Base description which applies to whole site

nr. 2MEMORIE VAN TOELICHTING

INHOUDSOPGAVE

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET WETSVOORSTEL2
  
B. BEGROTINGSTOELICHTING4
  
1. Leeswijzer4
2. Missie12
3. Inleiding beleidsagenda13
4. Beleidsagenda20
1: Een Europa met een stevig draagvlak onder de burgers dat zich richt op terreinen waar het meerwaarde levert en zich niet begeeft op terreinen waar de lidstaten het beter zelf kunnen regelen.20
2: Een Europa dat zijn eigen criteria voor uitbreiding serieus neemt en strikt toepast24
3: Dichterbij brengen van een oplossing voor de conflicten in het Midden-Oosten26
4: Een moderne krijgsmacht die wereldwijd maatwerk kan leveren in grotere en kleinere crisisbeheersingsoperaties en bij het opbouwen van veiligheidsorganisaties in landen die we daarin willen ondersteunen28
5: Samenhang en effectiviteit van het veiligheids- en ontwikkelingsbeleid vergroten32
6: Duurzame economische ontwikkeling bevorderen en armoedebestrijding met kracht voortzetten en uitwerken in het Project De Millenniumdoelen Dichterbij.36
7: Een evenwichtige en uitgesproken inzet voor mensenrechten overal ter wereld.48
8: Actief bijdragen aan het tot stand komen van nieuwe ambitieuze internationale klimaatdoelstellingen voor na 201253
9: Betere dienstverlening aan Nederlandse burgers en bedrijven in het buitenland53
10: Betere dienstverlening aan internationale organisaties en buitenlandse bedrijven die zich in Nederlandvestigen57
  
5. Begroting op hoofdlijnen60
6. Bijlage indicatoren niet opgenomen in beleidsagenda63
  
ARTIKELEN71
  
VERDIEPINGSHOOFDSTUK140
  
BEDRIJFSVOERINGPARAGRAAF149
  
AGENTSCHAPSPARAGRAAF CBI155
  
BIJLAGEN 
Bijlage 1 Moties en toezeggingen161
Bijlage 2 Lijst van afkortingen169
Bijlage 3 Trefwoordenlijst173

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETVOORSTEL

Wetsartikel 1 (begrotingsstaat ministerie)

De begrotingsstaten die onderdeel uitmaken van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om de begrotingsstaat van het ministerie van Buitenlandse Zaken voor het jaar 2010 vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor het jaar 2010. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota 2010.

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten voor het jaar 2010 vastgesteld. De in de begroting opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze Memorie van Toelichting toegelicht (de zgn. begrotingstoelichting).

Wetsartikel 2 (begrotingsstaat baten-lastendienst(en))

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de baten en lasten en de kapitaaluitgaven en -ontvangsten van de baten-lastendienst Centrum voor de Bevordering van de Import uit Ontwikkelingslanden (CBI) voor het jaar 2010 vastgesteld. De in die begrotingen opgenomen begrotingsartikelen worden toegelicht in onderdeel B (Begrotingstoelichting) van deze Memorie van Toelichting en wel in de paragraaf inzake de diensten die een baten-lastenstelsel voeren.

Wetsartikel 4

Na een overleg met de Tweede Kamer aan de hand van de brief van de Minister van Financiën van 20 december 2007 (Kamerstukken II, 2007/08, 31 031, nr. 19) is besloten tot een experiment ter verbetering van de (politieke) verantwoording aan de hand van de begrotingen en de jaarverslagen van de ministeries van Buitenlandse Zaken, Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (inclusief de programmabegroting van Wonen, Wijken en Integratie), Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Volksgezondheid, Welzijn en Sport (inclusief de programmabegroting van Jeugd en Gezin). Het experiment betreft de begrotingsjaren 2007 tot en met 2009. Ten behoeve van het experiment is het noodzakelijk voor die jaren af te wijken van een aantal bepalingen van de Comptabiliteitswet 2001 met betrekking tot de inrichting van de departementale begroting en het departementale jaarverslag. Het onderhavige wetsartikel regelt die afwijking voor de begroting 2009, inclusief voor de suppletore begrotingen 2009, van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Het betreft de artikelen 5 en 14 van de Comptabiliteitswet 2001.

Het experiment heeft wat de begrotingen betreft inhoudelijk betrekking op de toelichting bij de begroting. De begrotingspresentatie zal worden toegespitst op de (politiek) belangrijkste beleidsprioriteiten van het Kabinet. Die prioriteiten zullen in de Beleidsagenda worden opgenomen, waarbij zal worden aangesloten bij het Beleidsprogramma van het kabinet (Kamerstukken II, 2006/07, 31 070, nr. 1). De Beleidsagenda kan worden aangevuld met enkele andere doelstellingen die door de betrokken minister beleidsmatig van groot belang worden geacht.

Indien bepaalde beleidsprioriteiten in de Beleidsagenda in termen van operationele doelstellingen, prestaties en effecten worden toegelicht, is het daarom niet noodzakelijk ook bij de betrokken beleidsartikelen zelf een toelichting te verstrekken. Een korte verwijzing naar de Beleidsagenda is dan voldoende. Derhalve zal er dus door de experimentdepartementen niet bij alle beleidsartikelen op grond van artikel 5 van de Comptabiliteitswet 2001 begrotingsinformatie – in termen van aan de operationele doelstellingen te koppelen prestaties en effecten – over het beleid worden opgenomen.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. Verhagen

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

A. G. Koenders

BEGROTINGSTOELICHTING

1. LEESWIJZER

Het ministerie van Buitenlandse Zaken doet mee aan een experiment om het departementale begrotingsproces een meer politieke focus te geven met minder verantwoordingslasten. De Tweede Kamer heeft hiermee ingestemd tijdens een Algemeen Overleg op 6 februari 2008.

In deze leeswijzer wordt aangegeven wat de gevolgen zijn van de nieuwe aanpak voor de indeling van de begroting, waarbij een beperkt aantal afwijkingen van de Rijksbegrotingvoorschriften wordt beschreven. Ook komt in de leeswijzer aan de orde in welke mate de doelstellingen in de begroting van BZ zijn voorzien van effect- en prestatie-indicatoren (in de zin van de RPE2006), door middel van het gebruik van het «pas toe of leg uit» principe. Daarna worden de overige onderdelen van de begroting en de relatie met enkele andere stukken toegelicht. Tot slot treft u in deze leeswijzer een aantal doorverwijzingen aan die het leesgemak van de begroting verder vergroten. Het gaat hier om tabellen die de relatie leggen tussen de doelstellingen uit het beleidsprogramma «Samen werken, samen leven» en de operationele doelstellingen en bijbehorende middelen, en om informatie over de relatie tussen de MDG’s en de operationele doelstellingen.

Experiment

Het experiment duurt twee jaar en omvat naast deze begroting 2010 ook de jaarverslagen 2007, 2008 en 2009 en de begroting 2009. De grootste verandering in de begroting is dat er een duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen de twee kernonderdelen: de beleidsagenda en de beleidsartikelen. In de beleidsagenda wordt ingegaan op de beoogde beleidseffecten (gelijk aan de outcome) en in de beleidsartikelen op de hieraan gerelateerde te realiseren prestaties (output) en de benodigde middelen en instrumenten en activiteiten (input). Wat in het ene onderdeel staat komt niet terug in het andere onderdeel. Hiermee wordt overlap tussen de twee delen zoveel mogelijk voorkomen. Hiermee wordt gestreefd naar een betere leesbaarheid en een duidelijkere focus op de prioriteiten van het kabinet. Ook is het, net als bij de begroting 2009 en het jaarverslag 2008, gelukt om het stuk met minder beleids- en beheerslast tot stand te brengen. Beide kernonderdelen van de begroting worden hieronder verder toegelicht.

Opbouw van de beleidsagenda

De beleidsagenda wordt voorafgegaan door een inleiding waarin de belangrijkste beleidsprioriteiten kort worden beschreven. De beleidsagenda is verder ingedeeld aan de hand van de doelstellingen uit het beleidsprogramma «Samen werken, samen leven» van het Kabinet Balkenende IV. Voor het ministerie van Buitenlandse Zaken gaat het om de tien doelstellingen uit pijler 1, «Een actieve internationale en Europese rol» en het project «De Millennium Ontwikkelingsdoelen Dichterbij». Voor doelstellingen vier en acht geldt dat respectievelijk Defensie en VROM hierover ook beleidsvoornemens hebben opgenomen in hun begroting. Daarnaast wordt in de beleidsagenda nog ingegaan op het prioritaire thema Internationaal Cultuurbeleid.

In de beleidsagenda worden onder elke kabinetsdoelstelling steeds het «Probleem en Doel» en de «Nederlandse inzet en beoogde beleidseffecten» voor 2010 toegelicht. De probleem- en doelbeschrijving treft u aan in vette cursieve tekst. Daaronder staan in normale lay out de Nederlandse inzet en beoogde beleidseffecten. Waar dat voor de duidelijkheid of de leesbaarheid van belang is worden, bij wijze van voorbeeld, concrete instrumenten of activiteiten genoemd. Waar dat haalbaar en zinvol is worden de beoogde beleidseffecten onderbouwd met indicatoren. Ook wordt er in sommige gevallen gebruik gemaakt van kengetallen ter illustratie van de beleidscontext. Er is steeds duidelijk aangegeven wanneer er sprake is van indicatoren en wanneer van kengetallen. Aan het eind van de beleidsagenda staat de begroting op hoofdlijnen. Dit onderdeel verschaft samenvattende informatie over de belangrijkste budgettaire wijzigingen samenhangend met prioritair beleid.

Door de gewenste focus op de prioriteiten van het kabinet (als doelstelling van het experiment) kiest Buitenlandse Zaken er welbewust voor om in de beleidsagenda niet voor alle operationele doelstellingen beoogde beleidseffecten te benoemen.

Opbouw van de beleidsartikelen

In de beleidsartikelen wordt per operationele doelstelling «bulletsgewijs» ingegaan op respectievelijk de te realiseren prestaties en de daarvoor benodigde instrumenten en activiteiten (onderdeel A). Vervolgens worden de budgettaire gevolgen van de beleidsvoornemens gepresenteerd in de gebruikelijke tabel (onderdeel B). Ten slotte wordt ingegaan op de onderzoeken naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid (onderdeel C). Onderstaand volgt voor elk van de drie onderdelen van een beleidsartikel een korte toelichting.

A: Te realiseren prestaties en activiteiten/instrumenten per operationele doelstelling

De te realiseren prestaties hebben als regel betrekking op 2010. Als de prestaties meerjarig van karakter zijn en naar verwachting (ook) later dan in 2010 worden gerealiseerd, wordt dit aangegeven. Waar dat haalbaar en zinvol is worden de te realiseren prestaties onderbouwd met indicatoren. Vervolgens wordt op hoofdlijnen aangegeven welke activiteiten en instrumenten het ministerie gaat inzetten om de verschillende prestaties te realiseren. Om de begroting leesbaar te houden worden een aantal instrumenten en activiteiten die BZ generiek inzet voor vrijwel alle operationele doelstellingen, niet bij elke operationele doelstelling opnieuw genoemd. Dit in afwijking van de Rijksbegrotingvoorschriften. Het betreft hier interventies in internationale bijeenkomsten, het tot stand brengen van coalities, het coördineren en strategisch uitdragen van de Nederlandse positie en het plegen van démarches.

B: Budgettaire gevolgen van beleid

In de tabel «Budgettaire gevolgen van beleid» worden de budgetten op sub-artikel niveau gepresenteerd voor de jaren 2008 t/m 2014. De sub-artikelen corresponderen met de operationele doelstellingen. De koppeling tussen doelstellingen en in te zetten middelen wordt zo goed mogelijk gelegd. Een één-op-één -koppeling is echter niet altijd mogelijk. Zo komen de afdrachten aan de Europese Unie ook ten goede aan operationele doelstelling 3.2 (een effectief, efficiënt en coherent optreden van de Unie ten opzichte van derde landen of regio’s), terwijl deze middelen zijn opgenomen bij de operationele doelstelling 3.1 (een democratische, slagvaardige en transparante Europese Unie die haar burgers vrijheid recht en veiligheid biedt en in staat is tot duurzame groei). Het is naar onze mening niet zinvol om de EU-afdrachten als het ware «op te knippen» over alle operationele doelstellingen waar de EU invloed op uitoefent.

In de tabel is de «budgetflexibiliteit» verwerkt op het niveau van het sub-artikel. Zoals voorgeschreven worden daarbij de juridisch verplichte uitgaven weergegeven. Daarnaast zijn ook de overig verplichte uitgaven opgenomen. Dit zijn uitgaven die nog niet in juridische zin zijn verplicht, maar waar reeds toezeggingen over zijn gedaan of die reeds zijn gereserveerd op grond van een wettelijke regeling of een beleidsprogramma waarmee de Tweede Kamer heeft ingestemd.

C: Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid

Onder dit kopje worden de geplande evaluatieonderzoeken uit de BZ evaluatieprogrammering genoemd, inclusief de IOB onderzoeken. Daarbij wordt conform de Rijksbegrotingsvoorschriften (RBV) onderscheid gemaakt tussen beleidsdoorlichtingen, effectenonderzoek en overig evaluatieonderzoek. Er wordt afgeweken van het model in de RBV in de zin dat alleen de basisinformatie is opgenomen, om de tabel kort en leesbaar te houden. De evaluatieprogrammering is aangescherpt en bestaat uit op de RPE 2006 toegesneden evaluatieonderzoeken. Daarbij is de timing van evaluatieonderzoek heroverwogen, gekeken naar een evenwichtige spreiding van effectenonderzoeken en beleidsdoorlichtingen over de verschillende beleidsterreinen en meer samenhang en synergie tussen onderzoeken gerealiseerd. Onderzoeken die niet kwalificeren als deelonderzoek voor een beleidsdoorlichting zijn uitgesorteerd. De volledige informatie is online beschikbaar ophttp://www.minbuza.nl/nl/organisatie/evaluatie. Via deze website zijn ook alle evaluatieonderzoeken zelf en, indien van toepassing, de beleidsreacties toegankelijk.

Indicatoren

De beoogde beleidseffecten en de te realiseren prestaties zijn voor alle doelstellingen van de BZ begroting zo concreet mogelijk benoemd. Waar dat haalbaar en zinvol is zijn de beoogde beleidseffecten en de te realiseren prestaties voorzien van respectievelijk effect- en prestatie-indicatoren aan de hand waarvan realisatie kan worden afgemeten. De effectindicatoren zijn in de beleidsagenda opgenomen en de prestatie-indicatoren in de beleidsartikelen. Voor wat betreft ontwikkelingssamenwerking zijn de effect-indicatoren opgenomen in een bijlage bij de beleidsagenda. De voortgang met betrekking tot de Millennium Ontwikkelingsdoelen wordt in internationaal verband gemeten. Ten opzichte van de begroting van 2009 is een deel van de indicatoren dat in deze rapportage is opgenomen, in internationaal verband geherdefinieerd vanwege voortschrijdend inzicht in de wijze van meten van deze indicatoren. Om de internationale vergelijkbaarheid te waarborgen zijn, in een aantal gevallen, indicatoren ook onderhevig aan kleine bijstellingen in de uitgangswaarden die in internationaal verband zijn overeengekomen. In een aantal gevallen is de systematiek van meten dusdanig aangepast dat ook de uitgangswaarden en tussenstanden aanzienlijk zijn gewijzigd. Waar van toepassing, wordt dit in de tekst aangegeven.

Sinds 2006 is voor het opnemen van indicatoren in de beleidsartikelen een zogenaamde «comply or explain» regeling van kracht. Deze houdt in dat er kan worden afgeweken van de bepaling om het beleid met kwantitatieve indicatoren meetbaar te maken mits wordt uitgelegd waarom dit niet zinvol of relevant is. Hierbij is het belangrijk te vermelden dat de mogelijkheden voor (kwantitatieve) effectmeting van beleid voor de verschillende beleidsterreinen van het ministerie van Buitenlandse Zaken beperkt zijn. De werkelijkheid is vaak complex en het ingewikkelde krachtenspel bij het realiseren van beleidsdoelstellingen speelt een rol. Kenmerkend voor de doelstellingen van het ministerie van Buitenlandse Zaken is dat zij onderdeel zijn van een internationale context waarin veel spelers en factoren van invloed zijn op de uiteindelijke doelbereiking. Dit geldt ook voor de hieraan gekoppelde effect-indicatoren. Vaak is er sprake van een gezamenlijke inspanning waarbij het niet zinvol is om (een deel van) de resultaten aan Nederland, als leverancier van een klein deel van de inputs, toe te rekenen. De relatie tussen de effecten die het ministerie van Buitenlandse Zaken beoogt en de Nederlandse inzet is dan ook niet causaal. Wel kan in de meeste gevallen de plausibiliteit van die relatie worden aangetoond. Hierbij zijn de evaluatiefunctie en evaluatieprogrammering van doorslaggevende betekenis om de effecten en impact van beleid goed in kaart te brengen.

Voor 7 van de 10 doelstellingen (doelstelling 1, 2, 3, 5, 7, 9 en 10) onder pijler 1 van het beleidsprogramma wordt het niet zinvol of haalbaar geacht effectindicatoren te gebruiken. In deze gevallen zijn de beleidseffecten («outcome») moeilijk objectief meetbaar. Bruikbare gegevens zijn niet beschikbaar en kunnen ook niet (tijdig) worden verzameld.

Voor prestaties zijn alleen indicatoren beschikbaar voor de effectiviteit van de hulp, kennisontwikkeling en consulaire dienstverlening (OD’s 4.4, 5.2, 7.1 en 7.2). Voor de overige prestaties wordt het niet zinvol en haalbaar geacht om prestatie-indicatoren op te nemen gezien de aard van de werkzaamheden. Zo kan op het gebied van gendergelijkheid de prestatie het ene jaar bestaan uit het afleveren van een actieplan, het andere jaar uit het ijveren voor aanname van VN-resolutie etc.

Ten opzichte van de begroting van 2009 zijn de bestaande indicatoren grotendeels gehandhaafd. De streefcijfers bij doelstelling 7 (zie tabel afschaffing doodstraf, verdrag tegen foltering etc.) zijn dit jaar als kengetal opgenomen in plaats van als indicator. De reden hiervoor is dat het onmogelijk is de precieze Nederlandse (budgettaire) bijdrage te bepalen aan het realiseren van deze streefcijfers. Daarnaast is de prestatie-indicator bij beleidsartikel 7.1 (consulaire dienstverlening) over «het percentage paspoorten dat wordt afgegeven binnen de wettelijke termijn» vervangen door een andere indicator: «het percentage schriftelijke klachten bij afgifte reisdocumenten». Het betreft hier een bestaande indicator die vorig jaar was geschrapt omdat het opnemen van een streefwaarde hiervoor de komende jaren niet realistisch werd geacht. Dit in verband met een wijziging van het hele afgiftesysteem door het invoeren van biometrie. Omdat de gevolgen van deze invoering mee lijken te vallen is besloten de indicator toch weer op te nemen. Deze indicator zegt naar de mening van Buitenlandse Zaken meer over de kwaliteit van de dienstverlening. Verder is een prestatie-indicator openomen bij artikel 7.2: «het percentage visumaanvragen «kort verblijf» dat binnen een termijn van 7 weken is afgehandeld». Deze indicator is mogelijk geworden door de invoering van het Nieuwe Visum Informatiesysteem (NVIS) dat het genereren en monitoren van dergelijke data mogelijk maakt.

Overige onderdelen van de begroting

De acht beleidsartikelen worden gevolgd door drieniet-beleidsartikelen en het verdiepingshoofdstuk. De niet-beleidsartikelen zijn het verplichte artikel 9 (geheim), artikel 10, waarop de HGIS (Homogene Groep Internationale Samenwerking) non-ODA macro-mutaties worden verwerkt en artikel 11, het artikel waar de bedrijfsvoeringskosten op worden verantwoord. In het verdiepingshoofdstuk wordt informatie gegeven over de budgettaire aansluiting tussen de begroting 2009 en de begroting 2010. Daarna volgen de Bedrijfsvoeringsparagraaf en de Agentschapsparagraaf over de baten-lastendienst Centrum voor de Bevordering van de Import uit ontwikkelingslanden (CBI).

Beleidsdoorlichtingen

In de begroting worden de beleidsdoorlichtingen van het betreffende jaar aangekondigd. Er wordt een toelichting gegeven op de in 2010 geplande beleidsdoorlichting consulaire dienstverlening (beleidsartikel 7.1). Bij de indiening van de verantwoording over het betreffende begrotingsjaar wordt tenminste één beleidsdoorlichting meegezonden. Een groot aantal beleidsdoorlichtingingen is gepland voor 2011 en 2012 in verband met de planning van deelonderzoeken (inclusief effectenonderzoeken) voorafgaand aan een uiteindelijke beleidsdoorlichting en op grond van de beleidscyclus.

De relatie met de HGIS-nota en andere beleidsnota’s

De Homogene Groep Internationale Samenwerking omvat naast het grootste deel van de BZ-uitgaven (inclusief ontwikkelingssamenwerking) tevens de buitenlanduitgaven van de overige departementen. Deze bundeling bevordert de samenhang en samenwerking die voor een geïntegreerd en coherent buitenlandbeleid van belang zijn. Voor een overzicht van de belangrijkste programma’s en uitgaven ten behoeve van het buitenlandbeleid in de breedste zin wordt verwezen naar de nota over de HGIS. De HGIS-nota bevat ook een overzicht van de budgettaire ontwikkelingen binnen de HGIS en een aantal bijlagen waarin alle buitenlanduitgaven overzichtelijk worden gepresenteerd. Zo wordt een totaaloverzicht gegeven van de buitenlanduitgaven die als officiële ontwikkelingshulp («ODA») kwalificeren.

De beleidsvoornemens die in deze begroting in kort bestek staan weergegeven wordt in een flink aantal gevallen verder uitgewerkt aan de Tweede Kamer voorgelegd. Dat is bijvoorbeeld het geval ten aanzien van de Nederlandse inzet in de Unie die verder wordt uitgewerkt in de jaarlijkse «Staat van de Unie». Ook op beleidsterreinen als mensenrechten, ontwikkelingssamenwerking en prioritaire thema’s daarbinnen zijn reeds deelnota’s aangeboden aan de Kamer.

Dwarsverbanden in deze begroting

Onderstaande «tabel A» geeft inzicht in de relatie tussen de kabinetsdoelstellingen uit het beleidsprogramma «Samen werken samen leven», de operationele doelstellingen van Buitenlandse Zaken en de bijbehorende middelen. Voor de goede orde wordt vermeld dat een aantal van de operationele doelstellingen van Buitenlandse Zaken bij verschillende kabinetsdoelstellingen voorkomen, hetgeen onvermijdelijk leidt tot dubbeltellingen. Dit wordt veroorzaakt door de sterke verwevenheid van het buitenlandbeleid, waardoor het niet mogelijk is een «1 op 1» koppeling te leggen tussen uitgaven onder de verschillende BZ operationele doelstellingen en de kabinetsdoelstellingen. In «tabel B» wordt per MDG aangegeven welke operationele doelstellingen van Buitenlandse Zaken voor het behalen van de betreffende MDG worden ingezet.

A. Doelstellingen beleidsprogramma kabinet Balkenende IV 2007–2011 en de operationele doelstellingen en middelen

kst-32123-V-2-1.gifkst-32123-V-2-2.gif

B. MDG’s en de operationele doelstellingen

De MDG’s staan centraal in het project «De Millennium Doelstellingen Dichterbij» en in doelstelling 6 van pijler 1 van het kabinetsprogramma. De MDG’s komen vervolgens aan de orde in verschillende operationele doelstellingen binnen de beleidsartikelen 4, 5 en 6. Deze artikelen bestrijken de thema’s die ook in de MDG’s aan de orde komen. Daarbij dient te worden opgemerkt dat de MDG’s onderling sterk verbonden zijn. Onderstaande tabel doet daar, als schematisch overzicht, geen recht aan. Zo heeft de Nederlandse inzet op bijvoorbeeld onderwijs (MDG 2) en gezondheidszorg (MDG 4 t/m 6) ook invloed op het behalen van MDG1. In de tweejaarlijkse Resultatenrapportage doet het kabinet gedetailleerd verslag van de Nederlandse rol bij de internationale inspanning om de MDG’s te realiseren en van de resultaten die daarmee tot stand zijn gekomen.

kst-32123-V-2-3.gif

2. MISSIE

Elke dag en elk uur behartigt het ministerie van Buitenlandse Zaken de belangen van het Koninkrijk in het buitenland. Als naar buiten gericht land zet Nederland zich van oudsher in voor de internationale rechtsorde. Nederland bouwt mee aan een veilige, stabiele en welvarende wereld. Wij zetten ons in om conflicten, armoede en onrecht te bestrijden. Buitenlandse Zaken geeft, in overleg met andere ministeries, vorm aan het Europa van de toekomst en zorgt ervoor dat Nederland in de EU met één stem spreekt. Op meer dan 150 plekken in de wereld en in Den Haag doen landgenoten bedrijven en instellingen een beroep op de kennis van onze medewerkers. Buitenlandse Zaken – wereldwijd thuis.

3. INLEIDING BELEIDSAGENDA

De effecten van de financieel-economische crisis

Ook in 2010 zullen de gevolgen van de financieel-economische crisis nog wereldwijd voelbaar zijn: internationale kapitaalstromen drogen op, de wereldhandel neemt af, bedrijven en burgers hebben moeite het hoofd boven water te houden. Hoe lang de crisis zal duren en in hoeverre van herstel sprake zal zijn, is onzeker. Dit leidt bij velen tot gevoelens van onrust en onzekerheid. In Nederland, waar mensen zich zorgen maken over hun perspectieven en oudedagsvoorziening. In Europa, waar de solidariteit tussen de lidstaten van de Europese Unie onder druk staat. Maar zeker ook in ontwikkelingslanden die part noch deel hebben aan het ontstaan van de crisis.

Noodzaak van een actief buitenlands beleid

In tijden van krimp en onzekerheid is het des te belangrijker dat we een actief internationaal en Europees beleid voeren. In een geglobaliseerde wereld hebben internationale ontwikkelingen immers een enorme invloed op ons eigen wel en wee. We plukken er de zoete, maar ook de wrange vruchten van. Dat zien we nu duidelijker dan ooit: de financieel-economische crisis trekt zich niets aan van grenzen. Hetzelfde geldt voor klimaatverandering, internationaal terrorisme en pandemieën. We zijn onderling te verweven om onze rug van de wereld af te keren en heel stoer te zeggen: «wij doppen onze eigen boontjes wel». Dat is een fictie. Juist nu zullen we de handen ineen moeten slaan om tot grensoverstijgende oplossingen te komen voor grensoverschrijdende uitdagingen. Alleen zo kunnen we immers Nederlandse banen veilig stellen en onze veiligheid, ons milieu en onze gezondheid waarborgen en tegelijkertijd iets doen aan de schrijnende armoede en de groeiende ongelijkheid in de wereld.

In een geglobaliseerde werld kunnen we elke minuut van de dag worden geconfronteerd met gebeurtenissen die elders in de wereld plaatsvinden. Zo raken conflicten die elders spelen ook de Nederlandse samenleving. Ook hier kunnen daardoor groepen mensen tegenover elkaar komen te staan. Buitenlands beleid heeft daarmee ook een sterke binnenlandse dimensie.

Een actief buitenlands beleid lóónt. Zo kan Nederland in G20-verband mede richting geven aan de manier waarop de internationale architectuur wordt vormgegeven en kunnen we meepraten over de oplossingsrichtingen voor de financieel-economische crisis. Dankzij onze actieve opstelling in de NAVO en onze constructieve bijdrage aan de ISAF vredesmissie in Afghanistan, werd Nederland gevraagd een Internationale Conferentie over Afghanistan te organiseren in maart jl. Daarmee deed Den Haag, internationale stad van vrede en recht, zijn reputatie opnieuw recht aan. De geïntegreerde benadering die de Nederlandse inzet in Uruzgan kenmerkt – waarbij defensie, diplomatie en ontwikkelingssamenwerking de handen ineen slaan – werd daar internationaal omarmd. Dit soort dingen zijn goed voor Nederland, ze leveren ons veel op: toegang, de mogelijkheid om mee te praten, mede te beïnvloeden. In tijden waarin de mondiale machtsverhoudingen aan het verschuiven zijn, is dat van onschatbare waarde.

Buitenlands beleid van en voor Nederlanders

Buitenlands beleid voeren we voor Nederland: om te zorgen dat de economie en welzijn van Nederland zo sterk mogelijk is. Daarnaast bevorderen we, zoals we ook in onze Grondwet hebben opgenomen, de internationale rechtsorde en werken we aan een rechtvaardigere wereld voor iedereen. Vanuit een morele oriëntatie, en vanuit een welbegrepen eigenbelang. Die twee sluiten elkaar niet uit, maar vullen elkaar juist aan. Iederéén is beter af in een wereld waar de regels van de rechtsstaat worden nageleefd en de mensenrechten worden gerespecteerd.

Ook in 2010 willen we in gesprek blijven met Nederlanders, om hen te laten zien waar we mee bezig zijn en om hen om input te vragen. Dialoog en contact met de Nederlandse samenleving zijn essentieel om de noodzaak en de meerwaarde van een actieve internationale opstelling onder de aandacht te brengen. Dat kan op verschillende manieren. Door het land in te gaan (Rent an Ambassador), door gebruik te maken van nieuwe media, door manifestaties te organiseren op het terrein van de modernisering van ontwikkelingssamenwerking, door mensen aan te spreken, uit te nodigen, uit te dagen. Het komende jaar blijven wij deze dialoog zoeken-juist in moeilijke tijden is het belangrijk mensen te laten zien dat buitenlands beleid ook hun beleid is. Dat Buitenlandse Zaken er voor hen is.

Zo is Buitenlandse Zaken er ook voor Nederlanders in het buitenland. Ook in 2010 zullen we de consulaire dienstverlening op een hoog peil houden en de economische dienstverlening aan het Nederlands bedrijfsleven verder intensiveren. Ambassades, consulaten en Business Support Offices zullen het bedrijfsleven terzijde blijven staan bij het aanboren van nieuwe markten en het binnenhalen van – voor de Nederlandse economie zo belangrijke – orders. De campagne die in 2009 van start ging («Loop eens binnen in het buitenland») geeft goed de essentie van onze inzet weer: het Nederlands postennetwerk moet samen met het Nederlands bedrijfsleven de deur naar internationaal succes openen.

Europese samenwerking

In zijn eentje kan Nederland weinig uitrichten in de wereld. Willen we onze belangen effectief behartigen, dan zullen we samen met anderen moeten optrekken. Dat doen we allereerst met onze buren en vrienden in Europa. De Europese integratie heeft ons in de afgelopen halve eeuw veel goeds gebracht: een ongekende welvaartsstijging en ongeëvenaarde stabiliteit. Dat goede willen we vasthouden en uitbouwen. De financieel-economische crisis heeft in dat opzicht ook weer laten zien hoe hard we de Europese Unie als overtuigende waardengemeenschap nodig hebben.

Wij hopen dat we in 2010 met de nieuwe spelregels van het Verdrag van Lissabon aan de gang kunnen. Het is belangrijk dat er een vaste voorzitter van de Europese Raad komt en een Hoge Vertegenwoordiger nieuwe stijl: die zullen Europa meer «gezicht» moeten geven in de wereld. Op het gebied van energievoorzieningszekerheid bijvoorbeeld, dat een steeds belangrijker deel is gaan uitmaken van het extern beleid van de Unie. In 2010 wordt ook de Lissabon-strategie voor innovatie, groei en werkgelegenheid herzien: een belangrijk handvat bij het bestrijden van de crisis. Ook zal Nederland in 2010 de uitvoering van het derde achtereenvolgende vijfjarenprogramma voor samenwerking op het gebied van migratie, politie- en justitiesamenwerking krachtig ondersteunen.

Door de uitbreiding met landen in Midden- en Oost-Europa is de EU sterker geworden op het wereldtoneel. Tegelijkertijd houdt het kabinet rekening met het gegeven dat er bij velen in Europa een zekere «uitbreidingsmoeheid» is ontstaan. Door de uitbreiding wordt de totale stem van Europa sterker, maar de relatieve machtspositie van individuele lidstaten binnen Europa neemt af. Dit brengt vragen met zich mee over behoud van nationale identiteit. Het kabinet zal er daarnaast op blijven toezien dat de criteria voor toetreding van (potentiële) kandidaat-lidstaten strikt worden nageleefd. Op die manier houden we de Europese waardengemeenschap in stand. Landen die niet aan de criteria voldoen, kunnen geen lid worden.

In juni 2009 is het wetgevingspakket voor klimaat en energie in werking getreden en daarmee heeft Europa van alle continenten het meest ambitieuze klimaatbeleid. Nederland wil dat de EU haar leiderschapspositie benut om in 2010 een nieuw klimaatverdrag uit te onderhandelen op basis van het akkoord van Kopenhagen (december 2009). Het cruciale vraagstuk van de financiering van het internationaal klimaatbeleid, ook voor ontwikkelingslanden, moet worden opgelost. De EU dient het voortouw te nemen door tijdig haar bijdrage te concretiseren.

De verkiezingen voor het Europees Parlement van juni 2009 hebben aangetoond dat een realistische publieke beeldvorming over de EU noodzakelijk blijft. Daarbij heeft het kabinet aandacht voor successen van Europees beleid, zonder te verhullen dat er ook zaken zijn die Nederland in de EU anders of verbeterd zou willen zien. Nederlandse burgers blijven geïnformeerd over en actief betrokken bij Europese onderwerpen waar zij dagelijks mee te maken hebben. Naarmate de Nederlande burger ziet dat de EU een belangrijke rol speelt bij het behoud van werkgelegenheid en de bescherming van de Europese verzorgingsstaat, bij het weren van oneigenlijke concurrentie en illegale immigratie en bij het behoud van Europese waarden, zal het draagvlak voor de EU groeien. Het kabinet zal daarom duidelijker maken wat de toegevoegde waarde is van EU-besluiten op al deze terreinen.

Samenwerking met andere partners

Naast de Europese samenwerking, die als Europese Unie een unieke vorm heeft aangenomen, werken wij nauw samen met partners die onze waarden delen. De trans-Atlantische samenwerking blijft een zeer belangrijke pijler van het buitenlands beleid. In 2010 gaat de regering Obama haar tweede jaar in, en zullen we onze samenwerking blijven intensiveren, bijvoorbeeld op het gebied van mensenrechten, vrede en veiligheid, ontwapening en non-proliferatie, ontwikkelingssamenwerking en internationaal recht/terrorismebestrijding. Naast de Amerikanen zoeken wij ook actief naar nieuwe bondgenoten, met wie we gezamenlijk kunnen optrekken. Zo is internationale samenwerking tussen Nederland en Australië, Nieuw-Zeeland en Indonesië al heel vruchtbaar gebleken. Die banden willen we in 2010 verder aanhalen.

Crisisbeheersing en vredesopbouw

Nederland blijft in 2010 naar vermogen bijdragen aan stabiliteit in de wereld. Dat doen we op geïntegreerde wijze: met behulp van defensie, ontwikkelingssamenwerking en diplomatie. ISAF blijft in 2010 onze grootste inspanning. Voor wat betreft de Nederlandse inzet in Afghanistan in 2010 verwijst de regering naar de zogenaamde artikel 100-brief d.d. 30 november 2007 (Kamerstuk 27 925, nr. 279). Naast onze inzet in Afghanistan zijn we betrokken bij andere crisisbeheersingsoperaties en trainingsmissies, met name in Afrika.

Het overkoepelende doel van de internationale gemeenschap bij het Midden-Oosten Vredesproces (MOVP) is een levensvatbare Palestijnse staat en veilige en erkende grenzen voor Israël. Hoe dat doel bereikt moet worden is in grote lijnen duidelijk en verwoord in de vier hoekstenen van het MOVP: het Annapolis-proces, de routekaart, het Arabisch Vredesinitiatief en de kwartetbeginselen. Het is nu aan de politici aan zowel Palestijnse als Israëlische zijde om een akkoord te bereiken. Daarop zullen de inspanningen van alle spelers de komende jaren gericht zijn. In dat proces heeft Nederland een belangrijke rol als aanjager en facilitator, gegeven onze goede betrekkingen met zowel Israël als de Palestijnen. Ook in 2010 zullen Nederlandse ministers regelmatig de regio bezoeken. Op Nederlands inititiatief gaat de EU nadenken over de manier waarop kan worden bijgedragen aan de uitvoering van een alomvattend vredesakkoord tussen Israël als de Palestijnen. Nederland zal zich distantiëren van niet-constructieve en emotionele retoriek over het Midden-Oosten in VN-resoluties of internationale bijeenkomsten.

Een goede internationale architectuur

Naast uitdagingen biedt de financieel-economische crisis ook kansen, die we met beide handen moeten aangrijpen. Eén zo’n kans betreft de hervorming van het internationale systeem. Al jaren zien we dat landen zich in toenemende mate afkeren van internationale organisaties, omdat deze niet langer de verhoudingen in de wereld weerspiegelen. Zo is de VN Veiligheidsraad niet representatief voor de geopolitieke realiteit van vandaag. Hetzelfde geldt voor de internationale financiële instellingen. Dit is funest in een tijd waarin duidelijk is dat internationaal publieke goederen, ook vanuit ontwikkelingsperspectief, alleen goed geregeld kunnen worden met betere coördinatie, bindende afspraken en internationale financiering. De hervormingen, waarvan de noodzaak al jaren onbetwist is, moeten nu voortvarend ter hand worden genomen. In 2009 heeft de G20 de belangrijkste richtingen uitgezet en zijn de eerste stappen genomen om de bestuursstructuur van IMF en Wereldbank versneld te hervormen. Nederland zal dit proces in 2010 krachtig blijven ondersteunen en waar mogelijk een brugfunctie trachten te vervullen tussen ontwikkelde en ontwikkelingslanden: een sterke financiële architectuur bevordert immers stabiliteit en groei in de wereld. Ontwikkelingssamenwerking speelt een sleutelrol bij het Nederlandse beleid ten aanzien van internationale publieke goederen.

Ook blijft Nederland zich in 2010 sterk maken voor een open en eerlijk handelsstelsel. In de EU, bijvoorbeeld, maar ook in de G20 en de WTO (World Trade Organisation). Protectionistische maatregelen zijn schadelijk voor onze open economie. Om die reden vindt Nederland het van groot belang dat de Doha onderhandelingsronde van de WTO spoedig tot resultaten zal leiden. Ook zal Nederland zich blijven inzetten voor het transparanter en simpeler maken van de preferentiële regels van oorsprong, cruciaal voor de markttoegang en het level playing fieldvan ontwikkelingslanden.

Ontwikkelingssamenwerking: uitvoering van keuzes en modernisering

De financieel-economische crisis noopt tot directe actie om de ergste nood te lenigen. Maar daarmee zijn we er nog lang niet. De crisis heeft aangetoond dat betere internationale coördinatie nodig is om de uitdagingen van deze tijd aan te kunnen. Dat geldt zeker voor de uitdaging om in 2015 de Millennium Ontwikkelingsdoelen (MDGs) te halen. Hoewel de afgelopen jaren in veel landen forse vooruitgang is geboekt bij het bestrijden van armoede in de breedste zin van het woord, moet ook worden geconstateerd dat dit op een aantal terreinen niet of nauwelijks het geval is geweest. Voorbeeld hiervan zijn het halveren van het deel van de bevolking dat honger lijdt, het terugdringen van moedersterfte, het verkleinen van genderongelijkheid en de bestrijding van tuberculose. De regering is vast van plan om ook in 2010 maximaal bij te dragen aan het verminderen van de achterstanden bij het behalen van de MDGs en daarmee aan realisatie van het kabinetsproject«De Millennium Ontwikkelingsdoelen dichterbij».

De financieel-economische crisis en globalisering: een snel veranderende wereld vereist dat overheidsbeleid constant tegen het licht gehouden wordt. Het ontwikkelingsbeleid vormt hierop geen uitzondering. Globalisering dwingt ons en stelt ons in staat scherpe keuzes te maken. Voor landen, voor groepen en voor werkwijzen.

Om de effectiviteit van onze inspanningen verder te vergroten, heeft de minister voor Ontwikkelingssamenwerking eind 2008 een ambitieuze moderniseringsagenda gelanceerd: «Ontwikkelingssamenwerking 2.0». In 2010 staat de concrete uitvoering van deze agenda centraal:

Hulp als hefboom:

In 2010 ondersteunt Nederland met name multilaterale organisaties die goed samenwerken en resultaten boeken die tegemoet komen aan de vraag in ontwikkelingslanden. Verder zal Nederland bijdragen aan hervormingen van internationale organisaties (inclusief de zogenaamde stemverhoudingen) en in eigen land beleidscoherentie waar mogelijk versterken en actief inspelen op de discussie over internationale publieke goederen.

Economische groei:

Naast het investeren in productieve sectoren zoals de landbouw en het tegengaan van de crisis in ontwikkelingslanden, zal Nederland in 2010 ook extra aandacht schenken aan de belastinginning door en kapitaalvlucht uit ontwikkelingslanden.

Strijd tegen corruptie:

Nederland zal steun blijven geven aan overheidsinstellingen en maatschappelijke organisaties die zich inzetten voor transparantie en verantwoording en het bestrijden van corruptie. Daarbij zal Nederland de samenwerking op het gebied van corruptiebestrijding doorlichten door gezamenlijk ervaringen uit te wisselen.

Openbreken van de hulpindustrie:

In 2010 krijgen het nieuwe medefinancieringsstelsel en de «score card» van multilaterale organisaties verder vorm hetgeen tot meer samenwerking en maatwerk aanspoort. Zuidelijke organisaties zullen een grotere rol gaan spelen.

Verhoging van effectiviteit:

Nederland wil in 2010 concrete resultaten behalen op basis van de afspraken die zijn gemaakt in de Verklaring van Parijs en de Accra Actie Agenda. Zo moet de versnippering tussen donoren en de werkbelasting van partneroverheden afnemen.

Twee jaar geleden heeft de minister voor Ontwikkelingssamenwerking keuzes gemaakt door landenprofielen in te voeren en prioriteiten te benoemen in de beleidsbrief «Een Zaak Van Iedereen». Ook in 2010 blijven de prioriteiten onverminderd van kracht:

I. Veiligheid en ontwikkeling:

In Afghanistan zal de wederopbouw zo veel mogelijk volgens de geïntegreerde benadering worden voortgezet, ook als Nederland in Uruzgan geen lead nation meer is. In Burundi staat, in nauwe samenwerking met Defensie, uitvoering van het Security Sector Reform programma centraal en ook in andere fragiele staten wordt verder gewerkt aan conflictoplossing, veiligheid en ontwikkeling.

II. Groei en verdeling:

Nederland versterkt de inzet op het faciliteren van de private sector in ontwikkelingslanden. Extra aandacht gaat ook uit naar het creëren van werkgelegenheid, publieke en private infrastructuur en juridische en financiële capaciteitsopbouw, en de uitvoering van de OS/LNV beleidsbrief over Landbouw, rurale bedrijvigheid en voedselzekerheid. Daarbij wordt intensief samengewerkt met het Nederlandse bedrijfsleven, vakbonden en multilaterale instellingen, zodat ook het verminderen van ongelijke verdeling alle noodzakelijke aandacht krijgt.

III. Gender en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten:

In 2010 is de Nederlandse inzet gericht op de bestrijding van geweld tegen vrouwen, op de verbetering van reproductieve gezondheid en rechten en versterking van de positie en rol van vrouwen in (post)conflictgebieden. Ook zal een tussentijdse evaluatie plaatsvinden van het Nederlandse internationale emancipatiebeleid.

IV. Duurzaamheid, klimaat en energie:

Essentieel voor het realiseren van bijna alle MDG’s en een eerlijke verdeling van de milieugebruiksruimte. Uitwerking en uitvoering van de besluiten die tijdens de top in Kopenhagen (eind 2009) genomen worden staat in 2010 centraal. Nederland zet daarbij in op een nieuwe financiële architectuur en capaciteitsopbouw om ontwikkelingslanden te steunen bij het beperken van de gevolgen van klimaatverandering.

Het maximaliseren van onze inspanningen laat onverlet dat de financieel-economische crisis in Nederland verregaande gevolgen heeft voor de hoogte van het Nederlandse budget voor ontwikkelingssamenwerking. De regering heeft besloten onverkort vast te houden aan de 0,8%-norm. Juist in een tijd van internationale financiële crisis hecht de regering aan internationale afspraken ter zake en dwingt het uit de crisis voortvloeiende dalende ODA-budget ons om dit jaar heldere en scherpe keuzes te maken. De precieze uitwerking van deze keuzes treft u aan in de beleidsagenda bij doelstelling 6 onder het kopje «De gevolgen van de financiële crisis» en «Het Nederlandse ODA budget».

Mensenrechten

In een veranderende wereld willen wij vasthouden aan vaste waarden. Mensenrechten blijven dan ook centraal staan in het buitenlands beleid. Omdat wij vinden dat ieder mens ter wereld recht heeft op een menswaardig bestaan, maar ook omdat Nederlands eigen belang hiermee gediend is. In een wereld waarin de regels van de rechtsstaat worden nageleefd en de mensenrechten worden gerespecteerd, is het nu eenmaal beter zaken doen. Mensenrechten zijn de basis voor een stabiele samenleving, investeren in mensenrechten komt ook het handels- en investeringsklimaat ten goede. Dit geldt des te meer wanneer de economie onder druk staat. De koopman en de dominee sluiten elkaar niet uit, maar vullen elkaar goed aan.

In 2010 blijft onze aandacht voor mensenrechten onverminderd overeind. Wij doen dat bilateraal, maar ook via de EU en de VN. In EU-kader streven we naar een actief, coherent en ambitieus Europees mensenrechtenbeleid, zodat de politieke invloed van de Unie optimaal én zichtbaar gebruikt wordt om de mensenrechten te verbeteren. In de VN zet Nederland zich in voor een effectieve Mensenrechtenraad. Thema’s als de doodstraf, marteling, vrijheid van godsdienst en levensovertuiging, homoseksualiteit, vrouwenrechten en kinderrechten krijgen opnieuw de extra aandacht die ze verdienen. De in 2009 gestarte pilot waarin 5 ambassades is gevraagd zich extra in te zetten op het thema van vrijheid van godsdienst en levensovertuiging zal in 2010 worden uitgebreid. Ook blijven we – ook via onze ambassades – het werk van lokale mensenrechtenverdedigers ondersteunen. In 2010 is 27,5 miljoen euro beschikbaar voor het Mensenrechtenfonds. Het komende jaar wordt bovendien een internationale conferentie voor mensenrechtenverdedigers georganiseerd.

Internationaal cultuurbeleid

In tijden van crisis kan men geneigd zijn te bezuinigen op cultuur. Maar de economische groei in een land staat vaak in verband met de mate waarin een samenleving beschikt over een bloeiend cultureel leven. De openheid en culturele uitstraling van een land zijn bepalend voor haar politieke- en handelscontacten met de rest van de wereld. Dankzij onze handelsgeest en ons rijke culturele klimaat heeft Nederland door de eeuwen heen een toonaangevende internationale positie weten te verwerven. In 2010 willen wij deze positie vasthouden en nog versterken. Culturele samenwerking met ontwikkelingslanden blijft belangrijk omdat cultuur kan bijdragen aan ontwikkeling: investeren in cultuur is investeren in mens en samenleving. De nadruk op het slechten van culturele conflicten vormt een essentieel onderdeel van ontwikkelingssamenwerking.

Een kleiner en beter Buitenlandse Zaken

Tot slot. De rijksbrede taakstelling betekent dat ook ons ministerie een forse afslanking zal ondergaan. Buitenlandse Zaken ziet dit als een kans om met extra élan te kunnen inspelen op de hiervoor geschetste internationale uitdagingen. Maar ook om de bereikte kwaliteit van de bedrijfsvoering vast te houden en waar mogelijk verder te versterken. Bij elkaar een behoorlijke uitdaging, waarbij de blik niet naar binnen, maar naar buiten is gekeerd. Buitenlandse Zaken ontwikkelt initiatieven om samenwerking met de andere departementen te versterken, onder andere door onderlinge uitwisseling van personeel. Daarnaast wordt gekeken naar efficiëntere aansturing van de posten vanuit «Den Haag», nauwere samenwerking op de posten – bijna een kwart van het uitgezonden personeel komt van andere ministeries – en het benutten van mogelijkheden om het postennet effectiever in te richten, bijvoorbeeld door niet-primaire taken regionaal te bundelen.

4. BELEIDSAGENDA

Doelstelling 1

Een Europa met een stevig draagvlak onder de burgers dat zich richt op terreinen waar het meerwaarde levert en zich niet begeeft op terreinen waar lidstaten het beter zelf kunnen regelen.

Probleem en Doel

De Europese Unie (EU) heeft haar lidstaten en burgers welvaart en stabiliteit gebracht en zou, als zij niet bestond, morgen moeten worden uitgevonden. De interne markt heeft de Nederlanders veel opgeleverd en juist in tijden van economische crisis heeft de EU zich bewezen, zeker voor de landen die de euro als betaalmiddel hebben. De EU biedt haar 27 lidstaten en bijna een half miljard burgers bescherming tegen wereldwijde instabiliteit, waarbij het Europese model voor duurzame en rechtvaardige groei in toenemende mate zijn houdbaarheid heeft bewezen. Naast deze verworvenheden heeft de EU een sterk extern beleid nodig dat enerzijds wordt ingezet om de belangen van Europa in de wereld te verdedigen en anderzijds een weerspiegeling vormt van de (universele) waarden die Europa uitdraagt, zoals mensenrechten, armoedebestrijding en verdraagzaamheid.

Het draagvlak voor besluiten die op Europees niveau worden genomen is nooit vanzelfsprekend, zodat er zowel voor het Europese als het nationale bestuursniveau een opdracht ligt om de totstandkoming van gezamenlijk beleid goed te communiceren met de burgers. Het kabinet rekent die vergroting van het publieke draagvlak tot zijn taak, maar het is eerste instantie aan de Unie zelf om draagvlak onder de burgers te genereren en te vergroten. Dat doet zij vooral door zich te richten op terreinen waar optreden op Europees niveau duidelijke meerwaarde heeft en zich terughoudend op te stellen bij zaken die beter op nationaal of zelfs lokaal niveau kunnen worden geregeld.

Nederlandse inzet en beoogde beleidseffecten

Context

De financiële crisis heeft eens temeer duidelijk gemaakt dat transnationale problemen en uitdagingen niet door Nederland alleen het hoofd kunnen worden geboden. In veel gevallen zullen oplossingen moeten worden gevonden in het kader van de EU. Als problemen van mondiale aard zijn kan de Unie bovendien meerwaarde bieden door in mondiale kaders een voortrekkersrol te vervullen, zoals dat het geval is bij de strijd tegen klimaatverandering. Het kabinet wil impulsen geven aan dat Unie-optreden waar het een meerwaarde kan bieden, maar tegelijk waakzaam zijn waar acties van de Unie minder geëigend zijn, omdat de aard van de uitdaging bij uitstek vraagt om nationaal of lokaal optreden.

Het kabinet staat voor een Europa dat werkt, door bij te dragen aan het totstandkomen van Europees beleid dat dusdanig succesvol is dat dit zichzelf verkoopt. Daarnaast zal het kabinet bijdragen aan een realistische publieke beeldvorming over de EU, door de burger te informeren over en actief te betrekken bij onderwerpen waar de burger dagelijks mee te maken heeft. Europa is een normale factor in de politiek, de media, het bedrijfsleven en het onderwijs. De vraag of men voor of tegen Europa is krijgt de laatste tijd veel aandacht in het politieke en publieke debat, terwijl Europa zich al meer dan 50 jaar als bestuurslaag heeft bewezen voor de aanpak van grensoverschrijdende problemen. Hoewel veel organisaties op verschillende wijze de steun voor Europa meten en dus ook met enigszins verschillende uitkomsten komen, heeft het Sociaal en Cultureel Planbureau in de 7de Europese Verkenning1 twee metingen van steun voor de EU tegenover elkaar gezet. Uit onderstaande figuur blijkt dat in Nederland vier vijfde deel van de bevolking het EU-lidmaatschap een goede zaak vindt, hoewel dat dus niet betekent dat de Nederlander niet kritisch staat tegenover het werk van de EU, zoals bleek tijdens de recente verkiezingen voor het Europees Parlement.

Kengetal: Steun Nederlandse bevolking voor het EU-lidmaatschap

kst-32123-V-2-4.gif

Verdrag van Lissabon

De geïnformeerde burger wil niet alleen weten welk beleid in de EU wordt gemaakt, maar ook hoe dat wordt gemaakt, ook vanuit de wens dat proces te kunnen beïnvloeden. Hiermee kan meer draagvlak voor de EU bij de burgers worden gecreëerd. Daarom hecht het kabinet onverminderd aan het spoedig in werking treden van het Verdrag van Lissabon. Een verdrag dat in Nederland tijdens de goedkeuringsprocedure op brede steun in beide Kamers kon rekenen, net als dat het geval was in 25 parlementen van de andere lidstaten. Dit verdrag zal immers de spelregels van Europa verder verbeteren. Besluitvorming wordt én democratischer, én slagvaardiger. Ook de afbakening van bevoegdheden tussen wat Europa moet en kan doen en wat vooral aan de lidstaten moet worden overgelaten, wordt beter geregeld. Zo biedt het verdrag ons mogelijkheden mondiale uitdagingen als de strijd tegen klimaatverandering en het beheersen van migratiestromen beter gezamenlijk aan te pakken. Tegelijkertijd zet het verdrag de kaders helder neer om zaken die Nederland aan het hart gaan, zoals sociale woningbouw, onderwijs en welzijn ook nationaal te blijven regelen. Het kabinet wil als het tweede referendum in Ierland succesvol verloopt en als de ratificatie in Duitsland, Tsjechië en Polen wordt voltooid, in 2010 met de nieuwe spelregels van dit Verdrag van Lissabon aan de slag. Dit betekent dat Nederland actief zal meewerken aan de uitvoering van de mogelijkheden die het Verdrag van Lissabon biedt.

Economische hervormingen

Naar verwachting zal de crisis ook in 2010 een belangrijke stempel drukken op de Europese agenda. Hoewel de uiteindelijke duur van de crisis moeilijk te voorspellen is, zal de focus vermoedelijk wel verschuiven van acute crisismaatregelen naar meer structurele hervormingen gericht op economisch herstel, versterking van de structuur en terugkeer naar bestendige overheidsfinanciën.

Het kabinet wil hierbij in Europees verband de ingeslagen weg voortzetten door gecoördineerd onze nationale inspanningen op het gebied van herstelmaatregelen voort te zetten. Daarnaast moeten op gemeenschappelijk niveau regels worden afgesproken voor beter financieel toezicht en beleidsafspraken die we als Unie in de bredere kaders, zoals bijvoorbeeld de G20, uitdragen. Deze maatregelen moeten er toe leiden dat we uiteindelijk sterker uit de crisis komen. Daarbij is het van belang dat er goede afspraken gemaakt worden over het tijdpad en de wijze waarop lidstaten de weg terugvinden naar gezonde financiële uitgangsposities.

De voor 2010 voorgenomen herziening van de Lissabonstrategie voor groei en werkgelegenheid zal mede in het teken staan van een «exitstrategie» uit de crisis, met duurzame economische ontwikkeling als uitgangspunt. Dit maakt het in de ogen van het kabinet des te belangrijker om de kern van de strategie overeind te houden: een langere termijn agenda gericht op het creëren van duurzame groei en banen met doelstellingen als het innovatiever maken van de economie en het vergroten van de arbeidsparticipatie.

Ruimte van vrijheid, veiligheid en recht

In 2010 zal de opvolger van het onder het Nederlands EU-voorzitterschap gelanceerde vijfjarenprogramma op het gebied van justitie en binnenlandse zaken (het Haags Programma) van start gaan. Onder het Zweeds EU-voorzitterschap zal dit «Stockholm Programma» vorm moeten krijgen, met inachtneming van de evaluatie van het Haags Programma door de Europese Commissie. Nederland wil hierbij een impuls geven aan verdergaande EU-samenwerking op de terreinen van asiel en migratie, veiligheid en klassieke justitie-samenwerking. Dit zal ertoe bijdragen dat de vrijheden en rechten van Europese burgers in de hele Unie op een zelfde hoog niveau worden gewaarborgd en dat bestrijding van terrorisme en criminaliteit binnen de EU effectiever kan verlopen. Nederland zal in het bijzonder aandacht vragen voor het vergroten van het onderling vertrouwen tussen de lidstaten. Daarbij is het goed als lidstaten elkaar een spiegel voorhouden over het handhaven van beginselen van de rechtsstaat. Tegelijkertijd zal Nederland ervoor waken dat er voldoende beleidsvrijheid blijft voor de toepassing van het nationaal straf- en civielrecht, met name waar niet op voorhand vaststaat dat een Europese aanpak meerwaarde biedt voor de lidstaten en hun burgers.

Klimaat1

In juni 2009 is het wetgevingspakket voor klimaat en energie, waarover in december 2008 politieke overeenstemming werd bereikt, in werking getreden. Daarmee heeft de EU van alle continenten het meest ambitieuze klimaatbeleid. In december 2009 vindt de klimaattop in Kopenhagen plaats. Op basis van het akkoord van Kopenhagen zal in 2010 het nieuwe klimaatverdrag uitonderhandeld moeten worden. Nederland wil dat de EU deze leiderschapspositie benut om dit akkoord tot een succes te maken. Het cruciale vraagstuk van de financiering van internationaal klimaatbeleid moet worden opgelost. De EU zal daarbij het voortouw nemen door tijdig voor Kopenhagen haar bereidheid tot het leveren van een bijdrage te concretiseren. Een succesvol akkoord in Kopenhagen zou de EU in staat stellen zijn reductiedoelstelling voor de uitstoot van broeikasgassen te verhogen tot 30% in 2020. Die stap is van groot belang voor de realisatie van het nationale reductiedoel van Nederland van 30% in 2020. De verwachting is dat de uitwerking van het klimaatakkoord van Kopenhagen in 2010 nog tot intensieve onderhandelingen zal leiden.

Energievoorzieningszekerheid

Energievoorzieningszekerheid wordt een steeds belangrijker element in het externe beleid van de EU en is ook een van de pijlers van de tweede strategische herziening van het EU energiebeleid. Nederland wil dat de EU zich meer richt op diversificatie van bronnen en aanvoerroutes en verbreding en verdieping van de relatie met belangrijke energieleveranciers en transitlanden. Daarom is Nederland ook voorstander van nieuwe pijpleidingen naar de EU zoals NordStream en Nabucco, in het kader van de zogenaamde Zuidelijke Corridor. Het is van groot belang dat de EU de aanleg van deze pijpleidingen bevordert en daarvoor de juiste politieke en juridische voorwaarden schept. De noodzaak van diversificatie van bronnen laat onverlet dat lidstaten zeggenschap blijven houden over hun eigen bodemschatten.

EU extern beleid

De EU heeft een sterk en effectief extern beleid nodig dat enerzijds wordt ingezet om de belangen van Europa in de wereld te verdedigen en anderzijds een weerspiegeling vormt van de universele waarden die Europa uitdraagt, zoals mensenrechten, armoedebestrijding en verdraagzaamheid. Dit externe optreden van de EU is meer dan ooit nodig omdat het mondiale krachtenveld aan grote veranderingen onderhevig is. De tijden dat het westen een monopolie had op oplossingen en deze kon opleggen aan de rest van de wereld zijn voorbij. De sterke economische groei in China, India, de Golfstaten, sommige landen in Zuidoost-Azië en delen van Zuid-Amerika heeft ervoor gezorgd dat deze landen, die niet per definitie het westerse waardenpatroon één-op-één onderschrijven, assertiever worden en een belangrijkere plaats in de wereldorde opeisen. De samenstelling van de G20 is een uitdrukking van de nieuwe verhoudingen.

Nederland wil meer coherentie in het externe beleid van de EU bewerkstelligen, waarbij de verschillende instrumenten van de EU in onderlinge samenhang worden ingezet. Alleen dan kan de Unie haar eigen nabuurschap stabiliseren en ontwikkelen en een constructieve rol spelen in mondiale conflicten. Nauwere transatlantische samenwerking is belangrijk op al deze terreinen: door een eensgezind optreden van de EU en de VS komen oplossingen dichterbij. Het Verdrag van Lissabon zal een extra impuls aan deze coherentie geven, zeker ook door de voorziene Europese Dienst voor Extern Optreden. Nederland zal aan de vormgeving en inrichting daarvan een actieve bijdrage leveren. Hierbij zal Nederland benadrukken dat, ook met een sterker Europees buitenlands beleid, een plaats overblijft voor de behartiging van nationale belangen in het buitenland omdat die per lidstaat zullen blijven verschillen.

In het externe beleid van de EU zal Nederland accenten blijven zetten bij kwesties die ons waardenstelsel raken zoals kinderarbeid en illegale grondstoffenexport. Dit geldt ook voor onze voortdurende roep om de lasten eerlijk te verdelen. Wij zullen de overige lidstaten blijven aansporen om aan hun verplichtingen op het gebied van Officiële Ontwikkelingshulp voor 2010 te (blijven) voldoen.

Doelstelling 2

Een Europa dat zijn eigen criteria voor uitbreiding serieus neemt en strikt toepast.

Probleem en Doel

De gestage uitbreiding van de Europese Unie is in het afgelopen decennium één van de meest succesvolle processen gebleken om samenlevingen te transformeren. Landen die nog maar twintig jaar geleden totalitair geregeerd werden zijn intussen al weer vijf jaar gewaardeerde lidstaten van de Unie. De uitbreiding met een tiental landen in Centraal- en Oost-Europa, naast Malta en Cyprus, heeft de stabiliteit en veiligheid in Europa sterk bevorderd. De lopende trajecten op de Balkan en in Turkije kunnen een soortgelijk effect sorteren. Nederland heeft met zijn open economie veel van de uitbreidingsrondes geprofiteerd. De jongste uitbreidingsronde heeft in 2006 aanleiding gegeven tot een reeks aanscherpingen in het uitbreidingsproces. Het kabinet zal erop toezien dat de criteria voor toetreding van (potentiële) kandidaat-lidstaten strikt worden nageleefd. Landen die niet volledig aan de criteria voldoen, kunnen geen lid worden. Tegelijkertijd houdt het kabinet rekening met het gegeven dat er bij velen in Europa een zekere «uitbreidingsmoeheid» is ontstaan. Door de uitbreiding wordt de totale stem van Europa sterker, maar de relatieve machtspositie van individuele lidstaten binnen Europa neemt af. Dit brengt vragen met zich mee over behoud van identiteit.

Nederlandse inzet en beoogde beleidseffecten

EU-uitbreiding

De gevolgen van de economische crisis komen extra hard aan bij veel directe buren van de EU, inclusief de kandidaat-lidstaten. De EU is nauw met haar buren verbonden, zowel in economisch, sociaal en politiek opzicht, als uit het oogpunt van veiligheid en energievoorzieningszekerheid. De wederzijdse belangen zijn groot.

Tegelijkertijd hecht Nederland zeer aan stringente toepassing van de criteria voor toenadering tot de Unie van de (huidige) drie kandidaat-lidstaten1  en vijf potentiële kandidaat-lidstaten2. De voorwaarden voor verdere uitbreiding zijn helder verwoord in de EU uitbreidingsstrategie, die in december 2006 door de Europese Raad werd aangenomen. Voortgang in het pre-accessietraject kan alleen worden geboekt op basis van duurzame hervormingen, waarbij ieder land op zijn eigen merites wordt beoordeeld. Naleving van de Kopenhagencriteria3 is daarbij cruciaal. Dit betekent in concrete termen ondermeer dat een land als Turkije wat Nederland betreft niet zal kunnen toetreden tot de Unie als er geen verbetering komt in de naleving van bijvoorbeeld vrouwen- en homorechten, de vrijheid van godsdienst en de positie van de Koerden. Het kabinet zal er op blijven toezien dat de uitbreidingsstrategie scherp op het netvlies staat bij alle betrokken partners. Het naleven van criteria is niet louter een «technisch» proces. Door de criteria volledig na te komen tonen de kandidaat-lidstaten aan dat zij volledig onderdeel zijn (geworden) van de Europese waardengemeenschap. Nederland zal ook niet aarzelen om gevolgen te verbinden aan (het tempo van) het toenaderingsproces van (potentiële) kandidaat-lidstaten. Nederland hecht er ook sterk aan dat de Unie zelf – ook institutioneel – in staat is nieuwe leden te verwelkomen. Het heeft dan ook de voorkeur dat het Verdrag van Lissabon in werking is getreden voor de eerstvolgende uitbreiding van de Unie.

Nederland is strikt op de voorwaarden, maar komt wel zijn toezeggingen na en biedt met onder meer het Matra-programma bilaterale ondersteuning aan (potentiële) kandidaat-lidstaten om aan die voorwaarden te kunnen voldoen. Landen die aan alle criteria voldoen zijn wat Nederland betreft welkom in de Unie. Het kabinet beschouwt de gestage uitbreiding van de EU als één van de meest succesvolle instrumenten om Europese samenlevingen te stabiliseren en transformeren. Twintig jaar geleden viel de Berlijnse Muur. Vijf jaar geleden traden tien nieuwe lidstaten toe tot de Europese Unie. Zelden in de geschiedenis van Europa hebben zoveel landen, zolang op zo’n vreedzame manier effectief met elkaar samengewerkt. Als gevolg van de uitbreiding met de landen in Midden- en Oost-Europa is de EU bovendien sterker geworden op het wereldtoneel. Daarnaast heeft de uitbreiding gezorgd voor een vergroting van de Europese interne markt en groter bereik van de Europese rechtsregels. Juist een open economie en samenleving als Nederland heeft hier veel baat bij.

Nabuurschapbeleid

Het Europees Nabuurschapbeleid is ontwikkeld voor landen die geen (concreet) EU-perspectief hebben, maar waarvoor de Unie niettemin een bijzondere verantwoordelijkheid voelt en een eigen belang heeft. Het kabinet verwelkomt in dit verband de oprichting van de Unie voor de Mediterrane Regio voor de tien zuidelijke buren (juli 2008) en het Oostelijk Partnerschap, het equivalent voor de zes oostelijke partners1 (mei 2009). Nederland wil dat beide samenwerkingsverbanden zich in 2010 en latere jaren verder ontwikkelen – ook met praktische projecten. De zuidflank van de Unie blijft kwetsbaar. Succes van de Unie voor de Mediterrane Regio is dan ook niet gegarandeerd. Nederland wil dat de EU alle mogelijkheden die zij heeft – als donor, als handelspartner en als bemiddelaar – aangrijpt om een constructieve rol te spelen. In dit licht ziet het kabinet ook de intensivering van de relaties met Israël.

Het Oostelijk Partnerschap biedt een uitgelezen mogelijkheid Europese waarden verder wortel te laten schieten bij de oostelijke buren van de EU. Het Oostelijk partnerschap zal in de visie van het kabinet een bijdrage kunnen leveren aan een duurzaam hervormings- en transitieproces in de regio. Het partnerschap is wel aan bepaalde voorwaarden verbonden; zolang democratisering en rechtstatelijke ontwikkeling uitblijven, kan geen sprake zijn van verdere intensivering van de betrekkingen. Nederland zal in EU-kader en tegenover de betrokken landen blijven uitdragen dat het Oostelijk Partnerschap niet mag worden opgevat als voorportaal voor EU lidmaatschap.

EU-Rusland

De economische crisis trekt in Rusland diepe sporen maar biedt op buitenlands politiek terrein kansen. Betrokkenheid van Rusland bij het Oostelijk Partnerschap sluit het kabinet zeker niet uit. Nederland vindt het van groot belang dat de EU blijft investeren in de relaties met Rusland, met name in het kader van de onderhandelingen over een nieuwe strategische en brede overeenkomst. We moeten binnen de EU echter wel realistisch zijn over onze verwachtingen. Rusland en de EU zouden elkaar kunnen vinden op belangrijke internationale onderwerpen als de bestrijding van de economische crisis, klimaatbeheersing en het tegengaan van de verspreiding van massavernietigingswapens. We zullen echter ook van mening blijven verschillen over onder meer regionale kwesties zoals Georgië. Nederland vindt dat in de «volwassen relatie» tussen de EU en Rusland het mogelijk moet zijn een open en kritische dialoog te voeren over bijvoorbeeld de mensenrechtensituatie en democratische beginselen.

Doelstelling 3

Dichterbij brengen van een oplossing voor de conflicten in het Midden-Oosten;

Probleem en Doel

Ook in 2010 zal het Midden-Oosten Vredesproces en alles wat daarmee samenhangt voor Nederland onze volle aandacht hebben. Het Gaza-conflict in het begin van 2009 liet eens te meer zien hoe fragiel het vredesproces kan zijn. Nederland zal, samen met onze internationale partners, blijven zoeken naar mogelijkheden de partijen dichter bij elkaar te brengen. Ook door inzet van ontwikkelingssamenwerking spelen we een rol van betekenis – van humanitaire hulp aan de Gazastrook tot economische steun en de hulp aan opbouw van de rechtsstaat in de Palestijnse Gebieden. De Israëlisch-Palestijnse tegenstelling is niet het enige probleem in de regio, maar een oplossing ervan zou de angel uit veel andere kwesties halen. Een andere bron van regionale instabiliteit blijven de nucleaire ambities van Iran. Het Midden-Oosten is de directe buur van de EU, onze belangrijkste energie-leverancier en regio van herkomst van miljoenen islamitische Europeanen. Dat zijn meer dan genoeg redenen voor Nederland om bilateraal en in internationaal verband met kracht naar stabiliteit en dialoog te blijven streven.

Nederlandse inzet en beoogde beleidseffecten

Het Midden-Oosten Vredesproces

Het overkoepelende doel van de internationale gemeenschap bij het Midden-Oosten Vredesproces (MOVP) is een levensvatbare Palestijnse staat en veilige en erkende grenzen voor Israël. Hoe dat doel bereikt moet worden is in grote lijnen duidelijk en verwoord in de vier hoekstenen van het MOVP: het Annapolis-proces, de routekaart, het Arabisch Vredesinitiatief en de kwartetbeginselen. Dat betekent onder meer veiligheid voor Israël, geen nieuwe nederzettingen, aanvaarding door alle partijen van de kwartetbeginselen (erkenning Israël, afzweren geweld en erkenning van de door de PLO gesloten akkoorden), toelating van alle normale goederenverkeer in en uit Gaza om de situatie in dat gebied te verbeteren, effectieve bestrijding van wapensmokkel en snelle hervatting van serieuze onderhandelingen. Het is nu aan de politici aan zowel Palestijnse als Israëlische zijde om een akkoord te bereiken. Daarop zullen de inspanningen van alle spelers de komende jaren gericht zijn. In dat proces heeft Nederland een belangrijke rol als aanjager en facilitator, gegeven onze goede betrekkingen met zowel Israël als de Palestijnen. Die rol is nog eens bevestigd tijdens de reizen van respectievelijk de minister van Buitenlandse Zaken en de minister voor Ontwikkelingssamenwerking naar de de regio in juni 2009. Bewindspersonen zullen de regio ook in 2010 bezoeken en onze halfjaarlijkse politieke consultaties met Israël worden voortgezet, terwijl er ook politieke consultaties met de Palestijnen komen.

Nederland wil een oplossing van het Israëlisch-Palestijnse conflict en het nastreven van normale, op gelijkwaardigheid gebaseerde, betrekkingen tussen Israël en de Arabische landen in de regio langs diplomatieke weg bevorderen. Daarbij wil Nederland niet-constructieve en emotionele retoriek over het Midden-Oosten in VN-resoluties of -bijeenkomsten vermijden. Ook in 2010 zal Nederland zich distantiëren van activiteiten die het Midden-Oosten op ongebalanceerde en onconstructieve wijze benaderen. Het is juist nu nodig de politieke dialoog tussen de EU en Israël, waartoe besloten is door de Associatieraad EU-Israël in juni 2008, te intensiveren. Dit biedt de EU de mogelijkheid om een constructieve rol in het MOVP te spelen, onder meer door de dialoog aan te grijpen om Israël te wijzen op zijn internationale verplichtingen ten opzichte van de Palestijnse bevolking. De EU moet een constructieve houding van regionale en internationale spelers bevorderen door bijvoorbeeld gebruik te maken van de politieke dialoog in onze associatieakkoorden. Nederland steunt een actief en coherent beleid van de EU op dit gebied. Op Nederlands initiatief gaat de EU nadenken over de wijze waarop de EU bij zou kunnen dragen aan de implementatie van een alomvattend vredesakkoord tussen Israël en de Palestijnse gebieden. Ook zal Nederland in 2010 vredesbevorderende initiatieven van belangrijke regionale spelers, zoals Egypte en Saudi-Arabië, blijven ondersteunen.

Voor een toekomstige onafhankelijke Palestijnse staat is de opbouw van een sterke Palestijnse Autoriteit en Palestijnse instituties van groot belang. Daarom geeft Nederland ook in 2010 financiële steun aan PEGASE, het EU-instrument om onder meer vergoedingen aan Palestijnse ambtenaren uit te keren. Verder zal Nederland ook in 2010 een bijdrage leveren aan de opbouw van de Palestijnse veiligheidssector. Zo helpen we met een bijdrage aan missies van de EU (EUPOL COPPS en EUBAM Rafah) mee aan de opbouw van de rechtsstaat in de Palestijnse Gebieden – een voorwaarde voor een vreedzamere regionale omgeving. Ook blijft Nederland de United Nations Relief and Works Agency (UNRWA) steunen ten behoeve van Palestijnse vluchtelingen.

Syrië

De toenadering die zich langzaam af begint te tekenen tussen Syrië en Libanon komt de stabiliteit in de regio ten goede. Inmiddels heeft Syrië een ambassade geopend in de Libanese hoofdstad, en is ook de eerste Syrische ambassadeur in Beiroet benoemd. Nederland wil deze positieve ontwikkeling ook in 2010 stimuleren. Het associatieakkoord tussen de EU en Syrië, dat in 2009 van kracht zou kunnen worden, moet gebruikt worden om te bereiken dat Syrië zich als verantwoordelijke speler in de regio opstelt. Behalve een constructievere opstelling in het MOVP is daarvoor wat Nederland betreft ook een verbetering van de mensenrechtensituatie in Syrië nodig. Nederland verdedigt dit standpunt in EU-verband en de minister van Buitenlandse Zaken heeft dit tijdens zijn bezoek aan Syrië (juni 2009) nog eens duidelijk verwoord naar zijn gesprekspartners. Nederland gaat ook in de reguliere bilaterale contacten de dialoog aan over de zorgwekkende mensenrechtensituatie. Nederland is verder zichtbaar aanwezig bij rechtszaken tegen mensenrechtenactivisten en in de EU-mensenrechtenwerkgroep in Damascus. Binnen de beperkte marges die daarvoor ter beschikking staan, verleent Nederland steun aan lokale mensenrechtenorganisaties.

Iran

Het nucleaire programma van Iran blijft een voortdurende bron van zorg, ondanks de bemiddelingspogingen van permanente leden van de VN-Veiligheidsraad en Duitsland. Het Nederlandse streven blijft er ook in 2010 op gericht dat Iran het vertrouwen van de internationale gemeenschap in het uitsluitend vreedzame karakter van zijn nucleaire programma herstelt en de Veiligheidsraadresoluties uitvoert. Kiest Iran er echter voor zich niet te houden aan de eisen van het International Atomic and Energy Agency (IAEA) en de Veiligheidsraadresoluties, dan moet de internationale gemeenschap verdergaande sancties nemen. Zo mogelijk VN-breed, maar zo nodig in kleiner verband (dat wil zeggen: de VS, EU en gelijkgezinde landen).

Nederland blijft Iran wijzen op zijn verantwoordelijkheden en verplichtingen ten aanzien van de veiligheid en stabiliteit in de regio en eerbiediging van de mensenrechten. Het verloop van de verkiezingen in 2009, het hardhandig neerslaan van de daaropvolgende vreedzame protesten, de willekeurige arrestaties en overige beknotting van universele rechten onderstrepen de noodzaak hiervan en onderschrijven de fluïde situatie in Iran eens te meer. Nederland zal zo lang als noodzakelijk in internationaal verband streven naar een eensgezind en krachtig protest en maximale druk op de Iraanse autoriteiten blijven uitoefenen opdat universele vrijheden en fundamentele waarden worden gerespecteerd. Nederland zal eveneens blijvend aandacht besteden aan projecten ter bevordering van mediavrijheid en vrijheid van meningsuiting. De inzet van de Nederlandse ambassade in Teheran blijft in 2010 mede gericht op het ongedaan krijgen van arbitraire arrestaties en verbetering van de situatie van gevangenen, gewonden en onderdrukten.

Irak

Voor de toekomst van Irak blijft de bevordering van stabiliteit en veiligheid voor alle Iraakse burgers van groot belang. Nederland helpt Irak hierbij in 2010 door onder meer het doen van inspanningen gericht op het boeken van vooruitgang in het politieke proces, bevordering van de nationale verzoening, versterking van de rechtstaat en het ondersteunen van herstel van de openbare orde. De eenheid van Irak staat voorop. Nederland draagt in 2010 ook financieel bij aan ontmijning (EUR 1,2 miljoen aan Mine Advisory Group) en slachtofferhulp. De humanitaire hulp aan Irak en Irakese vluchtelingen in buurlanden zal worden voortgezet. Nederland blijft aandacht vragen voor de mensenrechtensituatie in Irak, waaronder de positie van etnische en religieuze minderheden.

Noord-Afrika

Nederland schenkt in 2010 bijzondere aandacht aan de betrekkingen met de landen van Noord-Afrika, zowel bilateraal als in Euromed-kader. Voor 2010 staat de viering van 400 jaar betrekkingen met Algerije op de agenda, een land waarmee ook op energiegebied de betrekkingen worden aangehaald. De betrekkingen met Marokko, land van oorsprong van een grote groep Nederlanders, zijn goed en divers, en het streven is erop gericht die betrekkingen nog verder te verbreden en te verdiepen. In dat kader hebben Nederland en Marokko overeenstemming bereikt over een Gemeenschappelijk Actie Programma, waaraan verder invulling gegeven zal worden. Het programma heeft tot doel de politieke dialoog en de samenwerking op overheidsniveau te bevorderen, onder meer door specifieke projecten bij terrorismebestrijding en op het terrein van handelsbevordering en onderwijs.

Doelstelling 4

Probleem en Doel

Een moderne krijgsmacht die wereldwijd maatwerk kan leveren in grotere en kleinere crisisbeheersingsoperaties en bij het opbouwen van veiligheidsorganisaties in landen die we daarin willen ondersteunen

Nederlandse inzet en beoogde beleidseffecten

(onder deze doelstelling wordt gerapporteerd over het bredere Nederlandse internationale veiligheidsbeleid)

Of het nu gaat om fragiele staten, terrorisme of proliferatie van massavernietigingswapens – oude en nieuwe dreigingen raken Nederland vanuit meerdere delen van de wereld. Conflicten dicht bij huis (in de Balkan of de Kaukasus) maar ook verder weg, in Afrika (piraterij in de Golf van Aden), Afghanistan of het Midden-Oosten. Deze dreigingen zorgen voor instabiliteit en onzekerheid, en vormen broeinesten voor verdere conflicten. Dat raakt onze handelsbelangen, maar vooral het veiligheidsbelang van de Nederlandse burger. In deze tijden van globalisering mogen we niet onze ogen sluiten en hopen dat conflicten elders hun weg naar onze grenzen niet zullen vinden. Daarom zijn we wereldwijd actief voor vrede en veiligheid. Op meerdere terreinen van het veiligheidsbeleid zal 2010 voor Nederland een belangrijk jaar worden waarin onder andere de herziening van het Strategisch Concept van de NAVO tot stand moet komen, waar de Non-Proliferatie Verdrag-toetsingsconferentie zal plaatsvinden. Voor wat betreft de Nederlandse inzet in Afghanistan in 2010 verwijst de regering naar de zogenaamde artikel 100-brief d.d. 30 november 2007 (Kamerstuk 27 925, nr. 279)

Crisisbeheersingsoperaties

Veruit de grootste crisisbeheersingsoperatie waaraan Nederland bijdraagt is de ISAF-operatie in Afghanistan. ISAF zal, samen met het Afghaanse leger en politie, operaties blijven uitvoeren om de Taliban het initiatief te ontzeggen en veiligheid te creëren voor de Afghaanse bevolking. Onze inzet is niet alleen militair van aard: in onze 3D-aanpak (Diplomacy, Development, Defence) ligt de nadruk evenzeer op het creëren van economische kansen voor de lokale bevolking en het verbeteren van hun lokale bestuur. Dat doen we niet alleen: in Uruzgan zal Nederland nauw blijven samenwerken met Australië, de VS, Frankrijk, Slowakije en Singapore. Onze ontwikkelingsinspanning staat ook in 2010 in het teken van het uitvoeren van de Afghan National Development Strategy (ANDS).Hierbij is een grotere coördinerende rol op het gebied van (weder)opbouw en bestuursondersteuning weggelegd voor de VN. Het gezamenlijke doel van de internationale gemeenschap in Afghanistan – zoals ook bevestigd werd tijdens de grote internationale Afghanistan-conferentie in maart 2009 in Den Haag – is de lokale bestuurders, de lokale overheidsdiensten en de Afghaanse veiligheidsdiensten te assisteren zelfstandig op te treden. Als Nederland leveren we daaraan een bijdrage door onder andere militairen, politietrainers en ontwikkelingsdeskundigen in te zetten. Ook de regionale component (Pakistan, Iran) zal in 2010 veel aandacht krijgen. Dit vanuit de overtuiging dat veel van de vraagstukken waarmee de internationale gemeenschap geconfronteerd wordt deel zijn van een complexer nationaal en (inter)regionaal geheel. In doelstelling 5 wordt nadere aandacht besteed aan Afghanistan. Voor wat betreft de Nederlandse inzet in Afghanistan in 2010 verwijst de regering naar de zogenaamde artikel 100-brief d.d. 30 november 2007 (Kamerstuk 27 925, nr. 279).

Naast Afghanistan leveren Nederlandse militairen en civiel personeel ook op veel andere plaatsen in de wereld een bijdrage aan vrede en veiligheid. Zoals bijvoorbeeld in de Westelijke Balkan. In Kosovo draagt Nederland ook in 2010 bij aan het versterken van het Kosovaars bestuur op het gebied van politie en justitie via de missie van de EU (EULEX). De militaire EVDB (Europees Veiligheids- en Defensiebeleid) -missie in Bosnië-Herzogovina (EUFOR-Althea), waaraan Nederlandse militairen deelnemen, bewaakt de stabiliteit in dat land. In Georgië levert Nederland een bijdrage aan de EU Monitoring Mission die toeziet op naleving van het staakt-het-vuren. In het Midden-Oosten ondersteunt Nederland het Midden-Oosten Vredesproces door een bijdrage aan de EUPOL COPPS missie die de ontwikkeling van de civiele veiligheidssector in de Palestijnse Gebieden ondersteunt. In Soedan blijft Nederland betrokken bij de VN-operatie UNMIS (United Nations Mission in Sudan). Door het ter beschikking stellen van militaire waarnemers en politiefunctionarissen dragen we bij aan de stabilisatie van de situatie in Soedan. Onze UNMIS-bijdrage is in 2010 voor Zuid-Soedan van extra betekenis, gezien de rol die UNMIS zal spelen bij het begeleiden van eerlijke en vreedzame verkiezingen in februari 2010. De inzet van de EU en de NAVO ter bestrijding van piraterij op zee, bijvoorbeeld via de EUNAVFOR Atalanta, de EVDB-missie die Nederland in de tweede helft van 2009 leidde, om de gevaren voor de scheepvaart te verminderen en ervoor te zorgen dat humanitaire hulp getroffen gebieden ongeschonden kan bereiken, is ook in 2010 een belangrijk aandachtsgebied voor ons. Met Burundi zal een structurele en brede samenwerking op veiligheids- en defensiegebied worden opgebouwd. Het gaat hierbij om training, advies en materiële ondersteuning waardoor een bijdrage wordt geleverd aan de verdere professionalisering van het leger en het politieapparaat in Burundi. Daar waar onze beschikbare capaciteiten aansluiten op de behoefte van VN, EU, NAVO en OVSE zal Nederland mogelijk ook elders kunnen bijdragen aan crisisbeheersingsoperaties. Onder doelstelling 5 wordt aandacht besteed aan de samenhang tussen veiligheidsbeleid en ontwikkelingssamenwerking en de activiteiten die we in verschillende landen op dat vlak ondernemen.

Internationale organisaties en fora

Vrede en veiligheid bewerkstelligen kan Nederland niet alleen; de inspanningen moeten geleverd worden in samenwerking met anderen. Daarom spelen de NAVO, de EU, de VN en de OVSE een belangrijke rol in ons internationale veiligheidsbeleid. Deze organisaties moeten daadkrachtig en effectief zijn in de uitvoering van hun taken en we zullen, in samenwerking met partners, ook het komende jaar veel aandacht geven aan complementariteit van de inspanningen van die verschillende internationale organisaties op het gebied van vrede en veiligheid.

De NAVO zal de herziening van het «Strategisch Concept», conform de besluiten tijdens de NAVO-top in Straatsburg-Kehl, waarschijnlijk begin 2011 afronden. Nederland vindt dat de NAVO daarbij een balans moet vinden tussen de basisverplichting van de gezamenlijke verdediging van het NAVO-grondgebied en de noodzaak tot het gezamenlijk optrekken bij dreigingen buiten het NAVO-grondgebied die onze veiligheid direct raken. Het herzieningsproces moet wat Nederland betreft resulteren in een nieuwe consensus over het evenwicht tussen beide taken. Dat is noodzakelijk om de solidariteit en cohesie binnen het bondgenootschap te verstevigen.

Het aantal missies op grond van het EVDB blijft toenemen. Hierdoor is aandacht voor de ontwikkeling van civiele en militaire capaciteiten en eventuele gezamenlijke inzetbaarheid noodzakelijk. We zullen deze ontwikkelingen actief ondersteunen. Daarnaast zal Nederland aandacht blijven vragen voor verdere samenwerking tussen de EU, de NAVO en de VN.

Nederland zet zich in OVSE-verband in voor een constructieve dialoog over Europese veiligheid en mensenrechten. De OVSE biedt hierin duidelijke meerwaarde als overlegforum met onder meer Rusland en de Centraal-Aziatische landen.

Wapenbeheersing

De dreiging van massavernietigingswapens is het afgelopen jaar niet verminderd. Landen als Iran en Noord-Korea werken aan nucleaire programma’s waarbij niet is uit te sluiten dat deze niet (alleen) voor vreedzame doeleinden worden ontwikkeld. We blijven ons dan ook inzetten voor het bevorderen van non–proliferatie en ontwapening, met als uiteindelijk doel een kernwapenvrije wereld in lijn met de motie Peters/Van Bommel. Een op veiligheid gerichte organisatie als de NAVO moet zich intensiever bezighouden met non–proliferatie, wapenbeheersing en nucleaire en conventionele ontwapening. Nederland zal zich in de relevante discussies binnen de NAVO, waaronder die over het«Strategisch Concept», maar ook in de VN en andere internationale fora, hiervoor hard maken. Met de voorstellen van met name de nieuwe VS-administratie voor ontwapening en non-proliferatie van massavernietigingswapens wordt hopelijk een belangrijke nieuwe impuls gegeven aan het multilateraal regime van afspraken over wapenbeheersing. Centraal daarin staan het Non-Proliferatieverdrag (NPV), het Chemische Wapenverdrag en het Biologische en Toxine Wapensverdrag. Om dit multilateraal regime verder te versterken draagt Nederland in 2010 bij aan een resultaatgericht en constructief verloop van de Toetsingsconferentie van het NPV. Ook wil Nederland bilateraal en samen met andere NAVO-landen tijdens de NPV-bijeenkomst, een constructieve dialoog voeren met de zogenaamde «niet gebonden landen».

Daarnaast zullen we inspelen op concrete nieuwe voorstellen ter versterking van de multilarale benadering van wapenbeheersing, onder andere door bij te dragen aan de totstandkoming van een verdrag om de productie van splijtstof voor ontploffingsdoeleinden te verbieden. Met een bijdrage aan het Global Initiative to Combat Nuclear Terrorism en hetProliferation Security Initiative neemt Nederland concrete stappen om het risico dat massavernietigingswapens in handen vallen van niet-statelijke groeperingen zoveel als mogelijk te beperken, en internationale samenwerking op dat vlak verder te verbeteren. Tijdens de 2009 Plenaire van het Global Initiative to Combat Nuclear Terrorism in Den Haag hebben 76 aangesloten landen benadrukt de komende periode de private sector en het maatschappelijk middenveld te zullen betrekken bij de strijd tegen nucleair terrorisme. Deze landen zullen effectiever samenwerken om de veiligheid van civiele nucleaire installaties te versterken en ervaringen te delen betreffende de capaciteitsopbouw van het voorkomen, detecteren, en reageren op incidenten met nucleair materiaal.

Nederland blijft ook in 2010 een positieve rol spelen op het gebied van conventionele wapenbeheersing waarbij ons restrictieve wapenexportbeleid wordt voortgezet. Daarbij hoort ook het streven naar een verantwoord en effectief wapenexportbeleid in andere landen, onder meer door bilateraal en multilateraal te werken aan de totstandkoming van een internationaal wapenhandelsverdrag (ATT). Ook vanuit onze mensenrechtenstrategie blijven we ons inzetten voor de totstandkoming van een internationaal wapenhandelsverdrag. Daarnaast wil Nederland een spoedige ratificering en inwerkingtreding van het Clustermunitieverdrag en aansluiting bij dat verdrag van zo veel mogelijk staten.

IndicatorBasiswaarde (met jaartal)Bereikt in 2009Streefwaarde
1. Aantal undercuts11 (2005)00 (2010 en verder)
2. Oslo Proces: aantal deelnemende landen.46 (2007)98125 (2012)

Bron: 1. Formele informatie-uitwisseling op basis van de Europese Gedragscode voor Wapenexport.

  2. Ministerie van BZ

1 Een undercut is het besluit van een EU-lidstaat om een wapenexportvergunning af te geven voor een transactie die in essentie identiek is aan een eerder door een andere lidstaat geweigerde vergunning.

Terrorisme

Onze externe en interne veiligheid raken steeds nauwer vervlochten, en daarom spelen overwegingen van binnenlandse veiligheid een steeds belangrijker rol bij de vormgeving van ons buitenlandse (veiligheids)beleid. Intensieve internationale samenwerking in de strijd tegen het internationale terrorisme is essentieel en in het belang van alle Nederlandse burgers. Bij de bestrijding van terrorisme zullen de in de mensenrechtenstrategie neergelegde uitgangspunten worden toegepast. Ook zullen we ons inspannen voor internationale berechting van terroristen, voor zover de direct betrokken staten vervolging niet zelf ter hand nemen. Er mag geen straffeloosheid gelden voor internationale terroristen. Het Internationaal Strafhof heeft reeds de mogelijkheid om terroristische misdrijven te berechten als die tevens kwalificeren als een misdrijf tegen de menselijkheid (of een ander misdrijf onder het Statuut), maar in aanloop naar de Herzieningsconferentie van het Statuut van Rome in Kampala in 2010 zal Nederland ook inzetten op – en internationale steun zoeken voor – het opnemen van terrorisme als zodanig als misdrijf in het Statuut. Nederland zoekt hiervoor internationale steun onder meer ook bij de Verenigde Staten. De nieuwe VS-administratie heeft een wezenlijk positievere houding ten aanzien van het Internationale Strafhof en streeft naar betere samenwerking. Nederland zal langs alle mogelijke kanalen deze houding verder stimuleren, mede gericht op uiteindelijke toetreding van de VS tot het statuut.

Nederland zal in EU- en VN-verband ook pleiten voor versterking van de rechtsbescherming rondom de listing en delisting van personen en entiteiten die op terrorismelijsten zijn of worden geplaatst. In de dialoog met derde landen zal, vooral door middel van contraterrorisme-clausules, onverminderd aangedrongen worden op de noodzaak tot ratificatie en uitvoering van de VN-terrorismeverdragen. Een instrument hiervoor is de uitvoering van de wereldwijde strategie van de VN om terrorisme tegen te gaan. In Den Haag zal een antiterrorisme-instituut (uitvoering van de motie Cörüz) hieraan concrete bijdragen kunnen leveren. Bij de vormgeving wordt rekening gehouden met de onderscheidende verantwoordelijkheden van de departementen en andere organisaties die zich bezighouden met de bestrijding van terrorisme. Nederland wil versterkte internationale samenwerking op het terrein van politie, bij de bestrijding van internationale drugshandel en bij het tegengaan van mensenhandel.

Doelstelling 5:

Samenhang en effectiviteit van het veiligheids- en ontwikkelingsbeleid vergroten

Probleem en Doel

Ondanks het afnemende aantal gewapende conflicten vormen (politieke) instabiliteit en de daarmee gepaard gaande onveiligheid nog steeds een groot probleem. Vooral in fragiele statenhebben burgers, en in het bijzonder de allerarmsten, onverminderd zwaar te lijden. Fragiele staten vormen ook een belangrijk risico als bron van transnationale dreigingen. De instabiliteit in fragiele staten kan alsnog omslaan in het uitbreken van nieuwe conflicten die de regionale stabiliteit en daarmee de internationale rechtsorde in gevaar brengen. In Nederland, maar ook internationaal, heeft dit geleid tot nieuwe partnerschappen op het snijvlak van ontwikkeling en veiligheid. Deze partnerschappen, zoals bijvoorbeeld met de ministeries van Defensie, BZK en Justitie zijn essentieel voor het indammen van de risico’s van instabiliteit en fragiliteit. Ook is meer maatwerk op lokaal niveau, gerichte diplomatieke inspanningen en een meer politieke aanpak binnen de ontwikkelingssamenwerking noodzakelijk. Juist ook in tijden van economische neergang moeten we overheden in fragiele staten helpen: verminderde inkomsten kunnen nadelige gevolgen hebben in het streven naar stabiliteit en ontwikkeling in die landen.

Nederlandse inzet en beoogde beleidseffecten

Het kabinet zet in op het verbeteren van menselijke veiligheid, het bijdragen aan een legitieme overheid met voldoende capaciteit en het creëren van vredesdividend. Met deze doelstellingen voor ogen, kreeg de Nederlandse aanpak van de problematiek van fragiele staten in november 2008 vorm met de presentatie van de beleidsnotitie «Veiligheid en Ontwikkeling in Fragiele Staten». Voor het realiseren van deze strategie is geïntegreerd beleid essentieel. Samenwerking in de «buitenland driehoek» (Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking) en met Economische Zaken, speelt een centrale rol. Maar er is ook behoefte aan de expertise van andere ministeries zoals Justitie, BZK en Financiën. Samen met deze ministeries werken we aan de praktische invulling van het fragiele staten-beleid op terreinen als security sector reform (SSR), disarmament demobilization and reintegration (DDR), planning en uitvoering van civiele en militaire crisisbeheersingsopeaties en terreinen als early recovery en het verbeteren van bestuurlijke kwaliteit en sociaal economische ontwikkeling. Programma’s waarmee we de fragiliteit in staten willen verminderen.

De effectiviteit van ons beleid hangt nauw samen met het snel en flexibel inzetten van deskundig personeel. Want het werken in fragiele staten vereist dat kansen voor verbetering van omstandigheden snel gegrepen moeten worden. Naast de inzet van de Nederlandse civiele en militaire overheidsfunctionarissen wordt hiervoor in 2010 gebruik gemaakt van een door Buitenlandse Zaken in 2009 uitgebreide groep van civiele deskundigen. In 2010 wordt deze expertpool verder gestroomlijnd. Daarmee kan nog beter en sneller worden ingespeeld op de internationaal toenemende vraag naar technische assistentie voor fragiele staten.

Nederland beschikt – als een van de weinige landen ter wereld – met het Stabiliteitsfonds over een mechanisme waarmee een breed scala aan activiteiten op het snijvlak van veiligheid en ontwikkeling kan worden gefinancierd. Het Stabiliteitsfonds wordt door de OESO (Organisatie Economische Samenwerking en Ontwikkeling) omschreven als «best practice»1. Nederland streeft ernaar de omvang van het fonds, ondanks de budgettaire krapte als gevolg van de economische crisis, ook in 2010 op peil te houden. Het totale budget van het fonds in 2010 is vastgesteld op ruim EUR 91 miljoen.

In 2010 is Nederland voorzitter van een belangrijke OESO werkgroep. Het is zaak deze positie te gebruiken voor internationale beleidsbeïnvloeding op het gebied van fragiele staten beleid. Door verstandige «agenda-setting» en met gebruik van internationale netwerken zullen belangrijke onderwerpen als early recovery en een politiekere benadering van staats- en wederopbouw hoger op de internationale agenda geplaatst kunnen worden. Daarnaast zet Nederland zich in om stapsgewijs het internationaal instrumentarium te verbeteren zodat de early recovery kloof in een aantal concrete gevallen wordt gedicht.

Afghanistan

In 2010 blijft Nederland de Afghaanse overheid ondersteunen bij het creëren van veiligheid en ontwikkeling. De Nederlandse inzet kenmerkt zich door een geïntegreerde aanpak. Dat betekent dat er een duidelijke samenhang is tussen diplomatie, defensie en ontwikkelingssamenwerking en dat deze afstemming via zowel nationale als provinciale kanalen plaatsvindt. De nadruk ligt daarbij op de opbouw van de Afghaanse veiligheidsstructuren. Via de Nederlandse militaire bijdrage aan ISAF wordt bijgedragen aan de veiligheid in Afghanistan en aan de training van de Afghaanse politie en het Afghaanse leger. Financieel wordt de ontwikkeling van de Afghaanse veiligheidsstructuren ondersteund door bijdragen aan het ANA Trustfund en het Law and Order Trustfund.

Het Nederlandse Provinicial Reconstruction Team in Uruzgan draagt bij aan de uitvoering van kleinschalige projecten om vredesdividend en vertrouwen bij de lokale bevolking te genereren, als opmaat naar duurzame OS-programma’s. Deze worden gekenmerkt door een integratie van verschillende beleidsgebieden.

Naast een bijdrage aan het nationale Afghanistan Reconstruction Trust Fund en ondersteuning van de opbouw van het onderwijs en de gezondheidszorg in Uruzgan, zal Nederland meer nadruk gaan leggen op het stimuleren van de economische ontwikkeling van Afghanistan. Nederland heeft het initiatief genomen om samen met andere donoren de Afghaanse overheid te ondersteunen bij curriculumontwikkeling in het landbouwonderwijs en het opzetten van agrarische opleidingscentra op nationaal en provinciaal niveau. In samenhang met door Nederland ondersteunde microkredietprogramma’s, infrastructurele projecten, programma’s ter ondersteuning van boeren en ondernemers door NGO’s en Functioneel Specialisten, en de bedrijfsleveninstrumenten (Fonds Economische Opbouw Uruzgan en PSI-plus) ontstaat een klimaat waarin economische ontwikkeling mogelijk wordt, welvaart kan stijgen en conflictpotentieel af kan nemen.

Pakistan

Mede om de regionale samenwerking te stimuleren ondersteunt Nederland in 2010 een programma van Afghanistan en Pakistan voor gezamenlijke waterhuishouding van de Kabul rivier. Verder zal Nederland in Pakistan vooral de private sector stimuleren, via bijvoorbeeld projecten voor het midden- en kleinbedrijf en de kamers van koophandel.

Soedan

Nederland wil bijdragen aan vrede en stabiliteit in Soedan. Daarom faciliteren we, samen met andere internationale partners, de dialoog tussen Noord en Zuid en de implementatie van het CPA (Comprehensive Peace Agreement). Nederland draagt bij aan de voorbereiding van de verkiezingen die in februari 2010 worden gehouden. Nederland ondersteunt hiertoe het Abyei arbitrageproces dat het grensgeschil tussen Noord en Zuid moet beslechten en draagt op veiligheidsgebied bij aan de Joint Integrated Units en DDR in de grensgebieden. Daarnaast zal Nederland ook in 2010 bijdragen aan de VN-vredesmissies UNMIS en UNAMID (African Union/United Nations Hybrid Operation in Darfur). Ten aanzien van Darfur steunt Nederland de Afrikaanse Unie (AU)/VN-onderhandelaar Bassolé, die de leiding heeft over het vredesproces. Naast het verlenen van humanitaire hulp en het aandringen op goede toegang van hulporganisaties tot de crisisgebieden, ondersteunen we kleinschalige vredesopbouw activiteiten in gebieden waar de veiligheid dit toelaat. Ook zet Nederland in op het versterken van de dialoog met niet-traditionele partners zoals China.

Burundi

In Burundi werken we aan de verdere professionalisering van het veiligheidsapparaat. Door voor meer stabiliteit te zorgen, willen we het mogelijk maken dat de verkiezingen, die in 2010 plaatsvinden, vreedzaam verlopen. Het goede verloop hiervan is cruciaal voor een goede voortzetting van het vredesproces. In navolging van een in april 2009 getekend Memorandum of Understanding (MoU) met de Burundese regering over Security Sector Reform, zal Nederland zich in 2010 vooral richten op training, advies en materiële ondersteuning van leger en politie. Het ministerie van Defensie, het ministerie van Binnenlandse Zaken en de Nederlandse politie helpen hieraan mee, onder andere door het leveren van experts.

Democratische Republiek Congo

In de Democratische Republiek Congo zet Nederland in 2010 vooral in op het stabiliseren van het onrustige oosten. Dit onder meer door, samen met de VN, te werken aan verbetering van de resultaten van het in 2008 met Nederlandse steun in gang gezette stabilisatieprogramma in de provincies Ituri, Noord Kivu en Zuid Kivu. We willen dat minder vrouwen in Congo lijden onder het geweld, en zullen ons, in lijn met de mensenrechtenstrategie, inzetten voor de bestrijding van de huidige straffeloosheid. In de Congolese provincie Maniema steunt Nederland een driejarig project, waarin tien gemeenschappen zogenaamde zero-tolerance gemeenschappen moeten worden, waarin seksueel geweld tegen vrouwen wordt tegengegaan. Hieraan wordt bijgedragen door het aanstellen van dorpscomités voor verzoening, bemiddeling en zorg voor de zwakkeren, en samenwerking met dorpshoofden en scholen om nationale wetgeving over geweld tegen vrouwen na te leven en negatieve houdingen ten opzichte van slachtoffers van geweld te veranderen. In multilateraal verband (de MONUC en EUSEC missies) wordt bijgedragen aan de hervorming van de veiligheidssector, waarbij ook mensenrechtentrainingen aan de Congolese veiligheidsdiensten zullen worden gegeven.

Ons fragiele staten-beleid is voortdurend in beweging. We willen actief inspelen op de actuele ontwikkelingen in de wereld, en fragiliteit bestrijden waar dat nodig is. In 2010 zal Nederland dan ook goed oog houden op ontwikkelingen in landen als Zimbabwe en Oeganda, en bezien welke bijdragen Nederland in zulke landen kan leveren.

Overige landen

Nederland blijft streven naar de continuïteit van het vredesproces in Colombia. Dit doen we door de Nationale Commissie voor Verzoening en Genoegdoening (CNRR) en de Hoge Adviseur voor Reïntegratie (ACR) te blijven ondersteunen. Nederland zal ook bijdragen aan verschillende programma’s op het gebied van drugs, misdaadbestrijding en kleine wapens, via ondermeer UNODC (United Nations Office on Drugs and Crime). Om de bestuurscapaciteit te verbeteren, steunt Nederland verschillende publiek-private partnerschap programma’s. De steun aan de milieusector richt zich ook op de verbetering van het bestuur.

In Guatemala richt Nederland zich op vermindering van sociale ongelijkheid door ondersteuning van activiteiten gericht op respect voor de mensenrechten en de versterking van de staat en de duurzame ontwikkeling. Nederland steunt de internationale commissie tegen straffeloosheid (CICIG) zowel financieel als politiek en ondersteunt de totstandkoming van het integrale plan voor justitiehervormingen.

Op de Westelijke Balkan levert Nederland zowel civiel als militair een bijdrage aan de stabiliteit en wederopbouw van de regio. In Kosovo levert Nederland een belangrijke bijdrage aan het versterken van het Kosovaars bestuur op het gebied van politie en justitie door een geïntegreerde bijdrage van verschillende departmenten aan de EULEX-missie, zoals ook beschreven onder doelstelling 4. Nederland bevordert ook integratie tussen bevolkingsgroepen in Noord-Kosovo. In Bosnië-Herzegovina nemen Nederlandse militairen deel aan de EVDB-missie (EUFOR Althea) die de veiligheidssituatie bewaakt.

In Georgië neemt Nederland deel aan de EU Monitoring Mission die toe ziet op het staakt-het-vuren tussen Rusland en Georgië.

Tenslotte levert Nederland in het Midden-Oosten een bijdrage aan de EUPOL Copps missie die bijdraagt aan de ontwikkeling van de Palestijnse civiele veiligheidssector. Daarnaast steunt Nederland PEGASE, het EU-instrument om vergoedingen aan Palestijnse ambtenaren uit te keren, en UNRWA ten behoeve van Palestijnse vluchtelingen. Tot slot draagt Nederland bij aan de EUJUST LEX missie in Irak.

Veiligheid is in meer ontwikkelingslanden van belang dan alleen de fragiele staten. Te denken valt bijvoorbeeld aan Kenia en Nigeria. Hier heeft de veiligheidssituatie een belangrijke impact op meer reguliere ontwikkelingsprogramma’s. Het streven is om ook kennis en ervaring op veiligheidsgebied te ontwikkelen die ingezet kan worden om zulke programma’s conflictsensitiever te maken, en ervoor te zorgen dat ze waar mogelijk ook een bijdrage leveren aan veiligheid. Belangrijke middelen die tussentijds verder eveneens ontwikkeld worden zijn het netwerk van maatschappelijke organisaties dat is ontstaan uit de Schokland Akkoorden, het proces van risico analyse voor het monitoren van activiteiten in fragiele staten en de mogelijkheden voor en modaliteiten van uitzending van deskundigen naar fragiele staten.

Doelstelling 6

Duurzame economische ontwikkeling bevorderen en armoedebestrijding met kracht voortzetten en uitwerken in het project De Millennium Ontwikkelingsdoelen dichterbij

Probleem en doel

De Millennium Ontwikkelingsdoelen (MDG’s) vormen de concrete meetpunten van een brede agenda voor ontwikkeling. Het Kabinet heeft de MDG’s centraal gesteld in het beleidsprogramma. Nederland toont zich sinds de ondertekening in 2000 een groot voorvechter van de MDG’s. De doelen beschrijven stuk voor stuk randvoorwaarden voor mensen om te kunnen ontsnappen aan armoede. De doelen blijken ambitieus en vergen inzet om nieuwe uitdagingen, zoals de mondiale economische crisis en milieu-gerelateerde problemen, het hoofd te bieden.

Het project «De Millennium Ontwikkelingsdoelen Dichterbij» heeft een belangrijke impuls gegeven aan het zoeken naar nieuwe partners en werkwijzen binnen ontwikkelings-samenwerking. In het project staat deze vernieuwende manier van werken, met nieuwe spelers en nieuwe methodes, centraal.

In 2015...

MDG1 zijn extreme armoede en honger uitgebannen

MDG2 gaan alle jongens en meisjes naar school en maken die af

MDG3 hebben mannen en vrouwen dezelfde rechten

MDG4 is kindersterfte sterk afgenomen

MDG5 sterven er minder vrouwen door zwangerschap

MDG6 is de verspreiding van ziektes als AIDS en malaria gestopt

MDG7 leven meer mensen in een duurzaam leefmilieu

MDG 8 is er meer eerlijke handel, schuldverlichting en hulp

In de tweejaarlijkse Resultatenrapportage 2007–2008 deed het kabinet gedetailleerd verslag van de Nederlandse rol bij de internationale inspanning om de MDG’s te realiseren en van de resultaten die daarmee tot stand zijn gekomen.

Nederlandse inzet en beoogde beleidseffecten

De gevolgen van de financiële crisis

De hele wereld ondervindt de gevolgen van de crisis. Ontwikkelingslanden vormen daarop geen uitzondering. Integendeel, opkomende economieën worden hard getroffen omdat zij veelal afhankelijk zijn van buitenlandse investeringen in hun land, exportmogelijkheden en het geld dat wordt overgemaakt door burgers die in het buitenland werken (migrantenwerkers). De economische crisis zet het inkomen van overheden, bedrijven en burgers sterk onder druk en leidt tot grotere ongelijkheid. Het feit dat ontwikkelingslanden part noch deel hebben aan het ontstaan van de financieel-economische crisis maakt dit voor hen extra wrang. Het is daarom van cruciaal belang dat we deze landen niet aan hun lot overlaten. Juist nu niet.

Het Nederlandse ODA-budget

De internationale inspanningen om de MDG’s in 2015 te bereiken worden door de financieel-economische crisis extra op de proef gesteld. De meeste ontwikkelingslanden hebben – in tegenstelling tot westerse landen – weinig (financiële) middelen om de meest pijnlijke gevolgen van de crisis te verzachten. Zij mogen niet twee maal het kind van de rekening worden. In Nederland heeft de crisis belangrijke gevolgen voor de hoogte van het Nederlandse budget voor ontwikkelingssamenwerking. Dit budget bedraagt 0,8% van het Bruto Nationaal Product (BNP). Groeit de economie, dan groeit ontwikkelingssamenwerking mee. Gaat het economisch minder goed, dan is er minder geld beschikbaar. Dat is de afspraak die het Kabinet heeft gemaakt. Het afgesproken percentage blijft hetzelfde: Nederland trekt 0,8% BNP uit voor hulp aan arme landen.

De budgettaire krapte dwingt ons nog meer dan anders heldere en scherpe keuzes te maken. Er is fors minder geld beschikbaar voor ontwikkelingssamenwerking. Daarnaast wordt de wereld geconfronteerd met mondiale uitdagingen, niet alleen door de economische crisis en de effecten daarvan op armoede en inkomensongelijkheid, maar ook door al langer spelende uitdagingen en spanningen op het gebied van klimaat, voedsel, energie en migratie.

De recessie waarin Nederland nu verkeert en de uitzonderlijke daling van het BNP vertaalt zich de komende jaren in een krimpende begroting voor ontwikkelingssamenwerking. Het gaat naar verwachting om een daling van EUR 595 miljoen (11%) in 2010 en EUR 655 miljoen (12%) in 2011 ten opzichte van de oorspronkelijke meerjaren planning voor 2010 en 2011 zoals weergegeven in de begroting 2009. Dit is echter een momentopname. Afhankelijk van de ontwikkeling van de Nederlandse economie en BNP-bijstellingen door het Centraal Plan Bureau kan dit financiële beeld nog wijzigen.

Het komt er nu op aan om onverminderd vast te houden aan de prioriteiten uit de beleidsbrief «Een Zaak Van Iedereen» die gebaseerd zijn op het wegwerken van de grootste achterstanden bij het bereiken van de milleniumdoelstellingen: Veiligheid en Ontwikkeling; Groei en Verdeling; Gender/SRGR; Duurzaamheid, Klimaat en Energie. Nog steeds moeten 2,5 miljard mensen rondkomen van minder dan twee dollar per dag. Het merendeel van de armen is vrouw. Gebrek aan fatsoenlijk werk en inkomen gaat bijna altijd hand in hand met onvoldoende en ongelijke toegang tot scholing, gezondheidszorg, veilig drinkwater en andere basisvoorzieningen. Klimaatverandering en milieudegradatie hebben juist voor armen de meest ingrijpende gevolgen. Voor duurzame armoedebestrijding zijn volledige, productieve werkgelegenheid en effectieve dienstverlening van groot belang. Bovendien vereisen de vraagstukken waar wij ons voor gesteld zien, effectieve, mondiale samenwerking en global governance. De internationale organisaties dienen effectiever en legitiemer te worden. Ontwikkelingslanden moeten bovendien veel meer betrokken worden bij de aanpak van mondiale problemen.

Kortom, naast de mondiale vraagstukken dagen budgettaire beperkingen ons ook uit na te denken over de prioriteiten in ontwikkelingssamenwerking. In de begroting voor 2010 is daartoe een zorgvuldige, integrale afweging gemaakt. Nederland wil ook in komende jaren een betrouwbare partner zijn en hulp blijven bieden die effectief en duurzaam is. Er is daarom een aantal heldere uitgangspunten geformuleerd om inhoudelijk vorm te geven aan de bezuinigingen:

• De prioriteiten uit de beleidsbrief «Een Zaak Van Iedereen» blijven onverminderd van kracht. Het betreft de thema’s Veiligheid en Ontwikkeling; Groei en Verdeling; Gender/SRGR; Duurzaamheid, Klimaat en Energie. Deze thema’s worden bij de bezuinigingen zo veel mogelijk ontzien.

• Alle kanalen komen in aanmerking voor kortingen: multilateraal, particulier, bilateraal en bedrijfsleven. De mix van kortingen over de kanalen is mede ingegeven door het streven om adequaat op de financiële crisis en de veranderende internationale omgeving te kunnen reageren.

• De bestaande input- en outputdoelstellingen kunnen niet worden ontzien, met uitzondering van de 0,1% BNP voor het milieu, zoals internationaal afgesproken.

• Waar mogelijk worden gemaakte juridische afspraken niet opengebroken. Dit vanuit het belangrijke streven om als een betrouwbare donor te (blijven) opereren. De keerzijde van dit uitgangspunt is overigens dat de ruimte om louter op basis van inhoudelijke argumenten kortingen door te voeren wordt beperkt.

De verdeling van de kortingen op de begroting voor ontwikkelingssamenwerking voor 2010 over de verschillende kanalen is als volgt:

Kortingennaar kanaal2010
(EUR miljoen) 
  
Bilateraal316
Multilateraal80
Maatschappelijk31
Bedrijfsleven44
TOTAAL471

NB: De totale BNP-verlaging van het ODA-budget is voor 2010 inmiddels opgelopen tot EUR 601 miljoen. De kortingen die worden doorgevoerd vallen lager uit dan dit bedrag onder meer als gevolg van reguliere ramingenbijstellingen bij overige artikelen en programma’s.

Zoals uit bovenstaande tabel blijkt, heeft de prioriteitenstelling zich vertaald in een relatief grote korting op het bilaterale kanaal. Hierbij dient een onderscheid te worden gemaakt tussen de decentrale landenbudgetten enerzijds en de centrale bilaterale budgetten anderzijds. Wat betreft de totale korting bij de landenbudgetten via de ambassades is sprake van een evenredige korting ten opzichte van de vermindering van het ODA-budget. Het gaat hierbij om in totaal ca. EUR 150 miljoen in 2010. Wel zijn er verschillen op basis van de landenprofielen.

Vanwege de budgettaire krapte is het niet mogelijk gebleken de programma’s in Profiel I – landen (Versnelde MDG-bereiking) uit te sluiten van bezuinigingen. De korting is evenwel relatief beperkt gehouden tot gemiddeld ca. 12%. Gezien de prioriteit van het thema Veiligheid en Ontwikkeling is besloten de budgetten voor de partnerlanden met Profiel II (Veiligheid en Ontwikkeling) niet te wijzigen. In deze landen blijft Nederland ook de komende jaren volop investeren in vrede en stabiliteit. De grootste bezuiniging vindt plaats in de Profiel III – landen (Brede Relatie). Het betreft partnerlanden die de status van middeninkomensland al (bijna) hebben bereikt, en waar de millenniumdoelen in het algemeen op schema liggen. Deze landen zijn rijp voor het aangaan van een groeiend palet aan relaties met Nederland en met andere landen. Ontwikkelingssamenwerking vormt er een deel van de Nederlandse inzet, maar niet meer de hoofdmoot. Tegen deze achtergrond is een gemiddelde korting van 25% op deze landenbudgetten gerechtvaardigd.

Bij de centrale bilaterale budgetten wordt in 2010 onder meer EUR 100 miljoen bij Education For All/Fast Track Initiative (EFA/FTI) gekort. Deze korting is mede ingegeven door de lage doorloopsnelheid van dit fonds en het feit dat inmiddels ook andere donoren flink aan dit fonds bijdragen.

Multilaterale samenwerking heeft een duidelijke meerwaarde bij het vinden van effectieve en efficiënte oplossingen ten aanzien van de beschikbaarheid van global public goods en de financiële crisis. De korting op het multilaterale kanaal in 2010 is daarom relatief beperkt gebleven met EUR 80 miljoen. De kortingen in 2010 betreffen onder meer de bijdragen aan het United Nations Population Fund (UNFPA, EUR 6 miljoen waarbij Nederland overigens de grootste donor blijft), Global Fund to Fight AIDS, Tuberculosis and Malaria (GFATM, EUR 28 miljoen) en UNAIDS(EUR 9 miljoen). Bij de verdeling van de korting is de prioriteit SRGR zoveel mogelijk ontzien. Verder is rekening gehouden met het komende Nederlands voorzitterschap van UNAIDS en de kansen die dit biedt. Nederland blijft via verschillende kanalen zich sterk inzetten voor AIDS-preventie en -bestrijding. Verder is sprake van een vertraging van EUR 18 miljoen binnen de meerjarige bijdragen aan de Asian Development Bank (AsDB) en de African Development Bank (AfDB). In de notitie «Samen werken aan mondiale uitdagingen» zijn de hoofdlijnen uitgezet wat betreft de Nederlandse inzet in multilateraal kader. Hierbij is eveneens aangegeven dat meer dan voorheen de Nederlandse bijdrage aan multilaterale organisaties bepaald zal worden door de relevantie en effectiviteit van de individuele organisaties.

In het licht van diverse overleggen met de Tweede Kamer wordt het maatschappelijk kanaal niet onevenredig aangeslagen. Sterker nog, in 2010 is sprake van een relatief kleine korting in dit kanaal. Het gaat hierbij met name om bijstellingen en budgetneutrale kasschuiven bij verschillende maatschappelijke organisaties. De beleidsdoelstellingen ten aanzien van de maatschappelijke organisaties komen uitgebreid aan bod in de beleidsnotitie «Samenwerken, Maatwerk, Meerwaarde» (zie ook artikel 5.6 van de begroting).

In verband met de Nederlandse beleidsintensivering op het gebied van groei en verdeling is sinds 2008 meerjarig en oplopend meer geld uitgetrokken voor het stimuleren van het maatschappelijke ondernemingsklimaat in ontwikkelingslanden, handelsfinanciering en het partnershipprogramma met de International Finance Corporation (IFC), het initiatief Duurzame Handel en de Wereldbank Trade Facilitation Facility. Deze intensivering houdt uiteraard ook verband met de economische crisis en beantwoordt aan de oproep van de Wereldhandelsorganisatie om de inspanningen op gebied van Hulp for Handel niet te verminderen. De verlaging bij het kanaal voor het bedrijfsleven betreft behalve kortingen ook ramenbijstellingen. Het betreft met name ORET (het Programma Ontwikkelingsrelevante Exporttransacties) (EUR 16 miljoen), de bijdrage aan Public Private Product Development Partnerships (EUR 11 miljoen) en het MOL (minst ontwikkelde landen)-fonds (EUR 10 miljoen). De verlaging in 2010 bij ORET betreft geen korting maar hangt samen met vertraging in de uitvoering bij reeds goedgekeurde projecten. Deze uitgaven zullen in lagere jaren tot betaling komen. Voor ORIO (Ontwikkelingsrelevante Infrastructuurontwikkeling), de opvolger van ORET, is de komende jaren meer geld begroot.

De gevolgen van de bovengenoemde kortingen en overige mutaties voor de kanalenverdeling in 2010 in % is als volgt:

Kanalenverdeling20092010(na korting)
(%)  
   
Bilateraal3327
Multilateraal2626
Maatschappelijk2323
Bedrijfsleven87
EKI16
Overige911
TOTAAL100100

NB: Elke kanalenverdeling heeft het karakter van een momentopname. Door vertraging danwel versnelling van programma’s en/of BNP-correcties kan de verdeling weer wijzigen.

Pijnlijke ingrepen zijn helaas noodzakelijk. Uit deze tabel blijkt dat met name het aandeel van het bilaterale kanaal in 2010 daalt. Zoals hierboven aangegeven is dit met name het gevolg van de daling bij centrale bilaterale budgetten zoals Education For All/Fast Track Initiative (EFA/FTI), en niet zozeer als gevolg van een meer dan evenredige verlaging bij de decentrale landenbudgetten. De aandelen van het multilaterale en maatschappelijke kanaal wijzigen in 2010 niet of nauwelijks ten opzichte van 2009. De incidentele stijging bij EKI in 2010 hangt samen met verwachtingen omtrent de mate van schuldkwijtschelding in het kader van de besprekingen binnen de Club van Parijs.

De regering is van mening dat goed onderwijs voor iedereen een noodzakelijke voorwaarde is om een groot aantal ontwikkelingsdoelstellingen, inclusief de meeste MDG’s, te realiseren. Investeren in de ontwikkeling van gebalanceerde onderwijssystemen blijft daarom voor de regering essentieel. Gezien het dalend ODA-budget en de prioriteit die wordt gegeven aan de thema’s uit «Een zaak van iedereen» – waarbij nadruk wordt gelegd op de grootste achterstelling bij het bereiken van de MDG’s – is echter besloten de doelstelling om jaarlijks 15% van de begroting voor dit thema in te zetten niet onverkort te handhaven. Naar verwachting wordt in 2010 uitgekomen op ca. 13%. Een harde inputdoelstelling kan problematisch en ineffectief zijn als de kanalen waarlangs middelen worden ingezet (nog) niet optimaal functioneren. Overigens kon om die reden ook in voorgaande jaren deze doelstelling niet worden gehaald. Zo leidden nieuwe bijdragen van andere donoren en vertraging in de uitvoering van het EFA/FTI Catalytic Fund tijdelijk tot verminderde liquiditeitsbehoefte bij dat fonds. In 2007 en 2008 bedroeg het percentage resp. 13,4% en 12,6%.

De milieudoelstelling van 0,1% van het BNP blijft gehandhaafd. Het belang te investeren in de gezamenlijk aanpak van klimaatverandering en internationale afspraken hierover, blijft onverminderd van kracht. De milieu-uitgaven blijven in 2010 boven de 0,1% BNP mede dankzij de extra inzet op het terrein van hernieuwbare energie. De regering blijft grote waarde hechten aan de bestrijding van HIV/AIDS. Weliswaar is sprake van een absolute daling in de uitgaven voor HIV/AIDS; maar relatief blijft het aandeel als percentage van het ODA-budget ongeveer gelijk ten opzichte van 2009. De middelen ten behoeve van de specifiek Nederlandse water- en sanitatie-outputdoelstelling lopen als gevolg van het dalende budget met ca. 30% terug. Intensiveringen op het gebied van klimaat en energie blijven wel overeind. Dit betekent echter wel dat er enige vertraging ontstaat in de realisatie van de drinkwater en sanitatie outputdoelstelling. De uiteindelijke realisatie zal afhankelijk zijn van de ontwikkeling van het ODA-budget in de komende jaren.

Bovenstaande kortingen worden verder in deze Memorie van Toelichting toegelicht in de Begroting op Hoofdlijnen en het Verdiepingshoofdstuk.

Modernisering van de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking

Mondiale uitdagingen vereisen een mondiale aanpak. Versterkte, minder vrijblijvende internationale samenwerking is daartoe noodzakelijk. Ontwikkelingssamenwerking kan een belangrijke bijdrage leveren op het gebied van economie, klimaat, voedsel en migratie mits een aantal hervormingen en verdergaande integratie met andere beleidsterreinen wordt gerealiseerd. De moderniseringsagenda 2.0 die in 2009 is ingezet, wordt in 2010 met kracht en visie uitgevoerd.

Bijvoorbeeld door de hulp in te zetten als hefboom. Ontwikkelingssamenwerking investeert waar niemand anders het doet of wil doen. Onder meer door garant te staan voor bepaalde risico’s kan het bedrijfsleven gestimuleerd worden te investeren in ontwikkelingslanden. Internationale samenwerking kan zo een faciliterende rol spelen en voorwaarden scheppen waaronder ontwikkeling plaats kan vinden. Effectieve ontwikkelingssamenwerking is niet hulp alleen, maar altijd een effectieve combinatie met bijvoorbeeld handel, landbouwbeleid en defensie.

Hulpgeld als hefboom vereist betere coördinatie tussen internationale donoren, betere samenwerking binnen en met multilaterale organisaties als de VN, Wereldbank en IMF. Door hun specialisatie, kennis en ervaring kunnen zij veel effectiever zijn dan kleinschaliger initiatieven. Maar ook multilaterale organisaties zelf moeten beter samenwerken, concrete resultaten zichtbaar maken en beter aansluiten bij wat ontwikkelingslanden willen: meer maatwerk, geen standaardrecepten. Op basis van een score card zullen de multilaterale organisaties scherper door Nederland op hun daden worden beoordeeld. Voor organisaties die moderniseren wordt meer geld vrijgemaakt.

Nederland is van mening dat ontwikkelingslanden en opkomende economieën als Brazilië, Rusland, India en China een grotere stem moeten krijgen in internationale organisaties. Nederland zal zich in het bijzonder inspannen voor meer zeggenschap voor de armste ontwikkelingslanden. Zij worden nog steeds grotendeels buitengesloten van discussies die ook voor hen van belang zijn. Dat is niet alleen een probleem voor deze landen, maar voor iedereen. Want de bescherming en bevordering van mondiale publieke goederen kan alleen effectief zijn wanneer de gehele internationale gemeenschap hierbij betrokken wordt. Zoals aangegeven in de in 2009 verschenen Notitie «Samen werken aan mondiale uitdagingen» zal Nederland ook bij de hervormingen van de Bretton Woods instellingen aandacht schenken aan een grotere zeggenschap van ontwikkelingslanden met het oog op een grotere legitimiteit en daarmee effectiviteit van de Wereldbank en het IMF.

Ontwikkelingssamenwerking raakt in toenemende mate vervlochten met andere beleidsterreinen van internationale samenwerking. Hierdoor ontstaat ruimte voor een verbreding van ontwikkelingssamenwerking die armoedegericht blijft, maar zich tegelijkertijd meer richt op het verzekeren van aandacht en kansen voor ontwikkelingslanden en armen in de aanpak van mondiale vraagstukken. Screening van de beleidsintenties en uitvoering van andere departementen is al geruime tijd een cruciaal onderdeel van het internationale samenwerkingsbeleid gericht op OS-beleidscoherentie. Deze screening zal worden gesystematiseerd. Naast screening vraagt een betekenisvol coherentiebeleid om inzet op een beperkt aantal kernthema’s, zoals klimaat en groei en verdeling. Deze inzet krijgt deels gestalte via interdepartementale coherentieprojecten. Er zijn met een groot aantal departementen in de afgelopen twee jaar al tientallen gezamenlijke initiatieven in gang gezet, onder andere op het gebied van internationale juridische samenwerking (Justitie) en landbouw (LNV). Verder betreft het onder andere de relatie van ontwikkeling met handel en investeringen, klimaat, migratie en fragiliteit (DDD). Nieuwe initiatieven betreffen belastingontduiking, intellectueel eigendom, medicijnen en voedselveiligheidstandaarden. Gezien de nieuwe uitdagingen op het terrein van internationale samenwerking zal de coherentiefunctie een meer permanente plaats krijgen binnen het departement.

Een andere noodzakelijke modernisering betreft het centraal stellen van groei en verdeling, met daarin een centrale rol voor de private sector. Nederland investeert in toenemende mate in de productieve sectoren en wil daarbij vooral aansturen op het creëren van meer en betere werkgelegenheid voor iedereen. Daartoe is inzet nodig die zich met name richt op het structureel verbeteren en inclusiever maken van de toegang tot ondermeer land, kredieten, verzekeringen, markten, kennis, vaardigheden en sociaal economische beleidsvorming en- uitvoering. Hierbij wordt intensief samengewerkt met ondermeer Nederlandse bedrijven, werkgeversorganisaties, kennis- en onderwijsinstellingen, vakbonden en de SER. Door voorwaarden te helpen scheppen voor evenwichtige economische groei helpt Nederland ontwikkelingslanden op eigen benen te staan en zelf verantwoordelijkheid te nemen voor investeringen in sociale sectoren als onderwijs en gezondheidszorg. In dat verband is het van groot belang om meer aandacht te schenken aan de inkomstenkant van zich ontwikkelende economieën.

Belastingheffing in ontwikkelingslanden

Een belangrijk element is verhoging van de eigen belastinginning door ontwikkelingslanden. In het kader van de huidige recessie wordt ook in b.v. de OESO/DAC de urgentie gevoeld om belastingheffing hoog op de agenda te zetten. Nederland zal daarom sterker inzetten op het verbeteren van systemen voor het innen van nationale en lokale belastingen. Daarbij zal ook aandacht uitgaan naar de mogelijke doorwerking hiervan op inkomensverhoudingen, financiële verantwoordingsprocessen en corruptiebestrijding, inclusief de relatie met illegale geldstromen en de effecten van belastingregimes in donorlanden op ontwikkelingslanden. Hierbij zal samenwerking worden gezocht met de academische wereld en het ministerie van Financiën teneinde de daar aanwezige expertise en specialistische kennis optimaal te benutten.

Andere elementen van de moderniseringsagenda zijn de strijd tegen corruptie, verhoging van de effectiviteit en het openbreken van de hulpindustrie.

Bestrijding van corruptie is essentieel omdat vooral de allerarmsten daar de rekening voor betalen. Nederland zet in dat kader m.n. in op ondersteuning van veranderingsgezinde krachten en op het voorkomen van het weglekken van OS-gelden. Het eerste wordt gerealiseerd door het versterken van overheidsinstellingen die worden ingezet om corruptie te bestrijden en steun aan maatschappelijke organisaties die de interne roep om meer transparantie en verantwoording vertolken. Doel is om hiermee de verhouding tussen staat en samenleving te intensiveren en verbeteren. Het tweede doel wordt nagestreefd door in 2010 risicoanalyses te betrekken bij de besluitvorming over begrotingssteun en de financiering van afzonderlijke activiteiten. Tevens zal meer bekendheid worden gegeven aan de activiteiten en resultaten van het in het ministerie van Buitenlandse Zaken ingestelde Meldpunt Malversaties en Sancties.

Doorlichting corruptiebestrijding

In 2010 zal het effect van de samenwerking op corruptiebestrijding worden doorgelicht door middel van een intensieve uitwisseling van ervaringen met een van de partnerlanden. Doel is om de aanpak van en het debat over corruptie te verzakelijken en te verdiepen door één op één met een partnerland diepgaand de ervaringen met corruptie te analyseren, waarbij zowel de Nederlandse ervaringen door het partnerland kunnen worden onderzocht als de ervaringen van het partnerland door Nederland. Hiermee maakt Nederland duidelijk dat het terugdringen van corruptie een uitdaging is voor zowel donoren als ontvangende landen en dat het een geloofwaardige en serieuze partner wil zijn in de gezamenlijke strijd tegen corruptie. Verder beoogt deze dialoog de coherentie van het algehele Nederlandse beleid ten aanzien van corruptie te versterken door verder te kijken dan alleen ontwikkelingssamenwerking door ook andere vakdepartementen hierbij te betrekken. Ook partijen buiten de traditionele instituties belast met bestrijding van corruptie, zoals bijvoorbeeld (voormalig) parlementariërs en NGO’s zullen ruimte in de dialoog krijgen. Op basis van de ervaringen met de eerste uitwisseling zal worden bezien of herhaling met andere partners nuttig is.

Nederland heeft in de Verklaring van Parijs over de Effectiviteit van de Hulp (2005) en de Accra Actie Agenda (2008) afspraken gemaakt met andere donoren en partnerlanden om de effectiviteit van de hulp te verhogen. In 2010 moeten concrete resultaten behaald zijn. Zo moet de versnippering tussen donoren en de belasting van partneroverheden afnemen. Ook dient de relatie tussen donoren en ontvangende landen zakelijker te worden. Over te bereiken resultaten dienen concrete afspraken te worden gemaakt. Donoren moeten voorspelbaar en transparant zijn zodat, zeker in tijden van financiële en economische crisis, ontvangende landen weten op welke hulp ze kunnen rekenen in hun strijd tegen armoede.

Effectievere hulp is niet alleen een zaak van donoren. Ook partnerlanden hebben een verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat hulp helpt om armoede te bestrijden. Die betrokkenheid houdt niet op bij de centrale overheid. Ontwikkeling is een proces dat tot stand komt in de interactie tussen overheid en samenleving. Die moet daarvoor ook beschikken over alle relevante informatie. Daarom besteedt Nederland extra aandacht aan zeggenschap en verantwoordingsprocessen in partnerlanden zelf en aan transparantie, door de partnerlanden en door donoren, over internationale hulpinspanningen. Met het Actieplan Parijs/Accra wil Nederland ervoor zorgen dat deze afspraken worden nagekomen.

Nederland moet kritisch durven zijn op zijn eigen gedrag als donor. Dan gaat het niet alleen om de Nederlandse overheid maar ook om alle partners. Hun inspanningen dienen elkaar aan te vullen en op elkaar te zijn afgestemd. Dat versterkt de effectiviteit van de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking.

In 2009 is het particuliere kanaal tegen het licht gehouden in de beleidsnotitie Maatschappelijke Organisaties: «Samenwerken, Maatwerk, Meerwaarde». Centraal staat daarbij de wens te komen tot: meer focus op structurele maatschappelijke veranderingen ten behoeve van ontwikkeling, het leveren van maatwerk, het bundelen van krachten, het verhogen van de effectiviteit van ontwikkelingssamenwerking en het tegengaan van versnippering.

– In 2010 krijgt het nieuwe medefinancieringsstelsel (MFS-II) verder vorm. Het nieuwe beleid spoort aan tot samenwerking door te stimuleren dat organisaties gezamenlijk aanvragen indienen voor MFS-II. Ook worden organisaties geacht meer activiteiten te ontplooien in de landen waar Nederland ook bilateraal actief is.

– De rol van Zuidelijke organisaties wint aan belang. Ambassades krijgen een grotere rol bij het financieren van deze organisaties.

– Particuliere ontwikkelingsorganisaties die middelen van de Nederlandse overheid ontvangen moeten optimaal aansluiten bij de lokale omstandigheden en de specifieke behoeften van ontwikkelingslanden.

De monitoring begint bij de beoordeling van de aanvragen van de organisaties en krijgt een vervolg in de volgende jaren door middel van de beoordeling van de jaarplannen en jaarverslagen. Van de totaal verleende subsidie zal 50% worden verantwoord door programma evaluaties. Daarnaast zal het ministerie organisatie overstijgende evaluaties doen verrichten.

Beleidsaccenten in 2010

De vier inhoudelijke beleidsprioriteiten die in de beleidsbrief «Een Zaak Van Iedereen» zijn benoemd voor de periode 2007–2011 blijven volgend jaar onverminderd centraal staan:

I. Veiligheid en ontwikkeling: In fragiele staten zijn de achterstanden op MDG’s veelal het grootst.

II. Groei en verdeling: Naast een nieuwe nadruk op duurzame groei en private sector ontwikkeling is het belangrijk de kloof tussen arm en rijk te overbruggen.

III. Gender en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten: Op dit gebied zijn er grote achterstanden in het dichterbij brengen van de MDG’s (met name MDG 3 en 5).

IV. Duurzaamheid, klimaat en energie: Essentieel voor het realiseren van bijna alle MDG’s en een eerlijke verdeling van de milieugebruiksrechten.

De inzet van Nederland wordt internationaal gewaardeerd en geprezen. Dit kwam o.a. naar voren uit de Commitment to Development Index1 van het Center for Global Development (december 2008) en bleek ook tijdens de Midterm Review2 van het DAC-landenexamen van Nederland (februari 2009). Daar gaan we mee door. Ook in moeilijke tijden kunnen ontwikkelingslanden rekenen op Nederlandse steun.

In fragiele staten gaat het er om de randvoorwaarden te creëren waarbinnen de MDG’s op middellange termijn kunnen worden nagestreefd. Het gaat dan met name om het bewerkstelligen van een redelijke mate van veiligheid en stabiliteit, het zekerstellen dat elementaire basisdiensten worden geleverd, economische herstel op gang komt en de kwaliteit van bestuur verbetert. Daarom is het zaak de geïntegreerde aanpak die de fragiele statenstrategie uitdraagt te continueren: het verbeteren van menselijke veiligheid, bijdragen aan een legitieme overheid met voldoende capaciteit en het creëren van vredesdividend. Accenten in 2010 liggen daarbij op het voortzetten van de geïntegreerde benadering van wederopbouw in Afghanistan en het effectief uitvoeren van het Security Sector Reform programma in Burundi. Voor Soedan ligt het accent op het ondersteunen van verkiezingen en de voorbereidingen van het referendum in 2011, naast de voortgezette bijdrage voor staatsopbouw en een zichtbaar vredesdividend in Zuid-Soedan en de Drie Gebieden (Abyei, Zuid Kordofan, Blue Nile).

Economische groei en verdeling zijn de basis voor ontwikkeling. Nederland versterkt de inzet op het faciliteren van de private sector in ontwikkelingslanden. Programma’s die zich richten op bevordering van ondernemerschap, capaciteitsopbouw ten behoeve van particulier initiatief en samenwerking met het Nederlandse bedrijfsleven worden in de kortingen op het OS-budget zoveel mogelijk ontzien.

Nederland zal in 2010 de breed gedragen inspanningen via de internationale financiële instellingen steunen. Kapitaal zal beschikbaar worden gesteld voor handelsfinanciering, betalingsbalans- en begrotingsondersteuning, sociale vangnetten voor de meest kwetsbare groepen en private sectorontwikkeling. Nederland hecht eraan dat ontwikkelingslanden voldoende ruimte (policy space) wordt geboden om hun eigen ontwikkelingspad te vinden. De dagen van de dwingende «Washington Consensus» liggen definitief achter ons, zoals de veranderde opstelling van de internationale financiële instellingen laat zien. We moeten accepteren dat ieder land anders is, en dat maatwerk vereist is. Bilateraal wil Nederland een impuls blijven geven aan spaar- en verzekeringsinitiatieven om armen beter te wapenen tegen inkomensschommelingen. Bijdragen aan microfinancieringsinstellingen worden ter beschikking gesteld wanneer commerciële investeerders ook in 2010 nog te weinig de weg terug naar deze sector kunnen inslaan.

Nederland zal ook snelle en praktische assistentie verlenen aan financiële autoriteiten, bijvoorbeeld via het bij de Wereldbank geplaatst multidonorfonds «FIRST» voor stress tests bij banken in ontwikkelingslanden. Nederland wil bij de discussies over betere regulering van de financiële sector vooral ook aandacht vragen voor de geschiktheid van de regels voor financiële instellingen in ontwikkelingslanden. Ten slotte geldt dat Nederland in alle internationale fora zal strijden tegen protectionistische maatregelen. Die gaan juist ook ten koste van lage inkomenslanden die zelf niet in staat zijn voor de eigen bedrijven verzachtende maatregelen te treffen. De urgentie van een snelle en succesvolle afronding van een wereldhandelsakkoord in het kader van de Doha-ontwikkelingsronde in de WTO is door de financiële crisis verder toegenomen.

Mede op initiatief van Nederland is de internationale discussie over gelijke rechten en kansen voor vrouwen de afgelopen jaren geïntensiveerd. In 2010 wordt internationaal de balans opgemaakt van de ontwikkelingen op dit terrein. Het is vijftien jaar geleden dat op de Wereldvrouwenconferentie het «Beijing Platform for Action» werd gelanceerd en 10 jaar geleden dat de VN Veiligheidsraad Resolutie 1325 aannam over vrouwen, vrede en veiligheid. Nederland gebruikt deze momenten van terugblikken voor het formuleren van een ambitieuze, toekomstgerichte agenda. Er zijn genoeg positieve ontwikkelingen, zoals de aanvaarding van VNVR 1820 over seksueel geweld als oorlogsmisdrijf, de succesvolle MDG3 Torch-campagne, de benoeming van de speciale vrouwenambassadeur door de VS en de snel groeiende aandacht voor de bestrijding van geweld tegen vrouwen. Hierop kan worden voortgebouwd. De Nederlandse inzet in 2010 richt zich op de bestrijding van geweld tegen vrouwen, op de verbetering van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en versterking van de positie en rol van vrouwen in (post)conflictgebieden. Er vindt in 2010 een tussentijdse evaluatie van het Nederlandse internationale emancipatiebeleid plaats, waarbij wordt gerapporteerd over de behaalde resultaten en, indien daar aanleiding toe is, nieuw beleid wordt aangekondigd.

Nederland geeft uitvoering aan de beleidsnotitie «HIV/AIDS en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR): Keuzes en kansen» waarin de hoogste prioriteit wordt gegeven aan preventie en rechten. Bescherming, bevordering en naleving van seksuele en reproductieve rechten is een voorwaarde voor verbetering van seksuele en reproductieve gezondheid, en daarmee aan het verminderen van de achterstand op MDG 5. Nederland toont leiderschap door SRGR aan te kaarten in de politieke dialoog en zijn standpunten uit te dragen op internationale bijeenkomsten. Zo organiseert Nederland samen met UNFPA in 2009 een internationale conferentie op hoog niveau om de voortdurende achterstand op het behalen van MDG 5 – verbeteren van gezondheid van vrouwen/moeders en universele toegang tot reproductieve gezondheid – beter op de kaart te zetten en een succesvolle aanpak beter te verspreiden. In 2010 zullen de uitkomsten van deze conferentie door Nederland in het kader van de «Millennium Declaration + 10» in internationale fora worden ingebracht.

In 2010 is Nederland niet alleen bestuurslid van het Global Fund to Fight AIDS, Tuberculosis and Malaria (GFATM) maar ook voorzitter van UNAIDS. Dat stelt ons land in staat internationaal een sturende rol te spelen in de bestrijding van HIV/AIDS. Het Nederlandse beleid op het gebied van HIV/AIDS en SRGR concentreert zich het komende jaar op twee doelstellingen: het substantieel vergroten van toegang tot preventieve maatregelen om ongewenste zwangerschappen, onveilige abortus, HIV-infecties en sexueel overdraagbare aandoeningen te voorkomen; en het bevorderen van de naleving van de mensenrechten in relatie tot SRGR en HIV/AIDS.

Ook op het gebied van duurzaamheid, klimaat en energie is de financieel-economische crisis van grote invloed. Investeringen lopen terug, met name in sectoren die als minder relevant voor economische groei worden gezien, zoals milieu en water. Hierdoor is het risico groot dat de klimaatdoelstellingen niet worden gehaald. Mondiale vraagstukken vragen om een mondiale aanpak en actie, zowel met het oog op ons welzijn, als dat van anderen. De Nederlandse inzet blijft daarom ook in 2010 gericht op mondiale milieuduurzaamheid, inclusief het tegengaan van klimaatverandering, het ondersteunen van ontwikkelingslanden bij klimaatadaptatie, het bevorderen van het duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen en bevordering van hernieuwbare energie en duurzaam waterbeheer.

Daarbij is de inzet sterk gericht op een verbeterd en effectief milieubestuur- en beheer als voorwaarde voor het bereiken van de milieugerelateerde MDG.

In 2010 zal veel aandacht uitgaan naar de uitwerking van de besluiten die tijdens de klimaattop in Kopenhagen (december 2009) genomen zijn. Nederland zet daarbij in op een goede financiële architectuur om ontwikkelingslanden te steunen bij het beperken van de gevolgen van klimaatverandering. Daarnaast blijft de inzet gericht op de ondersteuning van capaciteitsopbouw in ontwikkelingslanden op het gebied van klimaat met als doel duurzame groei en lage emissies van broeikasgasen. Tevens worden partnerlanden geholpen bij het integreren van klimaatrisico’s in hun nationale ontwikkelingsplannen. Via de Forest Carbon Partnership Facility van de Wereldbank wordt een bijdrage geleverd aan het reduceren van emissies ten gevolge van ontbossing en bosdegradatie in ontwikkelingslanden (REDD).

Samenvattend: in 2010 en verder staan we voor de belangrijke uitdaging om door middel van versterkte internationale samenwerking effectief en op bestendige wijze bij te dragen aan een rechtvaardige, veilige en milieuvriendelijke wereld. Dat is geen eenvoudige klus. De middelen zijn beperkter dan voorheen, de wereld om ons heen stelt nieuwe eisen op het gebied van economie, klimaat, voedsel, migratie en veiligheid. Door in tijden van economische neergang duidelijke keuzes te maken, toont Nederland verantwoordelijkheid en daadkracht. Nederland blijft internationaal betrokken. Ontwikkelingssamenwerking blijft een zaak van iedereen.

Doelstelling 7

Een evenwichtige en uitgesproken inzet voor mensenrechten overal ter wereld

Probleem en Doel

De bevordering van mensenrechten staat ook in 2010 centraal in het buitenlands beleid van Nederland. Mensenrechten vertegenwoordigen de fundamentele waarden waarop een democratische rechtsstaat is gebaseerd: gerechtigheid, gelijkwaardigheid, humaniteit, respect, solidariteit en naastenliefde. Deze waarden zijn vertaald in verschillende internationale afspraken en verdragen, waaronder bovenal de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. De fundamentele rechten die daarin staan horen voor iedereen, altijd en overal, te gelden. Helaas is dat nog lang niet het geval. Mensenrechten staan nog altijd onder druk, worden nog altijd geschonden, worden nog té vaak «op het tweede plan» gezet. Zoals beschreven in de mensenrechtenstrategie «Naar een menswaardig bestaan» en de meer dan honderd actiepunten daarin, wil Nederland er alles aan doen om de wereldwijde naleving van mensenrechten te bevorderen. Nederland ziet dit bovenal als een morele verplichting: iedereen heeft recht op een menswaardig bestaan. Maar respect voor mensenrechten leidt ook tot een stabiele wereld, die uiteindelijk in het belang van Nederland en van ons bedrijfsleven is.

Nederlandse inzet en beoogde beleidseffecten

De verbetering van de mensenrechtensituatie moet vooral worden gerealiseerd daar waar het effect voor de burgers maximaal voelbaar is: in de landen zelf. In 2010 wil Nederland via bilaterale interventies zo concreet en praktisch mogelijk bijdragen aan de verbetering van de mensenrechtensituatie in landen waar mensenrechten te wensen overlaten. Om verbetering op nationaal niveau te kunnen bewerkstelligen zullen we ook actie in multilateraal kader ondernemen. De meest urgente situaties hebben hierbij de hoogste prioriteit en we zullen steeds naar de meest effectieve manier zoeken om schendingen onder de aandacht te brengen en een wezenlijke verbetering tot stand te brengen. Hieronder volgt een selectie van de inzet en beoogde beleidseffecten voor 2010 waarmee Nederland verbeterde mensenrechten in wereld wil realiseren: voor iedereen, altijd en overal.

Mensenrechten voor iedereen, altijd en overal

In onze mensenrechtenstrategie «Naar een menswaardig bestaan», maakt Nederland keuzes waar de Nederlandse inzet het hardste nodig is: het tegengaan van doodstraf en marteling, het bevorderen van vrijheid van godsdienst en levensovertuiging, non-discriminatie van vrouwen en homoseksuelen, en de bevordering van kinderrechten.

Nederland staat voor een wereldwijde afschaffing van de doodstraf. Ook in 2010 zal Nederland aandacht vragen voor, en bezwaar aantekenen tegen concrete situaties waarin de doodstraf wordt opgelegd en uitgevoerd, met speciale aandacht voor het ter dood veroordelen van minderjarigen. Ook zal de druk worden opgevoerd op landen om de doodstraf af te schaffen, of zich in eerste instantie aan te sluiten bij een moratorium daarop. Dit gebeurt onder meer door resoluties in de Algemene Vergadering en de Mensenrechtenraad van de VN en door het versterken van maatschappelijke organisaties die voor afschaffing pleiten.

Ook bestrijdt Nederland in 2010 marteling. Nederland is alert op mogelijke gevallen van marteling en zal daartegen, zoveel mogelijk in EU-verband, bij de betreffende landen protest aantekenen. Op het normatieve vlak blijft Nederland bepleiten dat niet alleen bekentenissen die zijn afgelegd als gevolg van marteling ongeldig bewijsmateriaal opleveren, maar dat dat ook geldt voor bekentenissen die zijn afgelegd als gevolg van wrede of onmenselijke behandeling. We zullen dat onder andere doen in nauw overleg met de VN Speciaal Vertegenwoordiger tegen Marteling, waarmee we onze goede samenwerking ook in 2010 voortzetten. Ook zal Nederland, na parlementaire goedkeuring, het Facultatief Protocol bij het VN-Folterverdrag (Optional Protocol to the UN Convention against Torture, Inhuman and Degrading Treatment, of OPCAT) bekrachtigen.

De inspanningen ter bevordering van de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging zullen in 2010 onverminderd voortgezet worden. In 2009 is een pilot gestart waarin vijf ambassades zijn gevraagd zich extra in te zetten op dit thema. In 2010 wordt bekeken of deze pilot kan worden uitgebreid naar andere ambassades. Verder brengt Nederland een handboek uit over dit thema, om ambassades te helpen in hun activiteiten om de vrijheid van godsdienst en levensbeschouwing te vergroten, met daarbij speciale aandacht voor het recht om van geloof te veranderen. In VN-kader zet Nederland zich in voor resoluties waarin de verschillende aspecten van de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging worden bekrachtigd en uitgewerkt. Ook de positie van religieuze minderheden zal veel aandacht krijgen.

Eind 2008 heeft Nederland zich met succes ingezet voor een Verklaring in de Algemene Vergadering van de VN (AVVN) over het tegengaan van de strafbaarstelling van homoseksualiteit. Op basis hiervan gaat Nederland, in 2010, de dialoog aan met landen waar strafbaarstelling van homoseksualiteit bestaat en zal Nederland in relevante fora aandacht voor dit thema blijven vragen.

Voor wat betreft de bestrijding van geweld tegen vrouwen zal in 2010 extra aandacht uitgaan naar de concrete implementatie van de EU-richtsnoeren hiervoor. In 2009 is met succes een internationale conferentie over geweld tegen meisjes georganiseerd. Alle resultaten die uit de conferentie zijn voortgekomen, zijn verzameld in The Hague Outcomes en geven per thema specifieke aanbevelingen om geweld tegen meisjes aan te pakken. Zo wordt op het gebied van seksueel misbruik van meisjes via het internet, aanbevolen om meer onderzoek te steken in de werkwijze van daders. Ter bestrijding van meisjesbesnijdenis is gepleit voor uitbreiding van het sms-netwerk dat door UNICEF (United Nations Children’s Fund) is opgezet. Ook is gepleit voor het beter inzetten van religieuze leiders en beroemde rolmodellen om daarmee de houding tegenover meisjes te veranderen en geweld te voorkomen. Deze en andere aanbevelingen worden in 2010 verder uitgevoerd.

Ook wordt ons streven kinderarbeid uit te bannen voortgezet. We blijven inzetten op een geïntegreerde aanpak, gebruik makend van alle beschikbare instrumenten: politieke dialoog, ontwikkelingssamenwerking en handelsmaatregelen. Mensenrechten, inclusief kinderarbeid, blijven een belangrijk onderwerp in besprekingen van alle bewindspersonen met buitenlandse collegae. Voor wat betreft ontwikkelingssamenwerking is in het najaar 2009 een expertbijeenkomst georganiseerd over de relatie tussen OS-investeringen in onderwijs en de bestrijding van kinderarbeid. In 2010 zal daaraan verdere opvolging worden gegeven. Voorts blijft Nederland streven naar effectieve EU-maatregelen ter bestrijding van kinderarbeid, waaronder een verbod op het op de markt brengen van producten die door de ergste vormen van kinderarbeid tot stand zijn gekomen. Ook wordt verder gewerkt aan de uitvoering van de diverse moties van de Tweede Kamer over kinderarbeid. Zoals beschreven in een brief aan de Tweede Kamer (16 juni 2009) zal bijvoorbeeld uitvoering worden gegeven aan de motie Voordewind uit 2008 (31 263 nr. 16) over de verantwoordelijkheid van bedrijven die overheidssteun krijgen voor het tegengaan van kinderarbeid in hun (toeleverings-)keten. Aan deze bedrijven zal worden gevraagd of zij niet alleen zelf maar ook hun eerste wezenlijke toeleverancier handelen conform de relevante ILO-conventies. Voor wat betreft zogenaamde risicolanden en -sectoren dienen bedrijven vooraf een verklaring af te geven waarin staat dat zij zich vergewist hebben van het feit dat zij en hun eerste wezenlijke toeleverancier geen gebruik maken van kinderarbeid. Nederlandse bedrijven hebben een goede naam op het gebied van verantwoord zakendoen in ontwikkelingslanden en opkomende markten. Het invoeren van het bovengenoemde maatwerk in de keten zal deze naam verder versterken.

Mensenrechten, vrede en veiligheid

Een tweede centraal thema van de mensenrechtenstrategie (naast «mensenrechten voor iedereen») is de verwevenheid tussen mensenrechten, vrede en veiligheid. Op basis van dit uitgangspunt blijft Nederland zich inzetten voor een brede acceptatie van het concept van Responsibility to Protect (R2P): de verantwoordelijkheid van staten om goed voor hun burgerbevolking te zorgen en zich niet achter het soevereiniteitsbeginsel te verschuilen als zij dit niet doen. In de gevallen waar de burgerbevolking ernstig te lijden heeft en hun overheid niet kan of wil ingrijpen zal Nederland ook pleiten voor de daadwerkelijke uitvoering van R2P.

Het tegengaan van straffeloosheid blijft een belangrijk streven waar Nederland zich op verschillende wijzen voor zal blijven inzetten, onder andere door opvolging te geven aan de in september 2009 gehouden conferentie over transitional justice (beleid van staten voor het omgaan met mensenrechtenschendingen uit het verleden, gericht op de overgang van instabiliteit naar een democratisch rechtssysteem). In de strijd tegen hetinternationaal terrorisme moet verder gewerkt worden aan de versterking en modernisering van de internationaal juridische respons. In de herzieningsconferentie van het Statuut van Rome – de basis van het internationaal strafhof – zal Nederland hiervoor pleiten. In het kader van terrorismebestrijding en mensenrechten zal in 2010 de tweede fase van het meerjarig Oud-Poelgeest-proces wordt afgerond en zullen door de deelnemende juridische experts concrete aanbevelingen aan internationale beleidsmakers worden gepresenteerd. In 2010 heeft de oprichting van een antiterrorisme-instituut in Den Haag (ter uitvoering van de motie Cörüz) concreet gestalte gekregen.

Ondeelbaarheid van mensenrechten

Voor de realisatie van een menswaardig bestaan is de ondeelbaarheid van mensenrechten van groot belang; economische, sociale en culturele rechten zijn even onmisbaar als burgerrechten en politieke rechten. Mede vanuit deze gedachte heeft Nederland in 2009 een handboek gelanceerd om ambassades beter toe te rusten voor het bijdragen aan de opbouw van het zogenaamde«mensenrechten-protectiesysteem» voor bescherming van mensenrechten in hun land. In 2010 zal de uitvoering hiervan, ook in EU-verband, verder worden opgepakt. Verder zal Nederland zich in 2010 richten op concrete uitwerking en toepassing van de link tussen mensenrechten en MDG’s (in vervolg op de conferentie over dit onderwerp in 2009).

Ook in het kader van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) blijft de regering inzetten op de bevordering van mensenrechten. Met behulp van de zogenaamde MVO-toolkit zijn ambassades in 2009 gestimuleerd hierover nog actiever in dialoog te gaan met het bedrijfsleven. De regering wenst verder de dialoog over MVO te faciliteren door onderzoek te laten verrichten naar de mate waarin Nederlandse bedrijven aansprakelijk kunnen worden gesteld voor vermeende schendingen van onder andere mensenrechten door buitenlandse dochterondernemingen. De resultaten van dit onderzoek worden eind 2009 verwacht.

Mensenrechten in multilateraal verband

In EU-kader streven we naar een actief, coherent en ambitieus Europees mensenrechtenbeleid, zodat de politieke invloed van de Unie optimaal gebruikt wordt om de mensenrechten te verbeteren. In 2010 zal de focus zijn gericht op zichtbare implementatie van de verschillende richtsnoeren op mensenrechtengebied. Voor wat betreft het interne beleid van de EU wil Nederland een mechanisme dat toeziet op mensenrechtenaspecten van communautair beleid. In goede samenwerking met de persoonlijk vertegenwoordiger voor de mensenrechten van de EU Hoge Vertegenwoordiger Solana werkt Nederland verder aan het integreren van mensenrechten in alle aspecten van het externe optreden van de Unie.

Nederland heeft tot medio 2010 zitting in de Mensenrechtenraad (MRR). Onze inzet blijft er op gericht dat de Raad zich op evenwichtige wijze uitspreekt over ernstige schendingen van mensenrechten. Ook willen we dat de instrumenten van de MRR gericht worden ingezet voor concrete bevordering en bescherming van mensenrechten waar ook ter wereld. De instrumenten van landenresoluties, landenmandaten en de Universal Periodic Reviewblijven daarbij van groot belang. Om goede resultaten te kunnen boeken zal Nederland blijven investeren in het zoeken naar nieuwe en wisselende coalities. Het lidmaatschap van de VS zal mogelijk zorgen voor nieuwe dynamiek. In 2011 zal een review plaatsvinden over het functioneren van de MRR. Voorafgaand aan deze review zal Nederland in 2010 de balans van de MRR opmaken met het oog op een actieve en constructieve participatie in de discussies en onderhandelingen. Naast de MRR werkt Nederland in andere relevante multilaterale fora aan de uitvoering van de mensenrechtenstrategie, waaronder de Algemene Vergadering van de VN («derde commissie»), de Raad van Europa en de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE).

KengetalBasiswaarde (met jaartal)Streefwaarde 2009Streefwaarde 2010
1. (Gedeeltelijke) afschaffing van de doodstraf voor alle misdrijven (# landen)85 (2005)105110
2. Partijen bij het verdrag tegen foltering (# landen)140 (2005)150153
3. Partijen bij het optioneel protocol bij het verdrag tegen marteling (# landen)11 (2005)5054
4. Partijen bij het optioneel protocol inzake rechten van het kind (# landen)114 (2007)135138
5. Partijen bij het optioneel protocol inzake verkoop van kinderen, kinderprostitutie, kinderpornografie (# landen)118 (2007)140145
6. Partijen bij het optioneel protocol inzake uitbanning discriminatie van vrouwen (# landen)84 (2007)115117

Gebruikte bronnen:

1. http://www.amnesty.org/en/death-penalty/numbers

Algemeen voor 2–6. http://treaties.un.org/Pages/Treaties.aspx?id=4&subid=A&lang=en

2. http://treaties.un.org/Pages/ViewDetails.asp x?src=TREATY&mtdsg&_no=IV-9&chap ter=4&lang=en

3. http://treaties.un.org/Pages/ViewDetails.asp x?src=TREATY&mtdsg&_no=IV-9-b&ch apter=4&lang=en

4. http://treaties.un.org/Pages/ViewDetails.asp x?src=TREATY&mtdsg&_no=IV-11&cha pter=4&lang=en

5. http://treaties.un.org/Pages/ViewDetails.asp x?src=TREATY&mtdsg&_no=IV-11-b&c hapter=4&lang=en

6. http://treaties.un.org/Pages/ViewDetails.asp x?src=TREATY&mtdsg&_no=IV-8-b&ch apter=4&lang=en

Mensenrechten en handel

De brief «Handelsbeleid en vaste waarden in een veranderende wereldorde» is op 8 juni aan de Kamer gestuurd (Kamerstuk 2008–2009, 31 985, nr. 1, Tweede Kamer) schetst onze inzet op mensenrechten en handelspolitiek voor de komende periode. In de brief is ingegaan op strategische overwegingen van het buitenlands beleid, bijvoorbeeld op het gebied van mensenrechten, en de mogelijkheden van de inzet van handelsmaatregelen ter bevordering daarvan. Zo hecht Nederland aan de stimulerende werking van het Algemeen Preferentieel Systeem van de Europese Unie en zet Nederland zich in voor een prudent toezicht op de naleving van onder anderen de mensenrechtencomponent. Eén van de belangrijkste noties van de brief is dat, ook in een sterk globaliserende wereld met nieuwe, opkomende spelers, handel en mensenrechten elkaar kunnen versterken. Ook wordt aangegeven welke beperkingen bestaan bij de inzet van handelsmaatregelen om andere, meer politieke doelstellingen te verwezenlijken. Ook in 2010 zullen we bij gebruik van handelssancties inzetten op sancties die vertegenwoordigers van regimes treffen, maar de bevolking zoveel als mogelijk ontzien.

Praktische ondersteuning van mensenrechtenactiviteiten

Structurele verbetering van de mensenrechtensituatie moet primair vanuit de bevolking zelf worden bevochten. Nederland wil voorwaarden scheppen waarmee verandering van binnenuit geholpen kan worden. Politieke en financiële ondersteuning van mensenrechtenverdedigers is daarvoor cruciaal, zoals voor Justine Masika Bihamba, die in Democratische Republiek Congo opkomt voor slachtoffers van seksueel geweld en daarvoor de eerste mensenrechtentulp in ontvangst mocht nemen. In 2010 zal de Mensenrechten-Tulp wederom worden uitgereikt. De vrijheid van meningsuiting is essentieel voor het werk van mensenrechtenverdedigers. Nederland voert projecten uit die de vrijheid van meningsuiting kunnen bevorderen. Ook zal in 2010 het Nationale Actieplan voor Mensenrechtenverdedigers verder worden uitgevoerd. Daarnaast is voorzien in de organisatie van een internationale conferentie voor mensenrechtenverdedigers.

In 2010 is voor het Mensenrechtenfonds 27,5 miljoen euro beschikbaar. Naast dit fonds worden mensenrechtenactiviteiten ook met andere middelen ondersteund, onder meer door het financieren van mensenrechtenactiviteiten van internationale organisaties, in het kader van het Matra-programma en in het kader van ontwikkelingssamenwerking met partnerlanden.

Doelstelling 8

Actief bijdragen aan het tot stand komen van nieuwe ambitieuze internationale klimaatdoelstellingen voor na 2012

Probleem en Doel

Nederland kan in zijn eentje niets doen tegen smeltende ijskappen. Landen hebben elkaar nodig om effectieve maatregelen te treffen. Daarom moeten er internationale afspraken worden gemaakt, zoals het sluiten van een alomvattend en ambitieus klimaatverdrag in 2010 op basis van de resultaten van de klimaattop van Kopenhagen in december 2009.

De doelstellingen voor 2020 die de Europese leiders in maart 2007 zijn overeengekomen – 20%-reductie van de uitstoot van broeikasgassen, te verhogen tot 30% zodra er een adequaat internationaal klimaatakkoord ligt – zijn een voorbeeld van leiderschap dat navolging verdient.

Nederlandse inzet en beoogde beleidseffecten1

VN Klimaat

Nederland en de EU streven naar een juridisch bindend VN klimaatakkoord in 2010, dat in lijn is met de doelstelling om de opwarming van de aarde te beperken tot 2 graden Celsius in 2050. Met het aantreden van president Obama heeft Europa een zeer sterke bondgenoot gekregen in haar leiderschapsrol bij de internationale klimaatonderhandelingen. De nieuwe positie van de Verenigde Staten komt bijvoorbeeld tot uiting in de inspanningen van de Obama-administratie om een nieuwe klimaatwet door het Congres te loodsen (een proces dat nog gaande is). Nederland heeft waardering voor deze actieve houding en maakt gebruik van de contacten op alle niveaus en fora om de VS hierin verder aan te sporen en de Nederlandse Klimaatprioriteiten onder de aandacht te brengen.

Binnen de VN liggen de standpunten op dit moment nog ver uit elkaar. Zowel de meer ontwikkelde landen als de gevorderde ontwikkelingslanden zullen hun huid duur verkopen. Hoe de conferentie in Kopenhagen ook uitpakt, de afspraken in het klimaat akkoord van Kopenhagen zullen in 2010 verder moeten worden uitgewerkt in concrete instrumenten. Nederland zal ook daarbij een ambitieuze onderhandelingspartner blijven binnen en buiten de EU. Daarbij blijft het uitgangspunt dat er een ambitieus en effectief internationaal klimaatregime komt, dat goed aansluit op het Kyoto Protocol en waaraan alle landen naar vermogen en verantwoordelijkheid bijdragen.

Doelstelling 9:

Betere dienstverlening aan Nederlandse burgers en bedrijven in het buitenland

Probleem en doel:

Nederland is een internationaal georiënteerd land. Bedrijven opereren over de grenzen heen, miljoenen Nederlanders reizen jaarlijks naar het buitenland voor werk, studie of vakantie. Daarnaast bezoeken miljoenen burgers uit het buitenland ons land om dezelfde redenen. Het overgrote deel van alle reisbewegingen verloopt goed en onbelemmerd. Wanneer er zich echter problemen voordoen, wordt vaak om consulaire bijstand gevraagd. Internationale oriëntatie is goed voor Nederland en de Nederlandse economie, met name in de huidige financieel-economische crisis. Het kabinet probeert daarom bedrijven die daar om vragen te helpen bij het verkrijgen van toegang tot andere markten.

De consulaire dienstverlening, een kerntaak van het ministerie van Buitenlandse Zaken, en de economische dienstverlening, aangestuurd vanuit Economische Zaken, wordt uitgevoerd door middel van het wereldwijde netwerk van ambassades, consulaten-generaal, honoraire consulaten en Netherlands Business Support Offices. Doelstelling van het kabinet hierbij is het vergroten van de kwaliteit en de doelmatigheid van deze dienstverlening.

Nederlandse inzet en beoogde beleidseffecten

Algemeen

Het kabinet zet zich in om ook in het buitenland de dienstverlening aan burgers en bedrijven verder te verbeteren. Door het hoge verwachtingspatroon over de kwaliteit van de dienstverlening worden tegenwoordig hogere eisen gesteld dan in het verleden. Ook de vraag naar consulaire dienstverlening stijgt, zoals blijkt uit onderstaand cijfermatig overzicht over de jaren 2006–2008. Door het ministerie van Economische Zaken wordt een vergelijkbare behoefte waargenomen in de vraag naar economische dienstverlening. Om deze dienstverlening, bij een gelijkblijvend dan wel inkrimpend personeelsbestand, te verbeteren investeert het kabinet in kennisoverdracht en opleidingen, moderne technologie, verdere samenwerking tussen ambassades onderling en in EU-verband, en verwachtingenmanagement. Hiermee streeft het kabinet ernaar om burgers en bedrijven in de toekomst nog beter te kunnen bedienen op het terrein van de economische- en consulaire dienstverlening.

Het kabinet wil de dienstverlening onder meer verbeteren door vergroting van de doelmatigheid. Moderne technologieën worden hiertoe ingezet bij de verdere uitrol van het onder beheer van de Economische Voorlichtingsdienst (EVD) staande Trade Connect (een klantbeheerssysteem). Door de introductie in 2010 van Kompas, het nieuwe managementsysteem voor consulair maatschappelijke processen, kan nog beter worden ingespeeld op trends, ontwikkelingen en individuele gevallen en wordt tegelijkertijd een efficiënter beheer bereikt. Digitalisering van aanvragen en dossiers maakt ook regionale samenwerking tussen ambassades gemakkelijker.

In 2010 zullen de effecten voelbaar zijn van de samenvoeging van de twee consulaire directies op het departement van Buitenlandse Zaken tot de directie consulaire zaken en migratie (DCM): meer duidelijkheid naar de burger en synergie in de aansturing van het postennetwerk. Economische maar vooral consulaire dienstverlening kan een gecompliceerd karakter hebben. Om de service verder te verbeteren wordt het contact geïntensiveerd met ketenpartners bij de overheid en in het maatschappelijk middenveld.

In 2010 wordt een mijlpaal bereikt door de inwerkingtreding van de «Visum Code», waarover de Schengenlanden na jarenlange onderhandelingen in 2009 overeenstemming bereikten. Burgers profiteren hiervan omdat de regels voor visumverstrekking met de Visum Code worden geüniformeerd: het wordt makkelijker om een andere lidstaat visa te laten verstrekken, er wordt een maximum gesteld aan de behandeltermijn en het wordt verplicht om een visumweigering te motiveren. Nederland gaat door met deze samenwerking in Schengen- en EU-verband om de doelmatigheid van de consulaire functie verder te verhogen.

Economische dienstverlening

De Nederlandse economie en welvaart zijn van oudsher in sterke mate afhankelijk van de economische activiteiten van het Nederlandse bedrijfsleven in het buitenland. Zo is Nederland, na de Verenigde Staten, het tweede exporterende land ter wereld op het gebied van landbouwproducten. Het stimuleren van internationale handel, investeringen en internationale samenwerking blijft dan ook van groot belang voor het bevorderen van een duurzame groei van de Nederlandse economie. Juist in tijden van economische tegenspoed moet hier extra aandacht aan worden besteed.

Om in deze competitieve wereld en op soms moeilijk begaanbare markten met succes te kunnen opereren, is een gezamenlijk optreden van overheid en bedrijfsleven van cruciaal belang. Het postennet, bestaande uit ambassades, consulaten en Netherlands Business Support Offices (NBSO), zet zich in voor het scheppen van gunstige voorwaarden voor internationale economische activiteiten, en verleent diensten aan het internationaal opererende Nederlandse bedrijfsleven. Dit gebeurt door een geïntegreerde inzet van de economische afdelingen en de vakattaché’s van andere departementen zoals TWAs (Technisch Wetenschappelijk Attaché’s) en landbouwattachés. Omdat bleek dat het bedrijfsleven soms onvoldoende op de hoogte was van de mogelijkheden van het postennet, heeft de Dutch Trade Board, het publiek-private netwerk voor internationaal ondernemen, het initiatief genomen tot de campagne «Loop eens binnen in het buitenland». Hierin wordt het bedrijfsleven meer bewust gemaakt van de betekenisvolle rol die het postennet op het vlak van economische diplomatie en economische dienstverlening kan spelen. De campagne gaat over het hele economische netwerk en wordt in samenwerking tussen de drie betrokken departementen Economische Zaken (EZ), Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) en Buitenlandse Zaken uitgevoerd.

Deze campagne zal er naar verwachting toe leiden dat de vraag om ondersteuning van het Nederlands bedrijfsleven in 2010 zal toenemen. Mede in het licht daarvan zal de kwaliteit van de economische functie van het postennet in 2010 verder worden verbeterd, uitgebreid en beter worden afgestemd op de toenemende behoefte van het Nederlandse bedrijfsleven.

Consulaire dienstverlening

Ondanks de economische crisis is nog altijd sprake van zeer veel reisbewegingen, waarvan het merendeel goed en onbelemmerd verloopt. Toch raakt een aanzienlijk en stijgend aantal Nederlanders in het buitenland in de problemen, zoals uit het overzicht hieronder over de consulaire dienstverlening blijkt. De cijfers reflecteren niet hoeveel inzet en aandacht per consulair geval worden besteed. Die zijn bijvoorbeeld in het geval van kinderontvoering relatief hoog. Tegelijkertijd zal, om problemen voor te zijn, opnieuw veel aandacht worden besteed aan voorlichting en preventie. Zo wordt steeds gewezen op goede reisvoorbereiding («Wijs op Reis»), op de voortdurend geactualiseerde reisadviezen en op de mogelijkheden en onmogelijkheden van consulaire bijstand wanneer men in het buitenland in de problemen raakt. Hiermee wil het kabinet bereiken dat er minder Nederlanders in het buitenland in de problemen raken.

Reisdocumenten

De invoering op ruim 180 locaties in het buitenland van vingerafdrukken voor paspoorten, identiteitskaarten en visumaanvragen draagt bij aan de bestrijding van identiteitsfraude en de veiligheid. Dit is in het belang van de burger. Na de invoering in 2009 voor Nederlanders (voor paspoorten en identiteitskaarten) zal in 2010 de invoering volgen voor buitenlanders die een visum of machtiging tot voorlopig verblijf (MVV) willen hebben. In het kader van fraudebestrijding zal een groter aantal posten worden uitgerust met gespecialiseerde apparatuur. In 2010 zullen voor niet-ingezeten Nederlanders de mogelijkheden worden verruimd om ook in Nederland een paspoort aan te vragen.

Asiel, migratie en personenverkeer

De grote en gevarieerde toestroom van mensen die tijdelijk of permanent naar ons land willen komen, vraagt een gedifferentieerde benadering en kent vele facetten. Al deze facetten komen samen op ambassades en consulaten, of het nu gaat om visumverlening aan bonafide zakenmensen, afgifte van machtigingen tot voorlopig verblijf, legalisaties of afname van inburgeringsexamens. De werkdruk is hierdoor hoog, een enkele fout kan grote gevolgen hebben. Daarom wordt ook op deze terreinen ingezet op de hierboven reeds omschreven investering in staf, moderne technologie, samenwerking en verwachtingenmanagement.

In EU-verband wordt verder gewerkt aan het bevorderen van samenwerking op het gebied van visum-, asiel- en migratiebeleid, met specifieke aandacht voor de externe dimensie en voor de samenwerking met derde landen, ook voor wat betreft terugkeerbeleid. In Koninkrijksverband wordt gestreefd naar ver gaande harmonisatie van het visumbeleid.

Kengetal: Overzicht consulaire taken (april 2009)
Omschrijvingaantal 2006aantal 2007aantal 2008
Reisdocumenten145 097167 368158 352
Consulaire bemiddeling ongeval en ziekte604345376
Consulaire bemiddeling overlijden437425490
Consulaire bemiddeling overlijden tgv misdrijf271842
Consulaire bemiddeling misdrijf zonder overlijden08721 007
Consulaire bemiddeling welstand en vermissing526334445
Consulaire bijstand algemeen1 5941 9942 360
Reclassering Nederland bezoeken6 1157 3896 422
Epafras bezoeken1 2761 4131 679
BZ bezoeken gedetineerden6 9786 9506 106
Totaal bezoeken gedetineerden14 36915 75214 207
Kinderontvoeringszaken, doorlopend304248
Nationaliteitsonderzoeken (ongeveer)1 0001 2501 500
Personen evacuaties55300
Internationale rechtshulp- en uitleveringsverzoeken483369467
Reisadviezendoorlopenddoorlopenddoorlopend
Inburgeringsexamens voor naturalisatie03561
naturalisatieverzoeken7288100
Alleen MVV’s31 25631 74838 532
Visumaanvragenniet MVV399 917429 250405 377
Visumaanvragen(incl. MVV)431 173460 998443 909
Documentenlegalisaties125 005136 374151 745
Documentenverificaties263206191
OnderzoekIBF (Internationaal Bureau Fraude-Informatie)07971
Inburgeringsexamens3 3008 5008 100
Individuele ambtsberichten291250132
Algemene ambtsberichten312626
Hervestiging0500544
TerugkeerDoorlopenddoorlopenddoorlopend
WOB-verzoeken19813769
Inzage-verzoeken15812184
Beroep-/bezwaarschriften405645473
Opgeleide medewerkers728402632

opm. reisdocumenten 2007 betreft aanvragen

opm. reisdocumenten 2008 betreft realisatie

Doelstelling 10

Betere dienstverlening aan internationale organisaties en bedrijven die zich in Nederland vestigen

Probleem en Doel

De Nederlandse Regering wil de aantrekkelijkheid van Nederland als gastland voor internationale organisaties versterken. De Rijksbrede benadering die daartoe in 2005 is ingezet, wordt geïntensiveerd. Het kabinet wil de dienstverlening aan geprivilegieerde buitenlanders verder versterken.

Nederlandse inzet en beoogde beleidseffecten

Naast het formuleren en uitvoeren van samenhangend beleid om nieuwe organisaties aan te trekken ligt de nadruk van de Nederlandse inzet in 2010 op het behouden en vergroten van de tevredenheid van organisaties die al in Nederland gevestigd zijn met de wijze waarop zij Nederlandse gastvrijheid genieten. Goede gastlandcondities zijn immers een randvoorwaarde voor de internationale organisaties om de voor hun functioneren vereiste hoge kwaliteit en diversiteit aan medewerkers aan te kunnen trekken en te behouden. Dit vereist nog betere dienstverlening, communicatie en informatie, zowel vanuit het ministerie van Buitenlandse Zaken als van alle andere betrokken instanties binnen en buiten de overheid.

Een nieuwe uitdaging die het kabinet in 2010 zal oppakken is het uitfaseren van enkele internationale hoven (Joegoslavië Tribunaal en Sierra Leone Tribunaal) in al zijn facetten, inclusief het opzetten van een eventuele restorganisatie (het zogenaamde residual mechanism). Deze zal in zeer afgeslankte vorm een aantal taken kunnen blijven vervullen, zoals beheer archieven en bewijsmateriaal, eventueel hoger beroep, mogelijke tussentijdse invrijheidsstelling veroordeelden en dergelijke.

De internationale concurrentiepositie van Nederland als gastland zal geconsolideerd moeten worden omdat steeds meer landen belangstelling krijgen om internationale organisaties te verwelkomen. Het positieve imago van Nederland als gastland en dat van Den Haag als internationale stad van vrede, recht en veiligheid, zullen daartoe internationaal versterkt moeten worden. Goed gezamenlijke optrekken met alle betrokken partijen, zowel overheid als daarbuiten, is een voorwaarde voor het realiseren van de beleidsagenda en zal door alle betrokken instanties actief nagestreefd en uitgevoerd worden.

Prioritair Thema

Internationaal Cultuurbeleid

Probleem en doel

Een land met een open, culturele uitstraling wordt internationaal meer gewaardeerd. De regering beoogt met het Internationaal Cultuurbeleid de positie van Nederland internationaal te versterken. Internationaal Cultuurbeleid is dan ook een integraal onderdeel van het buitenlandbeleid.

Een wereld waarin afstanden geen rol meer spelen vraagt om begrip voor en kennis van elkaars culturen. Internationale culturele uitwisseling helpt de dialoog met andere landen aan te gaan en internationaal samen op te trekken. Uitgangspunt is de intrinsieke waarde van cultuur; kunst kan verbinden, maar ook aanzetten tot discussie of zelfs «schuren» of botsen. Met cultuur kunnen thema’s bespreekbaar worden gemaakt en maatschappelijke verandering op gang worden gebracht, in binnen- én buitenland. Cultuur opent deuren in de buitenlandse politiek en kan onze positie in het buitenland versterken, ook waar het gaat om het uitdragen van beleid op het gebied van bijvoorbeeld ontwikkelingssamenwerking en mensenrechten. Dit is een vorm van culturele diplomatie. Bovendien heeft onze kunst het buitenland nodig om inspiratie op te doen en zich kwalitatief te meten aan de internationale concurrentie. Met landen waar zich Gemeenschappelijk Cultureel Erfgoed bevindt, kan de historische band aanleiding zijn voor het aanhalen van de bilaterale betrekkingen; verleden als inspiratiebron voor het heden. Zo kan synergie ontstaan tussen Gemeenschappelijk Cultureel Erfgoed, uitwisseling van hedendaagse kunst, en Cultuur & Ontwikkeling.

Nederlandse inzet en beoogde beleidseffecten

Het Internationaal Cultuurbeleid wordt in nauwe samenwerking met het ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschap (OCW) opgesteld en uitgevoerd. Beide departementen richten zich op promotie van Nederlandse kunst in het buitenland en identificatie van internationale kansen en ontwikkelingen voor de Nederlandse culturele sector. Internationale culturele uitwisseling wordt gestimuleerd, omdat een internationaal georiënteerd kunstklimaat belangrijk is voor de verdere ontwikkeling van kunst en cultuur in Nederland. Deze wisselwerking van «halen en brengen» is een belangrijk uitgangspunt van het beleid1.

Presentaties van Nederlandse cultuur in het buitenland worden gerichter en meer zichtbaar neergezet, zoals bijvoorbeeld tijdens de manifestaties Ruhr 2010, Istanbul 2010 en de wereldexpo Shanghai 2010. Extra aandacht gaat naar disciplines waarin Nederland sterk staat, maar nog sterker kan worden. Zo ondersteunt de regering het programma Dutch Design Fashion and Architecture (Dutch DFA) om in de periode 2009–2012 de internationale positie van de sectoren design, mode en architectuur duurzaam te versterken.

Daarnaast richt de regering zich bij de betrekkingen met andere landen op het behoud van aanwezig gemeenschappelijk cultureel erfgoed. Ook de culturele samenwerking met ontwikkelingslanden wordt steeds belangrijker.

Er is in toenemende mate sprake van cultureel conflict binnen en tussen landen met verschillende ontwikkelingsniveaus, ook tussen het rijke Westen en arme ontwikkelingslanden. De mondialisering en sociaal-economische modernisering leidt in ontwikkelingslanden tot botsingen met traditionele waarden die ontwrichtend kunnen werken. Daarom is het van belang om culturen in ontwikkelingslanden te blijven ondersteunen om zichzelf te vernieuwen. Cultuur geeft creativiteit en kracht om op eigen voorwaarden invulling te geven aan ontwikkeling. Ook kan cultuur bruggen bouwen tussen samenlevingen en bijdragen aan wederzijds begrip. Via ambassades en organisaties als het Hivos Cultuurfonds en het Prins Claus Fonds worden lokale culturele initiatieven gesteund die sociaal geëngageerd, onafhankelijk, kritisch, uitdagend en creatief zijn. Cultuur wordt gesteund als een vorm van vrijheid van meningsuiting in landen waar respect voor mensenrechten en goed bestuur niet altijd vanzelfsprekend zijn. Samenwerking tussen ontwikkelingslanden wordt gefaciliteerd en er is ook aandacht voor de presentatie van de cultuur uit ontwikkelingslanden in Nederland en voor culturele uitwisseling met ons land op basis van gelijkwaardigheid van kunstbroeders.

5. BEGROTING OP HOOFDLIJNEN

De begroting van het ministerie van Buitenlandse Zaken in 2010 omvat in totaal EUR 11,9 miljard aan uitgaven en EUR 0,71 miljard aan ontvangsten. Een groot deel van de uitgaven en ontvangsten is onderdeel van de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS). De Nederlandse bijdrage aan de EU en de hieraan gerelateerde vergoedingen van de Europese Unie aan Nederland vallen niet onder het regime van de HGIS. Opvallend is het verschil op de begroting van het ministerie van Buitenlandse Zaken tussen de totaalstanden van de ontwerpbegroting 2009 en die van 2010. De belangrijkste oorzaak hiervoor is het lagere ODA-budget als gevolg van de verslechterde economische vooruitzichten ten opzichte van de stand ontwerpbegroting 2009 (koppeling van het ODA-budget aan de ontwikkeling van het Nederlandse BNP).

Hieronder volgt een overzicht van de belangrijkste budgettaire wijzigingen als gevolg van verschillende beleidskeuzes. Deze zijn, zoals hier boven aangegeven, voor een groot deel ingegeven door de krappe budgettaire situatie, met name wat betreft de beschikbaarheid van ODA-middelen.

Begroting op hoofdlijnen
Bedragen in EUR100020092010201120122013
Stand ontwerpbegroting 20099 93012 17312 43012 85913 143
      
1 Versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging van mensenrechten     
1.2 Mensenrechten53111
2 Grotere veiligheid en stabiliteit, effectieve humanitaire hulpverlening en goed bestuur     
2.5 Regionale stabiliteit en crisisbeheersing3– 484  
2.6 Humanitaire hulpverlening51– 9195151
3 Versterkte Europese samenwerking     
3.1 Nederlandse afdrachten aan de EU– 29375326325322
4 Meer welvaart, eerlijkere verdeling en minder armoede     
4.2 Armoedevermindering– 439– 372– 476– 739– 873
4.3 Economische groei en verminderde armoede als gevolg van gezonde private sector ontwikkeling392030– 12– 12
5 Toegenomen menselijke ontplooiing en sociale ontwikkeling     
5.1 Gelijke kans op onderwijs– 120– 189– 125– 1– 1
5.4 HIV/Aids20– 25– 191111
5.5 Reproductieve gezondheid261451111
5.6 Participatie civil society– 85– 38– 79– 62– 62
6 Beter beschermd en verbeterd milieu     
6.1 Milieuen water– 48– 1395433
7 Beter beschermd en verbeterd milieu     
7.2 Vreemdelingenbeleid64141422
Overige mutaties– 23– 33– 25– 69– 69
Stand ontwerpbegroting 20109 39411 87312 14912 38012 527

1.2 Mensenrechten

Met name een verhoging van de Nederlandse, meerjarige bijdrage aan de Hoge Commissaris voor Mensenrechten zorgt voor een stijging van het budget op dit artikel.

2.5 Regionale stabiliteit en crisisbeheersing

De verhoging in 2009 is het saldo van verhogingen bij de landenprogramma’s op dit terrein in Afghanistan en Pakistan en een verlaging in Soedan. Vanwege het tegenvallend vredesproces in Darfur is er minder ruimte voor grootschalige wederopbouwactiviteiten in deze regio. Dit verklaart ook voor een groot deel de verlaging in 2010. Daarnaast worden in 2010 kortingen toegepast op het centrale wederopbouwprogramma.

2.6 Humanitaire hulpverlening

De in de Voorjaarsnota aangekondigde meerjarige verhoging van het centrale noodhulpbudget leidt tot een meerjarige verhoging. Echter, vanwege de budgettaire sitiatie wordt deze verhoging in 2010 en 2011 niet of slechts gedeeltelijk toegepast.

3.1 Nederlandse afdrachten aan de EU

Hoewel alle Europese economiën krimpen, krimpt de Nederlandse relatief minder, waardoor vanaf 2010 de afdrachten (artikel 3) toch toenemen.

4.2 Armoedevermindering

De meerjarige verlaging van dit artikel hangt met name samen met het lagere ODA-budget als gevolg van de verslechterde economische situatie. Bij de stand ontwerpbegroting 2009 werd nog uitgegaan van een groeiend ODA-budget conform de toen nog geldende (positieve) economische vooruitzichten. Deze groei van het ODA-budget wordt zoals gebruikelijk gedeeltelijk onder artikel 4.2 opgenomen. De gewijzigde economische omstandigheden-en navenant lager ODA-budget – leiden tot een verlaging van artikel 4.2.

4.3 Verhoogde economische groei en verminderde armoede als gevolg van gezonde private sector ontwikkeling in ontwikkelingslanden

Ondanks enkele verlagingen (onder meer ramingsaanpassingen bij ORET in 2010 en 2011 en een verlaging van het MOL-fonds in 2010) is per saldo sprake van een verhoging van dit sub-artikel in 2009 en de komende jaren. Dit weerspiegelt het belang dat aan het bevorderen van economische ontwikkeling wordt gehecht. De verhoging hangt samen met de verhoging van landenprogramma’s op het gebied van economische ontwikkeling en bijdragen aan onder meer de Wereldbank Trade Facility.

5.1 Alle kinderen, jongeren en volwassenen hebben gelijke kansen om kwalitatief goed onderwijs te doorlopen, dat hen de benodigde vaardigheden en kennis biedt om op een volwaardige manier deel te kunnen nemen aan de samenleving

Lagere liquiditeitsprognoses bij het FTI/Catalytic Fund en door de lager dan verwachte BNP groei benodigde bezuinigingen ten laste van bilaterale onderwijsprogramma’s hebben geleid tot de verlaging van het budget op dit artikel in de jaren 2009–2011.

5.4 HIV/AIDS

De mutaties betreffen een saldo. Enerzijds zijn de meerjarige ramingen van de landenprogramma’s op het gebied van HIV/AIDS in onder andere Mozambique, Ethiopië en Zimbabwe naar boven bijgesteld vanwege het structureel doortrekken van het Amendement Voordewind. Ook is de meerjarige bijdrage aan UNFPA verhoogd. Ondanks deze verhogingen is in 2010 en 2011 per saldo sprake van verlagingen. Vanwege de budgettaire situatie zijn verlagingen doorgevoerd bij onder meer GFATM en UNAIDS.

5.5 Reproductieve gezondheid

De mutatie betreft een saldo. Naast een verhoging van de bijdrage aan SALIN partners en landenprogramma’s op het gebied van gezondheidszorg is een korting doorgevoerd op de bijdrage aan PDPPP (Product Development Public Private Partnership voor de ontwikkeling van medicijnen).

5.6 Participatie civil society

De verlaging op dit artikel in 2009 hangt samen met de bevoorschotting eind 2008 van enkele organisaties gefinancierd vanuit het Medefinancieringsstelsel. De verlaging voor 2010 wordt grotendeels verklaard door aangepaste kasramingen bij het Medefinancieringsstelsel. De verlagingen vanaf 2011 zijn met name het gevolg van het aangepaste richtbedrag wat betreft de omvang van het budget voor het medefinancieringsstelsel (MFS II).

6.1 Milieu en water

De mutaties hangen grotendeels samen met de ODA-kasschuif uit het Aanvullend Beleidsakkoord (minder ODA-middelen in 2009 en 2010, meer middelen in 2011). Dit leidt tot een herverdeling over de jaren van uitgaven voor onder meer hernieuwbare energie. Verder heeft er voor 2009 een aanpassing plaats gevonden op de Nederlandse bijdrage aan de Global Environment Facility. De geplande bijdrage voor 2009 heeft reeds in 2008 plaatsgevonden. De mutaties in 2010 en 2011 worden verder veroorzaakt door een daling op het decentrale milieubudget in Bolivia (EUR 6 mln) Daarnaast heeft in 2010 de ODA-krimp tot een verlaging op de landenprogramma’s in Mali, Ghana, Senegal, Vietnam en Indonesië geleid (ieder ca. EUR 1,5 mln). De input in Bangladesh in 2010 en 2011, op het gebied van integraal waterbeheer, wordt tegelijkertijd geintensiveerd (resp. EUR 5 en EUR 3 mln).

7.2 Vreemdelingen

De hogere instroom van asielzoekers zorgt voor een verhoging van de ODA-toerekening van de eerstejaars-kosten van opvang.

6. BIJLAGE INDICATOREN BIJ DE BELEIDSAGENDA

Toelichting:De hier opgenomen indicatoren betreffen effect-indicatoren. Het is belangrijk te benadrukken dat het bereiken van deze beoogde effecten («outcome») in de praktijk gezamenlijke resultaten zijn: Nederland is één van de vaak vele partners die in een land inzetten op resultaat. Specifiek toerekenen aan Nederland, als leverancier van een doorgaans klein deel van de ingezette inputs, is daarbij niet zinvol. Daarnaast hebben de samenwerkende partners ook te maken met de aanwezigheid van externe effecten. Door genoemde factoren is de bijdrage van het Nederlandse beleid op het realiseren van de MDG doelstellingen conform deze indicatoren slechts plausibel, niet causaal. BZ als zodanig is daarmee wel aanspreekbaar, maar niet afrekenbaar op het al dan niet behalen van de MDG doelstellingen conform deze streefcijfers.

MDG1, het uitroeien van extreme armoede en honger:

Doelstelling 1: Het percentage mensen dat moet rondkomen van minder dan een dollar per dag moet in 2015 tot de helft zijn teruggebracht ten opzichte van 1990 (*)
IndicatorenSituatie 1990Tussenstand 2002Tussenstand 2005Doel 2015Categorie
% van de bevolking dat minder dan $ 1.25 per dag te besteden heeft41,7%30,5%25,2%20,8%Ontwikkelingslanden
Armoedekloof-ratio (omvang x mate van armoede)26,3%23,4%20,7%13,1%Sub Sahara Afrika

Bron: Poverty Data – A supplement to World Development Indicators 2008 (http://siteresources.worldbank.org/DATASTATISTICS/Resources/WDI0 8supplement1216.pdf) en PovCalNet (http://iresearch.worldbank.org/PovcalNet/povDuplic.html)

Doelstelling 2: Het percentage mensen dat honger lijdt, moet in 2015 tot de helft zijn teruggebracht ten opzichte van 1990
IndicatorenSituatie 1990Tussenstand 1Tussenstand 2Doel 2015Categorie
% kinderenmet ondergewicht (jonger dan 5 jaar)33%28% (2003)26% (2006)16,5%Ontwikkelingslanden
% van de bevolking onder minimumniveau van energie-inname uit voedselconsumptie20%17% (2000–2002)17% (2001–2003)10%Ontwikkelingslanden

Bron: United nations (2008) The Millennium Development Goals Report (http://unstats.un.org/unsd/mdg/Resources/Static/Data/Stat%20Annex.pdf).

Doing Business: Een beter ondernemingsklimaat
Indicatoren200420072015Categorie
De tijd die moet worden doorlopen om een bedrijf op te starten65,8 dagen59 dagenAfnameLage inkomenslanden
De tijd die moet worden doorlopen om eigendom te registreren99,6 dagen125 dagenAfnameLage inkomenslanden
De tijd die moet worden doorlopen om een contract te laten nakomen416 dagen572 dagenAfnameLage inkomenslanden

Bron: Wereldbank 2007; World Development Indicators

MDG 2, basisonderwijs voor alle kinderen, kent een aantal indicatoren:

Doelstelling 3: In 2015 moeten alle kinderen in alle landen, zowel jongens als meisjes, de mogelijkheid hebben volledig basisonderwijs te doorlopen
IndicatorenUitgangssituatieTussenstand 1Tussenstand 2Doel 2015Categorie
% kinderenvan lagere schoolleeftijd dat naar de basisschool of middelbare school gaat79,6% (1991)83,3% (2000)87,5% (2006)100%Ontwikkelingslanden
% kinderen dat de laatste klas van de basisschool haalt80,7% (1990)79,4% (1999)84,7% (2006)100%Ontwikkelingslanden

Bron: United nations (2008) The Millennium development Goals Report (http://unstats.un.org/unsd/mdg/Resources/Static/Data/Stat%20Annex.pdf).

MDG 3, gelijke rechten en kansen voor mannen en vrouwen.

Doelstelling 4: Wegwerken van genderongelijkheid in het basis- en voortgezet onderwijs, bij voorkeur al te realiseren in 2005, en uiterlijk in 2015 op alle onderwijsniveaus.
IndicatorenSituatie 1990TussenstandTussenstand (2006)Doel 2015Categorie
Verhouding van het aantal meisjes t.o.v. jongens in het basisonderwijs87%92% (1999)96% (2006)100%(in 2005)Ontwikkelingslanden
middelbaar onderwijs90% (2000)95% (2006)100%Ontwikkelingslanden
hoger onderwijs78% (2000)93% (2006)100%Ontwikkelingslanden
Verhouding tussen het aantal geletterde vrouwen t.o.v. mannen tussen 15 en 24 jaar88% (1985–1994)91.5% (1995–2004)94% (2007)100%Ontwikkelingslanden

Bron: Statistical Tables, Education for all, Global Monitoring Report 2009(http://www.unesco.org/en/education/efareport/reports/2009-governance/)

United nations (2008) The Millennium development Goals Report(http://unstats.un.org/unsd/mdg/Resources/Static/Data/Stat%20Annex.pdf)

kst-32123-V-2-5.gif

MDG 4, verminderen van kindersterfte

kst-32123-V-2-6.gif

MDG 5, verbetering van de gezondheid van moeders

kst-32123-V-2-7.gif

MDG 6, een halt toeroepen aan HIV/AIDS, malaria en andere ziekten, kent een aantal indicatoren:

Doelstelling 7: Voor 2015 een halt toeroepen aan de verspreiding van HIV/AIDS, en beginnen met de terugdringing ervan
IndicatorenSituatie 1990Tussenstand 1999–2004Tussenstand 2000–2007Doel 2015Categorie
Aantal AIDSdoden in miljoenen0,25 miljoen3,1 miljoen (2004)1,6 miljoen* (2007)Minder dan 3,1Sub Sahara Afrika
% vrouwen (15–25 jaar) dat voorbehoedsmiddel (condoom) gebruikt tijdens laatste «high risk sex»Niet bekend25% (1999–2003)31% (2000–2006)Meer dan 25%Sub Sahara Afrika
% mannen (15–25 jaar) dat voorbehoedsmiddel (condoom) gebruikt tijdens laatste «high risk sex»Niet bekend43% (1999–2003)46% (2000–2006)Meer dan 43%Sub Sahara Afrika

Bron: United nations (2008) The Millennium development Goals Report(http://unstats.un.org/unsd/mdg/Resources/Static/Data/Stat%20Annex.pdf).

* 2007: http://www.unAIDS.org/en/KnowledgeCentre/HIVData/EpiUpdate/EpiUpdArcHIVe/2007/default.asp

kst-32123-V-2-8.gif
Doelstelling 8: Voor 2015 een halt toeroepen aan de verspreiding van malaria en andere levensbedreigende ziekten, en beginnen met de terugdringing ervan
IndicatorenSituatie 1990Tussenstand 1Tussenstand 2*Doel 2015Categorie
Aantal doden per 100 000 t.g.v. malariaNiet bekend166 (2003)Geen dataMinder dan 166Ontwikkelingslanden
Aantal doden per 100 000 t.g.v. tuberculose3432 (2000)26 (2006)Minder dan 31Ontwikkelingslanden
% tuberculose gediagnostiseerd met de DOTS-methode 29% (2000)62% (2006)Meer dan 46%Ontwikkelingslanden
% tuberculose genezen met de DOTS-methode 82% (2000)85% (2005)Meer dan 82%Ontwikkelingslanden

Bron: United nations (2008) The Millennium development Goals Report (http://unstats.un.org/unsd/mdg/Resources/Static/Data/Stat%20Annex.pdf).

MDG7, waarborgen van duurzame leefomgeving

kst-32123-V-2-9.gif
Doelstelling 10: Het percentage mensen dat geen duurzame toegang heeft tot veilig drinkwater en sanitaire voorzieningen moet in 2015 tot de helft zijn teruggebracht
IndicatorenSituatie 1990Tussenstand 2002Tussenstand 2006Doel 2015Categorie
% van de bevolking met duurzame toegang tot sanitaire voorzieningen41% 53%67,0%Ontwikkelingslanden (zowel urbaan als ruraal)

Bron: United nations (2008) The Millennium development Goals Report (http://unstats.un.org/unsd/mdg/Resources/Static/Data/Stat%20Annex.pdf).

Doelstelling 11: In 2020 moet het leven van 100 miljoen bewoners van sloppenwijken aanzienlijk verbeterd zijn
IndicatorenSituatie 1990Tussenstand 2001Tussenstand 2005Categorie
Aandeel stadsbevolking dat in sloppenwijken woont (%)46,5%42,7%36,5%Ontwikkelingslanden
Aantal sloppenwijkinwoners (miljoen)660,9860,1Geen dataOntwikkelingslanden

Bron: United nations (2008) The Millennium development Goals Report (http://unstats.un.org/unsd/mdg/Resources/Static/Data/Stat%20Annex.pdf).

Een open, op regels gebaseerd en voorspelbaar, niet-discriminerend handels- en financieel systeem. Het kader voor deze operationele doelstelling wordt met name gevormd door MDG 8:

MDG8: Ontwikkelen van een wereldwijd samenwerkingsverband voor ontwikkeling (doelstelling 12–15)
Indicatoren:19901996200020032006Doel 2015
% ontwikkelde landen-importen (in waarde) met tariefvrije markttoegang, uitgezonderd wapens en olie, uit:      
Ontwikkelingslanden54657177Geen mondiale streefwaarde, toename
Minst ontwikkelde landen78707879
       
Gemiddelde tarief ontwikkelde landen op landbouwproducten uit:      
Ontwikkelingslanden10,59,39,48,6Geen mondiale streefwaarde, afname
Minst ontwikkelde landen43,72,82,8
       
Gemiddelde tarief ontwikkelde landen op kleding uit:      
Ontwikkelingslanden 11,410,89,78,2Geen mondiale streefwaarde, afname
Minst ontwikkelde landen 8,17,876,4
  0,00,01,06,6
Steun aan agrarische producenten binnen de EU (PSE), in waarde (USD mld)329(1990) 350 (2003)378 (2004)385 (2005)Geen mondiale streefwaarde, afname

Bron: United nations (2008) The Millennium development Goals Report(http://unstats.un.org/unsd/mdg/Resources/Static/Data/Stat%20Annex.pdf).

ARTIKELEN

BELEIDSARTIKEL 1: VERSTERKTE INTERNATIONALE RECHTSORDE EN EERBIEDIGING VAN MENSENRECHTEN

kst-32123-V-2-10.gif

A: Operationele doelstellingen en instrumenten

kst-32123-V-2-11.gif

Operationele doelstelling 1.1

Een goed functionerende internationale rechtsorde

Te realiseren prestaties

• Een succesvolle herzieningsconferentie van het Internationaal Strafhof, waarbij relevantie en effectiviteit wordt vergroot ter bestraffing en voorkoming van de meest ernstige misdrijven van internationaal belang. Nederland is zeer actief bij de onderhandelingen om het Internationaal Strafhof rechtsmacht te laten uitoefenen over het misdrijf agressie. Het streven is om die onderhandelingen met succes af te ronden tijdens de herzieningsconferentie over het Statuut van Rome van het Internationaal Strafhof begin 2010 in Kampala, Oeganda. Ook streeft Nederland in aanloop naar de conferentie naar opname van terrorisme als misdrijf onder artikel 5 van het Statuut. Daarvoor zal Nederland internationaal steun zoeken.

• Verbeterde multilaterale ontwikkelingssamenwerking conform de uitgangspunten in de notitie «Samen werken aan mondiale uitdagingen» uit 2009.

• Multilaterale organisaties zijn beter toegerust op de bestrijding van de financiële crisis, stellen de MDG’s, sociaal-economische rechten en de «decent work agenda» hierbij centraal, en er zijn nadere internationale afspraken geformuleerd om herhaling te voorkomen.

• Multilaterale organisaties zullen in toenemende mate worden afgerekend op de mate waarin ze effectief en efficiënt opereren, onder andere door actieve participatie van Nederland in de beheersraden van deze organisaties.

• Voortzetting van VN-hervormingen, met name de hervorming van de Veiligheidsraad.

• Een grotere effectiviteit van vredesopbouw in fragiele staten door een verbeterde rolverdeling, strategie en werkwijze van VN-onderdelen en ook de Wereldbank.

• Het beginsel van Responsibility to Protect(R2P) is verder geoperationaliseerd.

Instrumenten/activiteiten.

Multilaterale samenwerking is in de wereld van vandaag meer dan ooit noodzakelijk, gelet op het mondiale karakter van de financiële crisis, voedselzekerheid, het klimaatprobleem en vraagstukken over vrede- en veiligheid. Juist nu is er een grote behoefte aan verantwoordelijk multilateralisme, waarbij het gaat om een combinatie van legitimiteit, regulering en financiering die ook recht doet aan de belangen van de armsten. Het multilaterale systeem en de multilaterale ontwikkelingsinstellingen moeten hiervoor wel versterkt worden. Evenals in voorgaande jaren zal Nederland ook in 2010 zich inzetten voor maatregelen en initiatieven die bij kunnen dragen aan deze versterking, bijvoorbeeld door zichtbare en actieve participatie in discussies over een sterke mondiale financiële architectuur.

Het uitgangspunt van het Statuut van Rome is dat verdachten van internationale misdrijven in beginsel dienen te worden berecht op nationaal niveau en dat vervolging door het Internationaal Strafhof pas aan de orde komt als Staten hiertoe niet bereid- of bij machte zijn (het zogenaamde beginsel van complementariteit). Nederland benadrukt zo veel mogelijk het belang van implementatie van dit beginsel, onder anderen door zelf actief internationale misdrijven te vervolgen.

Nederland is in staat om binnen het multilaterale stelsel een rol van betekenis te spelen, omdat het als een van de weinige landen drie elementen combineert: de politieke wil om internationaal actief te zijn, de beschikbaarheid van middelen (onder andere geld en diplomatiek netwerk) en multilaterale kennis en ervaring. Zo behoort Nederland tot een van de weinige landen die de ontwikkelingssamenwerkingsdoelstelling van 0,7% halen. Vanuit deze uitgangspositie zullen we waar mogelijk initiatieven ontplooien of ondersteunen die gericht zijn op een verdere versterking van een relevante rol van de VN. Hiervoor is het in de eerste plaats van belang dat de ingezette managementhervormingen binnen de VN worden voortgezet, waar Nederland in de VN ook voor zal pleiten. Om het draagvlak voor de VN onder de lidstaten te vergroten moeten de relevante VN-fora, en dan met name de Veiligheidsraad, een betere afspiegeling vormen van de nieuwe wereldverhoudingen. Nederland zal hiervoor mogelijke oplossingen aandragen.

Tijdens vergaderingen en bijeenkomsten van de internationale instellingen zullen we erop wijzen dat het in deze tijden van globale crises van belang is dat landen niet een solitaire koers varen maar zoveel mogelijk in samenwerking met anderen naar oplossingen zoeken. Daarbij zullen wel steeds de waarden en ideeën die aan hun oprichting ten grondslag liggen, zoals het VN-Handvest en de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, als uitgangspunt dienen.

Voor een goed functionerende internationale rechtsorde zijn naast de VN en de internationale financiële instellingen (Wereldbank, Internationaal Monetair Fonds en regionale ontwikkelingsbanken) talloze andere organisaties zoals de EU, de NAVO, de OVSE en de Raad van Europa van belang. Een aantal van deze organisaties komt in andere beleidsartikelen aan de orde. Nederland zal ernaar streven de complementariteit en onderlinge samenhang tussen de verschillende organisaties te versterken en «mission creep» te voorkomen.

kst-32123-V-2-12.gif

Operationale doelstelling 1.2

Bescherming van de rechten van de mens

Te realiseren prestaties

De prioriteit die dit kabinet geeft aan mensenrechten resulteerde in een mensenrechtenstrategie en actieplan met 102 strategische doelen1. Veel van deze doelen zijn inmiddels uitgevoerd of worden structureel uitgevoerd. Een selectie van voor 2010 prioritaire doelstellingen staat hieronder samengevat.

• In 2010 zullen 48 landen een «universele periodieke toetsing» door de Mensenrechtenraad (MRR) ondergaan. Nederland zal tijdens MRR en AVVN met verklaringen, resoluties en side-events of vragen aan speciale rapporteurs, aandacht vragen voor mensenrechtenschendingen.

• De bekrachtiging van het VN-Folterverdrag (OPCAT), na parlementaire goedkeuring.

• Uitvoering van de EU-richtsnoeren op mensenrechtengebied.

• Regionale mensenrechtenconferentie voor Nederlandse ambassades in een regio.

• Beter gebruik van bestaande EU-instrumenten; in multilateraal kader meer investeren in aangaan van nieuwe en wisselende coalities; daarnaast creëren van nieuwe instrumenten zoals mensenrechtentoets voor communautair beleid.

• Toename met 15% van landen die bereid zijn speciale rapporteurs te ontvangen (zogenaamde «staande uitnodiging», basiswaarde 51 landen, 2007).

• Opvolging geven aan de internationale conferentie bestrijding geweld tegen meisjes die in 2009 plaatsvond.

• Een handboek verspreiden om ambassades beter toe te rusten voor het bijdragen aan de opbouw van het mensenrechten-protectiesysteem.

• Vijf ambassades worden gevraagd speciale aandacht te besteden aan het thema vrijheid van godsdienst en levensovertuiging, als opvolging van een pilot in 2009.

• Organisatie van een activiteit met kinderen rondom thema van vrijheid van godsdienst en levensovertuiging.

• Naar het voorbeeld van de tool-kit inzake seksuele geaardheid, wordt een aantal tool-kits samengesteld ter ondersteuning van het mensenrechtenwerk op ambassades voor andere prioritaire thema’s zoals bijvoorbeeld vrouwen- en kinderrechten.

• De uitreiking van de Mensenrechten-tulp.

• Uitvoering van projecten die de Nederlandse mensenrechtenstrategie ondersteunen door inzet van het Mensenrechtenfonds.

Instrumenten/activiteiten

Mensenrechten zijn een belangrijk onderdeel van de bilaterale betrekkingen die Nederland met vele landen onderhoudt. Daarom zullen we tijdens inkomende of uitgaande bezoeken waar opportuun aandacht besteden aan mensenrechten, zowel in bilaterale gesprekken als door ontmoetingen met mensenrechtenverdedigers.

Het beleid, zoals neergelegd in de mensenrechtenstrategie, wordt ook uitgevoerd door de mensenrechtenambassadeur. Hij zal een reeks landen bezoeken waar een intensieve dialoog bij kan dragen aan het verbeteren van de mensenrechtensituatie en besprekingen voeren met gelijkgezinde landen waarmee nauwere samenwerking op mensenrechtenterrein wenselijk is. Daarnaast zal hij discussies met het maatschappelijk middenveld in Nederland voortzetten.

Nederland zal actief gebruik maken van internationale kanalen om de naleving van mensenrechten op de agenda te houden. Binnen de Europese Unie zal Nederland zich er sterk voor maken dat EU-ambassades actief gebruik (blijven) maken van de EU-richtsnoeren over verschillende mensenrechtenthema’s, die de afgelopen jaren in Brussel zijn overeengekomen. In alle gevallen streven we naar een effectieve EU-mensenrechtendialoog met derde landen.

Binnen de Verenigde Naties zal Nederland samen met EU en andere gelijkgezinde landen onderhandelen over aanname van resoluties over prioritaire thema’s uit de mensenrechtenstrategie, zoals geweld tegen vrouwen, vrijheid van godsdienst en levensovertuiging, tegengaan van marteling en vrijheid van meningsuiting. Nederland zal één van de belangrijkste donoren van de mensenrechtenpilaar van de VN blijven met substantiële bijdragen aan het Office of the United Nations Commissioner for Human Rights (OHCHR) en het VN-fonds ter uitbanning van foltering.

De resultaten van Oud Poelgeest zullen verder worden uitgedragen door dialogen en overige contacten met derde landen. Ook wordt de VN Speciale Rapporteur mensenrechten en terrorismebestrijding ondersteund.

Nederland steunt – in aanvulling op de diverse verdragen over terrorisme en de in vele landen al bestaande strafwetgeving – de spoedige aanvaarding van een internationaal geaccepteerde definitie van terrorisme en de vestiging van een effectieve rechtsmacht hierover. In aanloop naar de herzieningsconferentie van het Statuut van Rome in Kampala zal Nederland inzetten op opname van terrorisme als misdrijf onder artikel 5 van het Statuut en daarvoor internationale steun zoeken. In dat kader zal eveneens nadere invulling worden gegeven aan de oprichting van een anti-terrorisme instituut, conform de motie Çörüz (TK 2007–2008, 31 263, nr. 14).

Voor activiteiten op het gebied van mensenrechten in de Raad van Europa wordt verwezen naar artikel 3.5.

De ambassades zullen worden aangespoord om mensenrechtenactiviteiten te ondersteunen en mensenrechten structureel op de agenda van de beleids- en/of politieke dialoog zetten. Verder zullen de in 2009 verschenen handboeken «Nationale systemen voor de bescherming van mensenrechten en mensenrechteninstrumenten», verder worden verspreid en gebruikt door respectievelijk Nederlandse ambassades en missies van EU-landen.

Operationele doelstelling 1.3

Goed functionerende internationale juridische instellingen in Den Haag (juridische hoofdstad).

Te realiseren prestaties

• Brede visie opgesteld op het gastheerschap jegens de internationale juridische organisaties, inbegrepen de positie van Den Haag als juridische hoofdstad van de wereld, als onderdeel van een bredere strategie voor de ambities en prioriteiten van Nederland als gastland van internationale organisaties.

• Bijgedragen aan de goede afwikkeling van de taken van het Speciale Hof voor Sierra Leone, dat naar verwachting in 2010 zijn werkzaamheden zal afronden.

• De totstandkoming bevorderd van een residual mechanism, dat de resttaken van het Joegoslavië- (ICTY) en eventueel Rwandatribunaal (International Criminal Tribunal for Rwanda, of ICTR) overneemt na afloop van hun respectieve mandaten.

• Bevorderd dat het residual mechanism van het ICTY en ICTR, alsook mogelijk andere internationale tribunalen zoals het Special Court for Sierra Leone, dat op korte termijn de deuren sluit, in Den Haag wordt gevestigd.

Instrumenten/activiteiten

Nederland geeft veel steun aan de elf intergouvernementele juridische organisaties in ons land vanuit de wens om goed gastheerschap te bieden aan de internationale instellingen in ons land en bij te dragen aan de versterking van de internationale rechtsorde. Daarbij hoort de plicht adequaat uitvoering te geven aan de zetelovereenkomsten en andere internationaalrechtelijke verplichtingen aan de internationale juridische organisaties. Verder wil het kabinet een goede operationele ondersteuning van deze organisaties verzekeren, inclusief kwesties rond huisvesting. Het ministerie van Buitenlandse Zaken werkt daartoe nauw samen met andere departementen, uitvoerende diensten en de gemeente Den Haag, en overlegt regelmatig met de organisaties zelf.

Nederland draagt verder bij aan de internationale besluitvorming over de berechting van piraterij, terrorisme en dergelijke, inbegrepen de eventuele oprichting van speciale tribunalen en/of uitbreiding van de rechtsmacht van bestaande internationale strafrechtelijke instanties, zoals het Internationaal Strafhof.

B: Budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 1 Versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging van mensenrechten
Bedragen in EUR10002008200920102011201220132014
Verplichtingen144 210119 851133 70691 06187 79393 88093 880
        
Uitgaven:       
        
Programma-uitgaven totaal121 966118 104111 940115 273113 127105 274105 274
        
1.1 Internationale rechtsorde41 81148 47746 69946 23946 23946 23946 239
  Juridisch verplicht  99%99%99%99%99%
  Overig verplicht  1%1%1%1%1%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  0%0%0%0%0%
        
1.2 Mensenrechten51 43053 95752 16949 34649 38549 38549 385
  Juridisch verplicht  56%51%51%40%35%
  Overig verplicht  44%49%49%55%60%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  0%0%0%5%5%
        
1.3 Internationale juridische instellingen28 72515 67013 07219 68817 5039 6509 650
  Juridisch verplicht  95%62%46%46%46%
  Overig verplicht  5%38%54%54%54%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  0%0%0%0%0%

C: Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid

Titel van het evaluatie-onderzoekJaar van afrondingOperationele doelstelling
 070809101112 
Beleidsdoorlichtingen       
Nederlandals gastland voor internationale organisaties (zie ook OD 8.4)* X    1.3
Effectenonderzoek       
Deelstudies uitvoering mensenrechtenbeleid*    XX1.2
Overig evaluatieonderzoek       
One UN (Delivering as One)   X  1.1
IranMediakader*X     1.2

* IOB evaluatieonderzoek

BELEIDSARTIKEL 2

GROTERE VEILIGHEID EN STABILITEIT, EFFECTIEVE HUMANITAIRE HULPVERLENING EN GOED BESTUUR

kst-32123-V-2-13.gif

A: Operationele doelstellingen en instrumenten

Operationele doelstelling 2.1

Goede internationale samenwerking ter bevordering van de nationale en bondgenootschappelijke veiligheid.

Te realiseren prestaties

• Herziening van het Strategisch Concept van de NAVO met als hoofdpunten:

– een goede balans tussen de gezamenlijke verdediging van het NAVO-grondgebied en het gezamenlijk optrekken bij dreigingen buiten het NAVO-grondgebied die onze veiligheid raken.

– verduidelijking van de rol van de NAVO bij nieuwe veiligheidsuitdagingen, mede in relatie tot de rol van andere (internationale) actoren die op die terreinen actief zijn (meerwaarde).

– verdere hervorming en transformatie van de NAVO;

– verdergaande afspraken ten aanzien van burden sharing.

– een open deur-beleid dat gebaseerd blijft op individuele prestaties van landen die lid willen worden en de bijdrage van eventuele verdere uitbreiding aan veiligheid en stabiliteit in het Euro-Atlantische gebied.

– bevordering van verdere stappen op het gebied van mondiale nucleaire ontwapening.

• Versterking van de Europese capaciteit voor crisisbeheersingsoperaties met aandacht voor:

– verdere ontwikkeling van zowel militaire als civiele capaciteiten in de nieuwe Military en Civilian Headline Goals (de huidige Headline Goals lopen in 2010 af).

– verbeterd wervings-en selectieproces van personeel voor civiele missies door betere aansluiting tussen vraag en aanbod van civiel personeel;

– samenwerking met derde landen in het EVDB.

• Toegenomen synergie tussen de inspanningen van internationale organisaties op het terrein van crisisbeheersing, met name tussen EU, NAVO en VN.

• Een effectievere OVSE, waarbij Nederland zal blijven investeren in de meerwaarde van de OVSE, te weten (meerjarig):

– De geïntegreerde benadering van veiligheid met aandacht voor mensenrechten en democratie;

– de veldpresentie van de OVSE;

– een constructieve dialoog over Europese veiligheid in OVSE-kader met daarbij aandacht voor de integrale benadering van veiligheid.

Instrumenten/activiteiten

Genoemde prestaties moeten worden gerealiseerd in de context van multilaterale organisaties en geven dus in feite de Nederlandse inzet in multilaterale onderhandelingen weer. Het uiteindelijke resultaat wordt bepaald door de inzet van alle 28 (NAVO), 29 (NAVO Rusland Raad), 27 (EU) of 56 leden (OVSE). Nederland zal die inzet versterken door naast actieve deelname aan multilaterale onderhandelingen initiatieven te nemen zoals de indiening van discussiestukken, organisatie van seminars, gerichte bilaterale consultaties met relevante landen en ondersteuning van beleid via projectactiviteiten en subsidies.

Bij de herziening van het Strategisch Concept van de NAVO zullen wij, naast actieve deelname aan de internationale onderhandelingen, regelmatig met het parlement van gedachten wisselen over de richting van het proces en initiatieven nemen om de discussie over de toekomst van de NAVO in bredere kring te stimuleren.

Europese capaciteitsontwikkeling voor crisisbeheersingoperaties en toenemende synergie tussen de inspanningen van de EU, NAVO en de VN op dit terrein vragen een actieve inzet in de multilaterale fora en in de bilaterale contacten van Nederland. Nederland heeft daarbij met name aandacht voor samenwerking met gelijkgezinde partners die pleiten voor verdere versterking van het EVDB. Bij de totstandkoming van de Headline Goals zal Nederland zijn diplomatieke inspanningen richten op concrete afspraken met lidstaten over toekomstige civiel-militaire samenwerking binnen het EVDB. Wat betreft betere samenwerking tussen de EU en de NAVO zal Nederland zich vooral blijven inzetten voor intensievere samenwerking op het terrein van capaciteitsontwikkeling en in operaties.

Nederlandse aandacht voor mensenrechten en democratie binnen de OVSE zal tot uiting komen in ondermeer politieke en financiële ondersteuning van het Office for Democratic Institutions and Human Rights (ODIHR). Daarnaast zullen wij blijven investeren in de detachering van Nederlanders bij de OVSE om zo de veldpresentie van de OVSE te behouden. Ten behoeve van de constructieve dialoog over de Russische voorstellen over Europese veiligheid zal Nederland zich ten slotte sterk maken voor goede coördinatie tussen de standpunten van NAVO-bondgenoten en EU-lidstaten.

Operationele doelstelling 2.2

Bestrijding en terugdringing van het internationale terrorisme

Te realiseren prestaties

• Versterking van de terrorismebestrijdingcapaciteit in prioritaire regio’s en derde landen, met name Marokko, Algerije, landen in de Westelijke Sahel en Pakistan.

• Bestaande en nieuwe operationele instrumenten in het beleid om terrorisme tegen te gaan (waaronder het tegengaan van de financiering van terrorisme, inclusief de plaatsing op en verwijdering van terrorismelijsten van organisaties en personen) zijn beter in overeenstemming gebracht met het internationaal recht, met inbegrip van het mensenrechtenacquis.

• Verdere uitvoering van het EU-actieplan ter bestrijding van terrorisme en het EU-actieplan om radicalisering en rekrutering tegen te gaan. De oprichting van een antiterrorisme-instituut in Den Haag (ter uitvoering van de motie Cörüz) heeft concreet gestalte gekregen.

• Nederland zal zich in het kader van de onderhandelingen over een alomvattend VN verdrag tegen terrorisme blijven inzetten voor aanvaarding in de VN van een definitie van terrorisme en voor de vestiging van universele rechtsmacht. Nederland streeft naar opname van terrorisme als misdrijf onder artikel 5 van het Statuut van Rome en zal hiervoor internationaal steun zoeken.

• Nederland wil de vervolging bevorderen van plegers van terroristische aanslagen (die tevens kwalificeren als in het Statuut voor het Internationaal Strafhof opgenomen strafbare feiten), voor zover de direct betrokken staat die vervolging niet zelf ter hand neemt.

Instrumenten/activiteiten

Nederland wil zeker stellen dat er geen straffeloosheid bestaat voor internationale terroristen. We zullen, met het oog op de herzieningsconferentie in Kampala in 2010, streven naar opname van terrorisme als misdrijf onder artikel 5 van het Statuut van Rome. Daarvoor zal Nederland ook internationaal steun zoeken. Bij de bestrijding van terrorisme zullen de in de mensenrechtenstrategie neergelegde uitgangspunten worden toegepast. Nederland zal in EU- en VN-verband blijven pleiten voor versterking van de rechtsbescherming van personen en entiteiten die op terrorismelijsten worden geplaatst of daarvan worden verwijderd. In de dialoog met derde landen wordt, vooral door middel van contraterrorisme-clausules, onverminderd aangedrongen op de noodzaak tot ratificatie en uitvoering van de VN-terrorismeverdragen met eerbiediging van de mensenrechten. Een instrument hiervoor is de uitvoering van de wereldwijde strategie van de VN om terrorisme tegen te gaan.

Het programma voor samenwerking op het gebied van de bestrijding van terrorisme met Marokko zal in 2010 worden afgerond. Ook andere landen zullen financieel en/of met technische assistentie worden ondersteund. Nederland streeft ernaar activiteiten in Pakistan te ontwikkelen, gericht op ondersteuning van civiele wetshandhaving en het tegengaan van radicalisering, zoals het verzorgen van trainingen en capaciteitsopbouw op het gebied van wetshandhaving en ondersteuning van media. In de Westelijke Sahel (waaronder Mauritanië en Mali) zet Nederland onder meer in op activiteiten gericht op het versterken van grensbewakingcapaciteit. Ook wil Nederland activiteiten ondersteunen die bijdragen aan de versterking van de regionale samenwerking op dit terrein. Ook in andere Afrikaanse landen zal Nederland assistentie verlenen op het gebied van capaciteitsopbouw en wetshandhaving. Nederland maakt zich sterk voor betrokkenheid van de EU hierbij.

Nederland zal de VN (en in het bijzonder de Counter Terrorism Implementation Task Force (CTITF) steunen bij het implementeren van de Wereldwijde Strategie tegen Terrorisme. De actieve monitoring van de relevante media in islamitische landen met betrekking tot het imago van Nederland in die landen en het aanpakken van op Nederland en het Westen gerichte dreiging, radicalisering en rekrutering, wordt voortgezet.

Nederland wil een verdere verbetering van de transparantie en rechtsbescherming met betrekking tot de terrorismelijsten van de EU en de VN. Conform het nationaal protocol (totstandkoming en beëindiging van bevriezingsmaatregelen terrorisme) zullen de door Nederland aangedragen listings op regelmatige basis (tenminste eens per half jaar) worden getoetst.

Op inlichtingengebied blijft verdere verhoging van de effectiviteit van de afstemming tussen alle betrokkenen en in het bijzonder met de AIVD (Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst) en de MIVD (Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst) prioritair. Naast het belang van politieke inlichtingen geldt dit ook voor kwesties die raken aan de nationale veiligheid, waaronder internationaal terrorisme.

Externe en interne veiligheid raken nauwer vervlochten. Overwegingen van binnenlandse veiligheid worden steeds meer meegewogen bij de vormgeving van het Nederlandse buitenlandse (veiligheids)beleid.

Nederland streeft naar meer en betere politiesamenwerking (niet-operationeel) in het kader van kennisoverdracht tussen landen. Door uitwisseling van kennis en inzicht en door elkaar te ontmoeten, is het vertrouwen in elkaars rule of law toegenomen.

Nederland bepleit ratificatie en uitvoering van het VN-Mensenhandelprotocol. Nederland wil de samenwerking versterken met de belangrijke herkomstlanden van slachtoffers van mensenhandel in Nederland. Met Roemenië, Bulgarije en Nigeria worden projecten uitgevoerd en opgezet voor het verlenen van technische assistentie aan nationale coördinerende instellingen en aan politie en justitie. Ook wordt met deze landen gewerkt aan het opzetten van betere structuren voor de opvang van slachtoffers. Het streven is erop gericht de kring van landen waarmee bilateraal wordt samengewerkt verder uit te breiden.

Operationele doelstelling 2.3

Bestrijding van proliferatie van massavernietigingswapens en bevordering van ontwapening.

Te realiseren prestaties

• Bijdragen aan het slagen van de Non-Proliferatie Verdrag (NPV)-Toetsingsconferentie in 2010.

• Bevordering van brede politieke en academische interesse voor het NPV.

• Nederland zal, samen met bondgenoten, bevorderen dat de NAVO verdere stappen zet inzake mondiale nucleaire en conventionele ontwapening.

• Het uitdragen van de doelstellingen van de Chemical Weapons Convention (CWC) en het leveren van een Nederlandse bijdrage aan de vernietiging van chemische wapens in Rusland en voormalige Sovjetrepublieken.

• Start van de onderhandelingen over een verifieerbaar Verdrag voor een verbod op de productie van splijtstoffen voor explosiedoeleinden (FMCT).

• Totstandkoming van een (EU) gedragscode over het vreedzaam gebruik van de ruimte, waarvoor brede multilaterale steun bestaat.

Instrumenten/activiteiten

Instrumenten voor bovenstaande prestaties zijn contacten en samenwerking met andere landen via verschillende diplomatieke kanalen. EU-beleidsdocumenten, een NAVO-7 document en mondelinge bijdragen zullen impulsen geven aan de NPV-toetsingsconferentie. In aanvulling hierop werkt Nederland nauw samen met actieve en, niet noodzakelijk gelijkgezinde, landen in het NPV proces om gemeenschappelijke ideeën te verkennen. Verder wordt via het opzetten van een netwerk met academici en via internet een bredere interesse voor het NPV gefaciliteerd. Een op veiligheid gerichte organisatie als de NAVO moet zich intensiever bezighouden met non proliferatie, wapenbeheersing en nucleaire en conventionele ontwapening. Nederland zal zich in de relevante discussies binnen de NAVO hiervoor hard maken. Zo zal Nederland zich ervoor inzetten dat nucleaire ontwapening onderdeel wordt van de agenda van de herziening van het Strategisch Concept van de NAVO.

Het kabinet wil de naleving van de bepalingen in het NPV, de CWC, het Biologische en Toxine wapenverdrag (BTWC) en het Alomvattende Kernstopverdrag (CTBT) aanscherpen en daarmee de leemtes van het non-proliferatiestelsel dichten. Met landen die kritischer staan ten opzichte van bovengenoemde regimes en verdragen zal zowel in bilateraal als in multilateraal verband een intensieve dialoog worden gevoerd. Nederland zet zich in de Ontwapeningsconferentie in Genève actief in voor de totstandkoming van een verdrag voor een verbod op de productie van splijtstoffen voor ontploffingsdoeleinden (kernsplijtstofstopverdrag: FMCT). Nederland verleent in bilateraal en multilateraal verband assistentie aan verdragspartijen om nationale wet- en regelgeving tot stand te brengen om verdragsverplichtingen adequaat na te kunnen leven. Verder neemt Nederland deel aan inspanningen, vooral in IAEA-kader, die gericht zijn op multilaterale benaderingen van de nucleaire brandstofcyclus (MNA). Nederland zal vanaf eind 2009 weer lid zijn van de Bestuursraad (Board of Governors) van het IAEA en daarmee meer invloed kunnen uitoefenen.

Nederland ijvert in de exportcontroleregimes voor aanscherping van de richtlijnen voor export van massavernietigingswapen gerelateerde nucleaire, chemische en biologische goederen en technologieën en de bijbehorende overbrengingsmiddelen. Wat betreft raketproliferatie zal verdere ontwikkeling van het beleid plaatsvinden op basis van de notitie aan de Kamer inzake Missile Defense, mogelijke versterking en nakoming van de Haagse Gedragscode tegen de proliferatie van Ballistische Raketten (HCoC) en interventies in de AVVN (Eerste Commissie).

Naast bovengenoemde instrumenten bevordert Nederland de uitvoering van VN-Veiligheidsraad resolutie 1540 (waarbij landen maatregelen dienen te nemen om verkrijging of ontwikkeling van massavernietigingswapens door niet-statelijke actoren te voorkomen) en het Proliferation Security Initiative (afspraken tussen landen om proliferatie van massavernietigingswapens te voorkomen, waarbij dit initiatief zich met name richt op de aanpak van smokkel en transport(mogelijkheden) voor proliferatierelevante goederen). Ter versterking van de wereldwijde capaciteit om terroristische aanslagen met nucleaire wapens te voorkomen, zet Nederland zich in bij het Global Initiative to Combat Nuclear Terrorism.Nederland draagt op bilaterale basis en via de EU, met name financieel, bij aan de vernietiging van chemische wapens en aan het veilig verwerken en opslaan van radioactief materiaal in Rusland en de voormalige Sovjetrepublieken.

Nederland vervult binnen de EU een actieve rol bij de ontwikkeling in multilateraal verband van de Gedragscode inzake het veilig gebruik van de ruimte.

Operationele doelstelling 2.4

Goede internationale afspraken op het gebied van conventionele wapenbeheersing en een restrictief en transparant wapenexportbeleid.

Te realiseren prestaties

• Rapportages over leveranties van kleine en lichte wapens zullen aan de orde zijn gesteld in het kader van het VN-wapenregister.

• Realisatie van een restrictief en transparant nationaal wapenexportbeleid.

• Het opbouwen van internationale steun voor een toekomstig Internationaal wapenhandelsverdrag (ATT).

• Implementatie van de Conventie inzake Clustermunitie (vernietiging van eigen voorraden en assisteren van landen bij het opruimen van onontplofte oorlogsresten).

Instrumenten/activiteiten

In lijn met de internationale inzet (AVVN resolutie 60/68 en de Geneva Declaration on Armed Violence and Development, juni 2006) zal Nederland ontwikkelingslanden assisteren bij de ontwikkeling en uitvoering van nationaal beleid inzake kleine wapens en bij de integratie ervan in wederopbouw- en ontwikkelingsstrategieën.

In de aanloop naar de herziening van het VN-Wapenregister en door deelname aan de Group of Governmental Experts vraagt Nederland steun voor universele deelname aan uitbreiding en versterking van het wapenregister. Het kabinet steunt verdere harmonisatie van het wapenexportbeleid van EU-lidstaten en voortgang bij regionale en internationale afspraken over wapenexport. Tenslotte ondersteunt Nederland (regionale) initiatieven gericht op het verkrijgen van draagvlak voor een toekomstig Internationaal wapenhandelsverdrag (ATT).

kst-32123-V-2-14.gif

Operationele Doelstelling 2.5

Regionale stabiliteit door effectieve inzet op conflictpreventie, crisisbeheersing, conflictoplossing en post-conflict wederopbouw.

Te realiseren prestaties

• Deelname aan internationale militaire en civiele crisisbeheersingsoperaties (zie ook de begroting van het ministerie van Defensie).

• De integrale benadering (Diplomacy, Defence and Development) zal worden uitgebouwd door in Nederland en internationaal de krachten verder te bundelen.

• Positieve ontwikkelingen op het gebied van vrede, stabiliteit, duurzame veiligheid en ontwikkeling in voor Nederland prioritaire (fragiele) staten en regio’s (Afghanistan, de Hoorn van Afrika – met name Soedan –, het Grote Merengebied, het Midden-Oosten en de Westelijke Balkan).

• Er zal in het kader van ISAF in Uruzgan extra nadruk gelegd worden op de Afghanisering van de veiligheidsstructuren. Ondersteuning van het provinciale bestuur en uitvoering van (weder)opbouwactiviteiten die de bevolking ten goede komen zijn met verhoogde intensiteit voortgezet.

• Nederlandse militaire eenheden en specialisten in meerdere operaties en anderszins (SSR) in Afrika zullen, daar waar onze militaire expertise en capaciteiten meerwaarde hebben voor eigen Afrikaanse inspanningen op veiligheidsgebied, worden ingezet.

• Het Nederlandse co-voorzitterschap van de OESO Working Group on fragile states geeft een impuls aan de internationale benadering van en aandacht voor staatsopbouw en early recovery.

• Op het gebied van Security Sector Reform zet Nederland zich multilateraal met name in voor het totstandkomen van een duidelijke taakverdeling binnen het VN-systeem op dit gebied en voor meer capaciteit.

• Versterkte internationale samenwerking om drugs- en mensenhandel tegen te gaan, met als hoofdpunten:

– Het internationaal uitdragen van het Nederlands drugsbeleid, zoals verwoord in de Drugsnota van 2009, met bijzondere aandacht voor harm reduction;

– Een actieve bijdrage aan het tegengaan van internationale drugshandel in prioritaire regio’s en derde landen, met name West-Afrika, Latijns-Amerika en de Cariben;

– Bredere ratificatie en betere implementatie van het VN-mensenhandelprotocol;

– Nauwe bilaterale samenwerking met de belangrijkste herkomstlanden van slachtoffers van mensenhandel die in Nederland worden aangetroffen.

Instrumenten/activiteiten

De Nederlandse inspanningen op het gebied van crisisbeheersing zullen zoveel mogelijk in EU-, NAVO-, VN- en OVSE-kader plaatsvinden. Diplomatieke activiteiten, militaire inspanningen, ondersteuning van regionale organisaties, hervorming en opbouw van de veiligheidssector (leger, politie, justitie, gevangeniswezen), demobilisatie-, ontwapenings-, en reïntegratieprogramma’s, hervorming van bestuur en sociaal-economische wederopbouw zijn alle instrumenten die we gericht inzetten voor bevordering van stabiliteit die structurele ontwikkeling mogelijk maakt.

In OS-partnerlanden worden middelen ingezet om systematische aandacht voor oorzaken van fragiliteit te garanderen. Daarnaast krijgen prioritaire postconflict landen toegang tot het totale instrumentarium van geïntegreerd beleid. In spanningshaarden zullen met deze middelen katalytische activiteiten, bijvoorbeeld bijdragen aan verzoenings- of bemiddelingspogingen, worden ondernomen. Tenslotte zal in landen in conflict worden ingezet op internationale vredesbemiddeling en/of crisisbeheersingsinspanningen.

Op het gebied van wederopbouw is de betrokkenheid van Nederland voor de lange termijn, en blijft ons land vanuit de middelen van ontwikkelingssamenwerking investeren in zowel de (weder)opbouw van de provincie Uruzgan als Afghanistan in zijn geheel. De ingezette Afghanisering van de veiligheidsstructuren in Uruzgan zal verder worden voortgezet. Hierbij gaat bijzondere aandacht uit naar opbouw van de Afghaanse politie, ondermeer via de inzet van Nederlandse politietrainers, het verder uitbouwen van de EUPOL missie en investeringen in politie-infrastructuur in Uruzgan. Nederland streeft in Afghanistan naar grotere complementariteit tussen de activiteiten van de Afghaanse regering, de NAVO, de EU en de VN.

Daarnaast zal Nederland betrokken blijven bij de ontwikkelingen in de Hoorn van Afrika. Daarbij gaat het om regionale capaciteitsopbouw ter voorkoming en bestrijding van piraterij op zee. Deze inzet vereist nauwe samenwerking met internationale en regionale partners. De Nederlandse inzet in Soedan blijft gestoeld op een geïntegreerde inzet van politieke, ontwikkelings- en veiligheidsinstrumenten. Op politiek gebied wordt nauw samengewerkt met de EU, VS, VN en de Assessment and Evaluation Commission. Ook zet Nederland in op het versterken van de dialoog met niet-traditionele partners zoals China. Ondersteuning van de verkiezingen, wederopbouw en Security Sector Reform verloopt via multilaterale kanalen (VN, Wereldbank) en NGO’s, aangevuld met technische assistentie via het gemeenschappelijk donorkantoor in het zuiden. Via instrumenten als het Soedan Recovery Fund en het Basic Services Fund zet Nederland specifiek in op het overbruggen van de kloof tussen humanitaire hulp en wederopbouw. De inzet van Nederlandse militairen en politiefunctionarissen in de VN-vredesmissies in Soedan, UNMIS, wordt voortgezet.

Een andere prioritaire regio is het Grote Meren Gebied. Nederland ondersteunt als medevoorzitter van de Groep van Vrienden van de Grote Meren Conferentie de implementatie van zowel het daaraan gelieerde Stabiliteitspact als initiatieven voor versterkte regionale samenwerking en (economische) integratie. In 2010 zal de veiligheids- en defensiesamenwerking met Burundi op basis van het recent afgesloten Memorandum of Understanding nadrukkelijk vorm krijgen met de inzet van Nederlands militairen en experts voor de opbouw van de Burundese veiligheidssector.

In Europa blijft de Nederlandse bijdrage aan de EVDB-missie in Kosovo van belang voor de opbouw van de rechtsstaat in het land, vooral in een jaar van verkiezingen, evenals de bijdrage aan de militaire missie in Bosnië-Herzegovina die de stabiliteit in het land bewaakt. Daarnaast draagt Nederland in Georgië bij aan de EU missie (EUMM) in Georgië om het staakt-het-vuren tussen Rusland en Georgië te monitoren. Ook in het Midden-Oosten blijft Nederland door een bijdrage aan de EUPOL COPPS-missie betrokken bij de opbouw van de rechtsstaat in de Palestijnse Gebieden als voorwaarde voor een vreedzamere regionale omgeving.

Financiële bijdragen aan sociaal-economische wederopbouw worden vaak via Multi-Donor Trust Funds ter beschikking gesteld, bijvoorbeeld in Soedan en Afghanistan. Vanuit het Stabiliteitsfonds wordt ondersteuning gegeven aan de opbouw van (regionale) veiligheidsstructuren, onder meer door financiering van activiteiten van de Afrikaanse Unie (AMISOM en de oprichting van de African Standby Force) en het opzetten van vredesscholen. Ook financiële en technische ondersteuning in EU-kader (onder meer uit de African Peace Facility) voor crisisbeheersingscapaciteit in Afrika en training in NAVO-kader helpen bij de opbouw van deze regionale veiligheidsstructuren. Bijzondere aandacht gaat uit naar regionale capaciteitsopbouw voor piraterijbestrijding aan de Oost-Afrikaanse kust. De implementatie van VR-resolutie 1325 over de rol van vrouwen bij conflictpreventie en -beheersing heeft volop de Nederlandse aandacht.

Security Sector Reform blijft internationaal aan belang winnen. Binnen het VN systeem is vooral meer inzet van middelen tijdens Peace Support Operations van belang, en een duidelijke structuur voor voortzetting van SSR inspanningen na het beëindigen van een crisisbeheersingsoperatie. Voorkomen moet worden dat verschillende delen van het VN systeem hun eigen benadering kiezen en programma’s los van elkaar uitvoeren. Daartoe co-financiert Nederland zowel belangrijke programma’s van het UNDP (United Nations Development Programme) als DPKO. Dit resulteert onder meer in de invloed om deze discussie te kunnen beïnvloeden. In Burundi heeft Buitenlandse Zaken in nauwe samenwerking met Defensie en BZK een potentieel succesvol, strategisch en coherent programma opgezet dat lange termijn hervorming van het Burundese leger en de politie tot gevolg kan hebben. Dit programma zal verder uitgewerkt en uitgevoerd worden.

Nederland zal in de relevante internationale fora (o.a. EU en VN) het Nederlandse drugsbeleid actief uitdragen (conform de Drugsnota van 2009), onder meer om meer draagvlak te creëren voor de term en het concept harm reduction. Ook publieksdiplomatie-instrumenten zullen hiervoor worden ingezet. Nederland zal capaciteitsversterking voor de bestrijding van internationale drugshandel in prioritaire regio’s (West-Afrika, Latijns-Amerika en de Cariben) beleidsmatig, financieel en met technische assistentie ondersteunen.

kst-32123-V-2-15.gif

Operationele doelstelling 2.6

Effectieve humanitaire hulpverlening

Te realiseren prestaties:

– Snelle, flexibele en voorspelbare financiering voor humanitaire hulp. Hiertoe zal 75% van het budget in de eerste 4 maanden van het jaar worden toegekend.

– Minstens 80% van de bijdragen aan VN of Rode Kruis familie zal geheel of gedeeltelijk ongeoormerkt worden ingezet.

Instrumenten/activiteiten

Nederlandse humanitaire hulp wordt wereldwijd ingezet. Op basis van de omvang van de ramp, de schade en de hulpbehoefte wordt gekeken naar de opportuniteit en kosteneffectiviteit van inzet van fondsen, mensen of middelen. Daarbij richt Nederland zich zowel op de respons op acute noodsituaties zoals natuurrampen als op complexe humanitaire crises van langdurige aard, zoals bijvoorbeeld in DRC (Democratische Republiek Congo), Soedan, Afghanistan, Somalië, Sri Lanka en de Palestijnse Gebieden.

Nederland kanaliseert de humanitaire hulp via gespecialiseerde hulporganisaties, zoals VN, Rode Kruis en NGOs. Ten behoeve van de flexibiliteit van deze hulp, wordt deze hulp zoveel mogelijk ongeoormerkt verstrekt. Humanitaire organisaties worden hierdoor in staat gesteld zelf prioriteiten te stellen op basis van de noden in een humanitaire crisissituatie. Dit komt de effectiviteit van de hulp ten goede. Op basis van een internationaal hulpverzoek en bij specifieke meerwaarde ten opzichte van financiële steunverlening kan Buitenlandse Zaken ook besluiten Nederlandse deskundigen of materieel in te zetten. Dit gebeurt in nauwe samenwerking met betrokken vakdepartementen. Inzet van militaire en civiele beschermingsmiddelen dient altijd in overeenstemming te zijn met de internationale richtlijnen ter zake.

Nederland maakt zich in multilateraal kader sterk voor verdere voortzetting van de hervormingen binnen het humanitaire systeem van de VN, die met name zijn gericht op meer samenhang en betere coördinatie van de humanitaire hulp. Dit betekent dat Nederland zich onder andere zal blijven inzetten voor het verbreden van het donordraagvlak van het VN noodhulpfonds CERF (Central Emergency Response Fund), de clusterbenadering, de gemeenschappelijke VN-noodhulpfondsen op landenniveau (Common Humanitarian Funds) en versterking van de VN humanitaire coördinatoren in het veld. Ook zal Nederland zich blijven inzetten voor de toegang van NGO’s tot gemeenschappelijke noodhulpfondsen. Het accent van het Nederlandse humanitaire hulpbeleid ligt op respons. Daarnaast worden in het kader van rampenrisico vermindering activiteiten gesteund op het gebied van rampenparaatheid.

kst-32123-V-2-16.gifkst-32123-V-2-17.gif

Operationele doelstelling 2.7

Goed bestuur in prioritaire landen

Te realiseren prestaties

• Bijdragen aan het op middellange termijn verbeteren van de kwaliteit van het bestuur in partnerlanden, door middel van samenwerking op het gebied van democratisering, anti-corruptie, rechtsstaat, het beheer van openbare financiën en publieke dienstverlening.

• Opvolgen van de in de periode 2007–2009 uitgevoerde Strategische Goed Bestuur en Corruptie Analyses (SGACA’s) in zes prioritaire landen.

• Het blijven vervullen van een voortrekkersrol in het internationale debat over democratisering en corruptiebestrijding met voice and accountability als dé kern van de goed bestuursagenda. Daarbij bijzondere nadruk leggen op succesvolle interventies in een door lokale omstandigheden bepaalde context.

• Versterking van democratie en rechtsstaat in landen met een EU-toetredingsperspectief en in buurlanden van de uitgebreide EU door ondersteuning van het maatschappelijk middenveld en overheden vanuit het MATRA-programma, complementair aan de Europese instrumenten voor pre-accessie (IPA) en nabuurschapsbeleid (ENPI).

Instrumenten/activiteiten

De financiële crisis heeft op niet mis te verstane wijze het belang onderstreept van goed bestuur en de noodzaak van zeggenschap van en verantwoording aan de burger. Dit geldt versterkt voor onze partnerlanden. Het draagvlak voor ontwikkelingssamenwerking wordt ondermijnd als partnerlanden de verstrekte gelden op niet transparante wijze besteden en de perceptie over corruptie in deze landen aanhoudt. Het is hierdoor in 2010, nog meer dan voorheen, noodzakelijk om bij te dragen aan het verbeteren aan de kwaliteit van bestuur in partnerlanden en in het bijzonder aan zeggenschap van burgers en het afleggen van verantwoording door overheden aan deze burgers.

Tegen deze achtergrond zullen de onder deze operationele doelstelling te realiseren prestaties met name worden verwezenlijkt door het ondersteunen van activiteiten ter bevordering van goed bestuur in partnerlanden en (vanuit het MATRA programma) in landen in Midden- en Oost-Europa en enkele landen in Noord-Afrika en het Midden-Oosten.

Ook in 2010 wordt in de politieke dialoog met partnerlanden op alle niveau’s noodzakelijke verbetering op het terrein van goed bestuur aan de orde gesteld. Evenals in voorgaande jaren wordt ook ingezet op het ondersteunen van lokale processen ter verbetering van de kwaliteit van het bestuur (onder andere door middel van capaciteitsontwikkeling, het bevorderen van binnenlandse politieke en maatschappelijke dialoog in partnerlanden zelf en herziening van beleid, wet- en regelgeving). Omdat (politiek) goed bestuur een gedeelde verantwoordelijkheid is van een breed scala aan maatschappelijke actoren kan de ondersteuning variëren van onderdelen van de overheid, tot het maatschappelijk middenveld, het bedrijfsleven en de political society zoals parlementen en politieke partijen.

De tussen 2007 en 2009 uitgevoerde SGACA’s hebben bijgedragen aan een verbeterd inzicht in onderliggende factoren die de bestuurs- en corruptiesituatie bepalen en in lokale processen die verandering blokkeren of juist stimuleren. In 2010 zullen deze inzichten in zes prioritaire partnerlanden gebruikt worden om de Nederlandse goed bestuursinzet te optimaliseren, en waar nodig aan te scherpen en politieker te maken. De uitgevoerde SGACA’s zullen hiermee beleidsuitvoering blijven voeden. Indien vereist zullen de analyses in 2010 (deels) worden geactualiseerd.

Om het goed bestuursbeleid optimaal vorm te blijven geven en uit te voeren zullen strategische partnerschappen op dit terrein in 2010 verder versterkt worden. Dit betreft onder andere organisaties die actief zijn op het terrein van democratisering, zoals het International Institute for Democracy and Electoral Assistance(IDEA), corruptiebestrijding, zoals Transparency International (TI) en het Extractive Industries Transparency Initiative (EITI), en rechtsstaatversterking, in het bijzonder de International Development Law Organisation (IDLO).

Het Nederlandse goed bestuursbeleid heeft een duidelijke internationale component. Nederland zal actief deelnemen aan het internationale debat over politiek goed bestuur via (informele) contacten, beleidsdialoog en (financiële) steun aan ondermeer de Wereldbank, de EU, het Governance Network van de OESO/DAC en UNDP. In het kader van corruptiebestrijding zal extra aandacht uitgaan naar uitvoering en monitoring van het VN-verdrag tegen corruptie.

Eind 2008 is gestart met een herziening van het MATRA-programma. Deze herziening is erop gericht om – met behoud van de belangrijkste karakteristieken – de relevantie en doelmatigheid van het programma te vergroten, om daarmee beter aan te sluiten bij de huidige uitdagingen. Implementatie van het herziene MATRA-programma zal naar verwachting vanaf 2010 plaatsvinden. Ondersteuning vanuit MATRA blijft daarbij enerzijds gericht op versterking van de rol van het maatschappelijk middenveld door de financiering van projecten van beperkte omvang en anderzijds op ondersteuning van de overheid door opleiding van ambtenaren uit MATRA-landen en kortdurende ambtelijke ondersteuning vanuit Nederland. Ondersteuning van het pre-accessieproces is exclusief gericht op kandidaat-lidstaten.

Kengetallen: Monitoring van trends geschiedt vooral op basis van track records, sector track records, Strategische Goed Bestuur en Corruptie Analyses en andere politieke berichtgeving van ambassades waarin uitdagingen op het gebied van goed bestuur en maatschappijopbouw worden geschetst. Ook wordt gebruik gemaakt van publicaties van derden, waaronder informatie van intergouvernementele organisaties. Daarnaast wordt een aantal kengetallen gebruikt: de Ibrahim index for African Governance (uitsluitend Afrika en goed bestuur breed); de Economist Intelligence Unit’s Index of Democracy (democratisering, waarbij voor mediavrijheid eveneens naar Freedom House wordt gekeken); de Kaufmann Worldwide Governance Indicators (voor effectiviteit van bestuur en rechtsstaat); en de Global Integrity Index (voor corruptiebestrijding). De relevantie van deze indexen zit hem vooral in de vergelijking van veelvoorkomende uitdagingen op het gebied van goed bestuur en sterke verschuivingen op de verschillende dimensies van goed bestuur in landen.

Operationele doelstelling 2.8

Het bevorderen van energievoorzieningszekerheid.

Te realiseren prestaties

• Verbreden en verdiepen van de relaties met geselecteerde landen die van belang zijn voor de energievoorzieningszekerheid (onder andere Rusland, Algerije, Kazachstan en Saoedi-Arabië).

• Bijdrage leveren aan het verbeteren van de veiligheidssituatie in de Niger Delta in Nigeria door middel van deelname aan de Gulf of Guinea Energy Security Strategy Group.

• Actieve deelname aan Europese en internationale fora over de voordelen en risico’s van kernenergie.

• Deelname aan de internationale discussie over transparante internationale regelgeving over handel in energiedragers.

• Overeenstemming in EU-verband bewerkstelligen om tot een haalbaar gemeenschappelijk optreden te komen voor het bevorderen van energievoorzieningszekerheid (follow-up van tweede strategische energy review van de Europese Commissie).

Deze prestaties worden in nauwe samenwerking met het ministerie van Economische Zaken gerealiseerd.

Instrumenten/activiteiten

Belangrijke instrumenten voor het bevorderen van energievoorzieningszekerheid zijn wederzijdse bezoeken op ministerieel niveau, topbijeenkomsten en intensieve ambtelijke contacten.

Nederland zet zich in de Raad van de Europese Unie in voor het bevorderen van de dialoog en samenwerking van de EU met de energierelevante landen of regio’s. Deze dialoog vindt vaak plaats binnen multilaterale instellingen (zoals bijvoorbeeld het International Energy Agency, het Energie Handvest, de European Bank for Reconstruction and Development en de OVSE) waar relevante thema’s zoals samenwerking en kennisuitwisseling op het gebied van energietechnologie en efficiëntie, een stabiel en gunstig investeringsklimaat, veiligheid van transportroutes en het klimaat worden besproken. Ook neemt Nederland deel aan de discussie over energievoorzieningszekerheid binnen de NAVO als brede veiligheidsorganisatie en als forum voor politieke consultaties over strategische vraagstukken. Consistentie in de Nederlandse inzet op de bilaterale, Europese en multilaterale niveaus is van groot belang, met name om in de richting van de energierelevante landen tot een effectieve en samenhangende benutting van deze instrumenten te komen. Het ministerie werkt op dit terrein nauw samen met het ministerie van Economische Zaken.

Operationele doelstelling 2.9

Grotere veiligheid en stabiliteit door strijd tegen aantasting van het milieu en vernietiging van ecosystemen.

Te realiseren prestaties

• Vergroting van inzicht in de consequenties voor ontwikkelingslanden van adaptatie aan klimaatverandering. De resultaten van het onderzoek door de Wereldbank dat in 2008 werd gestart zullen in 2010 beleidsimplicaties hebben voor de omvang van de benodigde financiering voor adaptatie en de te volgen strategieën.

• Nederland zet zich tijdens de VN-klimaatonderhandelingen in voor afspraken die effectief en alomvattend zijn en de lasten eerlijk verdelen. Nederland richt zich daarbij op alle vier de bouwstenen van het Bali Action Plan: aanpassing aan klimaatverandering (adaptatie), het verminderen van de uitstoot van broeikasgassen (mitigatie), overdracht van technologie aan ontwikkelingslanden en de financiering van klimaatmaatregelen in ontwikkelingslanden.

• Het bevorderen van het duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen waarover (potentiële) conflicten bestaan. Dit gebeurt door de uitvoering van programma’s in onder meer het Grote Meren gebied en het Congo bekken en het sluiten van samenwerkingsverbanden bij het beheer van een aantal stroomgebieden zoals Nijl, Niger, Incomati en Senegal. Het regionale programma in de Balkan zal worden afgebouwd.

• De in 2009 gesloten overeenkomst met de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) zal in 2010 tot 5 operationele programma’s in partnerlanden leiden. Deze programma’s zullen resulteren in lokale kennis en het inzicht verdiepen over de relatie milieu, waterbeheer en conflict. Kennis en inzichten zullen voor conflictpreventie en – beheersing worden gebruikt.

Instrumenten/activiteiten

Het ministerie van Buitenlandse Zaken is verantwoordelijk voor de coördinatie van de Nederlandse inzet op het gebied van internationaal milieu- en klimaatbeleid in internationale fora, zoals de EU, het Biodiversiteitsverdrag, het Klimaatverdrag en de Global Environment Facility. In bilaterale en multilaterale contacten zal Nederland het belang benadrukken van een geïntegreerde benadering van klimaatbeleid en een duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen voor stabiliteit en conflictpreventie. Ter bevordering hiervan zal Nederland concrete programma’s (zie hierboven) blijven ondersteunen in regio’s waar zich (potentiële) conflicten over het beheer van natuurlijke hulpbronnen voordoen.

B: Budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 2 Grotere veiligheid en stabiliteit, effectieve humanitaire hulpverlening en goed bestuur
Bedragen in EUR10002008200920102011201220132014
Verplichtingen1 009 7971 069 303805 422625 451715 612685 612655 612
        
Uitgaven:       
        
Programma-uitgaven totaal1 032 340982 103829 628838 368873 945876 272876 272
        
2.1 Nationale en bondgenootschappelijke veiligheid12 17712 93418 55319 12219 35821 68521 685
  Juridisch verplicht  83%79%79%74%71%
  Overig verplicht  12%14%12%17%20%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  5%7%9%9%9%
2.2 Bestrijding internationaal terrorisme0000000
2.3 Non-proliferatieen ontwapening9 1649 0148 9178 9178 9178 9178 917
  Juridisch verplicht  99%99%98%98%98%
  Overig verplicht  0%0%0%0%0%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  1%1%2%2%2%
2.4 Conventionele wapenbeheersing0000000
2.5 Regionale stabiliteit en crisisbeheersing435 035426 136362 377362 579359 024359 024359 024
  Juridisch verplicht  38%19%9%8%8%
 Overig verplicht  57%76%78%79%79%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  5%5%13%13%13%
2.6 Humanitaire hulpverlening383 080300 867240 767268 767300 767300 767300 767
  Juridisch verplicht  30%23%18%18%18%
  Overig verplicht  70%77%82%82%82%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  0%0%0%0%0%
2.7 Goed bestuur181 032212 452180 414161 070156 629156 629156 629
  Juridisch verplicht  95%70%39%38%36%
  Overig verplicht  5%29%37%38%40%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  0%1%24%24%24%
2.8 Het bevorderen van energievoorzieningszekerheid0000000
2.9 Grotere veiligheid door strijd tegen milieudegradatie11 85220 70018 60017 91329 25029 25029 250
  Juridisch verplicht  100%100%61%61%61%
  Overig verplicht  0%0%39%39%39%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  0%0%0%0%0%
        
Ontvangsten1 2621 1471 1471 1471 1471 1471 147
        
2.10 Nationale en bondgenootschappelijke veiligheid165147147147147147147
2.70 Humanitaire hulpverlening1 0971 0001 0001 0001 0001 0001 000

C: Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid

Titel van het evaluatie-onderzoekJaar van afrondingOperationele doelstelling
 070809101112 
Beleidsdoorlichtingen       
De Nederlandse inzet t.b.v. een effectiever en meer politiek functioneren van de NAVO     X2.1
Beleidsdoorlichting Terrorisme  X   2.2
Exportcontrolebeleid*  X   2.32.4
Bevordering regionale stabiliteit*     X2.5
Beleid Latijns Amerika (zie ook OD 4.1)*    X 2.7
Energievoorzieningszekerheid*    X 2.8
Effectenonderzoek       
Conventionele wapenbeheersing*  X   2.4
Het Nederlandse Afrikabeleid 1998–2006, deel over conflictbestrijding* X    2.5
Evaluatievan het Nederlandse beleid ten aanzien van de Westelijke Balkan 2004 t/m 2008*   X  2.5
Latijns Amerika beleid: landenstudies Bolivia en Nicaragua*   XX  
StabiliteitsfondsX     2.5
Conflictpreventieen vredesopbouw Zuid-Soedan(multi-donor)*   X  2.5
Conflictpreventieen vredesopbouw in DRC (multi-donor)*    X 2.5
Overig evaluatieonderzoek       
Atlantische Commissie*  X   2.1
SubsidieClingendael* X    2.1
Tsunami-hulp/Linking Relief, Rehabilitation and Development, fase II (LRRD-II) (multi-donor)  X   2.6
EvaluatieCentral Emergency Response Fund (CERF) X    2.6
Evaluatie zg. Cluster ApproachX     2.6
Democratic Governance Thematic Trust Fund UNDP X    2.7

* IOB evaluatieonderzoek

BELEIDSARTIKEL 3: VERSTERKTE EUROPESE SAMENWERKING

kst-32123-V-2-18.gif

A: Operationele doelstellingen en instrumenten

Operationele doelstelling 3.1

Een democratische, slagvaardige en transparante Europese Unie die haar burgers vrijheid, recht, veiligheid, welvaart en duurzame economische groei biedt.

Te realiseren prestaties

• Een soepele inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon, als Ierland zal hebben ingestemd met dit Verdrag. Met de inwerkingtreding zal ook de toetreding van de EU tot het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM) gerealiseerd worden.

• Meer openbaarheid in de Unie door bijvoorbeeld de toegang tot documenten van EU instellingen te verbeteren en het nemen van maatregelen ter verbetering van het functioneren van Europese regelgevende agentschappen (bijvoorbeeld verbetering bestuur en financieel beheer, groter democratisch toezicht).

• Implementatie in Nederland van de afspraken die worden gemaakt in het Stockholm Programma (de opvolger van het Haags Programma) over asiel, migratie en bestrijding van misdaad en terrorisme.

• Versterkte Europese regelgeving voor en toezicht op de financiële sector, handhaving van de Europese «spelregels» voor de interne markt, coördinatie van (met name nationale) maatregelen om het economisch herstel te bespoedigen en solide afspraken over het tijdpad en de wijze waarop lidstaten terugkeren naar gezonde overheidsfinanciën.

• Een Lissabonstrategie voor de periode na 2010 die de weg van vernieuwing en vergroening verder inslaat, om zo te leiden tot duurzame economische groei en banen. In dit kader moet de strategie een centrale rol spelen in het antwoord op structurele uitdagingen als vergrijzing, globalisering en klimaatverandering.

• Een EU-begrotingsevaluatie met een open debat over alle EU-uitgaven en -inkomsten die los staat van de onderhandelingen over de volgende Financiële Perspectieven voor de Unie.

Instrumenten/activiteiten

Om de prestaties te realiseren wordt onder andere gebruik gemaakt van de volgende instrumenten: gedegen en consequente interdepartementale coördinatie (zoals in de wekelijkse Coördinatie Commissie Europese Zaken), analyses van de standpunten van andere lidstaten, coalitievorming met daarvoor in aanmerking komende EU-lidstaten (ondermeer de netto betalers), intensivering van contacten met EU-instellingen en (inkomende) EU-voorzitterschappen (voor 2010: Spanje en België).

kst-32123-V-2-19.gif

Operationele doelstelling 3.2

Een effectief, efficiënt en coherent optreden van de Unie ten opzichte van derde landen en regio’s.

Te realiseren prestaties

Voortgang in de onderhandelingen over nieuwe brede overeenkomsten (inclusief mensenrechten, economische samenwerking, samenwerking op het gebeid van Justitie en Binnenlandse Zaken en dergelijke) tussen de EU enerzijds, en Rusland, Oekraïne, Moldavië, India, ASEAN, de Andeslanden en Centraal-Amerika anderzijds.

• Inzake Turkije: toezien op een strikte naleving van het onderhandelingsmandaat uit oktober 2005 («doel van onderhandelingen is toetreding, doch de onderhandelingen zijn een proces met een open einde waarvan de uitkomst niet bij voorbaat is gegarandeerd») en de afspraken die in 2006 zijn gemaakt inzake het Ankara-protocol, (Turkije dient de (handels)betrekkingen met Cyprus te normaliseren).

• Indien Kroatië aan de voorwaarden voldoet (ook over samenwerking met het Joegoslavië Tribunaal), dan kunnen de toetredingsonderhandelingen in 2010 in de afrondende fase belanden. Nederland verzet zich evenwel tegen noemen van data.

• Aandringen op, en ondersteuning bieden bij het vervullen van politieke (waaronder de volledige samenwerking met het Joegoslavië Tribunaal) en economische criteria door potentiële kandidaatlidstaten in het kader van het stabilisatie- en associatieproces (de Kopenhagen-criteria).

• Versterkte samenwerking op economisch terrein en justitie en binnenlandse zaken en een verbeterde mensenrechtendialoog met de zuidelijke buren in het kader van de Unie voor de Mediterrane Regio (UMR), en met de Oosterburen in het kader van het Oostelijk Partnerschap. Nederland zal hierbij blijven uitdragen dat een EU perspectief voor de betrokken partnerlanden niet aan de orde is.

• De aanpak van mensenhandel dient een hoge prioriteit te krijgen in het externe beleid van de EU. Nederland zal er dan ook voor pleiten dat het tegengaan van mensenhandel aandacht krijgt bij inzet van relevante instrumenten van het Europese beleid, zoals bij Europese ontwikkelingshulp.

• In het externe beleid van de EU dient terugkeer en overname hoog op de Europese agenda te blijven staan. Nederland zal daarvoor blijven pleiten, zowel in het kader van verdragsonderhandelingen als bij inzet van andere relevante instrumenten van het Europese externe beleid.

• Geïntensiveerde relaties tussen de EU en Israël op basis van de afspraken die in 2008 daarover in de Raad zijn gemaakt.

• De strijd tegen kinderarbeid hoger op de agenda zetten in de EU-relaties met derde landen door politieke dialoog en besluitvorming in de Raad over aanvullende maatregelen tegen kinderarbeid (onder meer een verbod op het op de markt brengen van producten die zijn gemaakt met de ergste vormen van kinderarbeid).

Instrumenten/activiteiten

Ter realisering van bovenstaande prestaties wordt gebruik gemaakt van een veelvoud aan instrumenten: bilaterale diplomatie (waaronder veel ministeriële bezoeken) om overige lidstaten en de Commissie te overtuigen van onze posities, formulering van tijdige en gecoördineerde standpunten om onze onderhandelaars in Brussel in staat te stellen vroegtijdig het debat te sturen, Nederlandse deelname aan twinning-programma’s van de Europese Commissie, bilaterale projecten waaronder het MATRA-programma voor versterking van rechtsstaat en democratie bij de buurlanden van de uitgebreide Unie. Daarnaast zullen ook ad-hoc initiatieven worden ontplooid zoals bijvoorbeeld de succesvolle realisatie van een project op het gebied van watermanagement in het kader van de Unie voor de Mediterrane Regio. In het Midden-Oosten Vredesproces draagt Nederland (in EU verband) bij via actieve diplomatie, maar ook door ondersteuning van de (weder-)opbouw van Palestijnse instellingen, onder meer in de civiele veiligheidssector.

kst-32123-V-2-20.gif

Operationele doelstelling 3.3

Een effectief, efficiënt en coherent optreden van de EU ten opzichte van ontwikkelingslanden of -regio’s

Te realiseren prestaties

• Afronding van de EPA-onderhandelingen (Economic Partnership Agreements) met ACS-landen in Afrika en de Stille Oceaan door vaststelling van WTO-conforme, ontwikkelingsvriendelijke en regionale EPA’s. Ratificatie door Nederland van de eerste EPAs, te beginnen met de EPA tussen de EU en Cariforum (samenwerkingsverband in het Caraïbisch gebied).

• Andere EU-lidstaten worden aangespoord om aan hun verplichtingen op het gebied van Officiële Ontwikkelingshulp (ODA) voor 2010 (0.56% van het nationaal inkomen) en 2015 (0.7%) te (blijven) voldoen. In 2010 dienen de lidstaten hun meerjarenplannen voor ontwikkelingshulp toename richting 0.7% van het nationaal inkomen aan te leveren.

• Constructief bijdragen aan een coherente inzet van Nederland richting de Europese Commissie om een ontwikkelingsvriendelijke afronding van de WTO Doha ronde te bespoedigen.

• Zorgen voor coherentie in het EU-beleid voor bilaterale en regionale vrijhandelsakkoorden vanuit politiek- en ontwikkelingshulpperspectief.

Instrumenten/activiteiten

Ter realisering van bovenstaande prestaties wordt gebruik gemaakt van een veelvoud aan instrumenten: bilaterale diplomatie (waaronder veel ministeriële bezoeken) om overige lidstaten en de Commissie te overtuigen van onze posities, formulering van tijdige en gecoördineerde standpunten om onze onderhandelaars in Brussel in staat te stellen vroegtijdig het debat te sturen, coalitievorming in het kader van de «gelijkgezinden», het laten uitvoeren van onderzoeken en het mobiliseren en informeren van het maatschappelijke middenveld (ondermeer via seminars).

Operationele doelstelling 3.4

Versterkte Nederlandse positie in de Unie van 27

Te realiseren prestaties

• Effectieve Nederlandse inzet in de EU-besluitvorming door intensief bilateraal contact met (grote) EU-lidstaten, toekomstige EU-lidstaten, met (inkomende) EU-voorzitterschappen evenals contacten met Commissie en Europees Parlement.

• Bestendiging van bestaande en realisering van wisselende coalities van EU-lidstaten, op basis van de belangen die op het spel staan. Voorbeelden hiervan zijn coalities met gelijkgezinden op het gebied van ontwikkelingssamenwerking en met netto-betalers in de discussies over de EU-begroting.

• Versterkte bilaterale samenwerking door grensoverschrijdende samenwerking met onze buurlanden.

• Grotere betrokkenheid van andere departementen en het maatschappelijk middenveld bij de bilaterale betrekkingen van Nederland.

Instrumenten/activiteiten

Er zal worden ingezet op het verder versterken van de Nederlandse positie in de EU van 27, onder meer door intensief bilateraal contact op politiek en ambtelijk niveau (inkomende en uitgaande bezoeken) met in het bijzonder de grote EU-lidstaten (Duitsland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Italië, Polen en Spanje) en met inkomende EU-voorzitterschappen (voor 2010: Spanje en België). Detacheringen van diplomaten in belangrijke EU-lidstaten zullen worden voortgezet (tijdens een voorzitterschap wordt minstens één Nederlandse diplomaat in het betreffende land gedetacheerd). Daarnaast detacheert Nederland ook op strategische plekken binnen de Europese Commissie. Met andere (kleinere) landen wordt regionaal samengewerkt (Benelux, Visegrad, Baltische staten en Nordics), bijvoorbeeld door het voeren van regelmatig politiek overleg voorafgaand aan de Europese Raad. Er wordt onverminderd ingezet op de uitvoering van het herziene Benelux-verdrag en bijbehorend werkprogramma. Ook binnen de EU zal de Benelux waar mogelijk samen optrekken.

MATRA-middelen worden ingezet voor nieuwe en kandidaat-lidstaten en aan de EU grenzende landen. Ambtelijke expertise wordt uitgewisseld en Nederland geeft financiële bijdragen aan projecten gericht op de intensivering van de bilaterale betrekkingen met een aantal landen, waaronder conferenties en seminars met Duitsland, Frankrijk (samenwerkingsraad), België, het Verenigd Koninkrijk (Apeldoorn Conferentie), Polen (Utrecht Conferentie) en Turkije (Wittenburg Conferentie). Hieraan nemen ook andere departementen en het maatschappelijk middenveld deel.

Operationele doelstelling 3.5

Een hechtere Europese waardengemeenschap

Te realiseren prestaties

• De Raad van Europa (RvE) concentreert zich op kerntaken (democratie, mensenrechten en de rechtstaat) en schept maatschappelijke randvoorwaarden daarvoor.

• De institutionele en operationele samenwerking tussen de RvE, de EU en de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) wordt versterkt, waaronder spoedige toetreding van de EU tot het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.

• Een structurele oplossing vinden voor het budgettaire probleem van de Raad van Europa inclusief het terugdringen van de werklast van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.

• Adequate publicitaire en inhoudelijke aandacht voor de viering van 60 jaar Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM).

• Bijdragen aan de uitvoering van de Mensenrechtenstrategie («Naar een Menswaardig Bestaan») onder meer op het gebied van Lesbian Gay Bisexual and Transgender (LGBT), het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) en vrouwenrechten.

Instrumenten/activiteiten

Nederland zal door het beoordelen van de begroting 2010 van de RvE toetsen of de werkzaamheden voldoende raken aan de kerntaken (democratie, mensenrechten en de rechtstaat). Nederland neemt verder deel aan discussies in stuurgroepen, rapporteurgroepen en in het Comité van Ministers van de RvE. Een goede afstemming van de Nederlandse inzet, zowel tussen de Haagse departementen als in de EU-Raadswerkgroep OVSE/RvE is daarvoor de basis. Hetzelfde geldt voor coalitievorming en gezamenlijke initiatieven met andere lidstaten. Ook vindt regelmatige afstemming plaats met het secretariaat van de RvE.

In 2010 bestaat het EVRM zestig jaar. Het kabinet wil deze gelegenheid aangrijpen om meer bekendheid te geven aan de Raad van Europa en het mensenrechtenacquis van de organisatie.

In het licht van de doelstelling «een hechtere Europese waardengemeenschap» blijft Nederland ook toezien op het toepassen van de zogenaamde Kopenhagencriteria waaraan toekomstige lidstaten van de EU moeten voldoen (zie hiervoor verder operationele doelstelling 3.2).

B: Budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 3 Versterkte Europese samenwerking
Bedragen in EUR10002008200920102011201220132014
Verplichtingen7 417 1814 248 9197 027 5247 000 3287 296 0067 391 3077 391 307
        
Uitgaven:       
        
Programma-uitgaven totaal7 585 2244 428 5007 217 2847 212 6027 485 7667 586 0267 581 067
        
3.1 Nederlandse afdrachten aan de EU7 394 6684 224 2847 003 0766 975 8807 271 5587 366 8597 366 859
  Juridisch verplicht  100%100%100%100%100%
  Overig verplicht  0%0%0%0%0%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  0%0%0%0%0%
3.2 Ondersteuning bij pre- en post-accessie11 00010 70810 70810 70810 70810 70810 708
  Juridisch verplicht  100%65%19%19%15%
  Overig verplicht  0%35%81%81%85%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  0%0%0%0%0%
3.3 EOF Europees ontwikkelingsfonds166 792180 873191 052213 566191 052196 011191 052
  Juridisch verplicht  100%100%100%100%100%
  Overig verplicht  0%0%0%0%0%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  0%0%0%0%0%
3.4 Nederlandse positie in de EU3 5853 1583 1453 1453 1453 1453 145
  Juridisch verplicht  100%100%100%100%100%
  Overig verplicht  0%0%0%0%0%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  0%0%0%0%0%
3.5 Raad van Europa9 1799 4779 3039 3039 3039 3039 303
  Juridisch verplicht  100%100%100%100%100%
  Overig verplicht  0%0%0%0%0%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  0%0%0%0%0%
        
Ontvangsten674 689579 966599 200609 669620 347631 239631 239
        
3.10 Perceptiekostenvergoedingen674 689579 966599 200609 669620 347631 239631 239
3.40 Restitutie Raad van Europa0000000

Het Eigen Middelen besluit regelt de afdrachten aan de Europese Unie van de lidstaten. De begroting van de Unie wordt vrijwel volledig uit Eigen Middelen gefinancierd. De verschillende inkomensbronnen voor de afdrachten aan de Unie zijn:

– traditionele eigen middelen: landbouwheffingen en douanerechten samen ca. 15% van de EU-inkomsten. Omdat het innen daarvan tot kosten leidt in lidstaten, ontvangen lidstaten een vergoeding (zgn. perceptiekostenvergoeding);

– BTW-afdrachten: ca. 18%;

– BNI-afdrachten; deze fungeren als sluitpost om de EU-begroting sluitend te maken, maar is de grootste inkomstenbron (67% van de inkomsten in 2007).

Naast de verdeling over de inkomensbronnen regelt het besluit onder andere ook het absolute maximum dat de Europese Unie mag gebruiken voor uitgaven en daarmee mag opvragen van de lidstaten (voor deze periode vastgesteld op 1,24% EU-BNI).

De Nederlandse afdrachten aan de Europese Unie hebben de afgelopen jaren in het middelpunt van de belangstelling gestaan, met name door de dalende trend in de netto-positie sinds de jaren negentig en de scheve verhouding die was ontstaan in vergelijking tot lidstaten met een vergelijkbaar welvaartsniveau.

Sinds de jaren negentig zijn de Nederlandse afdrachten aan de EU gestegen. Dit komt ondermeer door de groei in de EU-begroting, die in 2000 ca. € 90 miljard bedroeg, € 124 miljard in 2007 en die in 2013 ruim ca. € 150 miljard zal bedragen (lopende prijzen). Uitbreiding van de EU met nieuwe lidstaten speelt hierbij een rol, al komt 83% van de middelen die binnen de EU worden besteed ten goede aan de «oude» EU-lidstaten (EU-15). Ook de groeiende welvaart van Nederland speelt mee. Daarnaast draagt Nederland relatief veel af aan de EU door hoge «traditionele Eigen Middelen» (douanerechten en landbouwheffingen).

Voor de periode 2007–2013 is een korting bedongen op de afdrachten van gemiddeld € 1 miljard per jaar ten opzichte van de laatste jaren van de vorige FP-periode. Deze korting is pas zichtbaar vanaf 2009, omdat het Eigen Middelenbesluit eerst door de nationale parlementen van alle lidstaten geratificeerd moet worden, en eindigt in 2013.

De korting bestaat uit drie elementen:

• Lump-sum korting op de BNI-afdrachten: 605 miljoen euro per jaar;

• Lager percentage BTW-afdracht (0,1% van de geharmoniseerde BTW-afdracht, terwijl de meeste andere lidstaten 0,3% afdragen): ca. 400 miljoen euro per jaar;

• Handhaving van de bestaande NL korting op de VK-compensatie, terwijl de VK-compensatie wordt verlaagd: ca. 20 miljoen euro per jaar.

kst-32123-V-2-21.gif

C: Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid

Titel van het evaluatie-onderzoekJaar van afrondingOperationele doelstelling
 070809101112 
Beleidsdoorlichtingen       
Versterking Europese samenwerking en Nederlandse positie*     X3.13.4
OS beleid van de Unie*     X3.23.3
Vijf jaar top van Warschau*    X 3.5
Effectenonderzoek       
Evaluatievan EU beleid t.a.v. vrijheid, veiligheid en recht (Haags Programma)  X   3.1
Coördinatie, complementariteit en coherentie (de drie C’s) van het verdrag van Maastricht (6 studies) (gezamenlijk met EC en EU-lidstaten)X     3.3
Overig evaluatieonderzoek       
Trainingsprogramma’s Adept en MTES X    3.2
Nederlandse EUvoorzitterschap* X    3.4
IOBevaluatieonderzoek       

* IOB evaluatieonderzoek

BELEIDSARTIKEL 4: MEER WELVAART EN MINDER ARMOEDE

kst-32123-V-2-22.gif

A: Operationele doelstellingen en instrumenten

kst-32123-V-2-23.gifkst-32123-V-2-24.gif

Operationele doelstelling 4.1

Een open, op regels gebaseerd en voorspelbaar, niet discriminerend handels- en financieel systeem.

Te realiseren prestaties

• Legitimiteit en effectiviteit van onder meer de Wereldbank en het IMF zijn versterkt, mede als gevolg van de inzet van Nederland voor grotere betrokkenheid en meer zeggenschap van ontwikkelingslanden tijdens de onderhandelingen over de hervorming van deze organisaties. Dit doet Nederland onder andere in de G20.

• Bij afronding van de WTO-DOHA ronde krijgen de ontwikkelingslanden voldoende beleidsruimte om hun economische ontwikkeling ter hand te nemen door voortgang op het gebied van:

landbouw in alle drie pilaren van de ronde; afbouw van exportsteun, vermindering van handelsverstorende binnenlandse steun en verruiming van markttoegang met specifieke resultaten voor katoen en disciplinering van gebonden voedselhulp.

industrieproducten door ambitieuze verruiming van de markttoegang voor producten uit ontwikkelingslanden in rijke landen en een evenwichtige marktopening in ontwikkelingslanden.

handelsfacilitatie met garanties voor financiële steun aan ontwikkelingslanden die investeren in verbetering van de afhandeling van hun grensverkeer.

volledig vrije markttoegang voor alle producten van de minst ontwikkelde landen (MOLs) tot alle OESO-landen en rijkere ontwikkelingslanden.

• Het bespreekbaar maken en agenderen van non-trade concerns in de WTO en andere multilaterale fora.

• Op aandringen van Nederland wordt in de onderhandelingen over Economische Partnerschapsakkoorden (EPA’s) – binnen de regels van de WTO – maximale flexibiliteit geboden om de ontwikkelingsdimensie van de akkoorden te bevorderen.

• Nederland bevordert duurzaamheid (sociaal, milieu en economisch) in belangrijke productieketens (bijvoorbeeld cacao, soja, koffie, palmolie en hout) door de samenwerking en het uitwisselen van ervaringen tussen bedrijven, NGO’s en andere relevante partijen in deze ketens te stimuleren.

• Op aandringen van Nederland versoepelt en vereenvoudigt de EU de preferentiële regels van oorsprong zodat ontwikkelingslanden daar beter gebruik van kunnen maken.

Instrumenten/activiteiten

Het ministerie van Buitenlandse Zaken bereikt deze resultaten door te werken aan de coördinatie en coherentie van de Nederlandse inbreng over duurzame ontwikkeling in relevante internationale fora zoals de EU, WTO, G20.

kst-32123-V-2-25.gifkst-32123-V-2-26.gif

Operationele doelstelling 4.2

Een significante vermindering van het percentage mensen dat moet rondkomen van minder dan een dollar per dag

Te realiseren prestaties

• Nederland sluit zoveel mogelijk aan bij de ontwikkelingsplannen en de procedures van de ontvangende overheid. Per partnerland wordt de optimale Nederlandse inzet voor armoedebestrijding evenals de vorm van de hulp, de zogenaamde modaliteitenmix, bepaald. Programmatische hulp, waaronder sectorale en/of algemene begrotingssteun, maakt daar- waar mogelijk- een prominent deel van uit.

• In drie partnerlanden speelt Nederland een katalyserende rol in de dialoog met de overheid bij de totstandkoming van een samenhangende groeistrategie met focus op verdelingsvraagstukken: een studie die inzicht geeft in de drijvende krachten achter economische groei en concurrentiekracht (Zambia), verbeterde sociaaleconomische modelleringstechnieken (Bolivia) en een samenhangend stelsel van maatregelen voor de landbouwsector (Benin).

• Met Nederlandse steun worden de internationale afspraken op het terrein van schuldhoudbaarheid in multilaterale organisaties zoals de OESO, de Club van Parijs (CvP), de Wereldbank en het IMF uitgevoerd en de verspreiding daarvan naar derde partijen (non-OESO/non-CvP crediteuren en commerciële crediteuren) bevorderd. Doel is het vasthouden of verbeteren van de kredietwaardigheid van ontwikkelingslanden, zodat deze landen investeringen kunnen aantrekken.

• Mede dankzij Nederlandse bijdragen aan debt management-programma’s van multilaterale organisaties is de kwaliteit van het beheer van schuldposities en de kredietwaardigheid van ontwikkelingslanden verbeterd.

Instrumenten/activiteiten

Hulp is effectiever als het ontvangende land meer eigenaarschap heeft over zijn ontwikkelingsprogramma. Vandaar dat effectieve armoedebestrijding gebaat is bij ondersteuning van het armoedebeleid van het ontvangende land (de Poverty Reduction Strategy Papers, PRSP’s). Algemene en sectorale begrotingssteun stelt de overheid in staat om uitvoering te geven aan deze plannen. Op basis van een analyse van beleid, bestuur en dialoog wordt de Nederlandse inzet en de mix van hulpmodaliteiten bepaald. De kwaliteit van de dialoog, het bestrijden van corruptie en het functioneren van lokale verantwoording krijgen daarbij bijzondere aandacht. De combinatie van begrotingssteun, het versterken van de openbare financiën en voice and accountability mechanismen en de bestrijding van corruptie moet bijdragen aan de vergroting van de effectiviteit van de hulp – en daarmee van ontwikkeling – en het beheersen van risico’s. Daarbij is het uitgangspunt geharmoniseerd met andere donoren op te treden, zodat de transactiekosten voor het ontvangende land zo veel mogelijk worden verlaagd. Nederland heeft een zakelijke benadering van ontwikkelingssamenwerking: het gaat om het behalen van gezamenlijk afgesproken resultaten, waarop de wederpartij in de (sectorale en algemene) dialoog wordt aangesproken.

De totstandkoming van een groeistrategie in Bolivia, Zambia en Benin wordt gerealiseerd via de bestaande dialoog. Daarin gaat het om de koppeling tussen sectorstrategieën, het macro-economische en begrotingsbeleid en de gevolgen hiervan voor armoede en ongelijkheid. In Benin spitst de activiteit zich toe op het ontwikkelen van pro-poor landbouwbeleid met inclusiviteit voor kleine boeren. In Zambia voert Nederland in samenwerking met kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties een Growth and Equity-studie, die beleidsopties voor de toekomst bevat. In Bolivia richt de activiteit zich op het in kaart brengen van de verschillende vormen van ongelijkheid en het versterken van macro-economisch modelwerk door lokale organisaties.

Nederland levert een zichtbare en concrete bijdrage aan het voorkomen van nieuwe onhoudbare schulden van ontwikkelingslanden. Ten eerste door brede toepassing van de uitgangspunten van het in internationaal verband afgesproken schuldhoudbaarheidsraamwerk te bevorderen, waardoor voorkomen wordt dat ontwikkelingslanden leningen krijgen die hen opzadelen met een te grote financieringslast. Ten tweede door ontwikkelingslanden te ondersteunen bij het op orde krijgen van hun schuldenbeleid. Nederland levert een bijdrage aan programma’s van multilaterale instellingen en ontwikkelingsbanken die zijn gericht op het verbeteren van debt management in ontwikkelingslanden.

kst-32123-V-2-27.gifkst-32123-V-2-28.gif

Operationele doelstelling 4.3

Verhoogde economische groei en verminderde armoede als gevolg van gezonde private sector ontwikkeling in ontwikkelingslanden.

Te realiseren prestaties

• Nederland heeft in het kader van de uitvoering van de Notitie Landbouw, Rurale Bedrijvigheid en Voedselzekerheid in Ontwikkelingslanden (2008) bijgedragen aan verdere verbetering van de productiviteit in de landbouw in partnerlanden door ondersteuning van rurale ondernemingen, onderzoek en innovatie, verbetering van de publieke dienstverlening, duurzame ontwikkeling van productieketens en de verbetering van markttoegang voor landbouwproducten uit ontwikkelingslanden.

• Dertig ontwikkelingslanden zijn gestimuleerd en gefaciliteerd om actiever deel te nemen aan het wereldhandelsstelsel als gevolg van de uitvoering door Nederland van de EU-afspraken in het kader van «Hulp voor Handel».

• Het Health Insurance Fund (HIF), zoals overeengekomen in het Akkoord van Schokland, wordt in 2010 voortgezet in drie landen, waaronder Nigeria en Tanzania. In samenwerking met de lokale verzekeraars wordt er naar toegewerkt om meer dan 100 000 mensen toegang te bieden tot een basisziektekostenverzekering. De benodigde infrastructuur zal daartoe gerehabiliteerd zijn. Voorts zal de HIF pilot in 2010 worden uitgebreid naar een vierde land in Afrika. Er wordt een start gemaakt met de bijdrage van de Nigeriaanse overheid aan de kosten van het programma.

• Samen met diverse Schoklandpartners worden innovatieve producten verder ontwikkeld op het gebied van sparen, verzekeringen en pensioenen voor toepassing in ontwikkelingslanden, waaronder landbouwverzekeringen.

• Het ondersteunen van microfinancieringsinstellingen die door de financiële crisis problemen ondervinden bij het aantrekken van kapitaal. Via het donorfonds FIRST steunt Nederland financiële autoriteiten in ontwikkelingslanden bij het uitvoeren van zogenaamde «stress tests» bij lokale banken.

• Via het ORIO-programma worden in 2010 voor maximaal EUR 140 miljoen nieuwe verplichtingen aangegaan om de komende jaren te investeren in publieke infrastructuur in ontwikkelingslanden, waardoor met name armen meer toegang krijgen tot betere infrastructuur.

• Zo’n 1000 Nederlandse MKB (Midden en Klein Bedrijf)-ondernemingen zijn zich beter bewust van de mogelijkheden op het terrein van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO), in ontwikkelingslanden, en handelen daar meer naar, als gevolg van een branche- en sectorgericht MVO-bewustwordingsprogramma dat door HVO Nederland gezamenlijk met het MKB is uitgevoerd.

• De investeringsprojecten van het Private Sector Investment (PSI)-programma leiden tot een lokale banengroei van 3500 fte in ontwikkelingslanden. Door deelname aan het Programma Ondersteuning Producentenorganisaties (POP) zijn 750 000 boeren beter in staat op te komen voor hun belangen. Door ondersteuning van het Programma Uitzending Managers (PUM) is het management en productieproces van circa 1200 MKB-bedrijven in ontwikkelingslanden versterkt. Het Centrum Bevordering Import uit ontwikkelingslanden (CBI) zorgt onder andere dat 178 bedrijven toetreden tot de Europese markt, en dat dienstverlening door 11 bedrijfsondersteunende organisaties wordt versterkt.

Instrumenten/activiteiten

Met het programma «Hulp voor Handel» wordt ondersteuning verleend ter bevordering van productieve capaciteit, voor de aanpak van knelpunten in de economische infrastructuur en de opbouw van handelsbeleid- en regelgeving. Hiervoor wordt ten minste EUR 550 miljoen uitgetrokken. De ketenontwikkelingsprogramma’s op landbouwgebied worden uitgebreid. Zowel overheidsdiensten, coöperaties als financiële instellingen kunnen worden ondersteund in het kader van een lokaal ontwikkelde landbouwstrategie. Via het nieuwe programma ORIO dat in 2009 van start is gegaan, wordt in intensieve samenwerking met het Nederlandse bedrijfsleven geïnvesteerd in de verbetering van de publieke infrastructuur in ontwikkelingslanden. ORIO zal in 2010 voor EUR 140 miljoen aan nieuwe verplichtingen aangaan voor investeringen in publieke infrastructuur die bijdraagt aan ontwikkeling. Nederland zal initiatieven van FMO, ontwikkelingsbanken en microkredietinstellingen voor het vergroten van het aanbod aan spaar- en verzekeringsmogelijkheden voor particulieren in ontwikkelingslanden ondersteunen. Ook worden innovatieve vormen van samenwerking met bedrijven en andere organisaties in de vorm van publiek private partnerschappen verder gestimuleerd. 

kst-32123-V-2-29.gifkst-32123-V-2-30.gif

Operationele doelstelling 4.4

Verhoogde kwaliteit en effectiviteit van ontwikkelingssamenwerking

Te realiseren prestaties

• Nederland heeft op ambitieuze wijze uitvoering gegeven aan de Parijs Verklaring en de Accra Agenda for Action (2008) en de Nederlandse koppositie op het terrein van kwaliteit, coherentie en effectiviteit van beleid behouden. In dat kader spant Nederland zich extra in om te zorgen dat partnerlanden hun verantwoordelijkheid voor ontwikkeling (kunnen) dragen, er meer gebruik wordt gemaakt van lokale systemen en dat capaciteitsontwikkeling aansluit bij de lokale politieke, sociale en economische context. Andere speerpunten zijn grotere voorspelbaarheid van de hulp, minder voorwaarden, een verschuiving naar een resultaatgerichte aanpak, meer transparantie en het versterken van verantwoordingsprocessen in de partnerlanden en tussen partnerlanden en donoren.

• De sectorale benadering is gemoderniseerd door de armoedefocus in het sectorbeleid centraler te stellen en de effectiviteit van sectorale programma’s te versterken. Beleidsaanbevelingen uit evaluaties en ervaringen van themadirecties en posten worden gebruikt om de sectorale benadering te actualiseren en de uitvoering van sectorale programma’s te verbeteren.

• In de Development Partner Working Group Local Governance and Decentralisation zijn samen met VNG International en andere donoren principes uitgewerkt met betrekking tot onder meer de harmonisatie van steun aan de versterking van lokaal bestuur.

• Mede dankzij Nederland is het meer effectief en efficiënt functioneren van de multilaterale instellingen bevorderd en versnippering van hun werk tegengegaan. Nederland maakt zich onder meer sterk voor verdere uitrol van het «Eén VN-concept». Dit betekent een verhoging van de effectiviteit van ontwikkelingshulp via de VN, lagere administratieve kosten en betere aansluiting bij nationaal beleid, systemen en procedures van ontvangende landen.

Instrumenten/activiteiten

Nederland zal op basis van het Nederlandse Actieplan ter uitvoering van de Verklaring van Parijs en de Accra Agenda (NAPA) de voortgang in de partnerlanden monitoren. Uitvoering op landenniveau vindt plaats op die onderdelen van Parijs/Accra waar knelpunten zitten en waar potentieel voor verandering is. In EU-verband wordt de dialoog gezocht met minder gelijkgezinde donoren om ook hun betrokkenheid bij de verhoging van de effectiviteit van de hulp, bijvoorbeeld in het kader van de Parijs Verklaring, te verbeteren. Een efficiëntere taakverdeling tussen donoren heeft hierbij bijzondere aandacht.

In 2009 is een werkgroep opgericht met vertegenwoordigers van diverse directies, die in nauwe consultatie met ambassades, particuliere organisaties en andere donoren vorm geeft aan de vernieuwing van de sectorale benadering. Lessen die zijn getrokken uit evaluaties en uit praktijkervaringen van de afgelopen tien jaar worden omgezet in een gezamenlijke visie op een betere uitvoering. Op basis van deze actualisatie wordt het sectorale werk in ontwikkelingslanden in overleg met alle betrokken partners geleidelijk bijgesteld.

Nederland financiert het LOGO South programma van VNG International. In dit programma wordt de capaciteit van lokaal bestuur in het Zuiden versterkt door middel van internationale gemeentelijke samenwerking en ondersteuning van nationale verenigingen van lokale overheden in een aantal OS partnerlanden.

In de notitie «Samen werken aan mondiale uitdagingen: Nederland en multilaterale ontwikkelingssamenwerking» wordt uiteengezet dat mondiale kwesties als de voedselcrisis, fragiele staten en het klimaatbeleid in multilateraal verband moeten worden aangepakt. Multilaterale organisaties moeten wel veel beter samenwerken, concrete resultaten zichtbaar maken en beter aansluiten bij wat ontwikkelingslanden willen: meer maatwerk, geen standaardrecepten. De multilaterale organisaties zullen scherper op hun prestaties worden beoordeeld. Op het gebied van gender zet Nederland samen met gelijkgezinden in op een positieve beslissing over de oprichting van een nieuwe, krachtige VN-genderorganisatie, waarbij de huidige VN-genderinstellingen worden samengevoegd. Deze organisatie moet worden geleid door een Onder-Secretaris-Generaal, die in staat is wereldwijd de positie van vrouwen te verbeteren.

Om de kloof tussen humanitaire hulp, wederopbouw en ontwikkeling te dichten, zet Nederland in op soepelere in- en uitfasering van verschillende hulporganisaties alsmede op het creëren van adequate, flexibele financiering van postconflict wederopbouw (o.a. door versoepeling van regelgeving en vereenvoudiging van procedures van bilaterale en multilaterale donoren, invoering van een standaard, geharmoniseerd format van landen/regiospecifieke multidonor trustfunds en verbetering toegang van NGO’s tot door multilaterale instellingen beheerde wederopbouwfondsen).

Om de samenwerking binnen de «Eén VN» werkwijze mogelijk te maken, richt Nederland zich op snelle, VN-brede harmonisatie van ondersteunende processen, systemen en diensten. We zullen tot en met 2010 zowel politieke als financiële steun verlenen aan de gezamenlijke landenprogramma’s in de acht «Eén VN»-proeflanden en in een select aantal andere landen die het «Eén VN»-concept al uitvoeren. Daarnaast geeft Nederland financiële steun aan de activiteiten van het United Nations Development Operations Coordination Office (UNDOCO), dat ondersteuning biedt aan landenkantoren bij de invoering van het «Eén VN»-concept. Samen met gelijkgezinden oefent Nederland druk uit op de hoofdkantoren van alle VN-organisaties om constructieve medewerking aan het «Eén VN»-concept te realiseren.

Verklaring van Parijs over de effectiviteit van de hulp
 OnderdeelIndicatorenBasiswaarden Nederland1 (2005)Score Nederland2 (2007)Streefwaarden 20103
1Bedrijfsklare ontwikkelingsstrategieën% landen met operationele ontwikkelingsstrategieënnvtnvt≥ 75
2aBetrouwbare systemen voor openbare financiën (PFM)% landen met betrouwbare PFMsystemennvtnvt≥ 50% van landen verbetert score
2bBetrouwbare systemen voor openbare aanbesteding(procurement)% landen met betrouwbare procurement systemennvtnvt≥ 1/3 van landen verbetert score
3Hulp is afgestemd op nationale prioriteiten% van hulp aan overheid gerapporteerd in nationale begroting van partnerland4456 (63)≥ 85
4Coördinatie van programma’s voor capaciteitsversterking% technische samenwerking voor capaciteitsopbouw, dat gecoördineerd wordt uitgevoerd3554 (60)≥ 50 (gehaald)
5aGebruik van PFMsysteem van partnerland% hulp met gebruik van PFMsysteem partnerland6959 (63)≥ 80
5bGebruik van procurement systeem van partnerland% hulp met gebruik van procurement systeem partnerland7875 (81)≥ 854
6Parallelle implementatie structuren# parallelle Project Implementation Units (PIUs)2314 (13)Allen ≤ 611 NL ≤ 8 (voor de 24 landen)
7Voorspelbaarheid van de hulp% hulp dat cf. planning beschikbaar wordt gesteld5549 (57)≥ 765
8Ontbinding van de hulp% hulp dat ontbonden is90100 (100)Verbetering (gehaald)
9Gebruik van gezamenlijke procedures% hulp dat beschikbaar wordt gesteld op programmatische basis7163 (71)≥ 66 (voor 24 landen gehaald)
10aGezamenlijke missies% gecoördineerde veldmissies4753 (55)≥ 40 (gehaald)
10bGezamenlijke landen-analyses% gecoördineerde landenanalyses7650 (50)≥ 66
11Aansturing op basis van resultaten% landen met geschikte kaders voor resultaatbeoordelingnvtnvt≥ 38
12Wederzijdse verantwoording% landen met systemen voor wederzijdse verantwoordingnvtnvt100

Bron: OESO 2008 Survey on Monitoring the Paris Declaration

1 Heeft betrekking op de prestaties van Nederland in de samenwerking met de 24 partnerlanden van Nederland, die deelnamen aan de nulmeting. Een aantal scores, zoals die vermeld werden in de MvT voor 2008, zijn inmiddels door OESO/DAC bijgesteld. Het betreft hier de cijfers voor de indicatoren 3, 4, 5a, 7, 8, 9, 10a en 10b.

2 Heeft betrekking op de 29 partnerlanden die deelnamen aan de monitoring van de Parijs Verklaring die in 2008 plaatsvond en betrekking had op de resultaten in het jaar 2007. Tussen haakjes staan de scores vermeld voor de 24 partnerlanden die aan beide metingen deelnamen.

3 Tentatieve cijfers voor indicatoren 5a en 5b. Voor indicator 8 is geen streefwaarde gesteld; verbetering is hier de doelstelling.

4 Het gemiddelde streefcijfer voor alle donoren voor deze indicator ligt iets lager, op 80%. Dat komt omdat het streefcijfer berekend is op basis van de startpositie in 2005. Nederland scoorde toen bovengemiddeld op deze indicator.

5 Ook hier geldt, om dezelfde reden als onder voetnoot 5, dat het gemiddelde steefcijfer voor alle donoren bij deze indicator iets lager ligt, namelijk op 71%.

Operationele doelstelling 4.5

Verhoogde kwaliteit en effectiviteit van de Nederlandse handels- en investeringsbevordering.

Te realiseren prestaties

• Verbetering van de kwaliteit van de economische functie van het postennet door onder meer het leveren van maatwerk bij de ondersteuning van internationaal opererende bedrijven.

• Doorgaan met de versnelde afhandeling van visumaanvragen van betrouwbare zakenlieden als onderdeel van de verbeterde economische dienstverlening.

Instrumenten/activiteiten

Gebleken is dat de kwaliteit en effectiviteit van de Nederlandse handels- en investeringsbevordering goed zijn maar dat deze op onderdelen kan worden verbeterd.1 Ingegeven door de wens om adequaat te kunnen reageren op relevante economische groeimarkten, zal de effectiviteit van de economische dienstverlening van het postennet een blijvend punt van aandacht zijn, zowel op het vlak van de bezetting als op het niveau van de aan de posten ter beschikking gestelde instrumenten en middelen. Het beschikbare budget op de begroting van het ministerie van Buitenlandse Zaken hiervoor bedraagt structureel ruim EUR 6 miljoen per jaar.

Tijdens de jaarlijkse ambassadeursconferentie van het ministerie van Buitenlandse Zaken zal in 2010 extra veel aandacht worden besteed aan het onderwerp «economie». Ook is tijdens deze conferentie een groot netwerkevenement voorzien waar het bedrijfsleven de mogelijkheid wordt geboden om zich te laten informeren en om contact te leggen met de ambassadeurs uit de voor hen interessante landen.

B: Budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 4 Meer welvaart, eerlijkere verdeling en minder armoede
Bedragen in EUR10002008200920102011201220132014
Verplichtingen2 510 0091 648 451490 897518 7921 124 111402 401519 329
        
Uitgaven:       
        
Programma-uitgaven totaal1 028 858709 315671 675780 690788 278806 668923 596
        
4.1 Handels- en financieel systeem16 68524 15522 21121 28220 36420 36420 364
  Juridisch verplicht  100%100%100%90%90%
  Overig verplicht  0%0%0%10%10%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  0%0%0%0%0%
4.2 Armoedevermindering507 873148 556125 269218 781268 282286 672403 600
  Juridisch verplicht  78%78%38%36%36%
  Overig verplicht  19%19%58%60%60%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  3%3%4%4%4%
4.3 Verhoogde economische groei en verminderde armoede als gevolg van gezonde private sector ontwikkeling in ontwikkelingslanden487 550519 213503 830519 262477 267477 267477 267
  Juridisch verplicht  93%83%69%67%66%
  Overig verplicht  7%17%31%32%33%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  0%0%0%1%1%
4.4 Kwaliteit en effectiviteit ontwikkelingssamenwerking9 83310 10014 10015 10016 10016 10016 100
  Juridisch verplicht  45%30%11%11%11%
  Overig verplicht  55%70%89%89%89%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  0%0%0%0%0%
4.5 Nederlandse handels- en investeringsbevordering6 9177 2916 2656 2656 2656 2656 265
  Juridisch verplicht  0%0%0%0%0%
  Overig verplicht  100%100%100%100%100%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  0%0%0%0%0%
        
Ontvangsten39 05440 58720 10720 57020 22220 22220 222
        
4.10 Ontvangsten tijdelijke financiering NIO en restituties39 05440 58720 10720 57020 22220 22220 222

C: Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid

Titel van het evaluatie-onderzoekJaar van afrondingOperationele doelstelling
 070809101112 
Beleidsdoorlichtingen       
Relatie begrotingssteun en armoede*    X 4.2
Beleid Latijns Amerika (zie ook OD 2.7)*    X  4.2
Private Sector Ontwikkeling*    X 4.3
Effectenonderzoek       
Het Nederlandse Afrikabeleid 1998–2006* X    4.1
Doelbereiking Nederlandse ondersteuning op landenniveau t.a.v. realisatie van betere markttoegang (incl. CBI)   X  4.1
Beleid Latijns Amerika – landenstudie Nicaragua*   X  4.2
Deelonderzoeken relatie begrotingssteun en armoede waaronder Zambia (multi-donor)*  XX  4.2
Stedelijke armoedebestrijding* X    4.2
Effecten schuldverlichting (Nigeria, DRC) (multi-donor)*  XX  4.2
FMO(verschillende evaluaties: A-financieringen, MASSIF, NIMF, CD) XX  X4.3
FMO-MOL-infrastructuurfonds*  X   4.3
Private Sector Investeringsprogramma (PSI) 2007–2013  X   4.3
Public Private Infrastructure Advisory Facility  X   4.3
Capaciteitsversterking op basis van case studies PSO, SNV, Commissie MER, Agriterra, gezondheidssector Ghana, NIMD (V)*  XX  4.4
Implementatie Paris Declaration (multi-donor) fase II*    X 4.4
Netherlands Business Support Offices (NBSO) network X    4.5
Overig evaluatieonderzoek       
Evaluatiecoherentie-eenheid (DGIS/CE)  X   4.1
Onafhankelijke evaluatie FAO(Multi-donor)X     4.2
Publiek-private Partnerschappen (WSSD, Call for Ideas, Schokland) XX   4.3
Implementatie van de Paris Declaration (multi-donor) fase I* X    4.4
Exit strategieën (multi-donor)* X    4.4

* IOB evaluatieonderzoek.

BELEIDSARTIKEL 5: TOEGENOMEN MENSELIJKE ONTPLOOIING EN SOCIALE ONTWIKKELING

kst-32123-V-2-31.gif

A: Operationele doelstellingen en instrumenten

kst-32123-V-2-32.gifkst-32123-V-2-33.gifkst-32123-V-2-34.gif

Operationele doelstelling 5.1

Alle kinderen, jongeren en volwassenen hebben gelijke kansen om kwalitatief goed onderwijs te doorlopen, dat hen de benodigde vaardigheden en kennis biedt om op een volwaardige wijze deel te kunnen nemen aan de samenleving.

Te realiseren prestaties

• Onderwijsvoorzieningen in noodsituaties en fragiele staten zijn verbeterd in meer dan 30 ontwikkelingslanden;

• Mede dankzij Nederland sluit beroepsonderwijs in ten minste 10 landen beter aan bij de rest van de onderwijssector en de arbeidsmarkt;

• Het Fast Track Initiative (FTI) voor onderwijs bevestigt zijn samenwerking met minimaal 40 ontwikkelingslanden. Nederland speelt een actieve rol in het proces van vernieuwing dat in gang wordt gezet op basis van de resultaten van de onafhankelijke evaluatie van het FTI.

• De kwaliteit van het onderwijs is verbeterd mede door de met behulp van Nederland ontwikkelde en gebruikte indicatoren voor het meten van leerprestaties. Dit gebeurt op internationaal (FTI), regionaal en lokaal niveau.

Instrumenten/activiteiten

De belangrijkste instrumenten voor deze operationele doelstellingen zijn de inzet van middelen, beleidsbeïnvloeding en internationale onderhandelingen.

Nederland ondersteunt plannen op het gebied van onderwijs in zo veel mogelijk partnerlanden met diverse instrumenten en op diverse niveaus. Dit kan onder meer via bilaterale samenwerking met 14 partnerlanden en in de 40 landen die Nederland via zijn deelname en financiële inbreng in het FTI steunt. Nederland overlegt samen met andere donoren over onderwijshervorming en vormgeving van sectorplannen met de betrokken overheden.

UNICEF is de belangrijkste multilaterale onderwijspartner van Nederland. Met een Nederlandse bijdrage van EUR 166 miljoen voert het VN-kinderfonds een programma uit voor de rehabilitatie en verbetering van onderwijs in fragiele staten. Dit programma loopt van 2007 tot 2011. Ook werken Nederland en UNICEF samen in een programma voor de introductie en verbetering van voorschoolse zorg en onderwijs.

Nederland levert via verschillende kanalen een bijdrage aan het beroepsonderwijs. In 10 partnerlanden wordt expliciet aandacht aan beroepsonderwijs besteed. Beroepsonderwijs krijgt ook binnen de hoger onderwijs programma’s Netherlands Programme for institutional strengthening of education and Training capacity (NPT) en Netherlands Initiative for Capacity Development in Higher Education institutions (NICHE) meer nadruk. Daarnaast heeft het Schoklandakkoord Learn4Work in Ghana, Kenia, Zambia en Ethiopië samenwerkingsmogelijkheden met Nederlandse partners geïdentificeerd en wordt via het PUM Vehicle (Vocational Education for Higher Categories and Levels) programma expertise aangeboden aan beroepsonderwijsinstellingen in partnerlanden.

Nederland werkt onverminderd samen met netwerken en (internationale) organisaties die voorwaardenscheppende activiteiten uitvoeren zodat de kwaliteit van het onderwijs kan worden verbeterd. Nederland steunt bijvoorbeeld UNESCO (United Nations Educational, Scientific and Cultural Organization)-instituten die een belangrijk mondiaal mandaat hebben om de kwaliteit van data en monitoring van «learning outcomes» te verbeteren1, de kwaliteit van onderwijssectorplannen en beleidsmakers te verhogen2  en mondiale trends jaarlijks in kaart te brengen3. Daarnaast worden programma’s van nieuw gevormde coalities en partners in het kader van de IS-academie, Schoklandakkoorden en MFS uitgevoerd. Nederland werkt ook samen met de Global Campaign for Education, een coalitie van vakbonden, NGO’s en lokale organisaties uit het Noorden en Zuiden die zich inzetten voor onderwijshervorming. Verder financiert Nederland programma’s van Education International (koepelorganisatie van onderwijsvakbonden wereldwijd) in het versterken van de rol van onderwijsvakbonden in de beleidsdialoog met de overheid en in de preventie van HIV/AIDS.

kst-32123-V-2-35.gif

Operationele doelstelling 5.2

Versterking van het gebruik van kennis en onderzoek in beleid en praktijk van ontwikkelingssamenwerking en versterking van post-secundair onderwijs- en onderzoekscapaciteit in partnerlanden. Vermindering van kwalitatieve en kwantitatieve tekorten aan geschoold middenkader.

Te realiseren prestaties

• De relaties met het Nederlandse onderzoeksveld worden in 2010 met vier nieuwe trajecten uitgebreid tot 13 samenwerkingsverbanden in het kader van de IS-academie.

• Op de vier beleidsprioriteiten uit de beleidsbrief «Een zaak van iedereen» (veiligheid en ontwikkeling, gender en SRGR, groei en verdeling en klimaat, duurzaamheid en energie) wordt Zuidelijke participatie in internationale onderzoeksnetwerken ondersteund. Ook worden nieuwe en verbeterde samenwerkingsverbanden tot stand gebracht tussen onderzoekers en gebruikers van kennis in praktijk en beleid.

• Er wordt capaciteit en beleid ontwikkeld resulterend in meer en/of betere toegang tot, en toepassing van, bestaande kennis ten behoeve van armoedebestrijding; in Nederland, het Zuiden en wereldwijd.

• De programma’s voor hoger onderwijs worden uitgebreid en kwalitatief verbeterd: in NICHE zal de component beroepsonderwijs worden uitgebreid en gender systematisch worden geïntegreerd; in NFP zal 50% van het programma ten goede komen aan vrouwen en bursalen uit Sub-Sahara Afrika, en zullen kandidaten uit achterstandsgebieden voorrang krijgen.

IndicatorenBasiswaarde 2008Streefwaarde 2009Streefwaarde 2010
Percentage onderzoeksactiviteiten binnen het centrale programma dat door het departement positief beoordeeld is op de ontwikkeling van bruikbare kennis en daarbij behorende capaciteit85%90%100%
    
Aantal samenwerkingsovereenkomsten in het kader van de IS-Academie59minimaal 10

Bron: Ministerie van Buitenlandse Zaken, directie Culturele Samenwerking, Onderwijs en Onderzoek.

Instrumenten/activiteiten

De belangrijkste instrumenten voor deze operationele doelstelling zijn beleidsdialogen, beleidsbeïnvloeding, de inzet van middelen en verdere opbouw van kennis.

De IS-academie is de belangrijkste innovatieve activiteit van het ministerie om verdieping aan te brengen in de kennis over ontwikkelingsvraagstukken, die beleidsmedewerkers nodig hebben om het beleid te voeren. Omgekeerd raken wetenschappers vertrouwd met de vraag naar kennis voor beleid en worden met name jonge wetenschappers betrokken bij ontwikkelingsvraagstukken. De academie is een samenwerkingsverband tussen het departement, ambassades en wetenschappelijke instellingen, die elkaar voeden met specifieke informatie over ontwikkelingsrelevante kennis en informatie. De samenwerking heeft diverse vormen, variërend van workshops, uitwisselingen tussen departement, universiteiten en ontwikkelingslanden, (promotie-)onderzoek en gastcolleges.

Het programma Onderzoek en Innovatie investeert in een aantal strategische netwerken en intermediaire organisaties die werken aan de ontwikkeling, verspreiding en gebruik van (nieuwe) kennis en de daarvoor benodigde capaciteit. Nederland steunt wereldwijde netwerken, zoals Global Development Network en ScidevNet, die zich met de ontsluiting en verspreiding van kennis bezighouden, maar ook met relevante Nederlandse kennisinstellingen zoals NWO/WOTRO, en Wageningen UR.

De resultaten van het onderzoeksprogramma zijn in belangrijke mate voorwaardenscheppend voor innovatie en leiden tot betere productie en gebruik van relevante kennis. Via onder meer NWO/WOTRO wordt (Nederlandse) toptechnologie toegankelijk gemaakt voor ontwikkelingslanden. Bemoeienis met het hervormingsproces in de Consultative Group on International Agricultural Research leidt tot een efficiënter landbouwkundig onderzoekssysteem waarin de landbouwproducent in ontwikkelingslanden meer centraal staat. Het Regional Agricultural and Environmental Network bevordert in Zuidelijk Afrika samenwerking tussen beleidsmakers en onderzoekers, onder meer rond het thema bioveiligheid en intellectueel eigendom.

Het beurzenprogramma Netherlands Fellowship Programme (NFP) wordt met vier landen (Kosovo, Democratische Republiek Congo, Burundi en Soedan) uitgebreid en een nieuwe aanmeldings- en selectieprocedure wordt van kracht. Het Netherlands Initiative for Capacity Development in Higher Education (NICHE) wordt van 14 landen naar 22 landen uitgebreid en wordt beter ingebed in het sectorbeleid.

De versterking van kennis en vaardigheden van mid-career professionals uit 61 ontwikkelingslanden geschiedt via het beurzenprogramma NFP. Kandidaten uit achterstandsgroepen en – regio’s krijgen expliciete aandacht: 50% van de beurzen dient naar vrouwen te gaan en 50% naar kandidaten uit Sub-Sahara Afrika.

kst-32123-V-2-36.gifkst-32123-V-2-37.gifkst-32123-V-2-38.gif

Operationele doelstelling 5.3

Gelijkwaardigheid tussen mannen en vrouwen. Daartoe is de zeggenschap van vrouwen vergroot.

De ongelijke rechten en kansen van vrouwen en meisjes kennen verschillende perspectieven: er is sprake van ongelijkheid op het gebied van onderwijs, gezondheid, toegang tot de economie en op politiek/bestuurlijk niveau. De effectieve bevordering van gelijke rechten en kansen voor vrouwen, het derde Millennium Ontwikkelingsdoel, vergt dan ook interventies op diverse, met elkaar samenhangende terreinen. Er worden zeven interventieterreinen onderscheiden. De Nederlandse inzet op deze terreinen ligt verspreid over de begroting:

1. middelbaar onderwijs voor meisjes (OD 5.1);

2. seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (OD 5.5);

3. tijdsbeparende infrastructuur voor vrouwen (OD 4.2 en 4.3);

4. goed geregeld eigendoms- en erfrecht (OD 4.3);

5. formele werkgelegenheid en gelijke kansen op de arbeidsmarkt (OD 4.3);

6. deelname aan en vertegenwoordiging in politiek en bestuur (OD 5.3 en 2.7);

7. aanpak van geweld tegen vrouwen (OD 5.3 en 2.7).

Door de optelsom van deze inzetten wordt bijgedragen aan meer gelijkwaardigheid tussen mannen en vrouwen en aan de absolute verbetering van de positie van vrouwen.

Onder deze OD 5.3 wordt de algemene inzet beschreven om te komen tot meer aandacht voor de positie van vrouwen (zgn.women’s empowerment), de inzet op het gebied van de aanpak van geweld tegen vrouwen, en de specifieke inzet op het terrein van vrouwen in (post)conflictgebieden. In de Resultatenrapportage 2009 zal specifieker worden ingegaan op de resultaten die op de diverse deelterreinen worden geboekt.

Te realiseren prestaties

• Er wordt een tussentijdse evaluatie van het Nederlandse internationale emancipatiebeleid uitgevoerd, waarin de resultaten van het beleid nader worden belicht.

• Mede dankzij Nederland zal bij de internationale evaluatie van de opvolging van de in 1995 in Beijing gehouden Wereldvrouwenconferentie niet alleen teruggekeken worden, maar ook vooruit, naar wat de internationale gemeenschap nog te doen staat om het derde Millennium Ontwikkelingsdoel te halen.

• Nederland draagt bij aan de daadwerkelijke oprichting van de versterkte, geconsolideerde VN-genderorganisatie.

• Er wordt gerapporteerd over eerste resultaten van de extra inzet op het gebied van bestrijding van geweld tegen vrouwen.

• Continuering van de uitvoering van het Nationaal Actieplan 1325 over vrouwen, vrede en veiligheid. Het accent blijft liggen op het bevorderen van een actieve rol van vrouwen in wederopbouwprocessen, met nadruk op Burundi, Democratische Republiek Congo, Soedan en Afghanistan.

• Het voorbeeld van het MDG3-fonds als instrument om te komen tot verbetering van de sociaal-economische positie van vrouwen verdient navolging. Minimaal 3 bedrijven en/of organisaties zullen zich aansluiten als partner bij het MDG3-fonds. Een thematisch overzicht van de 45 projecten is geproduceerd en tenminste 5 projecten zullen, mede in het kader van de OS moderniseringsagenda, als voorbeeld «in de etalage worden gezet».

Instrumenten/activiteiten

De vierde hoofddoelstelling van de emancipatienota «Meer kansen voor vrouwen» luidt «Bijdragen aan het (wereldwijd) uitbannen van alle vormen van discriminatie van vrouwen en het structureel bevorderen van de positie van vrouwen». Dit jaar wordt een mid term review van de emancipatienota uitgevoerd. In deze review komt naar voren welke resultaten tot dusverre zijn behaald en er zal, indien daar aanleiding toe is, nieuw beleid worden aangekondigd.

Het Beijing Platform for Action is aangenomen in New York tijdens de vierde VN conferentie over vrouwen in 1995. Dit actieplan heeft als doel gelijkheid, ontwikkeling en vrede voor vrouwen te bevorderen. Sinds 1999 ontwikkelen de EU lidstaten kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren op de 12 terreinen van het Beijing Platform for Action, om voortgang binnen de EU beter te kunnen monitoren. In 2010 vindt een herziening plaats. De economische commissie van de VN heeft een eerste balans opgemaakt in 2009, zodat in maart 2010 in een aparte sessie van de AVVN beleidsconsequenties kunnen worden getrokken. Nederland streeft ernaar deze evaluatie te gebruiken voor de formulering van een ambitieuze agenda, omdat er nog steeds grote achterstanden zijn in het behalen van het derde Millennium ontwikkelingdoel. Hiertoe worden diverse internationale bijeenkomsten georganiseerd, waarbij ook wordt samengewerkt met maatschappelijke organisaties.

Tijdens de AVVN in 2009 wordt een besluit genomen over de contouren van de nieuwe, geconsolideerde VN genderorganisatie. Het is zaak in 2010 het momentum vast te houden en en de organisatie in haar nieuwe vorm daadwerkelijk van start te laten gaan. Nederland zet actief in op het creëren van een helder mandaat, gekoppeld aan voldoende budget en personele bezetting.

De bilaterale intensivering in acht partnerlanden en zeven niet-partnerlanden op het terrein van geweld tegen vrouwen is in uitvoering. Een tussentijdse rapportage zal aangeven welke resultaten tot nu toe zijn behaald. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een nieuw monitoringsinstrument. Dit instrument wordt ook gebruikt door de maatschappelijke partners van het Schoklandakkoord «geweld tegen vrouwen de wereld uit». Hierdoor kan een geconsolideerd overzicht van de brede Nederlandse inzet worden opgesteld.

Een mid term review van het Nederlands Actieplan 1325 over vrouwen, vrede en veiligheid wordt uitgevoerd. Betrokken ministeries en maatschappelijk middenveld beoordelen samen de voortgang op dit ambitieuze plan en passen mogelijk doelstellingen aan. Het accent blijft op het bevorderen van een actieve rol van vrouwen in fragiele staten. Tevens zet Nederland zich op internationale fora in voor brede uitvoering van VN Veiligheidsraad resolutie 1325 en VN Veiligheidsraad resolutie 1820 over het uitbannen van verkrachting als oorlogswapen.

Het MDG3-fonds is een innovatieve activiteit. De 45 projecten richten zich op het versterken van regionale netwerken van organisaties die in staat zijn om de bevordering van gelijke rechten en kansen voor vrouwen nationaal en internationaal op de politieke en maatschappelijke agenda te zetten en te houden. De eerste resultaten van in het MDG3-fonds gefinancierde activiteiten worden dit jaar zichtbaar. Het thematisch overzicht m.b.t. geweld tegen vrouwen, politieke participatie, land- en eigendomsrechten en deelname aan de arbeidsmarkt, geeft inzicht in de voortgang. Verdienstelijke resultaten worden in de etalage gezet.

Nederland zal de resultaten gebruiken om internationaal, bij andere donoren, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties, te pleiten voor continuering en mogelijk intensivering van de steun aan dergelijke initiatieven. Tenminste drie nieuwe organisaties/bedrijven zullen toetreden als partner van het Schoklandakkoord rond het MDG3-fonds.

kst-32123-V-2-39.gifkst-32123-V-2-40.gif

Operationele doelstelling 5.4

Een halt aan de verspreiding van HIV/AIDS, malaria en andere levensbedreigende ziekten.

Te realiseren prestaties

• Als voorzitter van de Beheersraad van UNAIDS stimuleert Nederland in 2010 een integrale benadering tussen HIV/AIDS en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR). De uitvoering van de aanbevelingen van de UNAIDS-evaluatie (2009) leidt tot betere afstemming en samenwerking tussen de VN-organisaties die samen UNAIDS vormen.

• Mede door de Nederlandse bijdrage aan het Global Fund to fight Aids, Tuberculosis and Malaria (GFATM) hebben 2,9 miljoen mensen toegang gekregen tot AIDSbehandeling, zijn 7,2 miljoen mensen behandeld voor tuberculose en zijn 130 miljoen bednetten uitgedeeld voor malariapreventie. Als bestuurslid van het fonds richt Nederland zich in 2010 met name op het verbeteren van de aansluiting van GFATM op de aanpak op landenniveau, en het uitbouwen van de strategische rol van het fonds op gebied van gezondheidssystemen, gender, seksuele minderheden en harm reduction.

• Nederland zet zich als bestuurlid van van het mondiale Stop TB (Tuberculose) partnerschap in voor verbeterde kwaliteit van zorg ter voorkoming van antibiotica-resistentie en optimalisatie van de opsporing en behandeling van TB-HIV co-infecties. In 2010 worden in ten minste 40 landen 1 miljoen patiënten behandeld, met een succespercentage van meer dan 85%. Van deze patiënten wordt minimaal 2/3 getest op HIV.

Instrumenten/activiteiten

Nederland toont leiderschap door AIDS en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten aan te kaarten in de politieke dialoog en zijn standpunten uit te dragen op (inter)nationale bijeenkomsten. Daarnaast wordt uitvoering gegeven aan een multisectorale respons. Dit betekent dat in de sectoren onderwijs, goed bestuur, sociale en economische ontwikkeling, humanitaire hulpverlening en de gezondheidssector, activiteiten ontplooid worden die mensen minder kwetsbaar maken voor seksueel overdraagbare aandoeningen, inclusief HIV.

Nederland onderkent het belang van bruggen bouwen en samenwerking. Zowel in partnerlanden als in eigen land wordt opgetrokken met een groot aantal maatschappelijke organisaties, NGOs, universiteiten, bedrijfsleven en Schokland partnerschappen. Deze zijn gespecialiseerd in pleitbezorging en in de uitvoering van programma’s voor preventie, behandeling en zorg voor mensen met HIV, TB, malaria en andere levensbedreigende ziekten.

De AIDSambassadeur blijft het AIDSbeleid als onderdeel van het buitenlandbeleid uitdragen.

Om tot een meer effectieve, coherente en consistente aanpak van de AIDSproblematiek op landenniveau te komen, wordt met multilaterale partners samengewerkt, onder andere UNAIDS, WHO (World Health Organisation), UNICEF en de Wereldbank. In de beleidsdialoog met deze internationale organisaties wordt consistent het belang benadrukt van de Accra Agenda for Action.

kst-32123-V-2-41.gifkst-32123-V-2-42.gifkst-32123-V-2-43.gifkst-32123-V-2-44.gif

Operationele doelstelling 5.5

Een wereldwijde betrokkenheid voor seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en het onverkort uitvoeren van de Caïro-agenda

Te realiseren prestaties

• Nederland draagt in 2010 bij aan verbetering van aankoop en distributie van benodigdheden en middelen, waaronder anti-conceptie en de opbouw van lokale capaciteit. Het gebruik van familieplanning in ontwikkelingslanden neemt toe ten opzichte van 2009.

• Mede met de Nederlandse bijdrage aan het UNFPA Global Programme for Commodity Security versterken 8 landen in 2010 hun planning en aankoop zodat zij voldoende voorbehoedmiddelen hebben om aan de vraag te voldoen.

• Via de International Planned Parenthood Federation (IPPF) draagt Nederland mede bij aan de verstrekking van SRGR-diensten aan 15 miljoen jongeren in ontwikkelingslanden (een verdubbeling ten opzichte van 2007). Via Marie Stopes International hebben in 2010, mede met Nederlandse bijdrage, 15 miljoen koppels zichzelf kunnen beschermen tegen ongewenste zwangerschap.

• Mede met Nederlandse steun aan programma’s van de NGO PSI zijn in 2010 één miljoen mensjaren ziekte of arbeidsongeschiktheid als gevolg van zwangerschap, bevalling of HIV-infectie voorkomen.

• In minstens drie van de partnerlanden waar Nederland in de gezondheidssector werkzaam is, zal het aantal begeleidde bevallingen zijn toegenomen.

• Mede met behulp van Nederland is een programma ter versterking van de beroepsgroep van vroedvrouwen ontwikkeld. Dit programma gaat in 2010 in 4 landen in Afrika en Azië van start en wordt uitgevoerd door UNFPA en de International Confederation of Midwives (ICM).

• Mede met een bijdrage van Nederland leidt de grootschalige promotie en voorlichting van het vrouwencondoom in Nigeria en Kameroen tot een toegenomen vraag. De verdere ontwikkeling en het testen van goedkopere typen vrouwencondoom is in 2010 gestart. In 2010 is hittestabiel oxytocine beschikbaar voor implementatieonderzoek.

Instrumenten/activiteiten

Uitvoering van het Caïro Actieprogramma is sinds 1994 een beleidsprioriteit. Nederland zet in op een versnelde en verbeterde uitvoering, waarvoor een multisectorale aanpak cruciaal is. Voor deze doelstellingen zijn de belangrijkste instrumenten het aangaan van de dialoog, de inzet van middelen, beleidsbeïnvloeding en internationale onderhandelingen. Nederland zal zich op deze manier inzetten bijvoorbeeld in het kader van «Millennium Declaration +10» activiteiten, maar ook op nationaal niveau SRGR-gerelateerde punten aankaarten.

De multisectorale aanpak betekent dat in de sectoren onderwijs, mensenrechten, goed bestuur, sociale en economische ontwikkeling, humanitaire hulpverlening en de gezondheidssector, uiteenlopende aspecten van de Cairo agenda aan de orde komen. Nederland toont leiderschap door seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, inclusief HIV-preventie aan te kaarten in de politieke dialoog en zijn standpunten uit te dragen op (inter)nationale bijeenkomsten.

Multisectoraal vertaalt zich ook in samenwerken met een groot aantal maatschappelijke organisaties, NGOs, universiteiten en het bedrijfsleven. Samenwerking binnen Schokland Akkoorden is een innovatieve manier van samen toewerken naar resultaten, zoals het inlopen van achterstand op MDG5.

Nederland draagt bij aan het Global Programme for Reproductive Commodity Security, geleid door UNFPA – voor betere dienstverlening rond seksuele en reproductieve gezondheid en HIV-preventie. Ook wordt bijgedragen aan capaciteit in de landen om zelf management, planning en logistiek ten behoeve van deze middelen uit te voeren en financiën voor reproductieve middelen en benodigdheden in hun eigen begroting op te nemen.

kst-32123-V-2-45.gif

Operationele doelstelling 5.6

Versterking van het maatschappelijk middenveld in ontwikkelingslanden

Te realiseren prestaties

• In 2010 zijn in het kader van het Medefinancieringsstelsel (MFS) II de maatschappelijke organisaties/samenwerkingsverbanden geselecteerd en zijn de subsidiebesluiten vastgesteld.

• De samenwerking tussen de diverse hulpkanalen wordt vergroot door de eis dat de maatschappelijke organisaties 60% van hun activiteiten uitvoeren in partnerlanden.

• Directe financiering van Zuidelijke organisaties via de ambassades zal jaarlijks toenemen met 10–15%, afhankelijk van de kwaliteit van de voorstellen. Toename zal vooral daar plaatsvinden waar goede mogelijkheden voor directe financiering zijn.

• Een standaard subsidiekader is ontwikkeld dat flexibel kan inspelen op nieuwe wereldwijde ontwikkelingen en politieke prioriteiten. Internationale organisaties zijn uitgesloten van het MFS, maar hebben net als Nederlandse organisaties wel toegang tot het standaard kader.

• In het kader van de Wereldkampioenschappen Voetbal heeft Nederland sport- en spelprogramma’s opgezet voor kansarme groepen in Zuid-Afrika.

Instrumenten/activiteiten

Maximaal 30 organisaties/samenwerkingsverbanden zullen in het kader van het Medefinancieringsstelsel II in aanmerking kunnen komen voor subsidie. Inzet is dat met minder geld meer bereikt wordt. Met de beperking van het aantal organisaties dat in aanmerking komt voor subsidie wordt versnippering van de hulp zoveel mogelijk tegengegaan.

Op landenniveau zal beter samengewerkt worden omdat organisaties geacht worden 60% van hun activiteiten te ontplooien in de landen waar Nederland ook bilateraal actief is. Meer gezamenlijk optreden waardoor de slagkracht wordt vergroot. Beoogd wordt meer complementariteit te realiseren tussen ambassades en maatschappelijk middenveld en tussen de maatschappelijke organisaties onderling.

Organisaties leveren maatwerk door hun strategieën op de landenprofielen af te stemmen; er zal meer focus op de meerwaarde van organisaties komen: het bereiken van achtergestelde groepen en perifere gebieden en het geven van een stem aan burgers wanneer zij voor hun belangen opkomen.

Voor Sport en OS stellen de ministeries van Buitenlandse Zaken en VWS gezamenlijk EUR 4 miljoen per jaar beschikbaar voor de periode 2008–2011. Ambassades in 10 landen krijgen hiertoe geld gedelegeerd. Ook Nederlandse sport- en ontwikkelingsorganisaties die programma’s in het buitenland uitvoeren worden ondersteund.

B: Budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 5 Toegenomen menselijke ontplooiing en sociale ontwikkeling
Bedragen in EUR10002008200920102011201220132014
Verplichtingen1 574 2091 154 3402 884 694618 868869 315383 315455 315
        
Uitgaven:       
        
Programma-uitgaven totaal1 683 6661 651 1701 575 6191 553 8971 730 2941 730 2941 730 294
        
5.1 Alle kinderen, jongeren en volwas- senen hebben gelijke kansen om kwalitatief goed onderwijs te doorlopen, dat hen de benodigde vaardigheden en kennis biedt om op een volwaardige wijze deel te kunnen nemen aan de samenleving364 368395 234314 171376 133500 186500 186500 186
  Juridisch verplicht  13%5%2%2%2%
  Overig verplicht  87%95%98%98%98%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  0%0%0%0%0%
5.2 Versterking van het gebruik van kennis en onderzoek in beleid en praktijk van ontwikkelingssamenwerking en versterking van post-secundair onderwijs- en onderzoekscapaciteit in partnerlanden. Vermindering van kwalitatieve en kwantitatieve tekorten aan geschoold middenkader.134 635154 149169 829180 757181 031181 031181 031
  Juridisch verplicht  27%22%5%5%5%
  Overig verplicht  71%74%89%89%89%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  2%4%6%6%6%
5.3 Gender31 34047 66048 53625 69626 60026 60026 600
  Juridisch verplicht  94%37%44%44%44%
  Overig verplicht  6%63%56%56%56%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  0%0%0%0%0%
5.4 HIV/Aids313 705321 616281 991285 962316 562316 562316 562
  Juridisch verplicht  82%43%37%37%37%
  Overig verplicht  18%57%63%62%62%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  0%0%0%1%1%
5.5 Reproductieve gezondheid161 873198 772187 480162 359168 109168 109168 109
  Juridisch verplicht  86%11%3%3%3%
  Overig verplicht  14%89%97%97%97%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  0%0%0%0%0%
5.6 Participatie civil society677 745533 739573 612522 990537 806537 806537 806
  Juridisch verplicht  97%19%0%0%0%
  Overig verplicht  3%79%97%97%97%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  0%2%3%3%3%

C: Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid

Titel van het evaluatie-onderzoekJaar van afrondingOperationele doelstelling
 070809101112 
Beleidsdoorlichtingen       
Beleid Basic education*    X 5.1
Beleidsdoorlichting genderbeleid*     X5.3
Beleidsdoorlichting HIV/AIDS en seksuele en reproductieve gezondheiden rechten (SRGR & HIV/AIDS)*X     5.45.5
Beperkte doorlichting MFS*  X   5.6
Effectenonderzoek       
Impactevaluatiebasisonderwijs in Zambia* X    5.1
Impactevaluatiebasisonderwijs in Oeganda (gezamenlijk)* X    5.1
Vervolg evaluatie basisonderwijs Oeganda (gezamenlijk)*   X  5.1
Impactevaluaties basisonderwijs Mali (multi-donor)*    X 5.1
Impactevaluaties basisonderwijs Benin (multi-donor)*   X  5.1
De vernieuwing van het Nederlandse onderzoeksbeleid 1992–2005X     5.2
MDG 3 fonds*    X 5.3
Nationaal actieplan 1325 »Op de bres voor Vrouwen, Vrede en Veiligheid»*   X  5.3
Bilaterale actieplannen gericht op bestrijding geweld tegen vrouwen(twee landen)*    X 5.3
Gezondheidssector Tanzania (multi-donor)*X     5.4
Effectenonderzoeken SRGR*   XX 5.5
IOB-evaluaties MFP-breed (3 studies)*X     5.6
Vakbondsmedefinancieringsprogramma(VMP)*X     5.6
SNVX     5.6
Effectenonderzoeken MFS*     X5.6
Overig evaluatieonderzoek       
EvaluatieFast Track Initiative (FTI) (multi-donor)  X   5.1
Tussentijdse evaluatie programma’s internationaal onderwijs (NFP en NPT)X     5.2
Operationalisering emancipatiebeleid*   X  5.3
Prins Claus FondsX     5.6
Xplore* X    5.6
Beleidskaders/voortraject MFS X    5.6
Kwaliteitsoordeel programma-evaluaties MFS*   X  5.6

* IOB evaluatieonderzoek

BELEIDSARTIKEL 6: BETER BESCHERMD EN VERBETERD MILIEU 

kst-32123-V-2-46.gif

A: Operationele doelstellingen en instrumenten

kst-32123-V-2-47.gifkst-32123-V-2-48.gif

Operationele doelstelling 6.1

Bescherming en duurzaam gebruik van milieu in de mondiale context en de nationale context in ontwikkelingslanden

Te realiseren prestaties

• In 2010 heeft één miljoen mensen toegang gekregen tot hernieuwbare energie, met een focus op Afrika. Er wordt EUR 58 miljoen geïnvesteerd in een efficiënter gebruik van hernieuwbare energiebronnen, zoals windenergie, waterkracht, biomassa, zonne-energie en aardwarmte in onder andere Zambia, het Grote Merengebied, Vietnam en Indonesië.

• De eerste resultaten van de pilots voor verduurzaming biomassa voor energiedoeleinden (onder het fonds Biomassa Mondiaal) zijn na analyse verwerkt in het Nederlandse beleid voor verduurzaming van biobrandstoffen.

• Met Indonesië en Mozambique wordt een intensieve beleidsdialoog gevoerd en ondersteuning geboden aan beleidsontwikkeling, kennisontwikkeling, verduurzaming van biobrandstoffenproductie, certificering en worden – met name – kleine boeren ondersteund.

• In het kader van versterkt duurzaam bosbeheer is bijgedragen aan het principe van Reducing Emissions from Deforestation and forest Degradation (REDD) en zijn tenminste 15 landen ondersteund in het opbouwen van hun capaciteit om als gelijkwaardige partners mondiaal te kunnen opereren in de emissiehandel. Om de handel in illegaal hout verder tegen te gaan is ondersteuning gegeven aan de uitvoering van het EU actieplan met betrekking tot Forest Law Enforcement Governance and Trade (FLEGT).

• Voor het bereiken van een duurzaam leefmilieu (MDG 7) is in de context van het Interdepartementale Beleidsprogramma Biodiversiteit 2008–2011 o.a. bijgedragen aan verduurzaming van geselecteerde productieketens en de ecoregionale ontwikkeling in Zuidelijk Afrika (KAZA).

• Bangladesh, Bolivia, Colombia, Ghana, Indonesië en Vietnam zijn gestart met de integratie van klimaatrisico’s in hun nationale ontwikkelingsplannen. Tijdens de onderhandelingen in de UNFCCC (United Nations Framework Convention on Climate Change) over de ontwikkeling van de internationale financiële architectuur voor het klimaatverdrag zet Nederland in op een financiële architectuur die middelen mobiliseert die nieuw, additioneel, adequaat, stabiel en voorspelbaar zijn. Samen met het Verenigd Koninkrijk zal via het Climate and Development Network capaciteit worden opgebouwd en onderzoek verricht in ontwikkelingslanden.

Instrumenten/activiteiten

Het kabinet heeft voor de periode 2008–2011 in totaal EUR 500 mln beschikbaar gesteld voor hernieuwbare energie. Door middel van directe investeringen worden bronnen voor hernieuwbare energie ontwikkeld en toegang van armen tot hernieuwbare energie verbeterd. Belangrijke partners hierbij zijn onder andere de Wereldbank, nationale overheden en Gesellschaft für Technische Zusammenarbeit (GTZ). Ook het bedrijfsleven in Nederland (Philips, Nuon) en in ontwikkelingslanden is nauw betrokken. In het Grote Merengebied en Indonesië zijn bilaterale programma’s in uitvoering op het gebied van hernieuwbare energie. In het kader van de doelstelling om in 2015 10 miljoen mensen toegang te geven tot energie, zullen in 2010 ongeveer 1 miljoen mensen worden aangesloten.

Om bij te dragen aan het verduurzamen van biomassa voor energiedoeleinden wordt gewerkt aan de internationale verankering van duurzaamheidsafspraken, monitoring van macro-effecten en verduurzaming van de productie van biobrandstoffen. Nederland werkt in het bijzonder samen met Indonesië en Mozambique en de grote producentenlanden als Brazilië en Maleisië. Ontwikkelingslanden worden ondersteund om biobrandstoffen op een duurzame wijze te verbouwen. Gestreefd wordt naar internationale afspraken over het verduurzamen van de productie van biobrandstoffen.

Het kabinet heeft in het kader van het «Regeringsstandpunt Tropisch Regenwoud» jaarlijks EUR 68 miljoen beschikbaar voor duurzaam bosbeheer. Het grootste deel van deze middelen wordt besteed via internationale organisaties en via de bilaterale ontwikkelingssamenwerking. Daarnaast ondersteunt Nederlands activiteiten in het kader van Reducing Emissions from Deforestation and Degradation (REDD) met name via de Forest Carbon Partnership Facility van de Wereldbank. De houtketen is ook als één van de prioriteiten binnen het interdepartementale beleidsprogramma Biodiversiteit (2008–2011) opgenomen.

2010 is het internationale VN-jaar van de Biodiversiteit en vindt de tweejaarlijkse Conferentie van Partijen van het Biodiversiteitsverdrag plaats. Het ministerie van Buitenlandse Zaken is betrokken bij de voorbereidingen en coördineert de Nederlandse inzet. Buitenlandse Zaken, LNV en VROM (ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu) werken binnen het Interdepartementale Beleidsprogramma Biodiversiteit samen aan verduurzaming van ketens, betalen voor biodiversiteit en ecologische netwerken.

De klimaatonderhandelingen die moeten leiden tot een nieuw internationaal akkoord hebben prioriteit: Nederland draagt actief bij aan de onderhandelingen, zowel in het EU-voortraject als in de UN Framework Convention on Climate Change (UNFCCC). In tegenstelling tot het Kyoto Protocol zal een nieuw internationaal verdrag rekening moeten houden met het vraagstuk van klimaatadaptatie. Nederland zet zich in om de daarmee gepaarde additionele kosten te financieren op een wijze zoals in het «Bali Actie Plan» is vastgelegd, namelijk door mondiaal nieuwe en additionele financiering.

kst-32123-V-2-49.gifkst-32123-V-2-50.gif

Operationele doelstelling 6.2

Duurzaam waterbeheer, een hoger percentage mensen dat duurzame toegang heeft tot veilig drinkwater en sanitaire voorzieningen

Te realiseren prestaties

• Op basis van de in 2009 afgeronde haalbaarheids- en formuleringsstudies in Benin en Indonesië zijn programma’s operationeel gericht op capaciteitsontwikkeling bij overheid, maatschappelijk middenveld en gebruikersorganisaties voor realisering van het recht op water en sanitatie.

• Verdere realisatie van de 50 miljoen doelstelling drinkwater en sanitatie: gedurende 2010 zullen drie miljoen mensen in ontwikkelingslanden toegang hebben gekregen tot drinkwater en sanitatie; nieuwe programma’s om twee miljoen mensen toegang te geven tot water en sanitatie worden gestart.

• Vijf partnerlanden (waaronder Indonesië) worden ondersteund bij kennisverwerving over aanpassing aan klimaatverandering in de watersector en het beheer van delta’s in deze landen.

• In partnerlanden Mozambique en Oeganda is een analyse afgerond van corruptie in de watersector en zijn corruptiebestrijdingsprogramma’s operationeel.

• Het door Nederland en het Verenigd Koninkrijk geïnitieerde Global Framework for Action is operationeel als instrument voor donorcoördinatie en mutual accountability op het gebied van drinkwater en sanitatie; de eerste High-Level bijeenkomst is gehouden.

• Als voorzitter van de Afrika werkgroep van het Europese Unie Water Initiatief realiseert Nederland in samenwerking met de Conferentie van Afrikaanse Waterministers een regionaal platform voor coördinatie tussen donoren en Afrikaanse landen.

Instrumenten/activiteiten

Nederland zal de erkenning van het recht op water en sanitatie en het belang van goed waterbestuur aan de orde stellen in de beleids- en politieke dialoog met zowel overheden van partnerlanden, andere donoren, (internationale) NGO’s als relevante multilaterale organisaties. Strategische partners zijn het Global Water Partnership, UNESCO-IHE (UNESCO – Institute for Water Education), het IRC International Water and Sanitation Centre, gespecialiseerde NGO’s (zoals Transparancy International en Both Ends), gelijkgezinde donoren (zoals DfID, het Department for International Development), UNICEF en de ontwikkelingsbanken.

De realisatie van de 50 miljoen doelstelling voor drinkwater en sanitatie in 2015 vindt plaats via ondersteuning van bilaterale programma’s in partnerlanden, multilaterale organisaties zoals UNICEF, UN-HABITAT (United Nations Human Settlements Programme), de Wereldbank en de African Development Bank en Asian Development Bank, en particuliere organisaties zoals Wateraid, Simavi en Aqua-4-All. Daarnaast wordt samengewerkt met internationale organisaties op het gebied van planning en monitoring, zoals het Water and Sanitation Program en het Joint Monitoring Program, en met internationale belangenbehartigingsorganisaties als de UN Secretary General’s Advisory Board on Water and Sanitation (UNSGAB). Via het Schokland akkoord over water en sanitatie zal de inzet van de Nederlandse watersector verder worden gestimuleerd.

Samen met het Verenigd Koninkrijk werkt Nederland aan de vormgeving van het Global Framework for Action voor drinkwater en sanitatie gericht op vergroten van de effectiviteit van de hulp en het «on track» brengen van landen die achterblijven bij het behalen van de Millennium doelstellingen voor drinkwater en sanitatie. Nederland neemt in 2010 het voorzitterschap van de Afrika werkgroep van het Europese Unie Water Initiatief (EUWI) op zich.

Nederland werkt in de periode 2009–2015 met een vijftal deltalanden samen bij kennis-, beleids- en capaciteitsontwikkeling op gebied van waterbeheer en klimaatadaptatie. Prioriteit zal worden gegeven aan adaptatiestrategieën voor groepen die het meest kwetsbaar zijn voor klimaatverandering. Tevens wordt aansluiting gezocht van initiatieven in betrokken partnerlanden bij multilaterale kanalen voor adaptatiefinanciering. Partners in dit kader zijn de ministeries voor Verkeer en Waterstaat, Economische Zaken, LNV en Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu.

Voor verbeterd waterbeheer en -bestuur in specifieke partnerlanden en stroomgebieden wordt samengewerkt met kennisinstellingen (zoals UNESCO-IHE Institute for Water Education), betrokken «basin» organisaties (zoals het Nile Basin Initiative en de Mekong River Commission), gespecialiseerde internationale organisaties als Global Water Partnership, drinkwater en sanitatieprogramma in ontwikkelingslanden, en International Union for Conservation of Nature (IUCN), vakministeries (met name het ministerie van Verkeer en Waterstaat) en andere donoren. Financiële ondersteuning van de basin-organisaties richt zich vooral op capaciteitsontwikkeling. De beleidsdialoog met deze organisaties en donoren is vooral gericht op het versterken van de link tussen waterbeheer en armoedebestrijding en het benutten van grensoverschrijdend waterbeheer voor conflictpreventie, regionale samenwerking en ontwikkeling.

B: Budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 6 Beter beschermd en verbeterd milieu
Bedragen in EUR10002008200920102011201220132014
Verplichtingen380 057488 601195 632147 203155 668110 668120 668
        
Uitgaven:       
        
Programma-uitgaven totaal359 447389 585334 973629 291393 997393 997393 997
        
6.1 Milieuen water233 565257 168221 052505 456254 934254 934254 934
  Juridisch verplicht  90%34%59%59%59%
  Overig verplicht  10%66%41%41%41%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  0%0%0%0%0%
6.2 Duurzaam waterbeheer, een hoger percentage mensen dat duurzaam toegang heeft tot veilig drinkwater en sanitaire voorzieningen125 882132 417113 921123 835139 063139 063139 063
  Juridisch verplicht  100%100%44%44%44%
  Overig verplicht  0%0%56%56%56%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  0%0%0%0%0%

C: Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid

Titel van het evaluatie-onderzoekJaar van afrondingOperationele doelstelling
 070809101112 
Beleidsdoorlichtingen       
Beleidsevaluatiesector steun milieu en water (OD 6.1 en 6.2)* X    6.1
Duurzame toegang tot veilig drinkwater en elementaire sanitaire voorzieningen*     X6.2
Effectenonderzoek       
Clean Development Mechanism (CDM) (gezamenlijk met VROM)*X     6.1
Effectenonderzoeken energieprogramma’s*   XX 6.1
Impactevaluatiewater en sanitaire voorzieningen in Tanzania*X     6.2
Impactevaluatiewater en sanitaire voorzieningen in Jemen* X    6.2
Impactevaluatiewater en sanitaire voorzieningen in Egypte*   X  6.2
Impactevaluatiewater en sanitaire voorzieningen in Mozambique*    X 6.2
Impactevaluatiewater en sanitaire voorzieningen in Benin*    X 6.2
Overig evaluatieonderzoek       
Energieen ontwikkelingssamenwerkingX     6.1
Netherlands Climate Assistance Programme (NCAP) X    6.1
ProgrammaEnergizing Development (GTZ) X    6.1
Regeringsstandpunt Tropisch Regenwoud (RTR) X    6.1
Rio-verdragen    X 6.1
Evaluatieinternationale waterinstellingen (multi-donor)  X   6.2

* IOB evaluatieonderzoek

BELEIDSARTIKEL 7: WELZIJN EN VEILIGHEID VAN NEDERLANDERS IN HET BUITENLAND EN REGULERING VAN HET PERSONENVERKEER

kst-32123-V-2-51.gif

A: Operationele doelstellingen en instrumenten

Operationele doelstelling 7.1

Professionele consulaire dienstverlening

Te realiseren prestaties

• Vermindering van het aantal Nederlanders dat in het buitenland in de problemen komt door bewustwording te vergroten onder Nederlanders over de risico’s van het reizen naar het buitenland en over de (on)mogelijkheden van het verlenen van consulaire bijstand indien zij er in problemen geraken.

• Uitvoering van het beleid op het gebied van de gedetineerdenbegeleiding buitenland,1 waarbij meer aandacht zal worden gegeven aan de differentiatie van de bezoekfrequentie van de gedetineerden zodat in toenemende mate maatwerk geleverd kan worden.

• Inzet op veiligheid en terugkeer van Nederlanders die in het buitenland gegijzeld of ontvoerd worden.

• Met relevante partners wordt invulling gegeven aan werkafspraken over de begeleiding en opvang van Nederlandse psychiatrische patiënten die in het buitenland in de problemen zijn geraakt.

• Uitrol van het nieuwe managementsysteem voor consulair maatschappelijke dossiers (Kompas).

• Behandelen van grote aantallen optieverzoeken van personen die door de aanpassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap latente Nederlanders zijn geworden.

Instrumenten/activiteiten

De Nederlandse ambassades en consulaten-generaal zijn het zichtbare en tastbare contactpunt in den vreemde. Hun professionele bezetting dient te worden gewaarborgd. Instrumenten hiervoor zijn onder meer de nieuwsbrief «Consulair in Beweging», werkbezoeken, (regionale) bijeenkomsten en conferenties maar ook trainingen en opleidingen. Digitalisering van paspoort- en visumaanvragen en aanvraagdossiers zal de efficiëntie van de aanvraagprocedures bevorderen. Ook wordt daarmee de regionale samenwerking tussen ambassades ondersteund op consulair terrein. Parallel aan de uitrol van Kompas is een opleidingsprogramma voor medewerkers op het departement en op de posten voorzien.

Doelgroepen kunnen beter worden bereikt door nog intensievere samenwerking met relevante organisaties in de reisbranche en het verzekeringswezen, door de systematiek van reisadviezen aan te passen en tijdig af te stemmen en door samen te werken met reisorganisaties bij grote evenementen als de Winterspelen in Vancouver en het wereldkampioenschap voetbal in Zuid-Afrika. Instrumenten die verder worden ingezet om voorlichting te geven aan de burger over veiligheidsrisico’s in het buitenland zijn de «Wijs op reis» campagne, de website van het ministerie van Buitenlandse Zaken met actuele reisadviezen en de Vakantiebeurs in 2010 (zie ook operationele doelstelling 8.3).

In samenwerking met brancheorganisaties en andere betrokken ministeries probeert het ministerie van Buitenlandse Zaken aan vrachtwagenchauffeurs, die wegens drugssmokkel in het buitenland zijn gearresteerd, mogelijkheden te bieden hun rechtspositie te versterken bijvoorbeeld via een onderzoek naar opdrachtgevers.

Om psychiatrische patiënten in het buitenland beter te kunnen bijstaan wordt in samenwerking met relevante organisaties als alarmcentrales, het verzekeringswezen, het ministerie van VWS en de Inspectie Gezondheidszorg een psychiatrisch registratiesysteem opgezet waarin knelpunten worden geregistreerd.

Met het ministerie van Justitie worden werkafspraken gemaakt over de behandeling van grote aantallen optieverzoeken als gevolg van de aanpassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap.

Een indicatie voor de kwaliteit van consulaire dienstverlening is het aantal ontvangen schriftelijke klachten. Klachten zijn nooit helemaal vermijdbaar, daarom is met name de verandering in de hoogte van het percentage een indicator van de ontwikkeling van de ervaringen van de burger.

IndicatorBereikt in 2008Streefwaarde 2010
Percentage schriftelijke klachten bij afgifte reisdocumenten0,032%0,034%*

Bron: ministerie van Buitenlandse Zaken.

* De streefwaarde voor 2010 is gebaseerd op de basiswaarde 2006. Ondanks de toenemende complexiteit van het paspoortproces door b.v. de invoering van biometrie, wordt de streefwaarde constant gehouden.

kst-32123-V-2-52.gif

Operationele doelstelling 7.2

Als ketenpartner kwalitatief hoogwaardige bijdrage leveren aan de uitvoering van het Nederlandse vreemdelingenbeleid

Te realiseren prestaties

• Het EU visum-, asiel- en migratiebeleid wordt verder ontwikkeld en geharmoniseerd met specifieke aandacht voor de externe dimensie en de praktische uitvoering van dit beleid en voor de samenwerking met derde landen.

• In nauwe samenwerking met het ministerie van Justitie wordt uitvoering gegeven aan de prioriteiten bij de uitvoering van het terugkeerbeleid die in de notitie «Internationale Migratie en Ontwikkeling 2008» zijn vastgesteld.

• Individuele en algemene ambtsberichten komen op aanvraag van het ministerie van Justitie zorgvuldig tot stand en worden binnen de afgesproken termijnen geleverd mede in het licht van het Algemeen Overleg over ambtsberichten, dat op 30 september 2008 plaatsvond tussen de vaste Kamercommissie van Justitie en de minister van Buitenlandse Zaken en de staatssecretaris van Justitie.

• Aansluiting van het geautomatiseerde visuminformatiesysteem (NVIS) op het nieuwe EU Visum Informatiesysteem (EUVIS) zodat Nederland ook de beschikking heeft over de visumaanvraaggegevens van de andere Schengenpartners.

• Introductie van de afname van biometrische gegevens bij visa volgens de door de Europese Commissie vast te stellen regiogewijze planning.

• Dienstverlening en klantgerichtheid in de visumverlening worden verzekerd en waar mogelijk kwalitatief verbeterd, door in toenemende mate met andere Schengenpartners samen te werken op het gebied van visumvertegenwoordiging en door middel van Schengen-visumaanvraagkantoren.

• Uitvoering van de verbetermaatregelen naar aanleiding van het evaluatieonderzoek legalisatie- en verificatiebeleid, dat op 17 maart 2009 is aangeboden aan de Voorzitter van de Tweede Kamer.

Instrumenten/activiteiten

Het nieuwe meerjarenbeleidsprogramma van de EU op het gebied van Justitie en Binnenlandse Zaken, het zogenaamde Stockholm Programma, wordt een belangrijke leidraad voor het Europees asiel- en migratiebeleid. Buitenlandse Zaken richt zich specifiek op versterking van de samenwerking tussen de EU en derde landen van herkomst en doorreis. Nederland blijft zich actief inzetten voor (de organisatie van) het Global Forum on Migration and Development (GFMD), een wereldwijde bijeenkomst over migratie en ontwikkeling. Daarnaast zullen de prioriteiten van de notitie «Internationale Migratie en Ontwikkeling 2008», in samenwerking met het ministerie van Justitie en het maatschappelijk middenveld verder worden uitgewerkt, waaronder een proefproject circulaire migratie en het bevorderen van de inspanningen op het gebied van duurzame terugkeer en herintegratie.

Nederland blijft een actieve rol vervullen in EU-verband bij de verdere harmonisatie van het EU-visumbeleid met specifieke aandacht voor de praktische uitvoerbaarheid van de regelgeving. In 2010 wordt het werken met externe dienstverleners in het visumproces voortgezet op die locaties, waar dit toegevoegde waarde heeft en past binnen het Europese juridische kader. Het ministerie van Buitenlandse Zaken levert een bijdrage aan de bestrijding van document- en identiteitsfraude. De aanbevelingen van het evaluatieonderzoek van 2008 met betrekking tot het legalisatie- en verificatiebeleid hebben geleid tot een aantal aanpassingen in de uitvoering daarvan. Dit geldt bijvoorbeeld voor de vormgeving en procedure rond het vragenformulier, dat bij legalisatie van een openbare akte wordt ingevuld door de post en de houder van het document. Om de eerstelijns fraudebestrijding op de posten te ondersteunen zullen aan een groter aantal posten hulpmiddelen verstrekt worden om aangeboden (bron)documenten ter plekke zo grondig mogelijk te kunnen onderzoeken. Op dit moment is het nog niet goed mogelijk om kwaliteitsmetingen te doen op het terrein van de uitvoering van het Nederlandse vreemdelingenbeleid. Dankzij de introductie van NVIS wordt het onder meer mogelijk om te meten welk percentage van de visa binnen de door de Algemene wet bestuursrecht voorgeschreven redelijke termijn van 8 weken wordt afgegeven.

Nadere afstemming met het ministerie van Justitie draagt bij aan een effectiever terugkeerbeleid.

IndicatorStreefwaarde 2010
Het percentage visumaanvragen kort verblijf dat binnen 7 weken wordt afgehandeld90%

Bron: ministerie van Buitenlandse Zaken. Deze meting wordt in 2009 voor het eerst uitgevoerd. Er is dus nog geen nulmeting waartegen de streefwaarde kan worden afgezet. De termijn van 7 weken is een zelf opgelegde norm van Buitenlandse Zaken. De wettelijke termijn bedraagt 8 weken.

B: Budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 7 Welzijn en veiligheid van Nederlanders in het buitenland en regulering van het personenverkeer
Bedragen in EUR10002008200920102011201220132014
Verplichtingen190 608276 904276 220133 860136 739136 739136 739
        
Uitgaven:       
        
Programma-uitgaven totaal189 450276 915276 330133 970136 849136 849136 849
        
7.1 Consulaire dienstverlening13 97727 75712 8999 0499 0499 0499 049
  Juridisch verplicht  27%8%8%8%8%
  Overig verplicht  71%88%88%88%88%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  2%4%4%4%4%
7.2 Vreemdelingenbeleid175 473249 158263 431124 921127 800127 800127 800
  Juridisch verplicht  3%4%1%1%1%
  Overig verplicht  97%96%99%99%99%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  0%0%0%0%0%
        
Ontvangsten38 95537 69037 69037 69037 69037 69037 690
        
7.10 Consulaire dienstverlening38 95537 69037 69037 69037 69037 69037 690

C: Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid

Titel van het evaluatie-onderzoekJaar van afrondingOperationele doelstelling
 070809101112 
Beleidsdoorlichtingen       
Beleidskader consulaire dienstverlening (zie toelichting)*   X  7.1
Migratieen ontwikkeling    X 7.2
Effectenonderzoek       
Legalisatie- en verificatiebeleid X    7.2
Overig evaluatieonderzoek       
Evaluatiepilot verkorte Algemene Ambtsberichten(AABs) X    7.2

* IOB evaluatieonderzoek

Toelichting: Het beleid achter deze operationele doelstelling komt onder andere tot uiting in de beleidsnotitie «Consulair in Beweging» (2007). Een beleidsdoorlichting op grond van vooronderzoek is gepland voor 2010 en zal eveneens elementen van operationele doelstelling 7.2. omvatten (het legalisatie- en verificatiebeleid en algemene ambtsberichten).

BELEIDSARTIKEL 8: VERSTERKT CULTUREEL PROFIEL EN POSITIEVE BEELDVORMING IN EN BUITEN NEDERLAND

kst-32123-V-2-53.gif

A: Operationele doelstellingen en instrumenten

kst-32123-V-2-54.gif

Operationele doelstelling 8.1

Grotere buitenlandse bekendheid met de Nederlandse cultuur

Te realiseren prestaties:

• Meer gerichte, zichtbare Nederlandse cultuur in het buitenland, onder andere door organisatie van een grootschalige manifestatie van podiumkunsten in Zuid-Afrika samen met Vlaanderen, gebundelde Nederlandse manifestaties tijdens «Ruhrgebied culturele hoofdstad 2010» en «Istanbul culturele hoofdstad 2010» en een Nederlandse presentatie rond de Wereldexpo Shanghai 2010.

• Nederlands design, mode en architectuur promoten in Duitsland, India, China en andere gebieden en hotspots waar zich bijzondere kansen voor deze sectoren voordoen.

• Culturele activiteiten in de culturele prioriteitslanden1 die ook buitenlandpolitiek en economisch van belang zijn.

• Versterking van de culturele sector in ontwikkelingslanden en uitwisseling tussen kunstenaars uit die landen en Nederlandse kunstenaars.

Instrumenten en activiteiten:

De culturele attachés op ambassades in de prioriteitslanden en de drie culturele instituten Parijs (Institut néerlandais), Brussel (DeBuren) en Jakarta (Erasmushuis) vormen een stevig internationaal cultureel expertisenetwerk voor het Nederlandse culturele veld. Daartoe zijn zij met personeel en financiële middelen toegerust. Zij volgen internationale ontwikkelingen en trends en identificeren kansen die zich voor de Nederlandse kunst voordoen. In nauwe samenwerking met de Nederlandse culturele fondsen en sectorinstellingen helpen de ambassades en instituten Nederlandse kunstenaars, managers en culturele organisaties bij het betreden van de buitenlandse markt en stimuleren zij culturele uitwisseling tussen Nederland en het buitenland.

Met het Buitenlands Bezoekersprogramma kunnen buitenlandse programmeurs en deskundigen uit alle disciplines worden uitgenodigd om kennis te maken met het Nederlandse culturele leven, zodat zij in eigen land Nederlandse kunst programmeren of coproducties realiseren. Het bezoekersprogramma wordt uitgevoerd door de sectorinstellingen die daarvoor gezamenlijk EUR 0,4 miljoen per jaar ontvangen. Voor grootschalige manifestaties en gebundelde presentaties zoals New York 400 en Zuid-Afrika en Ruhr is maximaal EUR 1,4 miljoen beschikbaar. Aan de fondsen en sectorinstituten is EUR 4,4 miljoen internationale cultuurmiddelen gedelegeerd door de ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en Buitenlandse Zaken gezamenlijk. Culturele instellingen kunnen hierop een beroep doen voor activiteiten in het buitenland.

De Stichting Internationale Culturele Activiteiten (SICA), sectoroverstijgende organisatie voor de uitvoering van het internationaal cultuurbeleid met een belangrijke netwerk- en informatiefunctie, ontvangt ca. EUR 1 miljoen van de ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en Buitenlandse Zaken gezamenlijk. Voor activiteiten van het programma Dutch DFA (design, mode en architectuur) stellen de ministeries van Economische Zaken, Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en Buitenlandse Zaken elk EUR 1 miljoen per jaar beschikbaar gedurende vier jaar (2009–2012). Voor activiteiten op het gebied van Cultuur & Ontwikkeling is ca. EUR 12 miljoen beschikbaar. Ambassades in 13 partnerlanden beschikken over gedelegeerde fondsen voor het ondersteunen van lokale organisaties. Ook worden Nederlandse cultuur- en ontwikkelingsorganisaties, zoals het Prins Clausfonds, ondersteund.

Operationele doelstelling 8.2

Het gezamenlijk met partnerlanden werken aan behoud van Gemeenschappelijk Cultureel Erfgoed (GCE) en de implementatie van het multilaterale kader voor het behoud van erfgoed

Te realiseren prestaties:

• Behoud van erfgoed, zowel in bilateraal als multilateraal verband, ondermeer door het leveren van een bijdrage aan activiteiten op het gebied van onderwaterarcheologie, archieven en gebouwd en immaterieel erfgoed.

• Vergroten van kennis en bewustwording van erfgoed, zowel in Nederland als in de partnerlanden, onder andere door middel van het HGIS-C project «database».

Instrumenten en activiteiten:

Voor de uitvoering van het GCE-beleid stellen de ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en Buitenlandse Zaken gezamenlijk in totaal EUR 2 miljoen per jaar beschikbaar. Daarvan is EUR 1 miljoen gedelegeerd aan de ambassades in acht prioriteitslanden en EUR 1 miljoen aan het Nationaal Archief, de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en het Instituut Collectie Nederland.

kst-32123-V-2-55.gif

Operationele doelstelling 8.3

Vergroten van begrip en/of steun voor Nederlandse zienswijze, standpunten en beleid in het buitenland en het versterken van het draagvlak in eigen land voor het buitenlandbeleid.

Te realiseren prestaties

• Het draagvlak voor een actief buitenlandbeleid vergroot. Via programma’s als «Rent-an-Ambassador», «BZ voor de klas» en «Oog in oog met BZ» zijn burgers geïnformeerd over wat dat beleid hen oplevert en wat het ministerie van Buitenlandse Zaken voor Nederland doet.

• De moderniseringsagenda voor ontwikkelingssamenwerking is doorvertaald naar vrijwel alle communicatieuitingen. Voor draagvlakactiviteiten voor internationale samenwerking is een nieuwe (subsidie)structuur uitgewerkt die op 1 januari 2011 in werking kan treden.

• De beweging die is gestart op Schokland is met gerichte communicatieactiviteiten ondersteund. Mede als gevolg daarvan is het aantal Millenniumakkoorden toegenomen tot 50.

• De websitewww.europahoortbijnederland.nlis in 2010 ontwikkeld tot een interactief publiek platform voor ideeën en meningen over Europa. De site levert informatie over wat Europa betekent voor het dagelijkse leven van de burger (klimaatverandering, economische situatie, consumentenbescherming, veiligheid).

• Het Nederlandse publiek is geïnformeerd over consulaire dienstverlening door middel van de jaarlijkse Wijs-op-Reis-campagne (voorbereiding), voorlichting over de risico’s van drugssmokkel (preventie), deelname aan de Vakantiebeurs en voorlichting aan Nederlanders die naar het WK Voetbal gaan.

• In 2010 zijn voorbereidingen getroffen voor een nieuwe opiniepeiling in circa 15 landen over het imago van Nederland.

Instrumenten/activiteiten

De kernboodschap die aan de basis ligt van alle communicatieactiviteiten is dat een actief buitenlands beleid in het belang van Nederland en de Nederlander is. Daarvoor is nodig dat een betere aansluiting wordt gevonden bij de denk- en belevingswereld van het Nederlandse publiek. De communicatie over het buitenlands beleid was traditioneel gericht op een veelal hoger opgeleid publiek. De gebruikte communicatiekanalen weerspiegelden dit. Het ministerie gaat actief op zoek naar mediakanalen om groepen te bereiken die door de traditionele media niet of nauwelijks worden bereikt. Op die manier brengen we het buitenlands beleid binnen in het dagelijks leven van mensen.

Bij deze aanpak horen nieuwe instrumenten, (zoals rent an ambassador, «oog in oog met BZ», expertbijeenkomsten etc.), andere kanalen (zoals twitter en meer interactieve websites), en meer plaats voor nieuwe media en beeld en geluid. Ook het persoonlijk betrekken van Nederlanders bij het buitenlands beleid, zoals het meenemen van jongeren op reis, het geven van gastlessen op scholen («BZ voor de klas»), past in deze benadering. Deze lijn zal in het komend jaar worden doorgezet. De regering zal verder werken aan het verhogen van de zichtbaarheid in eigen land van de resultaten van het buitenlands beleid.

De communicatiestrategie voor ontwikkelingssamenwerking richt zich primair op de vier beleidsprioriteiten en op de moderniseringsagenda. Hierbij wordt gebruik gemaakt van nieuwe media (website, internetvideo). Ook worden de werkbezoeken binnen Nederland van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking voortgezet. Project 2015 en de MDG-ambassadeur gaan door met een breed publiek te informeren over en te betrekken bij het belang van het behalen van de Millennium Ontwikkelingsdoelen (MDG’s). De websitewww.millenniumakkoorden.nlspeelt hierbij een centrale rol.

Ter bevordering van het debat over Europa worden o.a. de volgende middelen ingezet: web 2.0, het Europafonds, lesmateriaal en specifieke evenementen. In 2009 is een start gemaakt met het interactiever maken van de websitewww.EuropahoortbijNederland.nl. Deze site moet in 2010 interactiever worden en zo een platform bieden voor verschillende meningen en ideeën over Europa. Publieksoptredens spelen een belangrijke rol in het betrekken van de burger en het direct voeling houden met het publieke debat. De websitewww.Europaeducatief.nlbiedt geregeld nieuw en actueel lesmateriaal over Europa aan voor alle onderwijsniveaus. Het Europafonds verleent op een laagdrempelige manier subsidie aan organisaties die in Nederland het debat en voorlichting over Europa willen stimuleren.

Op consulair gebied wordt de burger geïnformeerd over de dienstverlening die hij of zij van het ministerie en de ambassades in het buitenland kan verwachten. In 2008 is een communicatiestrategie tot 2010 opgesteld. Hierin staat omschreven op welke specifieke doelgroepen het ministerie van Buitenlandse Zaken zich primair richt. Het gaat daarbij allereerst om Nederlandse reizigers (thema Wijs op Reis). Daarnaast richt communicatie over risico’s van drugssmokkel zich primair op de meest kwetsbare doelgroepen (Nederlanders die in Nederland zijn gedetineerd, jongeren in de grote steden, mensen met schulden en sommige allochtone groepen in de grote steden). In 2010 neemt het ministerie van Buitenlandse Zaken weer deel aan de Vakantiebeurs, die jaarlijks in januari in Utrecht wordt gehouden.

Naast de zichtbaarheid in eigen land is ook de reputatie van Nederland in het buitenland belangrijk. De instrumenten voor publieksdiplomatie worden in 2010 derhalve verder geprofessionaliseerd en uitgebouwd. Met de meest betrokken departementen (de ministeries van Economische Zaken, van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van Verkeer en Waterstaat) wordt gezocht naar synergie op het terrein van internationale beeldvorming. Hiertoe wordt het in 2009 in het leven geroepen Holland Imago Overleg voortgezet.

Operationele doelstelling 8.4:

Een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor internationale organisaties in Nederland

Te realiseren prestaties:

• Een brede strategische, interdepartementale visie gepresenteerd op de ambities en prioriteiten van Nederland als gastland van internationale organisaties. Hierbij is inbegrepen een proactieve en slagvaardigere aanpak van huisvestingskwesties.

• De kwestie van opbouw van eigen rechten op volksverzekering van afhankelijke gezinsleden van Nederlanders die bij internationale organisaties in Nederland werken op bevredigende wijze opgelost.

• Het project «My First Month» (Engelstalige overheidsinformatie over regelgeving voor binnenkomst en verblijf van expats) getoetst op zijn doelmatigheid.

• Belangrijke aspecten van het vestigingsklimaat waarin de particuliere sector een rol speelt, zoals beschikbaarheid van internationaal onderwijs, Engelstalige kinderopvang en gezondheidszorg, worden in 2010 verder gestimuleerd.

Instrumenten/activiteiten:

Nederland biedt gastheerschap aan 32 internationale organisaties van uiteenlopende signatuur met een totaal van meer dan 9 000 medewerkers. De interdepartementale samenwerking in de hoogambtelijke Stuurgroep Nederland Gastland wordt geïntensiveerd om de beleidsontwikkeling en -cordinatie te verbeteren en het gevoel van «stakeholderschap» binnen de Rijksoverheid te versterken. Belangrijk daarbij is het opstellen van een brede strategische visie op het gastheerschap dat Nederland biedt aan internationale organisaties.

Het ministerie van Buitenlandse Zaken zet zijn inspanningen voort om in samenwerking met de andere departementen maatregelen te treffen die expats ondersteunen bij hun binnenkomst en verblijf in Nederland. Reeds genomen maatregelen worden voortdurend getoetst op effect en bruikbaarheid.

B: Budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 8 Versterkt cultureel profiel en positieve beeldvorming in en buiten Nederland
Bedragen in EUR10002008200920102011201220132014
Verplichtingen45 02053 001174 16436 75139 37139 37139 371
        
Uitgaven:       
        
Programma-uitgaven totaal84 50283 80477 29376 85376 47876 47876 478
        
8.1 Grotere buitenlandse bekendheid met de nederlandse cultuur en versterking van de culturele identiteit in ontwikkelingslanden.15 16511 8289 6608 7738 7638 7638 763
  Juridisch verplicht  59%40%22%22%22%
  Overig verplicht  41%60%78%78%78%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  0%0%0%0%0%
8.2 Cultureel erfgoed4 9024 2024 8204 8204 8204 8204 820
  Juridisch verplicht  100%100%100%100%100%
  Overig verplicht  0%0%0%0%0%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  0%0%0%0%0%
8.3 DraagvlakNederlands buitenlands beleid64 43567 77462 81363 26062 89562 89562 895
  Juridisch verplicht  73%16%11%11%11%
  Overig verplicht  22%79%83%83%83%
  Beleidsmatig nog niet ingevuld  5%5%6%6%6%
8.4 Vestigingsklimaatinternationale organisaties in Nederland0000000
        
Ontvangsten701790790790790790790
        
8.10 Doorberekening Defensiediversen701790790790790790790

C: Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid

Titel van het evaluatie-onderzoekJaar van afrondingOperationele doelstelling
 070809101112 
Beleidsdoorlichtingen       
Internationaal Cultuurbeleid     X8.18.2
DraagvlakOS*  X   8.3
Beleidskader publieksdiplomatie*    X 8.3
Nederlandals gastland voor internationale organisaties (zie ook OD 1.3)* X    8.4
Effectenonderzoek       
Cultuurstichting China-Nederland X    8.2
Overig evaluatieonderzoek       
EvaluatieHGIS cultuur- en bezoekersprogrammaX     8.1
Ondersteuning filmindustrie in ontwikkelingslanden X    8.1
Europafonds X    8.3

* IOB evaluatieonderzoek

NIET-BELEIDSARTIKEL 9: GEHEIM

Op dit artikel worden geheime uitgaven verantwoord.

Niet-beleidsartikel 9 Geheim
Bedragen in EUR10002008200920102011201220132014
Verplichtingen0pmpmpmpmpmpm
        
Uitgaven0pmpmpmpmpmpm

NIET-BELEIDSARTIKEL 10: NOMINAAL EN ONVOORZIEN

Op dit artikel worden de uitgaven verantwoord die samenhangen met de HGIS-indexering en onvoorziene uitgaven.

Niet-beleidsartikel 10 Nominaal en onvoorzien
Bedragen in EUR10002008200920102011201220132014
Verplichtingen148 07432 99277 23197 467124 876233 606
        
Uitgaven:       
        
Uitgaven totaal148 07432 99277 23197 467124 876233 606
        
10.1 Nominaal en onvoorzien148 07432 99277 23197 467124 876233 606

NIET-BELEIDSARTIKEL 11

ALGEMEEN

Dit artikel behandelt de apparaatsuitgaven van zowel het departement in Den Haag als het postennet, exclusief de uitgaven voor vakattachés. Het omvat de verplichtingen en uitgaven aangaande het ambtelijk personeel, de overige personele uitgaven en het materieel.

Het ambtelijk personeel betreft de algemene leiding van het departement (inclusief de ministers en de staatssecretaris), de beleidsdirecties, de ondersteunende diensten, het uitgezonden personeel op de ambassades, inclusief themadeskundigen en het lokaal aangenomen personeel op de ambassades. Daarnaast worden in dit artikel de buitenlandvergoedingen aan uitgezonden personeel, overige vergoedingen en diverse overige personele uitgaven verantwoord. Tevens zijn de uitgaven voor het post-actieve personeel van het ministerie opgenomen. De materiële uitgaven hebben betrekking op de uitgaven voor de exploitatie van en investeringen in het departement in Den Haag en de vertegenwoordigingen in het buitenland. Hieronder vallen onder andere de verplichtingen en uitgaven voor huur van kanselarijen, residenties, personeelswoningen en het gebouw in Den Haag, beveiligingsmaatregelen, automatisering en communicatiemiddelen, klein onderhoud en bouwkundige projecten. Op de personele en materiële kosten zijn jaarlijks loon-, prijs-, en koersontwikkelingen van toepassing. Deze ontwikkelingen dekt Buitenlandse Zaken af binnen de daarvoor in de HGIS getroffen voorziening (zie artikel 10). Loonkostenstijgingen vloeien met name voort uit afgesloten CAO’s; de prijsstijgingen waarmee het ministerie van Buitenlandse Zaken te maken heeft passen binnen het kader van algehele (mondiale) inflatie. Daarnaast spelen koersfluctuaties tussen met name de euro en de Amerikaanse dollar een belangrijke rol.

Niet-beleidsartikel 11 Algemeen
Bedragen in EUR10002008200920102011201220132014
Verplichtingen726 318725 152749 085733 206686 151693 126686 563
        
Uitgaven:       
        
Uitgaven totaal702 433746 801745 649730 770683 715690 690694 127
        
11.1 Apparaatsuitgaven702 433746 801745 649730 770683 715690 690694 127
        
Ontvangsten140 34568 69350 32650 32650 32650 32650 326
        
11.10 Diverse ontvangsten96 43868 69350 32650 32650 32650 32650 326
11.20 Koersverschillen43 907000000
Kengetallen personeel en materieel
 2008200920102011201220132014
Personeel       
Loonkosten departement       
Gemiddelde bezetting1 8301 7811 7211 6831 6831 6831 683
Gemiddelde prijs67 27674 00078 00078 00078 00078 00078 000
Toegelicht begrotingsbedrag (x EUR1000)123 136131 809134 211131 311131 311131 311131 311
        
Loonkosten posten (incl. themadeskundigen)       
Gemiddelde bezetting1 2541 2581 2501 2621 2621 2621 262
Gemiddelde prijs75 20179 00086 00086 00086 00086 00086 000
Toegelicht begrotingsbedrag (x EUR1000)94 41599 392107 457108 517108 517108 517108 517
        
Totaal loonkosten ambt. Personeel       
Gemiddelde bezetting3 0843 0392 9702 9452 9452 9452 945
Gemiddelde prijs70 52176 07081 36581 42781 42781 42781 427
Toegelicht begrotingsbedrag (x EUR1000)217 552231 201241 668239 828239 828239 828239 828
        
Vergoedingen       
Gemiddelde bezetting1 2551 2581 2501 2621 2621 2621 262
Gemiddelde kosten69 26667 22167 85067 18767 18767 18767 187
Toegelicht begrotingsbedrag (x EUR1000)86 90184 57284 77884 77884 77884 77884 778
        
Lokaal personeel       
Gemiddelde bezetting2 1702 2162 2542 2542 2542 2542 254
Gemiddelde prijs37 78839 00038 00038 00038 00038 00038 000
Toegelicht begrotingsbedrag (x EUR1000)82 00086 40585 66185 66185 66185 66185 661
        
Materieel       
Gemiddelde bezetting (inclusief attachés)5 6465 6465 6155 5915 5915 5915 591
Gemiddelde kosten40 19448 31143 39047 51939 63840 88639 712
Toegelicht begrotingsbedrag (x EUR1000)226 936272 758243 654265 655221 600228 575222 012
        
Totaal toegelicht begrotingsbedrag (x EUR1000)613 389674 936655 761675 922631 867638 842632 279
        
Overige apparaatskosten (x EUR1000)89 04471 86589 88854 84851 84851 84851 848
        
Totaal artikel 11 Apparaatsuitgaven (x EUR1000)702 433746 801745 649730 770683 715690 690684 127

VERDIEPINGSHOOFDSTUK

Artikel 1

Versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging van mensenrechten

1 Versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging van mensenrechten
Opbouw uitgaven (EUR1000)200620072008200920102011201220132014
Stand ontwerpbegroting 2009   110 518109 197111 783104 034104 034 
mutatie Nota van Wijziging 2009         
mutatie amendement 2009         
mutatie 1e suppletore begroting 2009   6 6363 0263 7519 0931 240 
nieuwe mutaties 2009   950– 283– 261   
Stand ontwerpbegroting 201078 80592 467121 966118 104111 940115 273113 127105 274105 274

Toelichting artikel 1

De verhoging in 2009 betreft een verhoogde bijdrage aan het mensenrechten-programma in Soedan. De verlagingen in 2010 en 2011 zijn het gevolg van relatief beperkte kortingen in mensenrechten-programma’s in onder meer Jemen, Egypte en Oeganda.

Artikel 2

Grotere veiligheid en stabiliteit, effectieve humanitaire hulpverlening en goed bestuur

2 Grotere veiligheid en stabiliteit, effectieve humanitaire hulpverlening en goed bestuur
Opbouw uitgaven (EUR1000)200620072008200920102011201220132014
Stand ontwerpbegroting 2009   920 918900 026852 797850 648850 748 
mutatie Nota van Wijziging 2009         
mutatie amendement 2009         
mutatie 1e suppletore begroting 2009   61 885– 37 72055 56823 29725 524 
nieuwe mutaties 2009   – 700– 32 678– 69 99700 
Stand ontwerpbegroting 2010790 934915 1651 032 340982 103829 628838 368873 945876 272876 272
2 Grotere veiligheid en stabiliteit, effectieve humanitaire hulpverlening en goed bestuur
Opbouw ontvangsten (EUR1000)200620072008200920102011201220132014
Stand ontwerpbegroting 2009   1 1471 1471 1471 1471 147 
mutatie Nota van Wijziging 2009         
mutatie amendement 2009         
mutatie 1e suppletore begroting 2009         
nieuwe mutaties 2009         
Stand ontwerpbegroting 20101 1071 9521 2621 1471 1471 1471 1471 1471 147

De in de Voorjaarsnota aangekondigde meerjarige verhoging op het centrale noodhulpbudget kan in 2010 en 2011 in verband met de budgettaire situatie geen of slechts gedeeltelijk doorgang vinden.

Als gevolg van het lagere totale ODA-budget wordt het centrale budget voor wederopbouw in 2010 en 2011 verlaagd met respectievelijk EUR 10 miljoen en EUR 8 miljoen. Daarnaast worden de bestedingen die in 2010 in Indonesië gepland stonden ten behoeve van de wederopbouw na de tsunami gedeeltelijk doorgeschoven naar 2011. Daarbij is tevens de totale financieringsbehoefte verlaagd ten opzichte van de oorspronkelijke raming.

In 2009 wordt het budget voor het thema Goed Bestuur met EUR 5,8 miljoen verhoogd als gevolg van het besluit de programma’s Press Now/RNTC en Free Voice van artikel 5.6 (Participatie civil society) bij artikel 2.7 (Goed bestuur) onder te brengen. In 2010 en 2011 vinden op dit budget kortingen plaats van ca. EUR 3 miljoen en EUR 6 miljoen die grotendeels ten laste komen van de decentrale democratiseringsprogramma’s in Indonesië, Burkina Faso en Ghana. Deze kortingen zijn eveneens ingegeven door het lagere totale ODA-budget.

Tenslotte worden de middelen die in 2011 gepland stonden voor het centrale programma voor ecologische veiligheid en stabiliteit alsook het hernieuwbare energieprogramma in de Grote Merenregio doorgeschoven naar latere jaren.

Artikel 3

Versterkte Europese Samenwerking

Toelichting Artikel 3

Tabel 1 geeft de verwachte ontwikkeling weer van de Nederlandse afdrachten aan de EU tot en met 2013.

3 Versterkte Europese samenwerking
Opbouw uitgaven (EUR1000)200620072008200920102011201220132014
Stand ontwerpbegroting 2009   4 462 8596 842 2166 886 8907 161 0727 259 187 
mutatie Nota van Wijziging 2009         
mutatie amendement 2009         
mutatie 1e suppletore begroting 2009   – 5 074– 302– 302– 3024 657 
nieuwe mutaties 2009   – 29 285375 370326 014324 996322 182 
Stand ontwerpbegroting 20107 011 5327 032 2387 585 2244 428 5007 217 2847 212 6027 485 7667 586 0267 581 067
3 Versterkte Europese samenwerking
Opbouw ontvangsten (EUR1000)200620072008200920102011201220132014
Stand ontwerpbegroting 2009   705 333719 440733 829748 505763 475 
mutatie Nota van Wijziging 2009         
mutatie amendement 2009         
mutatie 1e suppletore begroting 2009         
nieuwe mutaties 2009   – 125 367– 120 240– 124 160– 128 158– 132 236 
Stand ontwerpbegroting 2010560 253627 005674 689579 966599 200609 669620 347631 239631 239

EU afdrachten Nederland

Tabel 1 geeft de verwachte ontwikkeling weer van de Nederlandse afdrachten aan de EU tot en met 2013.

Tabel 1: Nederlandse afdrachten aan de EU in mln €
 20092010201120122013
(obv ACOR cijfers mei 2009, EU Amending Budget     
8/2009 en inwerktreding Eigen Middelenbesluit in ’09.     
BNI-afdracht1 5284 2534 1864 4304 465
BTW-afdracht376353351360377
Landbouwheffingen343303303303303
Invoerrechten1 9772 0942 1362 1782 222
Totaal EU-afdrachten(bruto)4 2247 0036 9767 2727 367
Perceptiekostenvergoeding voor inning landbouwheffingen8676767676
Perceptiekostenvergoeding voor inning invoerrechten494523534545555
Totaal perceptiekostenvergoedingen580599610620631
Totaal EU-afdrachten(netto)3 6446 4046 3666 6516 736

Meest opvallend in de meerjarige ontwikkeling van de EU-afdrachten in de komende jaren zijn de kortingen die Nederland heeft bedongen op de afdrachten aan de Europese Unie. Het totale effect daarvan bedraagt ca. € 1 miljard per jaar. Als gevolg van de inwerkingtreding van het nieuwe Eigen Middelenbesluit in 2009, zijn de kortingen in 2007 en 2008 met terugwerkende kracht verwerkt in de BNI afdracht in 2009.

Tabel 2 geeft een toelichting op de mutatie van de Nederlandse afdrachten aan de EU tussen Miljoenennota 2008 en Miljoenennota 2009.

Tabel 2: Mutaties t.o.v. stand MN 2009
 20092010201120122013
BNI-afdracht476860867889901
BTW-afdracht– 4– 3– 44– 51– 50
Landbouwheffingen1– 46– 53– 60– 67
Invoerrechten– 502– 435– 444– 453– 462
Totaal EU-afdrachten(bruto)– 29375326325322
Perceptiekostenvergoeding voor inning landbouwheffingen0– 11– 13– 15– 17
Perceptiekostenvergoeding voor inning invoerrechten– 126– 109– 111– 113– 115
Totaal perceptiekostenvergoedingen– 125– 120– 124– 128– 132
Totaal EU-afdrachten(netto)96496450453454

Nieuwe ramingen voor de grondslagen van de eigen middelen van alle lidstaten hebben samen met realisatiegegevens geleid tot een verandering in de afdrachten voor de jaren 2009 en verder ten opzichte van de Miljoenennota 2009. In dit verband kunnen verschillende ontwikkelingen worden onderscheiden:

• Als gevolg van de verslechterde economische omstandigheden zijn de invoerrechten sterk afgenomen. Ook vallen hierdoor de BTW-afdrachten iets lager uit dan geraamd in de Miljoenennota, aangezien de economische neergang heeft geleid tot een kleinere omvang van het BNI – en daarmee de BTW-afdrachten.

• Desalniettemin vallen de afdrachten per saldo hoger uit dan geraamd in de Miljoenennota. Dit is deels te verklaren doordat lagere invoerrechten en BTW-afdrachten moeten worden gecompenseerd door hogere totale BNI-afdrachten aan de EU.

• De belangrijkste reden voor de hogere Nederlandse afdrachten is echter het toegenomen Nederlandse BNI-aandeel; aangezien het Nederlandse BNI relatief minder is gekrompen dan het totale BNI van alle lidstaten tezamen, zijn de Nederlandse BNI-afdrachten toegenomen. Hierbij speelt ook een valuta-effect een belangrijke rol: de koersen van de valuta van niet-euro lidstaten zijn gedaald ten opzichte van de euro (bijv. Britse pond) waardoor het BNI uitgedrukt in euro’s sterker daalt dan de krimp in de economie in die lidstaten.

• Wel is de tegenvaller in 2009 kleiner ten opzichte van de jaren daarna. Dit wordt deels veroorzaakt door de het toenemende Nederlandse BNI-aandeel, maar ook door de onderuitputting van de begroting 2008. De technische verwerking van die meevaller vond plaats via verrekening met de BNI afdracht in de eerste maanden van 2009. Door de late aanname door het Europees Parlement van de laatste aanvullende begroting van 2009 kon dit niet meer in 2008 gebeuren.

Artikel 4

Meer welvaart, eerlijke verdeling en minder armoede

4 Meer welvaart, eerlijkere verdeling en minder armoede
Opbouw uitgaven (EUR1000)200620072008200920102011201220132014
Stand ontwerpbegroting 2009   1 116 1231 028 4561 231 6181 544 1391 696 472 
mutatie Nota van Wijziging 2009         
mutatie amendement 2009   – 4 000     
mutatie 1e suppletore begroting 2009   – 423 181– 337 393– 536 880– 718 440– 865 743 
nieuwe mutaties 2009   20 373– 19 38885 952– 37 421– 24 061 
Stand ontwerpbegroting 20101 018 179959 7511 028 858709 315671 675780 690788 278806 668923 596
4 Meer welvaart en minder armoede
Opbouw ontvangsten (EUR1000)200620072008200920102011201220132014
Stand ontwerpbegroting 2009   40 83719 99020 57020 22220 222 
mutatie Nota van Wijziging 2009         
mutatie amendement 2009         
mutatie 1e suppletore begroting 2009   – 250117    
nieuwe mutaties 2009         
Stand ontwerpbegroting 201039 72989 94239 05440 58720 10720 57020 22220 22220 222

Toelichting artikel 4

Vanwege het lagere ODA-budget zijn met name in 2010 en 2011 verlagingen doorgevoerd bij het sub-artikel 4.3 (Verhoogde economische groei) en sub-artikel 4.2 (Armoedevermindering). Bij het sub-artikel 4.3 gaat het onder meer om een verlaging met EUR 10 mln in 2010 van de bijdrage aan het MOL-fonds en het schrappen van de voorgenomen verhoging van de bijdrage aan PIDG (Private Infrastructure Development Group). Daarnaast is bij sub-artikel 4.3 sprake van een bijstelling van de raming van de ORET-uitgaven in 2010 en 2011 vanwege het alsnog uitvallen van reeds goedgekeurde projecten. Wat betreft artikel 4.2 wordt in enkele partnerlanden (onder meer Tanzania, Senegal en Benin) als gevolg van de noodzaak om kortingen door te voeren de voorgenomen begrotingssteun verlaagd. Verder is sprake van een verlaging als gevolg van een lagere raming van de Nederlandse bijdrage aan IFAD. De flinke stijging in 2011 hangt samen met het parkeerkarakter van artikel 4.2. De doorgevoerde kortingen op overige artikelen leidt tot een verhoging van artikel 4.2. Voor 2010 geldt dit in veel mindere mate doordat, zoals ook bij de Voorjaarsnota was aangegeven, op overige artikelen al aanzienlijke (technische) verlagingen ingeboekt waren.

Artikel 5

Toegenomen menselijke ontplooiing en sociale ontwikkeling

5 Toegenomen menselijke ontplooiing en sociale ontwikkeling
Opbouw uitgaven (EUR1000)200620072008200920102011201220132014
Stand ontwerpbegroting 2009   1 802 3481 803 1011 779 8581 778 3581 778 358 
mutatie Nota van Wijziging 2009         
mutatie amendement 2009         
mutatie 1e suppletore begroting 2009   – 95 378– 84 010– 44 074– 31 468– 31 468 
nieuwe mutaties 2009   – 55 800– 143 472– 181 887– 16 596– 16 596 
Stand ontwerpbegroting 20101 653 3411 581 0351 683 6661 651 1701 575 6191 553 8971 730 2941 730 2941 730 294

Toelichting artikel 5

De verlaging in 2009 is het gevolg van het besluit de programma’s Press Now/RNTC en Free Voice van artikel 5.6 (Participatie civil society) naar artikel 2.7 (Goed bestuur) over te hevelen.

De verlagingen in 2010 en 2011 zijn het gevolg van de benodigde bezuinigingen vanwege de lager dan verwachte BNP groei. Zoals gemeld bij Voorjaarsnota zijn in het begin van het jaar reeds kortingen bij het onderwijsbudget in 2010 en 2011 technisch ingeboekt. Thans blijkt dat in het proces van bezuinigingen de verlaging op onderwijs hoger uitvalt dan aanvankelijk geraamd. Dit verklaart de verdere verlaging op dit artikel. De uiteindelijke verlaging bij onderwijs in 2010 en 2011 is opgebouwd uit een verlaging van het FTI/Catalytic Fund en verlaging van bilaterale landenprogramma’s in onder meer Bangladesh, Mali, Zuid-Afrika en Indonesië.

Ook worden in 2010 en 2011 verlagingen doorgevoerd in het HIV/AIDS programma, ondermeer bij GFATM, UNAIDS, Unicef, UNFPA, PDPPP en bilaterale programma’s in Zuid-Afrika en Zambia. Deze zijn ingegeven door de noodzaak om tot kortingen te komen vanwege het lagere ODA-budget. Tevens is sprake van een verlaging van de bijdrage aan de SNV (Stichting Nederlandse Vrijwilligers). Tot slot is besloten tot een ander uitgavenritme voor de komende jaren met betrekking tot de bijdrage aan het International Finance Facility for Immunisation (IFFIm); de bijdrage in 2010 en 2011 komt hierdoor lager uit.

Artikel 6

Beter beschermd en verbeterd milieu

6 Beter beschermd en verbeterd milieu
Opbouw uitgaven (EUR1000)200620072008200920102011201220132014
Stand ontwerpbegroting 2009   443 654495 858586 315386 390386 390 
mutatie Nota van Wijziging 2009         
mutatie amendement 2009         
mutatie 1e suppletore begroting 2009   – 36 369– 116 41793 6907 6077 607 
nieuwe mutaties 2009   – 17 700– 44 468– 50 714   
Stand ontwerpbegroting 2010336 253356 008359 447389 585334 973629 291393 997393 997393 997

Toelichting artikel 6

Zoals bij voorjaarsnota gemeld leidt de ODA-schuif van het Aanvullend Beleidsakkoord (minder ODA-middelen in 2009 en 2010) tot een fasering van uitgaven naar latere jaren onder dit artikel. De hiermee samenhangende verlaging in 2009 komt nu hoger uit dan aanvankelijk begroot. De mutaties in 2010 en 2011 wordt onder andere veroorzaakt door een verlaging van de decentrale milieubudgetten in Bolivia (EUR 6 mln) waar een beoogde activiteit van EUR 3,8 mln nu wordt gefinancierd lastens ORIO en een aantal andere grote activiteiten over meerdere jaren zullen worden uitgespreid. Ook het drinkwater- en sanitatieprogramma in Tanzania, Egypte, Indonesië, Benin en Vietnam wordt verlaagd. Daartegenover staat een verhoging van de input van water en sanitatie in Bangladesh in verband met een intensivering op dit thema in dit land (van ca. EUR 5 mln in 2010 en 2011). Op de centrale budgetten vinden verlagingen plaats op de Global Environment Facility (EUR 3 mln) en op de centrale programma’s voor biodiversiteit en milieutechnologie. Deze worden voornamelijk ingevuld door het vertragen van de activiteiten. De genoemde verlagingen van de budgetten hangen allen samen met de noodzaak om kortingen door te voeren als gevolg van het lagere totale ODA-budget.

Artikel 7

Welzijn en veiligheid van Nederlanders in het buitenland en regulering van het personenverkeer

7 Welzijn en veiligheid van Nederlanders in het buitenland en regulering van het personenverkeer
Opbouw uitgaven (EUR1000)200620072008200920102011201220132014
Stand ontwerpbegroting 2009   189 503131 414129 736134 363134 959 
mutatie Nota van Wijziging 2009         
mutatie amendement 2009   4 000     
mutatie 1e suppletore begroting 2009   34 5538 0844 2342 4861 890 
nieuwe mutaties 2009   48 859136 832    
Stand ontwerpbegroting 2010104 127111 681189 450276 915276 330133 970136 849136 849136 849
7 Welzijn en veiligheid van Nederlanders in het buitenland en regulering van het personenverkeer
Opbouw ontvangsten (EUR1000)200620072008200920102011201220132014
Stand ontwerpbegroting 2009   36 64036 64036 64036 64036 640 
mutatie Nota van Wijziging 2009         
mutatie amendement 2009         
mutatie 1e suppletore begroting 2009   1 0501 0501 0501 0501 050 
nieuwe mutaties 2009         
Stand ontwerpbegroting 201028 19141 12738 95537 69037 69037 69037 69037 69037 690

Toelichting artikel 7

De budgettaire bijstelling is het gevolg van een hogere raming van de kosten van de asielopvang. De hogere kosten zijn overwegend het gevolg van een stijgende instroom van asielzoekers in de opvang. Deze kosten zijn voor een deel toe te rekenen aan ODA.

Artikel 8

Versterkt cultureel profiel en positieve beeldvorming in en buiten Nederland

8 Versterkt cultureel profiel en positieve beeldvorming in en buiten Nederland
Opbouw uitgaven (EUR1000)200620072008200920102011201220132014
Stand ontwerpbegroting 2009   82 64283 08886 94587 04586 945 
mutatie Nota van Wijziging 2009         
mutatie amendement 2009         
mutatie 1e suppletore begroting 2009   1 062– 5 611– 9 838– 10 383– 10 283 
nieuwe mutaties 2009   100– 184– 254– 184– 184 
Stand ontwerpbegroting 201086 97697 14684 50283 80477 29376 85376 47876 47876 478
8 Versterkt cultureel profiel en positieve beeldvorming in en buiten Nederland
Opbouw ontvangsten (EUR1000)200620072008200920102011201220132014
Stand ontwerpbegroting 2009   771771771771771 
mutatie Nota van Wijziging 2009         
mutatie amendement 2009         
mutatie 1e suppletore begroting 2009   1919191919 
nieuwe mutaties 2009         
Stand ontwerpbegroting 2010756759701790790790790790790

Toelichting artikel 8

Geen nieuwe mutaties.

Artikel 9

Geheim

9 Geheim
Opbouw uitgaven (EUR1000)200620072008200920102011201220132014
Stand ontwerpbegroting 2009   pmpmpmpmpm 
mutatie Nota van Wijziging 2009         
mutatie amendement 2009         
mutatie 1e suppletore begroting 2009         
nieuwe mutaties 2009         
Stand ontwerpbegroting 2010000pmpmpmpmpmpm

Toelichting artikel 9

Geen nieuwe mutaties

Artikel 10

Nominaal en onvoorzien

10 Nominaal en onvoorzien
Opbouw uitgaven (EUR1000)200620072008200920102011201220132014
Stand ontwerpbegroting 2009   56 11650 53999 426140 628167 994 
mutatie Nota van Wijziging 2009         
mutatie amendement 2009         
mutatie 1e suppletore begroting 2009   – 47 690– 22 274– 16 685– 31 584– 31 522 
nieuwe mutaties 2009   – 3524 727– 5 510– 11 577– 11 596 
Stand ontwerpbegroting 20109923148 07432 99277 23197 467124 876233 606

Toelichting artikel 10

Vanaf 2011 is het artikel verlaagd met EUR 10 miljoen als onderdeel van het pakket maatregelen met het oog op de economische crisis. Verder wordt vanaf 2012 gedurende vijf jaar een bedrag van EUR 6 miljoen per jaar beschikbaar gesteld aan het ministerie van Justitie voor de financiering van de Nederlandse gastlandbijdrage aan de definitieve huisvesting van Eurojust in Den Haag. Tot slot zijn mutaties als gevolg van aanpassingen in de inflatieramingen van het CPB verwerkt.

Artikel 11

Algemeen

11 Algemeen
Opbouw uitgaven (EUR1000)200620072008200920102011201220132014
Stand ontwerpbegroting 2009   744 853728 886664 727672 489677 489 
mutatie Nota van Wijziging 2009   – 1 080– 1 253– 1 430– 1 430– 1 430 
mutatie amendement 2009         
mutatie 1e suppletore begroting 2009   2 87818 11569 30617 39723 519 
nieuwe mutaties 2009   150– 99– 1 833– 4 741– 8 888 
Stand ontwerpbegroting 2010650 211718 295702 433746 801745 649730 770683 715690 690684 127
11 Niet-Beleidsartikel: Algemeen
Opbouw ontvangsten (EUR1000)200620072008200920102011201220132014
Stand ontwerpbegroting 2009   51 64751 64751 64751 64751 647 
mutatie Nota van Wijziging 2009         
mutatie amendement 2009         
mutatie 1e suppletore begroting 2009   17 046– 1 321– 1 321– 1 321– 1 321 
nieuwe mutaties 2009         
Stand ontwerpbegroting 2010275 938211 980140 34568 69350 32650 32650 32650 32650 326

Toelichting artikel 11

De verlaging betreft de structurele invulling van de taakstelling Versobering Rijk vanaf 2011 en de invoering vanaf 2012 van de arbeidsproductiviteitskorting.

BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF

Inleiding

In deze paragraaf komen alleen de ontwikkelingen op het terrein van de integrale bedrijfsvoering aan de orde die van belang zijn in termen van risico’s en daarmee samenhangende beheersmaatregelen.

Personeel

Integriteit en veiligheid

De maatschappelijke eis dat de overheid transparant, klantgericht en integer werkt, heeft de continue aandacht van het ministerie.

Er is een toenemende bereidheid binnen de organisatie om incidenten met betrekking tot integriteitschendingen te melden. De onderzoeken die hierop volgen vragen veel aandacht en capaciteit. Zodra het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aanpassingen aanbrengt in het door haar ontworpen registratiesysteem integriteitschendingen zal vergelijking van aangemelde zaken tussen ministeries mogelijk zijn en kan inzicht worden verkregen in mogelijke trends.

Steeds meer worden diplomaten ingezet buiten de relatief veilige hoofdsteden, en werken in crisisgebieden. Dit vergt een toenemende inzet wat betreft bijzondere beveiligingsmaatregelen maar ook op het gebied van toerusting, begeleiding en cursussen gericht op de veiligheid en integriteit van de medewerkers. Het systeem van veiligheids- en beveiligingsaudits dat het ministerie hanteert zal worden toegespitst op risicoposten en op posten die om wat voor reden dan ook (bijv. oplaaiende spanningen en onveiligheid in het land), aangewezen lijken op speciale veiligheidsmaatregelen.

De evaluatie die het ministerie samen met de AIVD in 2010 zal uitvoeren t.a.v. de gevestigde praktijk rondom het vaststellen van vertrouwensfuncties en veiligheidsonderzoeken zal worden gebruikt om een aantal oplossingsrichtingen te leveren voor de structurele problematiek rond de Wet Veiligheidsonderzoeken en voor een meer beheerst proces. Dit zal onder andere tot gevolg hebben dat de achterstanden in de uitvoering van veiligheidsonderzoeken van functionarissen op vertrouwensfuncties die in het verleden bestonden niet meer voorkomen.

Informatiemanagement

Informatiebeveiliging

De naleving van het Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst (VIR) heeft de voortdurende aandacht van het ministerie. Op basis van de uitgevoerde Quick Scan worden informatiebeveiligingsmaatregelen bij alle budgethouders geïmplementeerd.

De naleving van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) is vooral een punt van aandacht daar waar persoonsgegevens worden bewerkt en verwerkt door een derde. Dit is bijvoorbeeld het geval op posten die een deel van het visumproces hebben uitbesteed. De post blijft ook bij uitbesteding verantwoordelijk voor de naleving van de Wbp. In de nieuwe contracten voor de uitbesteding van het visumproces zullen de eisen die de Wbp stelt worden verwerkt. Op deze wijze biedt de bewerker voldoende waarborgen voor de technische en organisatorische beveiligingsmaatregelen.

Informatiesysteem

In aansluiting op de aanbesteding in 2009 en het sluiten van een nieuw vijfjarig contract voor de hosting, instandhouding en applicatie ontwikkeling voor het «Enterprise Resource Planning» (ERP) systeem van het ministerie, zal in de eerste helft van 2010 de overgang plaatsvinden naar een nieuwe dienstverlener. De transitie tussen de huidige en toekomstige dienstverlener is een kwetsbaar en risicovol proces. Het succesvol laten verlopen van deze transitie zal een extra inspanning vergen van het departement.

In 2010 wordt nadere uitwerking gegeven aan het ontwikkelen van een strategische visie op de toekomstige informatiebehoefte van de organisatie, mede gebaseerd op het toekomstige besturingsmodel binnen BZ. Keuzes in deze visie bepalen deels ook de systeeminrichting op middellange termijn.

Organisatie

De Taakstelling

De taakstelling bij het ministerie van Buitenlandse Zaken staat in het teken van kleiner en beter. «Kleiner»: de reductie met 391 fte’s in totaal is inmiddels ingevuld door middel van specifieke taakstellingen voor de verschillende onderdelen op het departement in Den Haag en de posten in het buitenland. De uitvoering van de reductie strekt zich uit over de periode 2008–2011 en ligt op schema. Hierbij wordt zoveel mogelijk aangesloten bij het overplaatsingsproces van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. «Beter»: het ministerie gebruikt de taakstelling om een kwaliteitsslag te maken. De implementatie van «kleiner en beter» wordt uitgevoerd als project. Met de regie en de zorg voor samenhang van het geheel is een klein team onder leiding van de project-Directeur-Generaal Taakstelling belast, in nauw samenspel met de lijnverantwoordelijken.

De fte-reductie wordt voor een belangrijk deel bereikt door aanpassing van de organisatiestructuur. De nieuwe organisatiestructuur sluit beter aan op de internationale agenda, die vraagt om geïntegreerd buitenlands beleid op «global issues» zoals klimaat, energie en water. Maar ook wordt de bedrijfsvoeringsector heringericht, rekening houdend met de instelling van de coördinerende Directeur-Generaal op rijksniveau. Buitenlandse Zaken gaat grotendeels in de nieuwe structuur werken in de tweede helft van 2009. Vervolgens komt de nadruk te liggen op de verdere uitwerking en uitvoering van de kwaliteitsagenda. De kwaliteitsagenda omvat een aantal onderwerpen. Eén daarvan betreft het verzekeren van de kwaliteit van de bedrijfsvoering in de krimpende organisatie, zowel op het departement in Den Haag als op de posten in het buitenland. In het kader van deze bedrijfsvoeringparagraaf wordt op deze beide aspecten hierna meer uitgebreid ingegaan.

De andere speerpunten van de kwaliteitsagenda zijn, kort geschetst:

1. Buitenlandse Zaken in Den Haag

Door europeanisering en internationalisering van internationaal beleid worden traditioneel «binnenlandse» beleidsonderwerpen Europees of mondiaal op de agenda gezet. Voorbeelden: de kredietcrisis, klimaat en milieubeleid, terrorismebestrijding, etc. Geïntegreerd buitenlands beleid vereist nauwere samenwerking in Den Haag. Het ministerie ontwikkelt hiertoe initiatieven, mede in het perspectief van de vernieuwing van de rijksdienst, zoals bijvoorbeeld personele uitwisseling.

2. Postennet

Voor het geïntegreerde buitenlands beleid is het netwerk van Nederlandse vertegenwoordigingen een essentieel instrument. Gegeven de taakstelling is het zaak de beperkte capaciteit in te zetten op de belangrijke zaken. Het ministerie zoekt hiervoor slimme oplossingen. Dit thema raakt aan het eerstgenoemde thema; het postennet is immers een instrument van de hele rijksdienst en niet alleen van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Een substantieel deel van de uitgezonden staf (23%) komt inmiddels van andere departementen. Buitenlandse Zaken werkt met andere departementen daarom ook aan de aansturing van en samenwerking op de posten.

3. Kennis

Door de internationalisering van binnenlands beleid is sprake van een versnelde vernieuwing van beleid. We leren door digitalisering en mondiale kennisuitwisseling immers sneller van andere landen en passen dit vervolgens toe in ons eigen beleid. Dit vraagt naast de «Haagse agenda» en de «posten agenda» ook om een «kennis agenda».

4. Vernieuwing personeelsbeleid en 5. Aandacht voor de bedrijfscultuur.

Deze twee zaken ondersteunen de bovenstaande drie thema’s. De medewerkers zijn het belangrijkste kapitaal van Buitenlandse Zaken. Kwaliteitsimpulsen zullen onder meer plaatsvinden op het in 2009 ingezette beleid ter versterking van expertise, talentontwikkeling, flexibiliteit, leiderschap en loopbaanontwikkeling. Ook hierbij wordt samengewerkt met andere departementen en aandacht gegeven aan de soms moeilijke leef- en leeromstandigheden op de posten.

Bedrijfsvoeringsdiensten departement: het zwaartepunt van de afslanking in het kader van de taakstelling ligt bij de centrale beheersdiensten op het departement van Buitenlandse Zaken in Den Haag. Bij het uitwerken van de plannen voor de afslanking van deze sector is speciale aandacht besteed aan het handhaven van de kwaliteit van de bedrijfsvoeringsdiensten:

– de controlling wordt buiten de afslanking gehouden om de kwaliteit van het financiële beheer niet in gevaar te brengen.

– de facilitaire dienst krimpt fors door taken te bundelen met andere departementen en door verdergaande standaardisatie van de te verlenen diensten.

– de personeelsfunctie slankt af, vooral door gebruik te maken van ontwikkelingen in de interdepartementale gegevensverwerking bij de personeels- en salarisadministratie en door meer gebruik te maken van de expertisecentra bij Binnenlandse Zaken.

– de beveiligingsfunctie is opnieuw ingericht indachtig de praktijkervaring van andere internationaal opererende organisaties.

Bedrijfsvoeringstaken posten: ook het postennet levert een belangrijk aandeel in de taakstelling van Buitenlandse Zaken. Er wordt onder andere gewerkt aan concentratie van capaciteit op primaire taken door bedrijfsvoeringstaken zoveel mogelijk regionaal te bundelen. Een tweede doelstelling is kwaliteitsverbetering door taken te laten verrichten door gespecialiseerde, professionele regionale steunpunten. Na pilots in 2008 en 2009 vormt het jaar 2010 de eerste fase van implementatie in een traject dat een aantal jaren in beslag zal nemen.

Financieel beheer

Verbijzonderde interne controle

Niet alle directies en posten voeren de verbijzonderde interne controle op de voorgeschreven wijze uit. De interne controle wordt soms niet tijdig uitgevoerd of is te beperkt. Bij de posten komt het vaker voor dat de interne controles niet worden uitgevoerd door beperkte capaciteit. Wanneer de budgethouders een goed opgezette interne controle hebben en deze ook juist en tijdig uitvoeren, zijn de budgethouders zelf in staat onjuistheden tijdig te signaleren en te corrigeren. Hierdoor zal het foutenpercentage in de jaarrekening afnemen. Met dit doel zal in 2010 scherper worden toegezien op het juist en tijdig uitvoeren van de verbijzonderde interne controles. Verbijzonderde interne controles zullen daar worden ingezet waar de grootste risico’s worden gelopen. De concerncontroller zal toezien op de kwaliteit van de geplande interne controles en de tijdige uitvoering.

Voorschottenbeheer

De investeringen in de kwaliteit van het voorschottenbeheer van de afgelopen jaren hebben hun vruchten afgeworpen. Ook in 2010 zal verder worden ingezet op een verdere verbetering van het voorschottenbeheer. De procedures voor een juiste uitvoering van het rappel- en sanctiebeleid moeten volledig zijn ingebed in de organisatie. De in 2009 doorgevoerde verbeteringen in het ERP systeem bieden daarbij ondersteuning aan de budgethouders, die steeds meer zelf het actieve toezicht op de juiste uitvoering van het rappel- en sanctiebeleid op zich zullen nemen. De toezichthoudende taak van de concerncontroller blijft bestaan maar zal zich meer richten op de kwaliteit van het decentrale beheer, en minder op de transacties zelf.

Dienstreizen

Naar aanleiding van de bevindingen van de Auditdienst en de opmerkingen van de Algemene Rekenkamer in 2009 zijn de procedures rondom de aanschaf van vliegtickets verder aangescherpt. Deze procedures moeten waarborgen dat het ministerie zekerheid krijgt dat de reisagent bij een dienstreisaanvraag de beste/laagste prijs als optie aanbiedt en de juiste prijzen voor tickets, belastingen en toeslagen doorbelast. In 2010 zal worden bezien of de aangepaste procedures de gewenste effecten hebben.

Duurzaam inkopen

Voor duurzame bedrijfsvoering geldt het perspectief voor 2012: de overheid werkt stap voor stap naar een emissieloze, klimaatneutrale bedrijfsvoering voor zover de producten en diensten in de markt verkrijgbaar zijn. Het is een proces van continue verbetering door effectief en efficiënt de bedrijfsvoering te organiseren.

In het kabinet is afgesproken dat in 2010 voor 100% duurzaam zal worden ingekocht. Dat wil zeggen dat de kerndepartementen en de departementale diensten in 2010 bij hun inkoop in beginsel de vastgestelde duurzaamheideisen toepassen. Indien er in uitzonderlijke situaties bij een specifieke inkoop goede redenen zijn om duurzaamheideisen niet toe te passen, zal dat worden verantwoord. Ook zullen ingevolge de motie Koopmans/De Krom de vastgestelde duurzaamheidwensen zwaarwegend worden meegenomen bij de inkoop. Binnen het ministerie en in het kader van interdepartementale samenwerking worden de nodige maatregelen genomen om de doelstelling van 100% duurzaam inkopen te kunnen realiseren

Archief- en dossierbeheer

De digitalisering van documentair informatiebeheer en- voorziening schrijdt steeds verder voort. Op grond van de evaluatie van een drietal pilots voor de digitalisering van archieven zal een onderbouwde beslissing genomen worden voor de verankering van de archieffunctie in het digitaliseringsproces. Met de komst van een digitaal archief zullen aan de archiefmedewerker andere eisen worden gesteld qua opleiding, maar ook het aantal archiefmedewerkers zal afnemen. De steeds flexibel opererende netwerkorganisatie van Buitenlandse Zaken wordt in 2010 ondersteund door hoogopgeleide documentalisten die beleidsvoorbereidend werk verrichten voor directies en door medewerkers die digitale bronnen aanboren, de bibliotheek onderhouden en vernieuwen. In de komende jaren zal dan ook hard getrokken worden aan de opleidingen van archiefmedewerkers en documentalisten.

Als gevolg van de centralisering van de archief- en documentatiefunctie worden accountmanagers aangesteld die zo de vraag van de directies beter in beeld kunnen brengen. Met iedere directie wordt een dienstverleningsovereenkomst afgesloten, waarin vastgelegd wordt welke diensten en producten door de Directie Documentaire Informatievoorziening zullen worden geleverd en wat de verwachtingen zijn t.a.v. de klant. Op basis van deze dienstverleningsovereenkomsten zullen in 2010 klanttevredenheidsonderzoeken plaatsvinden.

Huisvesting

Den Haag

Mede door de taakstelling zal in de facilitaire dienstverlening met ingang van 2010 een hoge kwaliteit tegen een lagere kostprijs en met minder medewerkers gerealiseerd moeten worden. Hierbij zal interdepartementale samenwerking, gericht op standaardisering, bundeling en centrale regievoering, een zeer grote rol spelen. Echter, primaire processen zullen ook voortdurend beoordeeld blijven worden op hun bestaansrecht en kosteneffectiviteit als gevolg van in- of uitbesteding.

Posten

Eind 2008 heeft het ministerie een nieuw huisvestingsbeleid voor de posten geformuleerd. Het nieuwe beleid is in 2009 geïntroduceerd en zal in 2010 volledig operationeel zijn. De meest ingrijpende consequentie van het nieuwe beleid is dat de posten nog meer dan voorheen huisvestingstaken krijgen gedelegeerd. De posten waren al verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van panden en voor de aanhuur van personeelswoningen. Een groot aantal posten krijgt nu ook de verantwoordelijkheid voor het huren en inrichten van residenties, uitvoering van een deel van het verwervingsproces en van de inrichting van kanselarijen en de uitvoering van kleine verbouwingen. De verdergaande delegatie mag niet leiden tot onverantwoorde risico’s en mag niet ten koste gaan van doelmatigheid. Daarom is gekozen voor een gedifferentieerde aanpak. Niet alle projecten komen voor delegatie in aanmerking. In de volgende situaties houdt het departement de regie over het huisvestingsproject:

– wanneer het belang van de post voor de beleidsdoelstellingen van Nederland zo groot is dat speciale representatieve eisen aan de huisvesting worden gesteld;

– bij extreme veiligheidsrisico’s en calamiteiten;

– wanneer panden van groot cultuurhistorisch of architectonisch belang zijn voor Nederland;

– wanneer de lokale huisvestingsmarkt onvoldoende mogelijkheden biedt;

– op verzoek van de post.

Voor elk type huisvestingsproject zijn in het voortraject waarborgen (standaard programma’s van eisen, normbedragen, rekenmodellen) ingebouwd voor een doelmatige inzet van middelen en is ook bepaald op welke wijze de post verantwoording moet afleggen en controle vanuit het departement plaatsvindt. Conform de aanbevelingen van de AR hebben de posten ook een leesfunctie in het geautomatiseerde onderhoudssysteem Planon om het toezicht op het regulier onderhoud verder te verbeteren.

De maatregelen om het beheer van huisvestingsprojecten te verbeteren worden geïntensiveerd. De initiële raming van een project is nooit een perfecte basis. Door risicoanalyse bij aanvang worden onzekerheden zoveel mogelijk in kaart gebracht en wordt bezien hoe deze beheersbaar kunnen worden gehouden.

AGENTSCHAPSPARAGRAAF

Centrum tot Bevordering van de Import uit ontwikkelingslanden (CBI)

Het CBI is het agentschap van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Het heeft als opdracht het duurzaam versterken van de concurrentiekracht van bedrijven uit OS-landen op de Europese markt. Het agentschap CBI draagt bij aan het realiseren van operationele doelstelling 4.3: Een beter ondernemingsklimaat in ontwikkelingslanden en versterking van hun concurrentievermogen, zowel nationaal als internationaal.

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de kasstroom van het departement naar het agentschap.

Tabel 1 Ontvangen kasmiddelen van opdrachtgever DGIS (bedragen in EUR1000)
 2008200920102011201220132014
ECP8 51810 64811 48112 91612 78611 22911 229
BSOD4 6523 6003 6003 6003 6003 9603 960
Marktinformatie3 7873 8413 8363 9244 0084 6094 365
Training3 0434 2464 8984 9605 0065 6025 846
Kasmiddelen20 00022 33523 81525 40025 40025 40025 400

ECP = Export Coaching Programme

BSOD = Business Support Organisation Development

1. Baten en Lasten

Tabel 2 Meerjaren baten en lasten (bedragen in EUR1000)
 2008200920102011201220132014
Baten       
opbrengst moederdepartement14 73217 57527 63322 69125 6482200831 128
opbrengst derden323600600600600600600
rentebaten72303030303030
Totale baten15 12718 20528 26323 32126 27822 63831 758
        
Lasten       
apparaatskosten       
– personele kosten2 6521 9333 0432 4962 8012 4213 430
– materiele kosten12 45615 64224 59320 19522 82719 58727 752
rentelasten1151921222222
afschrijvingskosten       
– materieel281334312309300300300
Dotaties voorzieningen0555555
Totale lasten15 39017 92927 97223 02625 95522 33531 509
        
Saldo van baten en lasten– 263276291295323303249

A. Baten

Opbrengsten moederdepartement

In onderstaande tabel worden de financiële waarden weergegeven van de verleende en verwachte opdrachten per product.

Tabel 3 Productie (bedragen in EUR1000)
 2008200920102011201220132014
ECP4 4883 93310 6125 9806 95010 69821 595
BSOD2 6401 7607 9207 4809 2401 760–-
Marktinformatie4 4243 9333 9334 0634 2904 3824 365
Training3 1805 1705 1685 1685 1685 1685 168
Totaal14 73217 57527 63322 69125 64822 00831 128

Afrekening vindt plaats op het moment dat af te rekenen eenheden opgeleverd kunnen worden. De nog niet opgeleverde eenheden worden nog niet als omzet aangemerkt, maar toegevoegd aan het onderhanden werk.

De productie die voor 1 januari 2006 is opgestart wordt afgerekend tegen kostprijs (ex-post). Productie die vanaf 1 januari 2006 is gestart wordt afgerekend tegen vooraf vastgestelde prijzen (ex-ante). Als efficiencyprikkel en om het risico uit te sluiten dat kosten van de nieuwe productie (vanaf 1 januari 2006) ten onrechte worden toegerekend aan de oude productie, is een vast bedrag voor het totaal van de oude productie bepaald. Ook zijn er marges ingebouwd binnen welke de prijs en de aantallen dienen te bewegen.

Opbrengst derden

Van organisaties uit Europa, waaronder Noorwegen, Denemarken, Zwitserland en Zweden, worden additionele opdrachten verwacht voor het product marktinformatie. Deze opdrachten bestaan uit het toegang verlenen tot opgebouwde databases en het toestemming geven voor gebruik van teksten. Daarnaast wordt door de aan programma’s en trainingen deelnemende bedrijven, organisaties en deelnemers eigen bijdragen betaald.

Rentebaten

De rentebaten worden verkregen door het positieve saldo op de rekeningcourant bij de Rijkshoofdboekhouding. Het vermelde bedrag is een schatting op basis van ervaringscijfers.

B. Lasten

Personele kosten

In 2010 werken er bij het CBI 14 fte ambtenaren en 30 fte inhuur. De personele lasten bedragen in 2010 EUR 3 mln.

Materiële kosten

Tabel 4 Categorieën materiële kosten (bedragen in EUR1000)
Uitbesteding ondersteunende werkzaamheden135
Huisvestingskosten (huur, schoonmaak, energie, diensten)420
Kantoor, o.a. mailingen, porti, alg. drukwerk, telefoon, fax170
Algemeen, o.a. representatie315
Bankkosten en koersverschillen33
Onttrekking aan onderhanden werk3 398
  
Consultancy, o.a. honoraria en reis- en verblijfskosten12 517
Deelnemers aan seminars en beurzen, o.a. reis- en verblijfskosten3 300
Organisatie seminars, o.a. logistieke ondersteuning1 250
Organisatie/deelname beurzen, o.a. beurshuur en standbouw2 250
CBI-publikaties, o.a. honoraria, drukwerk, porti805
Totaal24 593

Het CBI is gehuisvest in de Beurs-WTC in Rotterdam. In 2010 wordt de kantoor- en archiefruimte gehuurd van de Rijksgebouwendienst voor een huurbedrag van EUR 295 000,–.

Rentelasten

De rentelasten vloeien voort uit rente- en aflossingsdragend vermogen dat via de leenfaciliteit van het ministerie van Financiën is verkregen. Het rentepercentage voor toekomstige leningen is op 4% gezet.

Afschrijvingskosten

De materiële vaste activa bestaat uit: inventaris, hard- en software en verbouwingen. De afschrijvingstermijnen zijn respectievelijk 5 jaar, 3 jaar, en 5 jaar. De afschrijvingskosten zijn als volgt te verdelen:

Tabel 5 Afschrijvingskosten (bedragen in EUR1000)
 20102011201220132014
Inventaris55 00056 00050 00050 00050 000
Hard- en software202 000200 000200 000200 000200 000
Verbouwing55 00053 00050 00050 00050 000
Totaal312 000309 000300 000300 000300 000

Dotaties aan voorzieningen

CBI houdt een voorziening aan voor dubieuze debiteuren. Deze voorziening is bedoeld voor de opvang van het risico van wanbetaling door contractpartijen.

C. Saldo van baten en lasten

Het resultaat wordt aan het vermogen van het agentschap toegevoegd.

2. Kasstroomoverzicht

Tabel 6 Kasstroomoverzicht 2010 (bedragen in EUR1000)
 2008200920102011201220132014
1. Rekening courant RHB 1 januari3 4943 1233 0582 9582 8182 6382 488
2. Totaal operationele kasstroom204– 50050100150100
  -/- totaal investeringen521300300300300300300
  +/+ totaal boekwaarde desinvesteringen  
3. Totaal investeringskasstroom– 521– 300– 300– 300– 300– 300– 300
  -/- eenmalige uitkeringen aan moederdepartement
  +/+ eenmalige storting door moederdepartement
  -/- aflossingen op leningen4515100190280300300
  +/+ beroep op leenfaciliteit300300300300300300
4. Totaal financieringskasstroom– 4528520011020
5. Rekening courant RHB 31 december3 1233 0582 9582 8182 6382 4882 438

Toelichting kasstroomoverzicht

In deze operationele kasstroom zijn de te ontvangen kasmiddelen van opdrachtgever DGIS voor de geplande productie verwerkt. Omdat het CBI, naar verwachting, in 2009 meer zal uitgeven dan het van het moederdepartement in dat jaar ontvangt ontstaat er een negatieve operationele kasstroom. Dit wordt opgevangen uit het saldo van de liquide middelen per 1 januari 2009.

3. Doelmatigheidsparagraaf

A Generieke indicatoren (basis)

Tabel 7 Productie (aantallen)
 2008200920102011201220132014
ECP7812117890111161161
ECP opdracht 1781069734
ECP opdracht 215819077161161
        
BSOD641817214
        
Marktinformatie680 601605 000625 000640 000660 000674 120679 852
Training1 5902 5852 5842 5842 5842 5842 584

De ECP producten lopen over meerdere jaren. Vanaf 2015 zal nog een aantal van 618 competente bedrijven opgeleverd worden.

Tabel 8 Tarieven (per uur)
 2008200920102011201220132014
Staf/MT7373     
Programmamanager6464     
ondersteuning5555     

Het CBI is momenteel in gesprek met het moederdepartement aangaande de bepaling en jaarlijkse vaststelling van de tarieven. Om deze reden zijn de tarieven voor 2010 en verder nog niet ingevuld, daar dit afhankelijk zal zijn van de vast te stellen tariefbepaling. Het ligt in de lijn der verwachting dat de komende jaren de tarieven enigszins zullen stijgen, te denken valt hierbij aan jaarlijkse indexatie.

Tabel 9 Prijs (per product)
 2008200920102011201220132014
ECP opdracht 157 54353 920   nvtnvt
ECP opdracht 266 44566 445     
        
BSOD440 000440 000     
        
Marktinformatie6.506.50     
Training2 0002 000     

De productie die voor 1 januari 2006 is opgestart, wordt afgerekend tegen kostprijs (ex-post). Productie die vanaf 1 januari 2006 is gestart wordt afgerekend tegen vooraf vastgestelde prijzen (ex-ante). Gelijk aan de motivatie onder tabel 8 is de reeks vanaf 2010 en verder opengelaten.

B Generieke indicatoren (vervolg)

Tabel 10 Overige doelmatigheidsindicatoren
 2008200920102011201220132014
Direct/indirect uren       
 Staf/MT56.9%40%55%55%55%55%55%
 Programmamanager93.9%95%95%95%95%95%95%
 Ondersteuning46.9%48%50%50%50%50%50%
        
Ziekteverzuim2.8%2.7%2.7%2.7%2.7%2.7%2.7%
        
Uren opleiding1 023 1.4%1 460 2%1 460 2%1 460 2%1 460 2%1 460 2%1 460 2%
        
Uren innovatie2 552 3.4%2 702 3.6%2 852 3.8%3 002 4%3 152 4.2%3 302 4.4%3 752 5%
        
Klanttevredenheid       
 Quality4.64.74.74.84.84.84.8
 Usefullness4.64.74.74.84.84.84.8

Voor wat betreft het aantal directe uren is vanaf 2010 en verder het streefcijfer benoemd, het CBI gaat ervan uit deze cijfers te behalen. Het streven is van het CBI om onder de Verbaan norm te blijven qua ziekteverzuim, deze is voor het CBI vastgesteld op 3.9%. In het jaarplan 2009 van het CBI is uitgesproken om te streven naar een opleidingspercentage van 2%. Hier is in 2009 middels het houden van assessments voor de medewerkers al mee gestart. Het streven van het CBI qua aantal uren innovatie is intern vastgesteld op 5%.

Klanttevredenheid wordt gewaardeerd op een schaal 1–5.

Tabel 11 Uitvalpercentage (per product)
 2008200920102011201220132014
ECP16%      
BSOD6.1%      
Marktinformatie1.1%      
Training11%      

CBI heeft geen streefcijfers voor wat betreft het uitvalpercentage. Streven is om uitval zoveel mogelijk te voorkomen. Om deze reden is enkel het realisatiecijfer van 2008 vermeld en zijn de overige jaartallen opengelaten.

Bovenstaande doelmatigheidsparagraaf is een eerste poging van het CBI om haar doelmatigheid aan te tonen. Lopende 2009 zal in overleg met Financiën hier een verdere uitwerking aan worden gegeven. Met ingang van 2010 zullen zoveel mogelijk kengetallen worden geformuleerd zodat een betere vergelijking over de jaren heen mogelijk wordt.

BIJLAGE 1. MOTIES EN TOEZEGGINGEN

VraagtitelKenmerk/HerkomstHuidige status
M zegt de Kamer toe in de nog te verschijnen Caribennotitie ook de resultaten en actiepunten op te nemenAO Latijns-amerika d.d. 9 juni 2009In behandeling
Motie Van Bommel 31 924-V, nr. 5 over een onafhankelijke en volledige evaluatie van het beheer van het NIMDWO Jaarverslag 2008 d.d. 10 juni 2009In behandeling
Motie Van Bommel/Gillárd over een evaluatienaar werkbezoeken i.h.k.v. de activiteiten van het NIMD en de rol van politieke partijen daarbijWO Jaarverslag 2008 d.d. 10 juni 2009In behandeling
M zegt toe R te verzoeken de Kamer nader te infomeren over de toezegging gedaan tijdens de begrotingsbehandeling m.b.t. economische steun voor de WestbankAO RAZEB d.d. 11 juni 2009In behandeling
Motie Ten Broeke c.s. 21 501-02, nr. 906 over verruiming van de visumfacilitatieregelingen voor studenten uit landen op de Westelijke BalkanVAO RAZEB d.d. 11 juni 2009In behandeling
M informeert de Kamer over de reactie van de Minister van Buitenlandse Zaken van Indonesië op de kritiek op de verplaatsing van Molukse gevangenen van Molukken naar JavaAO Mensenrechtenbeleid d.d. 16 juni 2009In behandeling
M zet zich er voor in dat het Gehandicaptenverdrag begin volgend jaar ter goedkeuring aan de Kamer worden aangebodenAO Mensenrechtenbeleid d.d. 16 juni 2009In behandeling
M heeft toegezegd de Kamer een algemene brief over de situatie in Iran te sturenAO Europese Raadd.d. 17 juni 2009Afgehandeld
M stuurt de Kamer de aanbevelingen van de Oud Poelgeest bijeenkomsten, indien al beschikbaar, voorafgaand aan de conferentie in Kampala over het Internationaal Strafhof (ICC)AO Mensenrechtenbeleid d.d. 16 juni 2009In behandeling
M zal MinVROM vragen om te kijken naar de vraag van lid Peters over het recht op schoon milieuAO Mensenrechtenbeleid d.d. 16 juni 2009In behandeling
De Kamer informeren zodra er een reactie van Chinese zijde komt op de lijst van mensenrechtenverdedigers, die is overhandigd bij de mensenrechtenconsultatie van januari 2009AO China d.d. 18 juni 2009In behandeling
Kamer regulier informeren over de brede ontwikkelingen in de relatie met China en in de eerste reguliere brief over China in te gaan op de suggesties voor verdere samenwerking met China die het lid Peters heeft voorgesteldAO China d.d. 18 juni 2009In behandeling
Motie -Van Hijum c.s. 31 409, nr. 15 over acceptatie door Duitsland en Denemarken van nationale veiligheidscertificatenVAO Certificering zeezeilschepen d.d. 18 juni 2009In behandeling
Motie- Peters 31 933, nr. 4 over een meer prominente plaats voor het klimaat in de subsidiekadersVAO Rol MFS d.d. 18 juni 2009In behandeling
Motie-Peters 31 933, nr. 6 over de redactionele onafhankelijkheid van het tijdschrift internationale samenwerkingVAO Rol MFS d.d. 18 juni 2009In behandeling
Motie-Ferrier 31 933, nr. 8 over inzicht in de directe financiering van maatschappelijke organisaties door ambassadesVAO Rol MFS d.d. 18 juni 2009In behandeling
Motie- Ferrier/Voordewind 31 933, nr. 10 over toekenning van de beoordeling van subsidieaanvragen aan een gedegen organisatieVAO Rol MFS d.d. 18 juni 2009In behandeling
T heeft toegezegd de Kamer een brief te zullen sturen waarin wordt ingegaan op de juridische consequenties van het aan boord nemen van vluchtelingen dan wel illegale immigranten door eventueel i.h.k.v. Frontex in te zetten op NLse schepenAO Europese Raad d.d. 17 juni 2009In behandeling
M stuurt de Kamer binnenkort een brief over de uitvoering van de motie Cörüz (31 263, nr. 14) inzake oprichting van antiterrorisme instituut in NederlandAO Mensenrechtenbeleid d.d. 16 juni 2009In behandeling
Motie-Voordewind/Cramer 31 263, nr. 29 over een reactie naar aanleiding van het rapport van de Europese Commissie over uitbannen van kinderarbeidVAO Mensenrechtenbeleid d.d. 2 juli 2009In behandeling
Motie Ten Broeke/Peters 31 700, nr. 111 over mondiale vrije toegang tot internetSpoedebat Iran d.d. 2 juli 2009In behandeling
Motie Haverkamp 31 700, nr. 112 over een eensgezind en krachtig protest van de EU tegen de Iraanse regeringSpoeddebat Iran d.d. 2 juli 2009In behandeling
Motie Van Dam c.s. 31 700, nr. 113 over 1 miljoen euro extra uit het Mensenrechtenfonds voor verspreiding van nieuws en informatieSpoeddebat Iran d.d. 2 juli 2009In behandeling
Motie Van Dam/Peters 31 700, nr. 114 over een verbod op de levering van technologie voor internetfilteringSpoeddebat Iran d.d. 2 juli 2009In behandeling
Motie Van Dam/ Peters 31 700 nr. 114 over ter beschikking stellen van gelden aan organisaties die het veilige en vrije gebruik van nieuwe media in Iran bevorderenSpoeddebat Iran d.d. 2 juli 2009In behandeling
Motie Peters 31 700 nr. 115 inzetten vrijlaten gevangenenSpoeddebat Iran d.d. 2 juli 2009In behandeling
Motie Pechtold/Haverkamp 27 925, nr. 347 over voorstellen voor stemmen vanuit het buitenlandVAO Afghanistan d.d. 2 juli 2009In behandeling
Motie Haverkamp/Boekestijn 27 925, nr. 348 over overleg met de Afghaanse autoriteiten inzake een strategie voor drugsbestrijdingVAO Afghanistan d.d. 2 juli 2009In behandeling
Toezegging MinDef: Bij pilot besluit tot omvorming altheaAO EUFOR Althea d.d. 20 mei 2009In behandeling
StasBZ zal aan R verzoeken om de Kamer nader te informeren over de mogelijkheid van een pilot met suikerpalmbomen op Haîti in het kader van rampenbestrijdingAO RAZEB d.d. 13 mei 2009In behandeling
StasBZ zal aan R verzoeken om de Kamer nader te informeren over de NLse positie m.b.t. aanbevelingen van het south Center over afstemmen van liberalisering op ontwikkelingsniveauAO RAZEB d.d. 13 mei 2009In behandeling
Brief met ideeën om het beleid t.a.v. Birma effectiever te maken en over het dilemma van de effectiviteit van sanctiesAO RAZEB d.d. 23 apr. 2009In behandeling
Motie Ormel 21 501-02, nr. 891 over niet instemmen met de toelating van Roemenië tot de SchengenzoneVAO RAZEB d.d. 23 apr. 2009In behandeling
Motie Peters 21 501-02, nr. 892 over het mogelijk maken van een ontmoeting van de MP met de Dalai LamaVAO RAZEB d.d. 23 apr. 2009Verzonden op 15 mei 2009 per brief DAO-261/09
Brief over de Pakistanconferentie in Tokio d.d. 17 april 2009 waaraan Minister Koenders heeft deelgenomenAO RAZEB d.d. 23 ap. 2009Verzonden op 11 mei 2009 per brief met kenmerk DAO 230/09
Beleidsreactie op IOBrapport «Maatgesneden monitoring «het verhaal achter de cijfers» (MFS)27 433, nr. 70Verzonden op 11 mei 2009 per brief met kenmerk DSI/MY-90/09
Motie Peters/Van Bommel 28 676, nr. 78. Identificatie van nieuwe stappen van de NAVOVAO NAVO-top d.d. 1 april 2009Uitgeschreven op Kamerbrief verzonden op 19 april met kenmerk DVB/CV-162/09
Motie Peters c.s. 28 676, nr. 79. Plan van aanpak voor brede parlementaire en maatschappelijke consultaties tijdens het herzieningsproces van het strategisch concept van de NAVOVAO NAVO-top d.d. 1 april 2009In behandeling
MinBZ zegde toe de Kamer op de hoogte te houden van ontwikkelingen m.b.t. de rol van de NAVO bij energievoorzieningszekerheidAO NAVO top d.d. 26 mrt. 2009In behandeling
M zal het verzoek van het lid Haverkamp om vóór de defensieministriële te worden geïnformeerd over de NRF, overbrengen aan zijn collega van DefensieAO NAVO top d.d. 26 mrt. 2009Toezegging zal door MinDef worden voldaan
Motie Van der Linden c.s. 31 702. Het bewustzijn van het belang van MR, democratie en rechtstaat bij jongere generaties en een spoedige toetreding van de EU tot het EVRM. De RvE haar 60jarig bestaan viert en het Europees Hof voor de Rechten van de MensEuropadebat EK 17 maart 2009In behandeling
StasBZ heeft n.a.v. vraag van het lid Van der Ham toegezegd schriftelijk te rapporteren hoe het staat met het onderzoek over de Europese kennisinvesteringsagendaPlenair Europese Raad d.d. 24 mrt. 2009Verzonden op 6 mei 2009 per brief DIE-601/09
Motie Vendrik, 21 501-20. Innemen standpunt geen nieuwe voorwaarden aan financiële steun21 501-20 VAO Europese Raad 18 maart 2009Verzonden op 23 maart 2009 per brief DIE-444/09
Motie Vendrik 21 501-20, nr. 421. De afspraken van BaliVAO Europese RaadVerzonden op 23 maart 2009 per brief met kenmerk DIE-444/09
Beleidsreactie AIV-advies crisisbeheersingsoperaties inzake fragiele statend.d. 13 maart 2009AIV-adviesVerzonden op 6 april 2009 per brief met kenmerk WRA-27 en 28/09
MinBZ zegt toe de Kamer een overzicht te sturen van alle lopende onderzoeken inzake de recente gebeurtenissen in GazaAO RAZEB d.d. 12 maart 2009Verzonden op 3 april 2009 per brief DAM-240/09
MinBZ zegt toe de Kamer, indien daartoe aanleiding is, te informeren over het overleg dat plaatsvindt tussen één van zijn topambtenaren en de ambassadeur van Wit-Rusland over de kwestie van een familiebezoekAO RAZEB d.d. 12 maart 2009In behandeling
MinBZ zegt toe de Kamer te informeren over de NLse positie als «aanspreken» van de Israëlische regering m.b.t. het nederzettingenbeleid geen effect resulteertAO RAZEB d.d. 12 maart 2009Verzonden op 3 april 2009 per brief DAM-240/09
Bereidheid om te kijken naar medefinanciering van een conferentie van de Afrikaanse Unie over IDP’s in Kampala(Uganda)VAO d.d. 11 maart 2009In behandeling
Brief aan de Kamer over gevolgen Soysal-arrest voor NederlandPlenair debat d.d. 10 maart 2009In behandeling
De Kamer informeren over de mogelijke maatregelen Europese Commissie bij onvoldoende vooruitgang CVM Roemenië en BulgarijeAO RAZEB d.d. 19 feb. 2009In behandeling
MinBZ zegde toe: bijlage met EUPOL bijdragen in het verslag RAZEB van 23/2 a.s. opnemenAO RAZEB d.d. 19 feb. 2009Verzonden op 4 maart 2009 per brief DIE-299/09
Motie Rutte, 31 864, nr. 4. Bij de eerste Raadsbijeekomst op Europees niveau de kwestie van het weigeren van een lid van het Nederlandse parlement formeel aan de orde te stellenInterpellatiedebat Wilders d.d. 18 februari 2009Verzonden op 20 februari 2009 per brief DWM-125/09
Verdwijning van de Tsjadische oppositieleider Mahamat Oumar SalehAO Tsjaad 18 februari 2009Verzonden op 11 mei 2009 per brief met kenmerk DAF-470/09
Kamer informeren over voortgang voorbereidingen en uitvoering van de pilot circulaire migratieAO Migratie en Ontwikkeling d.d. 12 feb. 2009In behandeling
Kamer informeren of projecten van Kerk-in-Actie en IntEnt worden gefinancierd. AO Migratieen Ontwikkeling d.d. 12 feb. 2009In behandeling
Kamer ontvangt brief over «visie op bescherming van vluchtelingen»AO Migratie en Ontwikkeling d.d 12 feb. 2009In behandeling
Mogelijkheden instelling externe bezwaarcommissie voor het Europafonds en de varianten van beheer onderzoekenAO Evaluatie van het Europafonds over de periode 2006–2007Verzonden op 28 mei 2009 per brief DVL-494/09
Motie Gillárd en Ferrier 20 361nr. 137; Klachten over de behandeling van reizigers op Schiphol tijdens 100% controle (Twinning faciliteit)VAO Surinamed.d. 22 januari 2009In behandeling
23 432, nr. 275 Motie Voordewind c.s. over het niet aangaan van contacten met HamasVAO Gaza d.d. 14 jan. 2009Verzonden op 22 januari 2009 per brief met kenmerk DAM-48/09
23 432, nr. 268 Motie Pechtold over een voorstel voor een effectief grenstoezicht op de Gazaans-Egyptische grensVAO Gaza d.d. 14 jan. 2009Wordt continue gevolg aangegeven door M in bilaterale contacten, overleg Denen etc, besproken in RAZEB’s (zie ook gaza-brieven en razebverslagen)
23 432, nr. 270 Motie Pechtold over de toename van antisemitisme, antiislamisme en waar nodig tot vervolging over te gaanVAO Gaza d.d. 14 jan. 2009Motie uitgeschreven op uitvoering van een bestaand beleid
23 432, 273 Motie Van der Staaij over het bevorderen van een actief vervolgingsbeleid t.o.v. antisemitistische uitingenVAO Gaza d.d. 14 jan. 2009Motie uitgeschreven op uitvoering van een bestaand beleid
23 432, nr. 274 Motie Voordewind c.s. over een mandaat ter voorkoming van wapensmokkel via de grensVAO Gaza d.d. 14 januari 2009Wordt continue gevolg aangegeven door M in bilaterale contacten, overleg Denen etc, besproken in RAZEB’s (zie ook gaza-brieven en razebverslagen)
23 432, nr. 275 Motie Voordewind c.s. over het niet aangaan van contacten met HamasVAO Gaza d.d. 14 jan. 2009Motie uitgeschreven op uitvoering van een bestaand beleid
23 432, nr. 277 Motie Van Dam/Haverkamp over het bepleiten van een onafhankelijk onderzoek binnen de verplichtingen en randvoorwaarden aan het gebruik van geweldVAO Gaza d.d. 14 jan. 2009Motie is opgenomen in een brief aan SGVN en door de nationale interventie in het AVVN-debat over Gaza
23 432, nr. 281 Motie Peters over twee doelen voor een EU-grensbewakingsmissieVAO Gaza d.d. 14 jan. 2009Wordt continue gevolg aangegeven door M in bilaterale contacten, overleg Denen etc, besproken in RAZEB’s (zie ook gaza-brieven en razebverslagen)
23 432, nr. 282 Motie Haverkamp c.s. over de noodzakelijke inspanning die de mate van humanitaire hulp voor de Gazastrook vergroottenVAO Gaza d.d. 14 jan. 2009Is o.a. door R opgebracht in de Informele OS-Raad
MinBZ zegde toe zodra meer informatie beschikbaar komt over het staakt-het-vuren en de modaliteiten van een missie zal de Kamer terstond worden geinformeerdAO situatie Gaza d.d. 9 jan. 2009Verzonden op 21 januari 2009 per brief met kenmerk DAM-042/09
Voor 15 februari een submissie te doen bij het REDD procesAO Milieu en hernieuwbare energie d.d. 17 dec. 2008Submissie is gedaan
Motie Jonker 21 501-20 nr. 407. Binnen Europees verband te bevorderen dat een Europees equivalent van Actal wordt opgerichtNO Wetgevingsprogramma Europese Commissie d.d. 15 december 2008In behandeling
StasDef zal de Kamer schriftelijk informeren over de NLse inzet in een toekomstige NAVO-werkgroep over homoseksualiteit in de krijgsmachtAO NAVO d.d. 27 nov. 2008Verzonden oktober 2008 per brief door StasDef
MinVrom zal de Kamer voor het kerstreces over de uitgaven voor klimaat(adaptatie, migratie) over 2009 van alle departementen informerenAO Poznan en Milieuraad d.d. 2 dec. 2008Verzonden op 16 februari 2009 door MinVROM
MinDef zal de Kamer per brief informeren over de operatie waarbij tien Talibanleden omkwamen, waaraan wordt gerefereerd in een recente publicatie van journalist Peter ter VeldeAO NAVOd.d. 27 nov. 2008Verzonden door Ministerie van Defensieop 28 januari 2009
MinBZ zal de Kamer per brief informeren over de voortgang van de bespreking in Genève over de stabiliteit in de regio n.a.v. het conflict in GeorgiëAO NAVO d.d. 27 nov. 2008Verzonden op 15 december 2008 per brief met kenmerk DZO/OE-229/08
MinBZ zal de Kamer per brief informeren over de aanloop naar de NAVO Top in april 2009 inzake de NLse inzet voor de Declaration on Alliance SecurityAO NAVO d.d. 27 nov. 2008Verzonden op 16 februari 2009 per brief met kenmerk DVB/VD-046
Motie Ferrier c.s. 31 250 nr. 43. Verzoekt de regering bij voedselzekerheid ondervoeding en voedingswaarde te betrekkenVAO d.d. 20 nov. 2008Wordt doorlopend aan motie gewerkt, is niet specifiek met een Kamerbrief af te handelen.
T en M/OCW: Cijfers van SICA beschikbaar stellen waarmee effectiviteit van het internationaal cultuurbeleid inzichtelijk wordt gemaaktAO Internationaal cultuurbeleid d.d. 19 nov. 2008Verzonden door OCW: antwoord zoals dat door Minister Plasterk mede namens T vlak voor kerstmis is verstuurd (brief is op ambtelijk niveau afgestemd tussen OCW en BZ (ic. DCO/IC)
T en M/OCW: Evaluatie Kosmopolis eind mei 2009 naar de Kamer sturenAO Internationaal Cultuurbeleid d.d. 19 nov. 2008In behandeling
T en M/OCW: De Kamer per brief informeren over gemeenschappelijk cultuurbeleid met VlaanderenAO Internationaal cultuurbeleid d.d. 19 nov. 2008Verzonden door MinOCW
Motie Haverkamp c.s. 31 700 V 34. Oprichting Platform Economische Wederopbouw na conflictBegrotingsbehandeling BZ 2009 d.d. 12 en 13 nov. 2008In behandeling
Motie Van Baalen cs. 31 700 V 36. Erkenning lot troostmeisjes en aandringen op aanvullend gebaar van JapanBegrotingsbehandeling BZ 2009 d.d. 12 en 13 nov. 2008Aan toezegging is voldaan tijdens het bezoek van MP aan Japan
Motie Van Dam en Van Baalen 31 700 V 40. Notitie handelsbeleid en handelsmaatregelen over mensenrechten in Afrika en Zuid-Oost AziëBegrotingsbehandeling BZ 2009 d.d. 12 en 13 nov. 2008In behandeling
Motie Gillard 31 700 V 42. Meer aandacht besteden aan het slechten van politieke, etnische en religieuze geschillen in SoedanBegrotingsbehandeling BZ 2009 d.d. 12 en 13 nov. 2008In behandeling
Motie Voordewind c.s. 31 700 V 48. Mensenrechten China tijdens EU-China Top aan de orde stellen; uitingsvrijheid voor kunstenaars te respecteren (Top is op 20 mei 2009)Begrotingsbehandeling BZ 2009 d.d. 12 en 13 nov. 2008Verzonden op 22 april 2009 per brief DAO-208/09
Motie Voordewind en Van der Staay 31 700 V 52. Versterking social protection in AfrikaBegrotingsbehandeling BZ 2009 d.d. 12 en 13 nov. 2008In behandeling
Motie Diks c.s. 31 700 V 53. Vrouwenparagraaf in stand van zaken brieven over landenBegrotingsbehandeling BZ 2009 d.d. 12 en 13 nov. 2008In behandeling
Motie 31 700 V 31 aanwezigheid Nederlandse ambassadeur bij herdenking Rawagedeh (Java) op 9–12 december 2008Begrotingsbehandeling BZ 2009 d.d. 12 en 13 nov. 200811 december 2008, herdenking is geweest
Motie 31 700 V 31 New York 400: organisatie «Go America 2009» in de periode van 10–13 september 2009Begrotingsbehandeling BZ 2009 d.d.12 en 13 nov. 2008Is meegenomen in de Kamerbrief PJ-400 die op 28/01 naar de Kamer is verzonden
Motie 31 700 V 51 recht op onderwijsen kinderarbeidBegrotingsbehandeling BZ 2009 d.d. 12 en 13 nov. 2008Verzonden op 6 januari 2009 per brief met kenmerk DCO-354/08
MinBZ: Een goede en fundamentele rapportage over het postennetBegrotingsbehandeling BZ 2009 d.d. 12 en 13 nov. 2008In behandeling
MinBZ: De Kamer voor eind januari 2009 informeren over de NLse bijdrage m.b.t. de zwarte lijst (Garuda) en de rol van de inspectie van V&W daarbijBegrotingsbehandeling BZ 2009 d.d. 12 en 13 nov. 2008Verzonden op 10 februari 2009 per brief DES-TO-49/09
MinBZ: Inspanningen bij EU-VS Top om Midden-Oosten, Afghanistan, Pakistanen terrorisme bestrijding uitvoerig te besprekenBegrotingsbehandeling BZ 2009 d.d. 12 en 13 nov. 2008Verzonden op 9 april 2009 per brief DIE-546/09
MinBZ: De Kamer informeren over de mensenrechteneducatie in het onderwijs (opname in het lespakket)Begrotingsbehandeling BZ 2009 d.d. 12 en 13 nov. 2008Afgehandeld
MinOS: Nota MFS halverwege 2009 naar de KamerBegrotingsbehandeling BZ 2009 d.d. 12 en 13 nov. 2008Verzonden op 14 april 2009 per brief DSI/MY-075/09
MinOS: Contact met StasEZ over ketenverantwoordelijkheid n.a.v. het rapport commissie BurgmansBegrotingsbehandeling BZ 2009 d.d. 12 en 13 nov. 2008Uitgeschreven op memo DDE-925/08 d.d. 16 december 2008 dat ter info naar R is gegaan
MinOS: Op korte termijn samen met StasEZ spreken met de NLse telecomindustrie om illegale handel in coltan aan te pakkenBegrotingsbehandeling BZ 2009 d.d. 12 en 13 nov. 2008Besproken met R en StasEZ op 22/1/09
MinOS: Structurele verhoging bijdrage aan social protection met EUR 8 miljoenBegrotingsbehandeling BZ 2009 d.d. 12 en 13 nov. 2008Goedkeuringsmemo ligt bij R
MinOS: ’uitstapprogramma’s met partnerorganisaties binnen het brede kader van seksuele en reproductieve gezondheidbesprekenBegrotingsbehandeling BZ 2009 d.d. 12 en 13 nov. 2008In behandeling
MinOS: Op 26 oktober 2009 samen met de UNFPA een High Level Meeting organiseren in Cairo om de voortgang van MDG% te besprekenBegrotingsbehandeling BZ 2009 d.d. 12 en 13 nov. 2008In behandeling
MinOS: Na goedkeuring van het Platform Duurzame Terugkeer, zal de bijdrage voor terugkeer van asielzoekers worden verhoogdBegrotingsbehandeling BZ 2009 d.d. 12 en 13 nov. 2008In behandeling
Motie 31 700 V 35 De Kamer voor 15 december a.s. informeren over de begrotingssteun aan RwandaBegrotingsbehandeling BZ 2009 d.d. 12 en 13 november 2008Verzonden op 11 december 2008 per brief met kenmerk DAF-1521/08
Beslissing van de Finse regering om de Conventie inzake clustermunitie niet te ondertekenen2008Z06406 Wetgevingsoverleg Materieel d.d. 10 november 2008Verzonden op 4 december 2008 per brief DVB/WW/548/08
Motie 21 501-02, nr. 856 Van Dam over internationaal onderzoek naar instrumenten die voorkomen dat met de winning van en handel in grondstoffen geld wordt verdiendVAO RAZEB d.d. 5 november 2008Is afgehandeld in de RAZEB van 10–11 november 2008
MinOS zal de Kamer schriftelijk informeren over eventuele betrokkenheid van Rwanda en Burundese militairen bij opmars van Nkunda in DRCAO RAZEB d.d. 5 november 2008 
De Kamer informeren over mogelijke consequenties van eventuele betrokkenheid voor de Nederlandse hulp aan RwandaAO RAZEB d.d. 5 november 2008Verzonden op 11 december 2008 per brief met kenmerk DAF-1521/08
De Kamer informeren over de door Nederland ondernomen acties t.a.v. de concept NGO-wet in EthiopiëAO Hoorn van Afrika d.d. 6 nov. 2008Verzonden op 19 januari 2009 per brief DAF-55/09
Verslag van reis naar Marokko 24–26 nov. inzake resultaten besprekingen over de activiteiten van Marokkaanse dienstenPlenair heimelijke inlichtingenactiviteiten van buitenlandse overheden d.d. 31 oktober 2008Verzonden op 4 december 2008 per brief DAM-782/08
Beleidsreactie van de Zweden op een Zweedse evaluatie naar Kamer sturenAO IOB Afrika evaluatie d.d. 22 oktober 2008Beleidsreactie op de gezamenlijke evalutatie exit management
Uitbreiding van de brief over de opvolging van het AO over IOB van 29 mei mbt de Raad van AdviesAO IOB Afrika evaluatie d.d. 22 oktober 2008Verzonden op 19 februari 2009 per brief met kenmerk IOB-022/09
De Kamer schriftelijk informeren over de situatie van de Nederlandse gedetineerde K. in de Verenigde StatenAO Consulaire bijstand aan Nederlandse gedetineerden in het buitenland d.d. 1 oktober 2008Verzonden op 3 november 2008 per brief DCZ/CM/hv
Toename Wereldbankinvesteringen in schone energie respectievelijk daling investeringen in (gebruik) fossiele brandstoffen Beantwoord in de brief DVB/NN-532/08 op 22 december 2008
Na te gaan hoe het staat met behandeling in EU verband van de concept ecodesign-richtlijnAO Razeb d.d. 9 oktober 2008Verzonden door M/EZ op 18 november 2008 per brief met kenmerk EP/EMC/8180002
De Kamer vertrouwelijk inzage geven in de onderliggende stukken van een individueel ambtsberichtAO over Ambtsberichten d.d. 30 september 2008Verzonden op 24 november 2008 per brief met kenmerk DPV/AM-526/08
Rol (vreemdelingenadvocatuur) in vooroverleg individueel onderzoekAO Ambtsberichten d.d. 30 september 2008Ligt bij Directie/Interdep. overleg
Kamer informeren over de uitkomsten van de door Nederland te organiseren Roma-conferentie 5–7 november 2008VAO CVM 3 september 2008Verzonden op 16 december 2008 per brief met kenmerk DWM-827/08
Overzicht EU-hulp aan SomaliëAO Evaluatie Europese Ontwikkelingssamenwerking d.d. 10 september 2008Verzonden op 2 oktober 2008 per brief DIE-1368/08
Notitie over «bureaucratie in de ontwikkelingssamenwerking»AO EvaluatieEuropese Ontwikkelingssamenwerking d.d. 10 september 2008Memo met voortgang notitie naar R (zie ook nr. 489)
Motie 31 250, nr. 28 (lid Vendrik) Voorstel om met een ambiteus plan te komen voor de NLse bijdrage op het gebied van klimaatadaptatie in OS-landen Verzonden op 12 november 2008 per brief DMW-914/08
StasBZ informeert de Kamer per brief over zijn reis naar Roemenië en Bulgarije van 7–9 september 2008AO CVM Roemenië/Bulgarije d.d. 3 september 2008Verzonden op 7 oktober 2008 per brief met kenmerk DWM-690/08
In loop van 2009 zal de Kamer een nieuw subsidiekader ter goedkeuring worden voorgelegd, met daarin de aanbevelingen van het onderzoek en de evaluatieKamerbrief DSI/MY-110/08Verzonden op 14 april 2009 per brief DSI/MY-075/09
Brief aan Kamer over maatschappelijk draagvlak voor ontwikkelingssamenwerking in relatie tot de noodzaak tot modernisering van ontwikkelingssamenwerkingAO Kaderwet ZBO’s & NCDOVerzonden op 11 mei 2009 per brief met kenmerk DVL-470/09
Het ORIO committeringsplafond wordt met EUR 20 miljoen per jaar verhoogd, van EUR 120 naar EUR 140 miljoenAO ORIO d.d. 3 juli 2008Verzonden op 12 maart 2009 per brief DDE-148a/09
R en T zullen onderzoeken of er «teveel aan de strijkstok bleef hangen» bij de EU-hulp aan OS-landen«AO Begrotingsraad d.d. 3 juli 2008Wordt meegenomen in toezegging 567
M zal de Kamer nader informeren over de economische ontwikkeling van Gaza zodra hem daarover meer bekend isAO Midden-Oosten d.d. 1 juli 2008Verzonden op 19 september 2008 per brief met kenmerk DAM-406/08
Meer tekstueel aangeven in begroting hoe relaties tussen verschillende onderdelen liggenWetgevingsoverleg d.d. 18 juni 2008Verzonden door middel van tabel bij de MvT van 2009
Motie 31 200-V, nr. 123 (Boekestijn) over professioneel geschoold personeel van de IOBVAO IOB d.d. 11 juni 2008Verzonden op 17 oktober 2008 per brief FEZ/FM-192/2008
Motie Ormel cs. 31 384, nr. 18. Het mandaat en de inbedding van, de controle op en de samenwerking met de EDEOPlenair debat Verdrag van Lissabon d.d. 3 en 4 juni 2008In behandeling
De staatssecetaris zal samen met IPO/VNG bezien hoe de kosten/baten van Europese regionale steun inzichtelijk kunnen worden gemaaktEU-begrotingsherziening d.d. 24 mei 2008Verzonden op 19 november 2008 per brief met kenmerk DIE-1647/08
De wijze waarop de Kamer IOB-rapporten inclusief beleidsreactie zal toezenden en de instelling van een Raad van AdviesAO IOB 29 mei 2008Verzonden op 17 oktober 2008 per brief FEZ/FM-192/08
Kabinet zal de Nederlandse inzet voor de conferentie in Doha(29/11–2/12/08) tijdig aan de Kamer kenbaar makenAO RAZEB (OS) d.d. 22 mei 2008Verzonden op 3 november 2008 per brief met kenmerk DVF/IF-257/08
27 925, nr. 310 Motie-Van Gennip c.s. over vrijwilligheid en coördinatie van de eventuele terugkeer van Afghaanse vluchtelingen27 925-310 VAO Afghanistan d.d. 24 april 2008Verzonden op 28 oktober 2008 per brief DVB/CV-471/08
Een notitie over het Caribisch gebied (voor begrotingsbehandeling)AO Cuba d.d. 16 april 2008Verzonden op 23 februari 2009 per brief met kenmerk DWH/MC-550/08
Onderzoeken van de mogelijkheden tot steun aan de vakbonden in CubaAO Cuba d.d. 16 april 2008Uitgeschreven met de mededeling dat het CNV-vakbond meer faciliteiten zullen verschaffen ter bevordering van de vakbondsactiviteiten
De Kamer tijdig informeren over de inzet t.a.v. de politieke verklaring die de NAVO tijdens de Top in 2009 zal aannemenAO NAVO Top te Boekarest d.d. 26 maart 2008Verzonden op 18 november 2008 per brief met kenmerk DVB/VD-331/08
Aandacht vragen van Nederlands bedrijfsleven voor kinderarbeidAO Mensenrechten d.d. 8 april 2008Afgehandeld
Volgende reguliere mr-rapportage aan de Kamer bevat appreciatie HRW-rapport «Russia: Choking on Bureaucracy»AO Ruslandd.d. 10 april 2008Verzonden op 27 maart 2009 per brief DMH/MR-228/09
Nederland zal met Ierland, overige EUFOR-partners en regering Tsjaad, afspraken maken over behandeling en overdracht van gevangenenAO EUFOR Tchad/RCA d.d. 25 maart 2008Verzonden op 29 september 2008 per brief DVB/CV-406/08
De Eerste Kamer over 1 jaar wederom inlichten over de voortgang van de verbetering van de rechtsbescherming bij de EU en VN terrorismelijstenMO Handhaving MKO op EU-terrorismelijst d.d. 11 maart 2008Verzonden op 18 september 2008 per brief met kenmerk DPZ/TND-169/08
Motie Pechtold 31 202 nr.23. De Kamer een brief toesturen inzake Europese Unie in het jaar 2030WRR debat d.d. 11 maart 2008In behandeling
M zal de TK de evaluatie van de Commissie Cultureel Verdrag Vlaanderen-Nederland (CNV) toezenden zodra deze beschikbaar isAO Benelux d.d. 12 februari 2008In behandeling
Hervatten van het ambtelijk overleg met Suriname over de ToescheidingsovereenkomstAO Suriname d.d. 30 januari 2008Verzonden op 21 november 2008 per brief met kenmerk DWH/MC-860/08
Uitzoeken hoe het zit met de Surinaamse stagiaires in Nederland in overleg met MinJusAO Surinamed.d. 30 januari 2008Is tijdens AO Suriname d.d. 22 januari 2009 niet aan de orde gekomen (niet opgebracht door Kamerleden)
Situatie van de Inheemsen opbrengen tijdens volgend beleidsoverlegAO Suriname d.d. 30 januari 2008Verzonden op 21 november 2008 per brief DWH/MC-860/08
31 200, nr. 174 Motie Wiegman-van Meppelen Scheppink c.s. over een inventarisatie van de kansen en risico’s van sojaproductie in ontwikkelingslandenVAO Sojateelt d.d. 29 januari 2008Verzonden 6 juni 2008 door MinLNV
Toezending aan de Kamer van een inventarisatie van wat de andere lidstaten doen of gaan doen met de informatievoorziening over het verdragPlenair debat Staat van de Unie d.d. 20 december 2007Overzicht conform de toezegging is op ambtelijk niveau aan de griffier (Daan Huisinga) verzonden
31 202, nr. 19 Motie Peters over toepassing van het beginsel «de vervuiler betaalt»Plenair debat Staat van de Unie d.d. 20 december 2007Ondersteuning van beleid
T is bereid om de resultaten van de gesprekken die hij met StasBZK heeft met andere overheden op Europees terrein, te melden bij de Tijdelijke Commissie Subsidiariteit, de commissies ESO en/of EuZa14010503u Plenair debat Europese Raad d.d. 19 juni 2007Zodra overleg heeft plaatsgevonden, zal toezegging gestand worden gedaan
In samenwerking met EZmogelijkheid tot invoering WOK (Wet Openbaarheid Ketens) onderzoekenAO Sojateelt d.d. 21 november 2007Verzonden op 22 april 2009 per brief met kenmerk DDE-196a/2009
Motie 31 200 V 23 over een strategisch communicatieplanBegrotingsbehandeling BZ 2008 d.d. 7–8 november 2007Verzonden op 19 november 2008 per brief BSG-231/08 (is tijdens begrotingsbehandeling beantwoord)
Motie 31 200 V 26 over het zoveel mogelijk in de openbaarheid voeren van het mensenrechtenbeleidBegrotingsbehandeling BZ 2008 d.d. 7–8 november 2007Uitgeschreven op Kamerbrief DMH/MR228/09 d.d. 27 maart 2009
Motie Voordewind 31 200 V 45 aanpak van kinderarbeid en de rol van de ambassadeBegrotingsbehandeling BZ 2008 d.d. 7–8 november 2007In behandeling
Motie 31 200 V 58 over aanpak van kindersekstoerismeBegrotingsbehandeling BZ 2008 d.d. 7–8 november 2007Verzonden op 6 november 2008 per brief met kenmerk DMH/MR-597/08
Faciliteren van een ontmoeting van mevrouw Kionka, speciaal EU-vertegenwoordiger voor mensenrechten met Europees Platvorm voor Internationale Bescherming van het Recht op GodsdienstvrijheidBegrotingsbehandeling BZ 2008 d.d. 7 en 8 november 2007Ontmoeting moet nog plaatsvinden
De Kamer, i.h.k.v. de mensenrechtenrapportage, informeren over de rol van speciaal EU-vertegenwoordiger voor de mensenrechtenKionkaBegrotingsbehandeling BZ 2008 d.d. 7 en 8 november 2007Uitgeschreven op Kamerbrief DMH/MR228/09 d.d. 27 maart 2009
Motie 31 031 V, nr. 8 (Boekestijn/Ferrier) inzake het inzichtelijk maken van de relatie tussen de Nederlandse beleidseffecten en -prestatiesWetgevingsoverleg financiële verantwoording BZ over 2006 d.d. 14 juni 2007Verzonden door FEZ
Motie 31 031 V, nr. 13 (Ferrier c.s.) inzake uitwerking mogelijkheden versterking interdepartementale samenwerkingWetgevingsoverleg financiële verantwoording BZ over 2006 d.d. 14 juni 2007Verzonden op 20 juni 2008 per brief DVB/CV-290/08
Motie Peters en Gill’ard 31 031 V, nr. 19. Het inzichtelijk maken effecten uitgaven op vrouwenen meisjes in de resultatenrapportage 2007–2008Wetgevingsoverleg financiële verantwoording BZ over 2006 d.d. 14 juni 2007Verzonden op 19 mei 2009 per brief met kenmerk DEK/BA-058/09
Kamer wordt geïnformeerd over uitkomst conflictanalysesAO OESO/DAC d.d. 29 maart 2007Verzonden op 7 november 2008 per brief met kenmerk EFV-358/08
Aan TK wordt een tussentijdse rapportage gestuurd over de besteding van de Tsunamigelden aan wederopbouw als er iets noemenswaardigs te melden valtWetgevingsoverleg Jaarverslag 2005Verzonden
Opstellen van studie over positie van Nederlandse maatschappelijke organisaties in relatie tot wereldwijde ontwikkeling.Begrotingsbehandeling EK 16–05–06Verzonden op 14 april 2009 per brief DSI/MY-075/09

BIJLAGE 2. LIJST VAN AFKORTINGEN

ACSLanden in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan
AdeptAccession-oriented Dutch-European Proficiency Training
AMISOMAfrican Union Mission on Somalia
AIVDAlgemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst
ANDSAfghan National Development Strategy
ASEANAssociation of Southeast Asian Nations
ATTArm Trade Treaty (Internationaal wapenhandelsverdrag)
AUAfrikaanse Unie
AVVNAlgemene Vergadering Verenigde Naties
BTWCBiologisch Wapenverdrag (155)
BZministerie van Buitenlandse Zaken
BZKministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
BNPBruto Nationaal Product
BSODBusiness Support Organisation Development
CAOCollectieve arbeidsovereenkomst
CBICentrum tot Bevordering van de Import uit ontwikkelingslangden
CDM Clean Development Mechanism
CERF Central Emergency Response Fund
CICIGComisión Internacional Contra la Impunidad en Guatemala (Internationale commissie tegen de straffeloosheid in Guatemala)
CPICorruptie Perceptie Index
CTBTComprehensive Test Ban Treaty (Alomvattend Kernstopverdrag (138) )
CTITF Counter Terrorism Implementation Task Force
CvPClub van Parijs
CWCChemical Weapons Convention (Chemisch Wapenverdrag) (182)
DACDevelopment Assistance Committee
DDRDisarmament Demobilization and Reintegration
DRCDemocratische Republiek Congo
ECPExport Coaching Programme
EFAEducation for All
EKIExportkredietverzekering en Investeringsgaranties
ENPEuropees Nabuurschaps Programma
EPAEuropean Partnership Agreements (Europese Partnerschapsakkoorden)
ERPEnterprise Resource Planning
EUEuropese Unie
EUBAM RafahEU Border Assistance Mission at Rafah
EUJUST LEXEU Integrated Rule of Law Mission for Iraq
EULEXEVDBmissie in Kosovo
EU MMEuropean Union Monitary Mission
EUPOLEU Police Mission
EUPOL COPPSEU Police Co-ordinating Office for Palestinian Police SupportEU Police Mission for the Palestinian Territories
EUSECEuropean Union Security (in the Democratic Republic Congo)
EVDEconomische Voorlichtingsdienst
EVDBEuropees Veiligheids- en Defensiebeleid
EVRMEuropees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden
FMCTVerdrag betreffende een verbod op de productie van splijtstoffen voor explosiedoeleinden
FMONederlandse Financieringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden
FTIFast Track Initiative
GCEGemeenschappelijk Cultureel Erfgoed
GFATMGlobal Fund to fight Aids, Tuberculosis and Malaria
GTZGesellschaft für Technische Zusammenarbeit
HCOCHague Code of Conduct against Ballistic Missile Proliferation (Haagse Gedragscode tegen de proliferatie van Ballistische Wapens)
HGISHomogene Groep Internationale Samenwerking
HIFHealth Insurance Fund
IAEAInternational Atomic and Energy Agency
ICTRInternational Criminal Tribunal for Rwanda
ICTYInternational Criminal Tribunal for the former Yugoslavia
IMFInternationaal Monetair Fonds
IOBInspectie Ontwikkelingssamenwerkingenbeleidsevaluatie
IS-academieInternationale Samenwerking-Academie
ISAFInternational Security Assistance Force
KAZAKavango-Zambezi Transfrontier Conservation
LNVMinisterie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
MDG’sMilleninium Development Goals (Millennium Ontwikkelingsdoelen)
MFSMedefinancieringsstelsel
MIVDMilitaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst
MKBMidden en Klein Bedrijf
MNAMean Nuclear Area
MOLMinst Ontwikkelde Landen
MONUCUnited Nations Organization in the Demogratic Republic Congo
MOVPMidden-Oosten Vredes Proces
MRRMensenrechtenraad
MTESMatra Training voor Europese Samenwerking
MVOMaatschappelijk Verantwoord Ondernemen
MVVMachtiging tot Voorlopig Verblijf
NAVONoord-Atlantische Verdrags Organisatie
NBSONetherlands Business Support Offices
NFPNetherlands Fellowship Programme
NIMDNetherlands Institute for Multiparty Democracy
NGONon- Gouvernementele Organisatie
NICHENetherlands Initiative for Capacity Development in Higher Education institutions
NPTNetherlands Programme for institutional strengthening of education and Training capacity
NPVNon-Proliferatie Verdrag (189)
NVISNieuw Visum Informatie Systeem
NWO-WOTRONederlandse organisatie voor Wetenschappenlijk Onderzoek – Wetenschappelijk Onderzoek in de Tropen
OCWministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
ODOperationele Doelstelling
ODAOfficial Development Assistance (officiële ontwikkelingshulp)
ODIHROffice for Democratic Institutions and Human Rights
OESOOrganisatie Economische Samenwerking en Ontwikkeling
OHCHRHoge commissaris voor de Rechten van de Mens
OPCATOptional Protocol to the UN Convention against Torture, Inhuman and Degrading Treatment
ORETProgrammaontwikkelingsrelevante exporttransacties
ORIOOntwikkelingsrelevante Infrastructuurontwikkeling
OSOntwikkelingssamenwerking
OVSEOrganisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa
PEGASEMécanisme Palestino-Européen de Gestion de l’Aide Socio-Economique
PFMPublic Finance Management
PRSPPoverty Reduction Strategy Papers
PSEProducer Support Estimate
PSIPrivate Sector Investment
PSOPraktische Sectororiëntatie
PUMProgramma Uitzending Managers
RBVRijksbegrotingsvoorschriften
REDDReducing Emissions from Deforestation and forest Degradation in developing countries
RHBRijkshoofdboekhouding (ministerie van Financiën)
RvERaad van Europa
R2PResponsibility 2 Protect
SGACAStrategische Goed Bestuur en CorruptieAnalyses
SICAStichting Internationale Culturele Activiteiten
SNVStichting Nederlandse Vrijwilligers
SRGRSeksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten
SSRSecurity Sector Reform
TITransparency International
TKTweede Kamer
UNAIDSJoint United Nations Programme on HIV/AIDS
UNAMIDAfrican Union/ United Nations Hybrid Operation in Darfur
UNDPUnited Nations Development Programme
UNODCUnited Nations Office on Drugs and Crime
UNESCOUnited Nations Educational, Scientific and Cultural Organization
UNESCO-IHEUNESCO- Institute for Water Education
UNFCCCUnited Nations Framework Convention on ClimateChange
UNFPAUnited Nations Population Fund
UN-HABITATUnited Nations Human Settlements Programme
UNICEFUnited Nations Children’s Fund
UNMISUnited Nations Mission in Sudan
UNOCDUnited Nations Office on Drugs and Crime
UNRWAUnited Nations Relief and Works Agency
UNSGABUnited Nations Secretary General’s Advisory Board on Water and Sanitation
VNVerenigde Naties
VROMministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
V&Wministerie van Verkeer en Waterstaat
WbpWet bescherming persoonsgegevens
WHOWorld Health Organisation
WobWet openbaar bestuur
WSSDWorld Summit on Sustainable Development
WTOWorld Trade Organization (Wereldhandelsorganisatie)

BIJLAGE 3. TREFWOORDENLIJST

Accountability 86, 101, 123

Acquis 24, 79, 96

ACS 94, 170

Afghanistan 15, 17, 28, 29, 34, 45, 61, 83, 84, 85, 114, 163, 166, 167

Afrika 15, 28, 35, 63, 68, 80, 83, 84, 85, 88, 91, 94, 103, 109, 112, 116, 121, 123, 124, 164, 165, 166, 170

Agentschap 8, 92, 156, 158

AIDS 37, 47, 68, 115, 116

Algemene Rekenkamer 153

Ambassade 14, 18, 19, 27, 39, 45, 46, 49, 51, 54, 55, 56, 59, 73, 74, 88, 104, 107, 112, 116, 117, 118, 126, 131, 132, 133, 134, 139, 162, 163, 165, 168

Ambtsberichten 57, 127, 128, 129, 130, 167

Apparaatsuitgaven 139, 140

Armoede 1, 12, 13, 16, 20, 23, 36, 37, 38, 42, 44, 60, 61, 63, 101, 102, 104, 108, 109, 112, 124, 144

Asiel 22, 56, 92, 127, 128, 147

Asielzoekers 62, 147, 166

ATT 31, 82, 170

Azië 23, 116, 165

Basisonderwijs 64, 120

Bedrijfsleven 14, 18, 20, 34, 38, 39, 40, 42, 46, 48, 51, 55, 87, 103, 107, 115, 116, 117, 122, 167

Bedrijfsvoering 7, 8, 19, 150, 151, 152, 153

Begrotingssteun 43, 101, 109, 145, 166

Beleidskaders 120

Beleidsprioriteiten 2, 3, 4, 45, 111, 133

Beroepsonderwijs 110, 111, 112

Bezuinigen 19

Biodiversiteit 89, 121, 122, 146

Biometrie 7, 127

Broeikasgassen 23, 53, 89

Buitenlandbeleid 8, 58, 116, 132

Buitenland 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 12, 13, 14, 15, 18, 19, 23, 25, 26, 27, 32, 33, 37, 43, 48, 50, 51, 52, 53, 54, 55, 56, 57, 58, 59, 60, 75, 80, 85, 86, 89, 101, 107, 112, 118, 122, 126, 127, 128, 129, 131, 132, 133, 134, 135, 139, 146, 147, 151, 152, 154, 156, 162, 163, 166, 170

Burundi 17, 30, 35, 45, 84, 85, 113, 114

BZK 33, 85, 168, 170

Caïro-agenda 116

Capaciteitsopbouw 18, 31, 46, 47, 79, 80, 84, 85, 106

CBI 1, 2, 8, 103, 109, 156, 157, 158, 159, 160, 161, 170

China 23, 35, 42, 84, 131, 136, 162, 165

Clingendael 91

Coördinatie 16, 42, 79, 86, 89, 92, 93, 99, 101, 106, 123

Coherentie 17, 23, 42, 44, 94, 99, 101, 104, 109

Concurrentievermogen 156

Conflictpreventie 82, 85, 89, 91, 124

Consulaire dienstverlening 7, 8, 14, 54, 55, 126, 127, 129, 133

Conventies 50

Corruptie 17, 43, 44, 86, 87, 88, 101, 123, 170, 172

Crisisbeheersing 1, 15, 28, 29, 30, 33, 60, 61, 78, 82, 83, 85, 90, 163

Crisis 13, 14, 16, 17, 18, 19, 20, 22, 24, 25, 33, 35, 37, 40, 44, 55, 86, 105, 148, 150, 151

Cultureel profiel 135, 147

Cultuur 4, 19, 58, 59, 131, 132, 134, 135, 136, 152, 155, 165, 172

Cyprus 24, 93

DAC 33, 43, 45, 87, 106, 169, 170

Defensie 4, 15, 17, 29, 30, 33, 34, 35, 42, 82, 84, 85, 135, 163, 165, 171

Democratische Republiek Congo 35, 52, 85, 113, 114, 170

Democratisering 25, 86, 87, 88, 142

Den Haag 12, 19, 29, 31, 32, 50, 58, 74, 75, 79, 139, 148, 151, 152, 154

Dialoog 14, 25, 26, 27, 28, 30, 31, 32, 34, 35, 44, 47, 49, 50, 51, 58, 73, 74, 78, 79, 81, 84, 87, 88, 93, 101, 102, 104, 111, 115, 116, 117, 121, 123, 124

Discriminatie 48, 52, 114

Doha 16, 46, 167

Doodstraf 7, 18, 48, 49, 52

Draagvlak 1, 15, 20, 21, 72, 82, 85, 86, 132, 133, 135, 136, 167

Drinkwater 38, 41, 70, 123, 124, 125, 146

Duurzaamheid 18, 38, 45, 47, 100, 111, 122, 153

Duurzame ontwikkeling 36, 101, 102

Economische dienstverlening 14, 54, 55, 107

Education for All 170

Energie 15, 18, 22, 23, 26, 28, 37, 38, 41, 45, 47, 62, 63, 88, 89, 111, 121, 122, 125, 142, 151, 158, 164, 167

Energievoorzieningszekerheid 14, 23, 24, 88, 90, 91, 163

EPA 94, 100, 170

EU-afdrachten 5, 143

EU 5, 12, 14, 15, 16, 18, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 29, 30, 32, 35, 36, 38, 39, 40, 49, 50, 51, 53, 54, 56, 60, 61, 62, 70, 72, 73, 74, 76, 78, 79, 80, 81, 82, 83, 84, 85, 86, 87, 88, 89, 90, 92, 93, 94, 95, 96, 97, 99, 101, 102, 103, 104, 108, 111, 114, 119, 121, 122, 124, 127, 128, 129, 132, 135, 137, 138, 139, 140, 141, 142, 143, 144, 145, 146, 147, 148, 149, 156, 157, 158, 159, 162, 163, 164, 165, 166, 167, 168, 170, 171

Eurojust 148

Europa 1, 12, 13, 14, 15, 20, 21, 23, 24, 25, 51, 53, 84, 87, 95, 133, 134, 136, 157, 163, 164, 172

Europees Parlement 15, 21, 95, 144

Europese Commissie 22, 88, 94, 95, 128, 162, 164, 165

Europese integratie 14

Europese Raad 14, 24, 95, 162, 163, 168

Europese Unie 5, 13, 14, 15, 20, 24, 25, 52, 60, 74, 88, 92, 97, 143, 168, 170

EU-uitbreiding 24

Evaluatieprogrammering 6, 7

Evaluatie 6, 7, 18, 22, 45, 46, 76, 91, 92, 99, 104, 107, 109, 110, 113, 114, 115, 120, 125, 128, 129, 136, 150, 154, 162, 164, 165, 166, 167, 168, 171

EVDB 29, 30, 36, 78, 84, 170, 171

EVD 54, 171

Externe beleid 23, 93

EZ 55, 162, 166, 167, 168

FAO 109

Financieel beheer 92, 153

Financieel-economische crisis 13, 14, 16, 17, 18, 37, 47, 53

Financiële crisis 18, 20, 37, 38, 39, 46, 71, 72, 86, 103

Financiële Perspectieven 92, 97

FMO 103, 109, 171

Fragiele staten 17, 28, 32, 33, 34, 35, 36, 45, 71, 105, 110, 111, 114, 163

FTI 39, 41, 61, 110, 120, 145, 171

G20 16, 22, 23, 100, 101

Garanties 100, 170

GCE 132, 171

Gedetineerden 57, 126, 166

Geïntegreerd buitenlands beleid 151

Gender 7, 16, 18, 38, 45, 64, 96, 100, 105, 111, 112, 113, 114, 115, 119, 120

Georgië 25, 29, 36, 84, 165

Gezondheidszorg 11, 34, 38, 43, 62, 127, 134

GFATM 39, 47, 62, 115, 145, 171

Godsdienst 18, 24, 48, 49, 73, 74, 168

Groei 5, 13, 14, 15, 16, 17, 19, 20, 22, 23, 37, 38, 39, 40, 42, 43, 45, 46, 47, 55, 60, 61, 92, 97, 101, 102, 103, 107, 108, 111, 144, 145

Harmonisatie 56, 82, 104, 105, 128

HGIS 7, 8, 60, 132, 136, 138, 139, 171

HIV/AIDS 41, 46, 47, 61, 68, 111, 115, 120, 145, 172

HIV 47, 60, 68, 115, 116, 117, 119

Homoseksualiteit 18, 49, 165

Humanitaire hulp 26, 28, 30, 35, 84, 85, 86, 105, 164

Humanitaire hulpverlening 60, 61, 85, 90, 115, 117, 141

IAEA 27, 81, 171

IFC 40

ILO 50

IMF 16, 42, 100, 101, 171

Indonesië 15, 62, 121, 122, 123, 142, 145, 146, 162

Infrastructuur 18, 40, 84, 102, 103, 109, 113, 172

Integriteit 150

Internationaal cultuurbeleid 19, 132, 165

Internationaal Strafhof 32, 50, 71, 72, 75, 79, 162

Internationale financiële instellingen 16, 46, 72

Internationale organisaties 1, 16, 17, 30, 38, 42, 53, 57, 58, 75, 76, 78, 116, 117, 122, 123, 124, 134, 135, 136

IOB 6, 76, 91, 99, 120, 125, 129, 136, 163, 166, 167, 171

IPPF 116

Irak 28, 36

Iran 26, 27, 29, 31, 76, 162, 163

ISAF 15, 29, 34, 83, 171

Israël 15, 16, 25, 26, 27, 93, 164

Justitie 14, 22, 29, 33, 36, 80, 83, 93, 127, 128, 148

Kampala 32, 71, 74, 79, 162, 164

Kanaal 39, 40, 41, 44

Kandidaat-lidstaten 15, 24, 87, 95

Kinderarbeid 23, 50, 93, 162, 165, 167, 168

Kinderen 52, 61, 63, 64, 73, 110, 119

Klimaat 1, 15, 18, 19, 22, 23, 25, 34, 37, 38, 41, 42, 45, 47, 48, 53, 58, 72, 88, 89, 105, 111, 121, 122, 124, 134, 135, 151, 153, 162, 165, 167

Klimaatverandering 13, 18, 20, 21, 38, 41, 47, 89, 123, 124, 133

Kopenhagencriteria 24, 96

Kopenhagen 15, 18, 22, 23, 24, 47, 53, 93

Kortingen 1, 38, 39, 40, 41, 46, 61, 141, 142, 143, 145, 146

Kosovo 24, 29, 36, 84, 113, 170

Krijgsmacht 1, 28, 165

Libanon 27

LNV 18, 55, 122, 124, 168, 171

Markttoegang 16, 70, 100, 102, 109

Marokko 28, 79, 166

Marteling 18, 48, 49, 52, 74

Massavernietigingswapens 25, 28, 31, 80, 81, 82

MATRA 86, 87, 94, 95

MDG 4, 8, 11, 16, 17, 18, 36, 37, 39, 41, 45, 46, 47, 51, 63, 64, 66, 67, 68, 69, 70, 71, 114, 115, 117, 120, 121, 133, 166, 171

Medefinanciering 17, 44, 62, 117, 120, 164, 171

Mediterrane Regio 25, 93, 94

Mensen 32, 73

Mensenrechtenbeleid 18, 51, 76, 162, 168

Mensenrechtenfonds 19, 52, 73, 163

Mensenrechten 1, 8, 15, 18, 20, 23, 24, 25, 27, 28, 30, 31, 35, 36, 47, 48, 49, 50, 51, 52, 53, 58, 59, 60, 61, 73, 74, 76, 78, 79, 93, 95, 96, 117, 141, 162, 165, 166, 167, 168, 171

Mensenrechtenverdedigers 19, 52, 73, 162

MFS 44, 45, 62, 111, 117, 120, 162, 163, 166, 171

Microfinanciering 46, 103

Midden-Oosten 1, 15, 16, 26, 28, 29, 36, 83, 87, 94, 166, 167, 171

Migratie 14, 15, 21, 22, 37, 41, 42, 48, 54, 56, 92, 127, 128, 129, 164, 165

Milieu 2, 13, 18, 36, 37, 38, 41, 45, 47, 48, 60, 62, 89, 90, 100, 121, 122, 124, 125, 146, 151, 162, 164, 165, 173

Millennium Development Goals 63

 Programma 160

Multilateraal 31, 35, 38, 39, 40, 48, 51, 73, 81, 82, 83, 86, 105, 132

Nabuurschapsbeleid 86

Natuurlijke hulpbronnen 47, 89

Natuurrampen 85

NAVO 29, 30, 31, 72, 77, 78, 79, 80, 81, 83, 84, 85, 88, 91, 163, 165, 167, 171

NBSO 55, 107, 109, 171

NCDO 167

Nederland 1, 4, 5, 7, 8, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 28, 29, 30, 31, 32, 33, 34, 35, 36, 37, 38, 39, 40, 41, 42, 43, 44, 45, 46, 47, 48, 49, 50, 51, 52, 53, 54, 55, 56, 57, 58, 59, 60, 61, 62, 63, 71, 72, 73, 74, 75, 76, 78, 79, 80, 81, 82, 83, 84, 85, 86, 87, 88, 89, 91, 92, 93, 94, 95, 96, 97, 98, 99, 100, 101, 102, 103, 104, 105, 106, 107, 108, 109, 110, 111, 112, 113, 114, 115, 116, 117, 118, 120, 121, 122, 123, 124, 126, 127, 128, 129, 131, 132, 133, 134, 135, 136, 142, 143, 144, 145, 146, 147, 148, 152, 154, 155, 162, 164, 165, 166, 167, 168, 169, 171, 172

Netherlands Business Support Offices 54, 107, 109, 171

NGO 34, 44, 84, 85, 86, 101, 105, 111, 116, 117, 123, 166, 171

NIMF 109

Non-proliferatie 15, 31, 81, 90

Non-Proliferatieverdrag 31

Noodhulp 61, 86, 141

Noord-Afrika 28, 87

NVIS 7, 128, 172

ODA 7, 8, 18, 37, 39, 41, 60, 61, 62, 94, 141, 142, 144, 145, 146, 147, 172

OESO 33, 34, 43, 83, 87, 100, 101, 106, 169, 172

Ondernemingsklimaat 40, 63, 156

Onderwijs 11, 20, 21, 28, 34, 41, 43, 50, 58, 61, 64, 110, 111, 112, 113, 115, 117, 119, 120, 132, 134, 145, 165, 166, 172

Onderzoek 5, 6, 49, 51, 57, 76, 89, 91, 94, 99, 102, 109, 111, 112, 116, 119, 120, 122, 125, 127, 128, 129, 136, 150, 154, 163, 164, 166, 167, 168, 172

Ontwapening 15, 31, 77, 80, 81, 83, 90

Ontwikkelingsdoelstellingen 41

Ontwikkelingssamenwerking 3, 6, 8, 15, 16, 17, 18, 26, 30, 33, 34, 37, 38, 39, 41, 42, 44, 48, 50, 53, 58, 71, 72, 84, 86, 95, 102, 104, 105, 108, 111, 119, 122, 125, 133, 167, 171, 172

Oostelijk partnerschap 25

ORET 40, 61, 144, 172

OVSE 30, 51, 72, 78, 83, 88, 95, 96, 172

Pakistan 29, 34, 61, 79, 163, 166

Palestijnse staat 15, 26, 27

Pandemieën 13

Paris Declaration 106, 109

Particuliere sector 134

Partnerlanden 39, 44, 47, 53, 83, 86, 87, 89, 93, 101, 102, 104, 105, 106, 110, 111, 114, 116, 117, 119, 123, 124, 132, 144

PDPPP 62, 145

PEGASE 27, 36, 172

Personenverkeer 56, 129, 146, 147

Postennet 14, 19, 54, 55, 107, 139, 152, 166

Pre-accessie 24, 86, 87

Procurement 106

Programma 2, 4, 6, 7, 8, 9, 11, 14, 17, 22, 24, 27, 28, 31, 33, 34, 35, 36, 39, 40, 45, 46, 53, 59, 61, 62, 76, 79, 83, 85, 86, 87, 89, 90, 92, 94, 95, 96, 99, 101, 102, 103, 104, 105, 106, 108, 109, 111, 112, 113, 116, 117, 118, 119, 120, 121, 122, 123, 124, 125, 126, 128, 129, 132, 133, 135, 136, 141, 142, 145, 146, 155, 157, 160, 165, 166, 170, 172

Program 36, 123

Pro-poor 102

PRSP 101, 172

PSI 34, 103, 109, 116, 172

PSO 109, 172

Publieksdiplomatie 85, 134, 136

R2P 50, 72, 172

Raad van Europa 51, 72, 74, 95, 96, 172

Rechtsorde 12, 33, 60, 71, 72, 75, 76, 141

Referendum 21, 45

Reisdocumenten 7, 55, 57, 127

Reproductieve gezondheid 18, 45, 46, 47, 60, 62, 113, 115, 116, 117, 119, 120, 166

Rusland 25, 30, 36, 42, 78, 81, 82, 84, 88, 93, 163, 168

Rwanda 75, 166, 171

Samenhang 1, 5, 6, 8, 20, 23, 26, 30, 32, 34, 57, 72, 86, 89, 101, 113, 126, 138, 146, 150, 151

Samenwerking 7, 8, 14, 15, 17, 19, 22, 23, 25, 28, 30, 31, 32, 33, 34, 35, 37, 38, 39, 41, 42, 43, 44, 46, 48, 49, 51, 54, 55, 56, 58, 59, 60, 70, 72, 74, 77, 78, 79, 80, 81, 83, 84, 85, 86, 88, 89, 93, 94, 95, 96, 99, 101, 102, 103, 105, 106, 110, 111, 112, 115, 116, 117, 123, 124, 126, 127, 128, 131, 133, 135, 142, 151, 152, 154, 162, 167, 168, 171, 172

Sancties 27, 43, 52, 163

Sanitatie 41, 123, 124, 146

Schuld 41, 101, 102, 134

Schuldverlichting 37, 109

Sectorale 101, 102, 104, 115, 117

SICA 132, 165, 172

SNV 109, 120, 145, 172

Sociale ontwikkeling 60, 119, 145

Soedan 30, 34, 45, 61, 83, 84, 85, 91, 113, 114, 141, 165

SRGR 38, 39, 46, 47, 111, 115, 116, 117, 120, 172

Staat van de Unie 8, 168

Sub-Sahara Afrika 112, 113

Subsidie 45, 78, 91, 117, 118, 133, 134, 162, 167

Suriname 164, 168

Syrië 27

Taliban 29, 165

Terrorismebestrijding 15, 28, 50, 74, 79, 151

Terrorisme 13, 22, 28, 31, 32, 50, 71, 74, 75, 79, 80, 90, 91, 92, 162, 166, 168

Track record 88

Uitbreiding 1, 14, 24, 25, 49, 75, 77, 82, 97, 166

UNAIDS 39, 47, 62, 115, 116, 145, 172

UNDP 85, 87, 91, 172

UNESCO 111, 123, 124, 172

UNFPA 39, 47, 62, 116, 117, 145, 166, 172

UN-HABITAT 123, 173

UNICEF 49, 111, 116, 123, 173

Uruzgan 15, 17, 29, 34, 83, 84

Vakbonden 18, 43, 111, 167

Veiligheid 1, 5, 13, 15, 17, 22, 24, 26, 27, 28, 29, 30, 31, 32, 33, 34, 35, 36, 38, 39, 45, 46, 48, 50, 51, 56, 58, 60, 72, 77, 78, 79, 80, 81, 83, 84, 85, 88, 89, 90, 92, 94, 95, 99, 111, 112, 113, 114, 120, 126, 127, 129, 133, 141, 142, 146, 147, 150, 154, 162, 170, 171, 172

Veiligheidsraad 16, 27, 46, 71, 72, 81, 115

Verdeling 17, 18, 38, 39, 40, 42, 43, 45, 60, 62, 71, 83, 101, 104, 108, 111, 144

Verdrag van Lissabon 14, 21, 23, 24, 92, 167

Verenigde Staten 55, 166

Verkiezingen 15, 21, 30, 34, 35, 45, 84

Vertrouwensfuncties 150

Visumaanvragen 7, 55, 57, 107, 126, 129

Visumverlening 56, 128

Vluchtelingen 27, 28, 36, 162, 164, 167

Voedselveiligheid 42

Voorschottenbeheer 153

Voorzitterschap 22, 39, 83, 93, 95, 99, 124

Vrede 15, 16, 26, 27, 29, 30, 33, 34, 35, 36, 39, 45, 46, 50, 57, 58, 61, 72, 83, 84, 94, 113, 114, 120, 154, 160, 161, 171

Vredesopbouw 15, 35, 71, 91

Vreemdelingenbeleid 60, 127, 128, 129

Vrijheid 5, 18, 22, 24, 48, 49, 52, 57, 58, 59, 73, 74, 88, 92, 99, 165, 168

Vrouwen 18, 24, 35, 37, 46, 47, 48, 49, 52, 64, 68, 73, 74, 85, 96, 105, 112, 113, 114, 115, 116, 120, 165, 168

Wapenbeheersing 31, 81, 82, 90, 91

Wapenexportbeleid 31, 82

Waterbeheer 47, 62, 89, 123, 124

Wereldbank 16, 40, 42, 46, 47, 61, 63, 71, 72, 84, 87, 89, 100, 101, 116, 122, 123, 167

Wereldhandel 13, 40, 46, 102, 173

WHO 116, 173

WTO 16, 46, 94, 100, 101, 173

Zetelovereenkomst 75

Zuid-Afrika 117, 127, 131, 132, 145

Licence