De uitgaven van provincies worden uit verschillende inkomstenbronnen bekostigd. In tabel 4.1.1. staat een overzicht van de verschillende inkomstenbronnen van de provincies voor de periode 2008–2014 1. De cijfers tot en met 2012 zijn op basis van de jaarekeningen. De cijfers 2013 en 2014 zijn op basis van de begrotingen.
2008 1 | 20091 | 20101 | 20111 | 20121 | 2013 2 | 20142 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Provinciefonds | 1.213 | 1.322 | 1.482 | 1.268 | 1.686 | 1.138 | 1.277 |
Specifieke uitkeringen | 2.349 | 2.096 | 2.385 | 2.451 | 2.336 | 2.355 | 2.290 |
Motorrijtuigenbelasting | 1.333 | 1.402 | 1.433 | 1.439 | 1.438 | 1.452 | 1.520 |
Heffingen en rechten | 27 | 26 | 17 | 28 | 24 | 51 | 5 |
Onttrekkingen reserves | 1.996 | 2.609 | 3.902 | 3.308 | 6.409 | 1.704 | 2.158 |
Overige middelen | 1.550 | 13.750 | 1.801 | 3.034 | 2.145 | 1.420 | 647 |
Totaal | 8.467 | 21.204 | 11.020 | 11.528 | 14.039 | 8.119 | 7.897 |
Een inkomstenbron voor de provincies is het provinciefonds. Het opgenomen bedrag betreft de verplichtingenbedragen van de algemene uitkering, de integratie-uitkeringen en de decentralisatie-uitkeringen. Het provinciefonds is verantwoordelijk voor 16% van de totale inkomsten in 2014. Een beschrijving van de opbouw is te vinden in hoofdstuk 3 van de voorliggende ontwerpbegroting.
Een tweede belangrijke inkomstenbron wordt gevormd door de specifieke uitkeringen (29% in 2014). Een belangrijk deel bestaat in 2014 nog uit de doeluitkering jeugdzorg en de brede doeluitkering verkeer en vervoer. Op de specifieke uitkeringen wordt in paragraaf 4.2. dieper ingegaan.
Naast de uitkeringen van het Rijk hebben de provincies inkomsten uit de motorrijtuigenbelasting. Hierop wordt in paragraaf 4.3. dieper ingegaan.