Algemene doelstelling
Het bestrijden van criminaliteit en terrorisme door een doelmatige en effectieve preventie, rechtshandhaving en sanctietoepassing.
Meerjarenperspectief
De criminaliteit neemt al enige jaren af. Dat neemt niet weg dat de effectieve bestrijding van criminaliteit en overlast onverminderd belangrijk wordt gevonden in de samenleving. Door middel van effectief preventiebeleid wordt ingezet op het voorkomen van criminaliteit. Ook het voorkomen van herhalingscriminaliteit neemt een belangrijke plaats in, onder meer door te kiezen voor een persoonsgerichte aanpak. Daarnaast is er steeds meer aandacht voor het slachtoffer, met name ook in het strafproces.
Omschrijving van de samenhang
De bijdragen van Justitie aan rechtshandhaving, criminaliteits- en terrorismebestrijding liggen op de beleidsterreinen preventie (13.1), opsporing en handhaving van straf- en ordeningswetgeving (13.3), tenuitvoerlegging van strafrechtelijke sancties en maatregelen (13.4) en slachtofferzorg (13.5). Ten slotte wordt ingezet op het afwenden van de directe gevaren van terrorisme en het voorkomen van terroristische dreiging (13.6).
Verantwoordelijkheid
Op het terrein van preventie, opsporing, vervolging, de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke sancties en maatregelen en slachtofferzorg is de Minister van Justitie beleidsverantwoordelijk én verantwoordelijk voor de uitvoering van beleid. Op het gebied van corruptiebestrijding en ordeningswetgeving is deze verantwoordelijkheid beperkt tot de handhavingsaspecten van deze wetgeving. Voor wat betreft de opsporing beperkt de uitvoering zich tot een aantal specifieke taken. De (overige) opsporing gebeurt door bijzondere opsporingsdiensten die bij wet zijn ingesteld. De verantwoordelijkheid daarvoor ligt bij de betreffende vakdepartementen (de Ministers van Financiën, Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu, Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit en Sociale Zaken en Werkgelegenheid). De Minister van Justitie bepaalt op hoofdlijnen het landelijke opsporings- en vervolgingsbeleid en is samen met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) verantwoordelijk voor het beheer van de politie als het gaat om de opsporing in strafzaken.
De Minister van Justitie heeft een coördinerende verantwoordelijkheid op het terrein van fraudebestrijding. Hierdoor is de interdepartementale samenhang op dit terrein geborgd. Bij thema’s zoals prostitutie en overlastbestrijding is een taakverdeling tussen de Minister van Justitie en de Minister van BZK overeengekomen. Hierdoor is de interdepartementale samenhang op deze terreinen eveneens geborgd.
De kwaliteitsborgende verantwoordelijkheid van de Minister van Justitie richt zich op het stimuleren van de professionaliteit van de rechtshandhaving door het ontwikkelen van instrumenten en het bevorderen van het gebruik daarvan door andere ministeries, overheden en bestuursorganen in de niet-strafrechtelijke handhaving.
De Minister van Justitie en de Minister van BZK zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding.
Externe factoren
Over de externe factoren die de criminaliteitsontwikkeling beïnvloeden bestaan diverse criminologische theorieën. Het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) onderscheidt een aantal categorieën van factoren die de criminaliteit in positieve of negatieve zin kunnen beïnvloeden: demografische factoren, sociaal-economische factoren, maatschappelijke factoren en institutionele factoren.
Daarnaast zijn er uiteraard diverse internationale ontwikkelingen die invloed hebben op het beleid.
Meetbare gegevens bij de algemene doelstelling
De ontwikkelingen en samenhangen in de criminaliteit en de rechtshandhaving worden periodiek en systematisch in kaart gebracht en zoveel mogelijk geduid door beleidsdoorlichtingen/-evaluaties en door middel van de publicatiereeks «Criminaliteit en rechtshandhaving» (C&R). Door in deze publicatiereeks de informatie over de verschillende onderdelen met elkaar in verband te brengen, wordt de samenhang in de strafrechtketen kwantitatief in beeld gebracht (outcome).
Daarnaast wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over de resultaten van de Integrale Veiligheidsmonitor (IVM) (Kamerstukken II 28 684, nr. 276). Deze monitor is een integraal onderzoek dat vanaf 2009 de sociale veiligheid in Nederland op landelijk, regionaal en lokaal niveau in kaart brengt. Naast departementen en politiekorpsen, meten ook veel gemeenten hun veiligheidscijfer volgens deze monitor. De IVM levert onder meer belangrijke informatie voor het meten van outcome-doelstellingen.
Overall doelstelling 2010 t.o.v. 2002 | Herijkte doelstelling 2010 t.o.v. 2006 | Gerealiseerd t/m 2008 | Resultaat monitor 2009 t.o.v. 2006 | Nog te realiseren | |
---|---|---|---|---|---|
Geweld | 19% | 20% | 14,5% | 19% | 1% |
Bron: rapportage Veiligheid begint bij Voorkomen.
Toelichting
De doelstelling om het aantal geweldsdelicten te reduceren met 20% in 2010 ten opzichte van 2006 vloeit voort uit de ambities van het project Veiligheid begint bij Voorkomen. Met de afronding van het programma Geweld in 2011 wordt beoogd ook de nog resterende 1% reductie van de geweldscriminaliteit te realiseren.
2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen | 2 938 544 | 2 857 806 | 2 890 781 | 2 899 125 | 2 892 588 | 2 881 635 | 2 878 838 | |
Waarvan garanties 1 | 355 | 300 | 529 | 644 | 759 | 874 | 989 | |
Programma-uitgaven | 2 939 067 | 2 857 806 | 2 890 781 | 2 899 125 | 2 892 588 | 2 881 635 | 2 878 752 | |
13.1 | Preventieve maatregelen | 19 315 | 22 358 | 24 499 | 25 453 | 25 328 | 25 245 | 25 247 |
Waarvan juridisch verplicht | 22 358 | 24 460 | 25 412 | 25 287 | 25 205 | 25 207 | ||
13.1.1 Dienst Justis | 4 537 | 6 707 | 9 739 | 10 408 | 10 308 | 10 211 | 10 212 | |
13.1.2 Overig | 14 778 | 15 651 | 14 760 | 15 045 | 15 020 | 15 034 | 15 035 | |
13.3 | Handhaving en vervolging | 794 078 | 775 598 | 795 007 | 810 084 | 797 394 | 790 892 | 789 213 |
Waarvan juridisch verplicht | – | 661 911 | 681 321 | 695 295 | 680 974 | 690 844 | 689 378 | |
13.3.1 Rechtshandhaving | 115 972 | 120 336 | 129 369 | 129 972 | 131 411 | 127 260 | 127 267 | |
13.3.2 Openbaar Ministerie | 611 165 | 589 216 | 594 017 | 607 435 | 593 868 | 591 735 | 590 042 | |
13.3.3 NFI | 66 941 | 66 046 | 71 621 | 72 677 | 72 115 | 71 897 | 71 904 | |
13.4 | Tenuitvoerlegging strafrechtelijke sancties | 2 055 808 | 1 973 781 | 1 999 876 | 1 996 807 | 2 002 717 | 1 998 393 | 1 997 180 |
Waarvan juridisch verplicht | – | 1 956 214 | 1 956 879 | 1 942 893 | 1 933 423 | 1 928 050 | 1 926 879 | |
13.4.1 DJI-gevangeniswezen-regulier | 1 164 888 | 1 020 512 | 996 535 | 993 110 | 1 005 257 | 997 467 | 996 340 | |
13.4.2 DJI-Forensische zorg | 577 162 | 670 752 | 691 467 | 700 385 | 700 493 | 698 837 | 698 723 | |
13.4.3 Reclassering | 236 982 | 242 909 | 276 433 | 288 830 | 289 143 | 289 529 | 289 557 | |
13.4.5 CJIB | 70 050 | 32 456 | 28 340 | 7 285 | 660 | 5 420 | 5 420 | |
13.4.6 Overig | 6 726 | 7 152 | 7 101 | 7 197 | 7 164 | 7 140 | 7 140 | |
13.5 | Slachtofferzorg | 33 996 | 51 076 | 48 183 | 47 404 | 47 147 | 47 171 | 47 176 |
Waarvan juridisch verplicht | – | 51 076 | 48 183 | 47 404 | 47 147 | 47 171 | 47 176 | |
13.5.1 Slachtofferhulpbeleid | 15 407 | 29 379 | 26 725 | 25 542 | 25 346 | 25 375 | 25 378 | |
13.5.2 Schadefonds Geweldsmisdrijven (SGM) | 18 589 | 21 697 | 21 458 | 21 862 | 21 801 | 21 796 | 21 798 | |
13.6 | Terrorismebestrijding | 35 870 | 34 993 | 23 216 | 19 377 | 20 002 | 19 934 | 19 936 |
Waarvan juridisch verplicht | – | 34 574 | 18 747 | 13 994 | 12 810 | 12 776 | 12 775 | |
13.6.1 NCTb | 32 697 | 31 925 | 21 156 | 17 319 | 17 978 | 17 946 | 17 948 | |
13.6.2 IND | 3 173 | 3 068 | 2 060 | 2 058 | 2 024 | 1 988 | 1 988 | |
Ontvangsten | 846 774 | 821 273 | 914 428 | 1 027 047 | 1 069 361 | 1 052 361 | 996 261 | |
Waarvan Boeten & Transacties | 763 627 | 750 491 | 859 705 | 971 324 | 1 008 138 | 990 638 | 934 038 | |
Waarvan Pluk ze | 39 010 | 38 420 | 30 820 | 30 820 | 35 820 | 35 820 | 35 820 |
Artikel 13: Het niet-juridisch verplichte deel op dit beleidsartikel is bestuurlijk gereserveerd voor onder meer strafrechtelijke handhaving door het Openbaar Ministerie, terrorismebestrijding en systeemvernieuwing van het CJIB. Daarnaast is een gedeelte complementair noodzakelijk of anderszins bestuurlijk gebonden. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om projecten als Meld Misdaad Anoniem, Veiligheidshuizen, Regionale Arrondissementale Justitiële Beraden en bestrijding voetbalvandalisme. Indien de middelen niet besteedbaar zijn, heeft dit consequenties voor de capaciteit bij het OM en het CJIB. Voor wat betreft het programma Veiligheid begint bij Voorkomen (VbbV) zijn er plannen opgesteld waardoor steeds meer geld bestuurlijk gebonden is.
Operationele doelstelling 13.1
Het voorkomen en verder terugdringen van criminaliteit en het effectief bestrijden van huiselijk geweld.
Motivering
Een effectieve en efficiënte rechtshandhaving is het meest gebaat bij een combinatie van preventie en repressie. Bij preventie van criminaliteit heeft niet alleen de rijksoverheid verantwoordelijkheden, maar de samenleving als geheel. Elke burger, elke ondernemer, maar ook elke organisatie en overheid kan bijdragen aan de preventie van criminaliteit. In het bijzonder wordt ingezet op de aanpak van huiselijk geweld, de meest voorkomende vorm van geweld in onze samenleving.
De aanpak van geweld
Instrumenten
Om een daling van de geweldscriminaliteit te bewerkstelligen wordt met het programma «Geweld in het (semi-)publieke domein» ingezet op een combinatie van preventieve en repressieve maatregelen. In 2011 zal het programma worden afgerond en worden de resultaten geborgd, waarbij de preventieve en repressieve maatregelen onder de aandacht worden gebracht bij de 32 grote gemeenten en de 45 veiligheidshuizen.
Binnen het programma Geweld wordt onder andere ingezet op de dadergerichte aanpak geweldplegers. Een modelopstelling met betrekking tot de dadergerichte aanpak is vastgelegd in een handboek. Het landelijk beschikbaar stellen van dit handboek en de bijbehorende instrumenten ondersteunt regio’s bij hun integrale aanpak van geweldplegers.
Met betrekking tot risicogroepen worden/wordt:
• leraren en Halt-medewerkers opgeleid tot agressieregulatietrainers om leerlingen die gewelddadig gedrag vertonen vroegtijdig bij te sturen.
• agressieregulatietrainingen ingezet bij daders van uitgaansgeweld (horeca, voetbal, evenementen).
• de aanpak van jeugdgroepen gemonitord en getoetst op effect van interventie.
In 2010 is het project weerbaarheid overgedragen aan het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid en de schoolbegeleidingsdiensten. Zij zullen in 2011 doorgaan met de uitbreiding van het aantal gedragscodes en bemiddelingsprojecten in buurten en op scholen. Daarnaast zal de aandacht vooral uitgaan naar het waarborgen van de kwaliteit, de te verwachten effectiviteit en de structurele inbedding van deze projecten.
Daarnaast worden drie belangrijke risicofactoren voor geweld aangepakt: alcoholgebruik, wapenbezit en de confrontatie op jonge leeftijd met schadelijk beeldmateriaal. Hiervoor wordt in 2011:
• op basis van een in 2010 opgestelde business case naar (keten)consequenties, bezien hoe de registratie van alcoholgebruik bij geweld en de daarop aansluitende justitiële interventies, zoals de alcohol-interventie, verbeterd kunnen worden;
• de lokale samenwerking bij de preventieve controle op wapenbezit gestimuleerd en het wettelijk verbod op stiletto’s, vlinder- en valmessen van kracht;
• het traject afgerond om de naleving van de leeftijdsgrenzen bij de verkoop van films en games met minimaal 10% te verbeteren (2009: 14%). Dit is conform de afspraken die zijn vervat in een convenant tussen de Minister van Justitie en de audiovisuele branches.
Tegengaan van huiselijk geweld
In 2011 wordt het Plan van aanpak huiselijk geweld verder uitgevoerd. Daarbij zal extra nadruk worden gelegd op kinderen in een huiselijk geweldsituatie; dit betreft zowel kinderen die zelf mishandeld worden, als kinderen die getuige zijn van huiselijk geweld tussen hun ouders. Er zal hiertoe in ieder geval worden bezien op welke manier de steunpunten huiselijk geweld en de advies- en meldpunten kindermishandeling beter op elkaar aangesloten kunnen worden. De volgende zaken hebben prioriteit in 2011:
• De afronding van het wetgevingstraject voor een verplichte meldcode. Beroepsgroepen (naast artsen en leraren bijvoorbeeld medewerkers kinderopvang) worden gestimuleerd om meldcodes huiselijk geweld en kindermishandeling te ontwikkelen en het gebruik daarvan door hun professionals te bevorderen.
• De ontwikkeling van een nieuwe gedragsinterventie voor daders van partnergeweld.
• Het maken van een databank met effectieve interventies voor huiselijk geweld. Er is in 2009 een landelijke modelaanpak huiselijk geweld voor gemeenten ontwikkeld; in 2011 wordt gewerkt aan het inhoudelijk vullen van het model.
• De start van een effectevaluatie van de Wet tijdelijk huisverbod in samenwerking met het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS).
Aanpakken van criminaliteit tegen het bedrijfsleven
In 2010 is de overvalcriminaliteit met kracht bestreden, mede dankzij de inzet van de Taskforce Overvallen, waarin private en publieke partijen hun verantwoordelijkheid nemen om overvallen te voorkomen en te bestrijden. Om te voorkomen dat het aantal overvallen opnieuw zal toenemen, wordt in 2011 ingezet op blijvende aandacht voor en borging van de getroffen preventieve maatregelen op lokaal niveau.
Eind 2009 is het tweede convenant aanpak criminaliteit transportsector gesloten. De private partners hebben hierin ook een verantwoordelijkheid om transportcriminaliteit te voorkomen. Ook in 2011 zullen de in dit convenant afgesproken maatregelen worden uitgevoerd. Het team bij de Bovenregionale Recherche Zuid Nederland, dat zich speciaal op transportcriminaliteit richt, zal in 2011 nog actief zijn onder aansturing van de in mei 2010 aangestelde landelijk officier transportcriminaliteit.
Ook in 2011 zal de aanpak van diefstal in de detailhandel aandacht krijgen. Hiertoe zullen met het bedrijfsleven afspraken gemaakt worden over het nemen van preventieve maatregelen. Voor kleine bedrijven is in 2011 de subsidieregeling «veiligheid kleine bedrijven» nog van kracht.
Herziening Toezicht Rechtspersonen
In 2011 verdwijnt de Verklaring van Geen Bezwaar bij oprichting en statutenwijziging van vennootschappen door invoering van de Wet controle rechtspersonen (Kamerstukken I 31 948 A). Hiervoor in de plaats komt een systeem waarmee tijdens de gehele levensloop van een rechtspersoon (van oprichting tot opheffing) wordt getoetst op het risico op fraude bij/door de rechtspersoon, zoals voorgesteld in het rapport «Snel en secuur toetsen; het alternatief voor de Verklaring van geen bezwaar» (zie bijlage bij Kamerstukken II 24 036, nr. 23). Deze methode beperkt tevens de administratieve lasten voor ondernemers.
Verklaring Omtrent het Gedrag
Conform de toezegging aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 31 521, nr. 47) wordt in 2011 gestart met de continue screening van taxichauffeurs (in plaats van eens in de vijf jaar) om daarmee te voorkomen dat chauffeurs na het plegen van bepaalde delicten langer dan wenselijk op de taxi kunnen blijven rijden. Wanneer een taxichauffeur in deze systematiek in aanraking komt met Justitie, wordt dit doorgegeven aan het Centraal Orgaan voor de Verklaring Omtrent het Gedrag (COVOG). Het COVOG voert een marginale toets uit en informeert indien nodig de Inspectie Verkeer en Waterstaat, opdat de Inspectie een chauffeur kan verzoeken om een nieuwe Verklaring Omtrent het Gedrag aan te vragen (een voorwaarde voor een vergunning).
BIBOB
Het doel van de Wet bevordering Integriteitsbeoordelingen door het Openbaar Bestuur (Wet BIBOB) is te voorkomen dat de overheid ongewild criminele activiteiten faciliteert. Bestuursorganen kunnen mede op grond van een BIBOB-advies beslissen of zij aan een (rechts)persoon een vergunning of subsidie verstrekken of een overheidsopdracht gunnen. In 2010 is de wijziging van de Wet BIBOB voorbereid. Met dit wetsvoorstel wordt niet alleen het toepassingsbereik van de Wet BIBOB uitgebreid, maar wordt ook tegemoetgekomen aan een aantal praktische wensen ten aanzien van de inzet van het instrument BIBOB. Na parlementaire behandeling kan de gewijzigde wet in 2011 of 2012 in werking treden.
Vrijwilligers
In 2010 is de beleidsvisie «Vrijwilligerswerk bij de sanctietoepassing» ontwikkeld. Met dit vrijwilligerswerk wordt beoogd een bijdrage te leveren aan een humane tenuitvoerlegging van straffen en maatregelen en aan effectieve reïntegratie in de samenleving. De gesubsidieerde activiteiten betreffen voornamelijk activiteiten ter ondersteuning en begeleiding van ingeslotenen en hun gezinssysteem tijdens detentie of tot 6 maanden na afloop van de strafrechtelijke titel. Om voor subsidiëring in aanmerking te komen dienen vrijwilligersorganisaties te voldoen aan enkele subsidievoorwaarden, die dienen ter borging van de kwaliteit van de vrijwilligersorganisaties en hun vrijwilligers. Het gaat om voorwaarden op het gebied van selectie, deskundigheidsbevordering, begeleiding, afstemming en informatievoorziening.
In 2009 zijn in samenwerking met Movisie (koepelorganisatie voor vrijwilligers), de Ministeries van VWS en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en het NOC-NSF maatregelen voorbereid ter voorkoming van seksueel misbruik van kinderen. Dit betreft onder andere het, in samenwerking met de Minister voor Jeugd en Gezin en de Minister van VWS, faciliteren van de vrijwilligerssector bij het opstellen en implementeren van tuchtrecht, met daarbij de introductie van een register. In 2011 worden deze verder ingevoerd (Kamerstukken II 31 200, nr. 43).
Kansspelbeleid
Het kansspelbeleid voorziet in een gereguleerd aanbod van kansspelen en is gericht op het bestrijden van excessen, zoals verslaving, witwassen en andere vormen van criminaliteit (Kamerstukken II 24 557, nr. 93). In 2011 is de invoering van de Kansspelautoriteit voorzien. Dit vergt een wijziging van de Wet op de kansspelen. Hiertoe is op 16 december 2009 een wijzigingsvoorstel bij het parlement ingediend (Kamerstukken II 32 264, nrs. 1 t/m 4). Parallel aan de behandeling van deze wetswijziging worden voorbereidingen getroffen voor de inrichting van de Kansspelautoriteit.
Meetbare gegevens
In 2011 is 80% van de 32 grote gemeenten waar er sprake is van een geweldsprobleem bekend met de integrale aanpak, zoals neergezet in het Programma Aanpak Geweld.
Subdoelen met betrekking tot de integrale aanpak geweld:
• Het aantal bemiddelings- en gedragscodeprojecten in buurten zal de 200 naderen.
• In ruim 150 gemeenten zullen de inwoners gebruik kunnen maken van (een vorm van) buurtbemiddeling (in 2008 waren dit er 110).
• Justitie zal de inzet van schoolprogramma’s, zoals leerlingbemiddeling en gedragscodes, stimuleren met in totaal 75 projecten.
• 100–120 trainers (docenten en Halt-medewerkers) verzorgen de agressieregulatietraining.
• Inzet dadergerichte aanpak geweldplegers in gemeenten met een geweldprobleem.
Meetbare doelen risicofactoren geweldpleging
1. Alcoholgerelateerd geweld
Het terugdringen van alcoholgerelateerd geweld met 10% in 2011 ten opzichte van 2008. Dit zal inzichtelijk gemaakt worden door het aantal geregistreerde alcoholgerelateerde geweldsdelicten.
2. Wapengerelateerd geweld
Het terugdringen van wapengerelateerd geweld op de hot spots scholen en horeca met 15% in 2011 ten opzichte van 2007. Dit wordt inzichtelijk gemaakt door het aantal incidenten in en rond de scholen en de horeca. In het tweede kwartaal van 2010 vindt een volgende meting plaats. Aan de hand van de uitkomsten wordt bepaald of het beleid aangescherpt dient te worden.
2007 | 2011 1 | |
---|---|---|
Incidenten in percentages op scholen | 24,0% | 20,4% |
Rond scholen | 18,0% | 15,3% |
In de horeca | 7,0% | 6,0% |
Rond horeca | 23,0% | 19,6% |
Bron: SGBO «Wapens weren – onderzoek naar de aanpak van wapenbezit op het voortgezet onderwijs en in de horeca (nulmeting)»
Toelichting
Van de scholen voor voortgezet onderwijs geeft 24% aan dat er in 2007 ten minste één incident geweest is waarbij sprake was van wapenbezit. Daarnaast meldt 18% wapenincidenten rondom de school. Van de responderende horecagelegenheden meldt 7% dat er in 2007 minstens één incident in de zaak is geweest, waarbij sprake was van wapenbezit. Rondom de horeca meldt 23% van de exploitanten incidenten met wapens.
3. Naleving leeftijdsgrenzen Kijkwijzer en PEGI
Het verhogen van de naleving van de leeftijdsgrenzen van Kijkwijzer en Pan European Game Information (PEGI) aan het einde van de distributieketen tot ten minste 70% in 2011.
De volgende indicatoren worden gehanteerd om te bepalen of deze doelstelling gehaald wordt:
• Het percentage ouders dat daadwerkelijk de Kijkwijzer en PEGI gebruikt. Dit percentage wordt jaarlijks gemeten; in 2009 was dit percentage 92%.
• Het percentage ondernemers dat de leeftijdsgrenzen van Kijkwijzer en PEGI naleeft. In 2007 betrof dit percentage 14%. In 2010 heeft de volgende meting plaatsgevonden. Daaruit blijkt dat de naleving gestegen is naar 42%.
Doelstelling 2011 | 2004 | 2007 | 2008 | 2009 | Nog te realiseren | |
---|---|---|---|---|---|---|
Diefstal bij detailhandel | 1 125 000 | 1 500 000 | 974 000 | 1 727 000 | 1 527 000 | 402 000 |
Geweld bij het bedrijfsleven (percentage bedrijven slachtoffer): | ||||||
– bouw | 1,5% | 2% | 2% | 2% | 1,7% | 0,2% |
– detailhandel | 5,25% | 7% | 5% | 6% | 5,4% | 0,15% |
– transport | 5,25% | 7% | 5% | 4% | 4,6% | – |
– zakelijke dienstverlening | 3% | 4% | 5% | 4% | 2,6% | – |
– horeca | 7,5% | 10% | 9% | 9% | 8% | 0,5% |
Bron: Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven 2009.
Toelichting
Dit betreft een doelstelling uit het coalitieakkoord van Balkenende IV: daling criminaliteit tegen ondernemingen met vijfentwintig procent.
2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | |
---|---|---|---|---|---|
Aantal aangevraagde VOG’s | 384 724 | 474 751 | 454 027 | 500 000 | 500 000 |
Waarvan geweigerd in de beschikkingsfase op basis van antecedenten | 3 195 | 2 951 | 4 063 | 3 000 | 3 000 |
Bron: Justis
2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | |
---|---|---|---|---|---|
Aantal adviezen | 197 | 265 | 300 | 350 | 400 |
Waarvan ernstige mate van gevaar | – | 113 | 100 | Nog niet bekend | Nog niet bekend |
Bron: Justis
Toelichting
Zowel bij BIBOB als bij VOG is er sprake van beschikkingen op basis van aanvragen. Het aantal aanvragen dat ontvangen wordt, is niet door Justitie te beïnvloeden.
Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid
Omschrijving | Status | Vindplaats |
---|---|---|
Preventieve maatregelen | Af te ronden in 2012 | www.wodc.nl |
Toelichting
Door middel van de beleidsdoorlichting Preventieve maatregelen zal de doelmatigheid en doeltreffendheid van het preventiebeleid van de rijksoverheid worden geëvalueerd.
Omschrijving | Status | Vindplaats |
---|---|---|
Proces- en effectevaluatie van een in het buitenland effectief gebleken preventieve aanpak van geweld | Af te ronden in 2011 | www.wodc.nl |
Toelichting
Uit het rapport «Geweld verslagen?» is de aanpak «Responding in Peaceful and Positive ways» geselecteerd om te toetsen en te evalueren in de Nederlandse praktijk. In dit kader wordt het Nederlandse project C&SCO (Conflicthantering en Sociale Competentie in het Onderwijs) aangevuld met de sterke RiPP (Responding in Peaceful and Positive ways) elementen uit de Verenigde Staten.
Omschrijving | Status | Vindplaats |
---|---|---|
Procesevaluatie van de Wet tijdelijk huisverbod | Af te ronden in 2011 | www.wodc.nl |
Toelichting
Onderzocht wordt hoe uitvoering wordt gegeven aan de Wet tijdelijk huisverbod en of de wet werkt zoals bedoeld.
Omschrijving | Status | Vindplaats |
---|---|---|
Landelijke invoering OK-punten | Afgerond in 2010 | www.wodc.nl |
Effect van «Behave» van gedragscodes in het onderwijs | Af te ronden in 2010 | www.wodc.nl |
Proces- en effectevaluatie Halt-afdoening Alcohol | Af te ronden in 2010 | www.wodc.nl |
Proces- en effectevaluatie Kwaliteitsmeter Veilig Uitgaan | Startfase | www.wodc.nl |
Evaluatie aanpak huiselijk geweld periode 2002–2011 | Voorgenomen |
Toelichting
Landelijke invoering OK-punten
De pilot OK-punten, veilige plekken waar slachtoffers en getuigen terecht kunnen voor opvang en hulp, wordt geëvalueerd om te zien in hoeverre de OK-punten in een behoefte voorzien en welke effecten ze hebben. Het onderzoek vormt de basis voor eventuele landelijke invoering.
Effect van «Behave» van gedragscodes in het Onderwijs
In oktober 2007 is gestart met het project Codename Future ten behoeve van gedragscodes in het onderwijs. Door middel van een aanpak die jongeren aanspreekt (interactief, beeld- en filmmateriaal) worden op vijf scholen gedragscodes geïntroduceerd. Het doel van het onderzoek is het meten van de effectiviteit van de pilots.
Proces- en effectevaluatie Halt-afdoening Alcohol
Jongeren die onder invloed van alcohol een Halt-waardig delict hebben gepleegd, krijgen een leerstraf opgelegd die gericht is op het alcoholmisbruik in relatie tot de delictpleging. Ook de ouders worden erbij betrokken. De evaluatie moet uitwijzen wat de effecten zijn op het alcoholmisbruik en delictgedrag en kan leiden tot eventuele bijstelling van de modelaanpak.
Proces- en effectevaluatie Kwaliteitsmeter Veilig Uitgaan
In veel gemeenten zijn er samenwerkingsverbanden tussen de politie, het lokaal bestuur en de uitbaters van de horeca. Via convenanten Veilig Uitgaan en Kwaliteitsmeters Veilig Uitgaan (KVU) worden samenwerking en preventieve maatregelen gestimuleerd. Het effect van deze maatregelen wordt geëvalueerd.
Evaluatie aanpak huiselijk geweld periode 2002–2011
Na circa 9 jaar (vanaf 2002) beleid gevoerd te hebben met betrekking tot huiselijk geweld zal de aanpak worden geëvalueerd. Deze evaluatie dient enerzijds ter verantwoording van de afgelopen jaren, anderzijds zullen de conclusies gebruikt worden bij het vormgeven van het vervolgbeleid in de komende periode.
Operationele doelstelling 13.3
Het bestrijden van criminaliteit door een effectief en doelmatig instrumentarium van opsporing en vervolging.
Motivering
Opsporing en vervolging zijn het logische en noodzakelijk vervolg op preventie. Waar preventie faalt zal repressief optreden tegen criminaliteit volgen. Daarbij is niet alleen aandacht voor veel in het oog lopende criminaliteit, maar ook voor de minder zichtbare, zoals witwassen en vastgoedcriminaliteit, georganiseerde hennepteelt en corruptie. Deze vormen van criminaliteit ondermijnen onze rechtsstaat, vooral door het risico van het verweven van de onderwereld met de bovenwereld. Deze criminaliteit dient daarom bestreden te worden met een combinatie van preventieve, bestuursrechtelijke en strafrechtelijke maatregelen. In 2011 wordt dit beleid voortgezet. De kwaliteit en professionaliteit van de opsporing en de vervolging staat daarbij voorop, evenals internationale samenwerking. Dit geldt zowel voor wat betreft de bestrijding van de commune criminaliteit, zoals diefstal, inbraak en beroving, als voor de minder zichtbare criminaliteit, zoals de bestrijding van fraude, georganiseerde criminaliteit, cybercrime en milieucriminaliteit.
Versterkingsprogramma’s voor georganiseerde misdaad, financieel-economische criminaliteit en cybercrime
Instrumenten
De uitvoering en implementatie van de versterkingsprogramma’s voor georganiseerde misdaad, financieel-economische criminaliteit en cybercrime zal in 2011 nog veel aandacht vergen en daarom worden voortgezet.
Met het OM en de politie worden afspraken gemaakt over de wijze waarop de versterkingsprogramma’s vanaf 2011 kunnen worden geborgd in de staande organisaties.
Programma versterking strafrechtelijke milieuhandhaving (in ontwikkeling)
In diverse brieven (onder andere Kamerstukken II 22 343, nr. 236 en Kamerstukken II 29 383, nr. 130 ) aan de Tweede Kamer is aangekondigd dat een programma gericht op het versterken van de aanpak van overtredingen van milieuregelgeving, waaronder ook de (toenemende) zwaardere/georganiseerde milieucriminaliteit, in ontwikkeling is. In 2011 wordt ingezet op het verbeteren en borgen van de kwaliteit van de opsporing, de capaciteit, de informatie-uitwisseling en samenwerking tussen de betrokken organisaties.
Ontraceerbare veroordeelden
In het landelijke opsporingsregister (OPS) staan veroordeelden gesignaleerd, waarvan het vonnis door het ontbreken van de kennis van de verblijfplaats van de veroordeelde, niet ten uitvoer wordt gelegd. Naar aanleiding van deze laatste constatering hebben OM en politie in 2007 gezamenlijk het team executie strafvonnissen (TES) gevormd, dat zich specifiek richt op het opsporen van de groep (gesignaleerde) veroordeelden, die nog een vrijheidsstraf van meer dan 300 dagen moeten ondergaan. Tevens vaardigt het TES voor de groep gesignaleerde veroordeelden met een vrijheidsstraf van 120 tot 300 dagen een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uit.
In 2008, 2009 en 2010 was de zaaksvoorraad respectievelijk 2 279, 2 607 en 2 349. Met de formatieve capaciteit van het TES van 2007 is het in staat ongeveer 500 zaken per jaar te behandelen. Om de werkvoorraad substantieel te beïnvloeden is in het kader van het driejarige (2009–2011) programma versterking executie strafvonnissen het TES qua capaciteit vanaf eind 2009 tot eind 2011 verdubbeld met als doel per jaar ongeveer 1 000 zaken te kunnen behandelen. Het doel is om eind 2011 een beheersbare werkvoorraad voor de oorspronkelijke TES-formatie te hebben gerealiseerd.
Openbaar Ministerie
De taak van het Openbaar Ministerie (OM) ligt wettelijk vast. In de Wet op de rechterlijke organisatie staat die taak als volgt omschreven:
«Het Openbaar Ministerie is belast met de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde en met andere bij wet vastgestelde taken», waaronder als belangrijkste de opsporing en vervolging van strafbare feiten.
Het OM draagt in 2011 bij aan het voorkomen en bestrijden van criminaliteit voor een veiliger samenleving. Het OM bouwt daarmee voort op het in 2007 neergelegde fundament voor de aanpak van criminaliteit. Het doel daarbij is maatschappelijk effect sorteren, onder andere blijkend uit de volgende beleidsambities:
• Versterking aanpak georganiseerde misdaad;
• Versterking aanpak financieel-economische criminaliteit;
• Aanpak Cybercrime;
• Effectieve inzet van een landelijk dekkend netwerk van 45 veiligheidshuizen;
• Aanpak van jeugdcriminaliteit, jeugdgroepen met crimineel gedrag, en schoolverzuim;
• Verstevigen positie slachtoffers;
• Verbeteren van de advisering over en de tenuitvoerlegging van voorwaardelijke sancties en een toename van het aantal bijzondere voorwaarden.
Meetbare gegevens
De hieronder opgenomen tabellen laten zien welke bijdrage het OM, FIU NL en het CIOT leveren aan de opsporing en vervolging van criminaliteit.
Openbaar Ministerie
2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Rechtbankzaken (afdoeningen) | 260 000 | 253 800 | 250 100 | 245 400 | 241 100 | 241 400 | 242 000 |
Overdracht aan buitenland | 100 | 300 | 300 | 300 | 300 | 300 | 300 |
Onvoorwaardelijke sepot | 31 200 | 25 400 | 25 010 | 24 540 | 24 110 | 24 140 | 24 200 |
Transactie, strafbeschikking en voorwaardelijk sepot | 77 100 | 76 100 | 75 000 | 73 600 | 72 300 | 72 400 | 72 600 |
Voegen (ter berechting of ad info) | 8 600 | 12 400 | 12 190 | 11 960 | 11 790 | 11 760 | 11 800 |
dagvaardingen | 139 600 | 139 600 | 137 600 | 135 000 | 132 600 | 132 800 | 133 100 |
wv Meervoudige kamer (inclusief economisch en militair) | 13 800 | 13 300 | 13 100 | 12 800 | 12 600 | 12 600 | 12 600 |
wv Politierechter (inclusief economisch en militair) | 113 300 | 113 800 | 112 100 | 110 000 | 108 100 | 108 200 | 108 500 |
wv Kinderrechter | 12 500 | 12 600 | 12 400 | 12 200 | 11 900 | 12 000 | 12 000 |
Interventiepercentage (%) | 86% | 90% | 90% | 90% | 90% | 90% | 90% |
Gemiddelde doorlooptijd (in dagen) | 161 | 130 | 130 | 130 | 130 | 130 | 130 |
Doorloopsnelheid jeugd binnen 3 maanden afgedaan OM (%) | 79% | 80% | 80% | 80% | 80% | 80% | 80% |
Rechtbankzaken (afdoeningen) | 260 000 | 253 800 | 250 100 | 245 400 | 241 100 | 241 400 | 242 000 |
Kantonzaken (afdoeningen) | 224 100 | 247 400 | 235 800 | 225 100 | 236 500 | 232 700 | 238 200 |
Sepot, transacties, voegen en overdracht buitenland | 84 400 | 99 000 | 94 300 | 90 000 | 94 600 | 93 100 | 95 300 |
Dagvaardingen | 139 700 | 148 400 | 141 500 | 135 100 | 141 900 | 139 600 | 142 900 |
Mulderzaken | |||||||
Uitstroom beroepen Openbaar Ministerie | 360 200 | 330 500 | 346 300 | 378 200 | 388 000 | 391 500 | 394 800 |
Bron: Gegevens WODC en OM
Toelichting
De omvang van de uitstroom van rechtbankzaken, kantonzaken en mulderberoepen is een inschatting op basis van de meest recente instroomramingen volgens het Prognosemodel Justitiële Ketens (PMJ) en van historische ervaringsgegevens. De laatste liggen ook ten grondslag aan de inschatting van het aantal zaken in hoger beroep. Er is sprake van een toename van de instroom van rechtbankappellen en klachten artikel 12 Sv.
2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Rechtbankappellen | 13 600 | 13 800 | 14 000 | 14 000 | 14 000 | 14 000 | 14 000 |
Kantongerechtsappellen | 4 800 | 5 000 | 5 000 | 5 000 | 5 000 | 5 000 | 5 000 |
Mulderberoepen | 2 300 | 2 300 | 2 300 | 2 300 | 2 300 | 2 300 | 2 300 |
Klachten artikel 12 Sv | 2 400 | 2 500 | 2 600 | 2 650 | 2 700 | 2 750 | 2 800 |
Bron: Gegevens WODC en OM
Financial Intelligence Unit Nederland (FIU NL)
2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Aantal ongebruikelijke transacties | 4 030 000 | 4 030 000 | 4 030 000 | 4 030 000 | 4 030 000 | 4 030 000 | 4 030 000 |
Aantal verdachte transacties | 58 000 | 58 000 | 58 000 | 58 000 | 58 000 | 58 000 | 58 000 |
Percentage verdachte transacties | 14% | 14% | 14% | 14% | 14% | 14% | 14% |
Bron: management informatiesysteem FIU NL
Toelichting
Om witwassen en financieren van terrorisme te voorkomen zijn instellingen verplicht ongebruikelijke transacties te melden bij FIU NL. Dit zijn onder meer kredietinstellingen, geldtransactiekantoren, beleggingsinstellingen, juridische beroepsgroepen, casino’s en beroeps- of bedrijfsmatig handelende verkopers van goederen. Ongebruikelijke transacties kunnen door FIU verdacht worden verklaard op grond van politiegegevens of strafvorderlijke gegevens, eigen onderzoek of gegevens van buitenlandse FIU’s. Meldingen van verdachte transacties worden door politie en OM gebruikt in het opsporingsproces. In verhouding tot het aantal ongebruikelijke transacties geeft het aantal verdachte transacties een indicatie voor de effectiviteit van dit opsporingsinstrument.
Centraal Informatiepunt Onderzoek Telecommunicatie (CIOT)
2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Aantal Aanbieders | 114 | 140 | 160 | 180 | 200 | 200 | 200 |
Aantal vragen | 2 930 941 | 3 100 000 | 3 200 000 | 3 200 000 | 3 200 000 | 3 200 000 | 3 200 000 |
Hit-rate 1 | 90%–94% | 95% | 96% | 97% | 97% | 97% | 97% |
Toelichting
Tijdens onderzoek naar criminele activiteiten, bij de opsporing van verdachten en ten behoeve van de bescherming van de nationale veiligheid vergaren de (Bijzondere) Opsporing- en Inlichtingendiensten op een snelle, efficiënte, veilige, gestructureerde en volume onafhankelijke wijze gegevens die noodzakelijk zijn voor het opsporingsproces. Deze aanpak heeft geleid tot een aanzienlijke verlaging van de administratieve lasten bij zowel de overheid als bij het bedrijfsleven.
De ondersteuning zal de komende jaren toenemen door meer aanbieders van telefoon en internet benaderbaar te maken. Het aantal vragen en de bijbehorende «hitrate» zijn hierbij graadmeters voor het belang en de doelmatigheid en effectiviteit van dit opsporingsinstrument.
Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid
Omschrijving | Status | Vindplaats |
---|---|---|
Opsporing en forensisch onderzoek | Afgerond in 2008 | www.wodc.nl |
Handhaving en vervolging | Afgerond in 2008 | www.wodc.nl |
Omschrijving | Status | Vindplaats |
---|---|---|
Evaluatie proeftuinen | Gestart in 2008, af te ronden in 2010 | www.wodc.nl |
Toelichting
Het doel van het onderzoek is zicht krijgen op het verloop van de invoering van de programmatische aanpak in de vorm van proeftuinen bij de aanpak van georganiseerde misdaad, financieel-economische fraude en cybercrime. Van 2008 tot en met 2012 moet de professionele standaard van OM, politie, gemeenten en andere actoren bij de aanpak van zware en georganiseerde criminaliteit verhoogd worden door te voorzien in OM-proeftuinen. Elke proeftuin wordt geformeerd rondom een concrete zaak die zich leent voor innovatieve methoden van opsporing en/of de programmatische aanpak.
Omschrijving | Status | Vindplaats |
---|---|---|
Beleidsmonitor bestrijding witwassen | Af te ronden in 2011 | www.wodc.nl |
Handhavingsstelsels | voorgenomen | |
Monitor experiment inschakeling particuliere forensische instituten | Af te ronden in 2012 | www.wodc.nl |
Effectiviteit van opsporingsmiddelen: DNA-V en ANPR | Voorgenomen | www.wodc.nl |
Evaluatie Veiligheidshuizen | Voorgenomen | www.wodc.nl |
Toelichting
Beleidsmonitor bestrijding witwassen
De afgelopen jaren zijn diverse maatregelen genomen ter verbetering van de bestrijding van witwassen. In 2008 verscheen een rapport van de Algemene Rekenkamer (AR) over het bestrijden van witwassen en terrorismefinanciering. In dat rapport concludeert de AR dat de verantwoordelijke departementen onvoldoende inzicht hebben in de prestaties van de handhaving en dat de departementen (Justitie, Financiën en BZK) onvoldoende regie voeren en sturen op handhavingsprestaties. De nu te ontwikkelen beleidsmonitor heeft als doel inzicht te krijgen zodat de departementen beter in staat zijn om regie te voeren en doelmatiger te sturen in de handhavingsprestaties.
Handhavingsstelsels
Onderzoek naar de mogelijkheid om de eenheid in handhavingsstelstels te bevorderen door een systematiek aan de hand waarvan de hoogte van bestuurlijke en strafrechtelijke boetes evenwichtig kan worden vastgesteld.
Monitor experiment inschakeling particuliere forensische instituten
Bij politie, OM, rechtspraak en verdediging is sprake van een groeiende behoefte aan snelle, specialistische en kwalitatief goede forensische dienstverlening. Particuliere instituten kunnen hier een rol van betekenis spelen, ook uit het oogpunt van contra-expertise. Onderzocht wordt het aanbod en gebruik van deze diensten, expertise, doorlooptijden en de kwaliteit van de dienstverlening.
Het experiment heeft een looptijd van twee jaar en is gestart op 1 februari 2010. De evaluatie van het experiment is toegezegd in een brief van de Minister van Justitie aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 31700-VI, nr. 150).
Effectiviteit van opsporingsmiddelen: DNA-V en ANPR
Dit onderzoek moet een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van een visie op effectiviteit en methodiek om de effectiviteit van opsporingsmiddelen vast te stellen, in dit geval toegepast op DNA-Veroordeelden en op ANPR (Automatic Number Plate Recognition). In het eerste gedeelte wordt tevens vastgesteld welke informatie moet worden verzameld en vastgelegd om het tweede gedeelte van het onderzoek, de effectiviteitsmetingen voor DNA-V en ANPR, te kunnen uitvoeren. Afhankelijk van de uitkomsten van de gemeenschappelijke eerste fase kan in de tweede fase het onderzoek gesplitst worden tussen DNA-V en ANPR.
Evaluatie Veiligheidshuizen
In 1997 ontstonden de eerste vier experimenten waarin een aantal partners binnen Justitie (vooral het Openbaar Ministerie en de politie) samenwerkten bij de aanpak van lokale veiligheidsproblemen. Dit beleid is in 2002 geëvalueerd en aangepast. In 2002 ontstond het veiligheidshuis Tilburg waarin niet alleen justitiepartners samenwerkten maar ook een aantal zorgpartners. Vanaf eind 2003 is het beleid Justitie in de Buurt nieuwe stijl ontwikkeld. Dit beleid is beter bekend onder de naam veiligheidshuizen. Het einddoel van het beleid Justitie in de Buurt nieuwe stijl is het verminderen van overlast en criminaliteit.
Operationele doelstelling 13.4
Het bestrijden van criminaliteit met een effectieve en doelmatige tenuitvoerlegging van strafrechtelijke sancties en maatregelen.
Motivering
Een groot deel van de maatschappelijke overlast als gevolg van criminaliteit wordt veroorzaakt door recidivisten. De aanpak om recidive terug te dringen is persoonsgericht: zowel bij de strafoplegging, de straftoepassing, als bij de nazorg wordt gekeken naar de specifieke problematiek van het individu en wordt bij voorkeur gekozen voor een traject waarbij repressie en preventie hand in hand gaan. Daarbij is het essentieel dat detentie wordt gevolgd door een goed nazorgtraject. Goede nazorg draagt bij aan het verminderen van de lokale overlast en het vergroten van de veiligheid.
Om de recidive te verminderen is verder een nauwe samenwerking tussen verschillende justitiepartners nodig, maar ook met niet-justitiële partners, zoals gemeenten, zorginstellingen en woningcorporaties. Zo worden justitiële en maatschappelijke interventies goed op elkaar afgestemd.
Ruimere toepassing justitiële voorwaarden
Instrumenten
Kortdurende vrijheidsstraffen zijn niet effectief gebleken in termen van het voorkomen van recidive. Daarom zijn kortdurende celstraffen bij de Brede Heroverweging ingebracht als ombuigingsvoorstel. Het onder toezicht stellen van veroordeelden die met de strafrechtelijke titel «voorwaardelijke straf» bijzondere voorwaarden opgelegd krijgen, vormt voor deze dadergroep een effectievere sanctietoepassing. Voor advisering, handhaving en opvolging bij overtreding zijn ketenafspraken en termijnen vastgelegd tussen OM, reclassering en politie. Het reclasseringstoezicht is aangescherpt. Als bijzondere voorwaarden niet worden nageleefd, kan men rekenen op een snelle en consequente reactie. De belangrijkste mijlpalen voor 2011 zijn:
• De wetswijziging van de regeling van de voorwaardelijke veroordeling en de wijziging van de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling treden in 2011 in werking (Kamerstukken II 30 300, nr. 164).
• Ketensamenwerking in ieder arrondissement is gericht op het beter nakomen van landelijk vastgestelde ketenafspraken en termijnen opdat het aantal voorwaardelijke sancties met bijzondere voorwaarden toeneemt.
• Capaciteitsuitbreiding van de reclasseringsproducten «advies» (3% ten opzichte van 2010) en «toezicht» (6% ten opzichte van 2010).
• Oplevering van een procesevaluatie van het vernieuwde reclasseringsproduct toezicht; op basis van aanbevelingen worden vervolgacties in gang gezet.
• Oplevering van een – op wetenschappelijke basis – uitgevoerde kwalitatieve evaluatie van het vernieuwde reclasseringsproduct advies; op basis van aanbevelingen worden vervolgacties in gang gezet.
• Verdubbeling van het aantal verslaafden dat onder justitiële voorwaarden in forensische zorg wordt geplaatst van 3 000 in 2006 naar 6 000 in 2011 (Kamerstukken II 31 110, nr. 1). Voor 2011 betekent dit een groei naar 6 000 plaatsingen in de forensische zorg, waarvan 1 150 extra ingekochte zorgtrajecten.
Tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen
Vrijheidsstraffen blijven onmisbaar, zowel met het oog op de doelstelling van vergelding, als op het ontnemen van de mogelijkheid om delicten te begaan. Een eerste vereiste is de beschikbaarheid van voldoende sanctiecapaciteit. In 2009 is het Masterplan Gevangeniswezen 2009–2014 opgesteld. Belangrijk onderdeel van het Masterplan is de regionale plaatsing van gedetineerden, zodat het strafproces en de reïntegratie beter op elkaar aansluiten. De regionale plaatsing van preventief gehechten (doelstelling is 90%), kort- en langverblijvenden in de laatste vier maanden van detentie dient eind 2012 te zijn gerealiseerd.
De persoonsgerichte aanpak op basis van de levensloopbenadering vormt de kern van het programma Modernisering van het gevangeniswezen (MGW). De persoonsgerichte aanpak richt zich op screening bij binnenkomst, een detentie- en reïntegratieplan voor elke gedetineerde en het aanbieden van een dagprogramma dat maximaal is gericht op resocialisatie en reïntegratie.
Ook 2011 staat in het teken van de implementatie van de verschillende projecten van MGW. Dit betekent een verdere uitwerking van de persoonsgerichte benadering. Belangrijke activiteiten zijn:
• Verder ontwikkelen van interventies voor kortverblijvenden.
• Tot stand brengen van meer interne bewegingsvrijheden van gedetineerden (beveiliging op maat).
• Verlenen van persoonsgebonden verlof.
• Verder ontwikkelen persoonsgerichte dagprogramma’s (onderwijs, arbeid, arbeidstoeleiding en dergelijke).
ISD-maatregel
Het beleid ten aanzien van (zeer actieve) veelplegers wordt voortgezet, met name in het kader van de uitvoering van de ISD-maatregel (plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders). De effectevaluatie van de ISD-maatregel bevindt zich in de startfase en zal niet voor 2013 zijn afgerond.
Nazorg
Hoofddoel van het Programma «Sluitende aanpak nazorg» is het leveren van een bijdrage aan het terugdringen van de recidive met 10%. Het streven is dat (ex-)gedetineerde burgers bij het verlaten van detentie beschikken over de noodzakelijke basisvoorzieningen (leefgebieden), zoals een identiteitsbewijs, huisvesting (ten minste maatschappelijke opvang), inkomen (ten minste een voorschot), een plan voor schuldhulpverlening (ten minste inzicht in de schuldenproblematiek) en de noodzakelijke geestelijke gezondheidszorg of verslavingszorg. De belangrijkste mijlpalen voor 2011 zijn:
• Implementatie van landelijk dekkende, regionale afspraken tussen penitentiaire instellingen, gemeenten en maatschappelijke partners over nazorg in uitwerking van het Samenwerkingsmodel Nazorg.
• Tijdige en volledige informatie-uitwisseling: voor 80% van de gedetineerde burgers wordt in beeld gebracht wat de noodzakelijke basisvoorzieningen zijn. Deze informatie wordt via het Digitaal Platform Aansluiting Nazorg (DPAN) overgedragen aan de gemeenten, waarna vervolgens in overleg tussen Justitie en de gemeente wordt bepaald welke vorm van nazorg benodigd is.
• Er komt een landelijk dekkende Infrastructuur voor de nazorg: er zijn voldoende gemeentelijke contactpersonen nazorg die de regie voeren over de gemeentelijke nazorg.
• Via de Handreiking Nazorg worden onder meer de beproefde werkwijze voor arbeidstoeleiding en schuldhulpverlening verspreid.
• Een derde monitor nazorg moet inzicht bieden in de resultaten van de justitiële en gemeentelijke nazorginspanningen.
Terbeschikkingstelling/forensische zorg
De Tbs-maatregel is aantoonbaar veiliger geworden door de uitvoering van de aanbevelingen van de parlementaire onderzoekscommissie Visser. Het aantal onttrekkingen uit verlof is aanzienlijk gedaald en daarmee ook het aantal incidenten. Tegelijkertijd neemt de behandelduur toe en daalt het aantal opleggingen. Op basis van het onderzoek van het WODC (2010) dat voor deze ontwikkelingen verklaringen biedt, worden in 2011 maatregelen doorgevoerd die erop gericht zijn de kwaliteit en de effectiviteit van de Tbs-behandeling te verhogen. Doel is te komen tot een toekomstbestendig Tbs-systeem, dat is aangepast aan de huidige tijd en dat maatschappelijk vertrouwen geniet.
Er wordt ook in 2011 ingezet op de verbetering van de forensische zorg, om zo de recidive te verminderen. De belangrijkste mijlpalen voor het programma «Vernieuwing Forensische Zorg» voor 2011 zijn:
• Op grond van de zorgindicatie en het vonnis zal, onder verantwoordelijkheid van de Minister van Justitie, een plaatsingsbesluit worden genomen. Aan de hand van het plaatsingsbesluit zal iedere justitiabele tijdig bij de meest passende zorginstelling worden geplaatst.
• De zorginstellingen zullen de door hen verleende forensische zorg op basis van Diagnose Behandeling en Beveiliging Combinaties registreren en factureren in aantallen.
• Het gevangeniswezen, de reclassering en het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) maken gebruik van een integraal informatiesysteem, dat moet zorgen voor een betere matching tussen zorgvraag en zorgaanbod.
• De parlementaire behandeling van de Wet Forensische Zorg zal naar verwachting in 2011 zijn afgerond.
Ontwikkeling recidive
Meetbare gegevens
In de periode van 2002–2010 dient de 7–jaars recidive onder ex-gedetineerden te dalen met 10% en de 2-jaars recidive met 7,7%. In april 2009 is de laatste recidivemeting aan de Tweede Kamer verstuurd (Kamerstukken II 28 684, nr. 267). Belangrijkste bevinding inzake ex-gedetineerden is dat de gecorrigeerde 2-jaars recidive tussen 2002 en 2006 met 4,9%-punt is afgenomen, van 59% naar 54,1%. Voor een uitgebreidere toelichting op de doelstelling wordt verwezen naar de eindrapportage van het programma «Veiligheid begint bij Voorkomen» die op 23 april 2010 is verzonden naar de Tweede Kamer.
Vernieuwing Forensische Zorg
Het programma «Vernieuwing Forensische Zorg» draagt bij aan vermindering van recidive. Een kwantitatieve prestatie-indicator om te bepalen of de goede stappen worden gezet, is het aantal beschikbare zorgplaatsen in en ten behoeve van het gevangeniswezen. De schaarste aan juiste passende zorg voor gedetineerden ligt immers aan de basis van de vernieuwing forensische zorg. Evenals in 2010, zal in 2011 het aantal plaatsen 700 bedragen in het gevangeniswezen en 320 in de geestelijke gezondheidszorg.
In de onderstaande tabellen wordt op instrumentniveau inzicht geboden in de prestaties. Het betreft hier de toepassing van justitiële voorwaarden en de samenwerking met gemeenten op het gebied van nazorg.
2009 | 2010 | 2011 | 2012 | |
---|---|---|---|---|
Aantal kandidaten voorwaardelijk invrijheidstelling | 667 | 1 070 | 1 300 | 1 380 |
Aantal verslaafden dat onder justitiële voorwaarden in zorg wordt geplaatst | 4 264 | 5 000 | 6 000 | 6 000 |
Bron: Recidivebrief 2008, 24 587 nr. 299
Toelichting
Beide reeksen dragen bij aan de doelstelling om een toename van 25% te bewerkstelligen van trajecten met bijzondere voorwaarden.
2009 | 2010 | 2011 | 2012 | |
---|---|---|---|---|
Percentage screeningen en informatie-overdracht aan gemeenten 1 | 80 | 90 | 100 | 100 |
Percentage dekking gemeentelijke contactpersonen | 90 | 95 | 100 | 100 |
Percentage regionale afspraken nazorg | 75 | 100 | 100 |
Bron: Voortgangsrapportage VbbV
Toelichting
Het Samenwerkingsmodel nazorg wordt dit jaar regionaal uitgewerkt. Er moeten eind 2010 in alle centrumgemeenten afspraken zijn met de omliggende penitentiaire inrichtingen en maatschappelijke organisaties. Er is een implementatieadviseur bij DJI/Gevangeniswezen en de VNG om dit te bevorderen. Zij monitoren in hoeverre er sprake is van afspraken op het gebied van nazorg.
Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid
Omschrijving | Status | Vindplaats |
---|---|---|
Tenuitvoerlegging strafrechtelijke sancties | Afgerond in 2008 | www.wodc.nl |
Omschrijving | Status | Vindplaats |
---|---|---|
Het verlof van de ter beschikking gestelde- het Adviescollege Verloftoetsing Tbs in de route van aanvraag tot beslissing | Af te ronden in 2010 | www.wodc.nl |
Meta-analyse Nederlandse effectstudies | Af te ronden in 2011 | www.wodc.nl |
Toelichting
Het verlof van de ter beschikking gestelde – het Adviescollege Verloftoetsing Tbs in de route van aanvraag tot beslissing
Naar aanleiding van het Besluit van de Staatssecretaris van 27 september 2007 is het Adviescollege Verloftoetsing Tbs ingesteld. Met ingang van 1 januari 2008 toetst het Adviescollege alle door de Forensisch Psychiatrische Centra ingediende aanvragen tot verlof van ter beschikking gestelden. Bij de instelling van dit Adviescollege is bepaald dat een evaluatie van het functioneren van het college zal plaatsvinden nadat het college één jaar heeft gefunctioneerd.
Meta-analyse Nederlandse effectstudies
Sinds de jaren 70 van de vorige eeuw worden in Nederland recidivemetingen verricht om de effectiviteit van strafrechtelijke interventies te helpen bepalen. Het gaat hierbij doorgaans om kleinschalige studies gericht op specifieke dadergroepen. Een systematische samenvatting van de resultaten van de diverse studies zal de kennis vergroten inzake de toepassing van straffen en maatregelen in Nederland.
Omschrijving | Status | Vindplaats |
---|---|---|
Effectevaluatie ISD | Af te ronden in 2013 | www.wodc.nl |
Proces- en effectevaluaties gedragsinterventies: | ||
– Arva | Af te ronden in 2011 | |
– CoVa | Af te ronden in 2011 | |
– Leefstijltraining | Af te ronden in 2011 | |
– Korte Leefstijltraining | Af te ronden in 2011 | |
– Agressieregulatietraining | Af te ronden in 2011 | |
Literatuursynthese effectiviteit interventies voor risicogroepen voor geweldpleging; vervolgonderzoek op «Geweld verslagen» | Af te ronden in 2010 | www.wodc.nl |
Evaluatie verplichting tot aangifte door tbs-kliniek van eenvoudige mishandeling | Voorgenomen | |
Evaluatie verzelfstandiging Van Mesdagkliniek | Voorgenomen | |
Procesevaluaties Justitiële Voorwaarden | Voorgenomen | |
Procesevaluatie observatieafdelingen Teylingereind | Af te ronden in 2010 | www.wodc.nl |
Toelichting
Effectevaluatie ISD
Op 1 oktober 2004 is de wet ISD in werking getreden. De ISD-maatregel is een persoonsgerichte maatregel, bedoeld voor zeer actieve meerderjarige veelplegers. De effecten van ISD worden geëvalueerd. De resultaten daarvan worden niet voor 2013 verwacht.
Proces- en effectevaluaties gedragsinterventies
De gedragsinterventies die zijn erkend door de Erkenningscommissie Gedragsinterventies Justitie moeten worden geëvalueerd om te bepalen of ze overeenkomstig de gestelde doelen en werkwijzen worden uitgevoerd (procesevaluatie) en of ze effectief zijn (effectevaluatie). Voor de gedragsinterventie CoVa geldt dat reeds een procesevaluatie heeft plaatsgevonden en gaat het nu om onderzoek naar de effectiviteit.
Literatuursynthese effectiviteit interventies voor risicogroepen voor geweldpleging; vervolgonderzoek op «Geweld verslagen»
Het onderzoek valt onder het programma «Aanpak Geweld in het publieke domein». Het programma richt zich onder andere op maatregelen om geweldpleging te voorkomen bij personen met risicofactoren voor geweldpleging, zogenoemde «risicogroepen». Ten aanzien van deze «risicogroepen» is het wenselijk inzicht te krijgen in veelbelovende interventies voor de Nederlandse praktijk. Daartoe is het van belang om ook inzichtelijk te krijgen welke mechanismen aan de interventies ten grondslag liggen en de omstandigheden waaronder deze werken. Tevens is het van belang de selectie en responsiviteit voor deelname aan preventieve interventies te optimaliseren.
Evaluatie verplichting tot aangifte door Tbs-kliniek van eenvoudige mishandeling
De voormalig Staatssecretaris van Justitie heeft naar aanleiding van een incident in Tbs-kliniek de Kijvelanden een regeling ingevoerd, waarbij klinieken verplicht zijn aangifte te doen van (eenvoudige) mishandeling door Tbs-gestelden van medepatiënten. De voormalig Staatssecretaris heeft de regeling op uitdrukkelijk verzoek van de Kamer ingevoerd. Vanuit de Tbs-klinieken wordt aangegeven dat deze regeling belemmerend werkt bij de behandeling van Tbs-gestelden.
Evaluatie verzelfstandiging Van Mesdagkliniek
Het Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) Dr. S. van Mesdagkliniek is op 1 januari 2008 verzelfstandigd. De voormalig Staatssecretaris van Justitie heeft toegezegd om 2 jaar na de verzelfstandiging onderzoek te doen naar de resultaten ervan. De evaluatie is erop gericht om vast te stellen of de voordelen die werden nagestreefd ook daadwerkelijk zijn opgetreden en of onvoorziene neveneffecten zijn opgetreden.
Procesevaluaties Justitiële Voorwaarden
Het verbeteren van het stelsel van voorwaardelijke sancties is de inzet van het programma Justitiële Voorwaarden. Het gebruik van bijzondere voorwaarden biedt, meer dan detentie, ruimte om gedragsverandering te bereiken. Een brede en effectieve toepassing van bijzondere voorwaarden vraagt om snelheid, gerichte advisering, scherpte in vordering en vonnis, intensief toezicht op de naleving en nauwe samenwerking en afstemming tussen ketenpartners. In dat kader zijn eind 2009 de reclasseringsproducten advies en toezicht vernieuwd en geïmplementeerd. Belangrijk element van de verbeterde RISc-indicatiestelling is het indelen van de verdachte door de reclasseringsadviseur in één van de drie niveaus van toezicht. Een juiste indeling in toezichtniveau is een belangrijke voorwaarde voor succesvol toezicht. Daarnaast is de voorwaardelijke invrijheidsstelling op 1 juli 2008 in werking getreden. De procesevaluatie van het vernieuwde toezicht was gepland voor eind 2010 en is op initiatief van het WODC verschoven naar 2011.
Procesevaluatie observatieafdelingen Teylingereind
In Forensisch Centrum Teylingereind zijn in de loop van 2009 twee observatieafdelingen geopend voor observatie van PIJ-jongeren in het kader van de Pro Justitia rapportage en voor PIJ-jongeren waarvan de behandeling stagneert of waar advies nodig is over verlenging. Om na te gaan hoe de implementatie van deze afdelingen is verlopen en hoe de afdelingen functioneren wordt een procesevaluatie uitgevoerd.
Operationele doelstelling 13.5
Het bijdragen aan de beperking van de schade van slachtoffers door een effectieve slachtofferzorg.
Motivering
In een rechtsstaat zijn de rechten van slachtoffers stevig verankerd. Slachtoffers willen de geschonden norm herbevestigd zien. Hun – door het misdrijf – geschokte vertrouwen in de rechtsorde moet worden hersteld. Daarvoor is nodig dat de positie van slachtoffers in het strafproces wettelijk verankerd is, dat het uitvoeringsproces daarop is ingericht en dat slachtoffers als volwaardige partij in het strafproces worden bejegend.
Versterking positie slachtoffers
Instrumenten
Op 1 januari 2011 treedt de Wet Versterking positie slachtoffers in het strafproces in werking. Deze wet breidt de rechten van slachtoffers verder uit, bijvoorbeeld op het gebied van de informatieverstrekking aan slachtoffers, mogelijkheden voor schadeverhaal in het strafproces en inzage in het dossier. Het onderdeel uit de wet dat is gericht op de verplichte verschijning van ouders ter terechtzitting wordt, in afwachting van nader onderzoek naar de uitvoeringsgevolgen van dit onderdeel, vooralsnog niet geïmplementeerd.
Met de wet krijgt het slachtoffer een zelfstandige positie in het strafproces als benadeelde partij. Dit draagt bij aan de erkenning van slachtoffers, het fundament van effectieve slachtofferzorg. Uitgangspunt is dat slachtoffers zelf bepalen van welke diensten en rechten zij gebruik maken, daartoe gefaciliteerd door de organisaties in de strafrechtsketen. Slachtofferhulp Nederland biedt ondersteuning op juridisch, praktisch en sociaal-psychologisch gebied, afhankelijk van de ernst en het type delict. Slachtoffers van ernstige geweldsdelicten komen, onder bepaalde voorwaarden, in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming in de schade.
Meer doelmatigheid in de keten
Vanaf 2011 moeten de werkprocessen ketenbreed zodanig op orde zijn, dat slachtoffers hun rechten eenvoudig kunnen effectueren en zich daarbij ondersteund weten door Justitie. De uitbreiding van de rechten, zoals de uitgebreide voegingsmogelijkheden, zal vanaf 2011 vermoedelijk leiden tot een groei van het aantal zaken waarin slachtoffers moeten worden geïnformeerd over hun rechten en waarin zij een actieve rol zullen spelen.
Betere dienstverlening aan slachtoffers
Afhankelijk van de uitkomsten van de pilot Vernieuwd Slachtofferloket wordt vanaf 2011 toegewerkt naar een vernieuwd slachtofferloket in elk arrondissement. In een slachtofferloket werken Openbaar Ministerie, Slachtofferhulp Nederland en de politie samen, waarbij zij verschillende diensten voor slachtoffers centraal aanbieden.
Meetbare gegevens
De hieronder opgenomen tabellen laten zien welke bijdrage het Schadefonds Geweldsmisdrijven (SGM) en Slachtofferhulp Nederland (SHN) leveren aan de beperking van de schade van slachtoffers.
Bron: Jaarverslagen SGM
Bron: Jaarverslagen Slachtoffer in Beeld
Bron: Jaarverslagen Slachtofferhulp Nederland
Toelichting
Juridische ondersteuning bestaat uit de onderdelen «verhalen schade», «begeleiding in strafproces», «schriftelijke slachtofferverklaring/spreekrecht» en «kwaliteitscontrole voegen».
Praktische ondersteuning bestaat uit de onderdelen «doorverwijzingen» en «overige praktische ondersteuning».
Bovenstaande tabellen tonen dat het aantal slachtoffers dat door het SGM wordt geholpen stijgt. Hieruit kan worden afgeleid dat men het SGM steeds beter weet te vinden. Dit wordt bevestigd in onderzoeken die hebben plaatsgevonden naar de bekendheid van het SGM en naar het belang dat slachtoffers hechten aan de erkenning die blijkt uit een schadevergoeding. De cijfers van SHN laten zien dat de organisatie de hulp aan slachtoffers verder professionaliseert.
In 2011 is een onderzoek voorzien naar de waardering van slachtoffers van de dienstverlening door de verschillende organisaties in de keten.
Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid
Omschrijving | Status | Vindplaats |
---|---|---|
Slachtofferbeleid | Af te ronden in 2013 | www.wodc.nl |
Toelichting
Door middel van de beleidsdoorlichting «Slachtofferbeleid» wordt onderzocht in hoeverre het geheel aan beleidsmaatregelen bijdraagt aan een effectieve en zorgvuldige uitvoering van slachtofferbeleid.
Omschrijving | Status | Vindplaats |
---|---|---|
Landelijke implementatie van slachtoffer-dadergesprekken door de Stichting Slachtoffer in Beeld (SIB) | Af te ronden in 2010 | www.wodc.nl |
Evaluatie voorziening nabestaanden | Af te ronden in 2011 | www.wodc.nl |
Evaluatie nieuw slachtofferloket | Af te ronden in 2011 | www.wodc.nl |
Evaluatie van de invoering van de wet over spreekrecht | Af te ronden in 2010 | www.wodc.nl |
Ontwikkelingstraject Monitor slachtofferzorg | Af te ronden in 2011 | www.wodc.nl |
Toelichting
Landelijke implementatie van slachtoffer-dadergesprekken door de Stichting Slachtoffer in Beeld (SIB)
Onderzocht wordt wat de effecten van slachtoffer-dadergesprekken zijn voor zowel het slachtoffer als de dader.
Evaluatie voorziening nabestaanden
Eind 2006 is een pilot gestart bij Slachtofferhulp Nederland met een voorziening voor nabestaanden. De voorziening bestaat uit een casemanager die de nabestaanden bijstaat en fungeert als een spin in het web. Het eerste deel van het onderzoek is gericht op eventuele verdere uitbreiding van de pilot. Het tweede deel van het onderzoek richt zich op de ervaringen van nabestaanden met de voorziening.
Evaluatie nieuw slachtofferloket
In 2009 heeft een nulmeting plaats gevonden met betrekking tot de door slachtoffers ervaren kwaliteit van de dienstverlening. In 2010 is dit onderzoek herhaald om te bezien hoe het slachtofferloket bijdraagt aan een verbetering van de kwaliteit van dienstverlening van de betrokken organisaties. De resultaten van het onderzoek dragen bij aan de verdere uitrol van de slachtofferloketten over het land.
Evaluatie van de invoering van de wet over spreekrecht
Aan de Tweede Kamer is toegezegd dat de invoering van het spreekrecht na 3 jaar geëvalueerd wordt. Het onderzoek bevat zowel aspecten van een procesevaluatie als van een tevredenheidonderzoek.
Ontwikkelingstraject Monitor slachtofferzorg
Om de kwaliteit van de diensten aan slachtoffers te verbeteren en de uitvoering van de justitiële slachtofferzorg te kunnen blijven monitoren is een vragenlijst ontwikkeld. Periodiek onderzoek met behulp van deze vragenlijst geeft de justitieketen op termijn de mogelijkheid gericht te werken aan het verbeteren van aspecten die slachtoffers belangrijk vinden.
Operationele doelstelling 13.6
Het risico op en de vrees voor terroristische aanslagen in Nederland zo veel mogelijk verkleinen, alsmede het op voorhand beperken van schade als gevolg van een mogelijke aanslag.
Motivering
In Nederland zijn ruim twintig instanties betrokken bij de bestrijding van terrorisme. De Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding (NCTb) heeft tot taak een doeltreffende coördinatie, samenwerking en afstemming van beleid en uitvoering te ontwikkelen. Dit betreft niet uitsluitend een preventieve taak, maar is ook noodzakelijk op het moment van concrete dreiging.
Instrumenten
De beleidsinstrumenten op het gebied van terrorismebestrijding zijn te onderscheiden in de maatregelen die genomen worden om de voedingsbronnen voor terrorisme weg te nemen, concrete terrorismedreiging te signaleren en weg te nemen en die maatregelen te treffen die er aan bijdragen, dat als zich toch onverhoopt een aanslag voordoet, de schade beperkt blijft.
Wegnemen voedingsbronnen terrorisme
Jihadisme
Ondersteuning van lokale autoriteiten in het signaleren van jihadisme, rekrutering en reisbewegingen wordt gecontinueerd. Om te kunnen signaleren is specifieke kennis nodig. De NCTb organiseert, samen met BZK, regionale bijeenkomsten met lokale autoriteiten om de detectiecapaciteit en het kennisniveau te versterken. Verder worden de lokale autoriteiten ondersteund bij reïntegratie van gesignaleerde jihadisten.
Counter-narrative
Een wezenlijk onderdeel van de aanpak van het jihadisme is het ondermijnen van de (overtuigingskracht van de) extremistische boodschap. In binnen- en buitenland zullen initiatieven worden gesteund die de ontvankelijkheid onder relevante doelgroepen voor het jihadisme moeten verminderen. Tegelijkertijd wordt ingezet op het verminderen van de toegankelijkheid en aanwezigheid van jihadistische boodschappen op het internet via de Notice and Take Down gedragscode.
Internet
In samenwerking met diverse Europese partners worden radicale, extremistische of terroristische websites beter aangepakt. Uitgangspunt daarbij is dat publiek-private samenwerking soms effectiever is dan het wetgevende en strafrechtelijke instrumentarium. Doel van het project is een samenwerkingsverband te organiseren tussen de internetsector en lidstaten waarmee het illegaal gebruik van internet voor terroristische doeleinden beter kan worden tegengegaan.
In nauwe samenwerking met de Europese Commissie en partnerlanden als Duitsland, België en het Verenigd Koninkrijk zal de publiekprivate samenwerking bij het bestrijden van terrorisme op het internet op Europees niveau worden vormgegeven. Ook in VN-kader is de NCTb actief betrokken bij dergelijke samenwerkingsverbanden.
Herkenning Digitale Informatie en Fingerprinting
Ten behoeve van de bestrijding van cybercrime, terrorisme en radicalisering is het programma Herkenning Digitale Informatie en Fingerprinting gestart. Het programma stimuleert de ontwikkeling en het toepasbaar maken van digitale «fingerprinting» technieken, waarmee kenmerken van «digitale informatie» kunnen worden herkend. Met deze informatie kunnen verbanden worden gelegd tussen digitale bestanden, personen en objecten in die bestanden. Het programma loopt van 2010 tot 2012.
Signaleren en wegnemen terrorismedreiging
Bewaken en beveiligen – solistische dreigers
Het stelsel bewaken en beveiligen vormt het kader voor het nemen van beveiligingsmaatregelen bij dreiging tegen een persoon, object of dienst of het risico daarop. Bedreigingen aan het adres van politici en andere landelijk opererende gezagsdragers behoeven extra aandacht. Uit internationaal en nationaal onderzoek blijkt dat een groot deel van de aanslagen op politici in Europa en de VS is gepleegd door eenlingen, al dan niet met een psychische ziekte. In dit verband coördineert de NCTb een pilot project bij de KLPD, dat moet leiden tot betere informatiecoördinatie en toeleiding tot zorg van solistische dreigers.
Beveiliging burgerluchtvaart – PNR
De NCTb is betrokken bij de onderhandelingen over een voorstel van de Europese Commissie met betrekking tot het verzamelen van Passenger Name Records (PNR-gegevens) in de EU. Dit Europese systeem moet helpen bij het verkrijgen van inlichtingen over passagiersbewegingen en inzicht in verdachte gedragingen.
(Zelfgemaakte) explosieven
Het project «Zelfgemaakte explosieven» is erop gericht de fabricage en inzet van zelfgemaakte explosieven te bemoeilijken en loopt parallel aan het Europees Actieplan over de beveiliging van explosieven.
CBRN-terrorisme
Gezien de disproportionele effecten die een aanslag met chemische, biologische, radiologische of nucleaire (CBRN-)middelen teweeg kan brengen wordt de kans op CBRN-terrorisme geminimaliseerd. In 2011 worden de acties die volgen uit het Europees Actieplan CBRN voortgezet. Deze zijn gericht op weerstandsverhoging bij risicovolle CBRN-onderzoeksinstellingen – zoals ziekenhuizen, laboratoria en universiteiten. Implementatie bij de objecten loopt en ligt op koers. Bij de betrokken instellingen wordt gewerkt aan het op niveau houden van de beveiliging, bijvoorbeeld door het verzorgen van security awareness trainingen en verschillende oefentrajecten.
Security Awareness & Performance
Het programma Security Awareness & Performance is gericht op het veiligheidsbewustzijn (security awareness) van medewerkers. De nadruk ligt op het menselijk gedrag, naast de (fysieke) beveiligingsmaatregelen die genomen kunnen worden. Het programma richt zich verder op het realistisch oefenen en testen van de beveiliging bij bedrijven en instellingen.
Voorbereid zijn op een terroristische aanslag
Alertering
Het Alerteringssysteem waarschuwt operationele diensten en bedrijfssectoren in geval van een verhoogde dreiging of bij een concrete aanslag. Dat maakt het mogelijk snel maatregelen te nemen, die het risico van een aanslag kunnen verkleinen of de gevolgen ervan kunnen beperken. Het goed laten functioneren van het systeem vereist een voortdurende inzet van de sectoren en betrokken departementen. Ook in 2011 worden daartoe diverse oefeningen gehouden.
Meetbare gegevens
De maatschappelijke effecten in het kader van de terrorismebestrijding laten zich nauwelijks in prestatie-indicatoren uitdrukken (explain). Voor de kwalitatieve informatie wordt verwezen naar de periodieke voortgangsrapportage terrorismebestrijding waarin een beeld wordt geschetst van de stand van zaken van het terrorismebeleid in Nederland.
Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid
Omschrijving | Status | Vindplaats |
---|---|---|
Terrorismebestrijding | Afgerond in 2010 |
Toelichting
Bovenstaande beleidsdoorlichting is met de uitvoering van de aanbevelingen van de Commissie Suyver (Kamerstukken II 29 754, nr. 164) afgerond.