Niet-beleidsartikel 9 Algemeen
1. Inleiding
In dit niet-beleidsartikel worden de departementsbrede uitgaven vermeld die niet zinvol kunnen worden toegerekend aan een beleidsartikel.
2. Budgettaire gevolgen van beleid
2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen | 71.254 | 14.785 | 30.748 | 29.694 | 29.494 | 28.314 | 28.313 |
Uitgaven | 82.468 | 20.785 | 30.748 | 29.694 | 29.494 | 28.314 | 28.313 |
1. Internationale samenwerking | 5.980 | 5.554 | 5.127 | 5.127 | 5.127 | 5.127 | |
Bijdrage aan internationale organisatie | 5.980 | 5.554 | 5.127 | 5.127 | 5.127 | 5.127 | |
waarvan onder andere: | |||||||
World Health Organization | 4.721 | 4.295 | 3.868 | 3.868 | 3.868 | 3.868 | |
2. Verzameluitkering VWS | 580 | 349 | 311 | 311 | 311 | 311 | |
Verzameluitkering Sport | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Verzameluitkering Jeugd | 311 | 311 | 311 | 311 | 311 | 311 | |
Verzameluitkering Langdurige zorg | 269 | 38 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
3. Strategisch onderzoek RIVM | 14.225 | 24.845 | 24.256 | 24.056 | 22.876 | 22.875 | |
Bekostiging | 14.225 | 24.845 | 24.256 | 24.056 | 22.876 | 22.875 | |
Strategisch onderzoek RIVM | 14.225 | 24.845 | 24.256 | 24.056 | 22.876 | 22.875 | |
Ontvangsten | 32.484 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Bovenstaande informatie is bedoeld voor de Staten-Generaal. Aan dit overzicht kunnen geen rechten worden ontleend.
3. Instrumenten
Internationale samenwerking
Bij internationale samenwerking gaat het erom dat een gemeenschappelijke benadering meerwaarde biedt boven een nationale aanpak. De nadruk moet liggen op het zoeken naar oplossingen voor grensoverschrijdende problemen, waarbij er concrete meerwaarde moet zijn vanuit de missie van het Ministerie van VWS. VWS ontplooit activiteiten om invulling te geven aan de internatonale samenwerking op de beleidsterreinen van volksgezondheid, welzijn en sport met een beperkt aantal landen en met multilaterale organisaties bij het vormgeven van onze internationale ambities binnen de gezondheidszorg.
Ministeriële verantwoordelijkheid
Het Ministerie van VWS is verantwoordelijk voor het stimuleren, afstemmen en waarborgen van internationale samenwerking op de beleidsterreinen van volksgezondheid, welzijn en sport. Op specifieke gebieden wordt hiertoe nadrukkelijk samengewerkt met andere Ministeries. Vooral de samenwerking met de Ministeries van Buitenlandse Zaken (WHO en drugs), Veiligheid en Justitie (drugs), Economische Zaken (life sciences and health, geneesmiddelenbeleid en voedselveiligheid) en Sociale Zaken en Werkgelegenheid (EU) is hierbij van belang.
Prioriteiten 2014
Internationale samenwerking kent een breed scala aan instrumenten en activiteiten:
Partnerschap met de World Health Organization (WHO)
In 2014 zal VWS een nieuw partnerschapprogramma (2014–2017) met de WHO starten. Hiermee is in totaal een bedrag van € 15,9 miljoen over 4 jaar gemoeid. De bijdrage 2014 bedraagt circa € 4,3 miljoen. De samenwerking zal zich onder meer richten op de vraagstukken van grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen, veiligheid van geneesmiddelen en medische hulpmiddelen en Antimicrobial resistance (AMR). Het partnerschapprogramma vergroot de Nederlandse invloed binnen de WHO. Via het partnerschapprogramma worden ook de contacten tussen de WHO en aan VWS gelieerde organisaties bevorderd.
Samenwerking op Europees en mondiaal niveau
Het Ministerie van VWS vertegenwoordigt Nederland met betrekking tot de voor volksgezondheid, welzijn en sport relevante onderwerpen bij internationale organisaties als de Europese Unie, de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), de Raad van Europa, de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en de Verenigde Naties (VN). Contacten met een beperkt aantal voor het Ministerie van VWS belangrijke landen worden gestimuleerd, zoals contacten met landen als China en India, de groeiende economische grootheden en de Verenigde Staten. Voor 2014 wordt een nieuw Memorandum of Understanding met China ondertekend. Nederland heeft in 2013 aan deze landen een aantal bezoeken afgelegd in het kader van innovatie in de gezondheidszorg, grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen, AMR, sport en life sciences and health (LSH). Daarenboven ondersteunt het Ministerie van VWS activiteiten op het gebied van economische diplomatie voor een beperkt aantal landen in samenspraak met het Ministerie van Economische en Buitenlandse zaken en vanuit de behoeften van het bedrijfsleven.
In 2014 zal VWS starten met de voorbereiding voor het aankomend Nederlands voorzitterschap van de Europese Unie. Het voorzitterschap is in de eerste helft van 2016 maar het (inter)departementale projectteam gaat in 2014 van start.
Verder zal VWS in 2014 actief betrokken zijn bij het Europese onderzoeksprogramma «Horizon 2020» en het actieprogramma Volksgezondheid. Beide programma’s starten in 2014 en zullen leiden tot nieuwe calls for proposals. Ook is het Ministerie betrokken bij het European Innovation Partnership on Active and Healthy ageing (EIP AHA), een instrument om onderzoek en innovatie op het terrein van gezond ouder worden te stimuleren en een verbinding te maken tussen nationale en regionale initiatieven en initiatieven vanuit Brussel.
Internationale samenwerking
Op het gebied van internationale samenwerking is toenemende aandacht voor internationale publieke goederen. Dit geldt zeker ook voor gezondheid. Besmettelijke ziekten stoppen niet bij grenzen en tekorten aan geneesmiddelen hebben een mondiale dimensie. Er wordt samengewerkt met andere lidstaten en binnen multilaterale organisaties om de verspreiding van ziekten te beperken en om te komen tot de ontwikkeling van geneesmiddelen en vaccins ter bestrijding en voorkoming van deze ziekten. Samenwerking blijft ook nodig voor de verdere implementatie van de WHO-gedragscode uit 2010 voor werving van gezondheidspersoneel uit ontwikkelingslanden. Internationale solidariteit is juist bij internationale publieke goederen van belang. Waar mogelijk wordt aansluiting gezocht bij de bredere aanpak van internationale ontwikkelingssamenwerking, waaronder de uitvoering van het speerpuntprogramma «Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten» (SRGR).
Grensoverschrijdende gezondheidzorg
Binnen Europa gaan steeds meer burgers de grens over voor hun gezondheidszorg. Vooral in grensstreken kan de dichtstbijzijnde zorgaanbieder zich in het buitenland bevinden. Zowel in EU-verband als via bilaterale programma’s met Duitsland en België, wordt hieraan invulling gegeven. Zo zal de implementatie van de richtlijn patiëntrechten grensoverschrijdende zorg eind oktober 2013 een feit zijn.
Internationaal personeels- en detacheringsbeleid
Om internationaal goed samen te kunnen werken, plaatst en detacheert het Ministerie van VWS medewerkers in het buitenland en bij multilaterale organisaties, zoals bij de World Health Organization (Geneve of Kopenhagen) en bij de Europese Commissie in Brussel.
De personele en materiële uitgaven met betrekking tot internationale samenwerking staan vermeld op artikel 10 Apparaatsuitgaven.
Verzameluitkering VWS
In een verzameluitkering worden per Ministerie alle financieel geringe overdrachten (beleidsthema’s) aan een medeoverheid opgenomen. Alle bedragen waarvoor een budget beschikbaar is dat onder het grensbedrag (gesteld op maximaal € 10 miljoen) ligt, moeten in de verzameluitkering worden opgenomen. De Financiële-verhoudingswet geeft de wettelijke grondslag voor de verzameluitkering. In de verzameluitkering zijn de volgende beleidsthema’s opgenomen:
-
– De verzameluitkering van het Ministerie van VWS voor 2014 bevat de uitkering van bestuurskosten en een bijdrage in het kader van stelselwijziging aan de drie grootstedelijke regio’s (circa € 0,3 miljoen);
-
– Het bestaande programma voor topsportevenementen kan ook voor de verzameluitkering in aanmerking komen. Het betreft een programma waarmee vooral subsidies worden verleend aan sportbonden voor de organisatie van een topsportevenement. Incidenteel vindt er een uitkering aan een medeoverheid plaats in het kader van deze programma's;
-
– Ten slotte bevat de verzameluitkering een uitkering aan Frieslab (circa € 0,04 miljoen). Frieslab werkt op basis van knelpunten in zorg en dienstverlening. Binnengekomen knelpunten worden geanalyseerd en indien mogelijk opgelost. In projecten wordt hiermee geëxperimenteerd.
Met de verzameluitkering wordt beoogd de medeoverheden ruimte te bieden voor lokaal maatwerk en de administratieve lasten bij het Rijk en de medeoverheden te beperken (zie ook TK 31327, Stb. 2008, 312).
Strategisch onderzoek RIVM
Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) is een agentschap van het Ministerie van VWS en doet projectmatig onderzoek voor zijn primaire opdrachtgevers: de Ministeries van VWS, EZ, SZW en IenM. Daarnaast voert het RIVM ook strategisch onderzoek uit. Dit is onderzoek om de expertise te ontwikkelen die nodig is voor de continuïteit van het instituut. Zo kan het RIVM zijn toekomstige taken voor de opdrachtgevers adequaat uitvoeren, op zowel de middellange als de lange termijn. Het strategisch onderzoek richt zich enerzijds op lacunes in actuele kennis en anderzijds op nieuwe ontwikkelingen. Op dit artikel worden verder onder meer middelen voor huisvesting van het RIVM geraamd.
De Wet op het RIVM vormt de wettelijke basis voor het strategisch onderzoek dat dit instituut uitvoert. Deze wet bepaalt dat de directeur-generaal RIVM jaarlijks een programma van onderzoek opstelt. Hierin beschrijft hij welke inzichten het instituut moet verwerven om zijn taken adequaat te kunnen uitvoeren. Dit programma is openbaar. Met deze wettelijke bepaling laat de wetgever zien dat het RIVM professioneel zelfstandig is. In het licht van de betekenis van het strategisch onderzoek voor de toekomstige kennispositie van het RIVM is het budget voor het strategisch onderzoek belegd bij de secretaris-generaal van VWS, als «eigenaar» van het agentschap RIVM. Om deze reden worden deze middelen bekostigd vanuit dit niet-beleidsartikel.
Waar in vorige jaren sprake was van twee aparte budgetten, het Strategisch Onderzoeksbudget (SOR) (afkomstig van RIVM) en het Strategisch Vaccin Onderzoek Programma (SVOP) (afkomstig van het voormalig Nederlands Vaccin Instituut) zijn deze budgetten thans samengevoegd tot één strategisch budget. Dit bedraagt in 2014 circa € 13,9 miljoen, nadat vanaf 2013 een taakstelling van 10% op instellingssubsidies voor beleidsontwikkeling en implementatie aan kennisinstituten en op kennisvragen aan het RIVM is doorgevoerd en tevens de 50% van het voormalige SVOP-budget is meegegaan met de uitplaatsing van een aantal taken naar InTravacc 10.
Bij de start van elke nieuwe vierjarige ronde worden inhoudelijke speerpunten gekozen. De speerpunten dekken de kennisdomeinen af, waarop het RIVM zijn kennis en kunde moet vernieuwen of intact moet houden. Het huidige SOR 2011–2014 omvat zeven speerpunten, waarmee richting wordt gegeven aan de inhoudelijke accenten voor vernieuwing binnen het RIVM.
Ook procesmatig zijn de programma’s SOR en SVOP samengevoegd en worden ze behandeld als één programma, waarin het SVOP één van de inhoudelijke speerpunten is. In 2014 zullen circa 80 projecten worden uitgevoerd, verdeeld over de zeven speerpunten. De projecten starten dakpansgewijs, ook in 2014 zal nog een aantal projecten starten, die zullen doorlopen na 2014. Alle projecten worden jaarlijks geëvalueerd en door de Commissie van Toezicht gevolgd om de kennispositie van het instituut te garanderen.
Met de komst van de Chief Science Officers (CSO’s) met elk een eigen inhoudelijke portefeuille zal voor de nieuwe ronde 2015–2018 het SOR worden gericht op het bijdragen aan de realisering van deze portefeuilles én aan de realisering van RIVM 2020. Eind 2013 wordt de inhoud van de nieuwe speerpunten vastgesteld en in 2014 zal het selectieproces plaatsvinden voor de projecten die in 2015 mogen starten.
Niet-beleidsartikel 10 Apparaatsuitgaven
1. Inleiding
In dit niet-beleidsartikel wordt ingegaan op de personele en materiële uitgaven en ontvangsten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
2. Budgettaire gevolgen van beleid
2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen | 248.927 | 285.920 | 222.722 | 213.304 | 206.905 | 208.655 | 208.734 |
Uitgaven | 245.655 | 285.993 | 222.775 | 213.304 | 206.905 | 208.655 | 208.734 |
– Personele uitgaven | 176.501 | 158.350 | 153.058 | 149.318 | 148.252 | 148.202 | |
waarvan eigen personeel | 164.620 | 154.159 | 149.217 | 145.477 | 144.411 | 144.361 | |
waarvan inhuur externen | 9.667 | 1.977 | 1.627 | 1.627 | 1.627 | 1.627 | |
– Materiële uitgaven | 109.492 | 64.425 | 60.246 | 57.587 | 60.403 | 60.532 | |
waarvan ICT-uitgaven | 6.110 | 6.352 | 5.485 | 5.076 | 4.778 | 4.778 | |
waarvan bijdrage aan SSO’s | 46.201 | 40.217 | 36.835 | 34.693 | 37.807 | 37.857 | |
Ontvangsten | 16.044 | 38.903 | 5.358 | 5.354 | 5.357 | 5.357 | 5.357 |
Bovenstaande informatie is bedoeld voor de Staten-Generaal. Aan dit overzicht kunnen geen rechten worden ontleend.
2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Totaal apparaatsuitgaven Ministerie van VWS | 285.993 | 222.775 | 213.304 | 206.905 | 208.655 | 208.734 | |
Personele uitgaven kerndepartement | 111.736 | 94.232 | 92.639 | 89.676 | 88.362 | 88.362 | |
waarvan eigen personeel | 103.734 | 91.611 | 90.368 | 87.405 | 86.091 | 86.091 | |
waarvan inhuur externen | 6.497 | 1.116 | 766 | 766 | 766 | 766 | |
Materiële uitgaven kerndepartement | 87.088 | 45.949 | 41.906 | 39.597 | 42.963 | 43.042 | |
waarvan ICT-uitgaven | 3.255 | 3.752 | 2.885 | 2.876 | 3.178 | 3.178 | |
waarvan bijdrage aan SSO’s | 40.999 | 34.967 | 31.535 | 29.343 | 32.407 | 32.407 | |
Personele uitgaven inspecties (IGZ en IJZ) | 51.586 | 55.147 | 51.670 | 50.952 | 51.200 | 51.150 | |
waarvan eigen personeel | 48.196 | 53.938 | 50.461 | 49.743 | 49.991 | 49.941 | |
waarvan inhuur externen | 2.681 | 500 | 500 | 500 | 500 | 500 | |
Materiële uitgaven inspecties (IGZ en IJZ) | 17.548 | 16.297 | 16.347 | 15.997 | 15.447 | 15.497 | |
waarvan ICT-uitgaven | 2.550 | 2.550 | 2.550 | 2.150 | 1.550 | 1.550 | |
waarvan bijdrage aan SSO’s | 5.200 | 5.250 | 5.300 | 5.350 | 5.400 | 5.450 | |
Personele uitgaven SCP, RMO, RVZ, GR en CCMO | 13.179 | 8.971 | 8.749 | 8.690 | 8.690 | 8.690 | |
waarvan eigen personeel | 12.690 | 8.610 | 8.388 | 8.329 | 8.329 | 8.329 | |
waarvan inhuur externen | 489 | 361 | 361 | 361 | 361 | 361 | |
Materiële uitgaven SCP, RMO, RVZ, GR en CCMO | 4.856 | 2.179 | 1.993 | 1.993 | 1.993 | 1.993 | |
waarvan ICT-uitgaven | 305 | 50 | 50 | 50 | 50 | 50 | |
waarvan bijdrage aan SSO’s | 2 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Bovenstaande informatie is bedoeld voor de Staten-Generaal. Aan dit overzicht kunnen geen rechten worden ontleend.
2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Totaal apparaatskosten agentschappen | 471.315 | 463.038 | 433.069 | 403.486 | 402.785 | 401.314 | 405.355 |
Agentschap College Ter Beoordeling van Geneesmiddelen | 38.667 | 38.174 | 38.230 | 38.230 | 38.230 | 38.230 | 38.230 |
Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg | 35.956 | 34.523 | 36.837 | 33.750 | 34.590 | 33.481 | 37.565 |
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu 1 | 357.793 | 367.486 | 335.147 | 331.506 | 329.965 | 329.603 | 329.560 |
Almata JeugdzorgPlus | 28.972 | 9.337 | 9.337 | ||||
JeugdzorgPlus-instelling De Lindenhorst-Almata | 9.927 | 13.518 | 13.518 | ||||
Totaal apparaatskosten ZBO’s en RWT’s 2 | 420.190 | ||||||
Zorg Onderzoek Nederland/ Medische Wetenschappen (ZonMw) | 6.100 | ||||||
Registratiecommissies en opleidingscolleges KNMG, KNMP en NMT | 0 | ||||||
Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) | 106.700 | ||||||
Centraal Administratie Kantoor (CAK) | 90.700 | ||||||
Accommodaties op grond van de Wet op jeugdzorg | 125.000 | ||||||
Pensioen- en Uitkeringsraad (PUR) | 250 | ||||||
Centrale Commissie voor Mensgebonden Onderzoek (CCMO), inclusief Medisch Ethische Commissies (METC’s) | 1.600 | ||||||
Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) | 41.800 | ||||||
College voor zorgverzekeringen (CVZ) | 45.400 | ||||||
College Sanering Zorginstellingen (CSZ) | 2.600 | ||||||
Stichting Afwikkeling Rechtsherstel Roma Sinti | 40 |
Bovenstaande informatie is bedoeld voor de Staten-Generaal. Aan dit overzicht kunnen geen rechten worden ontleend.
2.1 Toelichting apparaatsuitgaven kerndepartement
Onder deze doelstelling worden de verplichtingen, uitgaven en ontvangsten voor ambtelijk personeel, inhuur externen en materieel geraamd die nodig zijn om het kernministerie te doen functioneren.
De personele uitgaven kernministerie bestaan uit alle personeelsuitgaven van het kernministerie inclusief de inhuur van externen van zowel primaire – als ondersteunende processen.
De materiële uitgaven hebben uitsluitend betrekking op de ondersteunende processen. Dit omvat onder andere ICT, bijdrage aan shared service organisaties (SSO’s) en overige materiële kosten zoals huisvestingskosten.
Omschrijving | Apparaatsuitgaven |
---|---|
Directoraat-generaal Volksgezondheid | 20.020 |
Directoraat-generaal Curatieve zorg | 13.866 |
Directoraat-generaal Langdurige zorg | 18.283 |
Totaal beleid | 52.169 |
Secretaris-generaal / (plaatsvervangend) secretaris-generaal | 88.012 |
Totaal apparaatsuitgaven kerndepartement | 140.181 |
2.2 Toelichting apparaatsuitgaven inspecties
Inspectie voor de Gezondheidszorg
Een patiënt of cliënt moet kunnen vertrouwen op veilige zorg. De primaire verantwoordelijkheid voor veilige zorg ligt bij de professional in de zorgverlening, de bestuurders van zorgaanbieders en bedrijven die medische producten aanbieden. De taak van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) is actief toe te zien én te handhaven wanneer de zorg kwalitatief «door de bodem zakt» of medische producten niet voldoen aan de geldende eisen. Zij doet dit onder verantwoordelijkheid van de Minister en met een professioneel en onafhankelijk oordeel.
De IGZ ziet scherp toe op veilige zorg en handhaaft streng. Hierbij hanteert de IGZ het uitgangspunt high trust, high penalty. Zorgverleners en -producenten die veilige zorg of medische producten leveren krijgen vertrouwen van de inspectie, maar wanneer de veiligheid door de bodem zakt, dan grijpt de IGZ snel en adequaat in.
De IGZ houdt toezicht met vertrouwen en gezag. Dat doet zij door deskundig, doortastend en duidelijk te werken en door in verbinding te staan met een voortdurend veranderende omgeving. De IGZ houdt actief en zichtbaar toezicht. Daarnaast stelt de IGZ het toezicht in dienst van de veiligheid en de kwaliteit van de zorg voor de patiënt. Burgers en zorgprofessionals zijn daarbij ook waardevolle informatiebronnen als het gaat om het beoordelen van de kwaliteit van de geleverde zorg en het waarschuwen wanneer deze in het geding is en risico’s ontstaan. Deze werkwijze past in de visie van dit kabinet op de gezondheidszorg: «van systemen naar mensen».
In 2014 gaat de IGZ door met haar verbeterplan gebaseerd op de aanbevelingen van de rapporten van heer Van der Steenhoven («Doorpakken!») en mevrouw Sorgdrager («Van incident naar effectief toezicht»). Hiermee zet de IGZ in op een robuuste organisatie die in staat is de Toezichtvisie IGZ van de Minister goed uit te voeren. Volgens het meerjarig plan van aanpak ontwikkelt de IGZ een eenduidige, consistente en (inhoudelijk) onafhankelijke werkwijze, zodat voor zorgaanbieders en bedrijven duidelijk en voorspelbaar is wat de IGZ van hen verwacht en wat zij van de IGZ kunnen verwachten. Medio 2014 is het Zorgloket operationeel. De tussenliggende periode wordt gebruikt voor het opzetten, inrichten en bemensen van het loket. Dit zorgloket staat buiten de IGZ, maar is nauw verbonden met – het werkproces van – de IGZ. De analyse van de klachten, meldingen en signalen die bij het Zorgloket binnenkomen benut de IGZ om het toezicht aan te scherpen en de risico’s voor de patiënt en cliënt te verkleinen. Tevens verbetert de IGZ haar interne werkprocessen en organisaties met een passend ondersteunende ICT-infrastructuur en zal de organisatie in 2014 centraal gehuisvest worden in Utrecht. De IGZ werkt daarbij stapsgewijs toe naar een gecertificeerd kwaliteitsmanagementsysteem dat begin 2018 zal zijn gerealiseerd.
Zoals aangegeven in haar meerjarenbeleidsplan 2012–2015 zet de IGZ in op het veiliger maken van de zorg door te streven naar een aantoonbaar effect van haar toezicht in termen van minder patiënten met gezondheidsschade, minder vermijdbare sterfte en meer behoud van kwaliteit van leven van zorgafhankelijke mensen. Dit doet de inspectie door het bevorderen van de naleving van wetten, regels, (beroeps)normen, richtlijnen en standaarden voor ondertoezichtstaanden. Daarbij richt de inspectie zich in haar risicogestuurde toezicht op een aantal specifieke risico’s. Het gaat om het verhogen van de medicatieveiligheid, het verbeteren van de zorg voor ouderen, het opsporen en aanpakken van malafide zorgaanbieders, het aanpakken van disfunctionerende beroepsbeoefenaren, de dwang en drang in de zorg terugdringen en ten slotte het terugdringen van de risico’s als gevolg van de toetreding van nieuwe zorgaanbieders.
Inspectie Jeugdzorg
De Inspectie Jeugdzorg (IJZ) is verantwoordelijk voor het uitvoeren van onafhankelijk toezicht op de jeugdzorg en werkt onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De bijdrage 2014 bedraagt € 5,9 miljoen. De inspectie verzamelt informatie over de kwaliteit van de jeugdzorg, vormt zich een oordeel en grijpt zo nodig in. Daarnaast kijkt de inspectie of het beleid voor de jeugdzorg in de praktijk goed werkt. Daarover adviseert de inspectie gevraagd en ongevraagd de betreffende instellingen en verantwoordelijke overheden.
De Inspectie Jeugdzorg wil met haar onderzoeken bijdragen aan:
-
– Het behouden en bevorderen van de kwaliteit van de jeugdzorg;
-
– Het versterken van de positie van jongeren en hun ouders of verzorgers (de cliënten);
-
– De uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van het beleid.
2014 is het laatste jaar voor de overgang naar een nieuw jeugdzorgstelsel in 2015, waarbinnen meer nadruk komt te liggen op preventie en alle taken op het gebied van jeugdzorg worden ondergebracht bij de (samenwerkende) gemeenten. In aanloop naar deze stelselwijziging – de zogenaamde transitieperiode – houdt de inspectie in het bijzonder zicht op vernieuwde werkwijzen die worden ontwikkeld en krijgt de continuïteit van de zorg voor en de veiligheid van de jongeren in de jeugdzorg extra aandacht.
De Inspectie Jeugdzorg houdt op grond van een vijftal wetten en regelingen 11 toezicht op de volgende organisaties:
-
– Bureaus jeugdzorg;
-
– Jeugdzorgaanbieders;
-
– Justitiële jeugdinrichtingen;
-
– Vergunninghouders voor interlandelijke adoptie;
-
– Opvangvoorzieningen voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen;
-
– Raad voor de Kinderbescherming;
-
– Schippersinternaten.
2.3 Toelichting apparaatsuitgaven SCP, RMO, RVZ, GR en CCMO
Sociaal en Cultureel Planbureau en Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling
Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) is een interdepartementaal, wetenschappelijk instituut, opgericht bij Koninklijk Besluit op 30 maart 1973. Het Koninklijk Besluit is per 1 april 2012 ingetrokken en vervangen door de Regeling van de Minister-President, Minister van Algemene Zaken, houdende de vaststelling van de Aanwijzingen voor de Planbureaus (1 april 2012).
Het SCP verricht zelfstandig onderzoek en rapporteert – gevraagd en ongevraagd – aan de regering, de Eerste – en Tweede Kamer, Ministeries en andere maatschappelijke en overheidsorganisaties. De belangrijkste taken van het SCP zijn:
-
– Het beschrijven van de situatie op sociaal en cultureel terrein in Nederland en de te verwachte ontwikkelingen;
-
– Het bijdragen aan verantwoorde keuzen van doeleinden en middelen in het sociaal en cultureel beleid en het ontwikkelen van alternatieven;
-
– Het beoordelen van het gevoerde beleid, speciaal het interdepartementale beleid.
Het SCP verricht daartoe sociaalwetenschappelijk onderzoek naar de leefsituatie en de opvattingen van de burger, evenals naar het (overheids)beleid dat daarop van invloed is. Het werk van het SCP omvat de terreinen van nagenoeg alle Ministeries. Eens per jaar geeft het SCP een overzicht van de voorgenomen activiteiten in een werkprogramma. Het werkprogramma wordt gepubliceerd op de website van het bureau (www.scp.nl ).
Aantal rapporten | Uren in 2014 | Uitgaven in 2014 (bedragen x € 1.000) | |
---|---|---|---|
1. Wetenschappelijk onderzoek | 45 | 54.603 | 4.169.160 |
2. Kennisverspreiding | – | 6.067 | 463.240 |
3. Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling | 5 | 7.820 | 965.600 |
Totaal | 50 | 68.490 | 5.598.000 |
Toelichting
1. Wetenschappelijk onderzoek
Het onderzoeksprogramma van het SCP staat in het teken van het ondersteunen van het beleid van de overheid, waar dat gericht is op het behoud en de verhoging van het welzijn en het welbevinden van de Nederlandse burger en samenleving. Veel van de door het SCP in 2014 uit te voeren projecten vloeien voort uit eerder gemaakte afspraken of verkregen opdrachten.
In oneven jaren brengt het SCP «De Sociale Staat van Nederland» uit (een brede inventarisatie van de levensomstandigheden van de Nederlandse bevolking), in even jaren een meer thematisch Sociaal Cultureel Rapport.
Er zijn langjarige afspraken over de opstelling van bijvoorbeeld het Jaarrapport Integratie, de Armoedemonitor, de Monitor Discriminatie op de Arbeidsmarkt op grond van etnische herkomst, de Emancipatiemonitor, «De Sociale Staat van het Platteland», «Het Cultureel Draagvlak», de pgb-monitor en de ontwikkeling van ramingsmodellen voor de vraag naar jeugdzorg en langdurige zorg. Veel van het SCP-onderzoek is gebaseerd op door het CBS verzamelde en ter beschikking gestelde gegevens. Daarnaast laat het SCP zelf ook enkele grote surveys uitvoeren. Ook in 2014 zal het SCP ten behoeve van het kabinet rapporteren over de uitkomsten van het in 2008 gestarte onderzoek naar zorgen en maatschappelijke kwesties die leven onder de bevolking en van belang zijn voor de politiek («Continu Onderzoek Burgerperspectieven»).
2. Kennisverspreiding
Vele SCP-medewerkers hebben contacten met of maken deel uit van voor het SCP relevante wetenschappelijke of maatschappelijke organisaties, of hebben vanwege hun SCP-werk of -expertise een adviserende rol in allerlei gremia. Kennisverspreiding via presentaties, artikelen, papers e.d. zijn een belangrijk onderdeel van het werk.
Een kerntaak van het SCP is het adviseren van departementen en andere overheidsinstanties op basis van de beschikbare kennis en inzichten. De positionering van het bureau binnen de rijksoverheid maakt het mogelijk deel te nemen aan het commissie- en advieswerk binnen de overheid (onderraden en voorportalen). Afgezien van deze vorm van indirecte advisering brengt het bureau ook met regelmaat adviezen uit aan (beleidsdirecties van) departementen. Deze advisering kan zeer uiteenlopend van karakter zijn, bijvoorbeeld via participatie in de kenniskamers van verschillende Ministeries.
3. Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling
De Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) is de adviesraad van het kabinet en de Staten-Generaal voor de sociale verhoudingen in Nederland (Wet op de RMO, Staatsblad 103, 4 maart 1997). Vanaf 1 april 2010 is het secretariaat van de RMO ondergebracht bij het SCP.
De wetgever heeft de RMO de taak gegeven te adviseren over «de hoofdlijnen van beleid inzake de gevolgen van maatschappelijke ontwikkelingen voor zover deze van invloed zijn op de participatie van burgers in en de stabiliteit van de samenleving». De RMO adviseert zowel gevraagd als ongevraagd over de hoofdlijnen van beleid (www.adviesorgaan-rmo.nl ).
Besloten is met ingang van 2014 de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg en de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling samen te voegen. De noodzakelijke wetgeving is in voorbereiding en zal naar verwachting dit najaar de Tweede Kamer worden voorgelegd. Het belangrijkste argument voor samenvoeging is dat het klassieke onderscheid tussen preventie, zorg en welzijn vervaagt; de herziening van de verschillende zorgstelsels dragen daar toe bij. Dat is het geval bij de transitie van de jeugdzorg, de herziening van de langdurige zorg, maar ook de organisatie van zorg dichtbij en concentratie van gespecialiseerde medische zorg. Steeds duidelijker wordt dat het medisch perspectief maar één van de perspectieven is die gezondheidswinst doet realiseren. De veranderende beleidsopgaven die deze ontwikkeling met zich meebrengen vragen om strategische advisering waarin een breed intersectorale perspectief wordt gehanteerd en waarin nieuwe perspectieven voor het beleid op gezondheid, participatie en zorg worden geboden. Vooruitlopend op de samenvoeging zullen RMO en RVZ samenwerken bij de adviesvoorbereiding van de werkprogramma's van beide raden.
Gezondheidsraad
De Gezondheidsraad is een onafhankelijk wetenschappelijk adviesorgaan en heeft als taak de regering en het parlement van advies te dienen over de stand van kennis ten aanzien van vraagstukken op het gebied van de volksgezondheid.
Het werkterrein van de Gezondheidsraad omvat thans de volgende onderwerpen: preventie, gezondheidszorg, voeding, leefomgeving, arbeidsomstandigheden, health technology assessment, gezondheids(zorg)onderzoek, medische technologieontwikkeling en kennisinfrastructuur. De raad brengt gevraagd en ongevraagd adviezen uit. In september stelt de Minister van VWS het werkprogramma voor het komende jaar vast (www.gezondheidsraad.nl ).
De Gezondheidsraad heeft samen met de Hoge Gezondheidsraad van België een Europees netwerk opgericht van vergelijkbare organisaties: EuSANH (European Science Advisory Network for Health). Vanuit dit netwerk wordt gewerkt aan het verbeteren van de kwaliteit en efficiency van de wetenschappelijke advisering op nationaal en op Europees niveau.
Raad voor de Volksgezondheid en Zorg
De Raad voor de Volksgezondheid en Zorg (RVZ) is een onafhankelijk adviesorgaan voor het parlement en de regering. Het adviesdomein van de RVZ is VWS-breed, en omvat dus de curatieve zorg, de langdurige zorg, de publieke gezondheid en de maatschappelijke ondersteuning. De RVZ houdt zich onder andere bezig met het opzetten van scenariostudies voor de gezondheidszorg. Het kabinet stelt in het najaar van 2013 het definitieve werkprogramma 2014 van de RVZ en het CEG vast (www.rvz.net ). Hierover vindt nog besluitvorming binnen VWS plaats.
Het Centrum voor Ethiek en Gezondheid (CEG) is een samenwerkingsverband van de Gezondheidsraad en de RVZ. Het secretariaat van het CEG is bij de RVZ ondergebracht. Het CEG publiceert elk jaar signalementen over ethische thema’s (www.ceg.nl ). Overleg tussen Gezondheidsraad en RVZ over een gezamenlijk signalement in 2014 zal nog plaatsvinden. Ook de onderwerpen die de Gezondheidsraad in CEG verband wil signaleren zijn nog niet bekend. Het CEG heeft naast signalering ook een verwijs- en informatiefunctie (publieksfunctie). Volgens afspraak met de Gezondheidsraad neemt de RVZ de publieksfunctie voor zijn rekening.
Bij het voorgaande moet een voorbehoud worden gemaakt vanwege de door de Minister voorgenomen samenvoeging van de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg en de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling.
Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek
De Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek (CCMO) waarborgt de bescherming van proefpersonen betrokken bij medisch-wetenschappelijk onderzoek, middels toetsing aan de daarvoor vastgestelde wettelijke bepalingen en met inachtneming van de voortgang van de medische wetenschap. De basis voor deze werkzaamheden is vastgelegd in de Wet Medisch-wetenschappelijk Onderzoek (WMO) en de Embryowet. Nederland telt naast de CCMO nog 24 erkende medisch-ethische toetsingscommissies (METC’s) die zich bezighouden met het toetsen van medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen. De CCMO houdt toezicht op hun functioneren.
Ook in 2014 zal de CCMO zich ten behoeve van het veld blijven inzetten op verdere kennisontwikkeling op het gebied van klinisch onderzoek, met name nieuwe medische product typen en in het bijzonder (stam)celtherapie. En de CCMO zal in 2014 het eerder ingezette IT-traject doorzetten en substantieel blijven investeren in de digitalisering van het indienings- en het toetsingsproces. Daarmee wordt beoogd de (administratieve) belasting voor onderzoekers en medisch-ethische commissies te verminderen of minstens te vereenvoudigen.
Niet-beleidsartikel 11 Nominaal en onvoorzien
1. Inleiding
Dit niet-beleidsartikel heeft een technisch-administratief karakter. Vanuit dit artikel vinden overboekingen van loon- en prijsbijstellingen naar de loon- en prijsgevoelige artikelen binnen de begroting plaats. Ook worden er taakstellingen of extra middelen op dit artikel geplaatst die nog niet aan de beleidsartikelen zijn toegedeeld.
2. Budgettaire gevolgen van beleid
2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen | 0 | – 33.242 | – 36.814 | – 12.187 | – 18.975 | – 32.750 | – 39.486 |
Uitgaven | 0 | – 33.242 | – 36.814 | – 12.187 | – 18.975 | – 32.750 | – 39.486 |
1. Loonbijstelling | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
2. Prijsbijstelling | 266 | 297 | 330 | 330 | 330 | 330 | |
3. Onvoorzien | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
4. Taakstelling | – 33.508 | – 37.111 | – 12.517 | – 19.305 | – 33.080 | – 39.816 | |
Ontvangsten | 0 | 5.000 | 5.000 | 5.000 | 5.000 | 5.000 | 5.000 |
Bovenstaande informatie is bedoeld voor de Staten-Generaal. Aan dit overzicht kunnen geen rechten worden ontleend.
Het onderdeel Taakstelling omvat grosso modo de taakstellende onderuitputting die op de VWS-begroting is ingeboekt en die jaarlijks bij de 2e suppletoire begroting wordt ingevuld, alsmede de apparaatstaakstelling uit het regeerakkoord Rutte-Asscher (vanaf 2016).
Invulling taakstelling apparaatskosten
VWS kiest ervoor de apparaattaakstelling uit het regeerakkoord Rutte-Asscher te realiseren bij de agentschappen, ZBO’s, RWT’s en andere uit collectieve middelen gefinancierde instellingen, vanwege grote operaties die druk op het apparaat van het kerndepartement leggen. De taakstelling wordt vooralsnog ingevuld langs twee sporen: enerzijds door versoberde bedrijfsvoering, anderzijds door het verkleinen van de kennisinfrastructuur.
VWS bezuinigt € 13 miljoen op de bedrijfsvoering van agentschappen, ZBO’s, RWT’s en uit begrotingsgeld gefinancierde instellingen. Het gaat hierbij vooral om huisvesting, stroomlijning van de dienstverlening en het gemeenschappelijk uitvoeren van bedrijfsvoeringstaken (bijvoorbeeld inkoop via uitvoeringscentra, ICT-rekencentra delen en diensten afnemen bij expertisecentra). Hiertoe vindt een doorlichting van bedrijfsvoeringstaken plaats, mede aan de hand van de normen die voor de rijksdienst van toepassing zijn.
De andere € 13 miljoen bezuinigt VWS op de apparaatskosten van de kennisinfrastructuur. Niet-kerntaken in dit domein worden verminderd of beëindigd. Het gaat hierbij vooral om een kleinere kennisinfrastructuur voor bijvoorbeeld lokale ondersteuning, gezondheidsbevordering en strategisch onderzoek. Ook worden de kennisgebieden innovatie en kwaliteit op nut en noodzaak getoetst. De concrete invulling en precieze verdeling van de taakstelling die ingaat per 2016 wordt in de 1e suppletoire begroting 2014 verwerkt. De taakstelling is in onderstaand overzicht vooralsnog technisch naar rato van de apparaatkosten van de agentschappen, ZBO’s en RWT’s verdeeld over de verschillende organisaties.
Artikel | 2016 | 2017 | 2018 | Struct | |
---|---|---|---|---|---|
Departementale taakstelling (totaal) | 9,000 | 21,000 | 26,000 | 26,000 | |
Agentschappen | |||||
ACBG | 0,389 | 0,907 | 1,123 | 1,123 | |
CIBG | 1 t/m 4 | 0,351 | 0,820 | 1,016 | 1,016 |
RIVM | 1, 4, 9 | 3,741 | 8,729 | 10,806 | 10,806 |
Almata | 5 | 0,095 | 0,222 | 0,275 | 0,275 |
De Lindenhorst | 5 | 0,138 | 0,321 | 0,398 | 0,398 |
Totaal Agentschappen | 4,713 | 10,997 | 13,616 | 13,616 | |
ZBO’s | |||||
Zorg Onderzoek Nederland/ Medische Wetenschappen (ZonMw) | 4 | 0,063 | 0,147 | 0,182 | 0,182 |
Registratiecommissies en opleidingscolleges KNMG, KNMP en NMT | 4 | 0,007 | 0,016 | 0,020 | 0,020 |
Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) | 3 | 1,105 | 2,579 | 3,193 | 3,193 |
Centraal Administratie Kantoor (CAK) | 4 | 0,976 | 2,278 | 2,821 | 2,821 |
Accommodaties op grond van de Wet op jeugdzorg | 5 | 1,283 | 2,993 | 3,705 | 3,705 |
Pensioen- en Uitkeringsraad (PUR) | 7 | 0,000 | 0,001 | 0,001 | 0,001 |
Centrale Commissie voor Mensgebonden Onderzoek (CCMO), inclusief Medisch Ethische Commissies (METC’s) | 1 | 0,016 | 0,038 | 0,047 | 0,047 |
Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) | 4 | 0,316 | 0,736 | 0,912 | 0,912 |
College voor zorgverzekeringen (CVZ) | 1 t/m 4 | 0,492 | 1,150 | 1,423 | 1,423 |
College Sanering Zorginstellingen (CSZ) | 4 | 0,028 | 0,064 | 0,080 | 0,080 |
Totaal ZBO's | 4,287 | 10,003 | 12,384 | 12,384 |
Bovenstaande informatie is bedoeld voor de Staten-Generaal. Aan dit overzicht kunnen geen rechten worden ontleend.