In de 2e suppletoire begroting van OCW wordt een verdere uitwerking gegeven aan de besluiten van het kabinet over de Najaarsnota voor het begrotingshoofdstuk van OCW (VIII). Als gevolg hiervan wordt in de OCW-begroting in 2013 een uitgavenpeil van € 35,2 miljard geraamd. Het geraamde ontvangstenniveau is € 1,2 miljard.
In tabel 1 wordt de aansluiting getoond van de uitgaven en ontvangsten tussen de incidentele suppletoire begroting 2013 en de 2e suppletoire begroting 2013. Een deel hiervan is al gepresenteerd in de Miljoenennota 2014 en de hiermee samenhangende OCW-begroting 2014.
Artikel | Uitgaven | Ontvangsten | ||
---|---|---|---|---|
Stand oorspronkelijk vastgestelde begroting 2013 | 34.352,6 | 1.190,5 | ||
Stand 1e suppletoire begroting + incidentele suppletoire begroting 2013 | 35.174,7 | 1.158,7 | ||
Belangrijkste mutaties: | ||||
1 | Nationaal Onderwijsakkoord (NOA) | 1, 3 | 150,0 | – |
2 | Wettelijk verplichte prijsbijstelling 2013 | diversen | 67,8 | – |
3 | Overlopende verplichtingen uit 2012 | diversen | 20,8 | |
4 | Inzet eindejaarsmarge | 91 | – 200,7 | – |
5 | Ramingsbijstelling studiefinanciering, WTOS en lesgeld | 11, 12, 13 | – 69,0 | 0,3 |
6 | Mee- en tegenvallers | diversen | – 27,3 | 64,1 |
7 | Overlopende verplichtingen naar 2014 e.v. | diversen | – 56,9 | – |
8 | Beleidsmatig overig | 11 | 19,7 | 19,7 |
9 | Rentemutatie (generaal) | 11 | – | – 20,0 |
10 | Niet relevante uitgaven | 11 | 90,0 | – |
11 | Technisch overig | diversen | 7,6 | 16,4 |
Stand 2e suppletoire begroting 2013 | 35.176,7 | 1.239,3 |
Toelichting op de belangrijkste mutaties:
1) Nationaal Onderwijsakkoord (NOA)
Het Ministerie van OCW zet de komende jaren additionele middelen in om vooral jonge leraren aan het werk te houden. In 2013 stelt OCW een incidenteel bedrag van € 150,0 miljoen beschikbaar om in het primair onderwijs (€ 85 miljoen) en voortgezet onderwijs (€ 65 miljoen) de instellingen in de gelegenheid te stellen 3.000 jonge leraren in dienst te houden en te nemen.
2) Wettelijk verplichte prijsbijstelling 2013
Dit betreft de uitdeling van de wettelijk verplichte prijsbijstelling voor 2013 voor primair onderwijs (€ 20,8 miljoen), de ov-kaart (€ 22,9 miljoen), media (€ 13,7 miljoen), lesgelden (€ 5,8 miljoen), huisvesting musea (€ 2,4 miljoen) en internationale organisaties (€ 2,3 miljoen).
3) Overlopende verplichtingen uit 2012
Op diverse artikelen zijn er verplichtingen die niet in 2012 tot uitgaven hebben geleid maar wel in 2013. Het gaat onder meer om verplichtingen voor de diagnostische toets, het Programma Vernieuwing Studiefinanciering en huisvestingsmiddelen Caribisch Nederland.
4) Inzet eindejaarsmarge
De eindejaarsmarge uit 2012 ter grootte van € 200,7 miljoen is ingezet ter dekking van de wettelijk verplichte prijsbijstelling voor 2013 (€ 67,8 miljoen) en de overlopende verplichtingen uit 2012 (€ 20,8 miljoen). Tenslotte is € 112,1 miljoen gebruikt ter dekking van de additionele middelen uit het Nationaal Onderwijsakkoord om de instellingen in de gelegenheid te stellen 3.000 jonge leraren in dienst te houden en te nemen (waar in het geheel € 150 miljoen aan besteed wordt).
5) Ramingsbijstelling studiefinanciering, WTOS en lesgeld
De per saldo neerwaartse bijstelling van de ramingen heeft verschillende oorzaken:
-
• een neerwaartse bijstelling van de kaderrelevante uitgaven van de basisbeurs en de aanvullende beurs;
-
• hogere uitgaven bij de aanvullende beurs voor ho studenten die de eerste 5 maanden de aanvullende beurs als gift krijgen toegekend;
-
• lagere omzettingen bij de ov-kaart dan geraamd en hogere toekenningen van de ov-kaart in 2013 dan geraamd;
-
• neerwaartse technische bijstellingen als gevolg van overlijden, een psychische stoornis of een handicap;
-
• er wordt door vooral minderjarige deelnemers bol minder dan verwacht gebruik gemaakt van de regeling tegemoetkoming schoolkosten (WTOS).
6) Mee- en tegenvallers
Dit betreft een saldering van diverse mee- en tegenvallers. De belangrijkste meevallers bij de uitgaven zijn:
-
• op de uitgaven voor de lerarenbeurs blijft incidenteel € 15 miljoen over omdat er minder aanvragen zijn dan dat er aan budget beschikbaar is;
-
• doordat er minder asielzoekers in Nederland zijn, wordt er minder gebruik gemaakt van de regeling nieuwkomers vo, leerplusarrangement vo en eerste opvang vreemdelingen. Hierdoor vallen de uitgaven die hiermee samenhangen lager uit (– € 12,5 miljoen).
De belangrijkste meevallers bij de ontvangsten zijn:
-
• in het po is sprake van meer ontvangsten omdat gemeenten ontvangen middelen voor de regeling Brede School en Binnenmilieu niet hebben ingezet. Deze middelen zijn daarom teruggevorderd (€ 17,0 miljoen);
-
• ook in het vo is sprake van meer ontvangsten als gevolg van het terugvorderen van middelen naar aanleiding van de controle op aanvragen in het kader van de regeling binnenmilieu en energiezuinigheid (€ 18,0 miljoen);
-
• de afrekening van de prestatiesubsidies voortijdig schoolverlaten (vsv) leidt tot € 13,0 miljoen aan meer ontvangsten;
-
• er wordt in 2013 € 6,0 miljoen terugontvangen van leraren en scholen op verstrekte lerarenbeurzen en studieverlof, omdat leraren hun studie niet of niet voldoende hebben afgerond.
7) Overlopende verplichtingen naar 2014 e.v.
Op diverse artikelen zijn er verplichtingen die niet in 2013 tot uitgaven leiden maar in 2014 of latere jaren (overlopende verplichtingen). Het gaat onder meer om verplichtingen ten behoeve van de decentralisatie van huisvesting van voormalige Rijksmusea en de Visiebrief Cultuur beweegt (ten behoeve van de Cultuurkaart).
8) Beleidsmatig overig
Dit betreft middelen voor de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) voor de derde tranche van het Programma Vernieuwing Studiefinanciering (PVS) (€ 7,4 miljoen) en voor uitvoeringskosten in 2013 (€ 12,3 miljoen), waaronder het wegwerken van achterstallig onderhoud en de uitvoering van de implementatie van de maatregelen uit het regeerakkoord.
Daartegenover staan meer ontvangsten (€ 19,7 miljoen) doordat de ontvangsten van het onterecht kaartbezit van de ov-studentenkaart vanaf nu via OCW ontvangen worden. Voorheen verrekende DUO deze ontvangsten zelf met de vervoersbedrijven.
9) Rentemutatie (generaal)
De rente ontvangsten vallen lager uit dan geraamd. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door een lage rente en minder spontane aflossingen.
10) Niet relevante uitgaven
De niet-relevante uitgaven voor studiefinanciering zijn hoger dan geraamd. Dit wordt onder andere veroorzaakt door een hoger aantal studenten met een prestatiebeurs op bol niveau 3–4 en een hoger aantal studenten in het wo. Daarnaast zijn er minder omzettingen bij de ov-kaart in het ho en meer toekenningen van de ov-kaart. Ook zijn er meer uitgaven aan rentedragende leningen.
11) Technisch overig
Het betreft overboekingen met andere departementen en desalderingen van uitgaven met ontvangsten.