huurquote en NINKI ten opzichte van 2005. Die ontwikkeling was gebaseerd op een verwachte verbetering van het netto inkomen van 2006 ten opzichte van 2005. De verbetering van het netto inkomen is met name toe te schrijven aan de introductie van het nieuwe zorgstelsel. De desbetreffende huishoudens betalen namelijk geen ZFW-premie meer waardoor het netto inkomen toeneemt. In plaats van de ZFW-premie is er een nominale premie die van dit netto inkomen afgaat en die eventueel wordt gecompenseerd door de zorgtoeslag. Daarnaast hebben aanpassingen in de fiscaliteit bijgedragen aan een verbetering van de netto inkomens van deze huishoudens. Voor alle referentiecases geldt dat de indicatoren netto huurquotes en NINKI zich in 2006 gunstiger hebben ontwikkeld dan was geraamd in de begroting 2006. Deze ontwikkeling is een effect van de AWIR-systematiek die in 2006 in werking is getreden. In de AWIR systematiek is het gecorrigeerde verzamelinkomen vervangen door het verzamelinkomen als basis voor de bepaling van de bijdrage huurtoeslag. Door het wegvallen van correcties op het inkomen dreigde voor sommige groepen huurtoeslag ontvangers een hogere eigen bijdrage te worden vastgesteld waardoor ze een lagere bijdrage huurtoeslag zouden krijgen. Om deze onbedoelde effecten van de AWIR te compenseren is een nieuwe relatie gedefinieerd tussen het verzamelinkomen en de eigen bijdrage (normhuur). De nieuwe relatie tussen inkomen en eigen bijdrage pakt gunstig uit voor groepen die in de oude situatie een lagere correctie op hun inkomen hadden. De doorwerking in de cases komt nu zo uit dat voor alle cases geldt dat de eigen bijdrage lager uitvalt en de netto woonlasten in vergelijking tot de situatie in de begroting 2006 zijn afgenomen. Hierdoor hebben de indicatoren zich in 2006 gunstiger ontwikkeld dan was voorzien.
Tabel 3.3 De ontwikkeling van de netto-inkomen na kale woonlasten-index (basisjaar=2001) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Huishouden tot 65 jaar | 2003 | 2004 | 2005 | Begroting 2006 | Realisatie 2006 | ||
Bijstand | Alleen | Zonder kind. | 108,3 | 107,9 | 106,0 | 110,3 | 111,6 |
Bijstand | Alleen | Met kind. | 111,2 | 112,7 | 112,8 | 117,5 | 119,4 |
Bijstand | Meerpersoons | Met kind. | 110,7 | 112,2 | 112,3 | 116,9 | 118,8 |
Uitkeringsgerechtigd | Meerpers.-alleenverdiener | Met kind. | 111,8 | 113,4 | 113,1 | 117,5 | 122,0 |
Marktloon | Alleen | Zonder kind. | 109,9 | 110,2 | 107,4 | 113,1 | 116,1 |
Marktloon | Meerpers. alleenverdiener | Met kind. | 112,1 | 114,4 | 113,1 | 115,7 | 116,4 |
Huishouden vanaf 65 jaar | |||||||
AOW | Alleen | 109,0 | 110,2 | 110,5 | 116,9 | 120,6 | |
AOW+Aanvullend pensioen | Alleen | 108,3 | 109,5 | 109,3 | 114,7 | 121,1 | |
AOW | Meerpersoons | 109,2 | 110,9 | 112,4 | 115,2 | 118,8 | |
AOW+Aanvullend pensioen | Meerpersoons | 109,1 | 110,8 | 111,2 | 115,8 | 121,8 |
Bron: : Wet op de huurtoeslag, CPB-microtax, Min.SZW
Armoedeval en huursubsidiedruk:
De huurtoeslag is een inkomensafhankelijke subsidie. Als het inkomen stijgt, neemt de subsidie af. De huursubsidiedruk laat zien welk deel van de netto-inkomensverbetering teniet wordt gedaan door verlies aan huurtoeslag als gevolg van de netto-inkomensverbetering. Voor een aantal standaard cases wordt de huursubsidiedruk gepresenteerd.
Tabel 3.4 Huursubsidiedruk | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Huishoudsituatie | Inkomenssituatie | Begroting | Realisatie | ||||
Van | Naar | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2006 | |
Alleen, zonder kind. | Bijstand | 100% WML | 39,5% | 40,0% | 39,3% | 38,8% | 32,5% |
Alleen, zonder kind. | Bijstand | 130% WML | 49,2% | 48,7% | 49,1% | 51,1% | 49,4% |
Meerpersoons, met kind. | Bijstand | 100% WML | 0,0% | 0,0% | 0,0% | 0,0% | 0,0% |
Meerpersoons, met kind. | Bijstand | 130% WML | 31,2% | 31,7% | 30,9% | 32,8% | 27,0% |
Bron: : Wet op de huurtoeslag, CPB-microtax.
WML = Wettelijk Minimum Loon.
De huursubsidiedruk in 2006 is voor vrijwel alle cases lager dan waarvan was uitgegaan in de begroting 2006. In 2006 kent de huurtoeslag een geleidelijker verloop van de eigen bijdragen. Dit met name door het verwijderen van de correctie op het verzamelinkomen. Dit werkt door in de toeslag waardoor de huursubsidiedruk is afgenomen en de betaalbaarheid van huurwoningen is bevorderd. Net als bij de indicatoren netto huurquotes en NINKI is de gerealiseerde verlaging van de huursubsidiedruk een gevolg van de nieuwe relatie tussen het inkomen en de normhuur die wordt gehanteerd sinds de overgang op de AWIR Systematiek voor de berekening van de huurtoeslag.
3.4. Overzicht afgeronde onderzoeken
Onderzoek onderwerp | AD of OD | Afgerond | Vindplaats | |
Effectenonderzoek ex post | Betaalbaarheid, voldoende (huur-) woningen en verdeling | |||
Onderzoek naar maatschappelijk rendement huurgeschillenbeslechting | 3.3.1 | 2007 | zie toelichting | |
Betaalbaarheid wonen voor lage inkomensgroepen | ||||
Onderzoek marginale druk in de huursubsidie | 3.3.2 | 2005 | Zie brief Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2005–2006, 29 764XI, nr. 42) | |
Overig evaluatie onderzoek | Betaalbaarheid wonen voor lage inkomensgroepen | |||
– Onderzoek naar gedrag huishoudens die een woning willen kopen | 3.3.2 | 2007 | zie toelichting | |
– Evaluatie SVN-pilot gebundeld individueel lenen | 3.3.2 | 2005 | Afgerond in 2005, zie SEV rapport Garanties tot de voordeur uit maart 2005. | |
– Monitor functioneren VvE’s | 3.3.2 | – | zie toelichting | |
– Feiten en achtergronden van het huurbeleid, huurenquête; Companen | 3.3.1 | 2006 | Zie brief Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2006–2007, 27 926 XI, nr. 111) |
Het onderzoek naar maatschappelijk rendement huurgeschillenbeslechting is als gevolg van nadere prioriteitstelling in verband met capaciteitsproblemen binnen het Secretariaat Huurcommissies naar 2007 verschoven.
Het voor 2005 geplande onderzoek naar gedrag huishoudens die een woning willen kopen is pas in 2006 gestart als een pilot consumentengedrag in het kader van het WoON. Deze pilot wordt in 2007 afgerond, waarna wordt besloten of dit resulteert in een groter onderzoek.
Per abuis is in de begroting het onderwerp «monitor functioneren VvE’s» als evaluatieonderzoek opgenomen. Het betreft geen monitor en daarom is er in 2006 ook geen monitor uitgevoerd. Wel is in december 2006 een vooronderzoek uitbesteed dat onder meer moet uitwijzen of de veronderstelde problemen bij het functioneren van VvE’s inderdaad ook breed worden gedeeld. En tevens moet dit vooronderzoek uitwijzen of er nog onduidelijkheden zijn die een vervolgonderzoek noodzakelijk maken.
Artikel 4. Optimalisering van de ruimtelijke afweging
4.1. Algemene beleidsdoelstelling
VROM heeft de ruimtelijke afwegingsprocessen gecoördineerd door randvoorwaarden te scheppen ten behoeve van de ruimtelijke inrichting, waarbij rekening wordt gehouden met de Europese kaders. Daardoor zou Nederland zo ingericht en onderhouden moeten worden dat het een leefbaar en aantrekkelijk land is dat zich sociaal en economisch ontwikkelen kan. De algemene doelstelling is uitgewerkt in de volgende operationele doelstelling:
• Ruimtelijk instrumentarium ontwikkelen en beheren.
Doelbereiking en maatschappelijke effecten
Om invulling te geven aan de coördinatierol van VROM wordt ingezet op gebiedsgericht werken en is in 2006 een nieuwe uitvoeringsagenda Nota Ruimte uitgebracht. Hierin staat aangekondigd dat bezien zal worden in hoeverre het mogelijk is te komen tot één rijksmonitor voor het ruimtelijk beleid en één rijksbreed evaluatieprogramma. Zie verder de operationele doelstelling «ruimtelijk instrumentarium ontwikkelen en beheren».
Het behalen van de doelstelling is afhankelijk van de mate waarin andere overheden in staat zijn het nationaal ruimtelijk beleid uit te voeren en de mate waarin ruimtelijke afwegingen integraal en gecoördineerd plaatsvinden. Het nationaal ruimtelijk beleid en de Europese relevante kaders moeten hierbij op elkaar zijn afgestemd. Om de ruimtelijke afwegingen integraal met diverse bestuurslagen af te stemmen en gecoördineerd te laten plaatsvinden is er met IPO en VNG gestart met een gezamenlijk evaluatieprogramma waarbij de vraag centraal staat in hoeverre de lagere overheden voldoende gefaciliteerd worden om uitvoering te geven aan hun nieuwe rol. Uit de evaluatieonderzoeken blijkt dat de beleidsontwikkeling voorspoedig verloopt en provincies enthousiast aan de slag zijn met het nieuwe beleid (www.vrom.nl). Er is in het algemeen overeenstemming over de nieuwe taakverdeling tussen Rijk, provincies en gemeenten.
4.2. Tabel budgettaire gevolgen van beleid
Beleidsartikel 4 (x € 1000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Realisatie 2002 | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Realisatie 2006 | Vastgestelde begroting 2006 | Verschil 2006 | |
Verplichtingen: | 21 969 | 16 600 | 42 542 | 12 486 | 16 293 | 11 118 | 5 175 |
Uitgaven: | 28 054 | 15 337 | 13 939 | 16 637 | 20 702 | 11 973 | 8 729 |
Programma: | 22 172 | 9 440 | 7 551 | 10 116 | 12 327 | 5 734 | 6 593 |
Ruimtelijk instrumentarium ontwikkelen en beheren: | 5 741 | 9 440 | 7 551 | 10 116 | 12 327 | 5 734 | 6 593 |
FES ICES/KIS | 12 | 3 653 | 2 068 | 4 333 | 5 807 | 350 | 5 457 |
Monitoring Nota Ruimte | 344 | 512 | 448 | 1 460 | 931 | 1 328 | – 397 |
Subsidies algemeen | 1 300 | 2 144 | 857 | 906 | 1 326 | 916 | 410 |
Overige instrumenten algemeen | 4 085 | 3 131 | 4 178 | 3 417 | 4 263 | 3 140 | 1 123 |
Stimulering herstructurering woningvoorraad* | 16 431 | 0 | |||||
Apparaat: | 5 882 | 5 897 | 6 388 | 6 521 | 8 375 | 6 239 | 2 136 |
Apparaat: | |||||||
Apparaat artikel 4 (DGR) | 5 882 | 5 897 | 6 388 | 6 521 | 8 375 | 6 239 | 2 136 |
Ontvangsten: | 0 | 3 245 | 0 | 1 196 | 5 855 | 0 | 5 855 |
* Oud instrument dat na 2002 is komen te vervallen
Voor het project Habiforum zijn vanuit het FES kasmiddelen overgeheveld naar de VROM begroting (€ 6 mln).
Ruim € 3 mln aan verplichtingen en ruim € 2 mln aan kasmiddelen zijn toegevoegd t.b.v. Wet Kenbaarheid Publiekrechtelijke Beperkingen (WKPB) waarvan € 1 mln van het kadaster afkomstig is. € 1 mln van dit programmageld voor het WKPB is verantwoord op het apparaatsinstrument van dit artikel omdat de uitgaven daaraan gerelateerd zijn.
Als gevolg van herverdeling over de artikelen en de verantwoording van € 1 mln WKPB op dit instrument is ruim € 2 mln meer op dit instrument gerealiseerd (zie ook de toelichting Overige instrumenten algemeen hierboven).
4.3. Operationele doelstellingen
4.3.1 Ruimtelijk instrumentarium ontwikkelen en beheren
VROM heeft zich tot doel gesteld ruimtelijk instrumentarium te ontwikkelen en te beheren om ervoor te zorgen dat de relevante wet- en regelgeving actueel blijft. Voorts heeft VROM zich tot doel gesteld de ruimtelijke afwegingsprocessen te coördineren en de lagere overheden te ondersteunen bij de uitvoering van ruimtelijk beleid. Tevens wordt door VROM het Nederlandse belang in internationale kaders ingebracht.
Het onderhouden van ruimtelijk relevante wet- en regelgeving
De Eerste en Tweede kamer hebben ingestemd met het wetvoorstel nieuwe Wro. Het wetsvoorstel voor de Invoeringswet Wro is begin juli 2006 ter advisering aan de Raad van State gezonden. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is in voorbereiding. Via de Invoeringswet wordt de Wet Voorkeursrecht Gemeenten (Wvg) aangepast aan de nieuwe Wro.
In 2006 heeft VROM in samenwerking met IPO en VNG een evaluatieonderzoek uitgevoerd naar de bijdrage van het grondbeleid aan het bereiken van de doelen van de Nota Ruimte (www.vrom.nl). Uit dit onderzoek is gebleken dat de huidige grondbeleidsinstrumenten hiervoor redelijk goed ingezet kunnen worden. Een vergelijking met een onderzoek uit 2000 laat zien dat gemeenten de grondexploitatie steeds vaker samen met marktpartijen voeren.
Het coördineren van ruimtelijke afwegingsprocessen
De VROM-raad heeft in het advies «Ruimte geven, ruimte nemen» de in de praktijk ervaren knelpunten in de uitvoering van het ruimtelijk beleid geïnventariseerd en is vervolgens nagegaan in hoeverre de nieuwe sturing in de Nota Ruimte oplossingen biedt. De raad constateert dat de sturingsfilosofie goed aansluit op de huidige maatschappelijke context en dat er hard is gewerkt aan nieuw instrumentarium en nieuwe verantwoordelijkheidsverdelingen. De raad constateert echter ook dat het sturingsprincipe «Centraal wat moet, decentraal wat kan» nog onvoldoende duidelijk maakt wat partijen bij de uitvoering van elkaar mogen of moeten verwachten. In een reactie heeft het kabinet gesteld dat het de andere overheden de tijd gunt om zaken op te pakken. Door voortdurende monitoring en bestuurlijke contacten kunnen eventuele problemen geagendeerd worden.
Het ondersteunen van lagere overheden bij de uitvoering van het ruimtelijk beleid
Uit evaluaties, zoals het evaluatieonderzoek dat in samenwerking met IPO en VNG tot stand is gekomen, blijkt dat de lagere overheden voldoende worden gefaciliteerd om invulling te geven aan hun verantwoordelijkheden (zie bij succesfactoren). De conclusies uit de evaluaties zijn besproken op bestuurlijk niveau en er zijn afspraken gemaakt over de nadere invulling.
Het inbrengen van het Nederlandse belang in internationale kaders met betrekking tot de ruimtelijke ordening
De EU-ministers die verantwoordelijk zijn voor ruimtelijke ontwikkeling hebben – onder het Nederlandse EU-voorzitterschap – in 2004 een informele Europese samenwerkingsagenda opgesteld. In dat kader wordt onder meer gewerkt aan een assessment van de «Territorial State and Perspectives of the Union». Mede op basis van analyses van het ruimtelijk EU-onderzoeksprogramma ESPON zal dit assessment Europese stakeholders meer informatie moeten bieden in Europese ruimtelijke structuren en trends, en in de ruimtelijke impact van het EU-beleid. ESPON moet op termijn sturend zijn voor bijdragen aan regionale ontwikkelingen.
Om meer greep te krijgen op de ruimtelijke gevolgen van EU-beleid en -regelgeving, houdt VROM een overzicht bij van nieuwe voorstellen van de Europese Commissie. Met andere ministeries wordt samengewerkt om vroegtijdig ruimtelijk relevante EU-beleidsinitiatieven te signaleren. Bovendien worden contactennetwerken ontwikkeld voor de uitwisseling van informatie tussen de EU-instellingen en het totale werkveld (lagere overheden, consultants, kennisinstellingen e.d.) op het terrein van ruimtelijke ordening.
Instrumenten/Prestaties | |
---|---|
Jaar 2006 | Realisatie |
Instrument: Kaderstelling en wetgeving (herziening Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO), Grondexploitatiewet, Wet voorkeursrecht gemeenten, beoordelen streekplannen en andere regionale plannen, coördinatie programma-aanpak uitvoering Nota Ruimte en Evaluatieprogramma Nota Ruimte): | |
Vaststellen van de nieuwe Wet en het Besluit op de Ruimtelijke Ordening. | Ja, WRO 28/11 in Staatsblad, BRO in voorbereiding. |
Vaststellen en begeleiden van de invoeringswet WRO. | Nee, de Raad van State heeft op 12 oktober 2006 advies uitgebracht over de Invoeringswet Wro. Op 12 januari 2007 is de MR akkoord gegaan met indiening van het wetsvoorstel bij de Tweede Kamer (kamerstukken II, 2006–2007, 30 938, nr. 2). Discussie over Wgr+-bevoegdheden zorgt voor druk hierop. |
Vaststellen van de Grondexploitatiewet. | Nee, de grondexploitatie is op 7 juli 2006 aanvaard door de Tweede Kamer en is op 27 november 2006 (Kamerstukken II, 2006–2007, 30 218, nr. B) aan de Eerste Kamer aangeboden. |
Vaststellen Wet voorkeursrecht gemeenten. | Nee, het eerste deel van de vereenvoudiging van de Wvg zit in de Invoeringswet nieuwe Wro. De overige vereenvoudigingen komen in een apart wetsvoorstel. Dit tweede wetsvoorstel gaat in 2007 naar de Raad van State. |
Voorbereiden van de invoering van de Wet Kenbaarheid Publiek Rechtelijke Beperkingen onroerende zaken. | Nee, invoering medio 2007 (Kamerstukken II, 2005–2006, 30 608, nr. 4). |
Toetsen van streekplannen en andere ruimtelijk relevante regionale plannen. | Ja, er waren 5 nieuwe plannen waarvoor de rijkspartijen onder coördinatie van VROM hebben overlegd met de regio. Het gaat daarbij om de volgende (ontwerp-)streek- en omge- vingsplannen:– streekplan Friesland– omgevingsplan Groningen POP II– omgevingsplan Flevoland– omgevingsplan Limburg (POL2006)– omgevingsplan Zeeland |
Ondersteunen van het instrument programma-aanpak uitvoering Nota Ruimte. | Ja, om het instrument programma-aanpak en de werkwijze uit te dragen is doorlopend ondersteuning geleverd door het regulier organiseren van interdepartementaal directeuren-overleggen waarin de voortgang en kwesties binnen de programma’s centraal stonden. Ook op DG-niveau is hier aandacht voor geweest. Daarnaast zijn er drie externe bijeenkomsten georganiseerd, waaronder een bestuurlijke conferentie naar aanleiding van de uitkomsten van de tussenevaluatie. |
Actualiseren van de uitvoeringsagenda Nota Ruimte. | Ja, in oktober 2006 is de Uitvoeringsagenda Ruimte 2006 gereed gekomen en is op 2 oktober 2006 (Kamerstukken II, 2006–2006, 29 435, nr. 174) aan de Tweede Kamer aangeboden. |
Instrument: Subsidies (Interdepartementale Commissie Economische Structuurversterking/Kennisinfrastructuur (ICES/KIS)). | |
Verstrekken van ICES/KIS 3 subsidie in het kader van vernieuwend ruimtegebruik. | Ja, vanaf 2004 t/m 2009 wordt in dit kader jaarlijks subsidie verstrekt. |
Instrument: Voorlichting (Ontwikkelingsplanologie, regionaal grondbeleid, rijksontwikkelbedrijf, digitale uitwisselbare ruimtelijke plannen, ruimteforum). | |
Ondersteunen van de toepassing van ontwikkelingsplanologie op regionaal schaalniveau. | Ja, hiervoor is een commissie gebiedsontwikkeling in het leven geroepen onder leiding van Riek Bakker. |
Vaststellen standaarden digitalisering van ruimtelijke plannen. | Nee, het project Durp (digitaal uitwisselbare ruimtelijke plannen) gaat nog 1 jaar door. Pakket van standaarden zit in contouren van werkplan 2007. |
Beheren van het digitaal loket Ruimteforum. | Ja, het digitaal loket is in de lucht en wordt beheerd door VROM. |
4.4. Overzicht afgeronde onderzoeken
Onderzoek onderwerp | AD of OD | Start | Afgerond | Vindplaats | |
Beleidsdoorlichting | Ruimtelijk beleid | OD 4.3.1, 5.3.1, 5.3.2 | 2006 | 2006 | Tweede Kamer (Kamerstuk- ken II, 2006–2007, 30 800 XI, nr. 33) |
Actualisering uitvoeringsagenda Nota Ruimte | Nota ruimte breed | 2005 | 2006 | www.vrom.nl | |
Evaluatie Wet Grondexploitatie | 2007 | ||||
Overig evaluatieonderzoek | Evaluatie Grondbeleid | OD 4.3.1 | 2005 | 2006 | www.vrom.nl |
Evaluaties Nationale landschappen, Functieveran- dering, Bundeling | OD 5.3.1 en 5.3.2 zie aldaar | 2005 | 2006 | www.vrom.nl |
Artikel 5. Gebiedsontwikkeling en realisatie Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur
5.1. Algemene beleidsdoelstelling
Om de internationale concurrentiepositie te versterken, om krachtige steden en vitaal platteland te bevorderen en om (inter)nationale ruimtelijke waarden te borgen en ontwikkelen, stimuleert VROM de ontwikkeling en uitvoering van projecten of beleid in gebieden met een complexe en/of kostbare ruimtelijk opgave.
De algemene doelstelling is uitgewerkt in de volgende operationele doelstellingen:
• Stedelijke gebieden van nationaal belang verder ontwikkelen.
• Landelijke gebieden van nationaal belang verder ontwikkelen.
Doelbereiking en maatschappelijke effecten
In 2006 is door de Eerste Kamer de Nota Ruimte vastgesteld. Voor 2006 is het daarom nog niet mogelijk aan te geven wat de effecten van dit nieuwe beleid zijn. Op verzoek van de minister van VROM is door het Ruimtelijk planbureau en het Milieu- en natuurplanbureau een eerste meting over de doelstellingen van de Nota Ruimte uitgevoerd, de zogenaamde nulmeting (basisjaar 2004) (Monitor Nota Ruimte, de opgave in beeld, 2006). Hierbij is aangegeven per operationele doelstelling in hoeverre de doelstellingen het tij mee of het tij tegen hebben.
Met IPO en VNG is gestart met een gezamenlijk evaluatieprogramma waarbij de vraag centraal staat in hoeverre de lagere overheden voldoende gefaciliteerd worden om uitvoering te geven aan hun nieuwe rol. Uit de evaluatieonderzoeken blijkt dat de beleidsontwikkeling voorspoedig verloopt en provincies enthousiast aan de slag zijn met het nieuwe beleid (www.vrom.nl). Er is in het algemeen overeenstemming over de nieuwe taakverdeling tussen Rijk, provincies en gemeenten. Om de uitvoering te verbeteren zal het rijk met IPO en VNG een Platform uitvoering Nota Ruimte oprichten. Het platform dient om de voortgang en knelpunten bij de uitvoering te bespreken en afspraken te maken over oplossingen.
5.2. Tabel budgettaire gevolgen van beleid
Beleidsartikel 5 (x € 1000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Realisatie 2002 | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Realisatie 2006 | Vastgestelde begroting 2006 | Verschil 2006 | |
Verplichtingen: | 40 568 | 89 670 | 165 543 | 25 551 | 178 075 | 33 266 | 144 809 |
Uitgaven: | 28 155 | 31 671 | 31 468 | 26 209 | 57 173 | 42 428 | 14 745 |
Programma: | 22 315 | 25 692 | 24 725 | 18 449 | 54 841 | 35 005 | 19 836 |
Stedelijke gebieden van nationaal belang verder ontwikkelen: | 7 289 | 13 082 | 17 324 | 7 346 | 52 530 | 14 392 | 38 138 |
FES BIRK | 24 | 7 017 | 3 973 | 0 | 21 223 | 0 | 21 223 |
FES nieuwe sleutelprojecten | 2 084 | 1 253 | 6 000 | 0 | 22 300 | 0 | 22 300 |
Onderzoek stedelijk gebied | 53 | 54 | 102 | 84 | 169 | 88 | 81 |
Subsidies stedelijk gebied | 2 070 | 2 055 | 4 410 | 1 753 | 5 120 | 9 532 | – 4 412 |
Overige instrumenten stedelijk gebied | 169 | 166 | 374 | 507 | 1 339 | 1 180 | 159 |
Interreg | 2 889 | 2 537 | 2 465 | 5 002 | 2 379 | 3 592 | – 1 213 |
Landelijke gebieden van nationaal belang verder ontwikkelen: | 15 026 | 12 610 | 7 401 | 11 103 | 2 311 | 20 613 | – 18 302 |
FES BIRK | 0 | 0 | |||||
Onderzoek landelijk gebied | 0 | 0 | |||||
Subsidies landelijk gebied | 9 | 617 | 536 | 475 | 86 | 587 | – 501 |
Overige instrumenten landelijk gebied | 4 087 | 2 857 | 1 065 | 1 614 | 845 | 898 | – 53 |
Bufferzones | 10 930 | 9 136 | 5 800 | 6 454 | 1 380 | 16 601 | – 15 221 |
Belvedere | 2 560 | 0 | 2 527 | – 2 527 | |||
Het Waddenfonds | 0 | 0 | |||||
Apparaat: | 5 840 | 5 979 | 6 743 | 7 760 | 2 332 | 7 423 | – 5 091 |
Apparaat: | |||||||
Apparaat artikel 5 (DGR) | 5 840 | 5 979 | 6 743 | 7 760 | 2 332 | 7 423 | – 5 091 |
Ontvangsten: | 1 472 | 10 487 | 12 052 | 2 737 | 43 007 | 10 300 | 32 707 |
FES Budget Investeringen Ruimtelijke kwaliteit (BIRK)
Middelen voor diverse BIRK-projecten zijn overgeheveld vanuit het FES naar de VROM begroting.
FES nieuwe sleutelprojecten (NSP)
Middelen voor diverse NSP-projecten zijn overgeheveld vanuit het FES naar de VROM begroting.
Als gevolg van een intertemporele schuif van € 8,5 mln door vertraging bij het project Hart voor Dieren zijn de gereserveerde uitgaven verlaagd. Tegelijkertijd heeft een ophoging (€ 4 mln) van zowel kasmiddelen als verplichting plaatsgevonden door een overboeking van V&W naar de begroting van VROM t.b.v. Spoorwegemplacement Venlo en € 1 mln voor proces- en evaluatiekosten NSP. Door een herverdelingscorrectie en een verplichtingencorrectie van Hart voor Dieren zijn de verplichtingen verder verlaagd.
€ 1 mln kasuitgaven zijn gebruikt voor de extra proceskosten en evaluatie van NSP op het instrument Subsidies stedelijk gebied. Deze extra kosten zijn een gevolg van het langer doorlopen van de NSP-projecten.
De gereserveerde uitgaven voor reeds verplichte subsidies zijn dit jaar niet gedeclareerd en worden volgend jaar verwacht.
Een deel van de beschikbare middelen (€ 3,9 mln) voor de Bufferzones is naar latere jaren verschoven in overleg met DLG. Doordat er geen ontvangsten zijn gerealiseerd door DLG in het kader van de Bufferzones, ruim € 10 mln waarmee het uitgavenbudget normaal wordt gevoed, is de bijdrage van VROM dit jaar beperkt tot € 1,4 mln.
De bijdrage voor Belvedere wordt jaarlijks overgeheveld naar OC&W.
Als gevolg van herverdeling over de artikelen is dit instrument verlaagd.
5.3. Operationele doelstellingen
5.3.1 Stedelijke gebieden van nationaal belang verder ontwikkelen
VROM stimuleert de ontwikkeling van stedelijke gebieden om:
– de leefbaarheid in de steden en de sociaal economische positie van steden te verbeteren,
– bereikbare en toegankelijke recreatievoorzieningen in en rond de steden te realiseren en
– de kracht en diversiteit van de belangrijkste economische kerngebieden te versterken.
In 2006 is door de Eerste Kamer de Nota Ruimte vastgesteld. Voor 2006 is het daarom nog niet mogelijk aan te geven wat de effecten van dit nieuwe beleid zijn. In 2006 heeft wel de nulmeting van de doelen uit de Nota Ruimte plaatsgevonden, waarin aangegeven wordt welke doelstellingen de wind mee hebben en welke de wind tegen. De signalen uit de nulmeting zijn verwerkt in de Uitvoeringsagenda Ruimte 2006.
Het verbeteren van de leefbaarheid in de steden en de sociaal-economische positie van steden
De stedelijke ontwikkelingen die in de afgelopen jaren hebben plaatsgevonden passen in kwantitatieve termen bij de geformuleerde doelen van de Nota Ruimte. Bundeling van verstedelijking vindt al plaats, centra worden intensiever benut en ook verdichting in bestaand stedelijk gebied is al praktijk. Als er buiten de stad wordt gebouwd is dat vaak aan de rand of in gebundelde vormen verder weg. Voor deze ontwikkelingen wordt geconstateerd dat ze conform de Nota Ruimte-doelstellingen zijn. Uit de ruimtelijke plannen van de in het IBO Verstedelijking betrokken regio’s blijkt dat het streven om het bestaand bebouwd gebied optimaal te benutten breed gedeeld wordt. Wel hebben de decentrale overheden aangegeven dat binnenstedelijk bouwen een buitengewoon complexe aangelegenheid is. Dit signaal is door het kabinet ter harte genomen en in de Uitvoeringsagenda Ruimte 2006 vertaald naar een aantal acties gericht op optimale benutting van de verdichtingsmogelijkheden. Zo zal in samenwerking met IPO en VNG onderzocht worden in welke mate binnen het bestaand bebouwd gebied tegen redelijke kosten nog gebouwd kan worden.
Het versterken van bereikbare en toegankelijke recreatievoorzieningen in en rond de steden
Ruimtelijke ontwikkelingen in minder harde functies (groen, water, ruimtelijke kwaliteit en diversiteit) hebben de stroom tegen, mogelijk als gevolg van de ontwikkelingen met betrekking tot intensivering en bundeling. De balans tussen rood en groen staat onder druk. Delen van de rijksbufferzones worden omgezet van groene naar rode bestemmingen. Ook de hoeveelheid groen in en om de stad neemt af in relatie tot de vraag (conclusie Monitor Nota Ruimte, de opgave in beeld 2006). In de Uitvoeringsagenda Ruimte 2006 wordt dan ook geconstateerd dat de balans tussen rode en groene ontwikkelingen niet verder uit evenwicht moet raken en worden hiertoe nieuwe acties aangekondigd.
Het versterken van de kracht en diversiteit van de belangrijkste economische kerngebieden
Binnen de steden, in de centra, is zichtbaar dat intensivering niet altijd gepaard gaat met grotere diversiteit, iets wat wel belangrijk wordt geacht voor het functioneren van centra. Ook is de stad in de afgelopen jaren niet aantrekkelijker geworden voor midden- en hogere inkomens, ondanks de verbreding in de woningvoorraad die in een aantal steden optreedt. Tegelijkertijd wordt duidelijk dat luchtkwaliteit en geluidsbelasting (met name door wegverkeer) op een aantal plaatsen grote problemen geven, met name in de stedelijke gebieden in de Randstad, Gelderland en Noord-Brabant. In de Uitvoeringsagenda Ruimte 2006 zijn deze signalen verwerkt in een aantal acties gericht op optimale benutting van verdichtingsmogelijkheden, om zo de steden aan kracht en diversiteit te laten winnen. De Monitor Nota Ruimte van het RPB/MNP geeft aan dat als gevolg van de toename van het aantal bedrijfsterreinen langs snelwegen het gevoel van volheid, drukte en verrommeling toeneemt. Het zicht vanaf de wegen op het open landschap neemt af (Monitor Nota Ruimte, de opgave in beeld 2006). Het kabinet heeft in de Uitvoeringsagenda Ruimte 2006 aangegeven zich bewust te zijn van de kwaliteitsopgave rond infrastructuur. VROM zal samen met V&W onderzoeken hoe een kwalitatief goede inrichting van de snelwegzones binnen de bundelingsgebieden kan worden bevorderd.
Instrumenten/Prestaties | |
---|---|
Jaar 2006 | Realisatie |
Instrument: Subsidies (Nieuwe Sleutelprojecten (NSP), Budget Investeringen Ruimtelijke Kwaliteit (BIRK) Belvedere en Interreg). | Ja |
Instrument: Bestuurlijk overleg (programma Zuidvleugel, Randstad, andere nationale stedelijke netwerken, (toekomst)visie Mainport Schiphol, Ontwikkeling Almere, Valkenburg): | |
Vaststellen rijksstandpunt en rijksbesluiten m.b.t projecten in het programma Zuidvleugel. | Ja, op 22 september 2006 is de Zuidvleugelbrief, «Nieuwe elan voor de Zuidvleugel van de Randstad» naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken II, 2006–2007, 30 817, nr. 1). Daarnaast is de Netwerkanalyse verkeer en vervoer afgerond en zijn op 3 oktober 2006 afspraken gemaakt over het MIT (Kamerstukken II, 2006–2007, 29 644, nr. 74). |
Vaststellen ontwikkelingsagenda’s voor de vijf nationale stedelijke netwerken buiten de Randstad (Brabantstad, Zuid-Limburg, Twente, Arnhem-Nijmegen, Groningen-Assen). | Ja, de afspraken met de stedelijke netwerken zijn per netwerk vastgelegd in een ontwikkelingsagenda. Onderdelen van de agenda zijn al in uitvoering; andere wachten op goedkeuring of financiering. Een deel van de projecten in de stedelijke netwerken hebben al geld ontvangen van het rijk of staan op de lijst van de versneld in uitvoering te nemen Nota Ruimte-projecten of op de lijst van uitvoering na 2010.NB: de ontwikkelingsagenda voor het netwerk Zuid-Limburg is nog niet vastgesteld, bestuurlijk overleg met de minister van VROM zal begin 2007 plaatsvinden. |
Vaststellen van de ruimtelijke visie voor het mainportgebied rond Schiphol. | Nee, in 2006 is in de ministerraad het kabinetsstandpunt vastgesteld over het Schipholbeleid. In dat kader is onder meer een lange termijn toekomstverkenning gemaakt voor de luchtvaart. Daarin zijn wel ruimtelijke beschouwingen opgenomen, maar dat is nog niet te beschouwen als een ruimtelijke visie voor het mainportgebied rond Schiphol. In het kader van de LT afspraken met de sector over eventuele behoefte aan uitbreiding van fysieke capaciteit worden aan rijkskant in 2007, als referentiekader, wel ruimtelijke toe- komstbeelden ontwikkeld voor de mainportregio. |
Voorbereiden besluit over de toekomstige ontwikkeling van Almere. | Ja, in het kader van het Noordvleugelprogramma heeft het kabinet in 2006 een besluit genomen over de toekomstige ontwikkeling van Almere. Vastgesteld is dat in Almere 60 000 woningen gebouwd kunnen worden, waarmee Almere een fors deel van de totale Noordvleugelopgave (van 150 000 woningen) voor zijn rekening neemt. Daartoe wordt het komende jaar gewerkt aan plannen voor de westelijke en de oostelijke ontwikkeling van Almere. Het kabinet heeft o.a. vastgesteld dat bij deze woningbouwontwikkeling een adequate infrastructurele ontsluiting hoort. De besluiten zijn vastgelegd in de zogenoemde Noordvleugelbrief van het kabinet (Kamerstukken II, 2005–2006, 30 687, nr. 1). |
Toetsen van de herontwikkeling van het voormalig marinevliegkamp Valkenburg (ZH) aan de Nota Ruimte en bijdragen aan het ontwikkelingsproces. | Ja, het Gemeenschappelijk Ontwikkelingsbedrijf (GOB) werkt momenteel samen met de gemeente Valkenburg aan ontwikkeling van de locatie. Accent ligt op het ontwikkelen van circa 5 000 woningen, waarvan een gedeelte topmilieu voor de randstad. Ook is bij de ontwikkeling sprake van een groene buffer richting Wassenaar. Verkeer en Waterstaat gaat mee- werken aan de verkenning van de Rijnlandroute die deels dient ter ontsluiting van de locatie. |
In de begroting 2006 staan basiswaarden die niet meer actueel zijn. In 2006 is er in het kader van de formele inwerking treding van de Nota Ruimte een nieuwe nulmeting gedaan en zijn nieuwe indicatoren en streefwaarden vastgesteld.
Indicator | Basiswaarden volgens begroting 2006 | Basiswaarden op grond van nulmeting 2006 | Streefwaarde 2012/2020 |
Bundelingspercentages t.a.v. woningen en arbeidsplaatsen van de 6 nationale stedelijke netwerken | Woningen 57,9% | Woningen 54,2% | > = 54,2% |
arbeidsplaatsen 61,9% | arbeidsplaatsen 57,7% | > = 57,7% | |
Intensiteit en diversiteit ruimtegebruik in de omgeving van de NSP | 23,4 woningen pers. ha | Intensiteitsindex 24,8 | >= 24,8 |
150,4 werkzame pers per ha | vervallen | ||
6,4 werkzame pers. per woning | vervallen | ||
Vitaliteitsindex 0,80 | >= 0,80 | ||
Woningaantallen binnen de 20KE Schipholbuiten bebouwd gebied | Wordt nog bepaald | + 0 woningen | geen toename |
Aantal ha geherstructureerde bedrijventerreinen | 0 ha | 0 ha | 3 500 ha |
Percentage van de uitbreidings-productie van woningen en arbeidsplaatsen binnen bestaand bebouwd gebied 2000 | n.v.t | 47% woningen | >= 40% |
33% arbeidsplaatsen | >=40% |
Bron realisatiegegevens: RPB, MNP, Monitor Nota Ruimte, de opgave in beeld, 2006
5.3.2 Landelijke gebieden van nationaal belang verder ontwikkelen
Nationale landschappen behoren tot de landschappelijke parels in Nederland. Ze verhogen de attractiviteit van Nederland voor zowel de burgers van het land als voor toeristen. Soms gelegen nabij steden, soms ver weg van stedelijke gebieden bieden zij de burgers een uitgelezen gelegenheid voor recreatie en ontspanning en vervullen zij een educatieve functie.
Deze bijzondere landschappelijke en cultuur-historische waarden tracht VROM te borgen en verder te ontwikkelen.
In 2006 is door de Eerste Kamer de Nota Ruimte vastgesteld. Voor 2006 is het daarom nog niet mogelijk aan te geven wat de effecten van dit nieuwe beleid zijn. In 2006 heeft wel de nulmeting van de doelen uit de Nota Ruimte plaatsgevonden, waarin aangegeven wordt welke doelstellingen de wind mee hebben en welke de wind tegen. De signalen uit de nulmeting zijn verwerkt in de Uitvoeringsagenda Ruimte 2006.
Het versterken van de vitaliteit van het landelijk gebied
De Nota Ruimte beoogt op het platteland de ruimte voor hergebruik van bebouwing en nieuwbouw te bieden, de toeristisch-recreatieve mogelijkheden te vergroten, ruimte te bieden voor een duurzame en vitale landbouw en de algemene landschapskwaliteit te ontwikkelen. De ruimtelijke ontwikkeling op het platteland is in lijn met de globale doelen van de Nota, met uitzondering van landschapskwaliteit. Er is sprake van enige bundeling van intensieve vormen van landbouw, er zijn al vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen afgebroken en er is meer niet-agrarische bedrijvigheid op het platteland tot stand gekomen. Voor de ontwikkeling van de basiskwaliteit van het landschap ligt de opgave vooral op plaatsen waar het platteland door functieveranderingen dreigt te verrommelen (Monitor Nota Ruimte, de opgave in beeld 2006). In de Uitvoeringsagenda wordt dan ook gemeld dat VROM met LNV, provincies en gemeenten een stimuleringsprogramma ruimtelijke kwaliteit en landschap buitengebied zal opzetten.
Het borgen en ontwikkelen van bijzondere landschappelijke en cultuur-historische waarden
Voor de borging en ontwikkeling van bijzondere landschappelijke waarden binnen nationale landschappen hanteert de Nota Ruimte een «ja, mits»-regime in deze gebieden. De ruimtelijke ontwikkelingen in de afgelopen jaren geven aan dat de toepassing van het «ja, mits»-regime in nationale landschappen in relatie met wonen en werken een grote uitdaging zal zijn. Ook in andere evaluaties en adviezen klinkt zorg door over kernkwaliteiten in Nationale Landschappen. In de Uitvoeringsagenda Ruimte wordt aangekondigd dat het rijk het kwaliteitsdebat over Nationale Landschappen zal entameren en verkennen of dat een instrument van de nieuwe Wro kan worden ingezet voor versterking van het beleidskader.
Instrumenten/Prestaties | |
---|---|
Jaar 2006 | Realisatie |
Instrument: subsidies Budget Investeringen Ruimtelijke Kwaliteit (BIRK): | Ja, het project Maankwartier Heerlen zal begin 2007 worden beschikt. |
Beoordelen van de gebiedsuitwerking transformatiezone Leiden-Alphen aan den Rijn | Ja, deze gebiedsuitwerking is eind 2006 vastgesteld door de provincie Zuid-Holland en heeft geleid tot een streekplanherziening. In het kader van de streekplanherziening zijn door VROM in de Provinciale Planologische Commissie opmerkingen gemaakt. |
Versterken kernkwaliteiten in Nationale landschappen door middel van investeringen | Ja, in 2005 en 2006 is in totaal 50 miljoen euro verplicht voor provinciale projecten die de kernkwaliteiten in de nationale landschappen versterken en de recreatieve betekenis doen toenemen. Conform de afspraak in het Uitvoeringscontract 2005/2006 is € 25 mln afkomstig van het rijk (VROM € 15 mln, LNV € 10 mln), de andere € 25 mln is afkomstig van de provincies en derden. |
Instrument: Wetgeving en kaderstelling (Planologische Kernbeslissing Waddenzee, Planologische Kernbeslissing Ruimte voor de Rivier, ontwikkelingsprogramma’s, aanwijzen 10 ontwikkelingsgebieden voor glastuinbouw, Wet Investeringsbudget Landelijke Gebieden): | |
Vaststellen en publiceren Planologische Kernbeslissing (PKB) Waddenzee | Ja, de PKB Waddenzee is in de Eerste Kamer aangenomen (Kamerstukken I, 2006–2007, nr. 14–456) en op vrijdag 16 februari 2007 in de Staascourant gepubliceerd (Staatscourant, jg. 2007, nr. 34). |
Implementeren kabinetsstandpunt inzake de bestuurlijke organisatie Waddengebied | Nee, er zijn wel al grote stappen gezet met het Regionaal College Waddengebied (RCW nieuwe stijl) maar de bestuurlijke organisatie is nog punt van blijvende aandacht. |
Instrument: Evaluatie en monitoring (Nationale landschappen en Reconstructie Zandgebieden) | Ja, de verschillende onderdelen van een Monitoringssysteem Nationale Landschappen zijn in ontwikkeling. Voor het onderdeel Monitoring Kleine Landschapselementen (MKLE) wordt een nulmeting uitgevoerd door Landschapsbeheer Nederland. |
Instrument: Communicatie (Nationale landschappen) | Ja, in 2006 is een rijkscommunicatieplan voor de Nationale Landschappen opgesteld door VROM en LNV om de positionering van de NL’n in samenwerking met de provincies te versterken. De eerste fase van het communicatieplan is in 2006 in uitvoering gebracht. Verder is het kennisnetwerk Nationale landschappen uitgebouwd. Hier worden kennis en ervaringen tussen rijk en provincies gecommuniceerd. |
Instrument: Investeringsbudget Landelijke Gebieden (Nationale landschappen) Grondaankopen: | Ja, aankopen van grond in de rijksbufferzones worden via LNV/DLG verricht. Dit budget maakt in 2007 onderdeel uit van het ILG. |
Subsidiëren van Belvedere-projecten en projecten in de Nieuwe Hollandse Waterlinie | Ja, deze prestatie maakt deel uit van het Actieprogramma Ruimte en Cultuur (ARC) Min. OCW in samenwerking met LNV, V&W en VROM. In paragraaf 2.9 van de Uitvoeringsagenda Nota Ruimte 2006 is positief gerapporteerd over de voortgang en realisatie van het ARC. |
5.4. Overzicht afgeronde onderzoeken
Onderzoek onderwerp | AD of OD | Start | Afgerond | Vindplaats | |
Beleidsdoorlichting | Ruimtelijk beleid | 4.3.1, 5.3.1, 5.3.2 | 2006 | 2006 | Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2006–2007, 30 800 XI, nr. 33) |
Effectenonderzoek ex post | Monitor Nota Ruimte | Alle OD Nota Ruimte | 2004 | 2006 | www.monitornotaruimte.nl |
Voortgang verstedelijking Vinex | Vinex | 2005 | 2006 | www.vrom.nl | |
Overig evaluatieonderzoek | Evaluatie Reconstructiewet (door min. LNV i.s.m. VROM) | OD 5.3.2 | 2006 | 2007 | |
Evaluatie functieverandering buitengebied | OD 5.3.2 | 2005 | 2006 | www.vrom.nl | |
Evaluatie bundelingsbeleid | OD 5.3.1 | 2005 | 2006 | www.vrom.nl | |
Evaluatie Nationale Landschappen | OD 5.3.2 | 2005 | 2006 | www.vrom.nl | |
Evaluatie voortgang NSP-projecten | OD 5.3.1 | 2006 | 2007 |
Artikel 6. Beperken van klimaatverandering en grootschalige luchtverontreiniging
6.1. Algemene beleidsdoelstelling
Klimaatverandering door menselijke beïnvloeding tegengaan en verzuring en andere milieuschadelijke emissies door de industrie, het verkeer en de binnenvaart beperken.
De algemene doelstelling is uitgewerkt in de volgende operationele doelstellingen:
• Realisatie Kyoto-doelstellingen.
• Beperken klimaatverandering door post-Kyoto afspraken.
• Beperken aantasting van de ozonlaag.
• Beperken verzuring en grootschalige luchtverontreiniging.
Doelbereiking en maatschappelijke effecten
In 2006 is vooruitgang geboekt bij het (inter)nationaal tegengaan van klimaatverandering door menselijke beïnvloeding, alsmede bij de bestrijding van verzuring en milieuschadelijke emissies. Dit blijkt ook uit het grotendeels realiseren van de geplande beleidsprestaties. Aan de EU is met betrekking tot nakoming van de NEC-richtlijn gerapporteerd, dat de daaruit voortvloeiende emissieplafonds met grote inspanningen waarschijnlijk kunnen worden gehaald.
Het behalen van de beleidsdoelstelling hing af van:
• Het bereiken van een voldoende werking van marktconforme instrumenten als emissiehandel.
• Internationale onderhandelingen over (middel)lange termijndoelen.
• Technische haalbaarheid van internationaal vastgestelde emissiereducties en -plafonds.
Wat betreft grootschalige luchtverontreiniging (uitvoering van de EU NEC-richtlijn) is de werking van het marktconforme instrument emissiehandel voldoende gebleken, zij het dat de realisatie van de emissieplafonds die uit de richtlijn voortvloeien, wordt bemoeilijkt door nieuwe inzichten over de daadwerkelijke emissies. Het doel zal waarschijnlijk bereikt worden, omdat er nog technisch haalbare maatregelen voorhanden zijn, maar deze vereisen grotere inspanningen dan verwacht.
6.2. Tabel budgettaire gevolgen van beleid
Beleidsartikel 6 (x € 1000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Realisatie 2002 | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Realisatie 2006 | Vastgestelde begroting 2006 | Verschil 2006 | |
Verplichtingen: | 230 253 | 151 873 | 147 558 | 70 035 | 94 269 | 46 797 | 47 472 |
Uitgaven: | 34 588 | 37 202 | 45 927 | 78 114 | 68 603 | 85 357 | – 16 754 |
Programma: | 27 981 | 30 834 | 40 021 | 73 155 | 64 080 | 80 808 | – 16 728 |
Realisatie Kyoto klimaatverplichtingen: | 18 939 | 22 605 | 30 040 | 65 739 | 46 045 | 72 433 | – 26 388 |
Binnenlandse klimaatinstrumenten | 14 924 | 15 929 | 28 559 | 40 720 | 23 516 | 28 433 | – 4 917 |
Clean Development Mechanism | 4 015 | 6 676 | 1 481 | 25 019 | 22 529 | 44 000 | – 21 471 |
Beperken klimaatverandering door post-Kyoto afspraken: | 2 930 | 2 693 | 4 000 | 3 853 | 12 047 | 3 465 | 8 582 |
Beperken klimaatverandering door post-Kyoto afspraken | 2 930 | 2 693 | 4 000 | 3 853 | 12 047 | 3 465 | 8 582 |
Beperken aantasting van de ozonlaag: | 0 | 0 | 0 | 0 | 57 | 0 | 57 |
Beperken aantasting van de ozonlaag | 0 | 57 | 57 | ||||
Beperken van verzuring en grootschalige luchtverontreiniging: | 5 506 | 5 536 | 5 981 | 3 563 | 5 931 | 4 910 | 1 021 |
Beperken van verzuring en grootschalige luchtverontreiniging | 5 506 | 5 536 | 5 981 | 3 563 | 5 931 | 4 910 | 1 021 |
Stimulering opzet digitale bestemmingsplannen* | 606 | 0 | |||||
Apparaat: | 6 607 | 6 368 | 5 906 | 4 959 | 4 523 | 4 549 | – 26 |
Apparaat: | 0 | ||||||
Apparaat artikel 6 (DGM) | 6 607 | 6 368 | 5 906 | 4 959 | 4 523 | 4 549 | – 26 |
Ontvangsten: | 0 | 0 | 2000 | 0 | 9 261 | 0 | 9 261 |
* Oud instrument dat na 2002 is komen te vervallen
Binnenlandse klimaatinstrumenten
Bij de eerste suppletore begroting 2006 hebben op dit instrument enkele correcties plaatsgevonden naar aanleiding van de conversie naar de nieuwe artikelstructuur. Bij de tweede suppletore begroting 2006 hebben enkele kleine wijzigingen plaatsgevonden die per saldo neerkomen op een neerwaartse bijstelling van ca. € 1,9 mln. De budgetverlagingen bij eerste en tweede suppletore zijn ten dele gecompenseerd door hogere uitgaven bij Bestuursakkoord Nieuwe Stijl (BANS) van ca. € 4,4 mln. Uiteindelijk resteert hierdoor een onderschrijding van € 4,9 mln.
Clean Development Mechanism (CDM)
Bij de tweede suppletore begroting 2006 is aangegeven dat door het later contracteren en registreren van CDM-projecten en als gevolg daarvan latere levering van Certified Emission Reduction (CER’s) dan oorspronkelijk werd verwacht, het kasbudget in 2006 niet volledig uitgeput zou worden. Uiteindelijk resteert hierdoor een onderschrijding van€ 21,5 mln.
Beperken klimaatverandering door post-Kyoto afspraken
De overschrijding van ca. € 8,5 mln op dit instrument wordt met name veroorzaakt door een toevoeging van € 8,0 mln aan FES-middelen ten behoeve van het project Klimaat voor Ruimte. Bij de eerste suppletore begroting 2006 is de meerjarige reeks voor het BSIK-project Klimaat voor Ruimte aan de begroting toegevoegd.
6.3. Operationele doelstellingen
6.3.1 Realisatie Kyoto-klimaatverplichtingen (2008–2012)
Doel is om klimaatverandering door menselijke beïnvloeding tegen te gaan.
In 2006 zijn de nodige prestaties geleverd die er toe zullen leiden dat Nederland zijn Kyoto-klimaatverplichtingen realiseert in de periode 2008–2012. In vervolg op de Evaluatienota Klimaat-beleid uit 2005 is een nadere integrale afweging gemaakt ten aanzien van het Nederlandse klimaatbeleid gericht op het halen van de Kyoto-doelstelling. De conclusie is dat Nederland goed op koers ligt. Het ziet er naar uit dat zowel de binnenlandse emissiedoelstelling als de buitenlandse doelstelling voor Joint Implementation (JI) en CDM met voldoende zekerheid kan worden gehaald. In verband met de hogere emissies in de sector verkeer is het aandeel biobrandstoffen in motor-brandstoffen verhoogd naar 5,75% in 2010. Hiermee wordt de zekerheid van het halen van de streefwaarde voor de sector verkeer groter.
NB: Bepaalde maatregelen die genomen worden ter uitvoering van de Beleidsnota Verkeers-emissies en die genoemd worden bij operationeel doel 8.3.4 Bevorderen van duurzame mobiliteit (zie aldaar), dragen tevens bij aan het realiseren van de Kyoto-klimaatverplichtingen.
Instrumenten/Prestaties | |
---|---|
Jaar 2006 | Realisatie |
Instrumenten: | |
Wet- en regelgeving: Wet milieubeheer (verruimde reikwijdte onderdeel energie), EU-Verordening F-gassen (in ontwerp), Bouwbesluit, EU-richtlijn Energieprestatie gebouwen, diverse EU-richtlijnen op het gebied van energie, EU-richtlijn emissiehandel broeikasgassen, EU-beschikking monitoring broeikasgasemissies. | Ja |
Subsidies: Subsidieregelingen ROB en BANS en (bij doel 8.3.4 opgenomen) KOMPAS. | Ja |
Aankopen van CO2-kredieten: Clean Development Mechanism. | Ja |
Fiscale maatregelen: Energiebelasting, Energie Investeringsaftrek, Groen Beleggen, Milieu Investerings Aftrek. | Ja |
Convenanten: BANS uitvoering klimaatbeleid, Benchmarking Energie-efficiency, Meerjarenafspraak Energiebesparing II, CO2-reductie bij kolencentrales, Glami-convenant. | Ja |
Voorlichting: via VROM-website en websites van uitvoerings-organisaties. | Ja |
Prestaties: | |
Uitvoeren acties uit 2e Evaluatienota Klimaatbeleid (nota is in oktober 2005 aan de Tweede Kamer toegezonden). | Ja |
Implementeren van het «National System» (verplichting Kyoto-protocol). | Ja |
Aanleveren voorstel Assigned Amount Nederland aan EC. | Ja |
Aanleveren definitief voorstel Assigned Amount Nederland aan UNFCCC. | Ja |
Rapporteren aan de UNFCCC inzake Demonstrable Progress. | Ja |
Rapporteren aan de UNFCCC inzake National Communication. | Ja |
Implementeren van de EU-verordening F-gassen. | Ja |
Emissiehandel faciliteren: toezenden 2e allocatieplan naar EU-Cie, repareren van wet- en regelgeving, startnotitie uitbrengen voor de evaluatie, en opdrachtverlening aan NEa. | Ja |
CDM: Afdekking van de Nederlandse reductiedoelstelling zo goed als volledig met getekende koopcontracten in 2006. | Ja |
CDM: Registratie door de Executive Board van de UNFCCC van voor Nederland relevante CDM-projecten en certificatie van de gegenereerde emissiereducties. | Ja |
CDM: Medio 2006 levering van de eerste gecertificeerde emissiereducties door de Executive Board aan Nederland. | Ja |
Naast de hierboven beschreven instrumenten en prestaties heeft er ook een evaluatie van het Reductieplan Overige Broeikasgassen (ROB) plaatsgevonden. Hierin is geconcludeerd dat met het ROB een extra impuls is gegeven op weg naar het realiseren van de streefwaarde voor de overige broeikasgassen. Er zijn ook twee activiteiten gericht op de burger uitgevoerd. Dit betreft het zogenaamde Burgerplatform klimaat en energie en een pilot energiebox. Afhankelijk van het succes van de pilot zal in 2007 een nationale uitrol plaatsvinden. Op de langere termijn streeft Nederland naar een meer duurzame energiehuishouding (energietransitie), waarvan innovatie een belangrijk onderdeel uitmaakt. Als onderdeel van het convenant kerncentrale Borssele is een zogenoemd duurzaamheidspakket ontwikkeld van in totaal € 500 mln waarmee een impuls aan de verdere verduurzaming van de energievoorziening wordt gegeven met een totale CO2-reductie van ruim 1,4 Mton per jaar in de periode 2006–2012. Tot slot is er met het oog op de toekomst een Potentieelverkenning klimaatdoelstellingen en energiebesparing tot 2020 opgesteld, waarin de mogelijkheden zijn verkend om de binnenlandse emissies van broeikasgassen en het energiegebruik tot 2020 te verminderen. Schoon fossiel speelt hierin een belangrijke rol. In 2006 zijn diverse verkenningen gestart naar de haalbaarheid hiervan.
Begin 2004 zijn de streefwaarden voor de sectorale verdeling van het binnenlandse emissieniveau per 2010 vastgesteld. Eind 2005 zijn deze aangepast naar aanleiding van de Evaluatie nota Klimaatbeleid. In april 2006 zijn ze opnieuw aangepast naar aanleiding van de aanpassing van deemissiefactor voor aardgas. In onderstaande tabel staan de nieuwe streefwaarden:
Tabel 6.1 Prestatiegegevens 2010 binnenlands klimaatbeleid | |
---|---|
Industrie/electriciteit | 109,2 Mton |
Landbouw | 8,2 Mton |
Gebouwde omgeving | 28,3 Mton |
Verkeer | 38,7 Mton |
Totale max. CO2-emissie | 186 Mton |
Overige broeikasgassen | 35,4 Mton |
Emissies bossen | 0,1 Mton |
Maximale emissie broeikasgassen | 220 Mton |
Af: aankoop rechten JI/CDM | 20 Mton |
Kyoto-doel (bij 6% reductie) | 200 Mton |
Bron: «Klimaatbrief 2006» d.d. 21 april 2006 (Kamerstukken II, 2005–2006, 28 240, nr. 43)
In de klimaatbrief 2006 is gemeld dat, rekening houdend met de extra maatregelen waartoe werd besloten, nog steeds geldt dat het Kyoto-doel met 90% zekerheid gehaald zal worden. In de Milieubalans 2007 zal het MNP op basis van de tussenrealisaties zijn actuele prognose opnemen.
Toelichting inzake CDM (ook m.b.t. tabel 6.4 uit de begroting 2006):
In 2006 is de CDM-taakstelling nagenoeg afgedekt met raamcontracten bij diverse banken (o.a. Wereldbank, IFC, CAF), die ieder een deel van de taakstelling voor hun rekening nemen. Sinds de inwerkingtreding van het Kyoto Protocol en de start van de Europese emissiehandel is de concurrentie op de JI- en CDM-markt flink toegenomen, hetgeen een prijsopdrijvend effect op de CDM-markt teweeg heeft gebracht. Om de positie van Nederland in deze markt niet te verzwakken is het ongewenst gedetailleerde informatie over de voortgang van contractering op projectbasis openbaar te maken.
Overigens zijn in oktober de eerste gecertificeerde emissiereducties op de Nederlandse rekening in het CDM register van de Verenigde Naties bijgeschreven.
6.3.1.1 Instelling baten-lastendienst Nederlandse Emissieautoriteit (NEa)
De NEa houdt toezicht op de handel in emissierechten in Nederland en voert daarnaast andere (wettelijke) taken uit. De wettelijke basis voor de NEa is gelegd via een aanpassing van hoofdstuk 2 van de Wet milieubeheer (Wm). Vanaf 1-1-2006 heeft de NEa vooralsnog voor twee jaar de status van tijdelijke baten-lastendienst (onderdeel van het ministerie van VROM). Financiering van de NEa vindt plaats via opdrachtverlening door VROM, ten laste van het budget van dit beleidsartikel 6. De overgang naar een baten-lastendienst heeft geen gevolgen gehad voor de doelstelling en de taken van de NEa. In 2006 is van beide zijden (opdrachtgever en opdrachtnemer) stevig geïnvesteerd in de verdere professionalisering van de werkrelatie. Voor een verdere toelichting over de uitvoering 2006 door de NEa als nieuwe baten-lasten dienst wordt verwezen naar de jaarrekening: toelichting baten-lastendienst NEa.
6.3.2 Beperken klimaatverandering door Post-Kyoto afspraken
Doel is om klimaatverandering door menselijke beïnvloeding ook op lange termijn tegen te gaan.
Het doelbereik wordt stapsgewijs dichterbij gebracht door actieve milieudiplomatie en onderhandelingen. Nederland heeft in 2006 actief onderhandeld zowel binnen als buiten de EU en de VN met betrekking tot de internationale agendering en aanpak van het klimaatprobleem. Internationaal zijn nadere afspraken gemaakt over de uitvoering van het Kyoto-protocol, onder andere over verbetering van CDM, de werkzaamheden van het nalevingscomité, de werkingssfeer van het Speciale Klimaatfonds (Special Climate Change Fund) en het beheer van het adaptatiefonds. Daarnaast zijn verdere afspraken ten aanzien van de uitvoering van het Klimaatverdrag gemaakt, zoals een adaptatiewerkprogramma. Wat betreft onderhandelingen in VN verband over de periode na 2012 is op basis van de besluiten van de VN klimaatconferentie in Montréal, de Ad Hoc Werkgroep voor toekomstige verplichtingen voor industrielanden onder het Kyoto-protocol met zijn werkzaamheden gestart. Voorts is de eveneens in Montreal afgesproken «Conventiedialoog» aangevangen. In deze dialoog wordt niet onderhandeld, maar worden in workshops visies uitgewisseld over hoe de activiteiten onder het Klimaatverdrag zouden kunnen worden geïntensiveerd. Deze dialoog loopt nog door tot eind 2007. Dat Nederland actief is binnen de UNFCCC blijkt ook uit feit dat Nederland vertegenwoordigd is in drie belangrijke organen: de CDM executive board, het Toezichthoudende Comité voor Joint Implementation en het Nalevingscomité.
Instrumenten/Prestaties | |
---|---|
Jaar 2006 | Realisatie |
Instrumenten: | |
Voorlichting: VROM-website en vraagbeantwoording. | Ja |
Grote onderzoeksprogramma’s: Bsik-programma Klimaat voor Ruimte (VROM penvoerder). | Ja |
Kennisoverdracht en -ontwikkeling: National Research Programme on Climate Change (NRP-CC), inbreng in IPCC. | Ja |
Bestuurlijk overleg en de resultaten daarvan (afspraken, convenanten): formele en informele internationale overleggen en afspraken. | Ja |
Prestaties: | |
In interdepartementaal verband ontwikkelen en vaststellen van Nederlandse standpunten ten behoeve van internationale afspraken in EU-, OECD-, IPCC-, ICAO (International Civil Aviation Organisation), IMO- en VN-verband, en op basis daarvan agenderen, organiseren en onderhandelen (informeel en in de genoemde fora). | Ja |
Inhoudelijke en financiële inbreng leveren in IPCC en in de onderzoeksprogramma’s NRP-CC en Klimaat voor Ruimte. | Ja |
Bevorderen van een internationale aanpak van bunkeremissies CO2 van zeescheepvaart en luchtvaart (een onderwerp dat niet gedekt is in de Kyoto-periode). | Ja |
Naast de officiële onderhandelingen in het kader van de UNFCCC is een aantal informele ministeriële bijeenkomsten georganiseerd met de belangrijkste spelers in het klimaatdebat, waaronder de staatssecretaris van VROM. Ook op ambtelijk niveau vonden besprekingen plaats over toekomstig klimaatbeleid, bijvoorbeeld in de Glion-dialoog, waarin overheden uit industrie-landen en ontwikkelingslanden samen met het internationale bedrijfsleven en multilaterale banken naar mogelijke oplossingen zoeken. Wanneer de formele en informele besprekingen zullen leiden tot harde afspraken is onzeker. De EU wil graag, maar grotere ontwikkelingslanden en de VS zijn vooralsnog erg terughoudend. Het voorbereidende werk van Nederland (mede in EU-verband) betrof in 2006 onder andere het volgende:
• Vastlegging van de Europese visie op toekomstig klimaatbeleid in Milieuraadconclusies en conclusies van de Regeringsleiders.
• Uitvoeren van een Interdepartementaal Beleidsonderzoek ten aanzien van de Nederlandse inzet op het toekomstige klimaatbeleid, zowel binnen als buiten VN-verband. Financiën was hier penvoerder, samen met VROM.
• Levering van actieve bijdragen aan informele en formele discussies op alle relevante internationale niveaus (inclusief EU) over onder andere verbreding van het klimaatbeleid naar andere beleidsvelden (zoals energie en innovatie) en verbreding en verdieping van de klimaatdoelstellingen.
• Actieve Nederlandse bijdrage aan de werkgroepen in het European Climate Change Programme, waarin verschillende EU-interne maatregelen worden voorbereid over het toekomstig klimaatbeleid. Deze discussie zal begin 2007 worden geïntensiveerd met het verschijnen van een EU-Groenboek over toekomstig klimaatbeleid.
• Levering van actieve bijdrage aan het werk van het IPCC, specifiek in 2006 de overheidsreview van de rapporten van de drie werkgroepen van het IPCC die werken aan het vierde assessment-rapport dat in 2007 zal uitkomen. Het gaat hierbij om onderzoek naar de oorzaken, gevolgen en mogelijke oplossingen van het klimaatprobleem. De voorzitter en de ondersteuning van werkgroep 3 (oplossingen) wordt door Nederland gefinancierd.
• Initiëren en financieren van onderzoek waarin opties voor toekomstig klimaatbeleid worden verkend en informatie wordt samengebracht voor het onderbouwen van beleidskeuzes, onder andere via het programma Wetenschappelijke Assessment en Beleidsanalyse. Daarnaast wordt fundamenteel klimaatonderzoek ondersteund.
• Organisatie van de conferentie Make Markets Work for Climate samen met de Wereldbank, Shell en ABNAMRO om internationaal meer aandacht te vestigen op de rol van de markt in het klimaatbeleid.
6.3.3 Beperken aantasting van de ozonlaag
Doel is om gezondheidsproblemen, met name huidkanker, te voorkomen. Er is een nauwe relatie tussen aantasting van de ozonlaag en klimaatverandering door menselijke beïnvloeding.
Onder het Montreal Protocol, dat inmiddels vier maal geamendeerd is, zijn vérgaande afspraken gemaakt over de uitfasering van ozonlaagafbrekende stoffen. Wereldwijd wordt het protocol als één van de meest succesvolle milieuverdragen beschouwd, gegeven de bereikte reducties.
Naar verwachting zal de ozonlaag rond 2050 hersteld zijn, al zal het herstel van het gat boven Antarctica meer tijd vragen (± 2065). Toch moet er nog veel gebeuren om die verwachting waar te maken.
Instrumenten/Prestaties | |
---|---|
Jaar 2006 | Realisatie |
Instrumenten: | |
Wet- en regelgeving: EU-Verordening 2037, Besluit Ozonlaagafbrekende stoffen Wms 2003, Bestrijdingsmiddelenwet 1962 (methylbromide), Regeling Lekdichtheidsvoorschriften koelinstallaties 1997 (CFK’s/HCFK’s). | Ja, de Regeling |
Lekdichtheidsvoorschriften koelinstallaties in de gebruiksfase 2006 is vastgesteld en vervangt de RLK 1997. | |
Voorlichting: Overleg met betrokken bedrijven en branchevereni- gingen. | Ja |
Kennisoverdracht en -ontwikkeling: Overdracht van kennis over in Nederland ontwikkelde en toegepaste alternatieven (bijvoorbeeld voor methylbromide). | Ja |
Bestuurlijk overleg en de resultaten daarvan (afspraken, convenanten): Regulier en op ad hoc basis overleg met verschillende betrokken branches en departementen. Formele internationale overleggen en afspraken. | Ja |
Prestaties: | |
Vervullen van een actieve rol van Nederland in het overleg gericht op het bereiken van wereldwijde daling van het gebruik van methylbromide. | Ja |
Invoeren van eliminatiedata voor kritische toepassingen halon in de EU-Verordening. | Nee, het eindconcept van de review van de toepassingen van halon is pas begin december gereedgekomen. In 2007 zal de besluitvorming hierover plaatsvinden. |
Maken van mondiale en Europese afspraken over n-propylbromide consumptie en productie. | Nee, de gegevens over consumptie en productie van n-propylbromide, die door Partijen aan het Technisch en Economische Assessment Panel (TEAP) onder het Montreal Protocol beschikbaar zijn gesteld waren onvoldoende nauwkeurig om aanbevelingen te kunnen doen aan de Bijeenkomst der Partijen bij het Montreal Protocol. In 2007 zal o.a. in het kader van de discussie over de toekomst van het Montreal Protocol verder worden gesproken over mogelijke afspraken over de regulering van deze stof. |
Afspreken van internationale aanpak van productie en consumptie van HCFK’s. | Nee, tot nu toe hebben de discussies over dit onderwerp nog niet geleid tot verdergaande afspraken. In 2007 staat verdere uitfasering van HCFK’s hoog op de agenda van zowel de EU als het Montreal Protocol. |
Onder de werking van het Montreal Protocol brengen van nieuwe ozonlaagafbrekende stoffen. | Nee, het voorstel van de EU om de procedures om nieuwe stoffen op te nemen in het Montreal Protocol te versnellen is in 2006 niet langer besproken, gezien de weerstand voor dit voorstel van andere partijen onder het Montreal Protocol en het belang om overeenstemming te bereiken over andere onderwerpen zoals de beperking van de uitzonderingen voor de productie en het gebruik van methylbromide en CFK’s en de agenda voor de discussie over de toekomst van het Montreal Protocol. Wel is TEAP gevraagd om meer informatie te verstrekken over niet-gereguleerde stoffen die de ozonlaag aantasten (zoals n-propylbromide). |
Goedkeuring bewerkstelligen van eventuele wijzigingen van het Montreal Protocol. | Nee, er zijn geen wijzigingsvoorstellen gedaan in 2006. |
Implementeren van internationale afspraken in Verordening (EG) nr. 2037/2000, inzake ozonlaag afbrekende stoffen. | Nee, de internationale afspraken in 2006 behoeven geen aanpassing van de regelgeving. Wel is gestart met de voorbereiding van de review van de verordening in 2007. |
De prestaties 2006 waren in hoofdzaak gericht op twee centrale uitdagingen voor de internationale gemeenschap:
• De laatste stappen van de totale uitfasering door ontwikkelde landen.
• De implementatie en de naleving door ontwikkelingslanden van hun steeds strenger wordende uitfaseringsverplichtingen.
Deze twee uitdagingen waren dan ook de rode draad in de agenda en onderhandelingen van de 18e Bijeenkomst der Partijen onder het Montreal Protocol (MOP 18), welke is voorafgegaan door de 26e Open Ended Working Group (OEWG26). Nederland kan redelijk tevreden terugkijken op hetgeen tijdens deze MOP18 bereikt is. Een groot aantal door de EU ingediende voorstellen heeft geleid tot een besluit door de partijen bij het Montreal Protocol. Nederland heeft hierbij ingezet op minimalisering van de uitzonderingen voor CFK’s en methylbromide, ook voor de Europese lidstaten. Daarnaast heeft Nederland kunnen bijdragen aan praktische voorstellen voor de oplossing van nalevingproblemen ten aanzien van voorraadvorming van gereguleerde stoffen zonder daarbij de milieu-integriteit van het protocol in gevaar te brengen.
Daarnaast heeft Nederland een actieve bijdrage geleverd in Europees overleg onder het uitvoerend comité van Verordening 2037/2000. Dit heeft er onder meer toe geleid dat de kritische toepassing van methylbromide voor de behandeling van aardbeienplanten in Nederland in 2007 nog is goedgekeurd, maar in 2008 beëindigd wordt. Daarnaast zijn de resultaten van de review van eliminatiedata voor de kritische toepassing van halon besproken en een versnelling van de uitfasering van het gebruik van HCFK’s in de EU. Besluitvorming hierover vindt plaats in 2007.
Nederland heeft kunnen voldoen aan alle rapportageverplichtingen over de omvang van de consumptie, de productie en voorraden van gereguleerde stoffen. Deze waren naar tevredenheid van zowel het Ozon Secretariaat (productie, export en process agents) als de Europese Commissie (halon, methylbromide QPS en vernietiging/recycling & hergebruik). Nederland voldoet daarmee aan de afspraken in het Montreal Protocol evenals de verplichtingen onder de Verordening 2037/2000.
6.3.4 Beperken verzuring en grootschalige luchtverontreiniging
Doel is om verzuring en andere milieuschadelijke emissies door de industrie, het verkeer en de binnenvaart te beperken.
In de «NEC-rapportage 2006», die op 27 november 2006 aan de Tweede Kamer is aangeboden, is gesteld, dat met het huidige vastgestelde beleid èn het pijplijnbeleid de tussendoelen voor 2010 voor verzuring en grootschalige luchtverontreiniging net wel of net niet worden gehaald (Kamerstukken II, 2006–2007, 28 240, nr. 66). Zie ook de onderstaande tabel met effect-indicatoren.
Instrumenten/Prestaties | |
---|---|
Jaar 2006 | Realisatie |
Instrumenten | |
Wet- en regelgeving: Kaderrichtlijn Lucht, omzetting dochterrichtlijnen Lucht, Besluit Emissie Eisen Stookinstallaties (BEES) etc., alsmede NOx-emissiehandel. | Ja, m.u.v. actualisatie BEES hetgeen gerelateerd is aan de NEC-richtlijn; zal medio 2007 gereed zijn (afhankelijk van volgend kabinet). |
Subsidiesverlening: stimuleringsregeling voor roetfilters en NOx-katalysatoren. | Ja |
Fiscale maatregelen: stimulering euro 4/5-motoren voor vrachtauto’s. | Ja |
Voorlichting: gekoppeld aan uitvoeringsnotities «luchtkwaliteit» en «verzuring en grootschalige luchtverontreiniging». | Ja |
Grote onderzoeksprogramma’s: onderdeel van ECN Milieu-onder- zoeksprogramma, RIVM-MNP en RIVM-MEV. | Ja |
Kennisoverdracht en -ontwikkeling: via de uitvoeringsprogramma’s voor de Nota verkeersemissies en het Luchtkwaliteitsplan. | Ja |
Bestuurlijk overleg en de resultaten daarvan (afspraken, convenanten): interdepartementale afstemming, informatie-uitwisseling met bedrijfsleven, IPO, VNG en milieubeweging. | Ja |
Prestaties: | |
Vaststellen van Nederlands standpunt voor besluitvorming review NEC-richtlijn (in 2006). | Nee, start gemaakt met het voorbereidingsproces. Interdepartementale afstemming gestart, overleg met de stakeholders gestart, onderbouwingsonderszoeken gestart. Nederlands standpunt naar verwachting april 2007 gereed. |
Opstellen van Voortgangsnotitie «Emissieplafonds, verzuring en grootschalige luchtverontreiniging 2006» voor EC en Tweede Kamer. | Ja, zie voor de stand van zaken onderstaande tabel uit de NEC-Rapportage 2006 (Kamerstukken II, 2006–2007, 28 240, nr. 66). |
Evalueren van het Goteborg ECE Protocol tegen verzuring, afgesloten onder het verdrag tegen grensoverschrijdende luchtverontreiniging (evaluatie in navolging van NEC; afronding in 2006). | Nee, proces is wel in voorbereiding; zal in 2007 worden afgesloten. |
Evalueren van de ECE-protocollen voor de stoffen HM en POP’s (afronding in 2006). | Nee, proces is wel in voorbereiding; zal in 2007 worden afgesloten. |
Herijken BEES (afronding van besluitvorming over normen). | Nee, actualisatie BEES is gerelateerd aan de NEC-richtlijn; zal medio 2007 gereed zijn (afhankelijk van volgend kabinet). |
Wijzigen van het Besluit Verbranden Afvalstoffen (BAT-referentiedocument). | Nee, mede i.r.t. actualisatie BEES nu begin 2007 voorzien. |
Het jaar 2006 heeft in het teken gestaan van de onderhandelingen over de concept-Richtlijn Luchtkwaliteit. Er werd vanuit een goed gecoördineerde interdepartementale afstemming zeer actief gelobbyed. Ook werden bijna alle lidstaten bezocht en zijn er zowel op ambtelijk als op politiek niveau contacten onderhouden met de Europese Commissie en met het Europarlement.
Dit alles leverde een aantal voor Nederland gunstige wijzigingen in de concept-Richtlijn op. Zo werd de aftrek van zeezout opgenomen in de Richtlijn, worden de monitoringseisen aangepast en geharmoniseerd, is het toepasbaarheidsbeginsel (overal op het grondgebied) iets versoepeld door minder te hoeven monitoren, is het stand-still-beginsel (milieukwaliteit niet verder verslechteren) zodanig aangepast dat onze salderingsaanpak mogelijk blijft en is de grenswaarde PM2,5 omgezet in een streefwaarde. Helaas is het Nederland niet gelukt voldoende uitstel te krijgen om de normen ook daadwerkelijk tijdig te kunnen halen. Ook vindt Nederland dat de lijn tussen de opgelegde normen voor de lidstaten en de Europese instrumenten die de Commissie beschikbaar moet stellen (het «bronbeleid») onvoldoende hard in de Richtlijn is opgenomen. Nederland heeft er tot het eind toe op aangedrongen dit uitstel met 1 à 2 jaar extra te verlengen.
Dit heeft ertoe geleid dat de Milieuraad van oktober 2006 zich heeft uitgesproken voor de concept-Richtlijn, waarbij Nederland heeft aangegeven deze Richtlijn op onderdelen (namelijk de hoogte van de norm in relatie tot het mogelijke uitstel) niet te kunnen aanvaarden.
In 2007 zal de 2e lezing met het Europees Parlement plaatsvinden. De Nederlandse inzet zal erop gericht zijn via deze lijn alsnog een versoepeling van de uitstelregeling te bereiken en zo mogelijk de lijn met bronbeleid hard in de Richtlijn op te nemen.
In november is het nationale luchtkwaliteitsperspectief (Kamerstukken II, 2006–2007, 30 175, nr. 22) naar de Kamer en naar de Europese Commissie gezonden. Hierin is een actuele stand van zaken gegeven over de mate waarin Nederland aan de eisen voor luchtkwaliteit kan voldoen. Conclusie is dat in 2005 nog niet overal aan deze eisen kon worden voldaan.
Met de evaluaties van de UN-ECE-protocollen is in 2006 een begin gemaakt. Oorzaak hiervan ligt bij de ECE; het voorbereidende werk kostte daar meer tijd. Vanuit Nederland is wel gewerkt aan het actualiseren van de desbetreffende dossiers. De evaluatie zal nu in 2007 plaatsvinden en naar verwachting in 2008 worden afgerond.
NB: Bepaalde maatregelen die genomen worden ter uitvoering van de Beleidsnota Verkeersemissies en die genoemd worden bij operationeel doel 8.3.4 – Bevorderen van duurzame mobiliteit (zie aldaar), dragen tevens bij aan de beperking van verzuring en grootschalige luchtverontreiniging.
Indicatoren voor mate van doelbereik voor verzuring en grootschalige luchtverontreiniging
Emissieplafonds verzurende stoffen in Kton | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
stof | raming MNP 2010 | nieuwe inzichten | pijplijnbeleid | bijgestelde raming | NEC plafond | resterend beleidstekort |
SO2 | 66 | 0 | – 15 | 51 | 50 | 1 |
NOx | 277 | – 7 tot – 11 | – 1 | 269 tot 265 | 260 | 5–9* |
NH3 | 126 | 0 | 0 | 126 | 128 | geen |
NMVOS | 162 | + 0 tot +1 | 0 | 162 tot 163 | 185 | geen |
* Dit is excl. de aftrek van «cycle bypassing», groot ca. 10 Kton Bron: «NEC-rapportage 2006», d.d. 27 november 2006
Voor de middellange termijn (2010) zijn tussendoelen vastgesteld voor luchtkwaliteit en emissies. De NEC-plafonds SO2 en NOx worden volgens de NEC-rapportage met het huidige vastgestelde beleid èn het pijplijnbeleid net wel of net niet gehaald. Veel zal afhangen van de uitvoering van het Nationale Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit. Met meeneming van alle nieuwe ontwikkelingen lijken ook deze plafonds in 2010 te kunnen worden gerealiseerd. Er blijven zorgen over het behalen van de plafonds voor NOx. Er worden enkele aanvullende maatregelen geïnventariseerd, waarover een nieuw kabinet in 2007 moet beslissen. Hierover is aan de Tweede Kamer gerapporteerd (Kamerstukken II, 2006–2007, 28 240, nr. 66).
In de zomer van 2006 zijn de emissiegegevens van verzurende en luchtverontreinigende stoffen voor 2004 definitief vastgesteld door het Milieu en het Natuurplanbureau (MNP). Deze gegevens zijn opgenomen in tabel 6.4 van de begroting 2006. In het voorjaar van 2007 zijn nog geen nieuwe emissiegegevens over 2005 (en 2006) beschikbaar. Daarom is de tabel met gerealiseerde emissies (van 1980 t/m 2004) uit de begroting niet opnieuw in het jaarverslag 2006 opgenomen.
6.4. Overzicht afgeronde onderzoeken
Onderzoek onderwerp | AD of OD | Start | Afgerond | Vindplaats | |
Effectenonder- zoek ex post | Klimaatbeleid | OD 6.3.1OD 6.3.2 | Januari 2005 | Oktober 2005 | Tweede Kamer (Kamerstukken II 2005–2006, 28 240, nr. 27) |
Reductieplan Overige Broeikasgassen | OD 6.3.1 | Augustus 2005 | Februari 2006 | Tweede Kamer (Kamerstukken II 2005–2006, 28 240, nr. 47) | |
Overig evaluatieonderzoek | Voortgangsnotitie lucht | OD 6.3.4 | April 2006 | Oktober 2006 | Tweede Kamer (Kamerstukken II 2006–2007, 30 175, nr. 21) |
Actualisatie NLP 2005 | OD 6.3.4 | Januari 2006 | November 2006 | Tweede Kamer (Kamerstukken II 2006–2007, 30 175, nr. 22) | |
NEC-plafonds (t.b.v. NEC-richtlijn) | OD 6.3.4 | April 2006 | November 2006 | Tweede Kamer (Kamerstukken II 2006–2007, 28 240, nr. 66) |
Artikel 7. Verbeteren milieukwaliteit van water en bodem
7.1. Algemene beleidsdoelstelling
Doel is om de verbetering van de milieukwaliteit van water en bodem te bevorderen, alsmede om een duurzame milieukwaliteit van het bodem- en watersysteem te realiseren. En om in samenhang daarmee:
• Gebiedsspecifieke rijksmilieudoelen te realiseren.
• Een ecologisch duurzame landbouw te realiseren.
• Een optimale waterketen veilig te stellen.
• Een verantwoord gebruik van de bodem te garanderen.
De algemene doelstelling is uitgewerkt in de volgende operationele doelstellingen:
• Verbeteren milieukwaliteit bodem.
• Saneren van verontreinigde bodems.
• Verbeteren milieukwaliteit water.
• Bevorderen gebiedsspecifieke milieumaatregelen in het landelijk gebied.
• Bevorderen van duurzame landbouw.
Doelbereiking en maatschappelijke effecten
In 2006 zijn stappen gezet in de verduurzaming van het gebruik van het bodem- en watersysteem. Het bereiken van de vereiste ecologische situatie kent een tijdshorizon van decennia (zie Milieubalans 2006 van het MNP). De belangrijkste resultaten in 2006 zijn samengevat onder de operationele doelstellingen.
Het behalen van deze doelstelling hangt af van voldoende maatschappelijk draagvlak in binnen- en buitenland voor de noodzakelijke milieumaatregelen en de daarmee samenhangende gedragswijzigingen van burgers, bedrijven en instellingen. Het maatschappelijk draagvlak wisselt van dossier tot dossier. In het algemeen geldt dat aanscherpingen van de milieusuccessen, die tot kostenstijgingen leiden, op de nodige maatschappelijke weerstand stuiten.
7.2. Tabel budgettaire gevolgen van beleid
Beleidsartikel 7 (x € 1000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Realisatie 2002 | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Realisatie 2006 | Vastgestelde begroting 2006 | Verschil 2006 | |
Verplichtingen: | 252 445 | 48 073 | 59 916 | 727 317 | 64 126 | 156 967 | – 92 841 |
Waarvan garantieverplichtingen | 331 | ||||||
Uitgaven: | 163 206 | 172 805 | 176 394 | 136 870 | 159 782 | 137 465 | 22 317 |
Programma: | 157 573 | 167 445 | 171 521 | 131 899 | 155 085 | 133 000 | 22 085 |
Verbeteren van de milieukwaliteit van de bodem: | 4 959 | 2 670 | 1 154 | 1 532 | 3 426 | 1 436 | 1 990 |
Verbeteren van de milieukwaliteit van de bodem | 4 959 | 2 670 | 1 154 | 1 532 | 3 426 | 1 436 | 1 990 |
Saneren van verontreinigde bodems: | 146 647 | 159 170 | 165 527 | 123 471 | 148 214 | 120 469 | 27 745 |
Saneren van verontreinigde bodems | 146 647 | 159 170 | 165 527 | 123 471 | 148 214 | 120 469 | 27 745 |
Verbeteren van de milieukwaliteit van water: | 653 | 697 | 510 | 660 | 1 495 | 763 | 732 |
Verbeteren van de milieukwaliteit van water | 653 | 697 | 510 | 660 | 1 495 | 763 | 732 |
Bevorderen van gebiedsspecifieke milieumaatregelen in het landelijke gebied: | 653 | 847 | 510 | 2 869 | 909 | 6 634 | – 5 725 |
Bevorderen van gebiedsspecifieke milieumaatregelen in het landelijke gebied | 653 | 847 | 510 | 2 869 | 909 | 6 634 | – 5 725 |
Bevorderen van duurzame landbouw: | 4 661 | 4 061 | 3 820 | 3 367 | 1 041 | 3 698 | – 2 657 |
Bevorderen van duurzame landbouw | 4 661 | 4 061 | 3 820 | 3 367 | 1 041 | 3 698 | – 2 657 |
Apparaat: | 5 633 | 5 360 | 4 873 | 4 971 | 4 697 | 4 465 | 232 |
Apparaat: | |||||||
Apparaat artikel 7 (DGM) | 5 633 | 5 360 | 4 873 | 4 971 | 4 697 | 4 465 | 232 |
Ontvangsten: | 27 553 | 46 729 | 24 803 | 469 | 23 827 | 0 | 23 827 |
Saneren van verontreinigde bodems
De overschrijding van ca. € 27,7 mln op dit instrument heeft meerdere oorzaken. De belangrijkste worden hieronder vermeld.
Bij de eerste suppletore begroting 2006 is structureel € 5 mln overgeheveld van het provinciefonds (onderdeel BZK) naar VROM i.v.m. de verschuiving van apparaatskosten bodemsanering van provincies naar gemeenten. Sommige taken die voorheen door provincies werden verricht zijn door de rechtstreeks betrokken gemeenten overgenomen. Daarom wordt budget van het provinciefonds aan de VROM-begroting toegevoegd en daarna toegekend aan de desbetreffende gemeenten conform de in 2000 gemaakte afspraken.
Voor de sanering van asbestwegen is bij eerste suppletore begroting € 1,2 mln naar artikel 9 overgeboekt. Bij eerste suppletore begroting is tevens € 1,3 mln afgeboekt i.v.m. een taakstelling inkopen en aanbesteden. Voorts zijn in 2005 in het kader van de uitvoering van het kostenverhaal jegens particulieren, bedrijven en gemeenten ontvangsten verkregen voor een totaalbedrag van € 3,7 mln. Dit bedrag is bij de eerste suppletore begroting 2006 weer toegevoegd aan het uitgavenbudget voor bodemsanering.
Bij tweede suppletore begroting is als gevolg van eindafrekeningen van bodemsaneringsprogramma’s van 20 012006 € 20 mln ontvangen van het bevoegd gezag. Deze middelen zijn toegevoegd aan het uitgavenbudget. Gelijkertijd is € 5 mln op dit instrument ingeboekt als onderdeel van een VROM-brede ramingsbijstelling van € 18 mln. Verder is € 2,7 mln toegevoegd vanuit artikel 8 in verband met het project Hollandsche IJssel.
De subsidieregeling voor bodemsanering bij bedrijven is iets succesvoller gebleken dan oorspronkelijk verwacht. Bij deze regeling heeft een overschrijding plaatsgevonden van ruim € 3 mln.
Bevorderen gebiedsspecifieke milieumaatregelen in het landelijke gebied
De onderschrijding van ca. € 5,7 mln op dit instrument heeft te maken met een overboeking naar LNV m.b.t. de uitvoering van het gebiedenbeleid.
Bevorderen van duurzame landbouw
De onderschrijding van ca. € 2,6 mln op dit instrument bestaat uit het beschikbaar stellen van budget ten behoeve van schadevergoedingen van € 1 mln naar aanleiding van de interimwet ammoniak veehouderij en ca. € 1,5 mln FES-middelen die wordt doorgeschoven naar 2007 ten behoeve van het stimuleren van luchtwassers.
7.3. Operationele doelstellingen
7.3.1 Verbeteren milieukwaliteit bodem
Doel is de chemische, fysische en biologische bodemkwaliteit te realiseren, die vereist is voor een optimale benutting van de kansen van het bodemsysteem. Dat wil zeggen geen nadelige effecten meer van handelingen op de bodem en «de juiste functie op de juiste plek» om onnodige beheerskosten en functieverlies van de bodem te voorkomen.
Voorts is het doel nieuwe verontreinigingen en aantastingen van het bodemsysteem «zoveel als redelijkerwijs mogelijk» te voorkomen.
Tenslotte is het doel de gebruiksmogelijkheden van de al verontreinigde (water)bodems te optimaliseren. Daarbij is essentieel dat de gewenste bodemkwaliteit bestuurlijk wordt vastgesteld.
Bij de uitwerking van de beleidsbrief Bodem is afgesproken een bodeminformatiesysteem op te bouwen, waarmee zowel op landelijk als lokaal niveau sturing kan worden gegeven aan bodembeheer. Dit systeem dient op termijn volledig inzicht te geven in de actuele kwaliteit van de bodem. Ook wordt gewerkt aan een landelijk digitaal bodemkwaliteitskaartsysteem waarop de vorderingen in de actuele bodemkwaliteit worden weergegeven. In het Besluit bodemkwaliteit is een overzicht opgenomen van bodemfuncties en de daarbij behorende gewenste kwaliteit. Met het bodeminformatiesysteem, de landelijke bodemkwaliteitskaart en het overzicht van bodemfuncties met bijbehorende bodemkwaliteit wordt voor het bevoegd gezag de basis gelegd om de gewenste bodemkwaliteit veilig te stellen en de actuele bodemkwaliteit te verbeteren.
Instrumenten/Prestaties | |
---|---|
Jaar 2006 | Realisatie |
Instrumenten | |
Wettelijke regelingen: Wet milieubeheer, Wet bodembescherming, Wet verontreiniging oppervlaktewateren en hierop gebaseerde besluiten, met regels voor het toepassen van bouwstoffen en het hergebruik van grond en bagger en met eisen voor bodemintermediairs | Ja, instrument is gebruikt. |
Nederlandse Richtlijn Bodembescherming bedrijfsmatige activiteiten (NRB). | Nee, instrument is niet gebruikt. Bespreking van het eindconcept is op 20 maart 2007 bij Bodem+. |
Thematische EU-strategie bodem: bijdrage VROM via nationale standpunten, waar nodig, uitwerking van deze strategie na vaststelling ervan. | Ja, instrument is gebruikt. |
Ontwikkeling handreikingen voor het bevoegd gezag als toetsingsinstrument voor verbetering van de bodemkwaliteit bij ruimtelijke ingrepen. | Nee, instrument is nog in ontwikkeling. |
Ondersteuning bevoegd gezag door uitvoeringsorganisatie Bodem+ bij de uitvoering van bodembeleid. | Ja, instrument is gebruikt. |
Prestaties: | |
Uitbrengen van AMvB bouwstoffen, grond en baggerspecie. | Nee, advies RvS wordt verwerkt. Publicatie voorzien in voorjaar 2007. |
Uitbrengen van AMvB kwaliteitsborging bodembeheer. | Ja, Staatsblad 2006 nr. 308 (in werking getreden 1 oktober 2006). |
Leveren van nationale bijdrage aan EU-bodemstrategie. | Ja, zie kaderinstructie Nederlands standpunt (20 november opgenomen in Kamerstukken II, 2005–2006, 22 112, nr. 472). |
Uitbrengen van Handreiking «plannen met de ondergrond» als onderdeel van ondergrondtoets. | Nee, in 2006 is een inventarisatiestudie naar een Handreiking Plannen met de ondergrond in het landelijk gebied uitgevoerd. In 2007 wordt deze Handreiking «gebouwd». |
Prestatie-indicatoren | |||
---|---|---|---|
Indicator | Realisatie 2005 | Streefwaarde 2006 | Realisatie 2006 |
Aantal erkende bodemintermediairs | 400 | 500 | Ja, Bodem+ publiceert actuele lijsten op SenterNovem site. |
7.3.2 Saneren van verontreinigde bodems
Doel is gezondheidsrisico’s weg te nemen of te beheersen en om te voorkomen dat gebruiksbeperkingen moeten worden opgelegd, met als twee concrete doelstellingen:
1) Uiterlijk in 2015 moet in alle gevallen waar op basis van huidig gebruik de bodem niet voldoet aan de voor feitelijk gebruik gestelde normen met een noodzakelijke sanering zijn begonnen.
2) Uiterlijk tot in het jaar 2030 draagt het Rijk bij aan de financiering van saneringen die noodzakelijk zijn om gewenst gebruik mogelijk te maken.
In 2006 is voortgang geboekt in de uitvoering van de meerjarenprogramma’s bodemsanering door de bevoegd gezag. In het Jaarverslag bodemsanering 2006 is aan de Tweede Kamer verantwoording afgelegd in termen van «bodemsaneringsprestatie-eenheden (Bpe’s)» (combinatie van aantal m3 en m2 eenheden gesaneerde verontreinigde bodem). In verband met het tijdstip waarop de gegevens over 2006 beschikbaar zijn (maart/april 2007) is het niet mogelijk om deze informatie in de VROM beleidsverantwoording 2006 op te nemen. De «Maatschappelijke Kosten Baten Analyse (MKBA) Bodemsanering» is op 5 december 2006 aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II, 2006–2007, 30 015, nr. 12). In deze studie wordt een analyse gepresenteerd van de maatschappelijke kosten en baten verbonden aan de uitvoering van bodemsaneringsprojecten. Op 18 januari 2007 is een rectificatie aan de Kamer gestuurd in verband met foutieve bewerkingen die in het basismateriaal waren opgenomen (Kamerstukken II, 2006–2007, 30 015, nr. 13) alsmede een reactie op de herziene MKBA (Kamerstukken II, 2006–2007, 30 015, nr. 14).
Instrumenten/Prestaties | |
---|---|
Jaar 2006 | Realisatie |
Instrumenten: | |
Wetgeving: Wet bodembescherming en daarop gebaseerde besluiten | Ja |
Subsidies: Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing, subsidies aan provincies en gemeenten opgrond van de Wet bodembescherming en subsidieregeling voor de sanering van in gebruik zijnde en blijvende bedrijfsterreinen: | Ja |
Kennisontwikkeling en kennisoverdracht door (subsidiëring van) de Stichting Kennisontwikkeling en -overdracht Bodembeheer (SKB) | Ja |
Ondersteuning bevoegd gezag door Bodem + bij uitvoering van bodemsaneringsbeleid | Ja |
Prestaties: | |
Verstrekken milieu-informatie aan belanghebbenden | Ja |
Opstellen internethandleiding beheer en herstel bodemkwaliteit | Ja |
Afspraken met bedrijfsleven over de aanpak van historische verontreinigingen | Nee, het vergt meer tijd dan voorzien om met het bedrijfsleven afspraken te maken over de aanpak van historische verontreinigingen. In 2006 zijn enig pilots uitgevoerd om ervaring op te doen met de aanpak. Realisatie van deze prestatie vindt in 2007 plaats. |
Regeling treffen voor nazorg | Ja |
Bodemsanering opnemen in Investeringsbudget Landelijk gebied (ILG) | Ja |
Beoordelen prestatieverantwoordingen periode 2000–2004 | Nee, er vindt intensief overleg plaats over de beoordeling van de prestatieverantwoordingen 2000–2004, gegeven de nieuwe verantwoordingsystematiek. Daadwerkelijke beoordeling van deze prestatieverantwoordingen zal plaatsvinden in het 1e kwartaal van 2007. |
Begeleiden uitvoering bodemsanering door Bodem + | Ja |
Prestatie-indicatoren bodemsanering | ||||
---|---|---|---|---|
Prestatie-indicator informatievoorziening: | Basiswaarde | Peildatum | Streefwaarde (2006) | Realisatie ult. 2006 |
Percentage informatie-inwinningen over bodem-kwaliteit bij onroerend goed-transacties | 0 | 1-1-2005 | 25% | 15% |
Aantal geregistreerde gebruikers handleiding beheer en herstel bodemkwaliteit | onbekend | 1-1-2005 | 1 000 | 1 561 |
Bron: RIVM (stand 30/1/2007)
Prestatie-indicator aantal afgeronde onderzoeken bodemsanering en bodemsaneringen: | Werkvoorraad | Peildatum | Streefwaarde | Realisatie ult. 2006 |
Oriënterende onderzoeken in stedelijk gebied | 30 000 | 1-1-2005 | 500 | 1 083 |
Oriënterende onderzoeken in landelijk gebied | 30 000 | 1-1-2005 | 400 | 203 |
Oriënterende onderzoeken in eigen beheer | 100 000 | 1-1-2005 | 600 | 1 084 |
Nadere onderzoeken in stedelijk gebied | 7 500 | 1-1-2005 | 130 | 83 |
Nadere onderzoeken in landelijk gebied | 7 500 | 1-1-2005 | 100 | 148 |
Nadere onderzoeken in eigen beheer | 60 000 | 1-1-2005 | 1 100 | 1 077 |
Saneringen in stedelijk gebied | 3 000 | 1-1-2005 | 50 | 87 |
Saneringen in landelijk gebied | 3 000 | 1-1-2005 | 30 | 62 |
Saneringen in eigen beheer | 54 000 | 1-1-2005 | 1 000 | 1 377 |
Bron: RIVM (stand 30/1/2007)
Bij de indicator «informatie-inwinningen bij onroerend goed transacties» is op basis van aannames berekend wat het gerealiseerde percentage is. De realisatie van 15% blijft achter bij de verwachting, omdat producten van marktpartijen in 2006 nog niet werden aangeboden en ook nog niet alle overheden meedoen met het bodemloket.
Bij de indicator «aantal geregistreerde gebruikershandleiding beheer en herstel bodemkwaliteit» is opgenomen het aantal afzonderlijke bezoekers van de site waarop de handleiding kan worden geconsulteerd. Besloten is om geen registratieprotocol bij de site te hanteren om daarmee het gebruik zo laagdrempelig mogelijk te houden. Bij de indicatoren «onderzoeken bodemsanering» en «bodemsaneringen» kan de conclusie getrokken worden, dat de uitvoering van onderzoeken en het plegen van saneringen over het algemeen op schema liggen. Wel is er hier en daar sprake van schuiven tussen categorieën. Bijvoorbeeld bij «nadere onderzoeken» treedt er een verschuiving op van nader onderzoek in stedelijk gebied naar nader onderzoek in landelijk gebied. Realisatie van deze twee categorieën samen (231) sluit aan op de raming (230). In de toename van het aantal saneringen (ten opzichte van de planning) wordt onder andere het effect van het Besluit Uniforme Saneringen zichtbaar. Hier zal in het komende jaarverslag Bodemsanering 2006 nader op in worden gegaan.
7.3.3 Verbeteren milieukwaliteit water
Doel is om de milieukwaliteit van het water te verbeteren, benaderd vanuit de facetten watersysteem en watergebruik:
Om de milieukwaliteit van water voor nu en in de toekomst te kunnen waarborgen, is het noodzakelijk dat de gewenste kwaliteit (algemeen of passend bij de functie) van het water bestuurlijk wordt vastgelegd. De vast te stellen doelen vloeien voort uit Europese waterrichtlijnen (Kaderrichtlijn Water, Grondwaterrichtlijn, Richtlijn Prioritaire Stoffen, Zwemwaterrichtlijn). De doelstelingen bestaan uit biologische, fysische, chemische en bacteriologische componenten. Tevens moet verontreiniging van het water en ontstaan van afvalwater zo veel als redelijkerwijs mogelijk worden voorkomen.
Om voor het watergebruik een duurzame veiligstelling van een optimale waterketen (de drinkwater- en industriewatervoorziening, riolering en afvalwaterzuivering) op een transparante wijze te waarborgen tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten. Daarbij dienen de publieke belangen (gezondheid, milieu en bescherming gebonden klanten) eveneens goed te zijn gewaarborgd.
Het proces van doelformulering voor de Kaderrichtlijn water en aanverwante richtlijnen is momenteel in volle gang. In 2007 moet dit zover zijn gevorderd, dat juridische verankering in ontwerp mogelijk is. Peiljaren voor de doelstellingen zijn 2015 en 2027. De Decembernota 2006 van VenW (bijlage bij Kamerstukken II, 2006–2007, 27 625, nr. 80) geeft hierover uitgebreide informatie.
Het afgelopen jaar zijn op het gebied van de samenwerking in de waterketen landelijk vele initiatieven van de grond gekomen c.q. verder uitgewerkt. Er kunnen geen kwantitatieve uitspraken worden gedaan over de mate waarin deze aan de doelbereiking hebben bijgedragen. In overleg met de betrokken partijen (IPO, VNG, Unie van Waterschappen en Vereniging van Exploitanten van Waterleidingbedrijven in Nederland (VEWIN)) wordt een monitoringmethodiek ontwikkeld waarmee dit beter mogelijk wordt.
Overleg met de waterleidingbedrijven heeft de basis gelegd om in 2007 te komen tot nadere regulering van de tarieven.
Instrumenten/Prestaties | |
---|---|
Jaar 2006 | Realisatie |
Instrumenten: | |
Wettelijke regelingen: Wm, Wbb, Whvbz, Bmw, Wwh en Wvo waarin doelstellingen, en monitoring voor en eisen aan lozingen op water, bodem en riolering worden gesteld. | Ja, instrument gebruikt |
Waterleidingwet: voor het duurzaam veiligstellen van de drinkwatervoorziening. | Ja, instrument gebruikt |
Subsidieregeling aan particulieren en woningbouwverenigingen voor de vervanging van loden drinkwaterleidingen door niet-loden materialen. | Ja, instrument gebruikt |
Kennisontwikkeling via het onderzoeksprogramma bij het RIVM/MEV en het Kennisplatform NBW. | Ja, instrument gebruikt |
Bestuurlijk Overleg Waterketen en Landelijk Bestuurlijk Overleg Water. | Ja, instrument gebruikt |
Prestaties: | |
Uitvoeren van een programma voor het vergroten van de doelmatigheid en transparantie van de waterketen. | Ja, hier kan verwezen worden naar een in februari te verschenen voortgangsrapportage waterketen richting Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2006–2007, 28 966, nr. 10). |
Rapporteren over de voortgang van de samenwerking in de waterketen 2006. | Ja, zie (Kamerstukken II, 2006–2007, 28 966, nr. 10). |
Zorgen voor inwerkingtreding AMvB voor de monitoring van oppervlakte- en grondwater. | Nee, aangenomen in Ministerraad 8 december 2006. Vanwege demissionair karakter van kabinet vertraagde inwerkingtreding (de tweede week van februari volgt publicatie in het Staatsblad). |
Opstellen beleidsbrief (dier)geneesmiddelen en (water)milieu. | Nee, zie brief die op 21 februari 2007 naar de Tweede Kamer is verzonden (Kamerstukken, 2006–2007, 28 808, nr. 39). |
Zorgen voor inwerkingtreding van het Besluit lozingen afvalwater huishoudens en bijbehorende Ministeriële Regeling. | Nee, de inwerkingtreding dient plaats te vinden gelijktijdig met het wetsvoorstel verankering en bekostiging gemeentelijke watertaken. Het wetsvoorstel is op 31 mei ingediend bij de Tweede Kamer en wacht op de plenaire behandeling. |
Zorgen voor inwerkingtreding van het Besluit lozingen afvalwater uit niet-inrichtingen. | Nee, besluit kan pas in werking treden na de inwerkingtreding van het ontwerpbesluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer en het wetsvoorstel verankering en bekostiging gemeentelijke watertaken. |
Opstellen rapportage drinkwaterkwaliteit 2005. | Ja, rapport is binnen en is begin januari naar Tweede Kamer gestuurd (Bijlage bij Kamerstukken II, 2006–2007, 22 343, nr. 151). |
Opstellen ontwerp Drinkwaterwet (ter vervanging van de Water- leidingwet) met bijbehorend ontwerp Drinkwaterbesluit (ter vervanging van het Waterleidingbesluit). | Ja, het ontwerp van de nieuwe Drinkwaterwet is eind 2006 naar de Tweede Kamer gezonden (Kamerstukken II, 2006–2007, 30 895, nrs. 1–4). Met deze wet wordt een nieuwe juridische basis gelegd voor de duurzame veiligstelling van de drinkwatervoorziening in Nederland. Tevens werd een begin gemaakt met de opstelling van het aan de wet gekoppelde Drinkwaterbesluit, met uitvoe- ringsbepalingen op het gebied van drinkwaterkwaliteit, leveringszekerheid, nooddrinkwatervoorziening en doelmatigheid. Ook het vijfjarige onderzoeksproject gericht op de aanpassing van de Minsteriële Regeling materialen en chemicaliën leidingwater kon in 2006 worden afgerond. |
Prestatie-indicatoren | ||
---|---|---|
Indicator | Streefwaarde 2006 | Realisatie 2006 |
Percentage meetresultaten dat voldoet aan de wettelijke normen voor drinkwaterkwaliteit | 99,9% | Ja, streefwaarde reeds in 2005 behaald. Bron: zie bij prestatie «opstellen rapportage drinkwaterkwaliteit 2005». N.B. realisatie streefwaarde voor 2006 is nog niet beschikbaar, pas na het opstellen rapportage drinkwaterkwaliteit 2006 (gereed eind 2007). |
Percentage nieuwe materialen en chemicaliën die in contact staan met drinkwater t.o.v. het totaal aantal nieuwe materialen en chemicaliën met erkende kwaliteitsverklaringen | 80% (100% in 2007) | Nee, vertraging in aanpassing van Ministeriële Regeling materialen en chemicaliën. |
7.3.4 Bevorderen gebiedsspecifieke milieumaatregelen in het landelijk gebied
Doel is de vereiste milieucondities voor de Ecologische Hoofdstructuur en de waterwingebieden te realiseren. Daarnaast is het doel de gewenste milieukwaliteit met betrekking tot geluid-, stank- en lichthinder in het landelijk gebied te realiseren. Tenslotte is het doel het gewenste gebruik van biodiversiteit buiten de EHS te behouden ofwel te verkrijgen.
De prestatie-indicatoren, basiswaarden en streefwaarden worden tot nu toe veelal op landelijk schaalniveau geformuleerd en zijn terug te vinden in onder andere de jaarlijkse Milieubalans van het MNP en de MNP-website Milieu- en Natuurcompendium.
In het kader van het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) zijn voor de periode 2007–2013 met de provincies prestatieafspraken gemaakt (zie Kamerstukken II, 2006–2007, 29 576, nr. 30). VROM investeert in het ILG op de volgende onderwerpen: milieukwaliteit voor EHS/VHR, duurzaam ondernemen en duurzaam bodemgebruik.
Milieukwaliteit Ecologische Hoofdstructuur (EHS)/Vogelhabitat Richtlijn (VHR)
Voor het bereiken van de gewenste milieukwaliteit in EHS- en VHR-gebieden heeft VROM ongeveer € 60 mln ter beschikking gesteld voor de komende zeven jaar. Naast VROM zetten ook LNV en VenW middelen in voor dit doel. Totale rijksbijdrage voor dit doel is ongeveer € 200 mln. Het bereiken van de gewenste milieukwaliteit in de VHR-gebieden heeft prioriteit. De rijksmiddelen worden voor het overgrote deel (ongeveer 80%) ingezet voor het herstellen van verdroogde gebieden. Verdroging wordt als belangrijkste milieuprobleem gezien, dat vraagt om een gebiedsgerichte aanpak. De beschikbare rijksmiddelen zijn naar rato van omvang van de verdrogingsproblematiek aan de provincies toebedeeld. De verdrogingsgelden worden ingezet in een prioriteitenlijst verdroogde gebieden, die in de loop van 2007 bestuurlijk door rijk en provincies zal worden vastgesteld. Met de rijks- en overige financiële middelen (de rijksbijdrage is bedoeld als een 50%-bijdrage in de kosten, de rest wordt dus door de provincies en overige partijen bijgedragen, waardoor ongeveer € 320 mln wordt ingezet) wordt in de planperiode ca. 67 000 ha verdroogd gebied (variërend van 50 tot 100%) hersteld, waarvan 46 000 ha. VHR en 20 000 ha. EHS (met Gelderland is er nog geen overeenstemming over de prestaties op dit onderdeel, waardoor de hectaren verdroogd gebied in Gelderland nog niet zijn meegeteld).
Doel van dit onderdeel van het ILG is het bevorderen van een duurzame productie door de land- en tuinbouw door vermindering van het gebruik van bestrijdingsmiddelen, sluiten van mineralen-kringlopen, bevorderen duurzaam bodemgebruik, gebruik van duurzaam geproduceerde grondstoffen, hergebruik van reststoffen, bijdragen aan vergroening van de economie (biobased economy). Voor dit doel is € 10 mln beschikbaar gesteld door VROM voor de eerste ILG-planperiode. De middelen zijn gelijkelijk verdeeld over de provincies (elk € 830 000). Ook in dit geval geldt weer een 50%-bijdrage van het rijk. Met de provincies is afgesproken dat zij voor dit geld pilots duurzame productie, waaronder duurzaam gebruik agrobiodiversiteit (bijvoorbeeld functionele akkerranden) en duurzaam bodemgebruik in de landbouw (bijvoorbeeld stimulering bodemleven), gaan uitvoeren. De pilots zijn bedoeld om praktijkervaring op te doen (succes- en faalfactoren in beeld krijgen), om ze bij positieve ervaringen te gebruiken als stimulerende voorbeeldprojecten om elders na te doen volgen en om te bepalen op welke wijze het beleid moet worden ingericht om projecten/initiatieven op het vlak van duurzaam ondernemen te stimuleren. Provincies hebben aangegeven meer dan 40 pilots in de komende planperiode te willen uitvoeren. De projectvoorstellen voor de pilots worden eerst nog aan het rijk voorgelegd om ze te toetsen op onder andere innovativiteit en landelijke spreiding.
Doel van het beleid op het terrein van duurzaam bodemgebruik is dat de (gebruiks)waarde van de bodem behouden moet blijven of moet worden hersteld. Het bodemgebruik en de (water)bodemkwaliteit dienen daartoe (beter) op elkaar te worden afgestemd. Realisatie vindt plaats binnen de kaders van o.a. de Beleidsbrief bodem en de Kaderrichtlijn water. Als resultaat geldt een duurzaam bodemgebruik volgens door de provincies te formuleren bodemambities. Voor het bereiken van het gestelde doel moeten alle provincies uiterlijk in 2009 over een bodemvisie beschikken (met geformuleerde bodemambities) én moeten ze een bodeminformatiesysteem operationeel hebben. Voor dit doel is middels het ILG voor elke provincie een rijksbijdrage toegezegd van € 450 000 (in totaal € 5,4 mln door VROM, ook weer als een 50%-bijdrage). De provincies kunnen deze bijdrage gebruiken voor het opstellen van hun bodemvisie. Daarnaast is met de provincies overeengekomen dat zij voor dit geld ongeveer 40 pilots uitvoeren in de komende tijd, gericht op het gebruik en beschikbaar komen van bodeminformatie in landbouwgebieden en in gebieden voor natuurontwikkeling.
Instrumenten/Prestaties | |
---|---|
Jaar 2006 | Realisatie |
Instrumenten: | |
Subsidie aan de twaalf provincies conform de Regeling subsidiëring gebiedsgericht beleid en reconstructie concentratiegebieden (SGB). | Ja, instrument gebruikt |
Subsidie aan een aantal provincies voor projecten ten behoeve van extensivering melkveehouderij en milieu (deel van de Koopmansgelden). | Ja, instrument gebruikt |
Subsidie aan een beperkt aantal extensieve melkveehouders in specifieke, kwetsbare gebieden (deel van de Koopmansgelden). | Ja, instrument gebruikt |
Regels inzake het Investeringsbudget landelijk Gebied in de Wet inrichting landelijk gebied (WILG) als opvolger van de Regeling subsidiëring gebiedsgericht beleid en reconstructie concentratiegebieden (SGB). De WILG moet op 1 januari 2007 in werking treden | Ja, instrument gebruikt |
Prestaties: | |
Implementeren van het systeem «Investeringsbudget Landelijk Gebied» (onder andere wetgeving; monitoringssysteem). | Ja, zie regels inzake de inrichting van het landelijke gebied (Wet inrichting landelijk gebied) (Kamerstukken II, 2005–2006, 30 509, diverse volgnummers). |
Het maken van doel- en geldafspraken met de twaalf provincies over milieu, duurzame landbouw, reconstructie en nationale landschappen in 12 bestuursovereenkomsten ILG 2007–2013 (1e generatie échte ILG-contracten). | Ja, zie Kamerstukken II, 2006–2007, 29 576, nr. 30. |
Stimuleren van extensivering melkveehouderij met behulp van de zgn. Koopmansgelden. | Ja, zie Kamerstukken II, 2006–2007, 30 800 XIV, nrs. 18 en 39. |
(Her)Formuleren van de operationele rijksdoelen «milieucondities EHS» en «duurzame landbouw» in het Meerjarenprogramma Vitaal Platteland 2. | Ja, zie Kamerstukken II, 2005–2006, 29 576, nr. 19. |
Stimuleren van duurzaam gebruik van ecosysteem-diensten o.m. door pilotprojecten agrobiodiversiteit. | Ja, zie Kamerstukken II, 2005–2006, 29 576, nr. 19. |
Prestatie-indicatoren | ||
---|---|---|
Indicator | Streefwaarde 2006 | Realisatie 2006 |
De prestatie-indicatoren, basiswaarden en streefwaarden worden in 2005 en 2006 geformuleerd en zo goed mogelijk gekwantificeerd (onder andere in een project van het Imple- mentatie-programma ILG en het project Meerjarenprogramma Vitaal Platteland 2). | Ontwikkelde indicatoren worden m.i.v. 2007 gebruikt | Ja, zie Kamerstukken II, 2005–2006, 29 576, nr. 19 en Kamerstukken II, 2006–2007, 29 576, nr. 30. |
7.3.5 Bevorderen van duurzame landbouw
Doel is om een ecologisch duurzaam gebruik en beheer van bodem, water, lucht en overige natuurlijke hulpbronnen door de agrarische sector te bevorderen, met een «juiste» ruimtelijke inpassing in het landelijk gebied en een goede kwaliteit van de leefomgeving.
Resultaten in de zin van een gekwantificeerd inzicht in de bereikte milieukwaliteit op lokaal niveau zijn eerst op langere termijn te leveren. Daarvoor is het nodig om de bestaande monitorsystemen te verfijnen. Bovendien moeten de kwaliteitsdoelstellingen voor de gewenste functies nog worden geformuleerd op provinciaal niveau. De provincies zijn hiermee in 2005 gestart met het oog op de eerste ILG-Bestuursovereenkomsten 2007–2013 en de implementatie van de Vogel- en Habitatrichtlijnen.
Uit de door het Milieu- en Natuur planbureau uitgevoerde beleidsevaluatie blijkt dat de milieubelasting door gewasbeschermingsmiddelen is gedaald met 86%. Daarmee is de tussendoelstelling voor 2005, 75%, gerealiseerd. De einddoelstelling voor 2010 bedraagt een vermindering van de milieubelasting met 95% t.o.v. 1998.
Sinds 1985 is de binnenlandse belasting van stikstof afgenomen met circa 30% (Decembernota 2005) tot 45% (Nederlandse OSPAR-rapportage 2005). Er zijn in 2006 geen aanvullende gegevens beschikbaar gekomen. Doel blijft het op zo kort mogelijke termijn alsnog realiseren van de 50% emissiereductie doelstelling. In OSPAR-verband is afgesproken de emissies met 50% t.o.v. 1985 terug te dringen. Hierbij is niet duidelijk gemaakt of het gaat om de emissies naar het mariene milieu (waar OSPAR feitelijk over gaat) dan wel de emissies naar het totale (inclusief zoete) oppervlaktewater. Dat laatste wordt gangbaar aangenomen. De spreiding in percentages geeft de onduidelijkheid aan op welke wijze de doelstelling moet worden getoetst. Deze bandbreedte wordt met name bepaald door verschillende berekeningsmethoden en aannames daarbij, met name bij de berekening van de (gerealiseerde reducties van) diffuse bronnen. De afname is met name een gevolg van emissiereducties door de industrie en de rioolwaterzuiveringsinstallaties (rwzi’s). Ondanks de sterke daling van de stikstofoverschotten in de landbouw sinds 1985, is de diffuse belasting door de landbouw van het oppervlaktewater met stikstof met minder dan 10% verminderd.
In het kader van het derde nitraatactieprogramma zijn met ingang van 2006 aanvullende regels van kracht geworden voor het gebruik van meststoffen (onder meer langs waterlopen) en het vernietigen van grasland.
Instrumenten/Prestaties | |
---|---|
Jaar 2006 | Realisatie |
Instrumenten: | |
Ammoniak en geur:De voor ammoniakgevoelige natuurgebieden worden aanvullend op het generieke emissiebeleid beschermd door de Wet ammoniak en veehouderij (Wav).De stankwet voor de reconstructiegebieden en de nieuwe Wet geurhinder en veehouderij voor de rest van Nederland geven het wettelijke kader aan. | Ja, instrument gebruiktWijziging Wav is in 2006 aanvaard door de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2006–2007, 30 645, nr. 41).Wetsvoorstel geurhinder en veehouderij is in 2006 aanvaard door Tweede en Eerste Kamer (Kamerstukken I, 2006–2007, 30 453, nr. 2). De Stankwet voor reconstructiegebieden vervalt hiermee. |
Gewasbeschermingsmiddelen: De nota «Duurzame gewasbescherming» van 2004 bevat het beleid tot 2010, waaronder het convenant duurzame gewasbescherming. Naast monitoring is het wettelijk kader voor de toelating en gebruik van gewasbescher- mingsmiddelen een belangrijk instrument. | Ja, instrument gebruikt |
Mest/Nitraat:De Meststoffenwet omvat de implementatie van het derde Actieprogramma Nitraatrichtlijn in wet- en regelgeving, inclusief de mogelijkheid voor een derogatie. Naast monitoring spelen diverse onderzoeks- en voorloperprojecten een rol. | Nee, in september 2007 wordt de Kamer geïnformeerd over de Evaluatie Meststoffenwet. Het onderzoek dat hiervoor dient te worden uitgevoerd is in 2006 uitgezet bij de relevante wetenschappelijke instituten. Verder zijn met het MNP afspraken gemaakt over de synthese van de onderzoeksrapporten. Op basis hiervan zullen stikstofgebruiksnormen voor akker- en tuinbouwgewassen voor zand- en lössgronden worden vastgesteld voor 2008 en 2009. Ook zal het traject van fosfaatgebruiksnormen voor de periode vanaf 2009 naar evenwichtsbemesting in 2015 definitief worden vastgesteld. |
Prestaties: | |
Wijzigen van Wet ammoniak en veehouderij, zodat het areaal natuur waarop de zoneringsmaatregelen van toepassing zijn kleiner wordt op grond van het Regeerakkoord 2003. | Ja, wetswijziging is aanvaard door Tweede Kamer (zie ook eerste punt in deze tabel). |
Evalueren van de Nota Duurzame Gewasbescherming en uitbrengen van beleidsconclusies. | Ja, het Milieu- en Natuurplanbureau heeft zijn werkzaamheden afgerond in december 2006 (MNP-publicatienr. 500126001, 2006). Het rapport is in januari 2007 aan de Tweede Kamer gezonden |
Voldoen aan de Nitraatrichtlijn met ingang van 2006 inclusief de derogatie. Dit betekent uitvoering geven aan de verplichte voorschriften betreffende de aanwending van dierlijke mest, de gebruiksnormen voor totaalstikstof en -fosfaat alsmede aanvullende gebruiksvoorschriften. | Nee, in 2006 is de eerste (proces)rapportage inzake de derogatie aan de Commissie toegestuurd. Verder zijn voorbereidingen getroffen voor de eerste inhoudelijke rapportage in 2007. Onderdeel hiervan was grootschalige uitbreiding van het landelijk meetnet effecten mestbeleid. |
7.4. Overzicht afgeronde onderzoeken
Onderzoek onderwerp | AD of OD | Start | Afgerond | Vindplaats | |
Evaluatieonder- zoek naar de effecten van beleid | Gewasbescherming | 7.2.5 | 2005 | 2006 | Van Eerdt, M.M. (2006), «Tussenevaluatie van de Nota Duurzame gewasbestrijding», Bilthoven: MNP |
Overig evaluatieonderzoek | Subsidieregeling gebiedsgericht beleid 2002–2005 | 7.2.4 | n.v.t. | Dit wordt meegenomen in de Mid-term review van het Investeringsbudget landelijk gebied (ILG) in 2010. SGB gaat op c.q. over in ILG en wordt dan meegenomen in de midterm review. | n.v.t. |
Artikel 8. Verbeteren van de milieukwaliteit in de bebouwde omgeving
8.1. Algemene beleidsdoelstelling
De lokale luchtkwaliteit verbeteren en de overlast door geluid verminderen en voorkomen, met bijzondere aandacht voor het verkeer.
De algemene doelstelling is uitgewerkt in de volgende operationele doelstellingen:
• Geïntegreerd milieubeleid voor andere overheden.
• Verbeteren van de lokale luchtkwaliteit.
• Verminderen van geluidhinder.
• Bevorderen van duurzame mobiliteit.
Doelbereiking en maatschappelijke effecten
Veel inspanningen zijn gericht geweest op het verbeteren van de luchtkwaliteit en op het invoeren van nieuwe wetgeving op het terrein van luchtkwaliteit en geluidhinder. Op basis van de onder de operationele doelstellingen opgenomen geleverde prestaties is de conclusie, dat er in 2006 een verdere bijdrage is geleverd aan het voorkomen en oplossen van lokale milieuproblemen. Zie ook de uitkomsten 2006 bij de lucht- en geluidindicatoren in de tabellen 8.3.2 en 8.3.3.
De samenwerking met gemeenten en samenwerkingsverbanden is over het algemeen goed verlopen. Adequate normstelling in EU- of UN/ECE-verband voor voertuigen verloopt moeizamer; dat bemoeilijkt het voor Nederland om aan de normstelling voor luchtkwaliteit te voldoen.
8.2. Tabel budgettaire gevolgen van beleid
Beleidsartikel 8 (x € 1000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Realisatie 2002 | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Realisatie 2006 | Vastgestelde begroting 2006 | Verschil 2006 | |
Verplichtingen: | 65 094 | 47 998 | 54 010 | 41 139 | 79 342 | 35 063 | 44 279 |
Uitgaven: | 94 515 | 65 705 | 48 500 | 41 509 | 82 899 | 40 733 | 42 166 |
Programma: | 88 986 | 59 416 | 42 656 | 36 431 | 78 531 | 36 258 | 42 273 |
Geïntegreerd milieubeleid voor andere overheden: | 13 604 | 3 843 | 5 891 | 5 562 | 44 780 | 5 528 | 39 252 |
Geïntegreerd milieubeleid voor andere overheden | 13 604 | 3 843 | 5 891 | 5 562 | 44 780 | 5 528 | 39 252 |
Verbeteren van de lokale luchtkwaliteit: | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Verbeteren van de lokale luchtkwaliteit | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | ||
Verminderen van geluidhinder: | 75 382 | 55 573 | 36 765 | 30 869 | 32 190 | 30 730 | 1 460 |
Verminderen van geluidhinder | 75 382 | 55 573 | 36 765 | 30 869 | 32 190 | 30 730 | 1 460 |
Bevorderen van duurzame mobiliteit: | 0 | 0 | 0 | 0 | 1 561 | 0 | 1 561 |
Bevorderen van duurzame mobiliteit | 1 561 | 1 561 | |||||
Apparaat: | 5 529 | 6 289 | 5 844 | 5 078 | 4 368 | 4 475 | – 107 |
Apparaat: | |||||||
Apparaat artikel 8 (DGM) | 5 529 | 6 289 | 5 844 | 5 078 | 4 368 | 4 475 | – 107 |
Ontvangsten: | 1 771 | 971 | 2 667 | 0 | 40 015 | 0 | 40 015 |
Geïntegreerd milieubeleid voor andere overheden
Bij dit instrument wordt de overschrijding van ruim € 39 mln voor het overgrote deel bepaald door een mutatie die bij de eerste suppletore begroting 2006 heeft plaatsgevonden. Met deze mutatie is ca. € 38,3 mln aan de VROM-begroting toegevoegd vanuit het FES ten behoeve van luchtkwaliteit (maatregelen als roetfilters, retrofit roetfilters en schone vuilniswagens).
8.3. Operationele doelstellingen
8.3.1 Geïntegreerd milieubeleid voor andere overheden
De belangrijkste doelstelling van het geïntegreerd milieubeleid voor andere overheden is condities te creëren waarbinnen andere overheden een integraal en gecoördineerd milieubeleid kunnen vormgeven om zodoende een goede milieukwaliteit in de bebouwde omgeving gebiedsgericht te kunnen realiseren en in stand te houden.
Er zijn goede resultaten bereikt om de andere overheden in staat te stellen een geïntegreerd milieubeleid te kunnen voeren. De convenanten inzake de tweede periode van het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV2) lopen tot 2010. In 2006 is de vormgeving van de derde periode van ISV voorbereid. Een eerste aanzet hiertoe is op 1 november 2006 aan de Tweede Kamer toegezonden (bijlage bij Kamerstukken II, 2006–2007, 30 128, nr. 12).
De Interimwet stad en milieubenadering is op 1 februari 2006 in werking getreden, maar is nog niet in de praktijk toegepast (er is dus nog geen «stap 3 besluit» genomen). De provincies zijn in de nieuwe wet verantwoordelijk voor de begeleiding van de gemeenten en de goedkeuring van «stap 3 besluiten»; op verzoek vindt zo nodig ondersteuning door het rijk plaats.
Het kabinet heeft in het voorjaar van 2006 besloten dat er in principe geen nieuwe toetsen voor ruimtelijke plannen geïntroduceerd worden en dat er een digitaal handboek omgevingstoetsen wordt ontwikkeld, waarbij zoveel mogelijk wordt voorgesorteerd op het streven naar een integrale omgevingstoets. Doel van het handboek is gemeenten een praktische handreiking te bieden voor bundeling van de diverse toetsen in één omgevingsrapportage. Ervaringen met het handboek moeten een opstap bieden naar het streven om te komen tot één integrale omgevingstoets. Aan het verder vormgeven van één integrale omgevingstoets wordt in 2007 verder gewerkt.
Instrumenten/Prestaties | |
---|---|
Jaar 2006 | Realisatie |
Instrumenten: | |
Bestuurlijk overleg en bestuurlijke communicatie. | Ja, de ISV2-convenanten lopen tot 2010. Nu wordt reeds nagedacht over de mogelijkheid en wenselijkheid van een derde ISV-periode. Een eerste aanzet hiertoe, vooral gericht op het in beeld brengen van de stedelijke vernieuwingsopgave, is eind 2006 aan de Tweede Kamer toegezonden. |
wet- en regelgeving | Ja |
Milieusubsidies via Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing | Ja |
Kennisoverdracht en ontwikkeling | Ja |
Rapportage «gebieden in transitie». | Nee, de rapportage is nagenoeg afgerond in 2006. Begin 2007 worden de resultaten in een workshop met de desbetreffende gemeenten besproken. |
Prestaties: | |
Stroomlijning plantoetsen in het kader van Project Andere Overheid. | Ja |
Uitvoeren acties uit thematische strategie Urban Environment. | Ja |
Versterken samenhang in de rapportages en de plannen van de lokale overheid op het terrein van lucht en geluid. | Ja |
Ondersteuning van provincies bij implementatie Interimwet Stad en Milieu. | Ja |
8.3.2 Verbeteren van de lokale luchtkwaliteit
Doel is om de luchtkwaliteit te verbeteren teneinde een bijdrage te leveren aan de verbetering van de gezondheidssituatie en voor het doorgang laten vinden van ruimtelijkee en infrastructuurplannen. Bij dit doel gaat het om het verbeteren van luchtkwaliteit in algemene zin. Bij het doel 8.3.4 (bevorderen van duurzame mobiliteit) gaat het om specifieke maatregelen gericht op het terugdringen van uitstoot door het verkeer.
In 2006 zijn grote stappen gemaakt in het aanpassen van wet- en regelgeving op het gebied van luchtkwaliteit. In 2007 zal de nieuwe wetgeving worden geïmplementeerd. Voorts zijn in 2006 financiële middelen aan gemeenten, regio’s en provincies beschikbaar gesteld om de lokale luchtkwaliteitsknelpunten aan te pakken. De milieu-effecten van het beleid zullen geleidelijk zichtbaar worden. Bij de tabel 8.3.1 worden de luchtkwaliteitsnormen en realisaties 2005 toegelicht. Betrouwbare actuelere effectgegevens zijn momenteel nog niet voorhanden; de Milieubalans 2007 zal een nieuw ijkpunt bieden.
Instrumenten/Prestaties | |
---|---|
Jaar 2006 | Realisatie |
Instrumenten: | |
Wet- en regelgeving | Ja |
Subsidies financiering lokale maatregelen via Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV). | Nee, wel subsidies beschikbaar gesteld maar niet via ISV instrument. |
Bestuurlijk overleg en bestuurlijke communicatie | Ja |
Voorlichting ten aanzien van luchtkwaliteit | Ja |
Prestaties: | |
Tot stand brengen aangepast wettelijk kader incl. implementatie 4e dochterrichtlijn. | Ja |
Leveren VROM inbreng in Nederlandse inzet bij vaststelling gewijzigde EU-richtlijn n.a.v. CAFE-strategie. | Ja |
Rapporteren over de luchtkwaliteit aan de EU. | Ja |
Actualiseren Nationaal luchtkwaliteitsplan 2004, mede op basis van nieuwe gemeentelijke plannen. | Ja |
Opstellen reken- en meetvoorschrift luchtkwaliteit. | Ja |
Faciliteren uitvoering Besluit luchtkwaliteit 2005 en vervolgens Wet luchtkwaliteit door andere overheden, door uitvoeren pilotprojecten, maken handreiking onderbouwing ruimtelijke plannen en instellen loket voor vragen gemeenten en provincies. | Ja |
Effect-indicatoren voor mate van doelbereik voor luchtkwaliteit
Voor de luchtkwaliteit van NO2 en fijnstof zijn concentratie-eisen vastgesteld: NO2: jaargemiddeld 40 microgram/m3 en PM10 jaargemiddeld 40 microgram/m3, daggemiddeld 50 microgram/m3. Deze norm mag max. 35 dagen per jaar overschreden worden (2005). De nieuwe Richtlijn zal naar verwachting eind 2007 in werking treden en bevat max. 3 tot 5 jaar uitstel voor PM10 en NO2, en een nieuwe norm voor PM2,5 (25 μg/m3) vanaf 2010 als streefwaarde, vanaf 2015 als grenswaarde, zie onderstaande tabel.
Tabel 8.3.1 Overzicht normen en realisatie EU-Richtlijn luchtkwaliteit | |||||
---|---|---|---|---|---|
Huidige norm | Huidige norm: ingangsjaar | Concept EU-Richtlijn: hoogte norm | Concept EU-Richtlijn: jaar van kracht | Realisatie 2005: | |
PM10 | 40 μg/jr50 μg/dag, max. 35 dg overschrijding | 2005 | 40 μg/jr50 μg/dag, max. 35 dg overschrijding | Inwerkingtreding Richtlijn (2007)Uitstel: 3 jr. na inwerkingtreding Richtlijn (2010) | Nee |
PM2,5 | n.v.t. n.v.t. 25 μg/jr | 2010 streefwaarde, 2015 grensw.Geen verder uitstel | N.v.t. | ||
NO2 | 200 μg/u, max. 18 x p.jr. overschrijding40 μg/dag | 2010 | 200 μg/u, max. 18 x p.jr. overschrijding40 μg/dag | 2010, met max. 5 jr. uitstel (2015) | N.v.t. |
SO2 | 350 μg/jr, max. 24 x pj overschrijding125 μg/dag, max. 3x per jr. overschrijding | 2010 | 350 μg/jr, max. 24x per jr. overschrijding125 μg/dag, max. 3x per jr. overschrijding | van kracht worden richtlijn (2007); géén uitstelvan kracht worden richtlijn (2007); géén uitstel | N.v.t. |
In 2006 is de balans opgemaakt wat betreft de luchtkwaliteit in 2005. Metingen in het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit laten zien dat de luchtkwaliteit ten aanzien van NO2 en PM10 in 2005 licht is verbeterd ten opzichte van 2004. Gemeenten en provincies hebben daarnaast op basis van modelberekeningen tevens gerapporteerd over de luchtkwaliteit gedurende het jaar 2005. De grenswaarden voor PM10 (zowel op dag- als jaarbasis) worden lokaal nog steeds op diverse plaatsen in Nederland overschreden, ook al is het aantal locaties in 2005 kleiner geworden dan in 2004. Lokale bronnen, zowel wegen als inrichtingen, leiden lokaal tot de normoverschrijding. Voor NO2 overschrijdt de jaargemiddelde concentratie zowel de plandrempel (peildatum 2005) als de grenswaarde waar in 2010 aan dient te worden voldaan. Dit is voornamelijk het geval langs drukke wegen in stedelijk gebied.
8.3.3 Verminderen van geluidhinder
Het voorkomen en verminderen van kansen op gezondheidsschade als gevolg van overmatige geluidsniveaus.
Zoals uit de tabel «voortgang sanering verkeerslawaai» blijkt is er vooruitgang geboekt in het doorvoeren van geluidswerende maatregelen. Daarmee wordt een bijdrage geleverd aan het voorkomen van kansen op gezondheidsschade als gevolg van overmatige geluidsniveaus. Ook op het terrein van de regelgeving is vooruitgang geboekt, zodat het juridisch instrumentarium in 2007 kan worden gemoderniseerd.
Instrumenten/Prestaties | |
---|---|
Jaar 2006 | Realisatie |
Instrumenten: | |
Wet geluidhinder en Wet milieubeheer met onderliggende regelgeving | Ja |
Subsidieverlening voor de sanering van verkeerslawaai. | Ja |
Subsidieverlening toepassing stille technieken bij laden en lossen (PIEK). | Ja |
Vergoeding apparaatskosten aan andere overheden voor de uitvoering van de EU-richtlijn omgevingslawaai. | Ja |
Prestaties: | |
Verzorgen invoeringstraject wijziging Wet geluidhinder 1e fase. | Ja |
Wetsvoorstel wijziging Wet geluidhinder 2e fase aan Tweede Kamer aanbieden.– herzien van onderliggende regelgeving naar aanleiding van de wijziging Wet geluidhinder 2e fase. | Nee, de wijziging van de Wet geluidhinder 2e fase heeft vertraging opgelopen, omdat de voorgestane fundamentele herziening meer tijd kost dan gedacht en omdat het regelen van de financiële problematiek (verbonden aan de bepaling van de schrijnende gevallen die ontstaan door het invoeren van de geluidproductieplafonds) vertraging ondervindt als gevolg van de kabinetswisseling. Streven is nu om de aangepaste wet- en regelgeving in het voorjaar van 2007 aan de Raad van State aan te bieden. |
Begeleiden uitvoering sanering verkeerslawaai. | Ja |
Begeleiden uitvoering subsidieregeling PIEK. | Ja |
Afhandelen sanering industrielawaai. | Nee, de financieel-administratieve afhandeling van de sanering industrielawaai heeft vertraging opgelopen, omdat de juridische regeling, waarmee de herschikking van de budget- ten wordt gerealiseerd, meer tijd heeft gevergd dan oor- spronkelijk voorzien. |
Rapporteren over gezondheidskundige evaluatie Schiphol. | Ja |
Tabel 8.3.2: Prestatie-indicatoren voortgang sanering verkeerslawaai | ||||
---|---|---|---|---|
Prestatie-indicator | Raming aantal aanwoningen | Realisatie aantal Won. | Raming Projecten | Real. aantal projecten |
VOORBEREIDING | ||||
in voorbereiding eind 2005 | 6 821 | 7 003 | 37 | 40 |
in voorbereiding genomen 2006 | 1 109 | 2 040 | 12 | 14 |
voorbereiding afgehandeld in 2006/in uitvoering genomen 2006 | 1 975 | 2 079 | 19 | 13 |
totaal in voorbereiding einde 2006 | 5 955 | 6 964 | 30 | 41 |
UITVOERING | ||||
in uitvoering eind 2005 | 16 735 | 10 232 | 56 | 53 |
in uitvoering genomen 2006 | 1 975 | 2 079 | 19 | 13 |
afgehandeld 2006 | 8 233 | 3 016 | 19 | 21 |
totaal in uitvoering eind 2006 | 10 477 | 9 295 | 56 | 45 |
totaal in voorbereiding en uitvoering eind 2006 | 16 432 | 16 259 | 86 | 86 |
afgewezen projecten | 3 602 | 20 | 36 |
Bron: Bureau Sanering Verkeerslawaai
Het totaal aantal woningen dat eind 2006 daadwerkelijk in voorbereiding en uitvoering is, verschilt weinig van het geprognotiseerde aantal. Wel heeft er een verschuiving plaatsgevonden tussen voorbereiding en uitvoering. Er blijken meer woningen in voorbereiding te zijn dan gedacht maar minder in uitvoering. Het grotere aantal woningen in voorbereiding per einde 2006 wordt verklaard doordat een aantal andere projecten in voorbereiding is genomen dan oorspronkelijk voorzien. Het aantal betrokken woningen is bij deze projecten groter dan bij de oorspronkelijk verwachte projecten.
Het lagere aantal woningen in uitvoering per ultimo 2006 wordt door twee factoren verklaard:
• Andere projecten met minder woningen dan bij de oorspronkelijk in de planning opgenomen projecten;
• Minder betrokken woningen bij geplande projecten dan oorspronkelijk verwacht (voorbeeld hiervan is een project in Wierden waarbij 445 minder woningen betrokken zijn dan verwacht werd toen het project in voorbereiding was).
Het aantal afgehandelde woningen in 2006 is lager dan geraamd, omdat eind 2005 al veel meer woningen waren afgehandeld dan geprognotiseerd. Voornamelijk bij het project Amsterdam (5 314 woningen) was dit het geval.
8.3.4 Bevorderen van duurzame mobiliteit
Het wegnemen van schadelijke gezondheidseffecten en het voorkomen dat toekomstige generaties met de milieugevolgen van mobiliteit worden opgezadeld. Dat impliceert met name dat de emissies door verkeer teruggebracht worden tot op het «no-effect level», oftewel het schoon, stil en zuinig maken van het verkeer.
2006 is voor het verkeersbeleid een belangrijk jaar geweest. Er is intensief samengewerkt met alle relevante maatschappelijke partijen om snel maatregelen in uitvoering te brengen die een bijdrage leveren aan de verbetering van de luchtkwaliteit in Nederland. Er is intensief overleg gevoerd met andere landen om zoveel mogelijk gezamenlijk en in Europees verband op te trekken om verbeteringen zo breed mogelijk ingevoerd te krijgen. De druk op de verbetering van de luchtkwaliteit in Nederland heeft ertoe geleid dat Nederland een voortrekkersrol gekregen heeft op tal van verkeersdossiers. Ook op het gebied van biobrandstoffen heeft Nederland met haar verplichtstelling, de nieuwe innovatieregeling en de discussie over duurzaamheid een inhaalslag gemaakt, waardoor Nederland zich hier nu mag rekenen tot de trendsetters van Europa.
In 2006 zijn 4 nieuwe subsidieregelingen in gang gezet, gericht op het verminderen van de roet- en NOx-uitstoot van dieselauto’s: roetfilters bij nieuwe taxi’s en bestelbusjes, roetfilters bij bestaande personenauto’s en bestaande vrachtauto’s, nieuwe Euro-5 vrachtwagens en bussen (omzetting van een fiscale regeling). In het kader van het Kyoto-protocol is naast de bestaande CO2-differentiatie in de BPM en de stimulering van hybride voertuigen het bijmengen van biobrandstoffen met een oplopend percentage van 2% in 2007 tot 5,75% in 2010 verplicht gesteld. Daarnaast is een subsidieregeling in het leven geroepen om Nederlandse bedrijven te stimuleren om te investeren in biobrandstoffen met een gunstiger CO2-beeld om daarmee een eerste belangrijke stap te zetten in de verduurzaming van de biobrandstoffen. In interdepartementaal verband is samen met marktpartijen en NGO’s gewerkt aan het tot stand brengen van duurzaamheidscriteria, die in het beleid vervolgens verder vorm moeten gaan krijgen.
In de besprekingen rondom de Euro-5 en Euro-6 richtlijn voor personenauto’s heeft Nederland bij de EU aangedrongen op strenge normen, snelle inwerkingtreding en vooral het opnemen van een (toekomstige) Euro-6 norm. Dit is succesvol. De richtlijnen en de eisen aan SUV’s hadden wat Nederland betreft vroeger in moeten gaan, maar Nederland heeft haar voorstellen voor PM10 in Euro-5 en NOx in Euro-6 uiteindelijk zien overgenomen worden door heel Europa. Het opnemen van een Euro-6 norm is een grote verworvenheid omdat er dan dieselvoertuigen op de markt komen die heel lage NOx- en fijnstofemissies hebben. Naar verwachting zal dit een krachtige stimulans vormen voor de auto-industrie om vooruit te kijken en wellicht ook vooruit te gaan lopen.
Nederland is samen met Engeland en sinds kort ook met Duitsland actief om in de EU gehoor te krijgen voor de duurzaamheidsaspecten van biobrandstoffen. Naar verwachting zal de EC in haar toekomstige regelgeving daar vorm aan geven. VROM is samen met EZ gestart om te bezien wat de mogelijkheden zijn om duurzaamheidsaspecten in wet- en regelgeving vorm te geven of in andere beleidsinstrumenten.
Conclusie is dat het in 2006 opgestarte beleid zich in de opstartfase bevindt waarin nog niet het volledige potentieel werd behaald. Dit geldt in het bijzonder voor de gestarte subsidieregelingen. In 2007 komen de resultaten van het beleid verder op gang. De prestaties die in 2006 geleverd zijn, zijn alle noodzakelijke voorwaarden voor het bereiken van de lange termijn doelen.
Instrumenten/Prestaties | |
---|---|
Jaar 2006 | Realisatie |
Instrumenten: | |
Wet- en regelgeving: EU richtlijn National Emission Ceilings (NEC-richtlijn), EU-emissienormen, Accijnswet, Belastingwet, Besluit luchtkwaliteit (opgevolgd door Wet luchtkwaliteit), Tracéwet, Wet luchtvaart en Luchtvaartwet | Ja |
Subsidie: stimuleringsregelingen voor roetfilters en NOx katalysatoren. | Ja |
Fiscale maatregelen: onder andere stimulering Euro 4/5-motoren voor vrachtauto’s en CO2 differentiatie BPM. | Ja |
Kennisontwikkeling en -overdracht: via het Platform Duurzame Mobiliteit. | Ja |
Prestaties: | |
Uitvoeren beleid biobrandstoffen (stimulering, opzet certificeringsysteem, ontwikkelen betere biobrandstoffen en kansen voor Nederland). | Ja |
In EU onderhandelen over CO2-emissies van auto’s na 2008 (voortzetting convenant of normstelling dan wel emissiehandel). | Ja |
Uitvoeren nationale maatregelen uit de Nota Verkeersemissies (CO2-differentiatie BPM, stimulering hybride auto’s). | Ja |
Verkeersmaatregelen ten behoeve van luchtkwaliteit: uitvoeren maatregelen Nota Verkeersemissies en aanvullend pakket maatregelen (€ 400 mln uit FES voor 2006–2010). Het gaat om de stimu- leringsregelingen voor onder meer schone binnenvaart en stimu- leringsregelingen voor schone voertuigen, vervroegde marktintroductie van Euro-4 en Euro-5 vrachtauto’s, roetfilters op nieuwe bestelauto’s en taxi’s, roetfilters op bestaande voertuigen (o.a. vrachtauto’s, bestelauto’s, personenauto’s, binnenvaartschepen), en een schoner lokaal wagenpark (o.a. bussen, vuilnisauto’s). | Ja |
Internationaal onderhandelen over emissiegrenswaarden Euro-5 en -6 voor personenauto’s en Euro-6 voor vrachtauto’s: de inzet is dat hier normen voor NOx, VOS en fijnstof uitkomen die zo laag zijn dat voertuigen die aan deze norm voldoen duurzaam zijn ten aanzien van deze stoffen. | Ja |
Vaststellen met V&W Tracé/Milieu Effect Rapportage (MER) procedures infrastructuur. | Ja |
Vormgeven met V&W van prijsbeleid wegverkeer (commissie Nouwen) | Ja |
Het kabinet zal actief blijven zoeken naar mogelijkheden voor verdere vergroening van het belastingstelsel. | Ja |
Beïnvloeden internationale geluidemissieregelgeving om bronbeleid geluid kostenefficiënt te kunnen uitvoeren (aanscherpen geluideisen voor voertuigen en banden). | Ja |
Aanpakken van geluidoverlast rijksinfrastructuur samen met V&W. | Ja |
Evalueren Schipholbeleid (geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. | Ja |
Aanpassen Wet luchtvaart (decentralisatie bevoegdheid burgerluchthavens en modernisering regelgeving militaire luchthavens). | Nee, het aanpassen van de Wet luchtvaart heeft vertraging opgelopen. Dit komt enerzijds door de relatie van deze wetswijziging met het Schipholbeleid en anderzijds doordat deze wijziging controversieel is verklaard na de val van het kabinet. |
Opstellen AMvB ten behoeve van normstelling burgerluchthavens | Ja |
Prestatie-indicatoren | ||
---|---|---|
Indicator | Realisatie 2006 | Toelichting |
Schiphol functioneert binnen wettelijk vastgestelde milieugrenzen. | Nee | Inspectie van Verkeer en Waterstaat heeft vastgesteld dat de grenswaarden voor de geluidbelasting in drie handhavingspunten (Lden) zijn overschreden. De procedure is gestart om te kunnen bepalen of de inspecteur-generaal voor het gebruiksjaar 2007 maatregelen gaan voorschrijven. |
8.4. Overzicht afgeronde onderzoeken
Het evaluatieonderzoek Schiphol is uitgevoerd. De uitkomsten zijn aan de Tweede Kamer voorgelegd (Kamerstukken II, 2005–2006, 29 665, nr. 24) en gebruikt voor het kabinetsstandpunt Schiphol (Kamerstukken II, 2005–2006, 29 665, nr. 28).
Artikel 9. Verminderen van risico’s van stoffen, afval, straling en ggo’s
De beheersing van risico’s voor mens en milieu bij het omgaan met stoffen, afvalstoffen, radioactieve straling en genetisch gemodificeerde organismen (ggo’s), rekening houdend met sociale en economische factoren.
De algemene doelstelling is uitgewerkt in de volgende operationele doelstellingen:
• Veilig gebruik van chemische stoffen.
• Reductie van milieubelasting door afvalstoffen.
• Bescherming tegen straling.
• Verantwoorde toepassing van genetisch gemodificeerde organismen (ggo’s).
Doelbereiking en maatschappelijke effecten
Met het realiseren van het grootste deel van de geplande prestaties is een belangrijke bijdrage geleverd aan het beheersen van de risico’s voor mens en milieu bij het omgaan met stoffen, afvalstoffen, (radioactieve) straling en ggo’s. Enkele belangrijke resultaten zijn:
• De nieuwe Europese verordening REACH is uitonderhandeld in 2006 (1e en 2e lezing).
• Bij de implementatie van de Annex II van de richtlijn storten is in 2006 belangrijke vooruitgang geboekt.
• Het convenant met Elektriciteits-Productiemaatschappij Zuid-Holland (EPZ) over het in bedrijf houden van de Kerncentrale Borssele tot uiterlijk 31 december 2033 is getekend.
• Het moderniseringstraject van het Besluit genetisch gemodificeerde organismen is in gang gezet.
Bij het behalen van de resultaten was medewerking van internationale organisaties van groot belang. Zo werd bijvoorbeeld REACH in EU-verband uitonderhandeld. Bij andere onderdelen was de betrokkenheid van het bedrijfsleven en van de burgers van essentieel belang. Denk hierbij aan overleggen met EPZ (voor het convenant), de verpakkingsindustrie (voor de opstelling van een impulsprogramma), de onderzoekswereld (voor het onderzoekprogramma EM-velden en Gezondheid) en de burger (voor milieu en gezondheid).
9.2. Tabel budgettaire gevolgen van beleid
Beleidsartikel 9 (x € 1000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Realisatie 2002 | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Realisatie 2006 | Vastgestelde begroting 2006 | Verschil 2006 | |
Verplichtingen: | 38 473 | 47 954 | 101 085 | 55 317 | 47 356 | 17 601 | 29 755 |
Uitgaven: | 37 933 | 35 765 | 88 325 | 43 839 | 44 132 | 38 196 | 5 936 |
Programma: | 30 978 | 29 096 | 82 385 | 38 791 | 38 998 | 33 199 | 5 799 |
Veilig gebruik van chemische stoffen: | 11 554 | 5 847 | 4 171 | 13 144 | 14 970 | 13 073 | 1 897 |
Veilig gebruik van chemische stoffen | 11 554 | 5 847 | 4 171 | 13 144 | 14 970 | 13 073 | 1 897 |
Reductie van milieubelasting door afvalstoffen: | 17 804 | 20 901 | 64 763 | 21 795 | 21 011 | 16 814 | 4 197 |
Reductie van milieubelasting door afvalstoffen | 17 804 | 20 901 | 64 763 | 21 795 | 21 011 | 16 814 | 4 197 |
Bescherming tegen straling: | 680 | 843 | 814 | 3 441 | 2 537 | 1 221 | 1 316 |
Bescherming tegen straling | 680 | 843 | 814 | 3 441 | 2 537 | 1 221 | 1 316 |
Verantwoorde toepassing van ggo’s: | 906 | 1 505 | 12 637 | 411 | 480 | 2 091 | – 1 611 |
Verantwoorde toepassing van ggo’s | 906 | 1 505 | 12 637 | 411 | 480 | 2 091 | – 1 611 |
Northwest metropolitan (Interreg)* | 34 | ||||||
Apparaat: | 6 955 | 6 669 | 5 940 | 5 048 | 5 134 | 4 997 | 137 |
Apparaat: | |||||||
Apparaat artikel 9 (DGM) | 6 955 | 6 669 | 5 940 | 5 048 | 5 134 | 4 997 | 137 |
Ontvangsten: | 0 | 0 | 2 502 | 0 | 1 347 | 0 | 1 347 |
* Oud instrument dat na 2002 is komen te vervallen
Reductie van milieubelasting door afvalstoffen
De overschrijding van ca. € 4,2 mln wordt veroorzaakt doordat de subsidies ten behoeve van dit instrument nog doorliepen terwijl tegelijkertijd een ramingsbijstelling van € 3 mln is ingevuld op dit instrument.
9.3. Operationele doelstellingen
9.3.1 Veilig gebruik van chemische stoffen
Doel is een situatie te realiseren waarin mens en milieu hooguit verwaarloosbare risico’s lopen als gevolg van de schadelijke effecten van stoffen en andere milieuagentia.
Op het gebied van stoffen is het volgende bereikt in 2006. Door middel van een eindrapportage aan de Tweede Kamer is het actieprogramma Gezondheid en Milieu 2002–2006 afgerond (Kamerstukken II, 2006–2007, 28 089, nr. 17). Het programma heeft de beleidsbasis gelegd voor de activiteiten die vanaf 2007 door de departementen worden uitgevoerd en die zijn gericht op het verminderen van milieurisico’s voor de mens en het zoveel mogelijk wegnemen van onrust over die risico’s. In concreto zal onder andere verder gewerkt worden aan de verbetering van de kwaliteit van het binnenmilieu. De aangekondigde activiteiten vallen onder de Nationale Aanpak Gezondheid en Milieu waarover regelmatig aan de Tweede Kamer zal worden gerapporteerd.
De nieuwe Europese verordening Registratie, autorisatie van Chemicaliën (REACH) is uitonderhandeld in 2006 (1e en 2e lezing) en zal op 1 juni 2007 in werking treden. De Nederlandse uitvoeringsorganisatie is op 1 januari 2007 operationeel. REACH heeft tot doel de risico’s van stoffen te beheersen en te beperken.
De emissies van een honderdtal prioritaire stoffen zijn gereduceerd met als gevolg dat de milieu-kwaliteit verbeterd is en dus de risico’s van deze stoffen voor mens en milieu gereduceerd zijn. De Tweede Kamer is door een rapportage hiervan op de hoogte gesteld (Kamerstukken II, 2006–2007, 27 801, nr. 47).
De sanering van de asbestwegen is voortgezet met het oog op het reduceren en wegnemen van de risico’s die deze wegen veroorzaken bij de mens.
Instrumenten/Prestaties | |
---|---|
Jaar 2006 | Realisatie |
Instrumenten: | |
• Wet- en regelgeving, waaronder implementatie EU-regelgeving op het gebied van stoffen (Registratie, autorisatie van Chemicaliën (REACH)). | Ja |
• Reguliere handhavingsacties ten behoeve van de uitvoering van het vigerende stoffenbeleid. | Ja |
• Subsidieverlening voor sanering asbestwegen. | Ja |
• Voorlichting in het kader van beleidsvernieuwing omgaan met risico’s (Gezondheid en Milieu) en de beleidsvernieuwing stoffen (REACH). | Ja |
• Onderzoeksprojecten ten behoeve van beleids-vernieuwing omgaan met risico’s (Gezondheid en Milieu). | Ja |
• Kennisoverdracht en kennisontwikkeling bij beleidsvernieuwing stoffen (REACH) en bij uitvoering vigerend stoffenbeleid. | Ja |
• Convenanten/afspraken over de uitvoering van het stoffenbeleid. | Ja |
Prestaties: | |
• Bijdragen aan de totstandkoming en voorbereiding van de implementatie van de EU-Verordening chemische stoffen (REACH) met als verwacht resultaat in 2006 de tweede lezing van REACH. | Ja |
• Integreren van de huidige Wet milieugevaarlijke stoffen in hoofdstuk 9 van de Wet milieubeheer (stoffen en producten) ten behoeve van de implementatie van REACH. | Ja |
• Tot stand brengen van een uitvoeringsorganisatie voor de uitvoering van de taken in het kader van REACH. | Ja |
• Uitvoeren van de acties uit Convenant Stoffen en evalueren van deze acties. | Ja |
• Monitoren van emissiereductie van stoffen en rapporteren aan de Tweede Kamer over de gerealiseerde emissiereductie (212 prioritaire stoffen). | Ja |
• Afhandelen van kennisgevingen nieuwe stoffen en beoordelen van bestaande stoffen (RIVM). | Ja |
• Uitvoeren acties uit nota Nuchter Omgaan met Risico’s en Actieprogramma Gezondheid en Milieu, inclusief rapporteren aan de Tweede Kamer. Er wordt onder andere een coördinatiepunt voor onderzoek en communicatie opgericht. Ook wordt een vervolg op de nota Nuchter Omgaan met Risico’s aan de Tweede Kamer aangeboden. | Ja |
• Uitvoeren acties WHO-programma en EU-Actieplan Milieu en Gezondheid. | Ja |
9.3.2 Reductie van milieubelasting door afvalstoffen
Doel is de afvalstoffen zodanig te beheren dat de gevolgen voor het milieu aanvaardbaar zijn, is het streven erop gericht om lekvrij steeds minder afvalstoffen te beheren en te verwerken.
In 2006 is veel capaciteit ingezet voor internationale ontwikkelingen. Zo is een inbreng geleverd bij het opstellen van en onderhandelen over conclusies van de Milieuraad over de in december 2005 door de Europese Commissie gepubliceerde «Thematische strategie inzake afvalpreventie en afvalrecycling». Dit heeft geleid tot conclusies (reacties) van de Milieuraad (Nederland is lid van de Milieuraad en heeft ingestemd met die conclusies). Ook aan de lopende herziening van de Kaderrichtlijn afvalstoffen, waarvoor de Commissie ook in december 2005 een voorstel heeft gepubliceerd, wordt veel inbreng geleverd. Dit loopt nog ver door in 2007. Daarnaast zijn bijdragen geleverd aan de totstandkoming en publicatie van de Richtlijn batterijen en accu’s en de nieuwe EU-verordening Overbrenging Afvalstoffen (EVOA).
Bij de implementatie van de Annex II van de Richtlijn storten is in 2006 een belangrijke stap gezet. Diverse technische aspecten zijn in samenwerking met andere overheden en het betrokken bedrijfsleven uitgewerkt en het besluit dat de annex implementeert, is in concept gereed.
Verder speelde de voorbereiding van het openen van de landsgrenzen voor verbranden als vorm van verwijderen. In oktober 2006 is geconcludeerd dat vooralsnog geen flankerende maatregelen worden genomen.
In 2006 is de derde wijziging van het Landelijk afvalbeheerplan (LAP) opgesteld en voor inspraak ter inzage gelegd. De Nota van aanpassing voor die derde wijziging is in november aan de Tweede Kamer aangeboden en de wijziging is aan de Europese Commissie gemeld.
Er is een start gemaakt met het project dat voorziet in integraal ketenbeleid voor stoffen, producten en afvalstoffen. Doel van het project is onder meer de samenwerking tussen stoffen-, producten- en afvalstoffenbeleid te verkennen en versterken.
Het besluit kca-logo is ingetrokken, omdat de Europese Commissie dit besluit beschouwt als een ongeoorloofde handelsbelemmering.
Na ruim 2 jaar van onderzoek en overleg met alle betrokkenen is het beleid voor het beheer van specifiek ziekenhuisafval aangepast, met als resultaat meer vrijheid voor ziekenhuizen om afval te ontsmetten, een Richtlijn decontaminatie-apparatuur ziekenhuisafval en de toezegging om op 1 januari 2010 de landsgrenzen voor dit afval te openen (meer marktwerking). De aanpassing is meegenomen in de eerdergenoemde derde wijziging van het LAP.
Diverse onderdelen van de Toekomstagenda Milieu zijn opgepakt of verder uitgewerkt, zoals innovatie en het stimuleren van afvalverbranding met een hoog energierendement.
Tenslotte is in 2006 erg veel capaciteit ingezet voor de aanpak van de incidenten met de schepen Otapan en Probo Koala.
Instrumenten/Prestaties | |
---|---|
Jaar 2006 | Realisatie |
Instrumenten: | |
Wet- en regelgeving op afvalgebied (Wet milieubeheer, Wbm). | Ja |
(Bestuurlijk) overleg met andere overheden, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties. | Ja |
Handhaving van het afvalbeheer, binnenlands en grensoverschrijdend. | Ja |
Fiscale maatregelen: ter voorkoming/vermindering van het storten van afvalstoffen en de inzameling van afvalstoffen. | Ja |
Subsidieverlening: voor de bevordering van milieudrukvermindering, voor preventie door bevordering van duurzaam ondernemen en voor hergebruik van afval en inzet van afval voor energiewinning | Ja |
Convenanten, zoals het Convenant Verpakkingen | Ja |
Voorlichting en communicatie, voorlichting over vastgesteld beleid en communicatie in het kader van voorbereiding van beleid. | Ja |
Prestaties: | |
Uitbrengen van de voortgangsrapportage monitoring en evaluatie LAP over de jaren 2003/2004 (juni 2006) en het opstellen Landelijk Afvalbeheerplan 2 (LAP 2) op basis van de evaluatie van LAP 1. | Nee, voortgangsrapportage LAP komt in januari 2007 (Kamerstukken II, 2006–2007, 30 872, nr. 2). Evaluatie LAP wordt in eerste kwartaal 2007 uitgevoerd. LAP-2 wordt in 2007 + 2008 opgesteld. LAP-2 moet eind 2008 in werking treden. |
Voorbereiden en implementeren van Europese richtlijnen, onder andere: annex-II van de Richtlijn storten, Aanpassing Besluit verbranden afvalstoffen aan de Best beschikbare technieken (BBT)-referentie documenten (Brefs) voor verbranding van de IPPC (Integrated Pollution Prevention and Control), richtlijnen specifieke afvalstromen, Dienstenrichtlijn, wijziging EVOA. | Ja |
Opstellen en aanpassen AMvB’s en MR’s Wm (herziening van de 8.40 AMvB’s) wat betreft het afvalbeleid en integratie daarvan in ander beleid. | Ja |
Stimuleren van initiatieven voor energiewinning uit afval en biomassa door concretisering van de afspraken uit 2005 uit de Biomassa Energie Realisatie Koepel (BERK) ter stimulering van een adequate vergunningverlening en acceptatieprocedure bij de inzet van afval en biomassa bij energiecentrales en AVI’s. | Ja |
Ontwikkelen doelstellingen en maatregelen ketenbeleid (onder andere voortkomend uit het stoffenbeleid, productbeleid en de bevindingen van de verdragen van Stockholm en Bazel) mede gericht op preventie van afval. | Ja |
Implementeren van maatregelen afvalstromen, voortkomend uit Europese regelgeving: elektronische apparaten, verpakkingen, bodemassen en secundaire bouwstoffen. | Ja |
Implementeren van regelgeving verpakkingen op basis van het Besluit verpakkingen papier en karton, en maken en uitvoeren van afspraken met het bedrijfsleven over zwerfafval, papier en karton niet zijnde verpakkingen. | Ja |
Implementeren van het strategisch handhavingsplan LAP, met maatregelen op het gebied van samenwerking tussen handhavende instanties, informatie-uitwisseling en ketenhandhaving. | Nee, er komt geen strategisch handhavingsplan. In LAP-2 wordt uitgebreider dan in LAP-1 aan handhaving aandacht geschonken. |
Voorbereiden van de inzet in Europa voor maatregelen gericht op de realisatie van een gelijkwaardig speelveld afval en biomassa en begeleiden van de open landsgrenzen voor te verwijderen brandbaar afval, met nadruk op de herziening van de kaderrichtlijn afvalstoffen, de Europese afvalstrategie, de Europese strategie voor natuurlijke hulpbronnen en de IPPC. | Ja |
Uitwerken van maatregelen toekomstig afvalbeleid door verdere concretisering van de drie in 2005 ingezette ontwikkelingslijnen integratie van beleid, internalisatie van milieukosten en innovatie. | Ja |
Prestatie-indicatoren afvalverwerking | |||
---|---|---|---|
Omschrijving afvalbeheer | Beginsituatie (in Mton) 2000 | Realisatie (in Mton) 2005 | Doelstelling (in Mton) 2012 |
Aanbod | 63,2 | 60,9 | 71,7 |
Nuttige toepassing | 50,9 | 51,1 | 61,4 |
Verbranden | 7,1 | 7,2 | 7,3 |
Storten | 4,8 | 2,0 | 2,0 |
Lozen | 0,4 | 0,6 | 1,0 |
Bron: concept rapport Nederlands afval in cijfers 2000–2005, SenterNovem, december 2006
N.B.: De cijfers voor 2000 en 2012 wijken af van de cijfers in het beleidsdocument «Landelijk afvalbeheerplan 2002–2012 (LAP)». Dat komt omdat in 2004/2005 voor de doelgroepen consumenten, industrie en bouw nieuwe inzichten over afval-productie en gescheiden inzameling zijn ontstaan. Dat heeft er toe geleid dat eerst de beginsituatie (2000) is aangepast en op basis van de nieuwe beginsituatie de prognoses voor de periode 2001 t/m 2012 zijn aangepast.
9.3.3 Bescherming tegen straling
Doel is de situatie te handhaven waarbij mensen en milieu zoveel als redelijkerwijs mogelijk is, beschermd worden tegen de risico’s van ioniserende en niet-ioniserende straling.
In 2006 is veel extra capaciteit ingezet ten behoeve van het convenant met EPZ over het in bedrijf houden van de Kerncentrale Borssele tot uiterlijk 31 december 2033 en voor de totstand-koming van de randvoorwaarden voor een eventuele nieuwe kerncentrale in Nederland.
Daarnaast heeft ook het onderwerp beveiliging aanzienlijk meer inzet gevraagd dan in het verleden. In 2006 heeft dit o.a. geresulteerd in een aantal aanvullende maatregelen bij de Kerncentrale Borssele.
Instrumenten/Prestaties | |
---|---|
Jaar 2006 | Realisatie |
Instrumenten: | |
Wetgeving: Kernenergiewet | Ja, het wetsvoorstel is aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II, 2005–5006, 30 429, nr. 1 t/m 8). Plenaire behandeling in de Tweede Kamer is net doorgegaan, omdat het onderwerp als controversieel is aangemerkt. |
Onderzoekprogramma CORA (definitieve opslag radioactief afval). | Nee, de financiering van het totale programma is nog niet afgedekt, maar het eerste onderdeel voor de uitvoering van het programma is dit jaar opgedragen. |
Prestaties: | |
Uitwerken verkenning kernenergie in beleidsnotitie, voor de Tweede Kamer. | Ja |
Voorlichting over radon, ventilatie en binnenmilieu en natuurlijke bronnen van radioactieve straling. | Ja |
Implementeren Regeringsnota VITAAL uit najaar 2005 (beveiliging nucleaire inrichtingen en radioactieve bronnen) tegen ongewenste beïnvloeding van buitenaf. Hiertoe zullen de wetgeving en de vergunningen worden aangescherpt. | Ja |
Onderzoek laten verrichten naar de gevolgen van niet-ioniserende straling voor de burger en implementeren van beleid voor hoog- spanningslijnen en mobiele telefonie. | Ja |
Implementeren van en voorlichting geven over het beleidsadvies hoogspanningslijnen. | Ja |
Moderniseren Kernenergiewet en aanbieden aan de Tweede Kamer. | Ja, zie wetsvoorstel Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2005–2006, 30 429 nr. 1 t/m 8) |
Afhandelen vergunningaanvragen KEW. | Ja |
Uitvoeren vervolgonderzoek voor keuze voor definitieve opslag van radioactief afval. | Nee, de financiering van het totale programma is nog niet afgedekt, maar het eerste onderdeel voor de uitvoering van het programma is dit jaar opgedragen. |
Deelnemen aan EU-werkgroepen voor het opstellen van richtlijnen op het gebied van radioactief afval, ontmanteling van installaties en de nucleaire veiligheid. | Ja |
Implementatie van de afspraken met VNO/NCW met betrekking tot standstill van straling in de woning. | Ja |
Prestatie-indicatoren straling
De eerste integrale rapportage aan de Tweede Kamer van de door het RIVM bepaalde emissies en immissies van straling in het milieu was voorzien voor 2006. De rapportage is echter nog niet klaar en publicatie wordt verwacht in 2007. Reden voor de vertraging is dat prioriteit is gegeven aan het opzetten van een (interactieve) website waarin de gegevens van de rapportage voor iedereen beschikbaar zullen zijn.
Met betrekking tot hoogspanningslijnen en ter operationalisering van het in oktober 2005 door de staatssecretaris uitgebrachte advies, heeft het RIVM in 2006 een internetsite ontwikkeld (www.rivm.nl/hoogspanningslijnen) waar opgezocht kan worden wat de indicatieve magnetische zone is van elke hoogspanningslijn in een provincie of gemeente.
9.3.4 Verantwoorde toepassing van genetisch gemodificeerde organismen (ggo’s)
Doel is mens en milieu tegen de risico’s van ggo’s te beschermen en de burger waarborgen te geven voor veiligheid, transparantie van de besluitvorming en keuzevrijheid bij de toepassing van ggo’s.
In 2006 is gestart met het moderniseringstraject van het Besluit genetisch gemodificeerde organismen en zijn de vereenvoudigingsvoorstellen voor het ingeperkt gebruik met de doelgroep besproken. In het kader van het ecologisch onderzoekprogramma zijn de eerste projecten beoordeeld en is aan 5 projecten subsidie toegekend. Hiermee is € 4,2 mln van de beschikbare € 10 mln voor het programma aanbesteed. Daarnaast is op verzoek van de Tweede Kamer onderzoek gedaan naar de meerwaarde van een virtueel kenniscentrum voor toegankelijke en betrouwbare informatie over biotechnologie. In 2006 is opdracht verleend voor de bouw van dit virtuele kenniscentrum, dat begin 2007 operationeel zal worden.
Instrumenten/Prestaties | |
---|---|
Jaar 2006 | Realisatie |
Instrumenten: | |
Wetgeving: Besluit ggo’s | Ja |
Voorlichting inzake ggo’s | Ja |
Onderzoeksprogramma ecologische risico’s ggo’s | Ja |
Prestaties: | |
Uitvoeren van onderzoeksprogramma ecologische risico’s ggo’s door toetsen van onderzoeksprojecten aan programma-eisen | Ja |
Leveren van een bijdrage aan het opstellen van een Productschapverordening | Ja |
Moderniseren van het Besluit ggo’s met toepassing van meer algemene regels | Ja |
Afhandelen vergunningaanvragen Besluit ggo’s | Ja |
Vaststellen van documenten in het kader van Biosafety protocol tijdens de COP/MOP3 (ter bescherming van de biodiversiteit/bioveiligheid) | Ja |
In 2006 hebben zich geen onverwachte effecten op het milieu geopenbaard die gerelateerd zijn aan de handelingen met ggo’s die in het milieu geïntroduceerd zijn of aan handelingen met ggo’s in laboratoria.
9.4. Overzicht afgeronde onderzoeken
Onderzoek onderwerp | AD of OD | Start | Afgerond | Vindplaats | |
Effectenonderzoek ex post | Emissiereductie prioritaire stoffen | OD 9.3.1 | 2006 | 2006 | Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2006–2007, 27 801, nr. 47) |
Effectenonderzoek ex post | Internationale doelstellingen Omgaan met Risico’s | OD 9.3.1 | 2006 | 2006 | Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2006–2007, 28 089, nr. 19) |
Effectenonderzoek ex post | Nationale doelstellingen Omgaan met Risico’s | OD 9.3.1 | 2006 | 2006 | Tweede kamer (Kamerstukken) II, 2006–2007, 28 089, nr. 19 |
Effectenonderzoek ex post | Evaluatie van het Landelijk Afvalbeheerplan | OD 9.3.2 | 2006 | 2007 | Zie toelichting |
Emissiereductie prioritaire stoffen:
• Op 11 december 2006 is een brief naar de Tweede Kamer gezonden inzake de emissiereductie van prioritaire stoffen (TK II, 2006–2007, 27 801, nr. 47), met als bijlage de «Voortgangsrapportage milieubeleid voor Nederlandse prioritaire stoffen».
Internationale en Nationale doelstellingen Omgaan met Risico’s:
• Op 27 november 2006 is een brief naar de Tweede Kamer gezonden over het Actie-programma Gezondheid en Milieu en «Op weg naar een gezonde leefomgeving» (nationale aanpak), waarmee aansluiting is gevonden met de internationale doelstellingen (Kamerstukken II, 2006–2007, 28 089, nr. 19).
De evaluatie van het Landelijk Afvalbeheerplan zal in het eerste kwartaal van 2007 worden afgerond.
Artikel 10. Versterken van het (inter)nationale milieubeleid
10.1. Algemene beleidsdoelstelling
In aanvulling op de doelen van de artikelen 6 t/m 9 richt het doel van artikel 10 zich op de kader-stellende en gecoördineerde ontwikkeling en toepassing van milieubreed instrumentarium, om de effectiviteit en de efficiency van en het draagvlak voor het nationale en het internationale milieubeleid zeker te stellen.
De volgende operationele doelstellingen zijn daartoe ingesteld:
• Strategieontwikkeling en adequaat generiek instrumentarium.
• Internationaal milieubeleid.
• Gecoördineerd milieubeleid voor industrie en MKB.
In 2006 is goede vooruitgang geboekt bij het versterken van het (inter)nationale milieubeleid. Dit blijkt ook uit het grotendeels realiseren van de geplande beleidsprestaties. Ook bij het vergroten van het draagvlak voor het milieubeleid kan geconcludeerd worden, dat de doelstellingen in redelijke mate gehaald zijn.
Het overkoepelende doel van duurzame ontwikkeling is bevorderd door het vaststellen van een Europese Duurzaamheidsstrategie, het starten van een Peer Review proces in dat kader waarbij Nederland voorwerp van onderzoek is, het uitbrengen van een Plan van aanpak door de Taskforce Energietransitie en voortgang bij het uitvoeren van het actieprogramma Duurzame Daadkracht. De voortgangsrapportage daarover wordt in het eerste kwartaal van 2007 aan de Tweede Kamer gezonden. Voorts heeft de Minister-President op 24 november 2006 in een brief aan de Tweede Kamer beschreven (Kamerstukken II, 2006–2007, 30 196, nr. 11) wat het kabinet heeft gedaan aan het verankeren van duurzame ontwikkeling in het rijksbeleid en welke acties op dat vlak in gang worden gezet.
Het behalen van de doelstelling van dit artikel hangt af van voldoende maatschappelijk draagvlak in binnen- en buitenland voor de noodzakelijke milieumaatregelen en de daarmee samenhangende gedragswijziging van burgers, bedrijven en instellingen. Er is daarom ook in 2006 energie gestoken in het overleg met de diverse maatschappelijke partijen. Zo zijn er bijvoorbeeld bij de totstandkoming van de Toekomstagenda Milieu stakeholders-bijeenkomsten georganiseerd en is bij de verdere uitvoering van de modernisering van de regelgeving overleg gevoerd met onder meer bedrijfsleven en andere overheden. Ook bij de inzet van de instrumenten Groen Beleggen, VAMIL/MIA en ProMT is overleg met het bedrijfsleven (o.a. banken) gevoerd, hetgeen de kwaliteit van en het draagvlak voor de uitvoering heeft vergroot.
10.2. Tabel budgettaire gevolgen van beleid
Beleidsartikel 10 (x € 1000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Realisatie 2002 | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Realisatie 2006 | Vastgestelde begroting 2006 | Verschil 2006 | |
Verplichtingen: | 92 315 | 99 449 | 110 830 | 85 934 | 163 637 | 85 683 | 77 954 |
Uitgaven: | 99 653 | 101 751 | 105 020 | 106 363 | 98 661 | 90 641 | 8 020 |
Programma: | 90 735 | 92 980 | 96 744 | 98 024 | 88 853 | 82 137 | 6 716 |
Strategieontwikkeling en adequaat generiek instrumentarium: | 77 250 | 78 573 | 83 010 | 85 042 | 77 731 | 69 997 | 7 734 |
Strategieontwikkeling en adequaat generiek instrumentarium | 77 250 | 78 573 | 83 010 | 85 042 | 77 731 | 69 997 | 7 734 |
Internationaal milieubeleid: | 5 035 | 5 707 | 5 718 | 6 063 | 5 375 | 4 842 | 533 |
Internationaal milieubeleid (HGIS-deel) | 5 035 | 5 707 | 5 718 | 6 063 | 4 643 | 4 842 | – 199 |
Internationaal milieubeleid (niet HGIS-deel) | 732 | 0 | 732 | ||||
Gecoördineerd milieubeleid voor industrie en MKB: | 8 450 | 8 700 | 8 016 | 6 919 | 5 747 | 7 298 | – 1 551 |
Gecoördineerd milieubeleid voor industrie en MKB | 8 450 | 8 700 | 8 016 | 6 919 | 5 747 | 7 298 | – 1 551 |
Overheidsbeleid voor duurzame ontwikkeling: | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Overheidsbeleid voor duurzame ontwikkeling | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Apparaat: | 8 918 | 8 771 | 8 276 | 8 339 | 9 808 | 8 504 | 1 304 |
Apparaat: | |||||||
Apparaat artikel 10 (DGM) | 8 918 | 8 771 | 8 276 | 8 339 | 5 025 | 8 504 | – 3 479 |
Apparaat internationale Zaken (IZ) | 4 783 | 4 783 | |||||
Ontvangsten: | 11 162 | 5 615 | 8 428 | 6 324 | 7 039 | 917 | 6 122 |
Strategieontwikkeling en adequaat generiek instrumentarium
Bij dit instrument wordt de overschrijding in overwegende mate bepaald door het versnellen van uitgaven (ter grootte van € 5 mln, via het RIVM) zodat extra inspanningen met betrekking tot het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid konden worden geleverd en daarmee aan de Europese richtlijn terzake kon worden voldaan.
Daarnaast is bij de tweede suppletore begroting € 1,9 mln overgeboekt naar het RIVM, omdat in het kader van het beleid met betrekking tot luchtkwaliteit het landelijk meetnet luchtkwaliteit (dat onder beheer van het RIVM staat) uitgebreid en gemoderniseerd diende te worden.
10.3. Operationele doelstellingen
10.3.1 Strategie-ontwikkeling en adequaat generiek instrumentarium
Om de effectiviteit van het milieubeleid ook in de toekomst te verzekeren, moet het beleid zo goed mogelijk aansluiten bij ontwikkelingen in de samenleving. Daartoe worden verkenningen uitgevoerd en algemene strategieën voor milieubeleid ontwikkeld. Ook worden milieubrede instrumenten ontwikkeld, om het beleid goed uit te laten voeren.
Strategieontwikkeling en het ontwikkelen en beheren van een adequaat generiek instrumentarium is een voortdurend proces, waarbij ingespeeld wordt op maatschappelijke omstandigheden en ontwikkelingen. In 2006 is met het uitbrengen van de Toekomstagenda, het bepalen van strategische kennisvragen, de modernisering van de regelgeving, het bevorderen van eco-efficiënte economie en het meer betrekken van burgers bij het milieubeleid invulling gegeven aan een actuele strategische visie en een goed inzetbaar instrumentarium voor het milieubeleid.
Instrumenten/Prestaties | |
---|---|
Jaar 2006 | Realisatie |
Instrumenten: | |
Kennisoverdracht en kennisontwikkeling en dan met name onderzoek door het MNP en RIVM/MEV ter onderbouwing van het milieubeleid. | Ja |
Wet- en regelgeving. | Ja |
Fiscale maatregelen: Willekeurige Afschrijving Milieu-investeringen, de Milieu-investeringsaftrek en de regeling Groen Beleggen. | Ja |
Subsidies, waaronder Programma Milieu en Technologie en de SMOM. | Ja |
Prestaties: | |
Uitbrengen van de Toekomstagenda. | Ja, de Toekomstagenda Milieu is op 25 april 2006 aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II, 2005–2006, 30 535, nr. 2). |
Uitbrengen strategische onderzoeksagenda. | Nee, wel zijn strategische kennisvragen voor VROM geformuleerd voor o.a. de onderzoeksinstellingen zoals TNO en RIVM. |
Verder uitvoeren van het meerjarenprogramma herijking en modernisering van de VROM-regelgeving. | Ja, tot en met 2006 is 42% van de projecten afgerond. Van nog eens 30% van de projecten is de ontwerp-regelgeving gereed en ligt deze bij de Raad van State of het parlement. |
Nieuwe integrale AMvB ter vervanging van de 8.40 AMvB’s om advies uitsturen naar de Raad van State. | Nee, op verzoek van de Tweede Kamer is op 20 september en op 12 oktober 2006 het ontwerp-Activiteitenbesluit besproken met de Kamer voordat het aan de RvS aangeboden wordt. De planning is dat het ontwerpbesluit naar verwachting in maart naar de RvS gaat. |
Wetsvoorstel Algemene bepalingen omgevingsrecht (VROM-vergunning) aanbieden aan de TK. | Ja, wetsvoorstel is op 18 oktober 2006 ingediend bij de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2006–2007, 30 844), nr. 1). |
Aanbieden wetsvoorstel tot vereenvoudiging regels milieu-effect rapportage (m.e.r.) aan de TK. | Nee. De afstemming met alle betrokkenen (andere overheden, departementen, bedrijfsleven, milieubeweging en cie. voor de m.e.r.) vraagt meer tijd dan voorzien. De planning is het wetsvoorstel in het eerste kwartaal van 2007 aan de TK aan te bieden. |
Publiceren van een ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit m.e.r. 1994. | Nee, de verwachting is dat het ontwerpbesluit eind maart 2007 wordt gepubliceerd. |
Onder de paraplu van het landelijk Overleg Milieuhandhaving wordt gewerkt aan het ontwikkelen van een inhoudelijke maatlat, prestatie-indicatoren en een systeem van benchmarking voor de milieuhandhaving. | Nee, het LOM is nog niet echt inhoudelijk hieraan begonnen, maar zoekt momenteel nog naar de positie die dit project in moet nemen in relatie tot andere projecten als «Kwaliteit van de uitvoeringsorganisatie» en Wabo. Startbijeenkomst is gepland voor half januari 2007. |
Stimuleren milieugerichte technologie en innovaties. | Ja, er zijn samen met het bedrijfsleven 3 milieutoekomst- beelden voor 2030 opgesteld, als basis voor samerwerking over toekomstige milieu-innovaties. |
Vergroenen van belastingen. | Ja, twee nieuwe vergroeningsmaatregelen ingevoerd: CO2 differentiatie BPM, 1-jarige accijnskorting biobrandstoffen. Niet ingevoerd is accijns op smeermiddelen. Met een aantal gemeenten wordt differentiatie parkeertarieven voorbereid. |
In beeld brengen van kosten/baten van milieubeleid door deel te nemen aan een OESO-studie naar de «cost of policy inaction» en te starten met het ontwikkelen van een handreiking voor het gebruik van maatschappelijke kosten/batenanalyse specifiek voor milieubeleidsvragen. | Ja, derde kwartaal 2006 is opdracht gegeven aan een extern bureau om te helpen bij het formuleren van de handreiking. Tevens is de RMNO om advies gevraagd omtrent een aantal meer complexe en fundamentele aspecten van de KBA. In 2007 wordt het resultaat van deze acties verwacht. |
Programma beleid met burgers: uitvoeren van VROM-brede projecten. | Ja, Het burgerplatform Klimaat en Energiebespraring is afgerond. De terugkomdag van het project publieksagenda en burgerparticipatie heeft plaatsgevonden. Een tweede burgerplatform wordt voorbereid. |
Programma beleid met burgers: inhoudelijk en financieel faciliteren van vijf beleids-(ontwikkelende en/of inspectie)projecten. | Ja, er zijn 21 beleidstrajecten (waarvan drie nog wat doorlopen in 2007) met burgerparticipatie ondersteund. In 2006 is een begin gemaakt met het (samen met het Inspraakpunt) ondersteunen van twee pilots in het kader van Inspraak Nieuwe Stijl. |
Programma beleid met burgers: deelnemen aan interdepartementale samenwerking in Programma Andere Overheid (PAO)-kader. | Ja, VROM participeert in het PAO-netwerk «burgers betrekken». |
10.3.2 Internationaal milieubeleid
Om grensoverschrijdende milieuproblemen en nationale beleidstekorten effectief aan te pakken vindt internationale samenwerking plaats. Milieuverbetering is een belangrijke voorwaarde om gezondheid, welzijn, veiligheid en duurzame ontwikkeling (hier en elders) te bereiken.
In 2006 heeft VROM in EU-verband actief gewerkt aan versterking van het internationaal milieu-bestuur. Parallel aan de financiële steun voor UNEP is nadruk gelegd op invulling van inhoudelijke elementen van milieubestuur, waaronder samenwerking tussen milieuverdragen en afstemming met andere organisaties werkzaam op milieuterrein, stabiele financiering, wetenschappelijke onderbouwing en capaciteitsopbouw. De inzet bij milieudiplomatie was met name gericht op het in samenhang brengen van klimaat- energie en innovatiedoelstellingen in de verschillende Europese raadsformaties. Dit heeft geleid tot afspraken in de Europese Raad van december en samenhangende strategieën voor klimaat en energie, die in de Voorjaarsraad van 2007 op het niveau van regeringsleiders worden vastgesteld. Ook werd ingezet op het verkennen van mogelijkheden van toekomstig klimaatbeleid via verbeterd gebruik van de markt. In dit verband is in oktober de conferentie Make Market Work for Climate georganiseerd.
Instrumenten/Prestaties | |
---|---|
Jaar 2006 | Realisatie |
Instrumenten: | |
Subsidieregeling «Internationale Samenwerking milieubeheer» | Ja, deze regeling is ondergebracht in de Subsidieregeling Internationale Samenwerking. |
Subsidieregeling «Europese milieusamenwerking» | Idem |
Bijdragen aan secretariaten van diverse milieuverdragen | Ja |
Bijdragen in het Nederlandse aandeel van de UNEP-contributie | Ja |
Financiële participatie in enkele partnerschappen, aansluitend bij afspraken gemaakt tijdens de World Summit Sustainable Development in Johannesburg 2002. | Ja, aan het UNEP partnership voor Clean Fuels en Vehicles is een financiële bijdrage van € 100 000 toegekend. |
Kennisoverdracht en -ontwikkeling (PKI) | Ja |
Actieve milieudiplomatie | Ja |
Bestuurlijk overleg | Ja |
Prestaties: | |
Mondiaal | |
Verkennen van de mogelijkheden tot verduurzaming van internationale geldstromen voor 2006 aansluitend bij de thematiek van CSD14 (industriële ontwikkeling, energie, klimaat en luchtkwaliteit). | Ja |
Versterken van het mondiale milieubestuur door het benutten van de erkenning dat milieubehoud cruciaal is voor de realisatie van alle Millennium Development Goals en door zowel binnen de VN als op landenniveau meer aandacht te krijgen voor de formulering en implementatie van tijdsgebonden doelstellingen. | Ja, op de VN-top eind 2005 is het belang van milieu voor het behalen van de Millennium Development Goals erkend. Eind 2006 is het rapport «Delivering as one» verschenen. Op basis waarvan nadere stappen worden gezet om ook praktisch milieu in de hoofdstroom van de VN te plaatsen. |
Bij onderhandelingen inzetten op het versterken van het internationaal milieubestuur in VN-kader (m.n. UNEP). | Ja, Nederland heeft in EU-verband de opwaardering van de UNEP ondergeschreven. |
Verkennen van raakvlakken tussen de Multilateral Environmental Agreements (MEA’s) met het WTO-instrumentarium, om synergieën tussen beide beleidsdomeinen in het milieu-instrumentarium te kunnen benutten. | Ja, de verkenning is uitgevoerd en zal in 2007 worden geoperationaliseerd. |
Follow-up organiseren van de conferentie Energy for Development (EfD), die eind 2004 door OS en VROM georganiseerd werd. EfD bracht het belang in beeld van het vergroten van toegang tot energie, rekening houdend met duurzaamheidaspecten. De follow up zal worden gestimuleerd door gebruik te maken van de tweejarencyclus van de CSD, die in 2006–2007 in het teken staat van energie, klimaat, luchtverontreiniging en industriële ontwikkeling. | Ja, Nederland heeft in 2004 de conferentie Energy for Development georganiseerd die was gericht op de integrale aanpak van energie met nadruk op toegang tot energie, op de milieu-invalshoek met luchtverontreiniging en klimaatveran- dering en op economische ontwikkeling. Nederland heeft deze geïntegreerde aanpak verder ontwikkeld met partnerlanden, de zakenwereld, UNDP en de Wereldbank. Tijdens de CSD is vanuit deze invalshoek geopereerd. |
Organiseren van een internationale conferentie met belangrijke landen, waaronder grote snelgroeiende ontwikkelingslanden, en andere relevante actoren, waaronder bijvoorbeeld de private sector, waarin verdergaande mogelijkheden van marktwerking voor het behalen van klimaatdoelstellingen worden verkend. | Ja, zie beleidsverslag beleidsprioriteiten (Make Markets work for Climate). |
Samen met de relevante departementen uitvoeren en actualiseren van de mondiale milieuagenda. | Ja, zie beleidsverslag beleidsprioriteiten. |
Europa | |
Enerzijds wil VROM in de EU-verordeningen, waarmee de Agenda 2007 wordt geformaliseerd, openingen creëren voor ruimtelijk (waaronder territoriale samenhang) milieu- en natuurbeleid. Dat concentreert zich vooral in het Cohesiebeleid (structuur- en cohesiefondsen), het Plattelands ontwikkelingsfonds, LIFE+, Natura 2000, kaderprogramma’s voor Onderzoek en innovatie en het instrument voor nabuurschapbeleid. Anderzijds wil VROM de thema’s en gebieden voor de feitelijke besteding binnen Nederland van eventueel voor VROM-beleid ter beschikking komend EU-geld (met name doelstelling 2 en 3 van het Cohesiebeleid, LIFE+ en het Plattelandsontwikkelingsfonds) afgestemd hebben met de desbetreffende Nederlandse partners. Verder wil VROM een behoorlijke toets op de verschillende programma’s en projecten bereiken, die in de vorm van een strategische m.e.r. kan plaatsvinden. | Ja, in de door de EU in 2006 vastgestelde verordeningen en strategische documenten is voldoende opening voor ruimtelijk-, milieu- en natuurbeleid geschapen. VROM heeft daaraan bijgedragen door (teksten voor) interventies op alle EU niveaus en door formele en informele contacten. |
Met name bij doelstelling 3 heeft VROM zelf het initiatief genomen tot frequent contact met de Nederlandse partners. Voor doelstelling 2 en het POP heeft VROM de initiatieven van EZ en LNV ondersteund. Op programmaniveau worden begin 2007 de Strategische Milieubeoor- delingen afgerond. De beoordeling op projectniveau zal gedurende de loop van programmaperiode (2007–2013/15) per project moeten plaatsvinden. | |
Verder werken aan de verstevigde verankering binnen de Lissabonagenda van milieu als kans voor economische groei en werkgelegenheid «Clean, Clever, Competitive», en met name concrete uitwerking in (Europese) maatregelen dan wel de Europese Duurzaamheidsagenda. De concrete prestaties omvatten onder meer het leveren van input aan de Voorjaarsraad 2006, het actief werven van steun bij andere EU-lid- staten en het opstellen van een plan van aanpak voor de follow-up van de Voorjaarsraad. Verder zal VROM bijdragen aan het doen doorwerken van de herziene Europese Duurzaamheidstrategie naar zowel verschillende Europese beleidsterreinen als naar nationaal niveau. | Ja, zie de brief van de Minister-President over duurzame ontwikkeling en beleid die op 24 november 2006 aan de Tweede Kamer gezonden is (Kamerstukken II, 2006–2007, 30 196, nr. 11). |
Inventariseren van ideeën en bepalen van de concrete inzet bij voorstellen van de Europese Commissie om de milieurapportageverplichtingen van de lidstaten te stroomlijnen. | Ja |
Uitvoeren en actualiseren van de Europese milieuagenda, om een sterke positie in de Europese besluitvorming te krijgen bij de prioritaire dossiers luchtkwaliteit, Lissabonstrategie, klimaat, biodiversiteit en REACH. | Ja, VROM heeft alle belangrijke dossiers behandeld, waarbij de optiek rendement versus overige belangen is gehanteerd. |
Evalueren en eventueel aanpassen van de gekozen werkwijze waarbij de andere overheden zo vroeg mogelijk betrokken worden bij de Europese dossiers. | Ja, zie Toekomstagenda Milieu. De werkwijze met interbestuurlijke dossierteams wordt voortgezet. |
10.3.3 Gecoördineerd milieubeleid voor industrie en MKB
Doel is ervoor te zorgen dat elf specifieke industrietakken voldoen aan de voor 2010 afgesproken milieutaakstellingen, waarbij tevens milieuwinst in de productie- en consumptieketens wordt gerealiseerd.
Bij het doelgroepenbeleid Milieu en Industrie (DMI) gaat het om het verminderen van de totale milieudruk, waartoe met diverse bedrijfstakken convenanten zijn afgesloten waarin integrale milieutaakstellingen zijn opgenomen. In lijn met de afgelopen jaren is er wederom vooruitgang geboekt. Wel is op grond van de samenvattende jaarrapportages over het DMI te zien, dat er sprake is van verminderde meeropbrengsten. Het verder reduceren van de milieudruk bij de industrie gaat steeds meer inspanningen vergen. Daarbij is er specifieke aandacht voor de realisatie van de NEC-doelstellingen.
Het kabinet heeft op 14 juli de Tweede Kamer geïnformeerd over de uitvoering van de motie Koopmans/De Krom over 100% duurzaam inkopen. De motie is zo geïnterpreteerd dat de inkoop duurzaam is, tenzij departementen in de voortgangsrapportages overtuigend aangeven waar het niet duurzaam kon. Op dit moment wordt de term duurzaamheid voor de verschillende inkooppakketten uitgewerkt in ambitieuze, haalbare en toepasbare criteria, zodat hier uiterlijk in 2010 in alle aanbestedingen rekening mee kan worden gehouden. In 2006 is een standaardprocedure voor de uitwerking van criteria opgesteld en is een aanzet gegeven tot het herzien van de voor sommige inkooppakketten reeds bestaande specificaties. Tevens heeft een eerste monitoring plaatsgevonden van de mate waarin de departementen en de andere overheden momenteel reeds duurzaam inkopen. Een rapportage daarover zal begin 2007 aan de Tweede Kamer worden gezonden.
Samen met de ministeries van LNV en EZ is onderzocht of het MKB behoefte heeft aan een duurzaamheidsplatform, conform het advies van de SER. Geconstateerd is dat de huidige bestaande organisaties en met name het door EZ opgerichte kenniscentrum voor maatschappelijk verantwoord ondernemen, MVO-Nederland, voldoende invulling kunnen geven aan de behoefte aan informatie en ondersteuning die bij het MKB leeft. In 2006 heeft voorts een evaluatie van de subsidie van VROM aan de Stichting Milieukeur (SMK) plaatsgevonden. Mede naar aanleiding van de resultaten van deze evaluatie zullen de ministeries van VROM, EZ, LNV en SZW in 2007 bezien of nadere afspraken kunnen worden gemaakt over de rol die de overheid dient te vervullen ten aanzien van het genereren en verspreiden van duurzaamheidsindicatoren en over de stroomlijning van deze informatie richting doelgroepen.
Begin februari 2006 hebben de gezamenlijke NGO’s laten weten dat ze zich terug trokken uit het onderhandelingsproces over de implementatie van de beoordelingsrichtlijn voor duurzaam bosbeheer en de handelsketen van hout uit duurzaam beheerd bos (BRL). De NGO’s wilden zich niet committeren aan de uitvoeringsorganisatie die belast zou worden met de uitvoering en het beheer van de eerder overeengekomen BRL. Begin april is aan de Tweede Kamer gemeld, dat er een commissie gelijkwaardigheidtoetsing opgericht zou worden die bestaande certificatiesystemen (op landenniveau) op gelijkwaardigheid aan de overeengekomen BRL zou gaan toetsen. Begin oktober is deze commissie van start gegaan met een serie proeftoetsingen. Deze proeftoetsingen zijn bedoeld om ervaring op te doen met de toetsingssystematiek en te kijken of de BRL in de praktijk werkt. Op basis van de ervaringen van de proeftoetsingen zal de commissie gelijkwaardigheidtoetsing in 2007 een advies uitbrengen over de werkbaarheid van de BRL. Daarna zullen de certificatiesystemen worden getoetst aan de BRL t.b.v. het inkoopbeleid van de overheid en om flankerend beleid vorm te geven.
Instrumenten/Prestaties | |
---|---|
Jaar 2006 | Realisatie |
Instrumenten: | |
Wet- en regelgeving:milieuvergunning bevoegd gezag,Nederlandse Emissierichtlijn (NeR),Oplosmiddelenbesluit (VOS),Besluit Emissie Eisen Stookinstallaties,Wm (hoofdstuk 16 emissiehandel),Besluit milieuverslaglegging, wet- en regelgeving m.b.t. bodembescherming, externe veiligheid en geluid. | Ja, m.u.v. actualisatie BEES hetgeen gerelateerd is aan de NEC-richtlijn; zal medio 2007 gereed zijn (afhankelijk van volgend kabinet). |
Voorlichting: facilitering via FO-Industrie en via internetsite (onder andere Duurzaam Inkopen). | Ja |
Kennisoverdracht en -ontwikkeling: handboeken met milieumaatregelen; inkoopcriteria. | Ja |
Bestuurlijk overleg over de voortgang van de convenanten (met eenmaal per vier jaar een bedrijfsmilieuplan en jaarlijkse rapportages over voortgang); flankerend beleid hout. | Ja |
Prestaties: | |
Brief uitbrengen aan de Tweede Kamer over de toekomst van het Doelgroepenbeleid Industrie. | Nee, geen aparte brief de inhoud over de toekomst van het DMI-beleid; wordt geïntegreerd in de uitvoering van de Toekomstagenda Milieu. |
Brief uitbrengen aan de Tweede Kamer over de stand van zaken en de ambities m.b.t. duurzame bedrijfsvoering door het Rijk en andere overheden. | Ja |
Vertalen van EU-BREF-documenten naar nationale regelgeving, onder andere voor reductie van het broeikasgas lachgas (reservemaatregel Kyoto). | Ja |
Uitvoering volgen van de milieuconvenanten met de industrie. | Ja |
Opzetten indicatorenplatform ter stimulering van innovatie en maatschappelijk verantwoord ondernemen bij bedrijven. | Ja |
Inbedden van de uitvoering van een certificatiesystematiek voor duurzaam geproduceerd hout en inkopers bekend maken met inkoopcriteria voor hout. | Ja |
10.3.4 Overheidsbeleid voor duurzame ontwikkeling
Doel is om de afspraken, gemaakt tijdens de Wereldtop in Johannesburg (2002) en vertaald in het actieplan Duurzame Daadkracht door middel van uitgewerkte doelen en te treffen maatregelen gericht op duurzame ontwikkeling, na te komen. Het kabinet wil structurele maatschappelijke veranderingen stimuleren die leiden tot duurzame ontwikkeling. De staatssecretaris van Milieubeheer is belast met de coördinatie van het overheidsbeleid voor duurzame ontwikkeling.
Duurzame ontwikkeling als doel overstijgt het milieubeleid, omdat het gaat over de samenhang tussen de sociale, ecologische en economische pijlers van beleid (People, Planet en Profit), tussen hier en elders en de korte en de lange termijn. In de Toekomstagenda Milieu is aandacht besteed aan de samenhang tussen milieubeleid en duurzame ontwikkeling.
De Minister-President heeft in zijn brief van 24 november 2006 aan de Tweede Kamer beschreven wat het kabinet heeft gedaan aan het verankeren van duurzame ontwikkeling in het rijksbeleid en welke acties op dat vlak in gang worden gezet (Kamerstukken II, 2006–2007, 30 196, nr. 11).
Voortgang is geboekt bij duurzaam inkopen als onderdeel van duurzame bedrijfsvoering van de overheid, maatschappelijke verslaglegging door de departementen, het ondersteunen van maatschappelijke initiatieven van burgers en maatschappelijk verantwoord ondernemen, de transitietrajecten en de grote onderzoeksprogramma’s onder het BSIK-programma.
Een bijdrage is geleverd aan de herziening van de Europese Duurzaamheidsstrategie, die in juni door de Europese Raad is vast gesteld. In dat kader heeft Nederland het initiatief genomen om een Peer Review proces te starten waarbij de duurzame ontwikkeling in Nederland voorwerp van onderzoek is.
In het kader van de transitie naar een duurzame energiehuishouding heeft de Taskforce Energietransitie het Transitieactieplan («Meer met energie; kansen voor Nederland») uitgebracht. Met betrekking tot biobrandstoffen heeft een werkgroep onder leiding van prof. Cramer duurzaamheidscriteria geformuleerd.
Ook is voortgang geboekt bij het uitvoeren van het actieprogramma Duurzame Daadkracht, zoals bijvoorbeeld bij de internationale partnerschappen, Ruimte voor de Rivieren en de operatie JONG. Hierover heeft op 4 oktober een algemeen overleg met de Tweede Kamer plaatsgevonden. De voortgangsrapportage over 2006 wordt in het eerste kwartaal van 2007 aan de Tweede Kamer gezonden.
In april en november heeft RMNO op verzoek van VROM bijeenkomsten met vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties georganiseerd. De eerste richtte zich op de Europese duurzaamheidsstrategie en de tweede op de duurzaamheidsvraagstukken in het licht van de verkiezingen.
Instrumenten/Prestaties | |
---|---|
Jaar 2006 | Realisatie |
Instrumenten: | |
Communicatie | Ja, communicatie is ingezet in de beleidsontwikkeling, onder andere door het organiseren van een tweetal stakeholderbijeenkomsten door de RMNO en bij het ondersteunen van maatschappelijke verandering, onder andere via MVO-Neder- land, Milieu Centraal, het programma Leren voor Duurzame ontwikkeling en SMOM-projecten. |
Transities | Ja, de transitieaanpak is in 2006 concreter gemaakt in het Plan van aanpak van de Taskforce Energietransitie, diverse kennisinitiatieven en activtiteiten uit het bedrijfsleven. Informatie over de ontwikkelingen is te vinden op de website http://transitie.startpagina.nl. |
Prestaties: | |
Eind 2006 sturen VROM en BZ/OS gezamenlijk de voortgangsrapportage Duurzame Daadkracht naar de TK. | Nee, besloten is de voortgangsrapportage pas na afsluiting van 2006 aan de Tweede Kamer aan te bieden (eerste kwartaal 2007). In de brief aan de Minister-President over duurzame ontwikkeling die op 24 november aan de Tweede Kamer is verzonden (Kamerstukken II, 2006–2007, 30 196, nr. 11) wordt een deel van de voortgang reeds gemeld. |
Voortgangsbericht Transities naar de Tweede Kamer (i.s.m. andere transitiedepartementen). | Nee, besloten is de algemene rapportage over de voortgang op te nemen in de Voortgangsrapportage over Duurzame Daadkracht. Meer specifieke informatie zal worden opgenomen in de kabinetsreactie op het transitie actieplan van de Taskforce Energietransitie en het SER-advies over transities. Dit zal door het nieuwe kabinet aan de Tweede Kamer aangeboden worden. |
Formuleren van een kabinetsreactie op de duurzaamheidsverken- ningen van de gezamenlijke planbureaus. | Nee, de 2e duurzaamheidsverkenning wordt pas in mei 2007 uitgebracht. |
Eind 2006 start VROM, samen met EZ en LNV, voor diverse segmenten van de chemiesector concrete projecten om de sector duurzamer te maken. | Ja, dit maakt deel uit van het Platform Groene Grondstoffen van de Energietransitie. |
10.4. Overzicht afgeronde onderzoeken
Onderzoek onderwerp | AD of OD | Start | Afgerond | Vindplaats | |
Beleidsdoorlichting | n.v.t. | ||||
Effectenonderzoek ex post | n.v.t. | ||||
Overig evaluatieonderzoek | Professionalisering milieuhandhaving | OD 10.2.1 | Voorjaar 2007 | Eind 2007 | N.v.t. |
ProMT | OD 10.2.1 | 2005 | Mei 2006 | Titel rapport: «Evaluatie programma Milieu & Technologie 2002–2005» | |
VAMIL/MIA | OD 10.2.1 | 2005 | Begin 2007 | N.v.t. | |
Groen Beleggen | OD 10.2.1 | 2005 | Begin 2007 | N.v.t | |
Stimuleren Beleid met Burgers/tevredenheids- onderzoek | OD 10.2.1 | Zomer 2006 | Januari 2007 | Titel rapport: «Monitor programma Beleid met Burgers: De burgerstem versterkt» |
• Evaluatie professionalisering milieuhandhaving: Het project Professionalisering van de milieuhandhaving heeft geresulteerd in de Wet handhavingsstructuur. De evaluatie van de professionalisering zal daarom meelopen in de evaluatie van de Wet handhavingsstructuur. De planning is dat deze evaluatie in het voorjaar 2007 wordt gestart en eind 2007 gereed is.
• De evaluatie van Groen Beleggen en VAMIL/MIA is in concept gereed en zal begin 2007 naar de Tweede Kamer gezonden worden.
• De evaluatie van het stimuleren van Beleid met Burgers/tevredenheidsonderzoek heeft een kleine vertraging opgelopen. Het eindrapport is eind januari 2007 gereedgekomen.
Artikel 11. Vergroten van de externe veiligheid
Doel is om een samenleving te bereiken waarin risico’s van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen en met betrekking tot het gebruik van luchthavens bekend zijn, zoveel mogelijk beperkt zijn en maatschappelijk en bestuurlijk geaccepteerd zijn, en waarbij een bepaald basisveiligheidsniveau niet overschreden wordt. Behalen van deze doelstelling heeft als effecten dat:
• Het aantal knelpunten (overschrijding van de wettelijke grenswaarde, PR 10–6) afneemt en in 2010 alle zijn weggenomen, behoudens een bewust geaccepteerde restcategorie (de uitzonderingen).
• Het bevoegd gezag een goede verantwoording aflegt over veranderingen in het groepsrisico.
De algemene doelstelling is uitgewerkt in de volgende operationele doelstellingen:
• Bepalen van de aanvaardbaarheid van risicovolle situaties.
• Oplossen van niet-aanvaardbare risicovolle situaties.
• Preventie tegen nieuwe risicovolle situaties.
• Milieu- en veiligheidsaspecten vroegtijdig, gebiedsgericht en geïntegreerd in de ruimtelijke planvorming betrekken.
Doelbereiking en maatschappelijke effecten
Voor het bereiken van de externe veiligheidsdoelen met betrekking tot inrichtingen ligt de instrumentering en de voortgang van de sanering op schema. Voor buisleidingen en transport moet de saneringsopgave nog bepaald worden.
Het behalen van deze doelstelling hangt af van een adequaat niveau van de uitvoering, goede ondersteuning van de uitvoering, en helderheid over verantwoordelijkheden. Door de introductie van Programmafinanciering Externe Veiligheid (EV) wordt de uitvoering nadrukkelijk ondersteund en zijn belangrijke stappen gezet op weg naar een adequaat niveau van uitvoering.
11.2. Tabel budgettaire gevolgen van beleid
Beleidsartikel 11 (x € 1000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Realisatie 2002 | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Realisatie 2006 | Vastgestelde begroting 2006 | Verschil 2006 | |
Verplichtingen: | 72 260 | 13 409 | 39 415 | 22 619 | 144 119 | 12 897 | 131 222 |
Waarvan garantieverplichtingen | 70 | 452 | |||||
Uitgaven: | 40 567 | 13 977 | 52 275 | 34 100 | 47 948 | 14 454 | 33 494 |
Programma: | 37 659 | 10 694 | 48 987 | 30 559 | 44 248 | 10 432 | 33 816 |
Bepalen van de aanvaardbaarheid van risicovolle situaties: | 1 934 | 2 075 | 2 162 | 625 | 910 | 904 | 6 |
Bepalen van de aanvaardbaarheid van risicovolle situaties | 1 934 | 2 075 | 2 162 | 625 | 910 | 904 | 6 |
Oplossen van niet-aanvaardbare risicovolle situaties: | 32 760 | 4 658 | 44 463 | 26 853 | 16 296 | 8 333 | 7 963 |
Oplossen van niet-aanvaardbare risicovolle situaties | 32 760 | 4 658 | 44 463 | 26 853 | 16 296 | 8 333 | 7 963 |
Preventie tegen nieuwe risicovolle situaties: | 1 933 | 2 074 | 2 162 | 624 | 21 536 | 896 | 20 640 |
Preventie tegen nieuwe risicovolle situaties | 1 933 | 2 074 | 2 162 | 624 | 21 536 | 896 | 20 640 |
Milieu en veiligheidsaspecten in ruimtelijke planvorming betrekken: | 1 032 | 1 887 | 200 | 2 457 | 5 506 | 299 | 5 207 |
Onderzoek externe veiligheid | 93 | 0 | 93 | ||||
Overige instrumenten en milieu en veiligheid | 751 | 1 351 | 171 | 2 457 | 223 | 299 | – 76 |
Schadeclaims | 281 | 536 | 29 | 0 | 5 190 | 0 | 5 190 |
Apparaat: | 2 908 | 3 283 | 3 288 | 3 541 | 3 700 | 4 022 | – 322 |
Apparaat: | |||||||
Apparaat artikel 11 (DGR) | 547 | 598 | 793 | 1 081 | 675 | 1 033 | – 358 |
Apparaat artikel 11 (DGM) | 2 361 | 2 685 | 2 495 | 2 460 | 3 025 | 2 989 | 36 |
Ontvangsten: | 0 | 0 | 25 320 | 0 | 1 370 | 0 | 1 370 |
Oplossen van niet-aanvaardbare risicovolle situaties
Deze overschrijding wordt veroorzaakt door onder meer € 6,8 mln die uit de aanvullende post van het ministerie van Financiën is overgeboekt naar de VROM-begroting ten behoeve van een rijksbrede subsidieverlening voor externe veiligheid.
Preventie tegen nieuwe risicovolle situaties
Deze overschrijding wordt veroorzaakt door een toevoeging uit de aanvullende post van het ministerie van Financiën. Het kabinet Balkenende I heeft eind 2002 in het Strategisch Akkoord middelen beschikbaar gesteld voor het externe veiligheidsbeleid. Hiervan is € 20 mln op jaarbasis bestemd voor uitvoering en handhaving van het externe veiligheidsbeleid bij provincies en gemeenten (programmafinanciering). Dit bedrag is bij de eerste suppletore aan de VROM-begroting toegevoegd.
In het kader van de regeling «Schadeclaims ruimte voor de rivier» kunnen gedupeerden schadeloos worden gesteld. In 2006 heeft de rechter ruim € 5 mln gehonoreerd.
Als gevolg van herverdeling over de artikelen is dit instrument verlaagd.
11.3. Operationele doelstellingen
11.3.1 Bepalen van de aanvaardbaarheid van risicovolle situaties
Doel is om uiterlijk in 2008 de risico’s van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen en van luchthavens inzichtelijk te hebben, alsmede de mogelijkheden deze te verminderen en duidelijkheid te krijgen of zij maatschappelijk en bestuurlijk aanvaardbaar zijn of niet.
De beleidsbrief Groepsrisico (Kamerstukken II, 2006–2007, 27 801, nr. 44) is op 12 oktober 2006 naar de Kamer gestuurd. De brief geeft aan dat het kabinet voornemens is tot het algemeen toepassen van de verantwoordingsplicht. Ook gaat de brief in op de versterking van de rol van hulpverlening en rampenbestrijding en de rol van het rijk in de groepsrisicobenadering.
De handreiking voor gemeenten en provincies die aangeeft hoe de verantwoordingsplicht in de praktijk moet worden uitgevoerd, is verbeterd en wordt begin 2007 uitgebracht.
Het Programma Andere Overheid-Externe Veiligheid (PAO-EV)-project waarbij een maatlat wordt opgesteld voor de wettelijke externe veiligheidstaken is opgestart. Het project zal duidelijk maken waaraan de gemeenten en provincies wat betreft de uitvoering van de wettelijke externe veiligheidstaken moeten voldoen. De eindrapportage wordt in het eerste kwartaal van 2007 verwacht.
Instrumenten/Prestaties | |
---|---|
Jaar 2006 | Realisatie |
Instrument: | |
Onderzoek (naar de aanvaardbaarheid) van risicovolle situaties. | Nee, het onderzoek naar de aanvaardbaarheid van risicovolle situaties bij het vervoer van gevaarlijke stoffen en naar het transport via buisleidingen is in 2006 gestart. |
Prestaties: | |
Afronden inventarisaties van categorale inrichtingen, ammoniakkoelinstallaties, CPR-15 inrichtingen, BRZO-bedrijven, risico’s van buisleidingen en van security-aspecten in het kader van moedwillige verstoring. | Nee, in 2006 is goede voortgang geboekt; de afronding wordt in 2007 verwacht. Een inventarisatie naar de restcategorieën van inrichtingen, zoals ammoniak-, acetyleen- en propaan-opslagen en galvaniseerinrichtingen is in uitvoering. Verder volgt een aanvullende inventarisatie naar mijnbouwinrich- tingen. De overige inventarisaties zijn afgerond, te weten: NH3-koelinstallaties, emplacementen, CPR15–2-inrichtingen en opslagen voor stikstofhoudende kunstmeststoffen. |
Beheren van het Register van risicogegevens. | Ja, het register is in beheer bij het RIVM. |
Prestatie-indicatoren | ||
---|---|---|
Indicator | Streefwaarde 2006 | Realisatie 2006 |
De mate van vulling van het register van risicogegevens. | Voor het register van risicogegevens wordt gestreefd naar een vulling van tenminste 90% in 2008. | Het register is wat de gegevens voor inrichtingen betreft reeds grotendeels gevuld. De functionaliteit voor transportroutes en buisleidingen worden begin 2007 opgeleverd. |
Beschikbaarheid van onderzoeksgegevens inzake de categorale inrichtingen en buisleidingen. | Alle relevante risico-informatie over categorale inrichtingen en buisleidingen dient in 2008 beschikbaar te zijn. Op grond van deze gegevens kan dan een politieke beoordeling van het nut en de noodzaak tot vermindering van risico’s plaatsvinden. | De overige buisleidinggegevens worden op basis van inventarisatie door het RIVM in 2007 toegevoegd. Op 1 oktober 2006 was de risicokaart waarin de gegevens van het register zijn weergegeven voor alle provincies operationeel. |
Bron realisatiegegevens: 6e voortgangsrapportage Externe Veiligheid (kenmerk EV2006308461)
11.3.2 Oplossen van niet-aanvaardbare risicovolle situaties
Doel is om uiterlijk in 2010 alle in 2008 bepaalde niet-aanvaardbare risicovolle situaties op te lossen.
De sanering rond LPG-tankstations ligt op schema en de urgente sanering kan in 2007 afgerond worden. Met het uitvoeren van de programma’s voor het kabinetsstandpunt ketenstudies en het verbeterprogramma terrorismebestrijding is goede voortgang geboekt.
Instrumenten/Prestaties | |
---|---|
Jaar 2006 | Realisatie |
Instrumenten: | |
Subsidies ten behoeve van saneringsprogramma’s voor categorale inrichtingen, urgente gevallen van LPG-stations, ammoniakkoelinstallaties, CPR15-inrichtingen en BRZO-bedrijven. | Ja, voor met name de urgente sanering LPG-tankstations zijn in 2006 schadevergoedingen uitgekeerd. |
Regelgeving (vergunningen door bevoegd gezag). | Nee, in het voorjaar 2007 wordt een ontwerp voor een ministeriële regeling in procedure gebracht waarin afstanden zijn opgenomen voor LPG-tankstations en inrichtingen waarin koel- of vriesinstallaties met ammoniak met een inhoud van 1 500 tot 10 000 kg aanwezig zijn. De verplichting voor het bevoegd gezag om vóór 2010 de situaties waarin niet aan die afstand wordt voldaan op te lossen, wordt daarmee voor deze categorieën bedrijven geconcretiseerd. |
Prestaties: | |
Verstrekken van subsidies voor sanering van categorale inrichtingen, urgente gevallen van LPG-stations, ammoniakkoelinstallaties, CPR15-inrichtingen en BRZO-bedrijven. | Ja, de sanering van urgente van LPG-tankstations verloopt voorspoedig en ligt op schema. Momenteel zijn 83 situaties gesaneerd en zijn er 30 in procedure. Op 27 oktober 2007 loopt de urgente saneringsregeling af. |
Uitvoeren van maatregelenpakketten uit kabinetsstandpunt ketenstudies. | Ja, het uitvoeringsprogramma voor het realiseren van het kabinetsstandpunt loopt tot uiterlijk 2010. Inmiddels is een aantal maatregelen in uitvoering genomen dan wel gerealiseerd. In 2006 is € 15 mln voor het verbeteren van de hulpverlening in de spoorzone Drechtsteden besteed. Ook is verdere uitvoering aan het convenant met de LPG-sector gegeven (o.a. testen coating, verbeterde vulslang, vaststellen nieuwe afstanden voor LPG-tanksta- tions en bepalen restcategorie te saneren LPG-tankstations). Voorts zijn gesprekken met YARA in eindfase en is een studie gestart naar de LPG-modalshift. Met DSM worden op hoogbestuurlijk niveau gesprekken gevoerd over de uitvoering van het Kabinetsstandpunt ketenstudies. |
Uitvoeren van verbeterprogramma terrorismebestendigheid EV-sector. | Ja, de pilot naar de security in de chemische industrie is afgerond. De onderhandelingen met de chemische industrie over security zijn nog bezig en zullen begin 2007 worden afgerond.De afspraken met de kunstmestsector over security-maatregelen en een volgsysteem van kunstmest zijn in een vergevorderd stadium en worden begin 2007 afgerond.Voor nieuwe ijsbanen is geregeld dat ze geen ammoniak meer als primair koelmiddel gebruiken.Uit onderzoek is gebleken dat de minister doorzetingsmacht heeft om bij inrichtingen bij dreiging in te grijpen in het kader van de Wet milieugevaarlijke stoffen. Deze bevoegdheid is belegd bij de Minister van Justitie.Het ministerie van V&W is gestart met het onderzoek naar het beveiligen van parkeerplaatsen en rangeerterreinen. |
Prestatie-indicatoren | ||
---|---|---|
Indicator | Streefwaarde 2006 | Realisatie 2006 |
Aantal opgeloste knelpunten (gesaneerde LPG-stations, enz.). | Alle knelpunten opgelost die maatschappelijk en/of bestuurlijk niet acceptabel zijn. Dit geeft een plaatsgebonden risico van max. 10–6. | In 2006 zijn 47 LPG-tankstations gesaneerd. In totaal zijn inmiddels 83 tankstations gesaneerd. |
Bron realisatiegegevens: 6e voortgangsrapportage Externe Veiligheid (kenmerk EV2006308461)
11.3.3 Preventie tegen nieuwe risicovolle situaties
Doel is de kwaliteit en capaciteit van de uitvoering van het EV-beleid te versterken.
De subsidies aan provincies en bijdragen aan andere departementen – voor zover belast met eerstelijnstaken op het gebied van externe veiligheid – voor de programmafinanciering voor 2006–2010 zijn toegekend. Het resultaat hiervan voor het doelbereik zal over enige jaren zichtbaar moeten worden. De VROM-regelgeving voor het vervoer gevaarlijke stoffen per spoor zal door de afhankelijkheid van het ministerie van V&W pas in 2008 haar beslag kunnen krijgen.
Instrumenten/Prestaties | |
---|---|
Jaar 2006 | Realisatie |
Instrument: | |
Subsidies (programmafinanciering) aan provincies, gemeenten en rijkspartijen voor zover belast met eerstelijnstaken t.b.v. opbouw van apparaat in de periode tot 2010 om EV-beleid uit te voeren en te handhaven en de kwaliteit van deze activiteiten te verhogen. | Ja, de provinciale programma’s voor de programma-finan- ciering 2006–2010 zijn beoordeeld en de subsidies voor de periode 2006–2010 zijn verstrekt. |
Prestaties: | |
Aanbieden aan Tweede Kamer van nieuwe wetgeving m.b.t. vervoer gevaarlijke stoffen per spoor. VROM regelt de verruimde reikwijdte op basis van de Wm en de doorwerking in de ruimtelijke ordening (V&W zorgt voor een basisnet met vervoersplafonds per categorie aangewezen route). | Nee, de aanbieding van de VROM-regelgeving is afhankelijk van het gereedkomen van de besluiten van de minister van V&W met betrekking tot de vaststelling van het basisnet. Binen V&W wordt de vaststelling niet eerder dan begin 2008 voorzien. |
Starten eerste jaar programmafinanciering periode 2006–2010. | Ja, de provincies hebben na ontvangst van de subsidie de uitvoering van de provinciale programma’s op basis van de programma-financiering 2006–2010 ter hand genomen. |
Afronden en rapporteren inzake eerste periode (2004–2005). | Ja, de uitvoering van het provinciaal programma program- mafinanciering 2004–2005 is afgerond. De eindraportages zijn door de provincies ingediend. |
Prestatie-indicatoren | ||
---|---|---|
Indicator | Streefwaarde 2006 | Realisatie 2006 |
De (structurele) capaciteit voor EV bij gemeenten en provincies | Door gerichte opleiding, training, uitwisseling van ervaring en andere organisatie van de capaciteit en kwaliteit van de uitvoering in de periode tot 2010 borgen dat geen nieuwe knelpunten ontstaan. In het beschikbare budget is rekening gehouden met een toename van ca 200 fte bij provincies en gemeenten te bereiken in 2010. | Met de uitvoering van de provinciale pro- grammafinanciering 2006–2010 is door de provincies ook een vervolg gegeven aan het versterken van de uitvoering door uitbreiding van de structurele capaciteit voor EV bij gemeenten en provincies. |
Bron realisatiegegevens: 6e voortgangsrapportage Externe Veiligheid (kenmerk EV2006308461)
11.3.4 Milieu en veiligheidsaspecten vroegtijdig, gebiedsgericht en geïntegreerd in de ruimtelijke planvorming betrekken
VROM heeft zich ten doel gesteld:
• De gevolgen van de klimaatverandering voor de ruimtelijke inrichting in verband met de waarborging van de veiligheid te verminderen;
• Meer ruimte voor de grote rivieren en de kustverdediging te kunnen bieden om een robuuste oplossing te vinden voor bedreigende hoogwaterstanden;
• Met behoud van rivierkundige belangen meer ontwikkelingsmogelijkheden te bieden voor ontwikkelingen in en aan de rivier of de kust, met bijvoorbeeld functiecombinaties en innovatieve bouwvormen;
• De afstemming tussen regionaal en hoofdwatersysteem in Blauwe Knopen te waarborgen, onder normale en extreme situaties;
De (in wet- en regelgeving vastgelegde) basiskwaliteit voor externe veiligheid te realiseren1;
• De externe veiligheid in een vroegtijdig stadium in te brengen, zodat ruimtelijke plannen niet vertragen of niet doorgaan.
Het RPB en MNP constateren dat de bebouwing langs de grote rivieren in de afgelopen jaren is toegenomen, zowel in het bestaande winterbed als in de Nota Ruimte beoogde reserveringsgebieden. Deze ontwikkeling is in de meeste gebieden niet strijdig met het vigerende beleid.
De kwetsbaarheid voor overstroming is tussen 2000 en 2004 toegenomen. De bevolking in gebieden die mogelijk overstromen is in deze periode met 3 procent toegenomen tot ruim 11 miljoen. De economische waarde van het onroerend goed is, als gevolg van de sterk gestegen huizenprijzen, met 67 procent toegenomen tot ruim 800 miljard euro.
Instrumenten/Prestaties | |
---|---|
Jaar 2006 | Realisatie |
Instrumenten: | |
Investeringsbudget Ruimte voor de Rivier (RvdR) (V&W) | Ja, (niet voor realisatie maar voor het starten van planstudies) |
Kaderstelling, wetgeving en beleidslijnen (herziening WRO); | Ja |
Uitwisseling kennis en informatie | Ja |
Prestaties: | |
Vaststellen deel 3 PKB Ruimte voor de Rivier | Ja, deel 3 van de PKB Ruimte voor de Rivier is op 7 juli 2006 door de Tweede Kamer vastgesteld (Kamerstukken II, 2005–2006, 30 080, nr. 4). Op 19 december 2006 heeft de Eerste Kamer ingestemd met deel 3 van de PKB (Kamerstukken I, 2006–2007, nr. 14–559). |
Vaststellen aangepaste Beleidslijn Ruimte voor de Rivier | In februari 2006 heeft het kabinet ingestemd met de Beleidslijn. Op 24 mei 2006 is de Beleidslijn in een AO met de Tweede Kamer besproken. Op 13 juli 2006 is de Beleidslijn gepubliceerd in de Staatscourant 2006, nr. 133. |
Vaststellen Blauwe Knopen | Blauwe Knopen zullen medio 2007 definitief worden vastgesteld.De aanvullende wens om ook waterkwaliteit mee te nemen geeft enige vertraging. |
Voorbereiden Integrale verkenning Maaswerken (IVM2) | Na het aanbieden van het bestuurlijk advies (voorjaar 2006) heeft de Stas. V&W de reactie van het Rijk opgenomen in het kabinetsstandpunt Rampenbeheersingsstrategie (RBSO). Dit Kabinetsstandpunt is eind november vastgesteld en zal begin februari in de 2e Kamer in een AO worden behandeld. |
Voorbereiden Beleidslijn Buitendijks Overig | Inmiddels heet deze Beleidslijn «Meren & Delta». Deze beleidslijn is nog in ontwikkeling. De beleidslijn zal naar verwachting medio 2007 verschijnen. De beleidslijn geeft meer precies aan voor welke gebieden deze geldt. |
Voorbereiden Beleidslijn Kust | Nog in ontwikkeling. Zal waarschijnlijk april 2007 verschijnen. Vetraging heeft te maken met prioriteitstelling binnen V&W. Inmiddels zijn afspraken gemaakt over versnelling van dit traject. |
Vaststellen nieuwe Wet en Besluit op de Ruimtelijke Ordening, waarin expliciet wordt gewezen op belang om EV-normen in ruimtelijke besluitvorming te betrekken. | In de BRO wordt een en ander opgemerkt over externe veiligheid. De BRO moet samen met de WRO op 1 januari 2008 in werking treden. |
Werkzaamheden «vliegende brigade externe veiligheid» die andere overheden met raad en daad bijstaat waar bestaande of nieuwe ruimtelijke ontwikkeling en externe veiligheid elkaar niet verdragen. | De Vliegende brigade Vuurwerk heeft geparticipeerd in overleggen met provinciale vuurwerkcoördinatoren en geassisteerd bij evenementen. Bij drie vuurwerk-projecten is nauw samengewerkt met de Inspectie Verkeer en Waterstaat. Aan de Koninklijke Marechaussee, Politie en Douane is informatie en advies verstrekt, onder meer ten aanzien van de beoordelingen van import-meldingen. |
Prestatie-indicatoren | ||
---|---|---|
Indicator | Streefwaarde 2006 | Realisatie 2006 |
Behoud ruimte voor de rivier en de kustverdediging | ||
Doorwerking beleidslijnen in provinciale en gemeentelijke ruimtelijke plannen |
Bovenstaande prestatiegegevens zouden in 2006 nader worden ontwikkeld. Streefwaarden moesten voor beide indicatoren in 2006 worden vastgesteld. Besloten is om de prestatie-indicatoren te wijzigen en andere streefwaarden vast te stellen, welke beter aansluiting vinden bij het doel van de prestatie. Deze indicatoren zijn opgesteld in 2006 en opgenomen in de begroting 2007 (Kamerstukken II, 2006–2007, 30 800 XI, nr. 2 pagina 100).
11.4.Overzicht afgeronde onderzoeken
Onderzoek onderwerp | AD of OD | Start | Afgerond | Vindplaats | |
Beleidsdoorlichting | Vuurwerkbesluit | 11.3.2 | 2006 | 2007 | |
Overig evaluatieonderzoek | Monitor doelbereiking Nota Ruimte | 11.3.4 | 2006 | 2006 | www.monitornotaruimte.nl |
Evaluatie Watertoets | 11.3.4 | 2006 | 2006 | www.watertoets.net |
In de 6e voortgangsrapportage Externe Veiligheid aan de Tweede Kamer is aangegeven dat de evaluatie van het Vuurwerkbesluit in 2006 gestart is en in 2007 afgerond zal worden.
Artikel 12. Handhaving en toezicht
12.1. Algemene beleidsdoelstelling
De VROM-Inspectie (VI) richt zich op handhaving van de VROM-regelgeving om een succesvolle uitvoering en naleving van het beleid voor wonen, ruimte, milieu en veiligheid te bereiken.
De operationele doelstellingen op het gebied van naleving van wet- en regelgeving zijn:
• Naleving van nationale en internationale regelgeving vallend onder VROM-toezicht bevorderen.
• Rijksbeleid handhaven en interbestuurlijk toezicht uitvoeren op gemeenten en provincies.
• Wettelijke taken prioriteren en relevante maatschappelijke signalen selecteren.
• Crisismanagement organiseren.
• Opsporen en bestrijden van fraude.
Doelbereiking en maatschappelijke effecten
De uitvoering en naleving van het beleid voor wonen, ruimte, milieu en veiligheid, in ruime mate zijn gerealiseerd. De meest succesvolle resultaten zijn:
• Verdere uitwerking van de ketenaanpak.
• De voortgang in de samenwerking van de diverse inspectiediensten van het rijk.
• Vernieuwing van het interbestuurlijk toezicht.
• Het in gang zetten van informatiegestuurde handhaving.
Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar de operationele doelstellingen.
In de onderstaande tabellen zijn de streefwaarden opgenomen, op basis van onderzoeksgegevens en/of expertinschattingen. De laatste kolom geeft de realisatie weer.
Het toetsen van handhaafbaarheid, uitvoerbaarheid en fraudebestendigheid van VROM wet- en regelgeving (HUF-toets) is in 2006 tot het bij de VI gebruikelijke instrumentarium gaan behoren. De samenwerking met andere overheden is hiervoor al gememoreerd en staat voor 2007 onveranderd hoog op de agenda. Het inschatten van maatschappelijke risico’s is door een verandering van de werkwijze binnen de VI begin 2006 verbeterd. Overgegaan is van een gebiedsindeling naar een themagerichte structuur van portefeuilles. Een van de portefeuilles is de portefeuille Burgers. Hierin wordt uitsluitend ingezet op vanuit de maatschappij ingebrachte signalen. De contacten met de burgers zijn hierdoor aanzienlijk versterkt en de verwachting is dat deze ontwikkeling gepaard gaat met het afnemen van de kans op maatschappelijke risico’s.
12.2. Tabel budgettaire gevolgen van beleid
Beleidsartikel 12 (x € 1000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Realisatie 2002 | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Realisatie 2006 | Vastgestelde begroting 2006 | Verschil 2006 | |
Verplichtingen: | 88 923 | 79 123 | 65 131 | 67 022 | 61 044 | 63 344 | – 2 300 |
Uitgaven: | 88 169 | 78 411 | 65 300 | 68 410 | 57 479 | 63 564 | – 6 085 |
Programma: | 38 079 | 23 647 | 18 183 | 24 891 | 17 801 | 21 428 | – 3 627 |
Naleving van nationale en internationale regelgeving bevorderen (Primair toezicht): | 12 163 | 8 282 | 6 636 | 8 920 | 9 410 | 9 824 | – 414 |
Naleving van nationale en internationale regelgeving vallend onder VROM-toezicht bevorderen (Primair toezicht) | 12 163 | 8 282 | 6 636 | 8 920 | 9 410 | 9 824 | – 414 |
Rijkstoezicht handhaven en interbestuurlijk toezicht uitvoeren (Interbestuurlijk toezicht): | 8 576 | 4 445 | 3 963 | 4 893 | 1 296 | 1 321 | – 25 |
Rijkstoezicht handhaven en interbestuurlijk toezicht uitvoeren op gemeenten en provincies (Interbestuurlijk toezicht) | 8 576 | 4 445 | 3 963 | 4 893 | 1 296 | 1 321 | – 25 |
Wettelijke taken prioriteren en relevante maatschappelijke signalen selecteren (Strategie/maatschappelijke signalen): | 6 923 | 4 049 | 2 370 | 3 820 | 909 | 3 074 | – 2 165 |
Wettelijke taken prioriteren en relevante maatschappelijke signalen selecteren (Strategie/ maatschappelijke signalen) | 6 923 | 4 049 | 2 370 | 3 820 | 909 | 3 074 | – 2 165 |
Crisismanagement organiseren: | 8 553 | 5 781 | 4 576 | 6 220 | 5 774 | 5 846 | – 72 |
Crisismanagement organiseren | 8 553 | 5 781 | 4 576 | 6 220 | 5 774 | 5 846 | – 72 |
Opsporen en bestrijden van fraude: | 1 864 | 1 090 | 638 | 1 038 | 412 | 1 363 | – 951 |
Opsporen en bestrijden van fraude | 1 864 | 1 090 | 638 | 1 038 | 412 | 1 363 | – 951 |
Apparaat: | 50 090 | 54 764 | 47 117 | 43 519 | 39 678 | 42 136 | – 2 458 |
Apparaat: | |||||||
Apparaat artikel 12 (IG) | 50 090 | 54 764 | 47 117 | 43 519 | 39 678 | 42 136 | – 2 458 |
Ontvangsten: | 2 067 | 1 025 | 715 | 882 | 2 214 | 882 | 1 332 |
Na de boven vermelde vastgestelde begroting is een groot deel van de aangegeven verschillen (onderschrijdingen) verwerkt in de suppletoire wetten van 2006. De belangrijkste verschillen zijn het doorschuiven van het project Samenwerking rijksinspecties «inrichten van domeinen en frontoffices» naar 2007 (€ 3,1 mln) en het verlagen van het kasbudget met € 2,6 mln (€ 2,0 mln programmabudget en € 0,6 mln apparaatskostenbudget). Over de belangrijkste verschillen wordt nog het volgende opgemerkt.
Wettelijke taken prioriteren en relevante maatschappelijke signalen selecteren
Het verschil bij Wettelijke taken prioriteren heeft grotendeels betrekking op door middel van budgetmutatie verrekende kosten. Deze kosten hebben betrekking op inhuur van externen t.b.v. de ontwikkeling van informatiegestuurd toezicht. Het laatste is voor de VI een belangrijke strategische doelstelling de komende jaren.
Opsporen en bestrijden van fraude
Er zijn minder projecten uitgevoerd dan gepland. De verwachting is, dat de komende jaren de investeringen weer op het niveau van de planning zullen komen.
De lagere apparaatskosten zijn veroorzaakt door onderbezetting in 2006. De hogere ontvangsten hebben betrekking op bijdragen van kernenergiebedrijven in de inspectiekosten. In 2006 is een inhaalslag gemaakt en is de bijdrage twee keer gevorderd. In het vervolg vallen kosten en opbrengsten in hetzelfde jaar.
12.2. Operationele doelstellingen
12.2.1 Naleving van nationale en internationale regelgeving vallend onder VROM-toezicht bevorderen
VROM stelt zich tot doel de invoering, naleving en handhaving van (internationale) regelgeving en -beleid op het VROM-terrein te bevorderen, internationaal een gelijk speelveld te realiseren en de toezichtlast voor de doelgroep en de toezichthouders te minimaliseren.
Ex-ante toetsing op handhaafbaarheid, uitvoerbaarheid en fraudebestendigheid en ex-post terugkoppeling hierover vanuit de handhavingspraktijk bevorderen de kwaliteit van de VROM wet- en regelgeving. Door middel van internationale bijeenkomsten en handhavingsacties is een bijdrage geleverd aan het creëren van een gelijk speelveld. Het toezicht en de eventuele handhaving van de VROM-Inspectie is gericht op de verbetering van de naleving, waarbij prioriteit is gegeven aan de thema’s waarbij sprake is van een slechte naleving (en tevens een hoog risico).
Het project Eenduidig Toezicht, waarin binnen verschillende domeinen nauw wordt samengewerkt tussen alle betrokken rijksinspecties, voorziet in een vermindering van de toezichtslasten van gemiddeld 25% per domein.
Instrumenten/Prestaties | |
---|---|
Jaar 2006 | Realisatie |
Instrumenten: toezicht; handhaving; compliance assistance; voorlichting en communicatie: | |
Toezicht op defensie-inrichtingen. | Ja, alle geplande toezichtacties zijn gerealiseerd. Per saldo is er geen verandering in het nalevingsniveau geconstateerd. |
Uitvoering van gerichte handhavingsacties voor risicovolle afvalstromen en deelname aan internationale handhavingsacties Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen (EVOA)/TFS. | Ja, risicovolle elektronicarestanten worden nu grotendeels in Nederland verwerkt en niet meer illegaal geëxporteerd. De projecten EU-afvalcontroles in zeehavens en bij de landsgren- zen zijn succesvol afgerond. Geconstateerde overtredingen zijn geredresseerd. |
Bijdragen aan een permanente handhavingstructuur voor de EVOA in de EU. | Ja, de Europese Commissie steunt het meerjarenprogramma voor Transfrontier Shipments of Waste actief. De milieuraad steunt het IMPEL-TFS, alle lidstaten nemen deel aan de handhaving EVOA. |
Ondersteunen van het EVOA netwerk in Nederland. | Ja, de douane richt zich op de EVOA-controles aan de buitengrenzen van de EU. De KLPD controleert de binnengrenzen. De ondersteuning vanuit de VI betreft bijdragen aan de totstandkoming van een internetsite, cursussen, voorlichtingsfilms e.a. |
Toezicht op afvalverwerkende inrichtingen met radioactief besmet schroot, (chemische) industrie en eigen winningen leidingwater. | – Ja, radioactief besmet schroot: 31 bedrijven zijn gecontroleerd. Bij bedrijven met een poortdetectiesysteem, die weinig of nooit melden, zijn 13 overtredingen geconstateerd.– Nee, chemische industrie: alleen in de provincie Zuid-Holland zijn twee afvalverwerkende bedrijven gecontroleerd. In beide gevallen zijn overtredingen vastgesteld die te maken hebben met onveilige opslag.– Ja, eigen winningen leidingwater: ruim 100 inspecties uitgevoerd, het nalevingspercentage is van 55 (2005) tot 70 verhoogd. Bij 30 bedrijven zijn 18 overtredingen vastgesteld. |
Behandeling en registratie van meldingen van legionellabesmettingen. | Ja, instellingen en bedrijven hebben 1300 maal normover- schrijding gemeld. De VI heeft over de uit te voeren correcties geadviseerd. Indien de normoverschrijding aanzienlijk was, zijn deze gevallen door de VI met de eigenaar en het water- bedrijf adequaat opgelost. |
Toezicht op prioritaire inrichtingen Waterleidingbesluit. | Ja, de waterleidingbedrijven hebben 2500 controles uitgevoerd bij de prioritaire installaties. De VI behandelt installaties die na hercontrole niet op orde zijn; 80 overtredingen zijn vastgesteld. Bij toezicht n.a.v. eerder onderzoek bij prioritaire installaties zijn 200 overtredingen geconstateerd. |
Inspecties en beoordelingen van wijzigingen in techniek/operatie/organisatie van nucleaire installaties. | Ja, de VI heeft 146 inspecties en 77 beoordelingen uitgevoerd. Dit resulteerde in 125 verbeterpunten. Er zijn geen overtredingen geconstateerd. |
Beoordeling bedrijfsdocumenten van evaluaties en verbeterplannen, beveiligingsorganisatie van nucleaire installaties. | Ja, 37 beoordelingen van evaluaties en verbeterplannen en 110 inspecties op gebied van nucleaire beveiliging en safeguards zijn uitgevoerd. |
Controle van transporten van nucleair materiaal. | Ja, er zijn 114 controles uitgevoerd en geen overtredingen vastgesteld. |
Toezicht op door Nederland ondertekende verdragen op nucleair gebied. | Ja, er zijn 6 inspecties in het kader van het Additional Protocol uitgevoerd en geen overtredingen geconstateerd. |
Voorbereiding op taken voor de VI die voortvloeien uit de AmvB Kwaliteitsborging bodembeheer. | Ja, het project loopt met name in 2007. Medewerkers zijn in 2006 opgeleid en het communicatieplan is gereed. Om een efficiënt toezicht te waarborgen zijn o.a. het inspectieloket, de erkenningen en de handhavingsstrategie nog in voorbereiding. |
Toezicht in het kader van PAO op ziekenhuizen en chemische industrie, samen met andere overheidsinstanties. | Ja, IGZ, AI en VI hebben gezamenlijke controles uitgevoerd op het gebied van kernenergiewet, legionella en GGO.Een nulmeting toezichtslast chemische industrie is voorbereid. Samenwerking tussen alle inspecties krijgt vorm. Dit leidt tot een aanzienlijke kwaliteitsverbetering van het toezicht en vermindering van de toezichtlast. |
Mede uitvoeren van door BLOM/ALOM geselecteerde ketenhandha- vingsprojecten (asbest, vuurwerk, bouw- en sloopafval, dierlijk vet). | – Ja, Asbest: samen met Arbeidsinspectie en VNG is een opzet gemaakt om illegale en malafide asbestbedrijven op te sporen.– Vuurwerk: bijdrage geleverd aan de opsporing van verbo- den consumentenvuurwerk. De pilot ketenhandhaving vuurwerk zal leiden tot een betere informatievoorziening voor de handhaving.– Bouw- en sloopafval: in Flevoland is een pilot uitgevoerd samen met de AI, IVW en de gemeente Lelystad.– Dierlijk vet: in 4 provincies zijn vetrecyclingbedrijven gecontroleerd samen met de VWA, de AID, de Belastingsdienst, het OM en de provincies. De naleving van regels door individuele bedrijven is verbeterd door o.a. ketenhandhaving (leveranciers, tussenhandelaren of afnemers) en voorlichting. |
Deelname aan internationale netwerken van handhavingsorganisaties. | Ja, in 2006 heeft de VI deelgenomen aan internationale implementatie- en handhavingsnetwerken op milieugebied (INECE, IMPEL en CLEEN). De VI heeft de leiding gehad bij een aantal projecten op het gebied van grensoverschrijdende afvaltransporten, planning van milieuinspecties en verbetering van uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van milieuregelgeving. |
Opstellen van een handhavingsarrangement tussen VI en OM. | Ja |
Prestatie-indicatoren | ||||
Prestatie-indicator | Basiswaarde | Streefwaarde | Planning | Realisatie ultimo 2006 |
Percentage van naleving van VROM wet- en regelgeving (defensie) | Redelijk | Goed | 2008 | redelijk |
Percentage van naleving van EVOA-regels voor de export van risicovolle afvalstromen | Slecht | Goed | 2010 | Slecht, in het bovenstaande is toegelicht hoe de gewenste verbetering in gang is gezet. |
Permanente handhavingstructuur in de EU (EVOA) | Niet aanwezig | Aanwezig | 2008 | in opbouw |
EVOA-netwerk beschikbaar in Nederland | Redelijk | Goed | 2007 | redelijk |
Percentage van naleving van de KEW door afvalverwerkende inrichtingen t.a.v. radioactief besmet schroot | Matig | Redelijk | 2006 | matig |
Percentage naleving door de eigenaren van eigen winning van leidingwater | Slecht | Redelijk | 2007 | matig |
Naleving van de regels voor veiligheidsinformatiebladen door de (chemische) industrie | Slecht | Goed | 2008 | onbekend* |
Percentage prioritaire inrichtingen (aangewezen in het waterleidingbesluit) met een risicoanalyse en een beheersplan | Matig | Goed | 2008 | matig |
De veiligheid en beveiliging bij nucleaire installaties en transporten op peil houden | Goed | Goed | 2006 | goed |
Aantal uit te voeren ketenhandhavingsprojecten door ALOM/BLOM geprioriteerd | 4 | 4 | 2006 | 4 |
Toelichting: (slecht < 60%, matig 60–80%, redelijk 80–90%, goed > 90%)
Bron: VROM-Inspectie.
* Prestatiegegevens worden nog geanalyseerd. Realisatiewaarde in april 2007 bekend.
12.2.2 Rijksbeleid handhaven en interbestuurlijk toezicht uitvoeren op gemeenten en provincies
De VI stelt zich tot doel de uitvoering en naleving te bewerkstelligen van VROM beleid en -regelgeving waarvoor andere overheden in het kader van medebewind verantwoordelijk zijn, selectief gericht op het nationale en internationale belang.
Alle gemeenten zijn getoetst op de uitvoering van VROM-beleid en VROM-wet- en regelgeving. Aanvankelijk nam het aantal achterblijvers af, groeide het peleton en bleef het aantal koplopers gelijk. Deze trend is zichtbaar in bijlage 2 van de Landelijke Rapportage VROM-brede gemeenteonderzoeken 2005, maar lijkt zich in 2006 niet voort te zetten. De resultaten over 2006 behoeven nog nadere analyse. De rapportage hierover wordt in het voorjaar van 2007 verwacht. De VROM-Inspectie heeft de gemeenten op de verschillende beleidsterreinen ondersteund en van adviezen voorzien om de uitvoering van de VROM-regelgeving te verbeteren. Tevens zijn de eerste provincieonderzoeken uitgevoerd.
Instrumenten/Prestaties | |
---|---|
Jaar 2006 | Realisatie |
Instrumenten: toezicht; handhaving; compliance assistance; voorlichting en communicatie: | |
Uitvoering van gemeente- en provincieonderzoeken. | Ja, elke gemeente is, nu de vierjarige cyclus is afgesloten, onderzocht. Provincieonderzoeken zijn uitgevoerd in Utrecht, Drenthe, Limburg, Groningen, Zeeland en Flevoland. |
Toetsen van gemeentelijke en provinciale besluitvorming en uitvoering ten aanzien van VROM-beleid en -regelgeving. | Ja, de VI heeft gemeenten en provincies geadviseerd bij ruimtelijke plannen. Daarnaast zijn er twee rapportages opgesteld over de handhaving van bestemmingsplannen in het Groene Hart. |
Thema onderzoeken met speciale aandacht voor luchtkwaliteit, externe veiligheid, illegale bewoning, huisvesting en statushouders. | Ja, de VI heeft provincies en besturen in kaderwetgebieden ondersteund t.a.v. de huisvesting van statushouders. De VI heeft de toetsing van bestemmingsplannen met extra aandacht voor luchtkwaliteit uitgevoerd. |
Ondersteuning van realisatie woningbouwafspraken en leveren van feedback naar VROM- beleid- en regelgeving. | Ja, aan gemeenten en provincies is ondersteuning geleverd ten behoeve van onderhandelingen bij het realiseren van de woningbouwafspraken. |
Onderzoek naar die utiliteitsgebouwen die het meest risicovol zijn. | Ja, de brandveiligheid bij discotheken en overdekte kinderspeel- plaatsen, bij evenementen in sporthallen en bij tijdelijke penitentiaire inrichtingen (samen met Arbeidsinspectie en Inspectie Openbare Orde en Veiligheid) is onderzocht. Op verzoek van het stadsdeel Bos en Lommer is onderzoek gedaan naar het toezicht tijdens de bouw van de ondergrondse parkeergarage Bos en Lommerplein. Daarnaast is een onderzoek uitgevoerd naar de oorzaken van instortende daken als gevolg van sneeuwval (m.n. in Oost-Nederland). |
Bijdragen aan de kwaliteit van door het bevoegd gezag te verstrekken vergunningen op het VROM terrein en het ondersteunen van de handhaving daarvan, met specifieke aandacht voor de prioritaire rijksthema’s bij de bedrijven die op grond van artikel 8.7 van de Wet milieubeheer (Wm) zijn aangewezen. | Ja, voor de bedrijven die op grond van artikel 8.7 van de Wet milieubeheer zijn aangewezen zijn de prioritaire rijksthema’s geïdentificeerd. Deze thema’s worden begin 2007 ter vaststelling voorgelegd aan de minister. |
Aanpakken van achterstandssituaties op prioritaire thema’s van rijksbeleid (o.a. BRZO, luchtkwaliteit, Landelijk Afval Beheersplan). | Nee, BRZO gaat gevolgd worden vanuit het interbestuurlijk toezicht. Omdat het desbetreffende Verbeterprogramma BRZO van de betrokken overheden (Wm-bevoegde gezagen, Arbeidsinspectie, Brandweer) pas halverwege 2006 is gestart en de eerste resultaten pas eind maart 2007 te verwachten zijn, is de toezichtactiviteit naar volgend jaar doorgeschoven. |
Ontwikkelen van een compliance assistance hulpmiddel in relatie tot Bevi (besluit veiligheid externe inrichtingen). | Ja, voor nieuwe situaties zijn producten gemaakt voor plantoetsing, toetsen Wm-vergunningen TOP-bedrijven, toets in provinciescan en een dieptemodule gemeente-onderzoeken. Voor bestaande situaties is een inventarisatie uitgevoerd naar de sanering van LPG-tankstations. Dit leverde een positief beeld op.In samenwerking met de VNG wordt een stappenplan gemaakt dat gemeenten helpt bij het opstellen van ruimtelijke plannen. |
Naleving van de meest risicovolle afvalketen en meest risicovolle gevaarlijke stofketen. | Ja, risicovolle stoffen: In 2006 is in de vorm van een aantal deelactiviteiten de handhaving uitgevoerd van de aangepaste (Europese) regelgeving op het terrein van stoffen en preparaten. Dit betreft onder meer de nazorg van het Wms Integratieproject project (WIP) in 2005, een onderzoek naar de uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen en de kwaliteit van de informatie bij het aanbieden van chemicaliën via internet. Er zijn 40 bedrijven bezocht. De detailresultaten zijn pas begin 2007 beschikbaar. Naar verwachting zal in juni 2007 de nieuwe Europese stoffenregelge- ving REACH van kracht worden, welke deze regelgeving gaat vervangen. |
Afstemmen en samenwerken bij het realiseren van de prestaties met andere toezichthouders. | Ja, samenwerking vindt op brede schaal plaats met onder meer: AI, VWA, IVW, IOOV, SodM, gemeenten en provincies. De samenwerking wordt nader vorm gegeven in het project Eenduidig Toezicht, waarbij het toezicht in ca. 20 domeinen wordt ingedeeld met één Front Office per domein. |
Prestatie-indicatoren | ||||
Prestatie-indicator | Basiswaarde | Streefwaarde | Planning | Realisatie 2006 |
Percentage van gemeenten dat op wezenlijke punten de VROM-taken op een adequaat niveau uitvoert | slecht | Goed | 2010 | redelijk |
Percentage van provincies dat op wezenlijke punten de VROM-taken op een adequaat niveau uitvoert | onbekend | Goed | 2010 | onbekend* |
Percentage van de ruimtelijke plannen die voor de doorvoering van rijksbeleid van belang zijn, dat voldoet aan het rijksbeleid | onbekend | goed | 2008 | matig |
Percentage van de utiliteitsgebouwen zonder ernstige bouwkundige gebreken | matig | goed | 2010 | onbekend |
Percentage van bedrijven bedoeld in artikel 8.7 Wm dat beschikt over een adequate vergunning op wezenlijke onderdelen en deze en overige VROM regelgeving adequaat naleeft | onbekend | Goed | 2010 | redelijk |
Percentage inrichtingen waarbij de externe veiligheidssituatie voldoet aan de in het Bevi gestelde eisen | onbekend | Goed | 2010 | onbekend* |
Percentage naleving van de meest risicovolle keten van afval en de meest risicovolle keten van gevaarlijke stoffen | Naleving afvalketen is slecht. Naleving gevaarlijke stoffen is onbekend. | Goede naleving | 2010 | onbekend* |
Toelichting: (slecht < 60%, matig 60–80%, redelijk 80–90%, goed > 90%)
Bron: VROM-Inspectie
* Prestatiegegevens worden nog geanalyseerd. Realisatiewaarde pas in april 2007 bekend.
12.2.3 Wettelijke taken prioriteren en relevante maatschappelijke signalen selecteren
De VI stelt zich tot doel het brede VI-werkterrein van circa 450 wettelijke taken te prioriteren naar taken die de grootste risico’s voor veiligheid, gezondheid, duurzaamheid en sociale leefomgeving met zich meebrengen bij onvoldoende naleving en om de signalen uit de maatschappij op te pakken volgens de criteria: politieke wens, risico’s voor de leefomgeving, integriteit van het bestuur van een overheidsinstantie of bedrijf, onrust onder burgers en voorbeeldfunctie.
Recente onderzoeksgegevens en inzichten ten aanzien van naleefgedrag en risico’s van de wettelijke taken zijn verwerkt in de nalevingsstrategie. Hiermee is de nalevingsstrategie geactualiseerd en blijft deze als basis dienen voor de prioritering van de wettelijke taken. De VROM-Inspectie heeft talrijke signalen uit de maatschappij opgepakt en adequaat gereageerd op de incidenten die zich hebben voorgedaan.
Instrumenten/Prestaties | |
---|---|
Jaar 2006 | Realisatie 2006 |
Instrumenten: compliance assistance; voorlichting en communicatie: | |
Realiseren prioriteitenmatrix voor de wettelijke taken. | Ja |
Verbeteren van de Nalevingsstrategie (NLS)-methodiek door onderbouwing met wetenschappelijk onderzoek en onderzoek naar een mogelijke thematische benadering. | Ja, het RIVM heeft o.b.v. wetenschappelijk onderzoek de NLS geschikt bevonden als methodiek voor prioritering en aanbevelingen gedaan om de methode handzamer, transparanter en beter communiceerbaar te maken. Tevens is er een onderverdeling in 14 thema’s gemaakt. |
Onderbouwen van de methode met naleefindicatoren, onderzoeksgegevens en controlegegevens. | Ja, er zijn nu 16 indicatoren beschikbaar. |
Voor een deel van de wettelijke taken met hoge prioriteit, naleefindicatoren ontwikkelen en implementeren. | Ja, voor 10 prioritaire wettelijke taken waarvoor in de begroting 2005 naleefdoelstellingen waren opgenomen zijn naleefindicatoren ontwikkeld. Op basis hiervan zijn de doelstellingen aangepast. De indicatoren zijn in de begroting 2007 opgenomen. |
Uitvoeren van onderzoek naar signalen en incidenten en het oplossen van maatschappelijke problemen op het VROM-terrein en het uitvoeren van een analyse hierop. De behandeling van de signalen uit de maatschappij binnen de termijn. | Ja, er zijn actieteams burgerbrieven in alle regio’s. De activiteiten publieksagenda en het burgerpanel onrechtmatige bewoning zijn overeenkomstig de planning gerealiseerd. |
Uitvoeren van projecten in het kader van Beleid met burgers. | Ja, het systematischer en op grotere schaal oppakken van de burgerinitiatieven is in 2006 gestart. Een voorbeeld is de klacht over het binnenmilieu in scholen. De voorbereidingen van de metingen van het project binnenmilieu in scholen hebben plaatsgevonden in 2006. Het project loopt door in 2007. |
Ontwikkelen en implementeren van interventiestrategieën in samenwerking met overige actoren in ketens van risicovolle afvalstromen en/of gevaarlijke stoffen. | Ja, in LOM-verband is geparticipeerd in de ketenhandhavingprojecten dierlijk vet, bouw- en sloopafval en asbest. Tevens zijn ketenhandhavingsprojecten uitgevoerd t.a.v. Kwalibo, TAG, en AVI-bodemassen. |
Terugkoppeling aan het beleid van de VI-ervaringen over handhaafbaarheid, uitvoerbaarheid en fraudebestendigheid van VROM-beleid en regelgeving. | Ja, signalen uit de praktijk over de uitwerking van de VROM-regelgeving worden verzameld in de zgn. feedback-rappor- tages en ter beschikking gesteld van de VROM-bewindslieden en -beleidsdiensten. |
Prestatie-indicatoren | ||||
---|---|---|---|---|
Prestatie-indicator | Basiswaarde | Streefwaarde | Planning | Realisatie 2006 |
Aantal naleefindicatoren ontwikkeld en geïmplementeerd t.a.v. wettelijke taken met een hoge prioriteit | 0% | 100%(40) | 2010 | 40%16 naleefindicatoren zijn in gebruik genomen en zullen in 2007 worden opgevolgd. |
Percentage de beschikbare operationele tijd van de VI besteed aan signalen uit de omgeving en aan de uitvoering van de wettelijke taken | 40% van de operationele tijd is besteed aan signalen uit de omgeving en 60% aan de wettelijke taken | 40% van de operationele tijd voor signalen uit omgeving en 60% voor de wettelijke taken | 2006 | 17%Dit is exclusief de tijdsbesteding aan grote incidenten (Bos- en Lommer, Probo Koala, Otapan en Schipholbrand) die voor een belangrijk deel ten laste is gegaan van de tijd voor signalen uit de omgeving. |
Bron: VROM-Inspectie
12.2.4 Crisismanagement organiseren
De VI stelt zich als doel om in crisissituaties aantoonbaar voorbereid te zijn en om optredende crises goed en adequaat te kunnen beheersen en afhandelen.
Door middel van implementatie van het oefenbeleidsplan, maatregelen ter bescherming van een vitale infrastructuur, het opzetten van intenationale samenwerkingsverbanden en het implementeren van het landelijk laboratoriumnetwerk terroristische aanslagen is VROM goed voorbereid op eventuele crises.
Instrumenten/Prestaties | |
---|---|
Jaar 2006 | Realisatie |
Instrument: voorlichting en communicatie; bijdragen aan ZBO/RIVM: | |
Implementeren van een meerjarig oefenbeleidsplan. Per beleidsveld wordt training gegeven in de advisering en afhandeling van crises en wordt geoefend in de advisering en afhandeling van crises op de beleidsvelden waar VROM eerstverantwoordelijk voor is. | Ja, de implementatie van het meerjarig oefenbeleidsplan is in 2006 gerealiseerd. Er zijn 41 oefeningen en trainingen gehouden. |
Bescherming van vitale infrastructuur. | Ja, VROM is verantwoordelijk voor de sectoren «drinkwatervoorziening» en «chemische en nucleaire industrie». De drinkwatersector heeft het basisniveau van beveiliging grotendeels gerealiseerd. De resterende punten worden in de eerste helft van 2007 door de sector ingevuld. Voorts is er een start gemaakt met het toezicht op de beveiligingsaspecten in de sector chemie. |
Implementeren van een beheerplan nationaal plan kernongevallenbestrijding (NPK). | Nee, de eindconcepten van het beheerplan NPK en het Responseplan NPK zijn opgeleverd en delen hiervan zijn geïmplementeerd. De externe overlegstucturen moeten nog aangepast en ingericht worden. Ook wordt de draagvlaktoets Beheerplan NPK en Responseplan NPK in 2007 vervolgd (o.a. strategisch veiligheidsberaad). |
Opzetten van samenwerkingsverbanden met België, Verenigd Koninkrijk en Duitsland op nucleair gebied. | – Ja, België: in november is een eerste oriënterende bespreking gevoerd.– Duitsland: samen met de VI is een bijeenkomst van de AG-2 (kernongevallenbestrijding) georganiseerd. De overeenkomst voor gegevensuitwisseling is getest en vastgesteld.Engeland: eerste oriënterende contacten zijn gelegd. |
Implementeren van het landelijk laboratoriumnetwerk terroristische aanslagen (LLN-TA) | Ja |
12.2.5 Opsporen en bestrijden van fraude
De VROM-Inspectie (VI) stelt zich als doel grove misstanden met betrekking tot de aan VROM gerelateerde wetgeving en beleidsinstrumenten tegen te gaan.
Daar waar grove misstanden zijn geconstateerd zijn strafrechtelijke en/of bestuurlijke maatregelen genomen.
Instrumenten/Prestaties | |
---|---|
Jaar 2006 | Realisatie |
Instrument: strafrechtelijke handhaving: | |
Uitvoeren van strafrechtelijke onderzoeken van wetgeving op het VROM-terrein in combinatie met het commune strafrecht. | Ja, opsporingsonderzoeken gebeuren onder aansturing van het Functioneel Parket. 12 zaken zijn afgerond; 6 andere zijn nog in onderzoek. Ondersteuning is verleend in 26 zaken, ten behoeve van de VI, de politie (IMT/RMT) en het OM. |
Inwinnen van informatie. | Ja, inwinning van informatie gebeurt via CIE-rechercheurs en via de Infodesk. Een derde van de relevante signalen heeft tot niets geleid, een derde is nog in behandeling en de rest wordt doorgeleid naar een voorbereidend onderzoek. |
Ontwikkelen criminaliteitsbeelden. | Nee, de VROM-IOD neemt deel in twee projecten. Het ene project betreft «Fraude in Beeld»; een onderzoek over de vraag waar in de toekomst fraude zich zal kunnen gaan voordoen. Het andere project betreft het Landelijk Onderzoek Vuurwerk Import (LOVI). Het project richt zich op de ketenanalyse van de vuurwerkhandel en de opbouw van expertise dienaangaande. Ultimo 2006 waren deze projecten nog niet afgerond. |
Uitvoeren van opsporingsonderzoeken en strategische (beleids)analyses in opdracht van dan wel onder verantwoordelijkheid van het OM. | Ja, zie hierboven, strafrechtelijke onderzoeken. |
Opstellen beleidsrapportages. | Ja, er zijn twee beleidsrapportages opgesteld ten behoeve van beleidsontwikkeling. Eén rapportage m.b.t. fraude bij woningcorporaties, de andere had betrekking op mogelijke fraude bij de verwerking van visafval en zuiveringsslib. |
Prestatie-indicatoren | ||||
---|---|---|---|---|
Prestatie-indicator | Basiswaarde | Streefwaarde | Planning | Realisatie 2006 |
Het aantal operationele strafrechtelijke onderzoeken dat door de VROM-IOD is uitgevoerd | n.v.t. | wordt elk jaar in handhavingsarrangement met het Functioneel Parket vastgelegd | 15 | 12 afgerond, 6 nog in onderzoek |
Het aantal opsporingsonderzoeken van andere diensten, zoals politie en VROM-Inspectie, waarbij de VROM-IOD ondersteuning biedt | n.v.t. | wordt elk jaar in handhavingsarrangement met het Functioneel Parket vastgelegd | 20 | 26 |
Het aantal processen-verbaal dat door de VROM-Inspectie wordt opgemaakt | n.v.t. | wordt elk jaar in handhavingsarrangement met het Functioneel Parket vastgelegd | 122 | 203 |
Bron: VROM-Inspectie
Artikel 13. Rijkshuisvesting en architectuur
13.1. Algemene beleidsdoelstelling
De advisering over en de implementatie van het overheidsbeleid dat (mede) van toepassing is op de rijkshuisvesting en op de doelmatige werking van het rijkshuisvestingsstelsel; de architectonische kwaliteit stimuleren en de huisvesting verzorgen van het Koninklijk Huis, de Hoge Colleges van Staat en het ministerie van Algemene Zaken.
De algemene doelstelling is uitgewerkt in de volgende operationele doelstellingen:
• Het adviseren over en implementeren van beleid dat (mede) van toepassing is op de rijkshuisvesting en op de doelmatige werking van het rijkshuisvestingsstelsel.
• Het beheren van monumenten en stimuleren van de architectonische kwaliteit.
• Het huisvesten van het Koninklijk Huis, de Hoge Colleges van Staat en het ministerie van Algemene Zaken.
Doelbereiking en maatschappelijke effecten
De operationele doelstellingen zijn in 2006 gerealiseerd. Met het oog op de voorbeeldwerking is in het tijdschrift SMAAK1 van de Rijksgebouwendienst gedurende het jaar aandacht besteed aan verschillende aspecten van overheidsbeleid in rijkshuisvestingsprojecten. Een special van SMAAK is gewijd aan de viering van 200 jaar Rijksbouwmeester. Daarnaast is gedurende 2006 op verschillende manieren aandacht besteed aan 200 jaar Rijksbouwmeesterschap.
Bij de uitwerking van het Actieprogramma Verbetering Rijkshuisvestingsstelsel (Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 25 449, nr. 12) is geconcludeerd, dat het van belang is om het totale rijksbeleid dat van toepassing is op de rijkshuisvesting, transparanter te maken. Op verzoek van het Rijkshuisvestingsberaad, dat in 2006 is ingesteld, is de Rijksgebouwendienst hiermee eind 2006 gestart.
Acties naar aanleiding van de Parlementaire Enquête Bouwnijverheid
Het kabinet heeft naar aanleiding van de Parlementaire Enquête Bouwnijverheid een groot aantal moties en acties in uitvoering genomen. Aan de Tweede Kamer is periodiek de voortgang gemeld. Met het uitvoeren van de motie Hofstra (Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 28 244, nr. 111) is de laatste openstaande actie die onder verantwoordelijkheid van VROM valt, afgerond.
13.2. Tabel budgettaire gevolgen van beleid
Beleidsartikel 13 (x € 1000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Realisatie 2002 | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Realisatie 2006 | Vastgestelde begroting 2006 | Verschil 2006 | |
Verplichtingen: | 61 381 | 89 607 | 84 008 | 92 413 | 122 047 | 97 756 | 24 291 |
Uitgaven: | 61 381 | 89 607 | 84 008 | 92 413 | 122 047 | 97 756 | 24 291 |
Programma: | 61 381 | 89 607 | 84 008 | 92 413 | 122 047 | 97 756 | 24 291 |
Het adviseren en implementeren beleid rijkshuisvestingsstelsel: | 11 164 | 12001 | 6 218 | 7 013 | 5 460 | 6 724 | – 1 264 |
Beleid (mede) van toepassing op de rijkshuisvesting en de doelmatige werking van het rijkshuisvestingsstelsel | 8 387 | 8 377 | 4 252 | 2 954 | 2 843 | 2 963 | – 120 |
Onderzoek Rgd | 380 | 510 | 626 | 577 | 612 | 577 | 35 |
Coördinatie rijksopdrachtgeverschap in de bouw | 0 | 0 | 0 | 1 939 | 1 232 | 2 412 | – 1 180 |
Energiebesparing rijkshuisvesting | 2 047 | 2 599 | 1 098 | 1 543 | 773 | 772 | 1 |
Duurzaam bouwen rijkshuisvesting | 350 | 515 | 242 | 0 | 0 | 0 | 0 |
De architectonische kwaliteit stimuleren en monumenten beheren: | 10 559 | 15 520 | 14 554 | 17 501 | 17 301 | 17 811 | – 510 |
Stimuleren architectonische kwaliteit | 3 267 | 4 597 | 3 973 | 4 501 | 4 966 | 4 433 | 533 |
Beheer monumenten in rijksbezit | 7 292 | 10 923 | 10 581 | 13 000 | 12 335 | 13 378 | – 1 043 |
Huisvesten van het Koninklijk Huis, de Hoge Colleges van Staat en het ministerie van Algemene Zaken: | 39 658 | 62 086 | 63 236 | 67 899 | 99 286 | 73 221 | 26 065 |
Onderhoud HCvS/AZ | 4 467 | 6 486 | 5 824 | 5 924 | 5 436 | 6 384 | – 948 |
Investeringen HCvS/AZ | 20 843 | 33 195 | 40 138 | 35 221 | 45 439 | 28 154 | 17 285 |
Huren HCvS/AZ | 1 009 | 1 354 | 1 983 | 2 463 | 2 647 | 2 563 | 84 |
Asbestsanering | 1 594 | 2 339 | 1 343 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Paleizen | 6 567 | 10 155 | 7 047 | 16 688 | 37 148 | 28 5 17 | 8 631 |
Functionele kosten Koninklijk Huis | 5 178 | 8 557 | 6 901 | 7 603 | 8 616 | 7 603 | 1 013 |
Overig Rijkshuisvesting | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Ontvangsten: | 3 072 | 1 065 | 0 | 357 | 0 | 357 | – 357 |
Verschillen realisatie 2006 en vastgestelde begroting.
De verschillen zijn volledig terug te voeren op mutaties die zijn doorgevoerd bij 1e en 2e suppletore begroting 2006 en ontwerpbegroting 2007. Daarbij zijn als voorbeeld van deze mutaties te noemen de herhuisvesting van de Raad van State, de eeuwigdurende afkoop van erfpacht op een parkeergarage in Den Haag, dak- en geveldetectie bij de Tweede Kamer en de tijdelijke bestemming van het Paleis Soestdijk.
13.3. Operationele doelstellingen
13.3.1 Het adviseren over en implementeren van beleid dat (mede) van toepassing is op de rijkshuisvesting en op de doelmatige werking van het rijkshuisvestingsstelsel
VROM adviseert over het beleid dat (mede) van toepassing is op de rijkshuisvesting en over de doelmatige werking van het rijkshuisvestingsstelsel. VROM implementeert dit beleid zodat hij als overheidsorgaan het goede voorbeeld geeft. Daarnaast voert VROM dit beleid uit om afzonderlijke gebouwgebruikers niet te belasten met kosten die redelijkerwijs door de rijksoverheid als geheel gedragen moeten worden.
Innovatie in de bouw wordt onder andere bevorderd door rijkshuisvestingsprojecten in Publiek Private Samenwerking tot uitvoering te brengen. In 2006 heeft aanbesteding plaats gevonden voor de renovatie van het ministerie van Financiën in Den Haag. Daarnaast is in 2006 gestart met de voorbereiding van de aanbesteding voor de nieuwbouw van het belastingkantoor te Doetinchem, het detentiecentrum te Rotterdam en de nieuwbouw voor de Belastingdienst en Informatie Beheer Groep te Groningen. Het gerechtsgebouw De Appelaar in Haarlem en de nieuwbouw voor de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten in Amersfoort zijn voorbeelden van bevordering van de ruimtelijke kwaliteit in stedelijke gebieden.
In uitvoering is het kantoorcomplex Westraven in Utrecht, waarbij innovatieve technieken worden toegepast ter verbetering van het klimaat en de energiehuishouding. Ook in het vernieuwde Muiderslot en bij de renovatie van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in Den Haag heeft de klimatisering bijzondere aandacht gehad.
Het Programma Innovatieve Technieken (PIT) draagt bij aan de verbetering van de duurzaamheid door innovatieve CO2-reducerende technieken te introduceren. In 2006 zijn 4 projecten in de uitvoeringsfase en 3 projecten afgerond die bijdragen aan de verbetering van de duurzaamheid. Technieken zoals LED-verlichting voor museale toepassing en isolerende beglazing met zeer dunne vacuümspouw in monumentale gevels, dragen bij aan energiebesparing in dergelijke gebouwen. Veelbelovend voor de CO2-reductie in de utiliteitssector is de ontwikkeling van (draadloze) gebouwbeheersystemen.
Instrumenten/Prestaties | |
---|---|
Jaar 2006 | Realisatie |
Instrument: Financiële bijdragen aan baten-lastendienst Rijksgebouwendienst (Rgd) | Ja |
Bijdrage aan rijksdoelstellingen bijvoorbeeld op het gebied van duurzame kwaliteit en veiligheid van gebouwen, ruimtelijke kwaliteit van de stedelijke gebieden en het rijkhuisvestingsstelsel zelf, vanuit de uitvoeringspraktijk van de rijkshuisvesting en met behulp van onderzoek. | Ja |
Bundelen en versterken van interne en externe belangen van de aanbestedende overheidsdiensten op het vlak van inkoop van werken, diensten en leveringen, door het visiedocument over het aanbestedingsbeleid verder uit te werken. | Ja |
Het realiseren van onderzoeken en toepassingen van innovatieve CO2-reducerende (energiebesparende) technieken in rijksgebouwen, met behulp van het stimuleringsprogramma Innovatieve Technieken (PIT), als voorbeeld voor de Nederlandse bouwsector. | Ja |
Prestatie-indicatoren | |||
---|---|---|---|
Indicator | 2001 | Streefwaarde 2006 | Realisatie 2006 |
Projecten met innovatieve technieken | 0 | 5 à 7 | 3 afgerond4 in uitvoering |
Bron realisatiegegevens: VROM/Rgd
13.3.2 De architectonische kwaliteit stimuleren en monumenten beheren
VROM stimuleert de architectonische kwaliteit en beheert een aantal monumenten om de cultuurhistorische waarden te koesteren en de kwaliteit van de (on-)gebouwde omgeving te bewaken.
Aan architectonische kwaliteit en monumentenbeheer is door middel van verschillende projecten uitvoering gegeven. Zo heeft bijvoorbeeld aan de Gevangenpoort in Den Haag uitvoerig onderhoud plaats gevonden en is de verbetering infrastructuur in samenhang met schilderijengallerij Willem V (Den Haag) voorbereid. Daarnaast zijn aan het Muiderslot twee nieuwe routes aan het museum toegevoegd, waardoor het aantal opengestelde ruimten is verdrievoudigd.
Voorts is in Naarden de Kraanbrug, een unieke ambachtelijke vervaardigde brug, gerestaureerd.
Instrumenten/Prestaties | |
---|---|
Jaar 2006 | Realisatie |
Instrument: Financiële bijdragen aan baten-lastendienst Rgd | Ja |
Ondersteuning van de acties genoemd in het Actieprogramma Ruimte en Cultuur | Ja |
Studies en activiteiten ter ondersteuning van de Rijksbouwmeester | Ja |
Handhaven van de monumentale waarde van de monumenten in rijksbezit en het bevorderen van de gebruiksmogelijkheden en verhuurbaarheid door periodiek onderhoud en herstel | Ja |
13.3.3 Huisvesten van het Koninklijk Huis, de Hoge Colleges van Staat en het ministerie van Algemene Zaken
Het ministerie van VROM draagt zorg voor de adequate huisvesting van het Koninklijk Huis, de Hoge Colleges van Staat en het ministerie van Algemene Zaken (AZ). Deze doelgroep valt buiten het vigerende rijkshuisvestingsstelsel.
In 2006 is op Prinsjesdag de gerenoveerde inrichting van de Ridderzaal in gebruik genomen. Daarbij heeft de hedendaagse interpretatie van het ontwerp van Cuypers geleid tot een eerherstel voor de feestzaal. Zowel de (deels) gerenoveerde Plenaire zaal van de Tweede Kamer als het Catshuis zijn in 2006 weer in gebruik genomen. Daarnaast is de kinderopvang van de Tweede Kamer in gebruik genomen. Het thema veiligheid stond ook in 2006 centraal bij de projecten rond het Binnenhof. Eind 2006 is een deel van de verkeersregulerende pollers rond het Binnenhof vervangen.
Tenslotte is meldenswaardig dat paleis Soestdijk tijdelijk is opengesteld voor het publiek.
Instrumenten/Prestaties | |
---|---|
Jaar 2006 | Realisatie |
Instrument: Financiële bijdragen aan baten-lastendienst Rgd | ja |
Uitvoeren van investeringsprojecten en onderhoudswerkzaamheden voor de paleizen, de Hoge Colleges van Staat en het ministerie van AZ. | ja |
Prestatie-indicatoren | |||
---|---|---|---|
Indicator | 2004 | Streefwaarde 2006 | Realisatie 2006 |
Klanttevredenheid | 77% | 83% | 80% |
Bron realisatiegegevens: VROM/Rgd
Op dit artikel worden alle uitgaven opgenomen die niet specifiek aan een van de beleidsdoelstellingen uit de beleidsartikelen zijn toe te rekenen. Het betreft hier zowel uitgaven voor het apparaat als programma als uitgaven voor postactieven.
14.2. Tabel budgettaire gevolgen van beleid
Beleidsartikel 14 (x € 1000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Realisatie 2002 | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Realisatie 2006 | Vastgestelde begroting 2006 | Verschil 2006 | |
Verplichtingen: | 305 333 | 316 090 | 297 947 | 180 485 | 337 846 | 166 084 | 171 762 |
Uitgaven: | 543 431 | 533 379 | 428 790 | 411 431 | 519 114 | 370 502 | 148 612 |
Programma: | 344 165 | 330 304 | 234 728 | 225 860 | 261 991 | 205 550 | 56 441 |
Betaalbare woonkeuze koop- en huursector | 119 917 | 119 175 | 42 964 | 32 066 | 24 464 | 24 326 | 138 |
Budget BWS 1992–1994 | 154 582 | 152 247 | 149 909 | 149 093 | 149 393 | 149 082 | 311 |
Woningbouw en duurzame kwaliteit | 5 289 | 0 | 24 | 0 | 5 000 | 0 | 5 000 |
Huisvesting gehandicapten en woonzorg | 41 260 | 44 089 | 27 297 | 27 737 | 18 715 | 16 267 | 2 448 |
Communicatie-instrumenten | 11 642 | 6 748 | 6 494 | 7 315 | 6 612 | 7 815 | – 1 203 |
Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (StaB) | 4 603 | 4 899 | 4 917 | 5 010 | 4 782 | 4 759 | 23 |
Overige vastgoedinformatievoorziening | 1 091 | 1 285 | 1 140 | 3 338 | 2 966 | 2000 | 966 |
Onderzoek DGM | 57 | 37 | 43 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Ruimtelijk Planbureau | 5 157 | 1 816 | 1 940 | 1 301 | 1 148 | 1 301 | – 153 |
Programma/onderzoek Gemeenschappelijk Ontwikkelingsbedrijf (GOB) | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | ||
Programma/onderzoek Milieu en Natuur Planbureau (MNP) | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | ||
Afkoop subsidies DGW-regelingen | 0 | 0 | 48 911 | 0 | 48 911 | ||
Bijdrage loket bouwen en wonen* | 567 | 8 | 0 | ||||
Apparaat: | 199 266 | 203 075 | 194 062 | 185 571 | 257 123 | 164 952 | 92 171 |
Departementsleiding, control, expertdiensten en overige staf: | 86 179 | 87 086 | 64 290 | 40 172 | 63 866 | 35 701 | 28 165 |
Apparaat DGW | 25 648 | 23 769 | 11 344 | 6 805 | 2 852 | 2 374 | 478 |
Apparaat DGR | 9 277 | 9 497 | 5 515 | 2 500 | 6 572 | 2 409 | 4 163 |
Apparaat DGM | 13 100 | 9 981 | 7 710 | 2 876 | 2 358 | 2 458 | – 100 |
Apparaat Inspectie | 0 | 43 | 88 | 304 | 0 | 304 | – 304 |
Apparaat departementsleiding, control en overig staf | 38 154 | 39 191 | 35 415 | 22 207 | 14 325 | 22 822 | – 8 497 |
Apparaat Ruimtelijk Planbureau (RPB) | 0 | 4 605 | 4 218 | 5 480 | 5 563 | 5 334 | 229 |
Apparaat Milieu en Natuurplanbureau (MNP) | 0 | 0 | 32 196 | 32 196 | |||
Raden: | 3 843 | 4 986 | 5 196 | 8 811 | 6 661 | 6 981 | – 320 |
VROM-Raad | 1 811 | 2 210 | 1 910 | 2 111 | 1 835 | 1 989 | – 154 |
Raad voor Ruimtelijk, Milieu- en Natuuronzoek | 1 593 | 1 722 | 1 784 | 1 331 | 1 390 | 1 133 | 257 |
Waddenadviesraad (WAR) | 439 | 474 | 492 | 644 | 605 | 601 | 4 |
Kenniscentrum Aanbesteding bouw (KCAB) | 0 | 0 | 0 | 0 | 2 316 | – 2 316 | |
Nederlandse Emissie Autoriteit (NEa) | 0 | 0 | 0 | 3 725 | 0 | 0 | 0 |
Adviesraad Gevaarlijke Stoffen (AGS) | 0 | 580 | 1 010 | 1 000 | 1 014 | 942 | 72 |
Technische Commissie Bodembescherming (TCB) | 0 | 0 | 0 | 0 | 619 | 0 | 619 |
Gemeenschappelijk Ontwikkelingsbedrijf (GOB) | 0 | 0 | 0 | 0 | 1 198 | 0 | 1 198 |
Postactieven: | 6 119 | 7 606 | 5 655 | 5 833 | 10 038 | 6 233 | 3 805 |
Postactieven DGW | 2 960 | 4 158 | 2 397 | 2 876 | 2 456 | 2 876 | – 420 |
Postactieven DGR | 351 | 383 | 335 | 369 | 577 | 369 | 208 |
Postactieven DGM | 1 391 | 1 532 | 1 286 | 1 270 | 1 577 | 1 270 | 307 |
Postactieven Inspectie | 0 | 1 548 | 1 548 | ||||
Postactieven RPB | 0 | 14 | 40 | 0 | 64 | 0 | 64 |
Postactieven GD/CSt | 1 417 | 1 519 | 1 597 | 1 318 | 3 816 | 1 718 | 2 098 |
Gemeenschappelijke voorzieningen: | 103 125 | 103 397 | 118 921 | 130 755 | 176 558 | 116 037 | 60 521 |
Gemeenschappelijke voorzieningen | 76 319 | 76 593 | 91 615 | 103 180 | 151 497 | 90 1 85 | 61 312 |
Huurbijdrage aan RGD | 26 806 | 26 804 | 27 306 | 27 575 | 25 061 | 25 852 | – 791 |
Ontvangsten: | 48 348 | 68 522 | 78 774 | 61 453 | 69 679 | 22 424 | 47 255 |
* Oud instrument dat na 2003 is komen te vervallen
De overschrijding van de verplichtingen wordt grotendeels verklaard door de mutaties van de 1e en 2e suppletore begroting en Slotwet 2006, waarbij voor het merendeel van de mutaties geldt dat de uitgaven gelijk zijn aan de verplichtingen. De belangrijkste mutaties in de uitgaven worden hierover nader toegelicht.
Woningbouw en duurzame kwaliteit
Eind 2006 heeft VROM een bijdrage van € 5 mln geleverd aan de definitieve afwikkeling van de zogenaamde Groninger stadsmeierrechten. Hiervoor was geen budget gereserveerd. Over deze afwikkeling is de Tweede Kamer inmiddels geïnformeerd door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
Huisvesting gehandicapten en woon-zorg
In 2006 is bij 1e suppletore begroting het beschikbare begrotingsbedrag voor de woonzorgstimuleringsregeling opgehoogd met € 3 mln omdat in 2005 de gerealiseerde betalingen achter bleven bij de geraamde betalingen. Ook in 2006 zijn de gerealiseerde betalingen achter gebleven bij de geraamde betalingen omdat de gereedmeldingen van de toegekende aanvragen nog niet, dan wel vertraagd, zijn ontvangen.
Afkoop subsidies DGW-regelingen
Ter uitvoering van het kabinetsstandpunt over de aanbevelingen van de commissie Brinkman, zijn de volgende regelingen en uitkeringen nog in 2006 afgekocht:
• Verbetering particuliere huurwoningen 1979. Het betreft 1 gemeente met een afkoopbedrag van € 10 757;
• Voorzieningen aan particuliere huurwoningen 1985.Het aantal gemeenten dat heeft ingestemd met de afkoop is 57 met een totaal afkoopbedrag van € 4 942 532;
• Particuliere huurwoningen regeling 1987 (hoogniveau renovatie); het aantal gemeenten dat heeft afgekocht is 13. Totaal afkoopbedrag € 37 102 944;
• Stedelijke vernieuwing Lelystad. Het afkoopbedrag bedraagt € 6 855 082.
Als gevolg van herverdeling over de artikelen is het instrument verhoogd.
Departementsleiding, control, expertdiensten en overige staf
In 2006 heeft de Concernstaf zich geprofileerd om de ambtelijke leiding beter terzijde te staan op zowel beleid- als bedrijfsvoeringgebied. Door het voortijdig vertrek van de minister, meer gebruik makend van interne ICT-capaciteit en -kwaliteit, langdurig openstaande vacatures, minder bijdragen aan interdepartementale projecten, zijn de kosten voor de departementsleiding lager uitgevallen dan voorzien.
Technische Commissie Bodembescherming (TCB)
De TCB is met ingang van 1 januari 2006 toegevoegd aan niet-beleidsartikel 14. Tot deze datum maakte TCB deel uit van beleidsartikel 07 «Verbeteren milieukwaliteit van water en bodem». De bijbehorende middelen zijn overgeboekt bij 1ste suppletore begroting en slotwet. In totaal was voor de TCB in 2006 € 0,6 mln beschikbaar voor personele en materiële uitgaven.
Gemeenschappelijk Ontwikkelingsbedrijf (GOB)
In 2006 is het Gemeenschappelijk Ontwikkelingsbedrijf van start gegaan en er is bij 2e suppletore begroting € 2,0 mln beschikbaar gekomen voor de eerste personele en materiële uitgaven van het GOB in 2006. Vanaf 2007 is structureel € 2,7 mln beschikbaar gesteld. Het Gemeenschappelijk Ontwikkelingsbedrijf is een uitvoeringsorganisatie die werkt in opdracht van de beleidsdepartementen (shared service) en tussen de bestaande rijksvastgoeddiensten komt te staan.
Na de reorganisatie van VROM is het extra benodigde budget voor postactieven GD/CSt abusievelijk op het verkeerde instrument (Gemeenschappelijke voorzieningen) geplaatst. Bij 2e suppletore begroting 2006 is dit gecorrigeerd en is € 2,2 mln overgeheveld naar het instrument «postactieven GD/CSt». De Inspectie heeft per 1ste en 2de suppletore begroting € 1,5 mln overgeheveld van andere apparaatsinstrumenten naar het instrument «Postactieven Inspectie».
Gemeenschappelijke Voorzieningen
Door de instelling van een VROM Shared Service Centre zijn er taken, zoals functioneel en applicatiebeheer, vanuit de Diensten overgeheveld. Ten tijde van de raming zaten de budgetten voor de grote projecten (onder andere SBC, outsourcing, ICT-dienstverlening) voor een deel nog bij de Diensten. Tussentijds zijn ook aanvullende opdrachten door de Diensten verstrekt en als extra maatwerk opdrachten uitgevoerd. Ook heeft een toename van het aantal user-id’s en de trend naar mobiel werken bijgedragen aan de hogere uitgaven ICT in 2006. Al deze uitgaven worden doorbelast aan de Diensten en vanuit doelmatigheidsoverwegingen bij suppletore begrotingen en slotwet zijn de budgetten toegevoegd aan de Gemeenschappelijke Dienst. Per 1ste suppletore begroting is ca. € 12,5 mln toegvoegd en per 2de suppletore begroting ca. € 14 mln. Tenslotte is per slotwet het verschil toegevoegd.
Bij 1ste suppletore begroting 2006 is het budget verhoogd met ca. € 12,5 mln.
Deze mutatie betrof oa de overheveling van budgetten vanuit de Cst, DGW en andere VROM diensten voor projecten zoals BAG, VIDI, GBS, Davinci, IBS-applicatiebeheer en bijdrage trainees. Een overzicht van exacte bedragen is moeilijk te geven. Ik verwijs hiervoor dan ook naar de multibos-mutaties mbt de 1ste suppletore begroting. Hierin worden de mutaties per project gegeven.
Bij 2e suppletore begroting 2006 is het budget verhoogd met ca. € 14. mln.
In het kort gaat het globaal om mutaties van VROM diensten voor de projecten zoals aanvulling GBS, Davinci, verbeterd huursysteem (VHS), doorbelasting van maatwerk opleidingen, kosten productgebonden en inhuur via flexchange, alsmede kosten inhuur externen. Ook hier verwijs ik naar de mutaties in multibos.
Het verschil van ca. € 34 mln. is bij slotwet toegevoegd.
Hier gaat het ook met name om maatwerk t.b.v. DGW, de VI enz. en doorbelasting van de productgebonden kosten en inhuur via flexchange (uitzendkrachten) alsmede inhuur externen en beheer van applicaties. Zie de mutaties in multibos.
Apparaat Milieu- en Natuurplanbureau (MNP)
In januari 2006 is het Milieu- en Natuurplanbureau ondergebracht bij het ministerie van VROM. Hierin was nog niet voorzien in de begroting 2006. Bij eerste suppletoire begroting zijn mensen en middelen overgeheveld vanuit VWS/RIVM naar VROM. Het Milieu- en Natuurplanbureau heeft als missie het ondersteunen van de politieke en maatschappelijke afweging tussen economische, ecologische, ruimtelijke en sociaal-culturele kwaliteiten door het evalueren van het gevoerde beleid en het verkennen van toekomstige ontwikkelingen van met name de ecologische kwaliteit.
De onderstaande wettelijke producten van het MNP zijn volgens plan gereed gekomen in 2006: de Milieubalans, de Natuurbalans en de Milieuverkenning. Het MNP heeft samen met het Centraal PlanBureau (CPB) en het Ruimtelijk Planbureau (RPB) de scenariostudie Welvaart en Leefomgeving gepubliceerd en samen met het RPB de studie Monitor Nota Ruimte. De eerste resultaten van de tweede Duurzaamheidsverkenning die in 2007 verschijnt, zijn eind 2006 openbaar gemaakt als input voor de verkiezingen.
Bij 1e suppletore begrotingswet 2006 (Kamerstukken II, 30 560 XI en XIII, nr. 2) zijn de beschikbare budgetten voor het Kenniscentrum Aanbesteden en de Regieraad voor de Bouw structureel overgeheveld naar de begroting van het ministerie van Economische Zaken. Voor een verantwoording over deze uitgaven wordt om die reden verwezen naar het departementale jaarverslag van het ministerie van Economische Zaken over 2006.
De apparaatsuitgaven omvatten de verplichtingen en uitgaven van het ambtelijk personeel, overige personele uitgaven, materieel en automatisering en postactieven. Het ambtelijk personeel betreft de algemene leiding van het departement, de control, de staf en de ondersteunende diensten. De materiële en automatiseringsuitgaven hebben betrekking op de uitgaven voor beheer, exploitatie, huisvesting en investeringen om de voorzieningen van VROM op minimaal het huidige niveau te houden en daar waar mogelijk te verbeteren. Tevens worden een deel van de uitgaven voor inhuur en kleine materiële kosten vanuit doelmatigheidsoverwegingen op dit artikel verantwoord.
14.3.1 Juridisch instrumentarium
VROM heeft in 2006 gewerkt aan kernproducten op nationaal, Europees en internationaal niveau. Het juridisch instrumentarium dat door VROM is gebruikt zijn wetgeving, overeenkomsten/ convenanten, behandeling van (buiten-)rechterlijke procedures, Koninklijke Besluiten, alsmede advisering. Voor al deze producten zijn kengetallen beschikbaar. Enkele belangrijke kengetallen zijn hierna opgenomen.
Prioriteit bij het wetgevingsprogramma lag in 2006 bij de implementatie van EG-richtlijnen, de wetgevingsprojecten voortvloeiend uit het Strategisch Akkoord en het Hoofdlijnenakkoord, toezeggingen aan de Staten-Generaal en ondersteuning bij initiatiefwetsvoorstellen.
De resterende centrale wetgevingscapaciteit werd ingezet voor de overige VROM-prioriteiten.
Tabel 14.2 Juridische kwaliteit wetgevingsproducten | ||||
---|---|---|---|---|
Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Begroting 2006 | Realisatie 2006 | |
Wetgeving met dictum 1, 2 en 3 van Raad van State | 94% | 88% | 90% | 96% |
Implementatietermijn EU-regelgeving niet overschreden | 70% | 11% | 100% | 38% |
Uitvoering bepaalde EG-regelgeving (rapportages, meldingen intern recht) aan termijnen onderhevig | 47% | 75% | 75% | 44% |
Convenanten in overeenstemming met de Aanwijzingen | 100% | 100% | 100% | 100% |
Procedures met positief resultaat | 67% | 74% | 80% | 78% |
Procedures behandeld zonder termijnoverschrijding | 68% | 100% | 100% | 100% |
Bron: Directie Juridische Zaken
• Wetgeving met dictum 1, 2 en 3 van de Raad van State
Een wetgevingsproduct wordt «goed» beoordeeld wanneer de Raad van State daaraan het dictum 1, 2 of 3 toekent. Het oordeel van de Raad van State omvat zowel de technisch-juridische als de beleidsmatige aspecten van de wetgevingsproducten. In 2006 zijn 47 adviezen ontvangen van de Raad van State. Van deze adviezen hadden 45 het dictum 1, 2 of 3. Daarmee komt het gerealiseerde percentage op 96. Twee adviezen hadden het dictum 4, waarbij het bij beide ging om de inhoud van het advies.
• Implementatie van EG-richtlijnen
Dit kengetal ziet toe op de tijdige implementatie van EG-richtlijnen. Voor de registratie van dit kengetal wordt uitgegaan van de datum waarop de richtlijn moet zijn geïmplementeerd. In 2006 is 38% van de te implementeren richtlijnen op tijd geïmplementeerd. Het totale aantal te implementeren richtlijnen bedroeg 13. Het streven dient altijd 100% te zijn op dit moment is dit niet haalbaar. Dit heeft te maken met prioritering van beleid. Hierbij dient wel te worden opgemerkt dat door de bewindslieden van VROM een taakgroep Implementatie Europese Richtlijnen is ingesteld. Door regelmatige rapportages waarin speciale aandacht wordt gevraagd voor specifieke dossiers waarbij de kans op overschrijding bestaat zorgt er mede voor dat het percentage hoger is dan in 2005.
• Uitvoering EG-regelgeving
In enkele gevallen is Nederland (VROM) op grond van het EG-verdrag (of daarvan afgeleid recht, zoals richtlijnen of verordeningen) verplicht om:
1. Een concept van een nieuw (voorgenomen) beleidsinstrument (waaronder o.a. ook concept-regelgeving) aan de Europese Commissie te melden (zogenaamde meldingsplicht; voor VROM zijn vooral van belang: technische notificaties, staatssteun en meldingen gebaseerd op artikel 95 van het EG-verdrag van verdergaande beschermingsmaatregelen).
2. Te rapporteren over de feitelijke uitvoering van (geïmplementeerde) EG-regelgeving (het EG-besluit zelf geeft aan wanneer de periodieke melding plaats moet hebben gevonden en wat de rapportage dient te bevatten.
Ook deze lagere realisatie (44% in plaats van 75%) heeft te maken met prioritering bij beleid.
• Overeenkomsten en convenanten
Het belang van de naleving van afspraken in het publiek domein stelt hoge eisen aan de inhoudelijke kwaliteit van overeenkomsten en convenanten. Alle convenanten die worden aangeboden worden getoetst aan de Aanwijzing voor convenanten. De score van de toetsing is altijd 100% omdat het definitieve convenant altijd in overeenstemming is met de aanwijzingen.
• Procedures
In 2006 zijn 35 verzoeken voor juridische advies of civielrechtelijke ondersteuning bij de Landsadvocaat neergelegd. In veel gevallen wordt door de rechter positief besloten op ingediende beroepsprocedures. Met name op het gebied van afvalstoffen (EVOA) zijn veel procedures gegrond verklaard. Dit heeft te maken met de politieke keuzes die op dit terrein zijn gemaakt en die door de Raad van State niet worden gehonoreerd.
• Termijnoverschrijdingen
Termijnoverschrijdingen zijn niet aan de orde. Over het algemeen worden verweren binnen de eerste door de rechtbank gestelde termijn voor het uitbrengen van verweer uitgebracht. In een enkel geval wordt bij de rechtbank of de Raad van State uitstel gevraagd en verkregen.
Belangrijke doelstellingen voor 2006 waren een verdere verbetering van de kwaliteit van de ICT dienstverlening, het digitaliseren van het documentenbeheer en het verder verfijnen van de interne beheerprocessen. Ook is er in 2006 evenals in 2005 bijzondere aandacht besteed aan de interdepartementale samenwerking. Hiermee is voorgesorteerd op de Rijksbrede ontwikkelingen die in de komende kabinetsperiode verder gestalte gaan krijgen.
Tabel 14.3 Automatiseringsuitgaven (ICT-dienst) per fte | ||||
---|---|---|---|---|
Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Begroting 2006 | Realisatie 2006 | |
Raming c.q. realisatie in € mln | 26,7 | 35,8 | 17,7 | 46,1 |
Gemiddeld aantal fte | 3 834 | 3 740 | 3 713 | 3 781 |
Uitgaven per fte in € | 6 964 | 9 572 | 4 767 | 12 193 |
Bron: SBB (€) en PeRCC (fte)
Het kengetal geeft weer welke uitgaven per fte voor VROM zijn gedaan ten behoeve van ICT via de gemeenschappelijke ICT-dienst. Door de instelling van een VROM Shared Service Centre zijn er taken, zoals functioneel en applicatiebeheer, vanuit de diensten overgeheveld. Voor een toelichting op het verschil tussen de raming ontwerpbegroting 2006 en de realisatie, zie de toelichting onderaan paragraaf 14.2 (Tabel budgettaire gevolgen van beleid).
Wat betreft de huisvestingsuitgaven in algemene zin kan het volgende worden opgemerkt:
De huisvestingsuitgaven zijn te verdelen in huren, technisch beheer van gebouwen en installaties, en overige huisvestingskosten. Onder overige huisvestingskosten wordt verstaan energiekosten, schoonmaak en klein onderhoud. Het prestatiegegeven geeft weer welke kosten voor het gehele ministerie per fte verbonden zijn aan huisvesting.
Tabel 14.4 Huisvestingsuitgaven per fte | ||||
---|---|---|---|---|
Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Begroting 2006 | Realisatie 2006 | |
Raming in € mln | 35,5 | 36,5 | 37,9 | 32,3 |
Gemiddeld aantal fte | 3 834 | 3 740 | 3 713 | 3 781 |
Uitgaven per fte in € | 9 259 | 9 759 | 10 207 | 8 543 |
Bron: SBB (€) en PeRCC (fte)
De lagere uitgaven zijn een gevolg van vertraging in de reguliere uitgaven onderhoud gebouwen, terreinen en groenvoorziening en het in 2006 afstoten van panden. Tevens is in 2006, evenals in 2005, minder uitgegeven aan energie en schoonmaakkosten. In 2006 is het meest noodzakelijke groot onderhoud in de hoofdzetel uitgevoerd.
14.4.1 Afkoop oude DGW-regelingen
Ter uitvoering van het kabinetsstandpunt over de aanbevelingen van de commissie Brinkman, onderdeel terugbrengen van het aantal specifieke uitkeringen, is na onderzoek besloten om de volgende regelingen en uitkeringen nog in 2006 af te kopen:
• (Verbetering) particuliere huurwoningen regelingen 1979 en 1985.
• Particuliere huurwoningen 1987 (hoogniveau renovatie).
• Stedelijke vernieuwing Lelystad.
• Stichting Casa Academica (casa 400)
De afkoopoperatie is een succes geworden. Mede op basis van eind oktober in de Staatscourant gepubliceerde afkoopregelingen zijn de hierboven genoemde regelingen voor het grootste gedeelte afgekocht dan wel beëindigd. De overeengekomen afkoopbedragen zijn in 2006 uitbetaald. Het beoogde maatschappelijke effect, vermindering van administratieve en uitvoeringslasten, is nagenoeg geheel bereikt; (nog) niet alle gemeenten hebben met de afkoop ingestemd. In het voorjaar van 2007 zal getracht worden deze gemeenten alsnog over te halen om met de afkoop in te stemmen.
Daarnaast kan worden gemeld dat de toekomstige bijdragen aan de Stichting Casa Academica worden stopgezet.
14.4.2 Communicatie-instrumenten
VROM communiceert haar activiteiten zo veel mogelijk aan de hand van zes labels: Ruimte voor wonen; Ruimte voor ontwikkeling; Krachtige steden; Milieu als kans; Gezond & Veilig; Regels die werken, lasten beperken. Het beleid van VROM en haar bewindslieden heeft onder meer een plek gekregen in 209 persberichten, 293 speeches, diverse schriftelijke interviews, columns en ingezonden stukken. Zowel de minister als de staatssecretaris hebben regelmatig werkbezoeken afgelegd.
In 2006 is via grote Postbus 51-campagnes gecommuniceerd over de noodzaak te ventileren en over luchtkwaliteit (subsidieregeling roetfilters). Daarnaast zijn diverse advertentiecampagnes gevoerd voor onder meer krachtige steden, luchtkwaliteit en energiebesparing. Tevens is gratis publiciteit gegenereerd over verschillende VROM-onderwerpen. Ten slotte heeft VROM geparticipeerd in een aantal coproducties op tv.
14.4.3 Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (StAB)
De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak is een rechtspersoon met een wettelijke taak (RWT)die door VROM wordt gesubsidieerd. Op verzoek van de Raad van State adviseert de StAB de bestuursrechter in geschillen op het gebied van milieu en ruimtelijke ordening. Daarnaast wordt ook over geschillen op het terrein van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, de Wet verontreiniging zeewater en de Grondwaterwet geadviseerd aan de administratieve rechter.
Tabel 14.1 Aantal adviesaanvragen Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (StAB) | ||||
---|---|---|---|---|
Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Begroting 2006 | Realisatie 2006 | |
Stand per 01-01 | 89 | 72 | 88 | 88 |
Instroom adviesaanvragen | 358 | 413 | 450 | 366 |
Aantal afgehandelde adviesaanvragen | 375 | 397 | 450 | 359 |
Stand per 31-12 | 72 | 88 | 88 | 95 |
Bron: Stichting Advisering Bestuursrechtspraak
In tegenstelling tot het jaar 2005 is de instroom van het aantal adviesaanvragen op het gebied van milieu ten opzichte van de begroting 2006 flink gedaald. Het aantal adviesaanvragen is zowel op milieu als op ruimtelijke ordening achtergebleven bij de raming. In 2006 is sprake geweest van adviesaanvragen over een aantal omvangrijke projecten bijvoorbeeld de reconstructiegebieden Noord-Brabant en aanvragen waarbij de luchtkwaliteit een rol speelde. Naast de omvangrijkheid van de projecten nam ook de complexiteit toe. De gemiddelde doorlooptijd in 2006 bleef met 2,8 maanden toch ruim binnen de genormeerde doorlooptijd van 3 maanden.
14.4.4 Overige vastgoedinformatievoorziening
Voor de beleidsketens waarvoor VROM verantwoordelijk is, zijn de activiteiten beschreven in de E-strategie VROM. In 2006 is door middel van een burgerpanel nagegaan welke initiatieven nog genomen zouden moeten worden. Met andere woorden: welke elektronische diensten kunnen op enthousiasme bij de burger rekenen, want de burger wordt als uitgangspunt genomen.
Coördinatie Geo-informatie en GI-beraad
Het ministerie van VROM is sinds het Besluit Informatievoorziening in de Rijksdienst (1990) verantwoordelijk voor de coördinatie van de Geo-informatie (GI). Tot 2003 is de coördinatie grotendeels aan het werkveld overgelaten. Gelet op het toenemende belang van de geo-informatie ten behoeve van de totstandkoming van de Elektronische Overheid is besloten de regie weer onder die van de minister van VROM te brengen. In 2006 is daarvoor een ambtelijk adviesorgaan opgericht om de minister van strategisch advies te voorzien, het GI-beraad. Het besluit daartoe is 2 juni genomen en daarna in de Staatscourant gepubliceerd. Deelnemers zijn: VROM, BZK, VenW, LNV, EZ, Defensie, Kadaster, IPO, VNG, UvW en TNO/NITG. Het GI-beraad is inmiddels 3 keer bij elkaar geweest.
Een belangrijk deel van het Geo-informatie beleid komt tot stand via de inzet rond een aantal te realiseren geo-basisregistraties, die deel zullen uitmaken van een samenhangend stelsel van (authentieke) registraties. Door het kabinet aangemerkte authentieke registraties in het geo-domein zijn de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG), de Basisregistraties Kadaster en Topografie, in de toekomst mogelijk aangevuld met de Grootschalige Basiskaart Nederland (GBKN) en informatie over de ondergrond.
De Wet voor de BAG en de bijbehorende meerjarenbegroting is in 2006 door het kabinet goedgekeurd. De wet is voor advies aan de Raad van State voorgelegd. De minister van VROM heeft besloten het beheer van de landelijke voorziening neer te leggen bij het Kadaster. Hierover zijn nadere afspraken met het Kadaster gemaakt.
De wijziging van de Kadasterwet ten behoeve van de inbedding van de basisregistraties bij het Kadaster is bij de Tweede Kamer ingediend. Met het Kadaster worden nadere afspraken gemaakt over een daarbij passende financiering die breed verplicht gebruik mogelijk maakt.
In de besluitvorming over de omvorming van de GBKN naar basisregistratie is vooruitgang geboekt. Er is een businessplan opgesteld dat is aanvaard door het GI-beraad.
De aangekondigde fusie tussen de stichting Raad voor de Vastgoedinformatie (Ravi) en de stichting Nationaal Clearinghouse Geo-informatie (NCGI) tot de nieuwe stichting Geonovum heeft verder vorm gekregen. Het businessplan is goedgekeurd door de minister van VROM na positief advies van het GI-beraad. De procedure ter oprichting is gestart en zal begin 2007 leiden tot de officiële oprichting.
Het programma Ruimte voor geo-informatie verloopt voorspoedig. Een groot gedeelte van de subsidiegelden zijn nu door het programma verplicht. In 2006 is 2,5 mln euro subsidie als voorschot verstrekt. Dit is iets minder dan in de meerjarencijfers was voorzien, maar zal in de komende jaren worden ingelopen. Het programma heeft in 2006 nadrukkelijk ingezet op verdere internationalisering, brugprojecten met andere Bsik-programma’s en de ontwikkeling van een nationale geo-informatie infrastructuur.
14.5. Adviesorganen en kennisinstituten
Adviesraad Gevaarlijke Stoffen (AGS)
De Raad heeft tot taak de regering en de beide kamers der Staten-Generaal te adviseren over beleid en wetgeving inzake technische en technisch-organisatorische maatregelen ter voorkoming van ongevallen en rampen als gevolg van het gebruik, de opslag, de productie en het vervoer van gevaarlijke stoffen alsmede beperking van de gevolgen van dergelijke ongevallen en rampen (Artikel 2 van de Wet Adviesraad gevaarlijke stoffen). De Raad heeft in 2006 zes adviezen en een achtergrondstudie uitgebracht: Chloor, opslag en gebruik (advies over Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen 11 (PGS); LPG en Propaan: opslag en gebruik (advies over PGS 16 t/m 24); Ammoniak als koudemiddel (advies over PGS 13); Veiligheid vereist kennis (advies over de kennisinfrastructuur); QRA-Modellering voor vervoer van gevaarlijke stoffen; De Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen nader beschouwd en Veiligheid en gevaarlijke stoffen – werken aan kennis voor de toekomst (achtergrondstudie).
Twee zaken zijn bijzonder opgevallen in 2006. In de eerste plaats dat het aantal ad hoc aanvragen over actuele vraagstukken sterk is toegenomen. In de tweede plaats dat de oplagen van de adviezen groeien, omdat de vraag naar sommige adviezen groter blijkt dan in het verleden. In 2006 is een aantal adviezen verschenen, waaronder: «Ruimte geven, ruimte nemen» en «Stad en stijging: sociale stijging als leidraad voor stedelijke vernieuwing».
Raad voor ruimtelijk, milieu- en natuuronderzoek (RMNO)
De Raad voor ruimtelijk, milieu- en natuuronderzoek is een sectorraad die de regering adviseert over het te voeren onderzoeksbeleid op het gebied van ruimte, milieu en natuur. In mei 2006 heeft het kabinet besloten de RMNO voor een nieuwe periode van 6 jaar in te stellen. In 2006 heeft de RMNO 5 kennisarena’s georganiseerd, namelijk: Krachtige stad; Klimaatverandering-adaptie; Energie i.r.t. Bouwen en Wonen; demografische Ontwikkelingen en Bouwen voor Ruimte en Leefomgeving. Op verzoek van VROM heeft de RMNO, samen met andere raden, in april 2006 een stakeholderbijeenkomst, Duurzame Ontwikkeling, georganiseerd en in november 2006 samen met het MNP een politiek debat met 7 politieke partijen, eveneens over duurzame ontwikkeling. Een ongevraagd advies dat de RMNO heeft uitgebracht is de Kennisagenda duurzame ontwikkeling van Toerisme en in november is hierover een tweedaags internationaal congres gehouden. Twee projecten werden in 2006 op verzoek van VROM gestart: advisering over maatschappelijke kosten-batenanalyses en de organisatie van een «peer review» van de Nederlandse Strategie voor Duurzame Ontwikkeling.
In 2006 zijn naast diverse ministeries ook Waddenprovincies en gemeenten betrokken geweest bij adviesaanvragen. In de adviezen staat de integrale gebiedsgerichte benadering voorop. De Raad heeft in 2006 drie adviezen uitgebracht: Concept Convenant Vaarrecreatie op de Waddenzee; Uitvoeringsplan Waddenfonds en Pkb Waddenzee, beleidsinstrument in blessuretijd.
Technische commissie bodembescherming (TCB)
De adviezen die de TCB het afgelopen jaar heeft uitgebracht zijn grofweg in te delen in twee groepen adviezen. De eerste groep zijn adviezen die zijn uitgebracht in het kader van het in 2007 uit te brengen Besluit bodemkwaliteit, zoals het advies Prioritaire projecten uitvoeringsprogramma bodembeleid. De tweede groep adviezen zijn de adviezen in het kader van de landbouw, zoals het advies Ontwerpvrijstellingsregeling Besluit gebruik meststoffen (BGM) kleigrond en veengrond.
Gemeenschappelijk Ontwikkelingsbedrijf (GOB)
In 2006 zijn bij 2e suppletore begroting middelen beschikbaar gekomen voor de oprichting van het GOB. Het Gemeenschappelijk Ontwikkelingsbedrijf is een uitvoeringsorganisatie die werkt in opdracht van de beleidsdepartementen (shared service) en tussen de bestaande rijksvastgoeddiensten komt te staan. Het is een uitvoeringsorganisatie die handelend kan optreden voor concreet benoemde ruimtelijke opgaven waar het Rijk gronden zal afstoten dan wel moet verwerven. Het Gemeenschappelijk Ontwikkelingsbedrijf bouwt kennis en expertise op rond doelmatig en modern vermogensbeheer en bundelt daarbij de kennis en expertise die bij de verschillende onderdelen van het Rijk aanwezig zijn. Het GOB heeft voor drie gebiedsontwikkelingsprojecten (Almere, Valkenburg, Bloemendalerpolder) het voortouw gekregen om namens het Rijk op te treden richting andere overheden, marktpartijen en eventueel andere belanghebbenden. In augustus heeft de Tweede Kamer een brief ontvangen waarin de uitgewerkte werkwijze van het GOB staat beschreven (briefnummer TK 2005–2006, 27 581, nr. 27).
VROM beoogt met het Ruimtelijk Planbureau een onafhankelijke verkenning en monitoring van ruimtelijke ontwikkeling. In 2006 heeft de RPB een groot aantal nieuwsbrieven (6) en publicaties (26) uitgebracht, waaronder de Workshop Europa ten behoeve van DG Ruimte van het ministerie VROM en een advies voor het ministerie van Financiën over Vermogen in woningen.
Artikel 15. Nominaal en onvoorzien
15.1. Tabel budgettaire gevolgen van beleid
(x € 1000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Realisatie 2002 | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Realisatie 2006 | Vastgestelde begroting 2006 | Verschil 2006 | |
Verplichtingen: | 0 | – 682 | 682 | ||||
Uitgaven: | 0 | 1 818 | – 1 818 | ||||
Programma: | 0 | 1 818 | – 1 818 | ||||
Loonbijstelling: | 0 | 3 707 | – 3 707 | ||||
Loonbijstelling | 3 707 | – 3 707 | |||||
Prijsbijstelling: | 0 | 5 808 | – 5 808 | ||||
Prijsbijstelling | 5 808 | – 5 808 | |||||
Onvoorzien: | 0 | 3 684 | – 3 684 | ||||
Onvoorzien | 3 684 | – 3 684 | |||||
Nog te verdelen: | 0 | – 11 381 | 11 381 | ||||
Nog nader te verdelen taakstellingen | – 8 872 | 8 872 | |||||
Nog nader te verdelen overig | – 2 509 | 2 509 |
Dit artikel is een administratief artikel. Dit betekent dat er geen daadwerkelijke uitgaven ten laste van dit artikel worden gedaan.
De Bewindslieden van VROM verklaren hierbij als volgt:
In het begrotingsjaar 2006 heeft het managementcontrolsysteem van VROM naar behoren gefunctioneerd. Dat betekent dat:
• De financiële processen hebben plaatsgevonden binnen de tolerantiegrenzen van wet- en regelgeving, met uitzondering van de voorschotverstrekking door de belastingdienst bij de huurtoeslag;
• De beleids- en financiële informatie in dit jaarverslag voldoen aan de wettelijke rapportage-eisen;
• Sturing en beheersing heeft plaatsgevonden, afgeleid van begrotingsdoelstellingen;
• Risico-afwegingen zijn bepalend geweest voor beheersingsmaatregelen;
• Voortgangsbewaking van begrotingsrealisatie heeft plaatsgevonden door leden van de bestuursraad en gemandateerde budgethouders;
• Voortgangsbewaking heeft plaatsgevonden op kwaliteitsborging van bedrijfsvoeringsprocessen onder meer via het Audit Committee.
Gedurende het jaar is gemonitord of de ingezette instrumenten van sturing en beheersing het gewenste effect hebben gehad op basis waarvan eventuele bijsturing en/of rapportage in de suppletore begrotingen heeft plaatsgevonden.
Instrumenten van sturing en beheersing zijn bijvoorbeeld de begrotingscyclus en daarvan afgeleide planning & controlcyclus, de geautomatiseerde administraties en informatievoorziening aan de politieke en ambtelijke top van het departement, de organisatiecultuur en structuur, procesnormen en procesbeheersingsmaatregelen waaronder interne controle voor de meest risicovolle financiële processen en extra controlinspanningen waar dat op basis van risicoafwegingen werd gewenst.
Op deze wijze is gestructureerde aandacht besteed aan de bedrijfsprocessen van het ministerie van VROM. De relevante actoren binnen VROM hebben gezorgd voor de checks & balances, zodat de bedrijfsprocessen voldoende beheerst zijn uitgevoerd. Belangrijk daarbij is, dat VROM kan vertrouwen op een adequate bedrijfsvoering door anderen. Zo is de uitvoering van de huurtoeslag wettelijk opgedragen aan de Dienst Toeslagen van de Belastingdienst van het Ministerie van Financiën; de uitvoering van de meeste subsidieregelingen wordt uitgevoerd door SenterNovem van het Ministerie van Economische Zaken; het beheer van het Milieu- en Natuurplanbureau wordt grotendeels uitgevoerd door het RIVM van het Ministerie van VWS en de ICT-ondersteuning is grotendeels ondergebracht bij een externe dienstverlener.
Binnen VROM worden bedrijfsprocessen gemeenschappelijk uitgevoerd. Sinds medio 2004 wordt daarbij gebruik gemaakt van een Gemeenschappelijke Dienst, die de uitvoering doet van de financiële VROM-administratie.
Het Audit Committee van VROM (leden Bestuursraad, directie Auditdienst en directie Financiële en Economische Zaken en een extern lid) heeft de rapportage besproken in haar overleg van 9 maart 2007 en adviseert akkoord te gaan met de uitspraak dat het managementcontrolsysteem naar behoren heeft gefunctioneerd. Dit betekent niet dat er geen fouten/tekortkomingen kunnen optreden. Indien deze dienen te worden opgenomen in de VROM-verantwoording worden ze hieronder toegelicht, onderverdeeld naar de rechtmatigheid van de begrotingsuitvoering, de totstandkoming van de beleidsinformatie en het gevoerde financieel en materieel beheer.
Rechtmatigheid van de begrotingsuitvoering
De Comptabiliteitswet en onderliggende regelgeving schrijven voor dat in de bedrijfsvoeringparagraaf expliciet verantwoording moet worden afgelegd over de naleving van wet- en regelgeving indien de tolerantiegrenzen (1% voor fouten en 3% voor onzekerheden) worden overschreden. De uitvoering van de huurtoeslag is wettelijk opgedragen aan de belastingdienst. Conform de rijksbegrotingsvoorschriften wordt hieronder de hoofdconclusie uit de bedrijfsvoeringsparagraaf van het ministerie van Financiën inzake de uitvoering van de huurtoeslag overgenomen.
Artikel 3. Garanderen van keuzemogelijkheden en betaalbaarheid op de woningmarkt.
Op deze plek worden de hoofdlijnen m.b.t. de uitvoering van de huurtoeslag uit de bedrijfsvoeringsparagraaf van het jaarverslag van het Ministerie van Financiën gepresenteerd:»
Naleving van wet- en regelgeving
De betalingen voor de huurtoeslag worden door VROM op beleidsartikel 3 «garanderen van keuzemogelijkheden en betaalbaarheid op de woningmarkt» (begrotingshoofdstuk XI) verantwoord. De Comptabiliteitswet en onderliggende regelgeving schrijven voor dat in de bedrijfsvoeringparagraaf expliciet verantwoording moet worden afgelegd over de naleving van wet- en regelgeving indien de tolerantiegrenzen (1% voor fouten en 3% voor onzekerheden) worden overschreden.
De conclusie luidt dat de verstrekte voorschotten huurtoeslag in 2006 circa € 74 mln. (circa 3,5% van artikel 3 en circa 2% van de gehele verantwoording) te hoog zijn geweest. Dit betekent hoger dan het niveau van voorschotten indien er conform aanvragen zou zijn uitbetaald. Dit verschil wordt met name veroorzaakt door onjuist verwerkte of niet verwerkte mutaties op reeds ingediende aanvragen. De te hoge verstrekte voorschotten zullen in 2007 zoveel als mogelijk bij de definitieve vaststelling van het toeslagrecht 2006 worden gecorrigeerd.
In december 2005 is, in overleg met de drie beleidsdepartementen, voor het berekeningsjaar 2006 een plan van aanpak voor het toezicht opgesteld. Als gevolg van de nadruk in het eerste halfjaar 2006 op herstelacties om de initiële toeslaguitbetalingen in goede banen te leiden, is toezicht in deze periode voor huur en zorg niet gerealiseerd zoals voorgenomen was in het plan van aanpak. In het tweede halfjaar van 2006 is, eveneens na overleg met de beleidsdepartementen, een bijgesteld plan van aanpak voor de uitvoering van het toezicht op de huur- en zorgtoeslag opgesteld. De fasering in de tijd is gewijzigd. De toezichtsfocus is daarbij inhoudelijk identiek gebleven.
Totstandkoming van de beleidsinformatie
Met haar brief van 7 juli 2005 (Kamerstukken II, 2004–2005, 29 949, nr. 33) heeft onze ambtsvoorganger u geïnformeerd over de aangepaste artikelstructuur voor de VROM-begroting, zoals die vanaf 2006 gebruikt wordt. Onder verwijzing naar de aangenomen motie Douma (Kamerstukken II, 2004–2005, 29 949, nr. 11) heeft zij u in deze brief geïnformeerd over het principe van «comply or explain» en daarbij aangegeven dat in overleg met het ministerie van Financiën vastgesteld is dat voor de artikelen 1 en 10 van de VROM-begroting de effectgegevens van de algemene doelen moeilijk in outcome-gegevens te bevatten zijn. Waar dit wel mogelijk is voor de operationele doelen van deze artikelen, treft u zo concreet mogelijke (prestatie-)indicatoren aan.
Met haar brief van 19 juni 2006 (Kamerstukken II, 2005–2006, 29 949, nr. 43) heeft onze ambtsvoorganger u geïnformeerd over de operationele doelstellingen uit de VROM-begroting, waarvoor geen adequate kwantitatieve outcome- en outputgegevens (in de zin van de per 1 januari 2006 van kracht zijnde RPE) kunnen worden weergegeven. In deze brief is aangegeven wat daarvan de reden is.
In het jaarverslag treft u niet alle in de begroting 2006 opgenomen prestatiegegevens terug, omdat deze bij nadere beoordeling niet RPE-bestendig bleken te zijn.
Voor de begroting 2008 zal een verbeterslag aangebracht worden, in die zin dat zichtbaar wordt welke beleidsprestaties (ook uit het Regeerakkoord) met het begrote geld worden beoogd en met behulp van welke RPE-conforme indicatoren deze beoogde effecten kunnen worden gemeten. Overigens zullen de in te zetten beleidsinstrumenten voor deze doelen inzet zijn van nader overleg met stakeholders, zodat doelmatig de doelen kunnen worden bereikt.
Conclusie: de beleidsinformatie in dit jaarverslag voldoet aan de wettelijke rapportage-eisen.
Gevoerde financieel en materieel beheer
In deze facultatieve paragraaf worden de volgende verbeterpunten opgesomd.
Toezien op de verbetering van de informatievoorziening door SenterNovem. De coördinerend opdrachtgever VROM heeft SenterNovem verzocht een verbeterplan op te stellen.
Toezien op de nakoming door de externe partij van de overeengekomen ICT-ondersteuning binnen het overeengekomen tijdpad en het doelmatig overeenkomen van extra informatiebeveiligingseisen, die wettelijk zijn voorgeschreven dan wel op basis van risicoafwegingen door VROM worden gewenst. Verbeterprojecten die in dit kader zijn gestart worden gecontinueerd.
De resultaten van het Project Verbetering Financiële Processen, zoals de Front-Office VAK/IKC en het systeem van kwaliteitsborging invoeren en borgen. Tevens toezien op nakoming van budgettaire kaders en procedures voor het aangaan van verplichtingen.
De acties die staan vervat in het Actieprogramma Brandveiligheid vragen de komende maanden en jaren veel van medewerkers en leiding van de Rgd. Het veiligheidsbewustzijn onder de medewerkers is zichtbaar toegenomen en het is van belang dit vast te houden. Begin 2007 is een raming van de benodigde financiën gereed en in april moet duidelijk zijn welke capaciteit de Rgd nodig, en wat de markt te bieden, heeft.
Door middel van een (externe) audit zal in 2007 worden getoetst of de toezeggingen aan de Tweede Kamer, opgenomen in het Actieprogramma Brandveiligheid, gestand kunnen worden gedaan.
De departementale verantwoordingsstaat 2006 van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI)
(x € 1000) | ||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
(1) | (2) | (3)=(2)-(1) | ||||||||
Omschrijving | Oorspronkelijk vastgestelde begroting 2006 | Realisatie 2006 | Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting 2006 | |||||||
verplichtingen | uitgaven | ontvangsten | verplichtingen | uitgaven | ontvangsten | verplichtingen | uitgaven | ontvangsten | ||
Totaal | 3 416 482 | 411 077 | 3 968 890 | 290 689 | + 552 408 | – 120 388 | ||||
Beleidsartikelen | 3 044 162 | 388 653 | 3 449 776 | 221 010 | + 405 614 | – 167 643 | ||||
01 | Bevorderen van een goed werkende woningmarkt | 12 451 | 17 378 | 12 160 | 15 253 | 0 | – 291 | – 2 125 | 0 | |
02 | Stimuleren van voldoende woningen, een duurzame en gedifferentieerde woningvoorraad en leefbare woonmilieus | 56 804 | 474 711 | 91 | 147 466 | 451 562 | 1 551 | + 90 662 | – 23 149 | + 1 460 |
03 | Garanderen van keuzemogelijkheden en betaalbaarheid op de woningmarkt | 1 902 906 | 1 929 506 | 376 106 | 2 225 889 | 2 223 535 | 85 524 | + 322 983 | + 294 029 | – 290 582 |
04 | Optimalisering van de ruimtelijke afweging | 11 118 | 11 973 | 16 293 | 20 702 | 5 855 | + 5 175 | + 8 729 | + 5 855 | |
05 | Gebiedsontwikkeling en realisatie Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur | 33 266 | 42 428 | 10 300 | 178 075 | 57 173 | 43 007 | + 144 809 | + 14 745 | + 32 707 |
06 | Beperken van klimaatverandering en grootschalige luchtverontreiniging | 46 797 | 85 357 | 94 269 | 68 603 | 9 261 | + 47 472 | – 16 754 | + 9 261 | |
07 | Verbeteren milieukwaliteit van water en bodem | 156 967 | 137 465 | 64 126 | 159 782 | 23 827 | – 92 841 | + 22 317 | + 23 827 | |
08 | Verbeteren van de milieukwaliteit in de bebouwde omgeving | 35 063 | 40 733 | 79 342 | 82 899 | 40 015 | + 44 279 | + 42 166 | + 40 015 | |
09 | Verminderen van risico’s van stoffen, afval, straling en GGO’s | 17 601 | 38 196 | 47 356 | 44 132 | 1 347 | + 29 755 | + 5 936 | + 1 347 | |
10 | Versterken van het (inter)nationale milieubeleid | 85 683 | 90 641 | 917 | 163 637 | 98 661 | 7 039 | + 77 954 | + 8 020 | + 6 122 |
11 | Vergroten van de externe veiligheid | 12 897 | 14 454 | 144 119 | 47 948 | 1 370 | + 131 222 | + 33 494 | + 1 370 | |
12 | Handhaving en toezicht | 63 344 | 63 564 | 882 | 61 044 | 57 479 | 2 214 | – 2 300 | – 6 085 | + 1 332 |
13 | Rijkshuisvesting en architectuur | 97 756 | 97 756 | 357 | 122 047 | 122 047 | 0 | + 24 291 | + 24 291 | – 357 |
Niet-beleidsartikelen | 372 320 | 22 424 | 519 114 | 69 679 | + 146 794 | + 47 255 | ||||
14 | Algemeen | 166 084 | 370 502 | 22 424 | 337 846 | 519 114 | 69 679 | + 171 762 | + 148 612 | + 47 255 |
15 | Nominaal en onvoorzien | – 682 | 1 818 | 0 | 0 | + 682 | – 1 818 | 0 |
De gerealiseerde bedragen van de uitgaven en de verplichtingen zijn steeds naar boven afgerond op (€ 1000)
De gerealiseerde bedragen van de ontvangsten zijn naar beneden of naar boven afgerond op (€ 500)
De departementale saldibalans 2006
(x € 1000)De saldibalans van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer per 31 december 2006 in € 1 000 | ||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
31-12-2006 | 31-12-2005 | 31-12-2006 | 31-12-2005 | |||||
1. | Uitgaven ten laste van de begroting | 2. | Ontvangsten ten gunste van de begroting | |||||
– Begroting 2005 | € 3 494 268 | – Begroting 2005 | € 299 840 | |||||
– Begroting 2006 | € 3 968 884 | – Begroting 2006 | € 290 690 | |||||
3. | Liquide middelen | € 9 | € 9 | 4. | Rekening-courant RHB | € 3 666 096 | € 3 181 348 | |
5. | Rekening-courant fonds LUVO (DGM) | € 2 302 | € 2 284 | |||||
6. | Uitgaven buiten begrotingsverband | € 1 186 | € 1 350 | 7. | Ontvangsten buiten begrotingsverband | € 10 991 | € 12 155 | |
Subtotaal | € 3 970 079 | € 3 495 627 | Subtotaal | € 3 970 079 | € 3 495 627 | |||
8. | Extra-comptabele vorderingen | € 150 336 | € 179 045 | 8a. | Tegenrekening extracompta- bele vorderingen | € 150 336 | € 179 045 | |
9. | Voorschotten | € 3 455 439 | € 4 080 059 | 9a. | Tegenrekening voorschotten | € 3 455 439 | € 4 080 059 | |
10a. | Tegenrekening extracomp- tabele schulden | € 4 718 | € 4 900 | 10. | Extracomptabele schulden | € 4 718 | € 4 900 | |
11a. | Tegenrekening openstaande verplichtingen | € 4 779 133 | € 6 890 434 | 11. | Openstaande verplichtingen | € 4 779 133 | € 6 890 434 | |
12a. | Tegenrekening garantieverplichtingen | € 332 245 | € 425 253 | 12. | Garantieverplichtingen | € 332 245 | € 425 253 | |
Totaal-generaal | € 12 691 950 | € 15 075 318 | Totaal-generaal | € 12 691 950 | € 15 075 318 |
De toelichting bij de saldibalans
Ad 1. Uitgaven ten laste van de begroting (€ 3 968 884)
Deze post bevat de nog niet met het ministerie van Financiën verrekende begrotingsuitgaven. Verrekening van de begrotingsuitgaven 2006 vindt plaats nadat de Slotwet door de Staten-Generaal is vastgesteld.
Ad 2. Ontvangsten ten gunste van de begroting (€ 290 690)
Deze post bevat de nog niet met het ministerie van Financiën verrekende begrotingsontvangsten. Verrekening van de begrotingsontvangsten 2006 vindt plaats nadat de Slotwet door de Staten-Generaal is vastgesteld.
Ad.4. Rekening-courant Rijkshoofdboekhouding (RHB) (€ 3 666 096)
Onder deze balanspost is de rekening-courant van de RHB opgenomen. Het saldo, volgens het saldobiljet van de R.H.B. dd. 7 februari 2006, bedraagt € 3 666 096.
Ad 5. Rekening-courant Fonds Luchtverontreiniging (LUVO) (€ 2 302)
Onder deze balansrekening is de «schuld» (inclusief de rente over 2005) van het Rijk aan het Fonds LUVO opgenomen. Het jaarverslag en de bijbehorende jaarrekening 2006 van het Fonds moeten nog worden goedgekeurd, waarna de rente over 2006 bij het ministerie van Financiën kan worden bijgeschreven. De hoogte van de rente is voorlopig bepaald op € 17.
Ad 6. Uitgaven buiten begrotingsverband (€ 1 186)
Onder de uitgaven buiten begrotingsverband zijn posten opgenomen, die met derden moeten worden verrekend. Het bedrag is als volgt opgebouwd:
Opbouw van de uitgaven buiten begrotingsverband (x € 1 000) | |
---|---|
A Te verrekenen met andere departementen | 745 |
B Te verrekenen met lagere overheden/overige derden | 441 |
Totaal | 1 186 |
In het bedrag ad € 441 te verrekenen met lagere overheden/ overige derden is een bedrag opgenomen ad € 66 betreffende Europese geldstromen in het kader van de werkgroep Implementation and Enforcement of Environmental Law (IMPEL) voor de programma’s «developing a checklist» en «naleving internationale regelgeving» en in het kader van het Interregionaal Rijn-Maas Activiteiten-programma (IRMA).
Ad 7. Ontvangsten buiten begrotingsverband (€ 10 991)
Onder de ontvangsten buiten begrotingsverband zijn de posten opgenomen die aan derden moeten worden betaald. Het bedrag heeft voornamelijk betrekking op inhoudingen op het salaris, die aan derden dienen te worden afgedragen, zoals loonheffing, pensioenpremies en WAO-premies, voor een totaalbedrag van € 9 788.
Het resterende bedrag ad € 1 203 is het saldo van de op een depositorekening van DGM gestorte waarborgsommen voor afvaltransporten in het kader van de EVOA-regeling en het Besluit detectie radioactief besmet schroot (BBS). Op grond van de EVOA-regeling is een bedrijf dat afvalstoffen wil transporteren over de landsgrenzen heen, verplicht een deposito te storten of een bankgarantie af te geven aan de bevoegde autoriteit (in casu VROM). Op grond van het BBS moeten bedrijven die radioactief besmet schroot hebben, een financiële zekerheid afgeven ten aanzien van de bestrijding van kosten van een eventueel noodzakelijke verwijdering.
In totaal zijn per ultimo 31 december 2006 € 109 191 aan bankgaranties ontvangen. De bankgaranties zijn ontvangen in het kader van de uitvoering van een drietal besluiten.
Het bedrag van de bankgaranties voor afvaltransporten in het kader van de EVOA-regeling is per 31 december 2006 € 105 447. Op grond van deze regeling is een bedrijf dat afvalstoffen wil transporteren over de landsgrenzen heen, verplicht een deposito te storten of een bankgarantie af te geven aan de bevoegde autoriteit (in casu VROM).
Onderdeel van het Besluit detectie radioactief besmet schroot (Staatsblad 2002, 565) is een borgstellingsregeling. Het Besluit strekt tot het verplicht stellen van het gebruik van apparatuur voor de detectie van radioactief besmet metaalschroot door bedrijven. Doel van deze verplichting is het voorkomen van incidenten in Nederland door radioactiviteit in schroot en de daaruit voortkomende stralingsbelasting zoveel mogelijk te beperken. Om te verzekeren dat bedrijven de kosten van de verwijdering van radioactief besmet schroot kunnen betalen, is de verplichting tot het stellen van financiële zekerheid opgenomen in het besluit. Ultimo 2006 zijn hiervoor voor een totaalbedrag van € 3 740 aan bankgaranties en overige borgstellingen in bewaring gegeven.
Tenslotte is er nog € 4 aan borgstelling in bewaring in verband met het Besluit Stralingsbescherming.
Ad 8. Extracomptabele vorderingen (€ 150 336)Ad 8a. Tegenrekening extracomptabele vorderingen (€ 150 336)
Bij ontvangst worden deze vorderingen ten gunste van de ontvangstenbegroting geboekt.
Het verloop van de vorderingen in 2006 (x € 1000) | ||
---|---|---|
Stand vorderingen per 31-12-2005 | 179 045 | |
Bij: In 2006 ontstane vorderingen | 240 489 | |
419 534 | ||
Af: Ontvangen/verrekend | 220 778 | |
Ingetrokken | 28 464 | |
Definitief buiten invorderingstelling c.q. kwijtschelding | 19 956 | |
269 198 | ||
Stand vorderingen per 31-12-2006 | 150 336 |
Vorderingen op artikelniveau en ouderdom per 31-12-2006 (x € 1000) | |||||
---|---|---|---|---|---|
Artikel | Omschrijving | vóór 2005 | 2005 | 2006 | Totaal |
01 | Bevorderen van een goed werkende woningmarkt | 0 | 0 | 1 | 1 |
02 | Stimuleren van voldoende woningen, een duurzame en gedifferentieerde woningvoorraad en leefbare woonmilieus | 106 | 4 | 431 | 541 |
03 | Garanderen van keuzemogelijkheden en betaalbaarheid op de woningmarkt | 57 481 | 15 692 | 24 016 | 97 189 |
04 | Optimaliseren van de ruimtelijke afweging | 0 | 0 | 1 | 1 |
05 | Gebiedsontwikkeling en realisatie Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur | 3 063 | 0 | 17 | 3 080 |
06 | Beperken van klimaatverandering en grootschalige luchtverontreiniging | 300 | 7 | 161 | 468 |
07 | Verbeteren milieukwaliteit van water en bodem | 0 | 0 | 1 130 | 1 130 |
08 | Verbeteren milieukwaliteit in de bebouwde omgeving | 0 | 0 | 0 | 0 |
09 | Verminderen van risico’s van stoffen, afval, straling en GGO’s | 18 151 | 0 | 67 | 18 218 |
10 | Versterken van het (inter)nationale milieubeleid | 248 | 92 | 144 | 484 |
11 | Vergroten van de externe veiligheid | 0 | 0 | 10 | 10 |
12 | Handhaving en toezicht | 1 267 | 63 | 975 | 2 305 |
13 | Rijkshuisvesting en architectuur | 0 | 0 | 0 | 0 |
14 | Algemeen | 15 590 | 1 778 | 9 541 | 26 909 |
Totaal binnen begrotingsverband | 96 206 | 17 636 | 36 494 | 150 336 |
Ten opzichte van ultimo 2005 is het vorderingensaldo met 16% (€ 29 mln) gedaald van € 179 mln naar € 150 mln. De verdere afwikkeling van de huursubsidiewet op artikel 03 (in het jaarverslag 2005 op artikel 02) vormt met een daling van € 27 mln de belangrijkste oorzaak van de daling van het saldo van extracomptabele vorderingen.
De vorderingen met betrekking tot de huursubsidiewet zijn gedaald van € 122 mln tot € 95 mln ultimo 2006. Deze daling wordt voornamelijk veroorzaakt door de uitvoering van de huursubsidiewet. In 2006 zijn € 34 mln aan nieuwe vorderingen ingesteld. Daarnaast was er een afname van € 61 mln, die bestaat uit: ontvangen vorderingen (€ 36 mln), definitief buiten invordering stellingen (€ 18 mln) en intrekkingen (€ 7 mln), omdat die laatste categorie vorderingen onterecht zijn ingesteld. Deze vorderingen zijn grotendeels op termijn opeisbaar en de verdere afwikkeling zal medio 2007 worden overgedragen. In 2006 zijn geen vorderingen uit hoofde van de huurtoeslag bij VROM geboekt.
De vordering ad € 3 mln (vóór 2005) op dit artikel betreft een uitgekeerde subsidie in het kader van BIRK. Het desbetreffende bedrijf is echter failliet gegaan, waardoor de beoogde doelen van deze subsidie niet zijn bereikt. Er vindt overleg plaats met de curator, waarna op basis van afspraken met de curator wordt vastgesteld of deze geconditioneerde vordering wel of niet meer kan worden opgeëist.
De omvang van het vorderingensaldo op artikel 09 wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt door een verstrekte achtergestelde lening van € 18,2 mln aan de Centrale Organisatie voor Radioactief Afval (COVRA). Aan de achtergestelde lening is de voorwaarde verbonden dat deze lening in 2016 aan VROM wordt terugbetaald, tenzij een andere wijze van afwikkelen wordt overeengekomen. Deze vordering is op termijn opeisbaar.
Op artikel 14 is voor een bedrag van ruim € 11 mln aan geconditioneerde vorderingen voortkomend uit het kostenverhaal bodemsanering vastgelegd. Het saldo van de openstaande vorderingen is ten opzichte van ultimo 2005 afgenomen met € 3 mln. De meeste vorderingen stammen uit de periode van voor 2005 en hebben een doorlooptijd, die kan oplopen tot enkele jaren aangezien invordering vaak via gerechtelijke weg moet worden afgedwongen. Daarnaast kan ook de vermogenspositie van de debiteur een negatieve uitwerking hebben op de termijn waarbinnen de vordering kan worden voldaan. De afwikkeling van deze vorderingen is uitbesteed aan SenterNovem met betrokkenheid van de Landsadvocaat.
Ad 9 Voorschotten (€ 3 455 439)Ad 9a. Tegenrekening voorschotten (€ 3 455 439)
Op deze rekening staat het saldo gebaseerd op de Regeling Departementale Begrotingsadministratie (voorschotten, vooruitbetalingen en voorlopige betalingen). De definitieve vaststelling dan wel de afwikkeling vindt plaats na indiening van de einddeclaratie.
Verloop van de voorschotten binnen en buiten begrotingsverband in 2006 (x € 1000) | |
---|---|
Stand voorschotten per 31-12-2005 | 4 080 059 |
Bij: In 2006 verleende voorschotten | 3 682 915 |
7 762 974 | |
Af: Afgerekende voorschotten | 4 307 535 |
Stand voorschotten binnen en buiten begrotingsverband per 31-12-2006 | 3 455 439 |
Voorschotten op artikelniveau gerubriceerd naar ouderdom per 31-12-2006 (x € 1000) | |||||
---|---|---|---|---|---|
Artikel | Omschrijving | vóór 2005 | 2005 | 2006 | Totaal |
01 | Bevorderen van een goed werkende woningmarkt | 10 910 | 6 135 | 7 757 | 24 802 |
02 | Stimuleren van voldoende woningen, een duurzame en gedifferentieerde woningvoorraad en leefbare woonmilieus | 823 872 | 386 158 | 428 517 | 1 638 547 |
03 | Garanderen van keuzemogelijkheden en betaalbaarheid op de woningmarkt | 1 801 | 1 818 | 43 992 | 47 611 |
04 | Optimaliseren van de ruimtelijke afweging | 3 184 | 7 073 | 7 240 | 17 497 |
05 | Gebiedsontwikkeling en realisatie Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur | 151 302 | 90 567 | 50 869 | 292 738 |
06 | Beperken van klimaatverandering en grootschalige luchtverontreiniging | 44 606 | 43 147 | 52 263 | 140 016 |
07 | Verbeteren milieukwaliteit van water en bodem | 394 559 | 125 056 | 133 573 | 653 188 |
08 | Verbeteren milieukwaliteit in de bebouwde omgeving | 45 852 | 9 977 | 63 719 | 119 548 |
09 | Verminderen van risico’s van stoffen, afval, straling en GGO’s | 12 148 | 14 063 | 32 981 | 59 192 |
10 | Versterken van het (inter)nationale milieubeleid | 48 902 | 74 695 | 41 384 | 164 981 |
11 | Vergroten van de externe veiligheid | 8 988 | 6 365 | 25 775 | 41 128 |
12 | Handhaving en toezicht | 228 | 242 | 9 546 | 10 016 |
13 | Rijkshuisvesting en architectuur | 0 | 0 | 107 533 | 107 533 |
14 | Algemeen | 105 223 | 10 008 | 12 744 | 127 975 |
Totaal binnen begrotingsverband | 1 651 575 | 775 304 | 1 017 893 | 3 444 772 | |
Departementen | 5 866 | 256 | 387 | 6 509 | |
Derden | 3 387 | 0 | 771 | 4 158 | |
Totaal buiten begrotingsverband | 9 253 | 256 | 1 158 | 10 667 | |
Totaal binnen en buiten begrotingsverband | 1 660 828 | 775 560 | 1 019 051 | 3 455 439 |
In het saldo van artikel 14 zijn geen voorschotbetalingen opgenomen van het MNP, omdat die als zodanig niet zijn geadministreerd. Dit wordt veroorzaakt door de inrichting van het financiële systeem van het RIVM, waarvan het MNP na de overgang naar VROM per 1 januari 2006 gebruik van blijft maken. Het is in 2006 niet mogelijk gebleken het systeem zodanig anders in te richten, dat de betalingen door het RIVM ten behoeve van het MNP als voorschotten worden vastgelegd. In 2007 zal worden gezocht naar een oplossing om de voorschotbetalingen van het MNP vast te leggen en te verantwoorden.
In 2006 is het voorschottensaldo gedaald met 15% (€ 625 mln) van € 4 080 mln (ultimo 2005) tot € 3 455 (ultimo 2006). De belangrijkste daling wordt veroorzaakt bij artikel 2, door het saldo ad € 410 mln van afgerekende voorschotten, toegekend in het kader van het Besluit Locatiesubsidie 1995 en nieuwe voorschotten die zijn verstrekt op grond van het Besluit Locatiesubsidie 2005 en het Besluit Investeringen Stedelijke Vernieuwing-2.
De stand van de openstaande voorschotten op dit artikel wordt voornamelijk bepaald door nog af te rekenen budgetten ten laste van de volgende instrumenten:
– Budget BLS € 251 mln, waarvan € 72 mln betaald vóór 2005;
– Investeringen Stedelijke Vernieuwing € 1 153 mln, waarvan € 568 mln betaald vóór 2005;
– Innovatiebudget stedelijke vernieuwing € 131 mln, waarvan € 109 mln betaald vóór 2005;
– Programma energiebudgetten € 57 mln, waarvan € 47 mln betaald vóór 2005.
De oude voorschotten ISV betreffen bijdragen ISV1 die bij de eindafrekening in 2005 nog niet door de gemeenten waren besteed.
Het voorschottensaldo op artikel 03 wordt grotendeels verklaard door een storting van € 40 mln in het fonds Stimulering Fonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten (SVN). Dit fonds verstrekt subsidies aan starters op de koopwoningmarkt. Er ontbreken nog enkele einddeclaraties met betrekking tot de zogenaamde Vangnetregeling en de Compensatie Bewoners Enschede, waardoor nog € 5 mln aan voorschotten openstaan. In 2007 zullen de laatste voorschotten in het kader van de Vangnetregeling worden afgerekend en in 2008 kunnen de voorschotten Compensatie Bewoners Enschede worden afgerekend. Als gevolg van een wijziging in de rijksbegrotingsvoorschriften worden in het kader van de huurtoeslag verstrekte voorschotten verwerkt in de saldibalans van het ministerie van Financiën.
Het saldo van voorschotten op artikel 04 wordt grotendeels verklaard door Habiforum, waarvoor € 14,8 mln aan voorschotten uitstaan.
De voorschotten voor de bufferzones bedragen € 128,1 mln, de voorschotten voor Budget Investeringen Ruimtelijke Kwaliteit (BIRK) bedragen € 105,7 mln en de voorschotten voor Investeringsbijdragen Nieuwe Sleutelprojecten (NSP) bedragen € 37,3 mln. Deze drie projecten vormen samen 93% (€ 271,1 mln) van de openstaande voorschotten van in totaal € 292,7 mln op artikel 05.
Op artikel 06 staat onder meer een voorschot van € 32 mln voor Bestuursakkoord Nieuwe Stijl (BANS), dat wordt uitgevoerd door SenterNovem en waarvan de volledige afwikkeling pas in 2011 zal plaatsvinden. Daarnaast wordt € 48 mln aan voorschotten, waarvan € 22 mln in 2006, verklaard door het Clean Development Mechanism (CDM). Daarnaast is er de regeling «Energie in de Milieuvergunning» van in totaal ca € 8,5 mln. Ook is er € 10 mln aan voorschotten verleend t.b.v. Bsik 2004–2009 (Klimaat en Ruimte Stichting) en € 4,5 mln voor NIRIS, een subsidieregeling voor niet-industriële restwarmte die overigens niet meer bestaat maar nog wel moet worden afgewikkeld. Voor het overige deel zijn het allerlei kleinschalige projecten en regelingen.
Het grootste deel (€ 648 mln) van de openstaande voorschotten op artikel 07 heeft betrekking op uitvoering bodemsanering (subsidiemiddelen en apparaatskosten van het bevoegd gezag). De toekenning van subsidiebudgetten op grond van de Wet bodembescherming vindt plaats voor een periode van vijf jaar op grond van door het bevoegd gezag ingediende programma’s. Daarna vindt op basis van de financiële verantwoordingen over de gehele periode afrekening van de verstrekte voorschotten plaats. Er wordt dus niet tussentijds afgerekend. De eerste meerjarige toekenning stamt uit 2002 (voor een periode van drie jaar), de tweede uit 2005 (voor een periode van vijf jaar). De eerste programmaperiode is nog niet afgewikkeld. Oorzaak is dat er in 2006 inspanningen zijn verricht om de bestedings- en prestatieverantwoordingen nader te beoordelen. Afwikkeling zal in 2007 plaatsvinden.
Van de in totaal € 119,5 mln is ca € 38,8 mln een voorschotbedrag voor het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Voor het overige gedeelte hebben de voorschotten vooral betrekking op verkeerslawaai (ca € 27,9 mln) en gedeeltelijk op industrielawaai (ca € 33,5 mln). Dat laatste onderwerp zal in 2008 administratief afgewikkeld worden.
Deze voorschotten hebben betrekking op de opdrachten aan SenterNovem in 2005 en 2006 van ca € 37,3 mln. Deze voorschotten moeten nog administratief worden afgewikkeld. Daarnaast betreft het de regeling sanering asbestwegen 2de fase van ca € 21,8 mln waarvoor voorschotten zijn verstrekt aan de desbetreffende provincies.
Op artikel 10 staat een voorschotbedrag van € 85,2 mln betreffende een voorschot voor alle activiteiten die het RIVM op het gebied van milieu uitvoert. Dit betreft een meerjarige opdracht. Daarnaast staat op dit artikel een voorschot voor een meerjarige opdracht (2002–2006) aan Infomil (€ 20,2 mln), een onderdeel van SenterNovem, dat zich onder meer richt op het verstrekken van informatie over milieuwetgeving. De overige voorschotten bestaan onder meer uit kosten voor de Subsidieregeling Maatschappelijke Organisaties en Milieu (SMOM, € 12,5 mln), milieutechnologie (€ 7,5 mln), de Omgevingsvergunning (€ 0,9 mln), het Kennisnetwerk systeeminnovaties (KSI, € 6 mln), de Commissie Milieu Effect Rapportage (Cie MER, € 5,2 mln) en nog enkele kleinschalige projecten en regelingen.
Op artikel 13 staat een bedrag van € 108 mln aan voorschotten, die te maken hebben met inputfinanciering van de Rgd. In de oude artikelstructuur tot en met het jaarverslag 2005 stonden deze voorschotten verspreid over meerdere (niet-)beleidsartikelen. Het voorschotsaldo is ontstaan door de afrekening van de voorschotten 2005 en het nieuwe voorschot voor het jaar 2006. Het gevolg is dat het voorschot in 2006 op bepaalde posten te hoog dan wel te laag zijn. Dit wordt met het voorschot in het jaar 2007 verrekend.
Op artikel 14 staat voor € 90 mln aan oude voorschotten uit betalingen bij het instrument «Woningbouw en duurzame kwaliteit». Hier speelt vooral dat bij het oude programma Grondzakeninstrumentarium de projecten lopen tot 2011, zodat deze voorschotten pas in 2011 dan wel 2012 kunnen worden afgewikkeld. Tenslotte staan op artikel 14 nog enkele voorschotten in verband met de bedrijfsvoering en met name ICT en voorschotten aan de stichting Geonovum.
Ad 10. Extracomptabele schulden (€ 4 718)Ad 10a. Tegenrekening extracomptabele schulden (€ 4 718)
Het saldo is bepaald aan de hand van de openstaande facturen met een factuurdatum tot en met 31 december 2006 en geregistreerd tot en met 15 januari 2007 waarvoor het «verplichtingen = kas beginsel» geldt. Hierop zijn de nog niet verrekende creditnota’s die betrekking hebben op facturen uit deze categorie in mindering gebracht.
Ad 11. Openstaande verplichtingen (€ 4 779 133)Ad 11a. Tegenrekening Openstaande verplichtingen (€ 4 779 133)
Het verloop van de verplichtingen binnen en buiten begrotingsverband in 2006 (x € 1000 (exclusief garanties)) | ||
---|---|---|
Stand verplichtingen per 31-12-2005 | 6 892 989 | |
Bij: Aangegane verplichtingen/verhogingen | 3 697 133 | |
10 590 122 | ||
Af: Betalingen | 3 973 033 | |
Af: Verlagingen/intrekkingen voorgaande jaren | 1 837 956 | |
5 810 989 | ||
Stand verplichtingen binnen en buiten begrotingsverband per 31-12-2006 | 4 779 133 |
Verplichtingen binnen begrotingsverband op artikelniveau gerubriceerd naar ouderdom per 31-12-2006 (x € 1000 (exclusief garanties)) | |||||
---|---|---|---|---|---|
Artikel | Omschrijving | vóór 2005 | 2005 | 2006 | Totaal |
01 | Bevorderen van een goed werkende woningmarkt | 1 218 | 4 259 | 5 282 | 10 759 |
02 | Stimuleren van voldoende woningen, een duurzame en gedifferentieerde woningvoorraad en leefbare woonmilieus | 463 565 | 1 013 243 | 87 387 | 1 564 195 |
03 | Garanderen van keuzemogelijkheden en betaalbaarheid op de woningmarkt | 12 688 | 13 038 | 5 348 | 31 074 |
04 | Optimaliseren van de ruimtelijke afweging | 15 740 | 1 736 | 4 934 | 22 410 |
05 | Gebiedsontwikkeling en realisatie Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur | 139 850 | 117 631 | 164 754 | 422 235 |
06 | Beperken van klimaatverandering en grootschalige luchtverontreiniging | 463 190 | 5 388 | 18 339 | 486 917 |
07 | Verbeteren milieukwaliteit van water en bodem | 39 124 | 348 529 | 28 215 | 415 868 |
08 | Verbeteren milieukwaliteit in de bebouwde omgeving | 31 371 | 16 561 | 23 711 | 71 643 |
09 | Verminderen van risico’s van stoffen, afval, straling en GGO’s | 43 872 | 8 733 | 33 623 | 86 228 |
10 | Versterken van het (inter)nationale milieubeleid | 18 464 | 11 951 | 132 500 | 162 915 |
11 | Vergroten van de externe veiligheid | 3 377 | 1 435 | 103 905 | 108 717 |
12 | Handhaving en toezicht | 1 340 | 871 | 14 797 | 17 008 |
13 | Rijkshuisvesting en architectuur | 0 | 0 | 0 | 0 |
14 | Algemeen | 1 332 290 | 10 099 | 31 801 | 1 374 190 |
Totaal binnen begrotingsverband | 2 566 089 | 1 553 474 | 654 596 | 4 774 159 | |
Departementen | 2 464 | 668 | 717 | 3 849 | |
Derden | 1 014 | 32 | 79 | 1 125 | |
Totaal buiten begrotingsverband | 3 478 | 700 | 796 | 4 974 | |
Totaal binnen en buiten begrotingsverband | 2 569 567 | 1 554 174 | 655 392 | 4 779 133 |
De stand van de openstaande verplichtingen per 31-12-2005 is € 2 555 hoger dan de eindstand volgens het jaarverslag over 2005. Deze verhoging betreft de openstaande verplichtingen per dezelfde datum van het MNP, welke organisatie per 1 januari 2006 is overgegaan van het RIVM naar VROM.
Ten opzichte van ultimo 2005 is het saldo van de openstaande verplichtingen gedaald met € 2 114 mln (= 31%) van € 6 893 mln naar € 4 779 mln. De belangrijkste dalingen, die de afname van het saldo openstaande verplichtingen mede veroorzaken, liggen hoofdzakelijk bij de artikelen 02 en 03.
Omvangrijke openstaande verplichtingen
De € 1,564 mln. aan openstaande verplichtingen per ultimo 2006 bestaan voor € 1,014 mld. uit toezeggingen voor de periode 2005–2009 in het kader van de convenanten Investeringen Stedelijke vernieuwing (ISV-2). Daarnaast zijn ten behoeve van het terugdringen van het woningtekort voor de periode 2005–2010 door middel van de regeling Besluit Locatiesubsidies 2005 (BLS 2005) in 2004 en 2005 extra middelen toegezegd. Ultimo 2006 was de betreffende openstaande verplichtingenstand € 0,397 mld. groot. Andere grote posten betreffen een openstaande stand van 0,058 mld. bij het innovatieprogramma Stedelijke Vernieuwing (IPSV), € 0,027 mld. bij het Programma Energiebudgetten en € 0,033 mld. voor de regeling Subsidies energiebesparing gebouwde omgeving (CO2-reductie gebouwde omgeving).
Door de aanpassing van de Aanwijzingsregeling verplichtingen=kas (artikel 3, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001) geldt, dat met terugwerkende kracht tot 1 januari 2006, door VROM voor de Huurtoeslag geen verplichtingenadministratie meer behoeft te worden gevoerd. Als gevolg daarvan zijn de openstaande verplichtingen voor dit instrument uit 2005 (tot een totaalbedrag van € 1 637 mln) afgeboekt. Het resterende bedrag ad € 3,7 mln betreft huursubsidieverplichtingen die nog door VROM dienen te worden afgewikkeld.
Het saldo van openstaande verplichtingen op artikel 04 wordt grotendeels verklaard door Habiforum, waarvoor circa € 15 mln aan verplichtingen openstaan.
De openstaande verplichtingen voor BIRK bedragen € 152,6 mln, de openstaande verplichtingen voor Stedelijk Gebied bedragen € 42,6 mln en de openstaande verplichtingen voor NSP bedragen € 218,1 mln. Deze drie projecten vormen samen 98% (€ 413,3 mln) van de openstaande voorschotten van in totaal € 422 mln op artikel 05.
Het saldo op artikel 06 bestaat voor het grootste deel (circa € 406 mln, 83 %) uit openstaande verplichtingen die zijn aangegaan in het kader van het Clean Development Mechanism (CDM). De toename van de verplichtingenstand van dit instrument in 2006 ad € 32 mln heeft diverse oorzaken. Ten eerste zijn de contracten met de uitvoerders aangepast aan de prijsstijgingen in de markt. Ten tweede is er een vertraging opgetreden in de realisatie van de uitgaven, die enerzijds wordt veroorzaakt door een langere doorlooptijd dan verwacht in het proces van registratie van projecten en de afgifte van gecertificeerde emissiereducties door het CDM Executive Board en anderzijds door de langer dan verwachte periode van contractering door de uitvoerders.
Daarnaast staat op dit artikel een verplichting voor Niet-industriële Restwarmte Infrastructuur (NIRIS) ter grootte van € 15 mln, uit te voeren door SenterNovem, die bestaat uit toezeggingen voor 11 projecten, waarvan de laatste betalingen naar verwachting in 2011 zullen plaatsvinden.
Tevens staat op dit artikel een verplichting open van € 22 mln voor de Stichting Klimaat en Ruimte, waaruit een groot aantal onderzoeksprogramma’s en -projecten wordt gefinancierd.
Het saldo van de openstaande verplichtingen op dit artikel bestaat voornamelijk uit bijdragen in de kosten van sanering van verontreinigde bodems (€ 408 mln, 98%). In de toelichting op de voorschotten is bij deze regeling reeds ingegaan op het meerjarige karakter van de toezeggingen.
Op artikel 09 staat een openstaande verplichting van € 20 mln voor de sanering van asbestwegen, waarvan de uitvoering bij de provincie Overijssel ligt. De uitvoering zal nog enkele jaren in beslag nemen.
Een belangrijke verplichting betreft de opdracht aan het RIVM ter grootte van € 83,6 mln voor de jaren 2007 t/m 2009 in verband met de uitvoering van de programma’s «Beleidsondersteuning Milieu» en «Ondersteuning Externe Veiligheid». Voor dezelfde periode zijn aan SenterNovem budgetten toegekend tot een totaal bedrag van € 23,2 mln voor apparaatskosten en projectmiddelen t.b.v. de uitvoering van Infomil, Waboloket, ProMT, VAMIL/MIA, LIFE, Groen Beleggen, SMOM KP7 etc. Deze twee opdrachten omvatten 66% van het saldo openstaande verplichtingensaldo op dit artikel. Zie ook hetgeen hierover is vermeld onder het kopje «Specifieke aangelegenheden».
In het kader van het provinciaal Uitvoeringsprogramma EV-beleid 2006–2010 is aan de onderscheidenlijke provincies in totaal € 100 mln toegezegd. Ultimo 2006 resteert hiervoor een totaalbedrag aan openstaande verplichtingen van € 85,6 mln.
Daarnaast is een bedrag van € 15,3 mln toegezegd aan de Regionale brandweer Zuid-Holland Zuid voor maatregelen om de hulpverlening en rampenbestrijding te verbeteren in de spoorzone Dordrecht en Zwijndrecht. Ultimo 2006 resteert hiervoor een openstaand verplichtingenbedrag van € 12,5 mln. De hier vermelde verplichtingen vormen samen 90% van het openstaande verplichtingenbedrag op dit artikel.
Het verplichtingensaldo is met € 1 271 mln toegenomen ten opzichte van de openstaande stand ultimo 2005 van het niet-beleidsartikel 15 (Algemeen) vorig jaar. Deze toename is nagenoeg geheel toe te schrijven aan de verplaatsing naar dit artikel van enkele niet-vigerende regelingen op het gebied van wonen, die vorig jaar werden verantwoord op het oude artikel 03. Ultimo 31 december 2006 bedraagt het verplichtingensaldo voor deze regelingen € 1 263 mln. Omvangrijke betalingen ten behoeve van de niet-vigerende regelingen zijn verricht in het kader van het Besluit Woninggebonden Subsidies 1992–1994 (totaal € 149 mln) en in het kader van de afkoopoperatie ter uitvoering van het kabinetsstandpunt Commissie Brinkman (totaal € 49 mln)In 2004 is een opdracht verstrekt van € 20 mln voor het programma Ruimte voor Geo-informatie. Door het Ministerie van Economische Zaken wordt vanuit het FES/Bsik Fonds de subsidie beschikbaar gesteld. VROM is penvoerder voor de uitvoering van het subsidieprogramma met een looptijd 2004 tot en met 2009. Na betaling van het voorschot in 2006 bedraagt per ultimo 2006 de openstaande verplichting € 12,6 mln. Een ander groot deel van de openstaande verplichtingen betreffen meerjarige verplichtingen, die in 2004 en later zijn aangegaan op het gebied van ICT. Per 1 januari 2006 is het MNP toegevoegd aan VROM, waardoor de openstaande verplichtingen ultimo 2006 met € 5,9 mln is gestegen.
In algemene zin wordt de stand van de openstaande verplichtingen beïnvloed door het feit, dat VROM veel gebruik maakt van uitvoeringsorganisaties (bijvoorbeeld SenterNovem en RIVM) om (subsidie)regelingen uit te voeren en dat opdrachtverstrekking aan dergelijke organisaties meestal voor een langere periode plaatsvindt. De stand van de openstaande verplichtingen is hierdoor hoger dan deze bij jaargebonden opdrachtverstrekking zou zijn. Deze situatie komt bijvoorbeeld voor op artikel 07 (verplichting aan SenterNovem voor de ondersteuning van de uitvoering van bodemsanering van € 25 mln), op artikel 09 (verplichting aan SenterNovem voor afvalbeheer van € 12 mln en aan ZonMW voor de uitvoering van een onderzoeksprogramma voor 18 mln) en op artikel 10 (verplichtingen aan RIVM voor € 83,6 mln en aan SenterNovem/Infomil voor € 23,2 mln).
Ad 12. Garantieverplichtingen (€ 332 245)Ad 12a. Tegenrekening garantieverplichtingen (€ 332 245)
Dit betreft de garantieverplichtingen die door VROM zijn aangegaan. Ten opzichte van ultimo 2005 zijn de garantieverplichtingen met € 93 mln naar beneden bijgesteld.
De per 31 december 2005 nog lopende garanties (x € 1 000) | |||
---|---|---|---|
Artikel | Omschrijving soort regeling | Maximaal garantiebedrag | Stand per 31-12-2006 |
A. 100% deelname van het Rijk | |||
1. 14 | Huurwoningen | Leningovereenkomst | 332 114 |
B. Specifieke garanties | |||
1. 14 | St. Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) | Achtervangfunctie | 0 |
2. 14 | St. Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) | Achtervangfunctie | 0 |
3. 07 | Garantieregeling m.b.t. bodemsaneringkredieten | Volgens borgstellingovereenkomst | 131 |
4. 07 | College voor de Toelating van Bestrijdingsmiddelen (CTB) | P.M. | 0 |
5. 09 | Garanties HABOG participanten COVRA | Geldelijke aansprakelijkheid voor onvoorziene Rijksbesluitvorming na 2014 P.M. | 0 |
Totaal | 332 245 |
A. 100% deelneming in het verlies
1. Huurwoningen woningbouwcorporaties/non-profitinstellingen (nieuwbouw)
Ultimo 2001 zijn de garantieverplichtingen opnieuw benaderd aan de hand van de subsidiegegevens BGSH’75, conform afspraken met het Ministerie van Financiën. Hierbij is aangenomen dat het geïnvesteerd vermogen per ultimo 2006, zoals dit vanuit de regeling is berekend (voor complexen welke zijn gefinancierd met gegarandeerde kapitaalmarktleningen) een reële benadering is van de schuldrestanten per 31-12-2006.
De raming van de openstaande stand per ultimo 2006 (€ 332 mln) is met € 93 mln afgenomen ten opzichte van de stand per 31-12-2005 (€ 425 mln.). Deze afname is het gevolg van de volgende mutaties:
– In 2006 voor een totaalbedrag van ongeveer € 0,4 mln aan vrijwaringen verleend door het WSW.
– Het bedrag van de complexen waarvan de looptijd is verstreken bedraagt € 97,1 mln.
– De jaarlijkse klim op de niet gevrijwaarde complexen bedraagt € 4,5 mln.
1 en 2. Stichting Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) en Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) (algemeen)
Voor zowel het WSW als het WEW geldt dat indien het fondsvermogen na gebruikmaking van de zekerheidsstructuur een zeker minimum heeft bereikt, zoals vastgelegd in de achtervangovereenkomst, het WSW of WEW een beroep kan doen op de achtervangers namelijk het Rijk en de deelnemende gemeenten. De borgstelling is omgeven door een zekerheidsstructuur, de achtervang(-overeenkomst) is, in beginsel, ongelimiteerd. Het Rijk en de deelnemende gemeenten verstrekken in geval van eventuele liquiditeitsproblemen van het WSW of WEW in gelijke mate (ieder voor 50%) een renteloze lening aan het WSW of WEW.
De huidige vermogenspositie van zowel WEW als WSW is goed tot zeer goed te noemen. Elk jaar worden vele tientallen miljoenen aan het totale garantievermogen van beide fondsen toegevoegd. Voor VROM zijn de voorzieningen voor verliezen plus de risicobuffer, inclusief de zekerheidsstructuur zodanig dat de risico’s voor de achtervangers (Rijk en de deelnemende gemeenten) klein tot zeer klein worden ingeschat. Door het aantrekken van een nieuwe actuaris en een verbetering van het actuariële model, ontstaat bij het WEW een goed inzicht in de risico’s voor de achtervanger Rijk.
In de onderstaande tabel wordt inzicht gegeven in de vermogenspositie van beide stichtingen.
Omvang van totaal geborgde leningen, garantievermogen en schadebetalingen jaren 2003 t/m 2005 (x € 1 mln) | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
Kengetallen/stichting | WEW jaar 2003 | WEW jaar 2004 | WEW jaar 2005 | WSW jaar 2003 | WSW jaar 2004 | WSW jaar 2005 |
Totaal aan gegarandeerde leningen | 52 056 | 63 205 | 77 850 | 52 200 | 52 600 | 56 000 |
Garantievermogen | 285 | 334 | 387 | 313 | 338 | 366 |
Totaal aan schadebetalingen | 3,3 | 7,1 | 12,8 | 0 | 0 | 0 |
Bron: jaarrekening WSW 2005/2004/2003 en WEW 2005/2004/2003
Specifieke toelichting op een oudere garantiestelling Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW)
Bij afkoop van de «gemeentegaranties met rijksdeelneming» in 1995 heeft het WEW een obligoconstructie afgesproken met het Rijk. Het gaat hierbij om een nominaal obligo van € 46,3 mln voor het geval dat schadebetalingen van de stichting in verband met oude gemeentegaranties groter zijn dan de door de stichting in 1995 ontvangen afkoopsom, vermeerderd met rente. Deze obligoconstructie is per 31 december 2006 afgelopen. In het jaarverslag van het WEW over 2005 is aangegeven dat er in de afgelopen jaren geen schadebetalingen hebben plaatsgevonden in verband met oude gemeentegaranties met rijksdeelneming en dat er naar verwachting geen gedwongen verkopen met verlies zullen plaatsvinden. Dientengevolge is het reëel om deze specifieke garantie voor € 0 in de boeken te zetten. Het WEW beschikt voor de oude gemeentegaranties met rijksdeelneming over een garantievermogen van € 53,5 mln ultimo 2005. De stichting heeft besloten om dit bedrag vooralsnog toe te voegen aan het algemene garantievermogen. De definitieve bestemming is afhankelijk van de uitkomsten van het laatste onderdeel van het actuarieel model ter bepaling van de benodigde premie en risicobuffer.
3. Garantieregeling met betrekking tot bodemsaneringkredieten
De garanties betreffen een regeling met betrekking tot kredieten ten behoeve van de bodemsanering van bedrijfsterreinen, te weten het Besluit Borgstelling Midden en Klein Bedrijfskredieten (MKB). Vooralsnog wordt uitgegaan van een eventueel geringe betaling op de openstaande garanties. Het saldo per 31 december 2005 is in 2006 verminderd met intrekkingen, terugbetalingen en correcties met € 18.
4. College voor de Toelating van Bestrijdingsmiddelen (CTB)
De geldelijke aansprakelijkheid van het Rijk voor het beheer van het CTB geldt voor eventuele schadeclaims van derden. Deze garantstelling is pro memorie (PM) opgenomen. Er is momenteel geen aanleiding te veronderstellen dat het Rijk hierbij financiële risico’s loopt.
5. Centrale Organisatie Voor Radioactief Afval (COVRA)
De producenten van hoog radioactief afval zullen gezamenlijk een opslagfaciliteit voor hoog radioactief afval, het HABOG opzetten en deze overdragen aan de COVRA. De totale kosten voor het HABOG bedragen € 97 mln. De HABOG-participanten zullen dit zelf financieren. Om de participanten te vrijwaren van onvoorziene financiële consequenties, voor zover die althans het gevolg zijn van onvoorziene rijksbesluitvorming na 2014 met betrekking tot de passieve exploitatiefase respectievelijk de eindbergingsfase, is in de overeenkomst tussen de HABOG participanten vastgelegd dat de Staat zich hiervoor garant stelt. Aan de geldelijke aansprakelijkheid van de Staat kan daarom geen bedrag worden gekoppeld.
Baten-lastendienst: Rijksgebouwendienst
A. Beleidsdeel bij het Jaarverslag van de baten-lastendienst Rgd
Beleidsdeel bij het Jaarverslag van de baten-lastendienst Rgd
Het beleidsdeel is ingedeeld in drie niveaus.
Niveau 1: Het rijkshuisvestingsstelsel
Verbetering rijkshuisvestingstelsel
Als uitvloeisel van de evaluatie van het rijkshuisvestingstelsel heeft een interdepartementale stuurgroep met drie interdepartementale werkgroepen het actieprogramma verbetering rijkshuisvestingstelsel met de titel «Sturen op efficiency en eenvoud» (Tweede Kamer, 2005–2006, 25 449, nr. 12) medio 2006 afgerond met de eindrapportage «Uitwerking uitkomsten Stelselevaluatie Rijkshuisvesting». Naar aanleiding van het eindrapport is het Rijkshuisvestingberaad opgericht om de besturing van het rijkshuisvestingstelsel te verbeteren. Dit beraad zal een belangrijke, adviserende rol spelen bij de vaststelling door het kabinet van de strategische kaders voor de participanten in het rijkshuisvestingstelsel.
Ter implementatie van de overige verbeteringen uit dit eindrapport, heeft de Rijksgebouwendienst (Rgd) een programma «Implementatie Stelselverbetering en Interne Sturing» opgezet bestaande uit 17 projecten dat naar verwachting eind 2008 wordt afgerond. Voor de afstemming met de klanten is een klankbordgroep gevormd waarin een groot deel van de klanten is vertegenwoordigd.
Rgd Actieprogramma Brandveiligheid
Na de brand in het cellencomplex op Schiphol eind 2005 zijn binnen de Rgd acties benoemd in het programma Brandveiligheid. Het doel van het programma is het borgen van veiligheid in de organisatie en processen en daarmee in de voorraad van de Rgd. Het programma loopt tot eind 2008. In dit programma zullen de toezeggingen aan de Tweede Kamer (Tweede Kamer, 2006–2007, 24 587, nr. 199, d.d. 18-10-2006) en in het kamerdebat daarna, worden uitgevoerd.
In de kabinetsreactie is ook een aantal specifieke maatregelen met betrekking tot de Rijksgebouwendienst aangekondigd. Deze specifieke maatregelen worden gerealiseerd door middel van het «Rgd Actieprogramma Brandveiligheid». Het doel van het programma is het borgen van veiligheid in de organisatie en de processen en daarmee in de voorraad van de Rijksgebouwendienst.
Met de uitvoering van het Actieprogramma is in 2006 gestart. De ambitie is dat het beleid eind 2007 is vastgesteld en mede op basis daarvan de brandveiligheid van de meest gevoelige onderdelen van de portefeuille inzichtelijk is. Ook is het de bedoeling dat eind 2007 de noodzakelijke instrumenten ontwikkeld zijn en het kennismanagement is neergezet. In alle rijksgebouwen worden brandveiligheidscans uitgevoerd en vervolgens zullen in de gehele voorraad maatregelen genomen worden, zodat wordt voldaan aan de brandveiligheidseisen. Eind 2008 zijn de scans gereed en zijn de meest urgente maatregelen getroffen. De doorlooptijd van de overige maatregelen hangt af van de uitkomsten van de brandveiligheidscans.
Met de inhaalslag op het onderwerp «veiligheid» wordt de komende jaren een aanzienlijk beroep gedaan op de Rgd-organisatie.
Programma Inkoop Taakstelling (PIT)
In het kader van het programma Inkoop Taakstellingen heeft de Rgd een efficiencytaakstelling op zich genomen oplopend tot ca. € 4 mln vanaf 2007. Deze taakstelling wordt per 1 januari 2007 ingevuld door een evenredig deel van de uitbreiding van het planmatig onderhoud voor rekening van de Rgd, met het bestaande personeel, uit te voeren en niet in het tarief te verwerken.
De Rgd heeft 3 hoofddoelstellingen:
1. Het leveren van adequate huisvesting.
2. Het realiseren van baten en lasten in evenwicht (in het financiële deel wordt hier op ingegaan).
3. Het leveren van toegevoegde waarde (hier wordt in artikel 13 «Rijkshuisvesting en architectuur» mede op ingegaan).
De Rgd levert de producten huisvesting, services, adviezen en beleid, waarvan de eerstgenoemde de belangrijkste en meest omvangrijke is.
Indicator klanttevredenheid | |||
---|---|---|---|
Indicator | 2005 | Streefwaarde 2006 | Realisatie 2006 |
Klanttevredenheid, percentage klanten dat de Rgd een voldoende geeft | 83% | 83% | 80% |
De klanttevredenheid is licht gedaald ten opzichte van 2005; wel steeg het gemiddelde cijfer van 6,3 naar 6,4. Hiermee ligt het gemiddelde tevredenheidscijfer boven het overheidsgemiddelde1 dat op 6,2 staat.
Om de klanttevredenheid te verbeteren is een aantal acties ingezet. Deze concentreren zich rond de thema’s prijs, klantgerichtheid en snelheid van handelen.
Voor het thema «prijs» geldt dat de klant vooral behoefte heeft aan transparantie van de prijsopbouw. Op diverse niveaus heeft hiertoe kennisdeling plaatsgevonden. Dat gebeurde ook rondom specifieke thema’s als veiligheid, veranderingen naar aanleiding van de evaluatie van het rijkshuisvestingstelsel (wat zijn de gevolgen voor de klanten) en beheer door middel van klantdagen en masterclasses.
De in 2005 ingestelde klantteams succesvol zijn gebleken. In aansluiting hierop is in 2006 aanvang gemaakt met het meer regionaal laten opereren van deze klantteams. De klantteams hebben als doel de uitwerking van klantvragen binnen de Rgd beter te coördineren. Veilige, digitale informatie-uitwisseling vergroot de snelheid van handelen en de efficiëntie. Hiertoe is het digitale loket «MijnRgd.nl» in ontwikkeling, dat klanten een digitale toegang geeft tot en inzicht geeft in de eigen huisvestingsgegevens. Het portal bevat een module waarmee de klanten de leegstand in hun panden beter kunnen beheersen. Daarnaast is de ontwikkeling van een storingsmeldingsapplicatie ter hand genomen.
Indicator leegstand | |||
---|---|---|---|
Indicator per jaar ultimo in % | Realisatie 2005 | Streefwaarde 2006 | Realisatie 2006 |
Leegstand voor rekening Rgd | 2,3 | 3,2 | 2,3 |
Leegstand voor rekening klant | 0,7 | 1,5 | 0,3 |
Totaal leegstand | 3,0 | 4,7 | 2,6 |
De Rgd streeft naar een geringe leegstand zodat de kosten van leegstand worden beperkt, waarbij een acceptabele hoeveelheid frictieleegstand nodig is voor de flexibiliteit in de huisvestingsvoorraad. De gerealiseerde leegstand in 2006 was lager dan begroot, omdat in de begroting rekening was gehouden met meer leegstand als gevolg van de grote hoeveelheid in expirerende contracten. In 2006 is echter een groot deel van deze contracten voor kortlopende tijd verlengd. De beëindiging van deze contracten zal naar verwachting in de komende jaren alsnog gefaseerd plaatsvinden.
De Rgd voert een aantal projecten uit in het kader van anticiperend investeren. Deze projecten hebben in 2006 geen effect gehad op de leegstand.
Indicator technische kwaliteit | |||
---|---|---|---|
Indicator | Realisatie 2005 | Streefwaarde 2006 | Realisatie 2006 |
Technische kwaliteit | 2,12 | Tussen 2,1 en 2,4 | 2,26 |
Bron: VROM/Rgd
De indicator technische kwaliteit geeft in een cijfer de technische kwaliteit van de vastgoedportefeuille weer op een bepaald tijdstip. Het cijfer loopt van 1 (nieuwbouw) tot 6 (zeer slecht). De indicator is een gewogen gemiddelde van de technische condities van alle gebouwelementen. Deze technische condities worden bepaald door inspecties.
Bij storingen is het van belang hoe snel een storing wordt opgelost. In voorgaande jaren is gebleken dat 95% van alle storingen binnen de norm (van 4 of 24 uur) wordt afgehandeld. In 2006 is de aandacht meer gericht op het voorkomen van storingen. Er zijn storingsanalyses op portefeuilleniveau gemaakt. De analyses hebben zich gericht op analyse over de disciplines klimaat en elektra. Hierdoor ontstaat een beeld van de specifieke elementen die tot een (storings)melding leiden. Volgend op een dergelijke diepteanalyse wordt met de contractpartners onderzocht wat de relatie is tussen de aard van de storing en de wijze waarop de storing verholpen is. Op deze wijze wordt kennis vergaard die moet leiden tot het efficiënter oplossen van storingen. Dit onderzoek wordt in 2007 voorgezet.
Uitgangspunt van de Rgd is dat er sprake is van «gezonde» huisvesting. Daarom inventariseert de Rgd zijn voorraad op de aanwezigheid van asbest. Wanneer uit de inventarisatie blijkt dat een gebouw asbest bevat dat gezondheidsrisico’s kan opleveren wordt het gesaneerd. Asbest wordt altijd verwijderd op het moment dat in het gebouw een renovatie plaatsvindt of het gebouw wordt gesloopt.
De komende 15 jaar zal alle asbest worden verwijderd in eigendomsobjecten die worden gerenoveerd of afgestoten.
Niveau 3: de Rgd als uitvoeringsorganisatie
Indicator efficiency apparaat | |||
---|---|---|---|
Realisatie 2003 | Realisatie 2006 | Raming 2006 | |
Efficiency | 86% | 95% | 97% |
Bron: IRIS
Op het niveau van de Rgd als uitvoeringsorganisatie is het van belang dat de Rgd continu streeft naar efficiencyverbetering. De efficiencyindicator is een relatieve maat om de veranderingen in de efficiency van het apparaat door de jaren heen te vergelijken. Een hogere waarde ten opzichte van een voorgaand jaar betekent een verbetering.
Financieel deel bij het Jaarverslag van de baten-lastendienst Rgd
Jaarrekening baten-lastendienst Rgd
Bij opstelling van de jaarrekening is in zijn algemeenheid is uitgegaan van boek 2, titel 9 van het Burgerlijk Wetboek en de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving. Voorts zijn de volgende specifieke voorschriften voor een baten-lastendienst toegepast:
– de Regeling rijksbegrotingvoorschriften (o.a. de voorgeschreven modellen).
– de Regeling departementale begrotingsadministratie (o.a. de afschrijvingstermijnen).
Samenvattende verantwoordingsstaat 2006 inzake baten-lastendienst Rijksgebouwendienst van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI)(x € 1 000) | ||||
---|---|---|---|---|
(1) | (2) | (3)=(2)-(1) | ||
Art. | Omschrijving | Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie | Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting |
1 | Rijksgebouwendienst | |||
Totale baten | 1 242 131 | 1 421 222 | 179 091 | |
Totale lasten | 1 233 060 | 1 403 862 | 170 802 | |
Saldo van baten en lasten | 9 071 | 17 360 | 8 289 | |
Totale kapitaalontvangsten | 510 000 | 481 867 | – 28 133 | |
Totale kapitaaluitgaven | 726 941 | 716 555 | – 10 386 |
Balans(x € 1 000) | ||
---|---|---|
31 december 2006 | 31 december 2005 | |
ACTIVA | ||
Vaste activa | ||
Materiële vaste activa: | ||
Grond en gebouwen | 4 495 430 | 4 479 963 |
Onderhanden huisvestingsprojecten (leenfaciliteit) | 479 059 | 384 099 |
Inventaris en overige bedrijfsmiddelen | 1 299 | 1 574 |
4 975 788 | 4 865 636 | |
Egalisatierekening | 661 672 | 628 053 |
Vlottende activa | ||
Onderhanden werk services, adviezen en overig | 48 773 | 76 890 |
Debiteuren en overige vorderingen | 70 214 | 62 829 |
Overlopende activa | 77 093 | 175 230 |
196 080 | 314 949 | |
Liquide middelen | 401 645 | 274 313 |
TOTAAL ACTIVA | 6 235 185 | 6 082 951 |
PASSIVA | ||
Eigen vermogen | ||
Exploitatiereserve | 64 278 | 60 193 |
Onverdeeld resultaat | 17 360 | 17 094 |
81 638 | 77 287 | |
Voorzieningen | ||
Voorziening Planmatig onderhoud | 290 868 | 283 339 |
Voorziening Asbestverontreiniging | 45 085 | 49 738 |
Voorziening Leegstand | 54 434 | 44 434 |
Overige voorzieningen | 29 092 | 29 698 |
419 479 | 407 209 | |
Langlopende schulden | ||
Leenfaciliteit Financiën | 5 240 281 | 5 099 788 |
Overige langlopende schulden | 3 151 | 2 170 |
5 243 432 | 5 101 958 | |
Kortlopende schulden | ||
Nazorgbudgetten | 17 966 | 26 253 |
Crediteuren | 60 064 | 46 750 |
Overige schulden en overlopende passiva | 149 761 | 183 703 |
Kortlopend deel langlopende schulden | 262 845 | 239 791 |
490 636 | 496 497 | |
TOTAAL PASSIVA | 6 235 185 | 6 082 951 |
Toelichting op de langlopende schulden
De totale schuld per 31 december 2006 bestaat voor € 4 739,8 mln uit definitieve convenanten en voor € 710,6 mln uit voorlopige convenanten en voor € 52,7 mln uit nog te ontvangen voorlopige leningen 4e kwartaal 2006. Op basis van het reguliere rente- en aflossingsschema is in 2006 € 265,5 mln afgelost.
Toelichting op de egalisatierekening
Het gebruik van de egalisatierekening is verbonden met de Rekenmethode Rijksgebouwendienst (RMR). Deze methodiek is, als onderdeel van het gekozen rijkshuisvestingstelsel, door de ministerraad vastgesteld. De wijze van verantwoorden ervan heeft de instemming van het ministerie van Financiën.
De gebruiksvergoeding wordt bij aanvang zodanig vastgesteld dat gedurende de contractperiode de netto contante waarden van de kosten (inclusief rente en afschrijvingen) en de opbrengsten elkaar dekken. Hierbij wordt bij de berekening van de gebruiksvergoeding uitgegaan van een verwachte inflatie. Voor de departementen leidt dit over de gehele periode tot een vaste gebruiksvergoeding, die uitsluitend door de stijging van het prijsindexcijfer wordt beïnvloed.
De totale kosten van rente en afschrijvingen dalen over de jaren. Het verschil tussen kosten en opbrengsten wordt jaarlijks op contractniveau geëgaliseerd en in de balans tot uitdrukking gebracht in een langlopende afdwingbare vordering op de gebruikers van de objecten. Op deze wijze worden de baten en lasten uit hoofde van de verhuur van huisvesting met elkaar in evenwicht gebracht. De vordering wordt aldus over de totale contractperiode geneutraliseerd en is bij afloop van het contract nihil. Bij vroegtijdige contractontbinding wordt de opgebouwde vordering (= egalisatie) door de klant afgekocht. Dit bedrag wordt dan gecrediteerd op de egalisatierekening.
De egalisatie is berekend op basis van de aannames bij de berekening van de gebruiksvergoeding en de vooraf geraamde inflatie. De verschillen tussen de geraamde en de werkelijke inflatie komen direct tot uitdrukking in het resultaat.
Egalisatierekening(x € 1 000) | ||
---|---|---|
Egalisatie afschrijvingskosten 1 januari 2006 | 266 014 | |
Egalisatie rentekosten 1 januari 2006 +/+ | 362 039 | |
Stand per 1 januari 2006 | 628 053 | |
Mutaties | ||
Egalisatie afschrijvingskosten 2006 +/+ | 16 361 | |
Egalisatie rentekosten 2006 +/+ | 29 071 | |
Afgekochte egalisatie afschrijvingskosten –/– | 3 632 | |
Afgekochte egalisatie rentekosten –/– | 8 181 | |
Totaal mutaties 2006 | 33 619 | |
Egalisatie afschrijvingskosten per 31 december 2006 | 278 743 | |
Egalisatie rentekosten 31 december 2006 +/+ | 382 929 | |
Stand per 31 december 2006 | 661 672 |
Toelichting op het eigen vermogen
De hoogte van het eigen vermogen is vastgesteld conform de vigerende regelgeving inzake de vermogensvorming bij baten-lastendiensten, de Regeling Vermogensvoorschriften Agentschappen 2000. De exploitatiereserve is bedoeld voor het opvangen van algemene bedrijfsrisico’s, die voortvloeien uit de normale bedrijfsvoering.
Overzicht vermogensontwikkeling over de jaren 2004–2006 | |||
---|---|---|---|
(x € 1 000) | Realisatie 2004 | Realisatie 2005 | Realisatie 2006 |
Eigen vermogen per 1 januari | 109 469 | 97 085 | 77 287 |
Saldo van baten en lasten +/+ | 42 761 | 17 094 | 17 360 |
Directie mutaties in het eigen vermogen: | |||
– Uitkering aan het moederdepartement –/– | – 55 145 | – 36 892 | – 13 009 |
– Bijdrage door het moederdepartement +/+ | |||
– Overige mutaties +/+ | |||
Eigen vermogen per 31 december | 97 085 | 77 287 | 81 638 |
Toelichting directe mutaties in het eigen vermogen
De directe mutatie in het eigen vermogen die bij de baten-lastendienst Rgd in 2006 heeft plaatsgevonden is de afdracht van het overschot van het vermogen over 2005.
De gemiddelde normomzet (totale omzet exclusief egalisatie, rente en buitengewone baten) over de afgelopen 3 jaar bedraagt € 1 302,2 mln. Bij een normering van het eigen vermogen tot 5% bedraagt het eigen vermogen maximaal € 65,1 mln. Het eigen vermogen ultimo 2006 (€ 81,6 mln) is hoger, dit betekent dat € 16,5 mln afgedragen dient te worden aan het moederdepartement.
Op de afgedragen middelen kan de Rgd een beroep doen, indien het eigen vermogen, ultimo enig boekjaar, minder bedraagt dan € 15 mln.
Niet uit de balans blijkende rechten en verplichtingen
Niet uit de balans blijkende rechten bestaan uit:
Post | Omschrijving | Bedrag |
Trekkingsrecht op afgedragen eigen vermogen | Het totale bedrag waar de Rgd aanspraak op kan maken in het geval er sprake is van interen op het eigen vermogen als gevolg van negatieve resultaten. Van interen is sprake indien het eigen vermogen € 15 mln of minder bedraagt.In 2007 zal nader worden bezien op basis van het risico-profiel van de Rgd of er aanleiding is een correctie op het trekkingsrecht door te voeren. | € 199,3 mln |
Niet uit de balans blijkende verplichtingen bestaan uit:
Post | Omschrijving | Bedrag |
Markthuren | De totale nominale betalingsverplichting voor de gehele contractsduur, die voortvloeit uit panden welke zijn gehuurd uit de markt. | looptijd = 5 jaar € 1 256,3 mlnlooptijd > 5 jaar € 598,7 mln |
PPS | De renovatie van een rijkshuisvestingsobject is aanbesteed door middel van Publiek Private Samenwerking. In 2006 is het D(esign)B(uild)F(inance)M(aintain)O(perate)-contract aangegaan. Dit contract kent een looptijd van 25 jaar. Na de bouwperiode van 2 jaar (verwachte oplevering 2009) is de Rgd gedurende 25 jaar een beschikbaarheidsvergoeding en een vergoeding voor variabele dienstverlening verschuldigd. Beoordeeld wordt of de renovatie bij oplevering al dan niet door de Rgd geactiveerd dient te worden, als ware het financial lease. Tot dat moment wordt de verplichting die voortvloeit uit het contract verantwoord als niet uit de balans blijkende verplichting. Omdat de financiële omvang van de verplichting met betrekking tot de variabele diensten nog onbekend is, is de nominale verplichting met betrekking tot de beschikbaarheidsvergoeding als niet uit de balans blijkende verplichting opgenomen. Hierbij is gegeven de onzekerheid geabstraheerd van mogelijke verrekeningen vanuit het bonus-malussysteem dat op het contract van toepassing is. De Rgd levert de huisvesting en de dienstverlening aan de klant en ontvangt hiervoor vergoeding. | € 483,0 mln |
Projecten | De definitie voor niet uit de balans blijkende verplichtingen voor projecten stoelt op de voorlopige leningconvenanten. De verplichting is gelijk gesteld aan de geraamde betalingen in 2007 en volgende jaren ten behoeve van de projecten in de voorlopige convenanten. | € 1 582,2 mlnalle hebben een looptijd korter dan 5 jaar. |
Verplichting afdracht eigen vermogen boven 5% | In 2006 draagt de Rgd het eigen vermogen af voor zover dit de norm van 5% over de relevante gemiddelde omzet over 3 jaar overstijgt. In 2006 wordt deze afdracht toegevoegd aan het bestaande trekkingsrecht ad € 199,3 mln. | € 16,5 mlndeze verplichting heeft een looptijd korter dan 1 jaar. |
Gespecificeerde verantwoordingsstaat 2006(x € 1 000) | |||
---|---|---|---|
(1) | (2) | (3)=(2)-(1) | |
Omschrijving | Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie | Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting |
Baten | |||
Leveren producten en diensten: | |||
Opbrengsten departementen | 1 125 614 | 1 271 253 | 145 639 |
Opbrengsten moeder | 97 756 | 111 671 | 13 915 |
Opbrengsten derden | 9 761 | 11 949 | 2 188 |
Bedrijfsvoering: | |||
Rentebaten | 4 000 | 8 854 | 4 854 |
Overige baten | 5 000 | 17 495 | 12 495 |
Totaal baten | 1 242 131 | 1 421 222 | 179 091 |
Lasten | |||
Product huisvesting: | |||
Apparaatskosten | 56 185 | 61 309 | 5 124 |
Huren vanuit de markt | 258 308 | 317 439 | 59 131 |
Rentelasten | 296 112 | 284 467 | – 11 645 |
Afschrijvingen | 286 912 | 289 777 | 2 865 |
Dagelijks beheer | 100 422 | 102 778 | 2 356 |
Mutaties voorzieningen | 83 749 | 81 787 | – 1 962 |
Belastingen | 23 012 | 23 423 | 411 |
Investeringen buiten gebruiksvergoedingen | 78 926 | 142 065 | 63 139 |
Overige producten: | |||
Services | 23 587 | 60 099 | 36 512 |
Adviezen | 10 462 | 6 743 | – 3 719 |
Beleid | 10 385 | 9 450 | – 935 |
Overige lasten: | 5 000 | 24 525 | 19 525 |
Totaal lasten | 1 233 060 | 1 403 862 | 170 802 |
Saldo van baten en lasten | 9 071 | 17 360 | 8 289 |
Analyse van de baten en de lasten en het gerealiseerde resultaat: 2006 versus 2005
In onderstaande tabel worden de lasten en baten en het gerealiseerde resultaat voor de verslagjaren 2005 en 2006 gepresenteerd. Op Rgd-niveau stijgt het resultaat 2006 ten opzichte van 2005 met € 0,3 mln. De grootste lasten en baten c.q. resultaten zijn evenals vorig jaar toe te schrijven aan het product huisvesting. Gelet op de financiële relevantie van dit product vindt in onderstaande tabel een uitsplitsing plaats naar de diverse componenten. Daarnaast worden de lasten en baten van de overige producten gepresenteerd.
Tabel B: Gedetailleerd overzicht | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
Posten per product | 2005 | 2005 | 2005 | 2006 | 2006 | 2006 |
lasten | baten | resultaat | lasten | baten | resultaat | |
Huisvesting | ||||||
Netto apparaatskosten | 56,5 | 59,4 | 2,9 | 63,0 | 56,3 | – 6,7 |
Rente en afschrijving | 565,9 | 609,6 | 43,7 | 573,7 | 605,6 | 31,9 |
Herstel onderhoud | 0,7 | 0,0 | – 0,7 | 2,4 | 0,0 | – 2,4 |
Planmatig onderhoud | 76,1 | 43,0 | – 33,1 | 60,3 | 48,9 | – 11,4 |
Dagelijks onderhoud | 37,0 | 46,7 | 9,7 | 46,4 | 46,0 | – 0,4 |
Boekwaarderisico | 20,7 | 27,0 | 6,3 | – 14,7 | 0,0 | 14,7 |
Asbestverontreiniging | 17,8 | 0,0 | – 17,8 | 2,9 | 0,0 | – 2,9 |
Bodemverontreiniging | 0,0 | 0,0 | 0,0 | 0,1 | 0,0 | – 0,1 |
Leegstand | 27,0 | 27,4 | 0,4 | 25,5 | 16,1 | – 9,4 |
Belastingen | 23,8 | 23,8 | 0,0 | 23,4 | 23,4 | 0,0 |
Huren vanuit de markt (excl. input) | 303,2 | 300,2 | – 3,0 | 314,9 | 314,7 | – 0,2 |
Verlieslatende contracten | 0,0 | 0,0 | 0,0 | 0,9 | 0,0 | – 0,9 |
Kleine huisvestingsprojecten | 91,3 | 91,1 | – 0,2 | 98,3 | 97,2 | – 1,1 |
Derden | 3,0 | 3,6 | 0,6 | 1,0 | 4,7 | 3,7 |
PPS&I | 4,2 | 0,8 | – 3,4 | 2,0 | 0,0 | – 2,0 |
Overige posten: | ||||||
Stelselverbetering | 6,8 | 0,0 | – 6,8 | 0,7 | 0,0 | – 0,7 |
Overige baten/lasten | 18,4 | 32,5 | 14,1 | 24,5 | 25,7 | 1,2 |
Overige rentebaten/lasten | 0,0 | 5,5 | 5,5 | 0,0 | 8,9 | 8,9 |
Totaal product huisvesting/beheer | 1 252,4 | 1 270,6 | 18,2 | 1 225,3 | 1 247,5 | 22,2 |
Inputfinanciering | 75,0 | 75,0 | 0,0 | 111,7 | 111,7 | 0,0 |
Services | 41,6 | 40,4 | – 1,2 | 60,1 | 55,5 | – 4,6 |
Adviezen | 4,3 | 4,4 | 0,1 | 6,8 | 6,6 | – 0,2 |
Totaal | 1 373,3 | 1 390,4 | 17,1 | 1 403,9 | 1 421,3 | 17,4 |
Toelichting op de meest relevante componenten:
De netto apparaatskosten vormen het verschil tussen de bruto apparaatskosten en de verkregen dekking uit producten. De apparaatskosten bestaan uit loonkosten, materiële kosten, overige personele kosten en overige apparaatskosten. Tegenover de netto apparaatskosten staat de component apparaatskosten in de gebruiksvergoeding.
Er is ten opzichte van 2005 sprake van een daling in het resultaat op de apparaatskosten van € 9,6 mln. Deze daling wordt veroorzaakt door een grotere inzet van met name extern personeel vanwege een grotere orderportefeuille in 2006.
De voornaamste resultaatbepalende post is, evenals in voorgaande jaren, het resultaat op reguliere rente en afschrijving.
Het resultaat kan worden verklaard door de volgende posten:
• Het effect netto leenfaciliteit;
• De reparatie van de verlieslatendheid;
• Het verschil tussen de werkelijke indexering en de indexering volgens de RMR;
Dit effect vindt zijn oorsprong in het feit dat de lening van de Rgd bij de start van het stelsel minder was dan de waarde van de materiële vaste activa. Met dit verschil worden de risico’s tot de vastgoedportefeuille afgedekt. Het effect bedraagt in 2006 € 14 mln.
Reparatie van de verlieslatendheid
Dit effect is toe te schrijven aan de in 2004 doorgevoerde reparatie van het verlieslatende rente- en aflossingsschema. De reparatie leidt tot een positief resultaateffect van € 7 mln.
Het resultaat wordt veroorzaakt doordat de werkelijke indexatie van de gebruiksvergoeding over de afgelopen jaren gemiddeld hoger is geweest dan de indexatie volgens de RMR (2,5% voor contracten die zijn ingegaan per 1 januari 1999 en 1,5% voor contracten die in latere jaren zijn ingegaan).
Het resultaateffect van de indexering bedraagt in 2006 in totaliteit € 11 mln en is daarmee € 5 mln lager dan in 2005. De verklaring voor de afname is de huidige lage inflatie.
De vorming van deze voorziening geschiedt vanuit de component planmatig onderhoud in de gebruiksvergoeding. Het resultaat op planmatig onderhoud is het verschil tussen de dotatie aan de voorziening en de ontvangen opslag.
Het resultaat op deze component nam in het jaar 2006 met circa € 21,7 mln toe ten opzichte van 2005. Enerzijds, omdat de dotatie aan de voorziening € 15,8 mln lager is dan in 2005 en anderzijds, omdat de opslag planmatig onderhoud € 5,9 mln hoger uitvalt dan in 2005.
De kosten van dagelijks onderhoud hebben betrekking op regelmatig terugkerende werkzaamheden inzake preventief, klachten- en calamiteitenonderhoud alsmede advieskosten inzake onderhoudscontracten. Curatief en preventief onderhoud zijn de grootste kostenposten. De kosten van dagelijks onderhoud worden gedekt door de opslag in de gebruiksvergoeding.
De baten en lasten van dagelijks onderhoud compenseren elkaar nagenoeg in 2006. In 2006 is er sprake van een daling van het resultaat op deze component van € 10,1 mln ten opzichte van 2005. De daling is te verklaren door een toename in de kosten voor onder andere het voorbereiden en begeleiden van dagelijks onderhoud, de kosten voor het preventief en klachtenonderhoud in 2006.
Bij de voorziening boekwaarderisico is sprake van een positief resultaateffect van € 14,7 mln in 2006. De belangrijkste verklaring is de vrijval van een boekwaarderisico van een penitentiaire inrichting te Amsterdam, omdat dit object naar verwachting niet meer binnen de tijdhorizon van de voorziening (5 jaar) wordt afgestoten.
Er is een inventarisatie gedaan naar asbest in de gebouwenvoorraad. De inventarisatie van de asbestpanden was ultimo 2005 afgerond. Voor de bestrijding van asbest is een voorziening getroffen in 2005. In 2006 bleek deze voorziening te laag. Er is daarom een extra dotatie gepleegd van € 2,9 mln.
Voor het risico inzake leegstand wordt een voorziening gevormd uit de opslag leegstand in de gebruiksvergoeding. De dotatie aan de voorziening leegstand in 2006 bedroeg € 25,5 mln, terwijl de verkregen opslag in de gebruiksvergoeding € 16,0 mln bedroeg.
In 2006 is het resultaat op leegstand met ruim € 9,8 mln gedaald ten opzichte van 2005. De verklaring hiervoor is dat de voorziening op peil wordt gehouden door dotaties, vanwege de verwachting dat leegstand in de toekomst zal toenemen.
De post overige baten en lasten bevat diverse baten en lasten waaronder resultaten op verkopen en projecten, buitengewone baten en lasten, etc.
Opvallend is dat het resultaat op deze post in 2006 daalt met € 12,9 mln ten opzichte van 2005.
De grootste veroorzakers hiervan zijn projectenresultaten, de buitengewone lasten en de lasten inzake het voorgaand boekjaar.
Services worden in principe kostendekkend geleverd. Bij servicecontracten worden voorschotten verleend en vervolgens wordt afgerekend op basis van werkelijke kosten. Hierdoor kan soms op jaarbasis een beperkte afwijking ontstaan. Meerjarig is sprake van kostendekkendheid.
Kasstroomoverzicht over het jaar 2006(x € 1 000) | ||||
---|---|---|---|---|
(1) | (2) | (3)=(2)-(1) | ||
Omschrijving | Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie | Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting | |
1. | Rekening-courant RHB 1 januari 2006 | 373 904 | 270 980 | – 102 924 |
2. | Totaal operationele kasstroom | 217 077 | 361 093 | 144 016 |
3a.-/- | Totaal investeringen | – 500 000 | – 438 017 | 61 983 |
3b+/+ | Totaal boekwaarde desinvesteringen | 10 000 | 52 791 | 42 791 |
3. | Totaal investeringskasstroom | – 490 000 | -385 226 | 104 774 |
4a.-/- | Eenmalige uitkering aan moederdepartement | – 1 604 | – 13 009 | – 11 405 |
4b+/+ | Eenmalige storting door moederdepartement | 0 | 0 | 0 |
4c.-/- | Aflossingen op leningen | – 225 337 | – 265 529 | – 40 192 |
4d+/+ | Beroep op leenfaciliteit | 500 000 | 429 076 | – 70 924 |
4. | Totaal financieringskasstroom | 273 059 | 150 538 | -122 521 |
5. | Rekening courant RHB 31 december 2006 | 374 040 | 397 385 | 23 345 |
(=1+2+3+4) | ||||
(maximale roodstand 0,5 mln euro) |
Baten-lastendienst: Nederlandse Emissieautoriteit (NEa)
Samenvattende verantwoordingsstaat 2006
Doelmatigheid van de NEa als baten-lastendienst
Het jaar 2006 was het eerste jaar waarin de NEa volledig op output is aangestuurd door haar opdrachtgever, de directie Klimaatverandering en Industrie (KVI) van het Ministerie van VROM. In het beginjaar 2005 was er nog geen historie opgebouwd met productieaantallen en kostprijzen en heeft er ook geen eindafrekening plaatsgevonden met de opdrachtgever.
De NEa is in 2006 fors onder haar geprognosticeerde opbrengst (opbrengst vanuit de uitgebrachte offerte over uitvoeringsjaar 2006) van € 4,91 mln gebleven, ongeveer 17%. Een belangrijk deel van dit bedrag zal de NEa terugstorten naar haar opdrachtgever. De onderschrijding is op hoofdlijnen als volgt opgebouwd:
• Het aantal geleverde producten en diensten in 2006 was lager dan verwacht (veroorzaakt door minder vraag en onvolledige bezetting): ongeveer € 400 000. Dit bedrag wordt conform afspraken teruggestort aan de opdrachtgever;
• Directe materiële kosten, gekoppeld aan de producten en diensten, die wel begroot maar niet gemaakt zijn: ongeveer € 380 000. Dit bedrag wordt eveneens conform afspraken teruggestort aan de opdrachtgever;
• Doelmatigheidsverbetering: € 71 444. Dit onverdeelde resultaat over 2006 vormt een onderdeel van het eigen vermogen van de NEa.
Prestaties op kwaliteitsindicatoren in 2006 | |
---|---|
Indicator | Prestatie |
Vergunningsverlening:% vergunningen verleend binnen wettelijke termijn | 93,3% |
Vergunningsverlening: Aantal dossiers van bedrijven in onderhoud | 293 |
Registratie Emissiehandel:% rekening voor bedrijven geopend binnen wettelijke termijn | 100% |
Registratie Emissiehandel: % registers CO2 en NOx online | > 99% |
Toezicht & Handhaving: Aantal uitgevoerde audits bij bedrijven | 88 |
Toezicht & Handhaving: Aantal uitgevoerde adhoc-onderzoeken bij bedrijven | 73 |
Algemeen: Aantal klachten over uitoefening taken NEa | 0 |
De cijfers zijn niet afgezet ten opzichte van vorige jaren, omdat deze historische gegevens nog niet voorhanden zijn.
De Nederlandse Emissieautoriteit is een baten-lastendienst met één opdrachtgever. De opdrachtgever is de directie Klimaatverandering en Industrie, onderdeel van het Directoraat-Generaal Milieu. Het directoraat is onderdeel van het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.
De eigenaar van de Nederlandse Emissieautoriteit is de plaatsvervangend Secretaris-Generaal van het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.
Onderstaande tabellen en toelichting zijn opgesteld volgens de voorschriften van de Comptabiliteitswet (CW2001) en de nadere uitwerking hiervan in de Rijksbegrotingsvoorschriften (RBV, o.a. de voorgeschreven modellen), de Regeling departementale begrotingsadministratie (RDB, o.a. de afschrijvingstermijnen), de Regeling Vermogensvoorschriften baten-lastendiensten 2001 en de regeling leen- en depositofaciliteit agentschappen 2003.
Bij opstelling van de jaarrekening wordt verder in beginsel uitgegaan van boek 2, titel 9 van het Burgerlijk Wetboek en de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving.
Samenvattende verantwoordingsstaat 2006 inzake baten-lastendienst Nederlandse Emissieautoriteit van het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI).
Nederlandse Emissieautoriteit(x € 1000) | |||
---|---|---|---|
(1) | (2) | (3)=(2)-(1) | |
Omschrijving | Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie | Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting |
Baten-lastendienst | |||
Totale baten | 4 333 | 4 229 | – 104 |
Totale lasten | 4 333 | 4 158 | – 175 |
Saldo van baten en lasten | 0 | 71 | + 71 |
Totale kapitaalontvangsten | 0 | 0 | 0 |
Totale kapitaaluitgaven | 0 | 286 | 286 |
Balans van de baten-lastendienst Nederlandse Emissieautoriteit per 31 december 2006
Balans per 31 december 2006(x € 1000) | ||
---|---|---|
Balans 31-12-2006 | Balans 31-12-2005 | |
Activa | ||
Immateriële activa | 816 | 1 006 |
Materiële activa | ||
• grond en gebouwen | 0 | 0 |
• installaties en inventarissen | 23 | 5 |
• overige materiële vaste activa | 0 | 0 |
Voorraden | 0 | 0 |
Debiteuren | 772 | 1 937 |
Nog te ontvangen | 12 | 0 |
Liquide middelen | 1 115 | 0 |
Totaal activa | 2 738 | 2 948 |
Passiva | ||
Eigen vermogen | ||
• exploitatiereserve | 0 | 0 |
• verplichte reserves | 0 | 0 |
• onverdeeld resultaat | 71 | 0 |
Leningen bij het MvF | 808 | 1 011 |
Voorzieningen | 0 | 0 |
Crediteuren | 689 | 28 |
Nog te betalen | 1 170 | 1 909 |
Totaal passiva | 2 738 | 2 948 |
Toelichting op de opmerkelijke verschillen
Deze post bestaat uit de vordering op de eigenaar alsmede een nog te ontvangen bijdrage voor het project «Toetsing & Vergunningverlening» van de opdrachtgever. Het verschil met januari 2006 wordt verklaard doordat de lening van het Ministerie van Financiën is ontvangen en de vordering op de eigenaar met bijna € 400 000,– is verminderd. Deze vordering heeft betrekking op de bij de start van de baten-lastendienst van het moederdepartement overgenomen verplichtingen. Op basis van nader onderzoek in 2006 blijkt de vordering per 1 januari 2006 voor het genoemde bedrag niet meer valide.
De omvang van de post crediteuren (€ 689 000,–) wordt met name veroorzaakt door een ontvangen (omvangrijke) factuur voor interne leveringen (ICT dienstverlening, huisvesting, etc.). Deze factuur is vanwege onvoldoende onderbouwing nog niet betaalbaar gesteld.
De NEa is per 1 januari 2006 van start gegaan en had op deze ingangsdatum geen eigen vermogen. Gedurende het jaar 2006 is vermogen opgebouwd hetwelk per ultimo 2006 gepresenteerd is als onverdeeld resultaat. Daarmee blijft het eigen vermogen onder de norm van maximaal 5# van de gemiddelde jaaromzet, waardoor er geen afdracht aan het ministerie van Financiën hoeft plaats te vinden.
Deze post bestaat uit overlopende passiva en een gedeelte nog te betalen omzetbelasting. De overlopende passiva betreffen reguliere reserveringen met betrekking tot vakantiegeld en eindejaarsuitkering. Het overige deel van deze post wordt gevormd door nog te betalen bedragen. Dit betreft voornamelijk de afrekening over 2006 met de opdrachtgever van de NEa.
Gespecificeerde verantwoordingsstaat baten-lastendienst Nederlandse Emissieautoriteit
Baten-lastendienst Nederlandse Emissieautoriteit
Gespecificeerde verantwoordingsstaat 2006(x € 1 000) | |||
---|---|---|---|
(1) | (2) | (3)=(2)-(1) | |
Omschrijving | Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie | Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting |
Baten | |||
Opbrengst moederdepartement | 4 333 | 4 217 | – 116 |
Opbrengst overige departementen | 0 | 0 | 0 |
Opbrengst derden | 0 | 0 | 0 |
Rentebaten | 0 | 12 | 12 |
Buitengewone baten | 0 | 0 | 0 |
Totaal baten | 4 333 | 4 229 | – 104 |
Lasten | |||
Apparaatskosten | |||
• personele kosten | 2 124 | 2 320 | 196 |
• materiële kosten | 1 874 | 1 556 | – 318 |
Rentelasten | 65 | 27 | – 38 |
Afschrijvingskosten | |||
• materieel | 270 | 4 | – 266 |
• immaterieel | 0 | 251 | 251 |
Dotaties voorzieningen | 0 | 0 | 0 |
Buitengewone lasten | 0 | 0 | 0 |
Totaal lasten | 4 333 | 4 158 | – 175 |
Saldo van baten en lasten | 0 | 71 | 71 |
Toelichting op de gespecificeerde verantwoordingsstaat
De opbrengst moederdepartement betreft de bijdrage van de opdrachtgever ter dekking van de kosten over het jaar 2006. In jaar T-1 wordt met de opdrachtgever afgesproken welke producten en diensten en in welke aantallen het jaar T door de NEa geleverd zullen worden. Tevens worden hierbij afspraken gemaakt over de kostprijzen van deze producten en diensten. Dit resulteert in een offerte van de NEa aan de opdrachtgever (KvI). KvI verstrekt na goedkeuring een opdracht aan de NEa. Het opdrachtbedrag wordt door middel van een maandelijks voorschot aan de NEa uitbetaald.
De opdracht voor 2006 en daarmee geprognosticeerde opbrengst bedroeg circa € 4,9 mln en was in de 1e suppletore begroting 2006 verwerkt. De uiteindelijke realisatie over 2006 bedraagt circa € 4,2 mln inclusief de opbrengsten uit de extra opdracht van KvI in het kader van het project «Toetsing & Vergunningverlening». Het verschil tussen het opdrachtbedrag en de uiteindelijke realisatie wordt afgerekend met de opdrachtgever en terugbetaald. Deze terugbetaling is verantwoord onder de balanspost «Nog te betalen».
De materiële kosten zijn in 2006 lager uitgevallen dan verwacht. Dit wordt met name veroorzaakt doordat de servicefee voor het CO2-register beduidend lager is uitgevallen en de verhoogde toegangsbeveiliging NEa op de registers niet nodig is gebleken. De personele kosten zijn met name door een aantal extra vragen vanuit de opdrachtgever hoger geworden dan in beginsel ingeschat.
Kasstroomoverzicht baten-lastendienst Nederlandse Emissieautoriteit
Baten-lastendienst Nederlandse Emissieautoriteit
Kasstroomoverzicht voor het jaar 2006(x € 1 000) | ||||
---|---|---|---|---|
(1) | (2) | (3)=(2)-(1) | ||
Omschrijving | Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie | Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting | |
1. | Rekening-courant RHB 1 januari 2006 | 0 | 0 | 0 |
2. | Totaal operationele kasstroom | 358 | 1 401 | 1 043 |
3a | Totaal investeringen (-/-) | – 1 350 | – 83 | 1 267 |
3b | Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) | |||
3. | Totaal investeringskasstroom | – 1 350 | – 83 | 1 267 |
4a | Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-) | 0 | 0 | 0 |
4b | Eenmalige storting door moederdepartement (+) | 0 | 0 | 0 |
4c | Aflossingen op leningen (-/-) | – 270 | – 203 | 67 |
4d | Beroep op leenfaciliteit (+) | 1 350 | 0 | – 1 350 |
4. | Totaal financieringskasstroom | 1 080 | – 203 | – 1 283 |
5. | Rekening-courant RHB 31 december 2006 (=1+2+3+4) | 88 | 1 115 | 1 027 |
(maximale roodstand 0,5 mln. euro) |
Toelichting op het kasstroomoverzicht
In de «Begrotingsstaat inzake baten-lastendiensten» van de oorspronkelijke begroting 2006 is onder de totaal kapitaalontvangsten- en uitgaven geen begroot bedrag opgenomen. In de samenvattende verantwoordingsstaat 2006 is daarom onder de oorspronkelijke begroting bij de kapitaalontvangsten- en uitgaven eveneens geen bedrag vermeld.
In het kasstroomoverzicht 2006 in de oorspronkelijke begroting 2006 is onder de agentschapsbegroting echter wel een investerings- en financieringskasstroom geraamd. Daarom is ervoor gekozen deze raming eveneens op te nemen in het kasstroomoverzicht in de agentschapsparagraaf bij de verantwoording 2006.
Publicatie Personele Topinkomens
Op grond van artikel 6 van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (Stb. 2006, 95) dient een overzicht te worden opgenomen van medewerkers die in het verslagjaar meer verdiend hebben dan het gemiddelde belastbare loon van de ministers. Dit gemiddelde belastbare jaarloon is voor 2006 vastgesteld op € 171 000,–. Er zijn geen functionarissen die in aanmerking komen voor deze publicatieplicht.
Bijlage 1: Toezichtrelaties en ZBO’s/RWT’s
Binnen VROM houdt de afdeling TopZO (Toezicht op Zelfstandige Organen) toezicht namens de minister van VROM op de continuïteit van de bedrijfsvoering en de kwaliteit van de taakuitoefening van de zelfstandige organen VROM. Binnen VROM is een strikte scheiding tussen enerzijds beleidssturing en anderzijds toezicht op de zelfstandige organen geëffectueerd. Het toezicht wordt ingevuld op basis van de «Toezichtvisie op zelfstandige organen VROM», waarbij aansluiting is gezocht bij de Kaderwet ZBO’s en de Kaderstellende Visie op Toezicht. Ter concretisering van de verantwoordings- en toezichtrelatie tussen VROM en de zelfstandige bestuursorganen (ZBO) en rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT) zijn actuele toezichtarrangementen, inclusief een Informatie- en Controleprotocol beschikbaar.
Jaarlijks voert TopZO voor ieder ZBO/RWT een risico-analyse uit. In de risico-analyse wordt gekeken naar het presteren van ieder afzonderlijk ZBO/RWT op vier aandachtsgebieden: kwaliteit taakuitoefening, continuïteit bedrijfsvoering, stabiliteit beleidsterrein en kwaliteit sturingsrelatie. Aandachtspunten uit de risico-analyse bepalen in belangrijke mate de inhoud van het toezicht. Dit naast de reguliere activiteiten als beoordeling van de begroting, jaarstukken en in voorkomende gevallen tariefsvoorstellen en andere taken en bevoegdheden zoals in instellingswetten bepaald. De intensiteit van het toezicht wordt gerelateerd aan de maatschappelijke betekenis (bijdrage aan publieke taken) en omvang (in geld en mensen) van een zelfstandig orgaan. De risico-analyse is een methodiek die VROM helpt bij invulling van selectief toezicht op de ZBO’s/RWT’s.
In het verslagjaar 2006 zijn de jaarstukken over 2005 en de begrotingen voor het jaar 2007 van onderstaande ZBO’s/RWT’s door de minister goedgekeurd, dit is inclusief in voorkomende gevallen een wijziging van de tarieven. De tarieven van het Kadaster zijn met 10% verlaagd. Zowel bij Kadaster en StAB zijn nieuwe leden van de Raad van Toezicht benoemd. Bij het CFV zijn drie bestuursleden (waaronder de voorzitter) herbenoemd en bij de SBA zijn drie bestuursleden herbenoemd. Er zijn geen bijzonderheden te melden ten aanzien van invulling van bevoegdheden ten aanzien van ZBO’s/RWT’s door de minister van VROM.
Toezichtbevindingen omtrent doeltreffendheid en doelmatigheid van de geleverde prestaties, inclusief de constatering dat de jaarcijfers een getrouw en rechtmatig beeld weergeven, worden gerapporteerd aan de minister. Deze bevindingen vormen een vast onderdeel van het bestuurlijk overleg tussen minister en bestuur van een ZBO/RWT. Jaarlijks stelt TopZO een toezichtrapportage op, met daarin een overzicht van de toezichtbevindingen in het verslagjaar, inclusief verrichte activiteiten. Bij herijking van de visie van VROM op uitvoeringstoezicht in 2007 zal worden bezien in hoeverre de verantwoording richting uw Kamer over toezichtrelaties verder kan worden ingevuld. De Tweede Kamer ontvangt reeds een afschrift van de jaarverslagen van de meeste ZBO’s/RWT’s, met daarin een uitgebreide beschrijving van de wettelijke taak, het feitelijk presteren op de te onderscheiden operationele doelstellingen en informatie over de bedrijfsvoering, governance aspecten, relatie met belanghebbenden en bezoldiging van het bestuur. Daarnaast staan de jaarverslagen van de betreffende organisaties op internet.
In het RWT 5 onderzoek heeft de Algemene Rekenkamer verslag gedaan van de kwaliteit van de verantwoording en het toezicht op RWT’s. De positieve uitkomst en de diverse aanbevelingen worden meegenomen bij het actualiseren van de visie op uitvoeringstoezicht.
Hieronder volgt een overzicht van de ZBO’s en RWT’s die onder de verantwoordelijkheid van de minister van VROM vallen per 31 december 2006. Hierbij wordt tevens aangegeven aan welke beleidsdoelstellingen van VROM deze organisaties een bijdrage hebben geleverd.
Naam organisatie | RWT | ZBO | Wettelijke Taak | Begrotingsartikel(en) | Raming | URL |
Dienst voor het Kadaster en de openbare registers(ZBO/RWT) | x | x | Het bijhouden van de openbare registers en kadastrale registratie en het cartografisch weergeven van geo- grafische basisgegevens. Het verstrekken van inlichtingen aan belanghebbenden. | Artikel 14Algemeen | N.v.t. | www.kadaster.nl |
Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting(ZBO/RWT) | x | x | Het houden van financieel toezicht op corporaties en de sector als geheel. Daarnaast verstrekking van sane- rings- en projectsteun in het belang van de volkshuisvesting. | Artikel 1Bevorderen van een goed werkende woningmarkt | N.v.t. | www.cfv.n |
College Toelating Bestrijdingsmiddelen(ZBO/RWT) | x | x | Besluitvorming omtrent de toelating van bestrijdingsmiddelen in Nederland. | Artikel 7Verbeteren milieukwaliteit van water en bodem | N.v.t. | www.ctb-wageningen.nl |
Huurcommissies (ZBO) | x | Het doen van uitspra- ken in geschillen ten aanzien van aanvangshuur, huurstijgingen en servicekosten. Tevens huurprijstoet- sing in het kader van een huursubsidie-aan- vraag. | Artikel 3Garanderen van keuze-mogelijkheden en betaalbaarheid op de woningmarkt | De kosten van het ZBO maken integraal deel uit van het secretariaat HC (zie Apparaat DGW, artikel 3). | www.vrom.nl | |
Stichting Advisering Bestuurs- rechtspraak (RWT) | x | Het op verzoek van de bestuursrechter uit- brengen van onafhankelijke deskundigenberichten op het gebied van milieu en ruimtelijke ordening. | Artikel 14Algemeen | € 4 782 mln. | www.stab.nl | |
Stichting Bureau Architectenregister (ZBO/RWT) | x | x | Beheren van het architectenregister. | Artikel 13Rijkshuisvesting en architectuur | N.v.t. | www.architectenregister.nl |
Fonds Luchtverontreiniging (RWT) | x | Uitvoeren van een schadevergoedingsregeling voor niet-verhaalbare schade als gevolg van luchtverontreiniging. | Artikel 6Beperken van klimaatverandering en grootschalige luchtverontreiniging | N.v.t. | N.v.t. |
In 2006 heeft het Fonds Luchtverontreiniging net als in voorgaande jaren geen schadevergoedingen toegekend en/of betaald. Eind 2005 is de Tweede Kamer geïnformeerd over het voornemen het Fonds te beëindigen (Kamerstukken II, 2005–2006, 29 383, nr. 38). In 2006 zijn daarvoor stappen gezet.
Bijlage 2: Toezeggingen (aanbevelingen) Algemene Rekenkamer
De Algemene Rekenkamer heeft in haar rapport bij het Jaarverslag 2005 aanbevelingen gedaan. Naar aanleiding hiervan heb ik toezeggingen gedaan. Hieronder doe ik mededeling van de voortgang van deze toezeggingen. In de bedrijfsvoeringsparagraaf wordt melding gemaakt van acties in 2007, indien daartoe aanleiding is.
Onvolkomenheden financieel beheer en materieel beheer
Aanbeveling Algemene Rekenkamer:
Met betrekking tot de financiële functie, doorgaan met de uitvoering van het verbetertraject. Verbeteringen aanbrengen in de functiescheidingen. Verbeteringen aanbrengen in het autorisatiebeheer van het betaalproces. De informatielevering door Belastingdienst en SenterNovem stroomlijnen.
De minister neemt de eerste twee aanbevelingen over. Ten aanzien van de informatielevering door SenterNovem zegt de minister toe de afspraken te evalueren.
De toezeggingen zijn deels gerealiseerd.
Meest in het oog springende verbeteringen naar aanleiding van het programma verbetering financiële processen zijn:
In 2007 zal het Front-Office, als verbindende schakel tussen het VROM-Administratiekantoor, Inkoopcentrum en budgethouder worden ingericht. Een aantal financiële processen en de kwaliteitsborging daarvan zijn beschreven. Verbeteringen in de werking van de interne controle zal in 2007 blijken.
Met SenterNovem zijn bijeenkomsten geweest om meer informatie te verkrijgen over de werkprocessen, waarvoor EZ verantwoordelijk is. Aandachtspunt daarbij waren de verschillende verslaggevingsstelsels, de aansluiting tussen de administraties van VROM en van EZ, de betrouwbaarheid van de rapportages en de uitwisseling van rechtmatigheidsinformatie.
Aanbeveling Algemene Rekenkamer:
Met betrekking tot de ICT-aspecten van de bedrijfsvoering, implementeren van de plannen voor de beveiliging van infrastructuur, vitale systemen en de bescherming van persoonsgegevens. Afspraken maken over een verbetertraject met de leverancier van ICT-diensten. Voorwaarden scheppen voor een toereikend autorisatie- en wijzigingenbeheer.
De minister zegt toe dat in 2006 besloten kan worden in hoeverre verbetermaatregelen voor de infrastructuur en de vitale systemen geïmplementeerd worden. Het ministerie zal samen met de leverancier van ICT-diensten werken aan een stabiele klant-leverancierrelatie, waarbinnen conclusies mogelijk worden over de realisatie van het afgesproken beveiligingsniveau. Over het autorisatie-en wijzigingenbeheer merkt de minister op dat er gewerkt wordt aan de bewaking van de voortgang van informatiebeveiliging, WBP en VIR-BI.
De toezeggingen zijn gerealiseerd.
In het project Huis op Orde worden maatregelen met de externe dienstverlener doorgesproken, met het doel om de SBC-omgeving die beheerd wordt door de externe dienstverlener minder kwetsbaar te maken.
In relatie tot de vitale systemen, is het beheer van de systeemeigenaren en de proceseigenaren binnen VROM grosso modo op orde. Een aantal VROM-brede maatregelen zal in overleg met de externe dienstverlener nog moeten worden geïmplementeerd. Het gaat met name om continuïteitsmaatregelen, onzekerheid of voldaan wordt aan door systeemeigenaren gestelde aanvullende maatregelen en het ontbreken van voldoende controlemaatregelen. In het project Huis op Orde is hierin voorzien.
VIR-BI wordt projectmatig binnen VROM ingevoerd en aangestuurd. Ook in 2007 dienen nog maatregelen te worden ingevoerd. Deze invoering is mede afhankelijk van (de planning van) de invoering van digitale archivering binnen VROM en afspraken in het project Huis op Orde met de externe dienstverlener. Inzake WBP is door de systeemeigenaren van PeRCC, Emplaza en Iris aangegeven, dat van de vitale systemen, deze systemen WBP-gevoelige informatie omvatten.
Aanbeveling Algemene Rekenkamer:
Met betrekking tot het financieel beheer van de personele uitgaven, verbeteren van de opzet en werking van de administratieve organisatie rond de personele uitgaven.
De minister zegt toe de opzet en werking van de procedures voor het toekennen van bijzondere beloningscomponenten te bezien.
Interdepartementaal worden de P-processen geredesigned onder regie van BZK.
Aanbeveling Algemene Rekenkamer:
Met betrekking tot de informatiebeveiliging van de Rijksgebouwendienst, aanvullen van de A&K-analyses en vaststellen en implementeren van de informatiebeveiligingsplannen.
De minister geeft aan dat de aanbeveling om de A&K-analyses aan te vullen, opgevolgd zal worden afhankelijk van advisering door de departementale auditdienst. De minister zegt toe de informatiebeveiligingsplannen vast te stellen en te implementeren.
De A&K-analyses zijn afgerond. Wat betreft de vitale systemen zijn de IB-plannen vastgesteld. De implementatie van de IB-maatregelen loopt ten dele nog voor de vitale systemen.
Aanbeveling Algemene Rekenkamer:
Met betrekking tot de huursubsidie, de finale afwikkeling regelen.
De minister geeft aan, dat dit punt haar volle aandacht heeft.
De finale afwikkeling van de huursubsidie kon niet overgedragen worden aan de belastingdienst. De finale afwikkeling wat betreft vorderingen vindt nu plaats door VROM met behulp van o.m. het Centraal Justitieel IncassoBureau. Bij het CJIB wordt per 1 juli 2007 de incasso belegd. In een convenant zullen de WBP aspecten de nodige aandacht krijgen.
Aanbeveling Algemene Rekenkamer:
Met betrekking tot de controle van de betrouwbaarheid van de prestatieverantwoording van bodemsanering kan geleerd worden van de ervaringen die zijn opgedaan bij de afrekening van de stedelijke vernieuwing.
De minister geeft aan dat de betrouwbaarheid van de prestatieverantwoording aandacht krijgt en dat de bij stedelijke vernieuwing opgedane ervaringen zullen worden benut.
De afrekening van de bodemsaneringsbeschikkingen uit de periode 2002–2004 is doorgeschoven naar 2007. Bodem Plus van SenterNovem heeft opdracht gekregen om de prestatieverantwoordingen te beoordelen. Door middel van een cijferbeoordeling zal zij de feitelijk gerealiseerde prestaties per budgethouder afzetten tegen de geprognosticeerde prestaties en zal zij budgethouders ten opzichte van elkaar beoordelen. Voor afwijkingen en andere opmerkelijke zaken zal een verklaring worden gevraagd. Vervolgens zal Bodem Plus bij een representatief aantal geselecteerde budgethouders (een aantal met afwijkingen, maar ook een aantal waarbij geen bijzonderheden bleken) een nader onderzoek instellen, waarbij zij de onderliggende informatie zal raadplegen, deze informatie zal beoordelen op volledigheid en kwaliteit en zal nagaan of de onderliggende informatie op een juiste wijze is verwerkt in de ingediende prestatieverantwoording. Voor de afrekening van de bodemsaneringsbeschikkingen 2005 e.v. is aangesloten op de systematiek van Single Information en Single Audit (SISA). De regelgeving moet nog worden aangepast aan de SISA-systematiek.
Aanbeveling Algemene Rekenkamer:
Met betrekking tot de Nieuwe Sleutelprojecten, procedures voor het vaststellen en beoordelen van de kwaliteitseisen verbeteren. Financiële eisen en uitgangspunten verduidelijken.
De minister zegt toe dat de aanbevelingen met betrekking tot de verdere stroomlijning van het verantwoordingsarrangement voor de Nieuwe Sleutelprojecten zoveel als mogelijk zullen worden opgevolgd.
Voorafgaand aan de subsidiebeschikking heeft VROM op diverse momenten gelegenheid om de kwaliteitseisen te waarborgen. De beheersing van de NSP-contracten is ondergebracht bij SenterNovem. Haar is opdracht gegeven de voortgangsrapportages van de gemeenten extra aandacht te geven. Jaarlijks kan de voortgang van de opbrengsten met de begrote resultaten in de grondexploitatie worden vergeleken. De werking van het bouwmeesteroverleg is nader bekeken omdat de kwaliteitseisen van de nieuwe sleutelprojecten, die het Rijk heeft gesteld, hierin worden besproken.
Aanbeveling Algemene Rekenkamer:
Met betrekking tot de VBTB-conformiteit van begroting en jaarverslag, streefwaarden benoemen met tussendoelen.
De minister neemt de aanbeveling over, voor zover dat dienstbaar is aan het politieke debat.
Afgerond. Met de brief van 19 juni 2006 (Kamerstukken II, 2005–2006, 29 949, nr. 43) heeft VROM de Tweede Kamer geïnformeerd over de mate waarin de ontwerpbegroting 2007 relevante en zinvolle gegevens over het realiseren van de beschreven maatschappelijke brutoeffecten zal bevatten.