Base description which applies to whole site

4. Overzicht belangrijkste suppletoire uitgavenmutaties 2013

Buitenlandse Zaken (V):

Het voorstel is om de uitgaven voor 2013 te verlagen met EUR 538,5 miljoen. De belangrijkste redenen voor deze verlaging zijn de daling van de afdracht aan de Europese Unie (art. 3.1), daling van het EOF (art. 3.2), verlaging van de uitgaven voor veiligheid, goed bestuur en rechtsorde in prioritaire gebieden en lagere verwachte uitgaven ten behoeve van het apparaat (art. 11).

In de volgende tabel volgt een overzicht van de meest in het oog springende wijzigingen ten opzichte van de Eerste Suppletoire Begroting 2013 van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V), gevolgd door een toelichting. Alleen de beleidsmatige mutaties zijn in het overzicht opgenomen.

Bedragen x EUR 1 miljoen

Artikel

Mutatie

2

Veiligheid, goed bestuur en rechtsorde in prioritaire gebieden

– 20,2

3

Afdracht Europese Unie

– 460,0

3

Europees Ontwikkelingsfonds

– 21,1

Toelichting

Artikel 2.5

Vanwege een daling van het BNP en het hieraan gekoppelde budget voor ontwikkelingssamenwerking is besloten om de uitgaven voor het Stabiliteitsfonds te verlagen. Daarnaast is het budget voor VN-contributies voor crisisbeheersingsoperaties verlaagd omdat de VN tot op heden minder heeft uitgegeven voor crises en de liquiditeitsbehoefte daardoor minder is. Ten slotte dalen ook de verwachte uitgaven voor MATRA omdat bij meerdere projecten de eindafrekening lager was dan voorzien.

Artikel 3.1

De Nederlandse afdrachten van douaneontvangsten vallen dit jaar EUR 447 miljoen lager uit dan eerder geraamd in de eerste suppletoire begroting. Dit komt door zowel een lagere volumegroei van importen van buiten de EU als door een lager gemiddeld invoertarief dan voorzien. De lagere douaneontvangsten aan de EU worden in principe gecompenseerd door hogere BNI-afdrachten aangezien de EU-begroting altijd in evenwicht moet zijn. Tegenover dit compensatie-effect staat het feit dat de BNI-ontwikkeling van Nederland achterblijft bij de rest van de EU. Hierdoor daalt het Nederlandse aandeel in deze afdrachten aan de EU. Deze twee mutaties heffen elkaar nagenoeg op waardoor de BNI-afdrachten met EUR 2,3 miljoen stijgen. De BTW afdrachten dalen met EUR 15,4 miljoen waardoor per saldo een lagere afdracht aan de EU voorzien wordt van EUR 460 miljoen.

Artikel 3.2

De verlaging is het gevolg van een lagere liquiditeitsbehoefte op de totale EOF begroting voor 2013. Het Nederlands aandeel daalt daarmee evenredig.

Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII):

Het voorstel is om de uitgaven voor 2013 te verlagen met EUR 29,6 miljoen. Dit wordt veroorzaakt door de daling van het BNP en het hieraan gekoppelde ODA budget.

In de volgende tabel volgt een overzicht van de meest in het oog springende wijzigingen ten opzichte van de Eerste Suppletoire Begroting 2013 van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII), gevolgd door een toelichting. Alleen de mutaties die te maken hebben met beleidsmatige wijzigingen zijn in het overzicht opgenomen.

Bedragen x EUR 1 miljoen

Artikel

Mutatie

4

Effectief armoedebeleid in ontwikkelingslanden

35,2

4

Private sectorontwikkeling

– 41,7

6

Duurzaam milieugebruik wereldwijd

– 29,7

Toelichting

Artikel 4.2

De stijging van het budget voor effectief armoedebeleid in ontwikkelingslanden bestaat uit een saldo van mutaties. Het budget voor de landenprogramma’s daalt omdat de geplande uitgaven voor sectordoorsnijdende programma’s voor Suriname geen doorgang vinden als gevolg van het opschorten van de betaling van de verdragsmiddelen. Daarnaast daalt ook het budget voor het assistent-deskundigenprogramma. Op basis van de liquiditeitsbehoefte is er minder nodig dan voorzien. Ten slotte is er voor 2013 minder budget nodig ten behoeve van de schuldverlichting voor Myanmar. Omdat andere donoren meer bijdragen, daalt het aandeel van Nederland. De per saldo toename op dit artikel is een gevolg van het feit dat de minpost «Nog te verdelen daling van het ODA-budget» is afgenomen. Wijzigingen in het totale ODA-budget als gevolg van bijstellingen van de BNP-cijfers worden tijdelijk op dit artikel opgevangen.

Artikel 4.3

De lagere uitgaven voor private sector ontwikkeling bestaan uit een saldo van stijgingen en dalingen. De uitgaven voor marktontwikkeling stijgen vanwege de financiering van doorlopende (World Bank Trade Facility) en nieuwe verplichtingen (WTO en Trade Mark). Daarnaast stijgt het budget voor het bedrijfsleven instrumentarium omdat een aantal verwachte realisaties op programma’s hoger uitvalt (PSOM/PSI, FOM-OS en 2g@there). Ten slotte stijgt het budget voor het CBI omdat het CBI activiteiten gaat ontplooien in Bangladesh en Myanmar. Hier tegenover staat een verlaging van het budget voor bijdragen aan de financiële sector, het programma ORET-ORIO, PUM en infrastructuur algemeen als gevolg van een lagere liquiditeitsbehoefte op de lopende programma’s. Ten slotte wordt het budget voor innovatieve financiering geschrapt. Onderdelen hiervan worden in 2014 opgenomen in het Dutch Good Growth Fund.

Artikel 6.1

Het budget voor duurzaam milieugebruik wereldwijd daalt onder meer als gevolg van vertraging in de uitvoering van het door het FMO te beheren Green Climate and Business Fund en het Access to Energy Fund. Daarnaast daalt ook het budget voor het Scaling up Renewable Energy Programme (SREP) van de Wereldbank. Op basis van de liquiditeitsprognose is dit jaar minder budget nodig voor dit programma.

Licence