Base description which applies to whole site

nr. 2MEMORIE VAN TOELICHTING

Inhoudsopgave

A.ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET WETSVOORSTEL2
   
B.ALGEMENE TOELICHTING BIJ DE BEGROTING3
   
1.Inleiding3
1.1Inleiding3
1.2Periodiek OnderhoudsRapport gemeentefonds 20005
   
2Algemene uitkering en integratie-uitkeringen: omvang en opbouw5
2.1Inleiding5
2.2Vermoedelijke uitkomsten verplichtingen- en uitgavenbedrag algemene uitkering en integratie-uitkeringen 19996
2.3Totstandkoming verplichtingen- en uitgavenbedrag algemene uitkering en integratie-uitkeringen 20007
2.4Meerjarenraming algemene uitkering en integratie-uitkeringen 2001 tot en met 200416
   
3.Algemene uitkering en integratie-uitkeringen: verdeling en uitvoering19
3.1Inleiding19
3.2Aanvullende uitkering (artikel 12)19
3.3Integratie-uitkeringen20
3.4Evaluatieonderzoeken22
3.5Euro en millennium24
   
   
4.Specifieke uitkeringen en eigen inkomsten25
4.1Inleiding25
4.2Specifieke uitkeringen25
4.3Eigen inkomsten26
   
C.TOELICHTING PER BEGROTINGSARTIKEL28
   
5.Artikelsgewijze toelichting op de begroting28
5.1.Uitgaven en verplichtingen28
5.2.Ontvangsten32
5.3.Meerjarenramingen gemeentefonds 2000 tot en met 200332
   
D.BIJLAGEN BIJ DE BEGROTING33
 Bijlage 1. Economische en functionele classificaties33
 Bijlage 2. Stand wetgeving34
 Bijlage 3. Artikel 12-gemeenten35
 Bijlage 4. Moties en toezeggingen in het vergaderjaar 1998–199936
 Bijlage 5. Overzicht circulaires gemeentefonds40
 Bijlage 6. Adviezen Raad voor de financiële verhoudingen41
 Bijlage 7. Periodiek OnderhoudsRapport gemeentefonds 200043
 Bijlage 8. Evaluatieonderzoeken83
 Bijlage 9. Lijst van belangrijke termen en hun betekenis84

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET WETSVOORSTEL

Wetsartikelen 1 en 2 (uitgaven/verplichtingen en ontvangsten)

De begrotingen die onderdeel uitmaken van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om de begroting van het gemeentefonds voor het jaar 2000 vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor het jaar 2000. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota 2000.

Met de vaststelling van deze wetsartikelen wordt de in de begrotingsstaat opgenomen begroting van de uitgaven en ontvangsten voor het jaar 2000 vastgesteld. De in die begroting opgenomen begrotingsartikelen worden door middel van een algemene toelichting en een toelichting per begrotingsartikel toegelicht in de onderdelen B en C van deze memorie van toelichting.

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van het bepaalde in artikel 25a, derde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Peper

De Staatssecretaris van Financiën,

W. A. F. G. Vermeend

De Minister van Financiën,

G. Zalm

B. ALGEMENE TOELICHTING BIJ DE BEGROTING

1. Inleiding

1.1 Inleiding

In 1999 heeft de regering vergaande voorstellen gedaan om de presentatie en inhoud van begrotingsstukken te verbeteren. Onder de naam «Van beleidsbegroting tot beleidsverantwoording» wordt getracht de informatieve waarde voor de volksvertegenwoordiging, de primaire gebruiker van de begrotingsstukken, te vergroten. Belangrijke vragen die in dit kader gesteld worden, zijn: «Wat moet bereikt worden?» en «Wordt bereikt wat beoogd is?». De consequenties van dit proces laten ook de begroting van het gemeentefonds, hoewel deze een aantal specifieke kenmerken heeft, niet ongemoeid.

In dit verband past het opnemen van het Periodieke OnderhoudsRapport gemeentefonds (POR) als bijlage bij de begroting van het gemeentefonds. In dit jaarlijkse rapport wordt de relatie tussen het verdeelstelsel van het gemeentefonds en de kostenverhoudingen beoordeeld. Signaleren, onderzoeken en bijstellen zijn daarbij centrale activiteiten met als oogmerk de verdeling steeds zo goed mogelijk aan te laten sluiten bij de kostenverhoudingen tussen gemeenten.

De begroting van het gemeentefonds biedt daarnaast de regering de mogelijkheid de verschillende aspecten van de financiële verhouding tussen Rijk en gemeenten, te weten specifieke uitkeringen, de algemene uitkering uit het gemeentefonds en de lokale belastingen, in zijn geheel aan de Staten-Generaal te presenteren.

Na jaren van een gematigde ontwikkeling van de algemene uitkering uit het gemeentefonds (+0,3% reëel per jaar in de vorige kabinetsperiode), kent het fonds in 1999 en 2000 een forse ontwikkeling. Door de koppeling aan de netto gecorrigeerde rijksuitgaven stijgt het fonds volgens de huidige ramingen met 6,4 procent in 1999 en met 4,0 procent in 2000. In nominale bedragen gaat het om ruim f 1,4 miljard in 1999 en bijna f 1,0 miljard in 2000. In het Regeerakkoord is de verwachting geuit dat het gemeentefonds in deze kabinetsperiode met 2 procent reëel per jaar stijgt. Afgezet tegen de ontwikkeling van het prijspeil van het Bruto Binnenlands Product (BBP) wordt deze verwachting naar huidig inzicht ruim gehaald. De ruime groei van de fondsuitkering stelt gemeenten onder meer in staat om een gezamenlijke aanpak ten aanzien van de sociale infrastructuur (met name jeugdbeleid en inburgeringscontracten) vorm te geven. De gezamenlijke aanpak, die is weergegeven in het Regeerakkoord, is onder andere neergelegd in het «Bestuursakkoord nieuwe stijl» met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Interprovinciaal Overleg (IPO).

In het voorjaar van 1999 zijn het Rijk, de VNG en het IPO op het gebied van de normeringssystematiek van gemeentefonds en provinciefonds een aantal punten overeengekomen. Allereerst is besloten de hoogte van de behoedzaamheidsreserve tot 2002 niet te wijzigen. Alle partijen benadrukken dat de bestuurlijke rust op dit punt zwaarder weegt dan argumenten om de hoogte van de behoedzaamheidsreserve aan te passen, mede ook omdat de hoogte van de behoedzaamheidsreserve op zich niet bepalend is voor de uiteindelijke hoogte van de uitkeringen uit het gemeentefonds.

Daarnaast is overeenstemming bereikt over de vraag hoe om te gaan met belastinguitgaven in relatie tot de normeringssystematiek. In de normeringssystematiek tellen rijksuitgaven wel mee voor de fondsen, maar fiscale regelingen niet. Overeengekomen is dat daar waar fiscale maatregelen leiden tot verdrukking van reguliere uitgaven, er compensatie zal plaatsvinden. Dit geldt uiteraard ook andersom.

Voorts heeft een ambtelijke werkgroep van Rijk, VNG en IPO gekeken naar de mogelijkheid om de doorwerking naar de fondsen van de uitgaven voor het asielbeleid en de watersnood te corrigeren. De werkgroep is tot de conclusie gekomen dat een eventuele correctie ongewenst is om de globaliteit van de normeringssystematiek niet in gevaar te brengen. In het najaarsoverleg tussen het Rijk, de VNG en het IPO zullen definitieve conclusies over dit onderwerp worden getrokken.

In het najaar zal de regering haar voorstellen inzake de verdeling van het gemeentefonds per 2001 aan de Tweede Kamer aanbieden. Het betreft de herziening van de onderdelen van het gemeentefonds, die bij de vorige herziening in 1997 niet zijn aangepast (het zogenoemde niet-geijkte deel). Dit zijn de uitgaven voor wegen en water, openbare orde en veiligheid (brandweer), fysiek milieu, bestuursorganen en bevolkingszaken.

Bij brief van 3 mei 1999 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de voortgang inzake de oprichting van een BTW-compensatiefonds (kamerstukken II 1998–1999, 26 200 C en D, nr. 13). Aangegeven is dat voor de verdeling van de korting op het gemeentefonds over de gemeenten niet zal worden aangesloten bij de feitelijke BTW per gemeente, maar dat een normatieve invalshoek wordt gekozen. Inmiddels is het onderzoek dat moet leiden tot een clusterspecifieke, normatieve korting in volle gang. Voorts wordt hard gewerkt aan de opstelling van de benodigde wetgeving. Volgens planning kan deze wetgeving begin 2000 aan de Tweede Kamer ter behandeling worden aangeboden.

Op het gebied van de eigen inkomsten van gemeenten speelt een aantal onderwerpen. Allereerst de ontwikkeling van de lokale lasten. De lokale lastenontwikkeling is dit jaar gematigd. Uit de Monitor Lokale lasten blijkt dat de lokale lasten voor gezinshuishoudingen uitgedrukt in procenten van het besteedbaar inkomen licht zijn gestegen. De verschillen in lokale lasten tussen gemeenten onderling zijn min of meer gelijk gebleven. De verschillen tussen waterschappen onderling zijn verder afgenomen.

De regering heeft in juni de notitie «Rioleringsinvesteringen en lokale lasten» naar de Tweede Kamer gezonden (kamerstukken II 1998–1999, 26 635, nr. 1). De notitie bevat een aantal beleidsvoorstellen die alle een beheersing van de lokale lasten als gevolg van het rioleringsbeleid beogen.

Vlak voor het zomerreces 1999 heeft de Tweede Kamer het wetsvoorstel voortzetting f 100,– maatregel aangenomen. Daarmee wordt het gemeenten mogelijk gemaakt de lastenverlichting voor alle gezinshuishoudingen ook vanaf 2000 op dezelfde wijze als in 1998 en 1999 voort te zetten. In het wetsvoorstel is ook opgenomen dat de wet met ingang van 2002 kan vervallen, als daartoe op basis van de uitkomsten van de Monitor Lokale lasten 2001 aanleiding zou zijn.

De afschaffing van de omroepbijdrage heeft consequenties voor gemeenten. Zij zijn niet langer in staat opslagen voor een lokaal radiostation te heffen. De regering heeft besloten de gemeenten hiervoor te compenseren. In dit verband wordt vanaf 2000 f 3 miljoen aan het gemeentefonds toegevoegd.

Al met al ziet de financiële toekomst van de gemeenten er in deze kabinetsperiode veel rooskleuriger uit dan in de vorige kabinetsperiode, wat bij kan dragen aan een financieel daadkrachtig bestuur van het land.

1.2 Periodiek OnderhoudsRapport gemeentefonds 2000

Op 1 januari 1997 is het nieuwe verdeelstelsel voor het gemeentefonds in werking getreden. De verdeling van het gemeentefonds sluit sinds de wijziging van het verdeelstelsel aan op de (geobjectiveerde) kosten van gemeenten.

Bij de behandeling van het voorstel voor de (nieuwe) Financiële-verhoudingswet is reeds aangekondigd dat er na de vaststelling van het nieuwe verdeelsysteem onderhoud noodzakelijk zal zijn om te voorkomen dat de verdeling van het gemeentefonds in de loop van de tijd een zekere scheefgroei gaat vertonen ten opzichte van de kostenontwikkeling bij de gemeenten. Met ingang van 1997 is daarom jaarlijks een zogenoemd Periodiek OnderhoudsRapport (POR) voor het gemeentefonds gepubliceerd. In dit rapport kan de gehele financiële verhouding tussen het Rijk en de gemeenten in samenhang worden beoordeeld en kunnen voorstellen tot wijziging daarvan worden gedaan.

Het POR gemeentefonds met de onderhoudsagenda voor de komende periode, is te vinden in bijlage 7 van deze begroting.

2. Algemene uitkering en integratie-uitkeringen: omvang en opbouw

2.1 Inleiding

Een belangrijk aantal van de in het Regeerakkoord neergelegde beleidsvoornemens heeft directe gevolgen voor de omvang van het gemeentefonds. Zo heeft de regering in het kader van het specifiek inkomensbeleid extra geld uitgetrokken voor de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg). Een deel van deze middelen is aan het gemeentefonds toegevoegd. In eerste instantie is overeengekomen met ingang van 1999 f 25 miljoen structureel toe te voegen. Bovenop deze toevoeging worden voor de Wvg vanaf 2000 extra middelen aan het gemeentefonds toegevoegd, oplopend van f 49,6 miljoen in 2000 tot f 174,6 miljoen in 2003.

Mede om de arbeidsparticipatie van vrouwen te bevorderen zijn uit hoofde van het Regeerakkoord extra middelen vrijgemaakt voor de uitbreiding van het aantal kinderopvangplaatsen. In 1999 wordt f 50 miljoen geïntensiveerd, oplopend tot f 250 miljoen in 2002. Tussen de ministeries van Financiën, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten is overeenstemming bereikt over de invulling van deze intensiveringsmiddelen. Tot en met 2002 zullen de middelen via een specifieke uitkering van het Ministerie van VWS worden uitgekeerd. In 2003 zullen de extra middelen ter grootte van f 250 miljoen in principe structureel naar het gemeentefonds worden overgeheveld.

Voorts zijn in het kader van het Regeerakkoord middelen, oplopend tot f 150 miljoen in 2003, aan het gemeentefonds toegevoegd voor de bijzondere bijstand.

Het resterende deel van de integratie-uitkering onderwijshuisvesting wordt in 2002 in de algemene uitkering geïntegreerd. De totale omvang van de integratie-uitkeringen neemt daardoor af.

2.2 Vermoedelijke uitkomsten verplichtingen- en uitgavenbedrag algemene uitkering en integratie-uitkeringen 1999

De bedragen van de algemene uitkering, de integratie-uitkeringen en de relatief kleine categorie «algemeen gemeentefonds» (hieronder vallen de kosten in verband met de uitvoering van de Financiële-verhoudingswet alsmede de gemeentelijke bijdrage aan de kosten voor de Waarderingskamer) zijn op kas- en verplichtingenbasis opgenomen in tabel 2.2.1. Deze tabel is toegevoegd om de verschillende begrotingsonderdelen beter in onderlinge samenhang te kunnen overzien.

Tabel 2.2.1 Overzicht algemene uitkering en integratie-uitkeringen 1999 (in NLG1000)
Vermoedelijke Uitkomsten 1999VerplichtingenKasmutatiesUitgaven
Algemeen gemeentefonds7 000 7 000
Algemene uitkering23 436 385– 24 31823 412 067
Integratie-uitkeringen587 600900588 500
Algemene uitkering + integratie-uitkeringen24 023 985 24 000 567
Totaal gemeentefonds24 030 985– 23 41824 007 567
Totaal gemeentefonds (EUR1000)10 904 786– 10 62710 894 159

De totale kasmutatie bestaat uit de volgende mutaties (in NLG1000):

inhouden behoedzaamheidsreserve 1999– 460 000
uitbetalen behoedzaamheidsreserve 1998346 900
eindejaarsmarge 199888 782
integratie-uitkering precariobelasting omroepkabels900
 – 23 418

Algemene uitkering

Het verplichtingenbedrag 1999 voor de algemene uitkering bedraagt volgens de eerste wijziging (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota) van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten voor het gemeentefonds voor het jaar 1999 f 23 436 855 000. Dit bedrag wordt thans als volgt nader gewijzigd:

Tabel 2.2.2 Vermoedelijke uitkomsten algemene uitkering 1999 (in NLG1000)
Omschrijving mutatieBedrag per mutatie
Verplichtingenbedrag algemene uitkering Voorjaarsnota 199923 436 885
Algemene mutaties
1. Naar BZK: wachtgelden herindeling– 500
Totaal mutaties– 500
Verplichtingenbedrag algemene uitkering Vermoedelijke Uitkomsten 199923 436 385
Kasmutatie algemene uitkering (zie tabel 2.2.1)– 24 318
Uitgavenbedrag algemene uitkering Vermoedelijke Uitkomsten 199923 412 067

1. Naar BZK: wachtgelden herindeling

Jaarlijks vindt een mutatie plaats van de algemene uitkering op basis van de uitputting van het artikel «wachtgelden gemeentelijke herindeling» op de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. In 1999 zal ten laste van deze begroting een eenmalige nabetaling plaatsvinden aan personen met recht op wachtgeld. Daarom dient op deze begroting een hoger budget beschikbaar te zijn dan aanvankelijk was voorzien. Ter compensatie zal in 1999 een uitname van f 0,5 miljoen uit het gemeentefonds worden gedaan.

Integratie-uitkeringen

De ramingen van de integratie-uitkeringen worden ten opzichte van de ramingen in de eerste suppletore begroting niet aangepast.

2.3 Totstandkoming verplichtingen- en uitgavenbedrag algemene uitkering en integratie-uitkeringen 2000

De bedragen van de algemene uitkering, de integratie-uitkeringen en de relatief kleine categorie «algemeen gemeentefonds» zijn op kas- en verplichtingenbasis opgenomen in tabel 2.3.1. Deze tabel is toegevoegd om de verschillende begrotingsonderdelen beter in onderlinge samenhang te kunnen overzien. In de rest van de paragraaf wordt dieper ingegaan op achterliggende berekeningen.

Tabel 2.3.1 Overzicht algemene uitkering en integratie-uitkeringen 2000 (in NLG1000)
Ontwerpbegroting 2000VerplichtingenKasmutatiesUitgaven
Algemeen gemeentefonds7 000 7 000
Algemene uitkering24 094 985– 460 00023 634 985
Integratie-uitkeringen588 300 588 300
Algemene uitkering + integratie-uitkeringen24 683 285 24 223 285
Totaal gemeentefonds24 690 285– 460 00024 230 285
Totaal gemeentefonds (EUR1000)11 203 963– 208 73910 995 224

De kasmutatie bestaat uit het inhouden van de behoedzaamheidsreserve 2000 van f 460 miljoen.

Algemene uitkering en integratie-uitkeringen

De algemene uitkering en de integratie-uitkeringen nemen in 2000 op verplichtingenbasis ten opzichte van 1999 (stand Miljoenennota 2000) per saldo toe met een bedrag van f 659 300 000 en komen daarmee uit op een bedrag van f 24 683 285 000. Dit saldo is opgebouwd uit algemene mutaties, mutaties in de clusters sociale dienst/bijstand en zorg en overige mutaties.

Bij het lezen van de tabel is van belang op te merken dat het de opbouw van de uitkering betreft waarbij wordt gerekend op basis van de bedragen uit het vorige jaar. Als bijvoorbeeld in 1999 een bedrag van f 100 miljoen wordt toegevoegd aan het fonds, dan blijft dit in 2000 deel uitmaken van het basisbedrag van waaruit de fondsomvang voor 2000 opgebouwd wordt. Wanneer de f 100 miljoen een ophoging met een eenmalig karakter betreft, dan dient het bedrag in 2000 weer in mindering te worden gebracht.

Tabel 2.3.2 Overzicht opbouw verplichtingenbedrag algemene uitkering en integratie-uitkeringen 2000 per mutatie en per cluster (in NLG1000)

 
Omschrijving mutatie Bedrag per mutatie
Algemene uitkering en integratie-uitkeringen 1999 (stand Miljoenennota 2000) 24 023 985
   
Algemene mutaties  
1. Accres578 700 
2. Afschaffen milieuleges8 500 
3. Afschaffen precario35 400 
4. Van BZK: wachtgelden herindeling900 
5. Compensatie afschaffing omroepbijdrage3 000  
  626 500
   
Cluster sociale dienst / bijstand  
6. Compensatie RBH-IHS– 10 200 
7. Van SWZ/OCW: Wet inkomensvoorziening kunstenaars300 
8. Regeerakkoord: efficiency SWI / Arbvo– 11 000 
9. Regeerakkoord: impuls bijzondere bijstand25 000 
10. Amendement bijzondere bijstand– 50 000 
  – 45 900
   
Cluster zorg  
11. Naar SZW: stichting KBOH0 
12. Reorganisatie indicatiestelsel zorg– 5 000 
13. Bejaardenoorden– 10 000 
14. Sociaal vervoer AWBZ0 
15. Van SZW: woningaanpassingen > f 45 00011 400 
16. Regeerakkoord: Wvg49 600 
17. Huisvesting onderwijs– 25 000 
18. Regeerakkoord: kwaliteit onderwijs50 000 
  71 000
   
Overige mutaties  
19. Van BZK: wijziging Kieswet (Europese verkiezingen)– 900 
20. Afloop verfijning monumenten– 4 800 
21. Van VROM: apparaatskosten Bouwstoffenbesluit13 500 
22. Centraal nautisch beheer (Nautisch beheer Noordzeekanaalgebied)– 100 
  7 700
Totaal mutaties +659 300
Verplichtingenbedrag algemene uitkering en integratie-uitkeringen 2000 24 683 285
Behoedzaamheidsreserve – 460 000
Uitgavenbedrag algemene uitkering en integratie-uitkeringen 2000 24 223 285
Tabel 2.3.3 Verplichtingenbedrag algemene uitkering en integratie-uitkeringen 2000 (in NLG1000)
UitkeringenStand ontwerpbegroting 2000
Algemene uitkering24 094 985
Integratie-uitkering WUW-middelen133 800
Integratie-uitkering huisvesting onderwijs166 400
Integratie-uitkering Verdi5 700
Integratie-uitkering sociale vernieuwing144 300
Integratie-uitkering afschaffing milieuleges76 600
Integratie-uitkering precariobelasting omroepkabels61 500
  
Totaal integratie-uitkeringen588 300
  
Totaal algemene uitkering en integratie-uitkeringen24 683 285

Toelichting op de mutaties

Algemene mutaties

1. Accres

Als gevolg van ontwikkelingen in de netto gecorrigeerde rijksuitgaven is het accres 2000 op de aanvullende post «accres gemeentefonds/provinciefonds» bij Voorjaarsnota/Kaderbrief vastgesteld op f 578,7 miljoen. Omdat de Voorjaarsnota/Kaderbrief een bijstellingsmoment is voor de uitkering van het gemeentefonds, is dit bedrag overgeboekt van de aanvullende post op het gemeentefonds zelf. De bevoorschotting aan de gemeenten zal tot de Voorjaarsnota 2000 op dit bedrag gebaseerd zijn, waarna een nieuw bijstellingsmoment is aangebroken. Deze systematiek is op verzoek van de VNG ingevoerd, om een zekere stabiliteit in de fondsuitkering te bewerkstelligen.

Het accres 2000 is gebaseerd op een stijging van de netto gecorrigeerde rijksuitgaven van 2,39 % voor 2000 ten opzichte van 1999. De volgende tabel geeft de accressen voor de periode 2000–2003 op basis van de Voorjaarsnota 1999.

Tabel 2.3.4 Accressen stand Voorjaarsnota 1999 (in NLG1000)
 2000200120022003
Accres578 700920 300597 800612 900
Accrespercentage2,393,722,322,32

Ter informatie geeft de volgende tabel de accressen voor het gemeentefonds op basis van de stand Miljoenennota 2000. Voor de bevoorschotting van het jaar 2000 heeft het verschil tussen de stand Voorjaarsnota en de stand Miljoenennota thans geen consequenties. Op basis van de ontwikkelingen bij de Voorjaarsnota 2000 wordt, zoals hierboven reeds aangegeven, het accres opnieuw aangepast.

Tabel 2.3.5 Accressen stand Miljoenennota 2000 (in NLG1000)
 20002001200220032004
Accres966 400943 700664 600999 3001 045 400
Accrespercentage4,003,742,543,713,71

2. Afschaffen milieuleges

In het kader van de verlichting van de lokale lastendruk voor bedrijven heeft de regering met ingang van 1998 de gemeentelijke milieuleges afgeschaft. Milieuleges zijn leges die door gemeenten werden geheven voor beschikkingen tot het verlenen, wijzigen of intrekken van een vergunning of ontheffing op grond van de Wet milieubeheer. De gemeenten worden voor het vervallen hiervan via een integratie-uitkering gecompenseerd. De compensatie vindt plaats op basis van de gederfde legesinkomsten.

Tabel 2.3.6 Compensatiebedragen vanaf 1998 (in NLG1000)
 19981999200020012002
Compensatie64 20068 10076 60085 10085 100
Mutatie per jaar64 2003 9008 5008 500

Met ingang van 2001 zal structureel een volledige compensatie plaatsvinden ter grootte van f 85,1 miljoen. In de periode ervoor wordt de compensatie gefaseerd opgebouwd van circa 70% naar 100% kostendekkendheid, hetgeen aansluit bij een veronderstelde tariefgroei van de leges naar volledige kostendekkendheid van 100% indien de leges niet waren afgeschaft.

3. Afschaffen precario

Als onderdeel van de nieuwe Telecommunicatiewet is de mogelijkheid voor gemeenten om precariobelasting op omroepkabels te heffen, afgeschaft. De inkomstenderving voor gemeenten die daarmee gepaard gaat wordt gericht en reëel gecompenseerd. De compensatie is gebaseerd op de opgaven van gemeenten, voorzien van een goedkeurende accountantsverklaring. De gemeenten krijgen voor het wegvallen van de precariobelasting op omroepkabels dus een compensatie op basis van de feitelijke inkomstenderving.

Tabel 2.3.7 Compensatiebedragen (verplichtingen) vanaf 1998 (in NLG1000)
 19981999200020012002
Compensatie90026 10061 50097 60097 600
Mutatie per jaar90025 20035 40036 100

4. Van BZK: wachtgelden herindeling

Jaarlijks vindt er een mutatie plaats van de algemene uitkering op basis van de uitputting van het artikel «wachtgelden gemeentelijke herindeling» op de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Voor 2000 wordt een positief effect van f 0,9 miljoen op het gemeentefonds geraamd.

5. Compensatie afschaffing omroepbijdrage

Aan het gemeentefonds wordt vanaf 2000 structureel een bedrag van f 3 miljoen toegevoegd in verband met de afschaffing van de omroepbijdrage. Dit bedrag is bedoeld voor gemeenten die als gevolg van de afschaffing van de omroepbijdrage de mogelijkheid verliezen opslagen te heffen.

Cluster sociale dienst / bijstand

6. Naar VROM: compensatie RBH-IHS

De algemene uitkering wordt vanaf 2000 structureel verlaagd met f 10,2 miljoen in verband met de herziening van de Regeling bijdrage huurlasten (RBH), die per 1 juli 1998 door gemeenten wordt uitgevoerd. De verlaging is gebaseerd op voorlopige cijfers over de besparingen op de bijzondere bijstand als gevolg van deze regeling. Naar de daadwerkelijke hoogte van deze besparingen wordt nog nader onderzoek verricht.

7. Van SZW/OCW: Wet Inkomensvoorziening kunstenaars

De Wet Inkomensvoorziening kunstenaars (WIK) maakt het mogelijk dat kunstenaars die momenteel een uitkering ontvangen uit hoofde van de Algemene bijstandswet (Abw), kiezen voor een WIK-uitkering. Deze wordt verstrekt door bepaalde, aan te wijzen gemeenten. Deze mogelijkheid is geopend per 1 januari 1999. De gemeenten die zijn aangewezen kunnen de WIK-uitkering declareren bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Daarnaast wordt aan de betrokken gemeenten een specifieke uitkering verstrekt voor apparaatskosten. In 2000 wordt per saldo een bedrag van f 0,3 miljoen uit het gemeentefonds genomen. Ook na 2000 zullen bedragen uit het gemeentefonds worden genomen. De uit te nemen middelen zullen enerzijds worden ingezet voor de uitkeringen die aan gemeenten worden verstrekt door het Ministerie van SZW en anderzijds voor flankerend beleid ten laste van de begroting van het Ministerie van OCW voor de betrokken kunstenaars. Vanaf 2003 wordt structureel f 12 miljoen uit het gemeentefonds genomen ten behoeve van SZW (inkomensvoorziening) en OCW (flankerend beleid).

Tabel 2.3.8 Uitname uit het gemeentefonds ten behoeve van de uitvoering van de Wet inkomensvoorziening kunstenaars (in NLG1000)
 199920002001200220032004
Naar OCW– 8 200– 13 200– 14 600– 10 500– 6 700– 6 700
Naar SZW– 16 000– 10 700– 10 500– 8 300– 5 300– 5 300
Totaal uitname– 24 200– 23 900– 25 100– 18 800– 12 000– 12 000
Mutatie per jaar– 24 200300– 1 2006 3006 800

8. Regeerakkoord: efficiency Swi /Arbvo

In 2000 wordt f 11 miljoen uit het gemeentefonds genomen als tweede stap van een meerjarige reeks in verband met de efficiencyvoordelen die behaald kunnen worden door de uitvoering van het project Samenwerking werk en inkomen (Swi).

Tabel 2.3.9 Regeerakkoord: uitname in verband met efficiency Swi (in NLG1000)
 19992000200120022003
cumulatief– 11 000– 22 000– 34 000– 45 000– 45 000
mutatie per jaar– 11 000– 11 000– 12 000– 11 000

9. Regeerakkoord: impuls bijzondere bijstand

De regering heeft overeenkomstig het Regeerakkoord extra middelen beschikbaar voor de bijzondere bijstand als onderdeel van het lokale inkomensondersteuningsbeleid. Deze middelen zijn vanaf 1999 aan het gemeentefonds toegevoegd, oplopend tot f 150 miljoen in 2002. Voor 2000 wordt op grond van het Regeerakkoord f 25 miljoen aan het gemeentefonds toegevoegd, waarmee de cumulatieve toevoeging uit hoofde van het Regeerakkoord in 2000 op f 75 miljoen komt.

10. Amendement bijzondere bijstand

In 1999 heeft, in aanvulling op de f 50 miljoen die op grond van het Regeerakkoord voor de bijzondere bijstand in het gemeentefonds is opgenomen, een toevoeging aan het fonds plaatsgevonden van f 50 miljoen. Deze toevoeging is het gevolg van een door de Tweede Kamer aangenomen amendement ten laste van de begroting van SZW (kamerstukken II 1998–1999, 26 200 XV, nr. 18). Bij de behandeling van het amendement heeft de Tweede Kamer tevens aangegeven dat de middelen die uit hoofde van het Regeerakkoord in 2000 beschikbaar worden gesteld (f 75 miljoen, zie onder 9) met f 25 miljoen moeten worden verhoogd tot f 100 miljoen. De verhoging met f 25 miljoen zal om begrotingstechnische redenen zijn beslag krijgen in de eerste suppletore begroting van het gemeentefonds voor het jaar 2000. Vanwege het feit dat de toevoeging in een later stadium plaatsvindt, is onder punt 10 voor 2000 een uitsluitend boekhoudkundige «tegenboeking» van f 50 miljoen voor de uit het amendement voortvloeiende verhoging in 1999 opgenomen.

Cluster zorg

11. Stichting KBOH

De uitname in verband met de (mede-)bekostiging van de Stichting Kwaliteits- en Bruikbaarheidsonderzoek van Hulpmiddelen voor Gehandicapten en Bejaarden (KBOH) wordt na 1999 voortgezet. Vanaf 1996 is jaarlijks een bedrag van f 1,6 miljoen uit het gemeentefonds genomen ter (mede-)bekostiging van de Stichting KBOH. Eerder was gerekend met een beëindiging van deze uitname uit het gemeentefonds, in 1999 was daarom een verhoging van f 1,6 miljoen opgenomen. Voortzetting van de uitname houdt in dat vanaf 2000 het gemeentefonds structureel met een bedrag van f 1,6 miljoen verlaagd blijft. In de tabel is dit weergegeven door een nul-mutatie.

12. Reorganisatie indicatiestelsel zorg

In 1999 wordt voor het laatst f 5 miljoen verstrekt voor de inrichting van de gemeentelijke indicatie-organen. In 2000 leidt dit tot een uitname van f 5 miljoen.

13. Bejaardenoorden

Op 1 januari 1997 is de Wet op de bejaardenoorden (WBO) ingetrokken. De gemeenten hebben daardoor niet langer een taak bij de inning en de vaststelling van de eigen bijdrage van bewoners van bejaardenoorden. Voor gemeenten resteren door de beëindiging van deze taak desintegratiekosten. In verband met deze kosten wordt de algemene uitkering niet ineens, maar in fasen verlaagd. In 2000 vindt de laatste uitname van f 10 miljoen plaats.

14. Sociaal vervoer AWBZ

De Regeling sociaal vervoer bewoners AWBZ-instellingen zal in afwachting van de resultaten van een onderzoek naar de realisaties 1997 ook in 2000 nog van toepassing zijn. De uitname uit het gemeentefonds van f 11,0 miljoen die voor 1999 aan de orde is, blijft ook voor 2000 relevant. Onderzocht wordt of de middelen van de Regeling met ingang van 2001 kunnen worden overgeheveld naar het gemeentefonds. Vooralsnog is voor 2001 een boekhoudkundige «tegenboeking» van f 11 miljoen opgenomen (zie tabel 2.4.1). In de tabel is dit weergegeven met een nulmutatie.

15. Woningaanpassingen groter dan f 45 000

De regering heeft naar aanleiding van de tweede evaluatie van de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg) besloten tot één wettelijk en bestuurlijk kader voor de woningaanpassingen (kamerstukken II 1997–1998, 25 847, nr. 1). Als gevolg hiervan wordt de verantwoordelijkheid van de gemeenten niet langer beperkt tot aanpassingen per woning van maximaal f 45 000, maar is deze verruimd tot aanpassingen per woning van maximaal f 100 000. Het Ministerie van SZW vergoedt het grootste deel van de kosten via een specifieke uitkering teneinde de financiële risico's van de gemeenten te beperken. Voor elke woningaanpassing boven f 45 000 geldt voor gemeenten een bijdrage in de kosten van f 22 000 per aanpassing. Ter compensatie van de kosten die ten laste van de gemeente komen, worden middelen aan het gemeentefonds toegevoegd. Het gaat voor 2000 om een toevoeging van f 11,4 miljoen. Deze toevoeging is afkomstig van de begroting van SZW.

16. Regeerakkoord: Wvg

Deze mutatie betreft een toevoeging in 2000 van f 49,6 miljoen aan het gemeentefonds van middelen uit het Regeerakkoord in verband met de verwachte toename van het beroep op de Wvg (chronisch zieken). De middelen zijn bedoeld voor maatregelen gericht op het ondersteunen van chronisch zieken en mensen met een handicap. Voor flankerend beleid blijft f 0,4 miljoen op de begroting van SZW. De extra middelen komen in aanvulling op het bedrag van f 25 miljoen dat reeds in 1999 structureel voor dit doel aan het gemeentefonds is toegevoegd. Het structurele niveau van de toevoeging, met inbegrip van de f 25 miljoen van 1999, wordt in 2002 bereikt en bedraagt f 199,6 miljoen.

Tabel 2.3.10 Regeerakkoordgelden Wvg (in NLG1000)
Uitkeringsjaar199920002001200220032004
Cumulatief25 00074 600124 600199 600199 600199 600
Mutatie per jaar25 00049 60050 00075 000

17. Huisvesting onderwijs

Als uitvloeisel van de decentralisatie-operatie van de huisvesting onderwijs vindt voor 2000 een uitname uit het gemeentefonds plaats van f 25 miljoen. Het betreft de laatste tranche van de efficiency-korting, die met de VNG is afgesproken.

18. Regeerakkoord: kwaliteit onderwijs

In het Regeerakkoord 1998 is geld vrijgemaakt ter verbetering van de kwaliteit van het onderwijs. Deze intensiveringen hebben onder andere betrekking op de verkleining van de klassen in de onderste groepen van de basisschool. De kleinere klassen maken meer maatwerk bij de scholing van de jongste leerlingen mogelijk. Daarnaast leiden kleinere klassen tot minder werkdruk bij docenten. Groepsverkleining leidt tot een grotere behoefte aan klaslokalen. Om aan deze behoefte te kunnen voldoen, worden aan het gemeentefonds middelen toegevoegd oplopend tot f 180 miljoen in 2002. In 2000 gaat het om een toevoeging van f 50 miljoen.

Tabel 2.3.11 Regeerakkoord: toevoegingen voor klassenverkleining (NLG1000)
 19992000200120022003
cumulatief40 00090 000130 000180 000180 000
mutatie per jaar40 00050 00040 00050 000

Overige mutaties

19. Van BZK: wijziging Kieswet (Europese verkiezingen)

Via het gemeentefonds worden de gemeenten gecompenseerd voor de uitvoeringskosten voortvloeiend uit een tweetal wijzigingen in de Kieswet met betrekking tot in Nederland woonachtige niet-Nederlandse EU-onderdanen, die zich kunnen laten registreren als kiezer voor het Europese Parlement en met betrekking tot in het buitenland woonachtige Nederlanders die kiesgerechtigd zijn voor de Tweede Kamer. In 1999 heeft dit geleid tot een eenmalige toevoeging aan het gemeentefonds ad f 0,9 miljoen. In 2000 leidt dit in de tabel tot een uitname van f 0,9 miljoen.

20. Afloop verfijning monumenten

De uitname uit het gemeentefonds voor 2000 volgt uit het besluit «geleidelijke beëindiging van de verfijning monumenten» (Stb. 1983, nr. 58). De laatste uitname vindt plaats in 2008.

21. Van VROM: apparaatskosten Bouwstoffenbesluit

Deze mutatie betreft een overboeking van middelen van de VROM-begroting naar het gemeentefonds voor vergoeding van apparaatskosten aan gemeenten voor invoering en handhaving van het Bouwstoffenbesluit ingaande 1 juli 1999. In het kader van het Bouwstoffenbesluit is aan de gemeenten een aantal toezichts- en handhavingstaken toegewezen. Om de kosten hiervan voor de gemeenten te compenseren is in 1999 een bedrag van f 16,5 miljoen aan het gemeentefonds toegevoegd. In aanvulling op dit bedrag wordt in 2000 f 13,5 miljoen toegevoegd, waarmee het bedrag van f 30,0 miljoen wordt bereikt. Dit bedrag wordt vooralsnog tot en met het uitkeringsjaar 2001 aan het gemeentefonds toegevoegd. De gemeentelijke inspanningen worden voor de periode 1999–2000 geëvalueerd. De uitkomsten van deze evaluatie zullen worden gebruikt bij de besluitvorming over een structurele overboeking van de begroting van VROM naar het gemeentefonds na 2001.

22. Centraal nautisch beheer (Nautisch beheer Noordzeekanaalgebied)

De uitvoering van nautische en enige andere rijkstaken in het Noordzeekanaalgebied is in mandaat opgedragen aan het openbaar lichaam Centraal nautisch Beheer in het Noordzeekanaalgebied. De deelnemende gemeenten zijn Amsterdam, Zaanstad, Velsen en Beverwijk. De feitelijke uitvoering van de bedoelde rijkstaken geschiedt door het Gemeentelijk Havenbedrijf Amsterdam. Met de neerwaartse aanpassing in 2000 van f 0,1 miljoen wordt het structurele budget van f 6,3 miljoen bereikt.

2.4 Meerjarenramingen algemene uitkering en integratie-uitkeringen 2001 tot en met 2004

De algemene uitkering en de integratie-uitkeringen nemen op verplichtingenbasis over 2001 tot en met 2004 toe met een bedrag van f 344 200 000 en komen daarmee uit op een bedrag van f 25 040 185 000. Ook dit saldo is opgebouwd uit algemene mutaties, mutaties in de clusters sociale dienst/bijstand en zorg en overige mutaties.

In de toelichting wordt niet ingegaan op mutaties die slechts een meerjarige doorwerking zijn van mutaties die reeds in paragraaf 2.3 zijn behandeld.

Tabel 2.4.1 Overzicht opbouw meerjarenramingen verplichtingen- en uitgavenbedrag algemene uitkering en integratie-uitkeringen per mutatie en per cluster (in NLG1000)
Omschrijving mutatie2001200220032004
Algemene uitkering en integratie-uitkeringen ultimo vorig jaar (stand Miljoenennota 2000)24 683 28524 695 98524 801 28525 045 885
     
Algemene mutaties    
1. Accrespmpmpmpm
2. Loon- en prijscompensatie voor taakmutatiespmpmpmpm
3. Afschaffen milieuleges8 500    
4. Afschaffen precario36 100   
5. Van BZK: wachtgelden herindeling100100200100
     
Cluster sociale dienst/bijstand    
6. Van SZW/OCW: Wet Inkomensvoorziening kunstenaars– 1 2006 3006 800 
7. SWI-besparingen– 1 200– 1 200  
8. Uitstel toeslagenbudget bijstand– 155 500    
9. Regeerakkoord: efficiency SWI/Arbvo– 12 000– 11 000  
10. Regeerakkoord: impuls bijzondere bijstand50 00025 000  
     
Cluster zorg    
11. Leerlingenvervoer– 9 000   
12. Kinderopvang  250 000  
13. Sociaal vervoer AWBZ-instellingen11 000    
14. Woningaanpassingen > f 45 000  – 6 800 
15. Regeerakkoord: Wvg50 00075 000   
16. Huisvesting onderwijs – 2 000   
17. Regeerakkoord: kwaliteit onderwijs40 00050 000   
     
Overige mutaties    
18. Van VROM: Milieu-apparaatskosten 500   
19. Afloop verfijning monumenten– 4 100– 7 200– 5 400– 5 800
20. WTS-compensatie Wadden – 200– 200 
21. Apparaatskosten Bouwstoffenbesluit – 30 000  
Totaal mutaties12 700105 300244 600– 5 700
Verplichtingenbedrag algemene uitkering en integratie-uitkeringen (stand Miljoenennota 2000)24 695 98524 801 28525 045 88525 040 185
Behoedzaamheidsreserve– 460 000– 460 000– 460 000– 460 000
Uitgavenbedrag algemene uitkering en integratie-uitkeringen (stand Miljoenennota 2000)24 235 98524 341 28524 585 88524 580 185

Toelichting op de mutaties

Algemene mutaties

1. Accres

Het accres voor de periode 2001–2004 is niet in de meerjarenramingen van het gemeentefonds opgenomen. De accressen worden gereserveerd op de aanvullende post «accres gemeentefonds en provinciefonds». Deze aanvullende post is weergegeven in de Miljoenennota 2000. In tabel 2.3.5. zijn reeds de indicatief geraamde accressen op basis van de Miljoenennota 2000 weergegeven.

Cluster sociale dienst/bijstand

7. Besparing Swi

In 2001 wordt het gemeentefonds met f 1,2 miljoen verlaagd in verband met besparingen op de uitvoeringskosten bijstand die de Samenwerking werk en inkomen (Swi) met zich mee zal brengen. In 2002 vindt een aanvullende uitname uit het gemeentefonds plaats van f 1,2 miljoen, waarmee het structurele bedrag van f 2,4 miljoen is bereikt.

8. Uitstel toeslagenbudget bijstand

In het bestuurlijk overleg van 29 juni 1999 tussen een kabinetsdelegatie en vertegenwoordigers van de VNG en de G25 is in beginsel afgesproken om met ingang van 1 januari 2001 een Fonds voor Werk en Inkomen (FWI) in te voeren. Het kabinet overweegt om daarbij de toeslagen Abw te betrekken. Komend najaar zal opnieuw bestuurlijk overleg plaatsvinden om tot een nadere uitwerking van de afspraken van juni te komen. Vanuit dat oogpunt is de behandeling van het wetsvoorstel toeslagen (kamerstukken II, 25 761) door de Tweede Kamer aangehouden tot het moment dat de definitieve conclusies kunnen worden getrokken omtrent genoemd wetsvoorstel in relatie tot het FWI. De Tweede Kamer is daarover schriftelijk geïnformeerd door de minister van SZW op 13 juli 1999. Eerder was het voornemen om met ingang van 2000 het 10%-gemeentelijk aandeel in de kosten van de toeslagen uit het gemeentefonds te nemen en over te hevelen naar de begroting van SZW. Het bijbehorende bedrag zou samen met het bedrag behorend bij het 90%-rijksaandeel als specifieke uitkering ten laste van de begroting van SZW aan de gemeenten worden verstrekt (zie ook de memorie van toelichting bij de ontwerpbegroting gemeentefonds 1999, kamerstukken II, 1998–1999, 26 200 C, nr. 2, blz. 16–17). Achtergrond van de overheveling naar SZW en de specifieke uitkering was de decentralisatie van de financiële verantwoordelijkheid voor het toeslagenbudget bijstand naar de gemeenten. De afspraken die op 29 juni 1999 zijn gemaakt brengen met zich mee dat de voorgenomen decentralisatie van de toeslagen in 2000 niet meer kan doorgaan. Voor dat jaar zal dan ook de bestaande financieringswijze van toeslagen Abw worden voortgezet. De ongewijzigde voortzetting betekent dat de mutatie, zoals opgenomen in tabel 2.3.2, nihil is. In afwachting van de verdere ontwikkelingen bij het FWI is nu voor het jaar 2001 het bedrag van de uitname opgenomen dat eerder per 2000 werd voorzien (f 155,5 miljoen). Omtrent de uitkomsten van het bestuurlijk overleg in het najaar met betrekking tot het FWI in samenhang met de toeslagen Abw, zal de Tweede Kamer dit najaar nader schriftelijk worden geïnformeerd.

Cluster zorg

11. Leerlingenvervoer

Met ingang van 1 augustus 1998 is de Regeling zitplaatsverdeling leerlingenvervoer herzien. Voor bepaalde categorieën gehandicapte leerlingen moet nu een eigen zitplaats gegarandeerd zijn. Voor 1999 en 2000 vindt hiervoor compensatie plaats vanuit het gemeentefonds. In de loop van 2000 zal op basis van een onderzoek naar mogelijke verbeteringen in doelmatigheid en doeltreffendheid van het doelgroepenvervoer een beslissing worden genomen over een eventuele structurele verhoging van het gemeentefonds. In 2001 vindt vooralsnog een uitname uit het gemeentefonds plaats van f 9,0 miljoen.

12. Kinderopvang

De regering heeft besloten om de extra middelen voor kinderopvang uit hoofde van het Regeerakkoord in eerste instantie uit te keren door middel van een specifieke uitkering van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Deze specifieke uitkering loopt eind 2002 af. In 2003 worden de extra middelen voor kinderopvang ter grootte van f 250 miljoen structureel overgeheveld naar het gemeentefonds.

Overige mutaties

16. Milieu-apparaatskosten

Op 1 januari 1998 is de «Vervolgbijdrage-regeling gemeentelijk milieubeleid» (VOGM) beëindigd. De financiële middelen die ingevolge deze regeling voor gemeenten beschikbaar waren voor de milieu-apparaatskosten, zijn vanaf die datum toegevoegd aan het gemeentefonds. In de jaren 1998 tot en met 2001 wordt ten laste van de begroting van VROM een bedrag van f 0,5 miljoen aan de VNG beschikbaar gesteld ten behoeve van het uitvoeren van flankerend beleid. Met ingang van 2002 zal het bedrag van f 0,5 miljoen niet langer aan de VNG worden verstrekt, maar zal het structureel aan het gemeentefonds worden toegevoegd.

18. WTS – compensatie Wadden

Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen is met de Waddengemeenten een speciale regeling overeengekomen voor de extra kosten van uitwonende studerenden afkomstig van de Waddeneilanden. Deze gemeenten verstrekken vanaf 1 augustus 1997 aan studerenden die in aanmerking komen voor een bijdrage op grond van de WTS een aanvulling op de reguliere Rijksbijdrage. De Waddengemeenten worden voor deze uitkeringen gecompenseerd via het gemeentefonds. De regeling wordt in 2002 geëvalueerd op basis van de gerealiseerde uitkomsten in de jaren 1997–2001. Vooralsnog wordt in 2002 en 2003 f 0,2 miljoen uit het gemeentefonds genomen.

3. Algemene uitkering en integratie-uitkeringen: verdeling en uitvoering

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de verdeling en de uitvoering van de algemene uitkering en de aanvullende uitkering (artikel 12) en de integratie-uitkeringen van het gemeentefonds. Tevens wordt aandacht besteed aan evaluatieonderzoeken alsmede de komst van de euro en de aanpak van het millennium-probleem.

3.2 Aanvullende uitkering (artikel 12)

In de onderstaande tabel wordt de ontwikkeling van het aantal artikel 12-gemeenten en de omvang van de uitkeringen die daarmee gemoeid zijn, weergegeven.

Tabel 3.2.1 Aantal gemeenten dat beroep doet op een aanvullende uitkering (artikel 12) en het geraamde bedrag van de verstrekte aanvullende uitkeringen (in NLG1000)
 199819992000
aantal gemeenten964
artikel 12-uitkering101 50064 00046 200

In 1998 is er met de artikel 12-uitkeringen naar huidig inzicht een bedrag gemoeid van ruim f 100 miljoen. In aanvulling hierop (niet in de tabel opgenomen) vindt er uit het gemeentefonds in de periode 1998–2004 een gespreide terugbetaling plaats van een voorfinanciering van f 1024,4 miljoen in verband met het ineens beëindigen van de artikel 12-status van de gemeente Den Haag.

Zoals uit de tabel blijkt, wordt een afname verwacht van het aantal artikel 12-gemeenten. Hierbij past een tweetal kanttekeningen. In de eerste plaats is in de tabel geen rekening gehouden met een mogelijke artikel 12-status van de gemeente Winschoten. Een rapport van de Inspectie Financiën Lokale en provinciale Overheden (IFLO) voor de aanvraag over 1999 wordt verwacht rond 1 december 1999. Voorts is in de tabel uitgegaan van de technische veronderstelling van ongewijzigd beleid op het punt van het «toegangskaartje» voor de artikel 12-status. Zoals is weergegeven in de Notitie rioleringsinvesteringen en lokale lasten zal in samenhang met de effecten van de herziening van de verdeelsystematiek van het gemeentefonds worden bezien of het genoemde beleid wijziging behoeft.

Onderstaande grafiek geeft een historisch overzicht van het aantal artikel 12 gemeenten.

Aantal artikel 12-gemeenten

3.3 Integratie-uitkeringen

In elk van de jaren 1994 tot en met 1997 kende het gemeentefonds twee integratie-uitkeringen. Vanaf 1998 is het aantal integratie-uitkeringen gestegen tot zes. De oorzaak hiervan ligt in het beleid ter verlichting van de lokale lasten. Dit beleid bestond onder meer uit het afschaffen van milieuleges en precariobelasting op omroepkabels. Het totaal te verdelen bedrag via een integratie-uitkering bedraagt in 2000 f 588,3 miljoen.

Integratie-uitkeringen: aantal en omvang

De Financiële-verhoudingswet biedt de mogelijkheid om middelen voor gemeenten niet via de algemene uitkering te verdelen, maar via een integratie-uitkering. Bij een integratie-uitkering aan de gemeenten worden de middelen niet via de reguliere maatstaven van het gemeentefonds verdeeld, maar op een andere wijze. Een integratie-uitkering is altijd tijdelijk van karakter.

Van het integratie-artikel wordt onder meer gebruik gemaakt om herverdeeleffecten te beperken. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de integratie-uitkering WUW-middelen en bij de integratie-uitkering huisvesting onderwijs. Middels een overgangsregeling worden de gemeenten in de gelegenheid gesteld zich aan te passen aan de nieuwe situatie. Voor de integratie-uitkering huisvesting onderwijs is reeds vastgelegd dat 2001 het laatste jaar zal zijn. Vanaf 2002 zullen de bijbehorende middelen in de algemene uitkering worden opgenomen. De integratie-uitkering WUW-middelen is nog veel langer relevant. Deze loopt tot en met 2017.

Een andere reden om het integratie-artikel te gebruiken, is wanneer er geen eenduidige verdelingsmogelijkheid bekend is. In afwachting van een definitieve verdeling via de maatstaven van het gemeentefonds worden de middelen dan per integratie-uitkering verdeeld. Deze reden geldt bijvoorbeeld bij de integratie-uitkeringen sociale vernieuwing, afschaffing precariobelasting op omroepkabels en afschaffing milieuleges. Het kabinet heeft het voornemen de middelen van de integratie-uitkeringen afschaffing milieuleges en sociale vernieuwing per 2001 in de algemene uitkering te integreren. De integratie zal plaatsvinden in nauwe samenhang met de herverdeling van het niet-geijkte deel (het «verzamelcluster») die eveneens per 2001 is voorzien. Voor de integratie-uitkering afschaffing precariobelasting op omroepkabels is het kabinet voornemens per 2002 tot integratie in de algemene uitkering over te gaan. Deze integratie zal los van de herverdeling van het niet-geijkte deel van het gemeentefonds worden geëffectueerd.

De verwachting is dat er per 2002 nog slechts twee integratie-uitkeringen relevant zullen zijn, namelijk de integratie-uitkering WUW-middelen en de integratie-uitkering Verdi (personele consequenties). De laatstgenoemde uitkering gaat alleen naar gemeenten die niet zijn gelegen in een Kaderwet-gebied. Zolang de personele consequenties van het Verdi-convenant voor gemeenten die wel in een Kaderwet-gebied zijn gelegen anders worden bekostigd, ligt integratie in de algemene uitkering niet in de rede.

3.4 Evaluatieonderzoeken

1. Herziening niet-geijkte deel 2001

Een dezer dagen wordt aan de Rfv advies gevraagd over de herziening van het gemeentefonds per 2001. Het betreft de herziening van die onderdelen van het gemeentefonds die bij de herziening per 1997 niet zijn aangepast.

De eerdere herziening per 1997 was noodzakelijk omdat uit evaluatieonderzoek was gebleken dat het oude verdeelstelsel leidde tot scheefheid en starheid. Voor de uitgavenclusters die het meeste leidden tot die scheefheid zijn destijds ijkpunten gemaakt. Het betrof ongeveer twee derde van de gemeentelijke uitgaven (cijfers 1992). Van het resterende deel was diepgaand ijkpuntonderzoek minder dringend, omdat het oude stelsel redelijk voldeed voor de uitgaven voor deze (meer aan de fysieke structuur van de gemeente gelieerde) clusters.

Thans is ook dit laatste deel van de gemeentelijke uitgaven geijkt. Het betreft de gemeentelijke uitgaven voor wegen en water (infrastructuur), (openbare) orde en veiligheid (met name brandweer), fysiek milieu, bestuursorganen en bevolkingszaken. De huidige herziening kan worden beschouwd als de afronding van het nieuwe verdeelstelsel. De afronding heeft meerdere achtergronden. Ten eerste moesten de nieuwe gegevens inzake de bodemgesteldheid en de alternatieve aanpak voor de maatstaf Oppervlakte bebouwde kom in het stelsel worden ingepast. Aangezien deze maatstaven vooral een rol spelen in het aanvankelijk nog niet-geijkte uitgavencluster wegen en water (infrastructuur), is besloten om alsnog tot ijking van dit uitgavencluster over te gaan.

Daarnaast was er voor het beleidsterrein van de brandweer de wens om via onderzoek een model te ontwikkelen, dat een relatie diende te leggen tussen de kosten en de prestaties van de brandweer. De link met het maken van een ijkpunt voor openbare orde en veiligheid was toen snel gelegd.

Het vervallen van de milieuleges vormde voorts een goede aanleiding om ook voor het cluster fysiek milieu een ijkpunt te maken. Tot slot zijn met het maken van ijkpunten voor de uitgaven voor bestuursorganen en bevolkingszaken alle uitgavenclusters geijkt. Dit alles overziende is besloten het zogenaamde «niet-geijkte deel» van het gemeentefonds volledig te ijken.

Het ijken van de nog resterende uitgavenclusters moet tevens worden bezien in het licht van het periodieke onderhoud dat aan het verdeelstelsel van het gemeentefonds wordt gepleegd. In het Periodiek OnderhoudsRapport 1999 (POR1999) is aangegeven dat een aantal nog openstaande vraagstukken, dat nog voortvloeit uit de parlementaire behandeling van de Fvw, zal worden betrokken bij het opstellen van het ijkpunt wegen en water. Het betreft onder andere de posities van de gemeente Haarlemmermeer en de Zuidlimburgse gemeenten.

Op korte termijn zullen de beheerders van het gemeentefonds hun voorstellen inzake de verdeling per 2001 aan de Tweede Kamer aanbieden. Daarbij zal tevens ingegaan worden op het advies van de Rfv.

Naast de beschreven herziening per 2001 zijn er nog andere aanpassingen die op de agenda staan. Het betreft hier enkele andere aspecten van het reguliere periodiek onderhoud. In bijlage 7 is het Periodiek Onderhoudsrapport 2000 (POR 2000) opgenomen. Daarin wordt uitgebreid ingegaan op deze onderwerpen.

2. Belastinguitgaven

Dit voorjaar hebben de fondsbeheerders onderzoek gedaan naar de werking van belastinguitgaven op de normeringssystematiek van het gemeentefonds. De jaarlijkse groei van de uitkering uit het gemeentefonds wordt bepaald door de groei van de netto gecorrigeerde rijksuitgaven. Wanneer het Rijk extra geld uitgeeft of bespaart, stijgen respectievelijk dalen het gemeente- en provinciefonds met circa 20% mee.

Wanneer het Rijk bestaande (subsidie-)uitgaven vervangt door een fiscale regeling, dan heeft dat doorwerking naar de fondsen. Immers de netto rijksuitgaven dalen, dus de fondsen dalen voor 20% mee. Dit is een ongewenst effect, want het betreft hier geen daadwerkelijke ombuiging van het Rijk: er treedt slechts een verschuiving van de bekostiging van beleid op. Dit geldt echter andersom ook wanneer het Rijk een fiscale regeling opheft en vervangt door reguliere uitgaven.

In overleg met de VNG en IPO is afgesproken om verstorende effecten in de normeringssystematiek van de ontwikkeling van de belastinguitgaven te corrigeren. Dit gebeurt eenmaal per jaar, na het verschijnen van de Miljoenennota. Het gaat daarbij om de mutaties (instelling, wijziging in omvang of opheffing) in belastinguitgaven dieaantoonbaar andere uitgaven verdringen dan wel aantoonbaar leiden tot nieuwe Rijksuitgaven. Zowel VNG, IPO als het Rijk benadrukken dat veranderingen in de omvang van belastinguitgaven als gevolg van exogene ontwikkelingen of ontwikkelingen in de primaire heffingstructuur (onder andere tariefstelling) geen rol dienen te spelen in de normeringsmethodiek.

3. Doorwerking kosten asielzoekers en wateroverlast

In het voorjaarsoverleg met VNG en IPO is afgesproken dat een ambtelijke werkgroep van Rijk, VNG en IPO de doorwerking van de uitgaven voor asielzoekers en waterschade via de normeringssystematiek naar het gemeentefonds/provinciefonds nader zou onderzoeken. Dit onderzoek is inmiddels afgerond.

De ambtelijke werkgroep heeft geconcludeerd dat het aanbrengen van nieuwe correctieposten in de normeringssystematiek in de vorm van de uitgaven asielzoekers en waterschade de globaliteit van de methodiek in gevaar brengt. Op dit moment zijn er in de normeringssystematiek vier grote correctieposten op de netto rijksuitgaven: de rente-uitgaven, de EU-afdrachten, de uitgaven voor de ontwikkelingssamenwerking en de fondsen zelf. Er zijn parallellen tussen deze correctieposten en asielzoekers/waterschade, maar ook verschillen. De werkgroep acht de verschillen, en met name de beleidsmatige vrijheid van het Rijk om bij asielzoekers en waterschade de hoogte van de extra uitgaven te beïnvloeden, belangrijker dan de overeenkomsten. In de ogen van de werkgroep zijn de uitgaven asielzoekers en waterschade hierdoor minder geschikt om als correctiepost voor de netto gecorrigeerde rijksuitgaven te worden gebruikt.

Ook uit oogpunt van bestuurlijke rust heeft de werkgroep geconcludeerd dat een ingreep in de normeringssystematiek thans niet gewenst is. Een zware aanpassing als het corrigeren van de uitgaven asielzoekers en waterschade dient eigenlijk te worden bekeken in een bredere evaluatie van de normeringssystematiek als geheel. De conclusies uit het ambtelijk rapport zullen in het najaarsoverleg met de besturen van de VNG en IPO worden besproken. Dan zullen de definitieve conclusies worden getrokken.

3.5 Euro en millennium

Euro

Op 1 januari 1999 is de derde fase van de EMU in werking getreden: de euro is daarmee een feit geworden. Rijk, gemeenten, provincies en waterschappen treffen voorbereidingen voor de omschakeling naar de euro per 1 januari 2002. Vanuit het Rijk is het afgelopen jaar een aantal initiatieven ontplooid om de omschakeling naar de euro door gemeenten te ondersteunen. Zo is een voorlichtingspakket ontwikkeld, hebben de Ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Financiën een speciale eurocirculaire verspreid en is een vijftal regionale eurobijeenkomsten voor gemeenten georganiseerd door het Nationaal Forum voor de introductie van de euro.

De voortgang van het voorbereidingstraject bij gemeenten wordt gevolgd door middel van een Euromonitor Gemeenten die elk najaar wordt uitgevoerd. In de zesde voortgangsrapportage van de Interdepartementale Werkgroep Euro wordt op basis van deze monitor opnieuw uitgebreid en in kwantitatieve zin ingegaan op de voortgang van het europroject bij gemeenten. Deze rapportage zal de Tweede Kamer begin 2000 bereiken.

De Ministerraad heeft in februari 1999 een tijdpad voor de omschakeling naar de euro door de rijksoverheid vastgesteld. In navolging hierop wordt de komende maanden door het Landelijk Euro Gemeente Overleg een veilige en realistische «normplanning» opgesteld voor de omschakeling van gemeenten. Deze normplanning is bedoeld als handreiking; gemeenten kunnen de planning zelf verfijnen en toesnijden op de eigen organisatie(onderdelen). De normplanning zal daarnaast als referentiekader worden gebruikt voor de uitkomsten van de Euromonitor Gemeenten en de rapportage daarover aan de Tweede Kamer.

Millennium

Bij de bouw van het systeem voor de uitkeringen uit het gemeentefonds (GEF97) is reeds rekening gehouden met de overgang naar het volgende millennium. Voor de zekerheid is het systeem nogmaals getest. Op 18 november 1998 is voor GEF97 een millennium-certificaat uitgegeven. Op korte termijn wordt een verklaring van de BNG verwacht dat ook daar de systemen millennium-bestendig zijn.

4. Specifieke uitkeringen en eigen inkomsten

4.1 Inleiding

In het afgelopen jaar is het aandeel specifieke uitkeringen bij gemeenten licht gedaald ten opzichte van het aandeel van de algemene uitkering. Dit is gelegen in het feit dat bij het Regeerakkoord extra middelen aan het gemeentefonds zijn toegevoegd voor onderwijshuisvesting en specifiek inkomensbeleid. Daarnaast is de stijging van het accres van het gemeentefonds aanzienlijk. De verhouding tussen het gemeentelijk belastinggebied en de overige inkomstenbronnen van gemeenten is in 1999 vrijwel gelijk gebleven. Uit de Monitor Lokale Lasten blijkt dat de lokale lasten voor gezinshuishoudingen uitgedrukt in procenten van het besteedbaar inkomen in 1999 licht zijn gestegen.

4.2 Specifieke uitkeringen

De onderstaande grafiek toont de ontwikkeling van de hoogte van de algemene uitkering gerelateerd aan de hoogte van de specifieke uitkeringen.

Verhouding algemene en specifieke uitkeringen

In 1999 bedraagt het aantal specifieke uitkeringen 116 (in 1998 114). In 1999 is met specifieke uitkeringen een totaalbedrag van circa f 31,3 miljard gemoeid, tegen circa f 30,7 miljard in 1998. Van dit bedrag gaat f 25,3 miljard naar de gemeenten, f 1,9 miljard naar de provincies en f 2,1 miljard naar de Kaderwetgebieden en Wgr-organen. Deze stijging van de omvang wordt met name veroorzaakt door specifieke uitkeringen op het terrein van de ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Zo zijn bij het Ministerie van OCW nieuwe uitkeringen ontstaan voor onderwijs in allochtone levende talen en gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid (GOA). Bij het ministerie van SZW wordt de toename vooral veroorzaakt door de nieuwe specifieke uitkering «Instroom/Doorstroom-banen» ter bevordering van de werkgelegenheid en de nieuwe specifieke uitkering aan gemeenten voor de kosten van grote woningaanpassingen voor gehandicapten. De 15 grootste specifieke uitkeringen hebben een budgettair beslag van f 26,3 miljard. Dit is circa 84% van het totale bedrag aan specifieke uitkeringen.

Ten aanzien van specifieke uitkeringen is de ontwikkeling zichtbaar dat in toenemende mate specifieke uitkeringen worden samengevoegd in een brede doeluitkering. Dit is een specifieke uitkering waarbij slechts globaal is omschreven waaraan het geld besteed moet worden. Binnen ruime grenzen kunnen gemeenten en provincies zelf hun beleid invullen en wordt de rol van het Rijk steeds geringer. Voorbeelden hiervan zijn het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing van het Ministerie van VROM en de regeling Sociale Integratie en Veiligheid uit het grotestedenbeleid (Ministeries van BZK, OCW en VWS) waarin middelen voor leefbaarheid, veiligheid, inburgering oudkomers en voor het tegengaan van voortijdig school verlaten zijn samengevoegd.

4.3 Eigen inkomsten

Monitor Lokale lasten

Gelijktijdig met de ontwerpbegroting wordt de Monitor Lokale lasten 1999 aan de Tweede Kamer aangeboden met daarin een overzicht van de ontwikkelingen op het gebied van de lokale lasten.

Uit de Monitor blijkt dat de lokale lasten voor gezinshuishoudingen uitgedrukt in procenten van het besteedbaar inkomen licht zijn gestegen. De verschillen in lokale lasten tussen gemeenten onderling zijn min of meer gelijk gebleven. De verschillen tussen waterschappen onderling zijn verder afgenomen.

Het door gemeenten gevoerde kwijtscheldingsbeleid is in 1999 verder verruimd. Hierdoor betalen de meeste belastingplichtigen met de laagste inkomens geen lokale lasten. De gemeenten hebben de in 1998 ingevoerde f 100-maatregel intensief uitgevoerd; vrijwel alle gemeenten hebben zich ingespannen om ook de onzelfstandige huishoudens te bereiken, conform de bedoeling van de wetgever.

De lastenmutatie voor de in de Monitor onderscheiden typen bedrijven en instellingen is vergelijkbaar met het inflatiepercentage.

Lokale lastenverlichting voor gezinshuishoudingen (Zalmsnip)

De gemeenten ontvangen vanaf 1998 een bedrag van f 100 per woonruimte ten behoeve van de lokale lastenverlichting voor gezinshuishoudingen. De compensatie voor alle gemeenten tezamen bedraagt f 680 miljoen structureel. In 1998 en 1999 waren de gemeenten wettelijk verplicht om de lastenverlichting vorm te geven door een vermindering met f 100,– van de aanslag voor de OZB-gebruikersbelasting, de rioolafvoerretributie of de reinigingsheffingen. De bestaande artikelen in de Gemeentewet die de lastenverlichting op genoemde manieren mogelijk maken, vervallen op 1 januari 2000. Vlak voor het zomerreces 1999 heeft de Tweede Kamer het wetsvoorstel voortzetting f 100-maatregel aangenomen. Dit voorstel beoogt het mogelijk te maken de lastenverlichting van f 100 voor alle gezinshuishoudingen ook vanaf 2000 op dezelfde manier als in 1998 en 1999 voort te zetten. In het wetsvoorstel is opgenomen dat de wet met ingang van 2002 kan vervallen, als daartoe op basis van de uitkomsten van de Monitor Lokale Lasten 2001 aanleiding blijkt te zijn. In de Monitor Lokale lasten worden de resultaten van de evaluatie van deze lokale lastenverlichting vermeld. Het beeld dat tot nu toe uit de Monitor naar voren komt, is dat gemeenten de f 100-maatregel in het algemeen goed uitvoeren.

Waardeontwikkelingen onroerende zaken

Voorlopige inzichten geven aan dat samenhangend met de lopende hertaxatie WOZ, waarvoor 1 januari 1999 als peildatum geldt, twee belangrijke waardeontwikkelingen zijn te verwachten: een veel hogere waardeontwikkeling van woningen ten opzichte van niet-woningen en een grote diversiteit in waardeontwikkeling binnen de categorie woningen. Dergelijke ontwikkelingen, die kunnen doorwerken in de OZB, kunnen leiden tot lastendrukverschuivingen op het gemeentelijk niveau in het tweede tijdvak WOZ (2001–2004). Een ambtelijke werkgroep met vertegenwoordigers van Rijk en VNG is begonnen met een onderzoek naar de uiteenlopende waardeontwikkelingen voor de diverse soorten onroerende zaken ten einde mogelijke knelpunten te inventariseren.

C. TOELICHTING PER BEGROTINGSARTIKEL

5. Artikelsgewijze toelichting op de begroting

5.1 Uitgaven en verplichtingen

De totale uitgaven van het gemeentefonds voor 2000 worden geraamd op f 24 230 285 000. In het navolgende wordt per artikel aangegeven welk uitgavenbedrag wordt geraamd.

Algemeen

artikel 01.03. De raming voor de kosten uitvoering financiële verhoudingen wordt gesteld op f 5 500 000. Op dit artikel worden de kosten voor het benodigde onderzoek voor het onderhoud van de verdeelmaatstaven voor zowel het gemeentefonds als het provinciefonds geraamd. Een overschot of tekort op dit artikel wordt niet verrekend met het gemeentefonds maar met het generale beeld.

Opbouw uitgaven en verplichtingen vanaf de vorige ontwerpbegroting (in NLG 1000)
  1998199920002001200220032004
Stand ontwerpbegroting 1999  5 5005 5005 5005 5005 500 
1e suppletore wet 1999        
Mutatie        
Stand ontwerpbegroting 2000 3 1625 5005 5005 5005 5005 5005 500
Stand ontwerpbegroting EUR 1000 1 4352 4962 4962 4962 4962 4962 496

– artikel 01.04. De raming van het artikel kosten Waarderingskamer wordt gesteld op f 1 500 000.

Opbouw uitgaven en verplichtingen vanaf de vorige ontwerpbegroting (in NLG 1000)
  1998199920002001200220032004
Stand ontwerpbegroting 1999  1 4001 4001 4001 4001 400 
1e suppletore wet 1999  100100100100100 
Mutatie        
Stand ontwerpbegroting 2000 1 3751 5001 5001 5001 5001 5001 500
Stand ontwerpbegroting EUR 1000 623681681681681681681

Algemene uitkering

artikel 02.01. De algemene uitkering wordt voor het jaar 2000 geraamd op f 23 634 985 000. Voor de opbouw van de algemene uitkering ten opzichte van de stand eerste suppletore begroting 1999 (wijziging samenhangend met de Voorjaarsnota) wordt verwezen naar de toelichting in hoofdstuk 2.

Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerpbegroting (in NLG 1000)
  1998199920002001200220032004
Stand ontwerpbegroting 1999  23 128 38523 155 48523 232 88523 428 58523 432 985 
1e suppletore wet 1999  308 500793 400999 7001 065 8001 314 700 
Mutatie  – 500146 1001 5001 4001 400 
Stand ontwerpbegroting 2000 21 695 28023 436 38524 094 98524 234 08524 495 78524 749 08524 752 785
Stand ontwerpbegroting EUR 1000 9 844 88910 634 96810 933 82810 996 94811 115 70311 230 64511 232 324
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (in NLG 1000)
  1998199920002001200220032004
Stand ontwerpbegroting 1999  22 668 38522 695 48522 772 88522 968 58522 972 985 
1e suppletore wet 1999  744 182793 400999 7001 065 8001 314 700 
Mutatie  – 500146 1001 5001 4001 400 
Stand ontwerpbegroting 2000 21 752 78223 412 06723 634 98523 774 08524 035 78524 289 08524 292 785
Stand ontwerpbegroting EUR 1000 9 870 98310 623 93310 725 08910 788 20910 906 96411 021 90611 023 585

Integratie-uitkeringen

artikel 03.02. In 2000 zal f 133 800 000 van de middelen in verband met de herverdeling wegenbeheer via de integratie-uitkering WUW-middelen gemeentefonds worden verdeeld.

Opbouw uitgaven en verplichtingen vanaf de vorige ontwerpbegroting (in NLG 1000)
  1998199920002001200220032004
Stand ontwerpbegroting 1999  142 900133 800126 800117 100108 400 
1e suppletore wet 1999        
Mutatie        
Stand ontwerpbegroting 2000 152 388142 900133 800126 800117 100108 40099 000
Stand ontwerpbegroting EUR 1000 69 15164 84560 71657 53953 13849 19044 924

artikel 03.06. Van de middelen voor de onderwijshuisvesting zal in 2000 naar verwachting f 166 400 000 via de integratie-uitkering worden verdeeld.

Opbouw uitgaven en verplichtingen vanaf de vorige ontwerpbegroting (in NLG 1000)
  1998199920002001200220032004
Stand ontwerpbegroting1999  200 500166 400146 700   
1e suppletore wet 1999        
Mutatie        
Stand ontwerpbegroting 2000 254 709200 500166 400146 700   
Stand ontwerpbegroting EUR 1000 115 58290 98375 50966 570   

– artikel 03.07. De middelen voor de integratie-uitkering Verdi (perso- nele consequenties) worden geraamd op f 5 700 000.

Opbouw uitgaven en verplichtingen vanaf de vorige ontwerpbegroting (in NLG 1000)
  1998199920002001200220032004
Stand ontwerpbegroting 1999  5 7005 7005 7005 7005 700 
1e suppletore wet 1999        
Mutatie        
Stand ontwerpbegroting 2000 5 6505 7005 7005 7005 7005 7005 700
Stand ontwerpbegroting EUR 1000 2 5642 5872 5872 5872 5872 5872 587

artikel 03.09. In 2000 zal naar verwachting f 144 300 000 via de integratie-uitkering sociale vernieuwing worden verdeeld.

Opbouw uitgaven en verplichtingen vanaf de vorige ontwerpbegroting (in NLG 1000)
  1998199920002001200220032004
Stand ontwerpbegroting 1999  144 300     
1e suppletore wet 1999        
Mutatie   144 300    
Stand ontwerpbegroting 2000 144 306144 300144 300    
Stand ontwerpbegroting EUR 1000 65 48365 48065 480    

– artikel 03.10. Van de middelen in verband met het afschaffen van de milieuleges zal in 2000 naar verwachting f 76 600 000 via de integratie-uitkering afschaffing milieuleges worden verdeeld.

Opbouw uitgaven en verplichtingen vanaf de vorige ontwerpbegroting (in NLG 1000)
  1998199920002001200220032004
Stand ontwerpbegroting 1999  68 10076 60085 10085 10085 100 
1e suppletore wet 1999        
Mutatie        
Stand ontwerpbegroting 2000 63 02968 10076 60085 10085 10085 10085 100
Stand ontwerpbegroting EUR 1000 28 60130 90234 76038 61738 61738 61738 617

– artikel 03.11. In 2000 zal f 61 500 000 via de integratie-uitkering precariobelasting omroepkabels worden verdeeld.

Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerpbegroting (in NLG 1000)
  1998199920002001200220032004
Stand ontwerpbegroting 1999  50 00050 00050 00050 00050 000 
1e suppletore wet 1999  – 23 90011 50047 60047 60047 600 
Mutatie        
Stand ontwerpbegroting 2000 90026 10061 50097 60097 60097 60097 600
Stand ontwerpbegroting EUR 1 000 40811 84427 90744 28944 28944 28944 289
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (in NLG 1000)
  1998199920002001200220032004
Stand ontwerpbegroting 1999  50 00050 00050 00050 00050 000 
1e suppletore wet 1999  – 23 00011 50047 60047 60047 600 
Mutatie        
Stand ontwerpbegroting 2000 027 00061 50097 60097 60097 60097 600
Stand ontwerpbegroting EUR 1 000 012 25227 90744 28944 28944 28944 289

5.2 Ontvangsten

1. Algemeen

– artikel 01.04. Op dit ontvangstenartikel worden eventuele terugontvangsten van de Waarderingskamer opgenomen. Voor 2000 wordt een pro memorie raming opgenomen.

2. Ontvangsten ex artikel 4 van de Financiële-verhoudingswet

– artikel 02. Wetsartikel 4, eerste lid van de Financiële-verhoudingswet regelt dat bij (begrotings)wet voor ieder uitkeringsjaar een bedrag aan middelen voor het Rijk wordt afgezonderd ten behoeve van het gemeentefonds. Op grond van het tweede lid zijn de uitgaven en de «afgezonderde» inkomsten over ieder uitkeringsjaar aan elkaar gelijk. Gelet hierop is ten behoeve van de dekking van de uitgaven ten laste van het gemeentefonds een post «ontvangsten ex artikel 4 van de Financiële-verhoudingswet» geraamd.

5.3 Meerjarenramingen gemeentefonds 2001 tot en met 2004

In onderstaande tabel zijn de meerjarenramingen van de uitgaven van het gemeentefonds voor de jaren 2001 tot en met 2004 weergegeven.

Tabel 5.3.1 Meerjarenraming uitgaven gemeentefonds 2001–2004 (in NLG 1000)
 2001200220032004
Algemene uitkering (uitgaven)23 774 08524 035 78524 289 08524 292 785
Integratie-uitkering WUW-middelen126 800117 100108 40099 000
Integratie-uitkering huisvesting onderwijs146 700   
Integratie-uitkering Verdi5 7005 7005 7005 700
Integratie-uitkering afschaffing milieuleges85 10085 10085 10085 100
Integratie-uitkering precariobelasting omroepkabels97 60097 60097 60097 600
     
Algemene uitkering en integratie-uitkeringen24 235 98524 341 28524 585 88524 580 185
     
Kosten uitvoering financiële verhoudingen5 5005 5005 5005 500
Kosten Waarderingskamer1 5001 5001 5001 500
Totaal gemeentefonds (NLG 1000)24 242 98524 348 28524 592 88524 587 185
Totaal gemeentefonds (EUR 1000)11 000 98711 048 77011 159 76511 157 178

De integratie-uitkering sociale vernieuwing wordt ultimo 2000 beëindigd. De middelen ter grootte van f 144 300 000 zullen in 2001 in de algemene uitkering worden geïntegreerd.

D. BIJLAGEN BIJ DE BEGROTING

BIJLAGE 1

Economische en functionele classificaties

Overzicht verplichtingen en uitgaven met economische en functionele codering per begrotingsartikelonderdeel
   VERPLICHTINGENUITGAVENCODERING
Art. 199819992000199819992000econ.funct.
1 Algemeen        
 03Kosten uitvoering financiële verhoudingen3 1625 5005 5003 1625 5005 5001213.2
 04Kosten Waarderingskamer1 3751 5001 5001 3751 5001 50043.A13.2
2 Algemene uitkering        
 01Algemene uitkering21 695 28023 436 38524 094 98521 752 78223 412 06723 634 98543.C13.2
3 Integratie-uitkeringen        
 02Integratie-uitkering WUW-middelen152 388142 900133 800152 388142 900133 80043.C13.2
 06Integratie-uitkering huisvesting onderwijs25 709200 500166 400254 709200 500166 40043.C13.2
 07Integratie-uitkering Verdi5 6505 7005 7005 6505 7005 70043.C13.2
 09Integratie-uitkering sociale vernieuwing144 306144 300144 300144 306144 300144 30043.C13.2
 10Integratie-uitkering afschaffing milieuleges63 02968 10076 60063 02968 10076 60043.C13.2
 11Integratie-uitkering precariobelasting omroepkabels90026 10061 500027 00061 50043.C13.2
  Totaal (NLG 1000)22 320 79924 030 98524 690 28522 377 40124 007 56724 230 285  

 
   ONTVANGSTENCODERING
Art. 199819992000econ.funct.
1 Algemeen     
 04Terugontvangsten Waarderingskamer237PMPM47.A13.2
2 Ontvangsten ex artikel 4 van de Financiële-verhoudingswet22 377 16124 007 56724 230 28536, 3713.6
 Totaal22 377 39824 007 56724 230 285  
Licence