Deze paragraaf bevat een rapportage over de bedrijfsvoering van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW). Ook in 2021 had de uitbraak van het coronavirus nog grote gevolgen voor de bedrijfsvoering van SZW. Op afstand werken bleef voor een groot gedeelte van het jaar de standaard. De eerste stappen tot het hybride werken zijn inmiddels gezet. Vorig jaar is aangegeven dat er sprake was van een verhoogd risico op misbruik en oneigenlijk gebruik van de noodregelingen. In 2021 zijn de rechtmatigheidscontroles met betrekking tot de noodregelingen voortgezet. Naar aanleiding van de vaststellingen kunnen concretere conclusies worden getrokken over de noodregelingen. Deze conclusies worden verder in deze paragraaf toegelicht. De overige aandachtspunten voor de bedrijfsvoering komen in onderstaande onderdelen aan de orde.
6.1 Uitzonderingsrapportage
Rechtmatigheid
Onzekerheid Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN) Unit SZW
Bij brief van 20 april 2021 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de inspanningen gericht op het uitvoeren van het coronasteunpakket in Caribisch Nederland. Dit heeft tot een hoge druk op de RCN-unit SZW geleid. Om de continuïteit van de uitvoering niet in gevaar te brengen, moesten noodgedwongen afwijkingen in het reguliere werkproces worden doorgevoerd. Hierbij hebben zich rechtmatigheidsrisico’s voorgedaan. Door het ontbreken van voldoende informatie kan geen uitspraak worden gedaan over de rechtmatigheid van de uitkeringen. De interne controle is daartoe nog niet toereikend en van een externe audit door de Auditdienst Rijk (ADR) is onder de gegeven omstandigheden afgezien. Dit resulteert voor alle RCN artikelenuitgaven tot een onzekerheid. Voor de Wet algemene ouderdomsverzekering BES (artikel 8), de Algemene weduwen- en wezenverzekering BES (artikel 9), de Wet ziekteverzekering BES (artikel 6) en de Wet ongevallenverzekering BES (artikel 3) leidt het ook tot een overschrijding van de rapporteringstolerantie op artikelniveau (zie tabel 100 voor de exacte bedragen).
Artikel 98
Begrotingsartikel 98 is bedoeld voor departementsbrede uitgaven die niet zinvol kunnen worden toegerekend aan een beleidsartikel. In 2020 constateerde de ADR een begrotingsonrechtmatigheid met betrekking tot het onjuist verantwoorden van uitgaven op artikel 98. SZW heeft de onrechtmatigheid opgelost in de ontwerpbegroting van 2022 door het opheffen van artikel 98.
(1)Rapporteringstolerantie | (2)Verantwoord bedrag in€(omvangsbasis) | (3)Rapporteringstolerantie voor fouten en onzekerheden in€ | (4)Bedrag aan fouten in€ | (5)Bedrag aan onzekerheden in € | (6)Bedrag aan fouten en onzekerheden in€ | (6a)Waarvan bedrag aan fouten en onzekerheden gerelateerd aan noodmaatregelen in€ | (7)Percentage aan fouten en onzekerheden t.o.v. verantwoord bedrag= (6)/(2)*100% | (7a)Waarvan percentage aan fouten en onzekerheden gerelateerd aan noodmaatregelen t.o.v. verantwoord bedrag= (6a)/(2)*100% |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen | ||||||||
Artikel 98Algemeen | 18.403 | 1.840 | 8.513 | 0 | 8.513 | 0 | 46,3% | 0,0% |
Uitgaven/ontvangsten | ||||||||
Artikel 3Arbeidsongeschiktheid | 668 | 67 | 0 | 668 | 668 | 0 | 100,0% | 0,0% |
Artikel 6Ziekte en zwangerschap | 14.105 | 1.411 | 0 | 4.957 | 4.957 | 0 | 35,1% | 0,0% |
Artikel 8 Oudedagsvoorziening | 23.351 | 2.335 | 0 | 22.008 | 22.008 | 0 | 94,2% | 0,0% |
Artikel 9Nabestaanden | 1.209 | 121 | 0 | 1.209 | 1.209 | 0 | 100,0% | 0,0% |
Artikel 98Algemeen | 20.937 | 2.094 | 8.765 | 0 | 8.765 | 0 | 41,9% | 0,0% |
Totstandkoming niet-financiële verantwoordingsinformatie
Er zijn geen bijzonderheden te melden.
Begrotingsbeheer, financieel beheer en de materiële bedrijfsvoering
In deze twee subparagrafen wordt de voortgang toegelicht op de onvolkomenheden die de Algemene Rekenkamer (AR) in haar Verantwoordingsonderzoek 2020 heeft aangemerkt en de (deels overlappende) bevindingen die de ADR in haar Auditrapport 2020 heeft aangemerkt.
Financieel beheer Rijksdienst Caribisch Nederland Unit SZW
De uitvoering van de noodregelingen in verband met de coronacrisis heeft ook gedurende een groot deel van 2021 veel beslag gelegd op de capaciteit van de RCN-unit SZW. In combinatie met personeelsverloop binnen de (relatief kleinschalige) unit, heeft dit de doorontwikkeling van het financieel beheer sterk gehinderd. In het vierde kwartaal is personele versterking op de bedrijfsvoering gerealiseerd, die mede is bedoeld om de implementatie van de verbijzonderde interne controle en doorontwikkeling naar een stevige tweedelijns controle vorm te geven. Het is echter nog te vroeg om de werking ervan vast te stellen.
Het in 2020 gestarte verbetertraject voor de ICT – gericht op het beter ondersteunen van de uitvoering, ook vanuit de optiek van financieel beheer en borgen van rechtmatigheid – is in 2021 gecontinueerd. Medio 2021 is de ICT-applicatie opgeleverd voor de uitvoering van de ‘loondervingswetten’ (Wet ziekteverzekering BES en Wet ongevallenverzekering BES) en is gestart met de bouw van een nieuwe applicatie voor de uitvoering van de Wet kinderbijslagvoorziening BES. De bouw van de loondervingsapplicatie heeft langer geduurd dan voorzien, onder meer vanwege een uitbreiding van de scope van het project in verband met het toevoegen van een online portal. De tijd die gemoeid is geweest met de afronding van dit eerste deel van het ICT-verbetertraject, heeft duidelijk gemaakt dat het ICT-verbetertraject als geheel meer doorlooptijd zal vergen dan voorzien. Van afronding in de loop van 2022 zal geen sprake zijn. Naar aanleiding van een review van Chief Information Office (CIO) office SZW over de ICT-aanpak is de planning en beheersing van het verbetertraject herzien en wordt thans een einddatum ultimo 2025 aangehouden.
Financieel beheer Rijksschoonmaakorganisatie
De Rijksschoonmaakorganisatie (RSO) heeft de aanbevelingen van de ADR en AR in 2021 opgevolgd met betrekking tot het financieel beheer. Vanaf eind 2019 is bij de RSO intensief gewerkt aan het verbeteren van het financieel beheer, met als belangrijk resultaat dat de administratieve processen zijn geactualiseerd en vastgelegd in een AO/IB-handboek medio 2020. In 2021 heeft de RSO gewerkt aan de aanbevelingen van de ADR en AR op het contracten- en verplichtingenregister en het navolgbaar maken van het werken volgens het handboek AO/IB van de RSO. De verplichtingen- en contractenadministratie bij de RSO is inmiddels gerealiseerd. Daarnaast is het handboek AO/IB geactualiseerd en afgerond en wordt gewerkt volgens dit handboek. Het in 2021 uitgevoerde controleplan borgde dat de belangrijkste financiële processen van de RSO ook afdoende worden beheerst.
Misbruik en oneigenlijk gebruik
SZW brengt bij nieuwe en gewijzigde wet- en regelgeving de risico's op misbruik en oneigenlijk gebruik (MenO-risico’s) in kaart. Zo neemt SZW in de memorie van toelichting van nieuwe wetten een passage over MenO op. Deze MenO-risico-inschattingen worden in nauwe samenwerking met de relevante uitvoerder(s) gemaakt. Bij elke regeling is in meer of mindere mate sprake van restrisico’s, bijvoorbeeld door afhankelijkheid van gegevens van derden of beperkingen in de controle vanwege de Algemene Verordening Gegevensbescherming. De restrisico’s kwantificeren is veelal complex en daardoor niet altijd mogelijk. De restrisico’s worden conform standaard werkwijze na afweging - indien acceptabel - door het verantwoordelijk management geaccepteerd. SZW heeft maatregelen getroffen in de processen om MenO-risico’s te beheersen, bijvoorbeeld via voorlichting door SZW en uitvoerders aan aanvragers. Uitvoerders hebben bevoegdheden om de rechtmatigheid van aanvragen vast te stellen. Verder melden uitvoerders fraudesignalen aan SZW, onder andere via de tweejaarlijkse signaleringsbrief fraudefenomenen die met de Tweede Kamer wordt gedeeld. Ten slotte neemt SZW via de verantwoordingscyclus met de uitvoerders per regeling de geconstateerde fraude-aantallen en fraudebedragen op in het jaarverslag.
Het tijdig afronden van een adequate MenO-risico-inschatting is een blijvend aandachtspunt. Om de kwaliteit van de risico-inschattingen te verbeteren wordt elke substantiële (in euro's of complexiteit) MenO-risico-inschatting gelezen door een onafhankelijke functionaris. De stand van zaken ten aanzien van het MenO-risico wordt standaard meegenomen in de algemene risicoanalyses. Dit zorgt ervoor dat het MenO-risico expliciet aan bod komt bij de bespreking van de stand van zaken van de risico’s in de Bestuursraad. Begin 2021 is gestart met een periodieke update van het interne, SZW-brede MenO-beleid. De update is gereed en wordt naar verwachting in het eerste kwartaal van 2022 door de Bestuursraad vastgesteld. In september 2021 is SZW gestart met het opzetten van een integraal overzicht van het reviewbeleid dat gehanteerd wordt binnen SZW. Deze wordt naar verwachting in het tweede kwartaal van 2022 vastgesteld door de Bestuursraad.
Enkele noodregelingen die in 2020 onder hoge tijdsdruk tot stand zijn gekomen en tot een snelle uitbetaling moesten leiden, zijn dit jaar nog nodig geweest. In 2021 is aanvullend de Bbz-light, als opvolger van de Tozo, geïntroduceerd. De insteek is te allen tijde geweest om deze noodregelingen, ondanks de tijdsdruk, rechtmatig uit te voeren en MenO zoveel mogelijk te voorkomen. Voor alle (verlengde) noodregelingen is of wordt een (gewijzigde) MenO-risico-inschatting gemaakt die, indien de uitkomsten hier aanleiding toe geven, besproken wordt met en geaccordeerd wordt door de verantwoordelijke bewindspersoon. Hierna is of wordt de Tweede Kamer geïnformeerd (indien de uitkomsten van de risicoanalyse hier aanleiding toe geven). De risico-inschattingen laten zien dat er bij de noodregelingen een verhoogd risico op MenO is, bijvoorbeeld doordat in de uitvoering wordt gesteund op eigen verklaringen vanuit de aanvragers. Vanwege de snelheid waarmee de regelingen moesten worden geïmplementeerd, is ervoor gekozen dit verhoogde risico te accepteren of was het niet mogelijk om alle benodigde beheersmaatregelen (tijdig) in te (laten) regelen. Dit speelt onder andere bij de Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW), de Tijdelijke Overbruggingsregeling Zelfstandige Ondernemers (Tozo) en de Tijdelijke tegemoetkomingsregeling Kinderopvangtoeslag (TTKO).
De Tweede Kamer is geregeld over deze keuzes geïnformeerd en onder andere via dilemmabrieven meegenomen in de moeilijke afwegingen die in de crisis moesten worden gemaakt (bijvoorbeeld Kamerstukken II 2020/21, 35 420, nr. 199 en nr. 243). In de alinea «noodregelingen in het kader van de coronacrisis» in paragraaf 6.3 wordt specifieker ingegaan op de NOW en de Tozo.
Bij de verlengingen van de noodregelingen zijn, onder andere op basis van signalen uit de praktijk of verzoeken vanuit de Tweede Kamer, waar mogelijk aanvullende maatregelen getroffen om de MenO-risico’s te verkleinen. Dit is bijvoorbeeld gedaan door aanvullende voorwaarden te stellen bij nieuwe of verlengingsaanvragen en het aanleveren van aanvullende informatie. Alhoewel er hierdoor in sommige gevallen minder risico wordt gelopen, blijven bepaalde MenO-risico’s hiermee nog altijd aanwezig. Vanwege de specifieke kenmerken van de noodregelingen (zoals het verstrekken en op een later moment afrekenen van voorschotten bij de NOW) en de wijze van verantwoorden door gemeenten (de afrekening over 2020 vindt medio 2022 plaats) is het waarschijnlijk dat onrechtmatigheden ten aanzien van (de afrekening van) de noodregelingen ook in komende jaren voorkomen.
SZW registreert (vermoedens van) misbruik van subsidies in een departementaal misbruikregister. In 2020 is vastgesteld dat twee subsidieontvangers ten onrechte zijn opgenomen in dit register en niet actief geïnformeerd zijn over opname in het register. SZW is gestart met het aanpassen van het proces, zodat dit geheel in lijn is met het protocol departementale register van ernstige onregelmatigheden bij subsidies. De verwachting is dat het proces in het tweede kwartaal van 2022 is afgerond.
Overige aspecten van de bedrijfsvoering
SZW heeft over 2021 een informatiebeveiligingsbeeld aan BZK opgeleverd. Op basis van het interne verantwoordingsproces en de externe onderzoeken uitgevoerd door de ADR en de AR (tot medio februari) zijn er geen bijzonderheden of risico’s te melden. Het algemene positieve beeld van de stand van zaken op het gebied van (informatie)beveiliging en privacy is gehandhaafd. De basis die in voorgaande jaren is gelegd voor het waarborgen van het gewenste veiligheidsniveau en van het benodigde niveau van privacybescherming is bestendig gebleken. In paragraaf 6.2 wordt ingegaan op de beveiligingsrisico’s die het thuiswerken met zich meebrengt.
6.2 Rijksbrede bedrijfsvoeringsonderwerpen
Grote lopende ICT-projecten
SZW kende in 2021 zeven lopende projecten als onderdeel van de rapportage grote en risicovolle ICT-projecten: Stimulering Arbeidsmarktpositie (STAP), Vereenvoudiging Wajong, aansluiting van UWV op Electronic Exchange of Social Security Information (EESSI), aansluiting van de SVB op EESSI, Vereenvoudiging beslagvrije voet, Verbetering uitwisseling matchingsgegevens, Veranderopgave inburgering (VOI).
UWV en de SVB leggen in hun jaarverslagen verantwoording af over grote en/of risicovolle ICT-projecten. Deze projecten worden op het Rijks ICT-dashboard opgenomen en minimaal éénmaal per jaar geactualiseerd. Voor wat betreft UWV lopen in 2021 dertien projecten die zijn opgenomen op het Rijks ICT-dashboard: Aansluiting op NHR, E-publicatie, Verwerving datacenter, Herontwerp WW-klant, IB&P & Sonar, SMZ IV optimalisatie realisatie ZW, Digitalisering werkprocessen bezwaar en beroep, 1 UBO-ZW, Modernisering elektronisch bestuurlijk verkeer, E-herkenning overige portalen, Datafabriek, Basisplatform app diensten (afgerond) en Toekomstvast input management (afgerond). Bij SVB loopt één groot ICT-project: VBS FIN (dit betreft de vervanging van het huidige financiële systeem FMS).
Evaluatie van het Audit Committee
Het Audit Committee (AC) is in 2021 vier keer samengekomen. In het AC van SZW is onder andere gesproken over de risicoanalyses van onderdelen van het departement en de samenhang met de risico’s van UWV en de SVB. Verder zijn de (tussentijdse) bevindingen van de ADR en de voortgang bij het aanpakken van deze bevindingen besproken, met bijzondere aandacht voor het financieel beheer bij de RCN-unit SZW en het financieel beheer bij de RSO. Ook dacht het AC mee op een aantal onderwerpen, zoals dilemma’s bij noodregelingen NOW en Tozo, de gevolgen van de toeslagenaffaire en de conclusies van de Parlementaire Ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag, het toezicht op de zbo's en informatiebeveiliging. Ten slotte heeft in 2021 een zelfevaluatie van het AC SZW plaatsgevonden en zijn de uitkomsten daarvan besproken in het AC van eind 2021. Dit heeft niet geleid tot grote wijzigingen.
Bedrijfsvoeringsrisico's en/of problemen als gevolg van de coronacrisis
Vanwege het massale thuiswerken, bestond ook in 2021 de kans dat beveiligingsrisico’s bij het digitaal ondersteund thuiswerken zich zouden voordoen. SZW heeft daarom – in samenwerking met SSC-ICT - verder geïnvesteerd in de veiligheid van ICT-voorzieningen en in het bewustzijn bij medewerkers over veilig digitaal thuiswerken. Voor de risico’s door (al dan niet bewust) menselijk handelen bij digitaal ondersteund thuiswerken, online vergaderen en voor de beperkingen van berichtenapps werd ook in 2021 preventief via verschillende wegen voortdurend aandacht gevraagd. Interne incidentmeldingen zijn opgepakt en gemonitord. Er hebben naar huidige inzichten geen grote incidenten plaatsgevonden.
De Bestuursraad heeft een visiedocument en spelregels voor Hybride Werken bij SZW vastgesteld. Op het gebied van ICT en huisvesting zijn er vorderingen geboekt: de ingebruikname van Terminal /Noord (geheel hybride werken bestendig), de installatie van Webex-borden en betere apparatuur om hybride te kunnen vergaderen.
Er waren er ook werknemers die vanwege de aard van hun werk op locatie of op kantoor moesten werken, in het bijzonder de schoonmakers van de RSO en inspecteurs en rechercheurs van de Inspectie SZW (tegenwoordig Nederlandse Arbeidsinspectie). Ook voor hen zijn er maatregelen getroffen zodat zij op een veilige manier hun werkzaamheden konden blijven uitvoeren. Via Risico Inventarisaties en Evaluaties (RI&E) is inzichtelijk gemaakt welke risico’s er bestonden en hoe daar mee om te gaan. Zo doet de Inspectie fysieke inspecties mits de gezondheid en veiligheid van medewerkers in acht kan worden genomen conform de eigen ‘Corona-RI&E’. Dit is een dynamisch document dat steeds wordt bijgesteld op basis van actuele inzichten, ook in het geval van specifieke regionale maatregelen.
6.3 Belangrijke ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering
Begrotingsproces noodregelingen
De begroting van SZW is ook in 2021 meerdere malen bijgesteld om de uitgaven van de noodregelingen te verwerken. Om een goede informatievoorziening richting het parlement en de rechtmatigheid van de begroting te borgen, heeft SZW bijstellingen na aankondiging van nieuwe steunpakketten en/of aanpassingen in lopende steunpakketten via Incidentele Suppletoire Begrotingen (ISB) aan het parlement gecommuniceerd. Voor het begrotingsjaar 2021 heeft SZW in totaal drie ISB’s gestuurd, inclusief een Nota van Wijziging (NvW) op de eerste ISB. Ook is er een NvW gestuurd op de ontwerpbegroting 2021 in verband met het steun- en herstelpakket.
Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW)
De NOW is door het kabinet ingevoerd om ondernemers tegemoet te komen in de loonkosten. In 2021 zijn diverse NOW-tranches opengesteld, waar werkgevers een beroep op konden doen. Deze hadden het doel om zoveel mogelijk banen te behouden bij een acute en zware terugval in de omzet van ten minste 20%. De noodzaak van het op zeer korte termijn beschikbaar stellen van voorschotten bleef in 2021 onverminderd groot. In totaal zijn tot en met 2021 € 21,7 miljard aan voorschotten verstrekt aan werkgevers waarmee zij de lonen door konden betalen. Dit bedrag loopt nog op, omdat werkgevers ook in 2022 nog een aanvraag kunnen doen voor de NOW-5 en NOW-6. De bevoorschottingssystematiek van de NOW gaat, zoals gecommuniceerd in verschillende Kamerbrieven, gepaard met een beperkt aantal controles voorafgaand aan de subsidieverstrekking. Meer controles vooraf zouden de snelheid waarmee werkgevers hun voorschot krijgen ernstig verminderen en zouden, gezien de beperkte uitvoeringscapaciteit, ten koste gaan van de controles achteraf. De controles om het recht op NOW en de hoogte vast te stellen vinden vervolgens veelal aan de achterkant plaats bij de subsidievaststelling. Hierdoor zal sprake zijn van risico’s op misbruik en oneigenlijk gebruik (MenO). Ook is vanaf de start van de NOW aangegeven dat de regeling onder grote druk tot stand is gekomen, waardoor er mogelijk zaken over het hoofd zijn gezien, met MenO risico’s tot gevolg.
Tegelijkertijd zijn vanaf de start van de NOW de risico’s door de diverse betrokken partijen bij de NOW in kaart gebracht en waar mogelijk beheersmaatregelen getroffen. Deze beheersmaatregelen worden periodiek gemonitord en aangescherpt indien nodig. Door de uitzonderlijke situatie worden meer restrisico’s op MenO aanvaard dan in reguliere omstandigheden het geval zou zijn. De grootste MenO-risico’s betreffen manipulatie van omzet en loonsom. In samenwerking met de Nederlandse Beroepsvereniging Accountants (NBA) is middels een speciaal voor de NOW ontwikkeld accountantsprotocol en opgestelde standaarden vastgelegd dat accountants specifieke werkzaamheden moeten verrichten om risico’s ten aanzien van de gerapporteerde omzet en loonsom in de NOW tegen te gaan. Voor vaststellingsverzoeken waarbij geen accountantsverklaring vereist is, vinden steekproefsgewijs risico-gerichte controles plaats op het opgegeven omzetverlies.
In de afgelopen twee jaar zijn verschillende aanscherpingen van bestaande beheersmaatregelen én nieuwe beheersmaatregelen doorgevoerd. Zo is er bijvoorbeeld een omzetverliesgrens ingesteld. Waar bedrijven eerder een omzetverliespercentage van minimaal 20% tot maximaal 100% konden opgeven is deze voor de NOW-4 en NOW-5 begrensd tot maximaal 80%. Voor de NOW-6 geldt een omzetverliesgrens van 90%. Deze grens is ingesteld om MenO tegen te gaan en de prikkel om omzet te maken zo hoog mogelijk te houden.
Het controleproces
Om het daadwerkelijke recht vast te stellen, is een omvangrijk controleproces ontwikkeld. Bedrijven die een voorschot vanaf € 100.000,- (vanaf de NOW3 is dit bedrag € 125.000,-) of een subsidie vanaf € 125.000,-, hebben een accountantsverklaring nodig bij de subsidievaststelling. Hierbij is gekozen voor een vorm van differentiatie, waarbij het type onderzoek dat een accountant moet verrichten afhangt van de grootte van de onderneming en de hoogte van de subsidie. In samenwerking met de NBA zijn speciaal voor de NOW twee controlestandaarden opgesteld voor de accountants.
Naast de ondernemingen die voor de NOW-subsidie een accountantsverklaring nodig hebben zijn er ook de ondernemingen die een derdenverklaring nodig hebben bij een voorschot boven de € 20.000,- of een definitief subsidiebedrag boven de € 25.000,- (vanaf de NOW3 is dit bedrag voor zowel het voorschot als definitief subsidiebedrag in het kader van administratieve lastenverlichting voor werkgevers verhoogd naar € 40.000,-). De derdenverklaring vraagt een aantal werkzaamheden van de onafhankelijk deskundige, die beperkter zijn dan hetgeen bij accountantsverklaringen wordt gevraagd. Als aanvulling op de derdenverklaringen worden door de directie Uitvoering van Beleid (UVB) van het Ministerie van SZW risicogerichte onderzoeken gedaan, om de betrouwbaarheid van het daadwerkelijke geleden omzetverlies vast te stellen.
UVB onderzoekt risicogericht de ontvangen vaststellingsaanvragen en richt zich bij de onderzoeken hoofdzakelijk op de aangeleverde omzetgegevens waarmee de hoogte van de subsidie wordt berekend. In dergelijke gevallen wordt een werkgever gevraagd extra gegevens aan te leveren. Deze worden onderzocht en afhankelijk van de uitkomst kunnen er correcties op het door de werkgever verantwoorde omzetverliespercentage worden doorgevoerd (zowel naar boven als naar beneden). UVB selecteert vaststellingsaanvragen onder meer op basis van verschillende objectieve risico-indicatoren, waarbij de ervaringen van de reeds afgeronde onderzoeken in het risicomodel worden meegenomen, zodat er zo effectief en efficiënt mogelijk gebruik wordt gemaakt van de beschikbare onderzoekscapaciteit en de administratieve lasten voor werkgevers zo beperkt mogelijk blijven. Daarnaast voert UVB visuele controles uit op de ingediende derdenverklaringen en verklaringen van de accountant.
Reviews uitgevoerd door de ADR
De controles van accountants, deskundige derden en UVB zijn een belangrijk onderdeel van het vaststellingsproces met het oog op het kunnen vaststellen van de rechtmatigheid van de NOW-subsidie. Als onderdeel van de controle en het toezicht op de NOW-regeling heeft SZW in 2021 de Auditdienst Rijk (ADR) opdracht gegeven om reviews uit te voeren op enkele accountantsverklaringen die zijn verstrekt bij de vaststellingsverzoeken van de NOW-1 en NOW-2, in samenwerking met de Accountantsdienst van UWV. Het doel van de reviews is om inzicht te krijgen of de betrokken accountants hun werkzaamheden toereikend hebben uitgevoerd. Een secundair doel van de reviews is het zo nodig verder verbeteren van het protocol dat door de accountants wordt gehanteerd bij de accountantswerkzaamheden ten behoeve van de NOW. In het voorjaar van 2022 worden de definitieve uitkomsten van deze reviews verwacht.
Uit een aantal bevindingen van de reviews, die momenteel nog onderhanden zijn4, blijkt dat niet alle accountants hun werkzaamheden toereikend hebben uitgevoerd. Dit houdt in dat de accountantswerkzaamheden in deze gevallen niet volledig voldoen aan de gestelde eisen in de NOW-regeling, het accountantsprotocol, of de in de regeling vermelde standaarden van de NBA. De inhoudelijke redenen voor de ontoereikende oordelen van de ADR zullen nader worden geanalyseerd. Hierbij kan worden opgemerkt dat een ontoereikend accountantsdossier toch een rechtmatig toegekende subsidie kan betekenen.
Na het beschikbaar komen van de definitieve uitkomsten van de accountantsreviews is SZW van plan een aantal acties te ondernemen. De NBA wordt op de hoogte gebracht van de resultaten en eventuele leerpunten uit de nadere analyse zullen worden besproken. Ook zal worden besproken welke handelingen mogelijk ondernomen (kunnen) worden. Wanneer uit de nadere analyse blijkt dat in een individuele situatie de NOW mogelijk niet rechtmatig is toegekend, zal het ministerie van SZW het gesprek aangaan met de betreffende accountant(s). Een mogelijke uitkomst hiervan kan zijn dat de betreffende accountant zal worden verzocht een herstelactie te verrichten zodat de subsidievaststelling correct en rechtmatig is. Voor de volgende NOW-tranches (NOW-3 en verder) zal wederom aan de ADR worden gevraagd om reviews uit te voeren op de accountantscontroles.
De vaststellingen
Bij de vaststelling van de definitieve NOW-subsidie wordt bekeken hoeveel omzetverlies, wanneer nodig gecontroleerd door een accountant of deskundige derde, een werkgever daadwerkelijk heeft geleden en wat de daadwerkelijke loonsom is geweest. Op basis daarvan bepaalt UWV de hoogte van de subsidie. Een werkgever ontvangt dan nog een nabetaling of moet (een deel van) het voorschot terugbetalen. De meeste terugbetalingen komen doordat de gerealiseerde omzet uiteindelijk hoger uitvalt dan eerder door de werkgever was ingeschat. Ook komt het voor dat werkgevers het volledige voorschot moeten terugbetalen, als blijkt dat zij minder dan 20% omzetverlies hebben geleden.
In 2021 moesten werkgevers hun vaststellingsaanvraag indienen voor de NOW-1. In de brief van 1 november 2021 (Kamerstukken II 2021/22, 35 420, nr. 417) is gemeld dat na een intensieve informatiecampagne in totaal 130.100 werkgevers de vaststelling (gedeeltelijk) hadden aangevraagd vóór de deadline van 31 oktober, op een totaal aantal van 139.538 werkgevers die een voorschot NOW-1 hebben ontvangen. Deze 130.100 werkgevers vertegenwoordigden circa € 7,6 miljard van het totaal verstrekte voorschotbedrag van € 7,9 miljard (96%). Werkgevers die geen vaststellingsaanvraag hebben gedaan, hebben aanvullend de tijd gekregen om deze alsnog te doen of af te ronden. In deze groep zaten 12.213 werkgevers die hebben aangegeven meer tijd nodig te hebben voor het indienen voor een benodigde derden- of accountantsverklaring. Zij hebben tot 20 april 2022 de tijd om alsnog een definitieve vaststelling volledig in te dienen. Werkgevers die helemaal geen vaststellingsaanvraag hebben gedaan, hebben aanvullend tot 9 januari 2022 de tijd gekregen om deze alsnog te doen of om aan te geven dat zij meer tijd nodig hebben voor de derden- of accountantsverklaring. In de brief van 26 januari 2022 (Kamerstukken II 2021/22, 35 420, nr. 461) is gemeld dat 5.358 werkgevers geen vaststellingsaanvraag voor de NOW 1 hebben ingediend en tussen 31 oktober 2021 en 9 januari 2022 ook niet meer hebben gereageerd. Deze groep werkgevers heeft een beschikking (ambtshalve nihilstelling) en de hieraan gekoppelde vorderbrief ontvangen. Het gehele voorschot van in totaal ongeveer € 137,97 miljoen wordt hier teruggevorderd. In de brief van 14 maart 2022 is gemeld dat in totaal 126.300 vaststellingsaanvragen volledig zijn ingediend.
Na controles blijkt dat het merendeel van de werkgevers bij de vaststelling een bedrag dient terug te betalen. Bij ongeveer 80% van de gevallen dat een werkgever een te hoog voorschot heeft ontvangen, blijkt bij de NOW 1 dat het omzetverlies lager is dan door de werkgever is ingeschat. Van de vaststellingen die reeds zijn afgehandeld betaalt ruim 69% van de werkgevers een te hoog ontvangen voorschot direct terug aan UWV. Met nagenoeg alle overige werkgevers zijn er betalingsregelingen afgesproken, waarvan het merendeel ervoor kiest om het bedrag binnen 1 jaar terug te betalen.
In 2021 zijn ook de vaststellingsloketten voor de NOW-2 en NOW3.1. geopend door UWV. Werkgevers hebben nog tot respectievelijk 31 maart 2022 en 22 februari 2023 de tijd om een vaststellingsaanvraag in te dienen voor de NOW-2 en NOW 3.1. Vanaf de NOW 3 zijn verschillende administratieve lastenverlichtingen ingevoerd (Kamerstukken II 2020/21, 35 420 nr. 274). Zo is onder andere het drempelbedrag voor het overhandigen van een derdenverklaring verhoogd naar € 40.000,-.
Het UWV rapporteert in haar jaarverslag 2021 over alle afgehandelde en ontvangen vaststellingen tot en met januari 2022 voor de NOW-1, NOW-2 en NOW-3.1. Het UWV heeft schattingen gemaakt van alle nog vast te stellen subsidiebedragen (zie pagina 125 van het UWV Jaarverslag 2021). Op basis van deze schattingen vinden afrekeningen plaats tussen UWV en SZW in 2022. De komende jaren zullen deze schattingen vervangen worden door realisaties op basis van definitieve vaststellingen, wat opnieuw tot afrekeningen kan leiden tussen UWV en SZW.
Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo)
In het jaarverslag over 2020 is aangegeven dat voor de Tozo meer M&O risico’s aanvaard worden dan regulier binnen de Participatiewet. Inmiddels is er meer duidelijkheid over de omvang van de onzekerheden in de Tozo-uitgaven over 2020. De definitieve financiering van gemeenten voor de Tozo-uitgaven in 2020 vindt plaats in 2022, daarom worden de genoemde onzekerheden en onrechtmatigheden in de jaarrekening van 2022 van SZW opgenomen. Voor de uitvoering van de Tozo in 2021 zijn geen aanvullende verhoogde M&O-risico’s gesignaleerd.
Vanwege de druk op gemeenten om snel te handelen en het feit dat de Tozo pas werd gepubliceerd toen gemeenten al veel aanvragen in behandeling hadden moeten nemen is in 2021 een beleidsregel hardheidsclausule Tozo gepubliceerd (Kamerstukken II 2020/21, 35 420, nr. 213) waarop gemeenten voor een bedrag van € 13,9 miljoen een beroep hebben gedaan. Voor onverschuldigd verstrekte voorschotten, op Tozo-aanvragen ingediend voor 22 april 2020, worden gemeenten gecompenseerd voor een vooraf bepaalde forfaitaire oninbaarheid (Kamerstukken II 2020/21, 35 420, nr. 213). Dit gaat om een bedrag van € 8,6 miljoen. Beide instrumenten zijn niet van toepassing op de Tozo in 2021.
Ook voor de controle van de identiteit is binnen de Tozo afgeweken van de Participatiewet. Vanwege de contact beperkende maatregelen als gevolg van de Covid-19 pandemie hebben verschillende gemeenten de identiteit aan de hand van de Basisregistratie Personen (BRP) en Suwinet gecontroleerd in plaats van met het identiteitsbewijs. Dit heeft betrekking op 21,9% van de Tozo-uitgaven die in 2020 zijn gedaan door gemeenten. Voor de controle op de identiteit is door de commissie-BBV besloten dat de alternatieve werkwijze voor de identiteitscheck als formele fout mag worden aangemerkt en daarmee niet tot een onrechtmatigheid leidt in de SZW Jaarrekening.
Ten aanzien van de volgende onderwerpen is een verhoogd M&O-risico geaccepteerd: het voldoen aan het urencriterium; het niet gebruik maken van recht op studiefinanciering voor 27-minners; het niet aanwenden van voorliggende voorzieningen (Kamerstukken II 2020/21, 35 420, nr. 213). Uit een berekening blijkt dat de onzekerheid die is ontstaan over de rechtmatigheid van de uitkeringen verstrekt in 2020 een omvang heeft van rond de € 110 miljoen. Door aanpassing van de Tozo-regeling en aangescherpte beheersmaatregelen zijn deze onzekerheden over uitkeringen verstrekt in 2021 grotendeels weggenomen, alleen met betrekking tot het niet aanwenden van voorliggende voorzieningen resteert een zeer beperkt risico.
Relatie met de zelfstandige bestuursorganen
In 2021 is tweemaal een stand van de uitvoering sociale zekerheid aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II 2020/21, 26 448, nr. 652 en Kamerstukken II 2021/22, 26 448, nr. 666). Het doel van deze standen van uitvoering is het op een actieve manier openheid te geven over ontwikkelingen en dilemma’s in de uitvoering van de zelfstandige bestuursorganen (zbo’s). Ook is het parlement in genoemde brieven geïnformeerd over de gevolgen van de coronacrisis op de uitvoering van de sociale zekerheid.
Naar aanleiding van meerdere rapporten krijgen maatschappelijke opgaven een meer centrale plek in de sturing van uitvoeringsorganisaties. Voor een goede dienstverlening is het essentieel dat signalen, over hoe wet- en regelgeving uitpakt in de praktijk, SZW en de Kamer bereiken. Daarom hebben UWV en de SVB, voor de eerste keer, twee knelpuntenbrieven wet- en regelgeving aangeboden aan de Tweede Kamer. In de Stand van uitvoering (Kamerstukken II 2020/21, 26 448, nr. 652) geeft SZW een reactie op de knelpunten die UWV en de SVB vermelden in hun brieven. De knelpuntenbrieven worden jaarlijks aan de Tweede Kamer aangeboden.
In 2021 is het toezichtbeleid herijkt (bijlage bij Kamerstukken II 2020/21, 26 448, nr. 652). Dit toezichtbeleid bevat de meerjarige invulling van het organisatiegerichte toezicht op UWV en de SVB voor de jaren 2021-2025. Bij de aanbieding van de Structuur Uitvoering Werk en Inkomen (SUWI) jaarverslagen 2021 van de zbo’s wordt een oordeel gegeven over de verslagen, waarbij wordt ingegaan op het doelbereik aan de hand van de prestaties van de reguliere uitvoering en de rechtmatige besteding van de publieke middelen. De bevindingen en risico’s die zijn geconstateerd vanuit het toezicht worden hierbij meegenomen. De toezichtactiviteiten zijn in ontwikkeling. In 2023 vindt de eerste (zelf)evaluatie van het toezicht plaats.
Hersteloperatie Kinderopvangtoeslag
Kwijtschelden publieke schulden
In het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag (KOT) heeft het kabinet besloten om de publieke schulden van gedupeerde ouders kwijt te schelden. De Tweede Kamer heeft een beleidsbesluit hiertoe goedgekeurd, dat de grondslag geeft voor uitvoering van deze regeling. De verdere wettelijke codificering zal (met terugwerkende kracht) gewaarborgd worden in de Verzamelwet Hersteloperatie Toeslagen van de Staatssecretaris van Financiën / Toeslagen & Douane. De Eerste en Tweede Kamer zijn op 17 juni 2021 geïnformeerd over het kwijtschelden van publieke schulden en daarmee dat onze uitvoerders anticiperen op de wet (Kamerstukken 2020/21, 31 066, nr. 848). De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft UWV, SVB en DUO op 29 juni 2021 opdracht gegeven om te starten met het kwijtschelden en daarmee te anticiperen op de verzamelwet. Binnen het SZW-domein zijn UWV, SVB, DUO en gemeenten vanaf 1 juli 2021 gestart met het kwijtschelden van deze schulden. De Tweede Kamer wordt periodiek geïnformeerd over de stand van zaken door middel van de Voortgangsrapportages Kinderopvangtoeslag van de Staatssecretaris van Financiën. Er is periodiek overleg tussen SZW, UWV, SVB, DUO en VNG over de uitvoering van het kwijtschelden van publieke schulden.
Verbeteracties naar aanleiding van Parlementaire ondervragingscommissie kinderopvangtoeslag (POC-KOT)
Het kabinet heeft op 15 januari 2021 zijn reactie op het rapport ‘Ongekend onrecht’ aan de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken II 2020/21, 35 510, nr. 4). Hierin heeft het kabinet diverse maatregelen aangekondigd om zowel het herstel van de schade bij gedupeerde ouders te verruimen en te versnellen en het functioneren van de overheid te verbeteren. De Staatssecretaris van Financiën heeft de Tweede Kamer op 29 juni 2021 geïnformeerd over de stand van zaken rond deze maatregelen en verbeteracties (Kamerstukken II 2020/21, 35 510, nr. 60). Binnen het Ministerie van SZW, maar ook bij de uitvoeringsorganisaties UWV en SVB zijn diverse stappen gezet om zeker te stellen dat de lessen die volgen uit de toeslagenaffaire in praktijk gebracht worden. De bestedingsplannen van UWV en SVB zijn vorig jaar goedgekeurd zodat zij hiermee vanaf 2022 concreet aan de slag kunnen. Het gaat daarbij onder andere over het borgen dat signalen uit de uitvoeringspraktijk naar boven komen en opvolging krijgen en dat het burgerperspectief centraal staat in beleid en uitvoering.
De Tweede Kamer wordt door onze bewindslieden geïnformeerd over de specifieke maatregelen die betrekking hebben op SZW. Zo is de Tweede Kamer op 10 november 2021 geïnformeerd over de definitie van hardvochtigheid ten behoeve van het onderzoek naar hardvochtige effecten in de Participatiewet, de UWV-wetten en het persoonsgebonden budget (Kamerstukken II 2021/22, 26 448, nr. 661). In de volgende fase van het onderzoek wordt een analysekader uitgewerkt. Dit kader stelt de onderzoekers in staat om de casuïstiek van burgers te doorgronden en de oorsprong van een hardvochtig effect te achterhalen.
In het kader van de kabinetsreactie op het rapport ‘Ongekend onrecht’ is toegezegd verbeteringen die op korte termijn mogelijk zijn binnen het huidige toeslagensysteem te inventariseren. De Staatssecretaris van Financiën heeft de Kamer, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, op 29 juni 2021 (Kamerstukken II 2020/21, 31 066, nr. 898) en op 30 november 2021 (Kamerstukken II 2021/22, 31 066, nr. 927) hierover geïnformeerd. Hierbij is ingegaan op de verbeteringen die het kabinet vorig jaar ter hand heeft genomen. Zo wordt bijvoorbeeld de werking en het effect van de zogenaamde convenantregeling, die het mogelijk maakt om kinderopvangtoeslag rechtstreeks uit te betalen aan kinderopvangorganisaties, geëvalueerd in het verbetertraject kinderopvangtoeslag.