Artikel
Algemene doelstelling
Het stelsel van studiefinanciering biedt studenten in het hoger onderwijs en deelnemers in de beroepsopleidende leerweg (vanaf 18 jaar) de financiële mogelijkheden om in Nederland en daarbuiten onderwijs te kunnen volgen.
Rol en verantwoordelijkheid
De Minister is verantwoordelijk voor de doeltreffende en doelmatige werking van het stelsel van studiefinanciering, zoals geregeld in de Wet studiefinanciering 2000.
Financieren: De Minister financiert het stelsel waarbij de financiële toegankelijkheid is gewaarborgd: er zijn geen onoverkomelijke financiële belemmeringen om te gaan studeren. Tegelijkertijd wordt recht gedaan aan het principe dat studeren ook een investering door de student zelf is. Tevens wordt recht gedaan aan de bijdrage die ouders daaraan kunnen leveren.
Indicatoren/kengetallen
Voor indicatoren over studiefinanciering wordt verwezen naar Trends in Beeld 2014.
Normbedragen ho | Normbedragen mbo/bol | ||||
---|---|---|---|---|---|
Uitwonend | Thuiswonend | Uitwonend | Thuiswonend | ||
Basisbeurs | € 279,14 | € 100,25 | Basisbeurs | € 257,93 | € 79,04 |
Aanvullende beurs | € 258,35 | € 237,46 | Aanvullende beurs | € 344,98 | € 324,10 |
Maximaal leenbedrag | € 295,73 | € 295,73 | Maximaal leenbedrag | € 172,17 | € 172,17 |
Collegegeldkrediet | € 152,92 | € 152,92 | Collegegeldkrediet | n.v.t. | n.v.t. |
Totaal | € 986,14 | € 786,36 | Totaal | € 775,08 | € 575,31 |
peildatum 1 januari 2014
Beleidswijzigingen
De belangrijkste wijzigingen op het terrein van studiefinanciering worden beschreven in de beleidsagenda.
Studievoorschot
In mei 2014 is er een politiek akkoord gesloten over wijzigingen in de studiefinanciering. Door invoering van een studievoorschot in de vorm van een lening met een terugbetaalregeling tegen sociale voorwaarden voor alle studenten in het hoger onderwijs en een verhoging van de aanvullende beurs voor studenten van minder draagkrachtige ouders, maakt dit akkoord het mogelijk dat iedereen in Nederland die wil studeren, ook kan studeren.
Tegelijkertijd komt er door deze maatregelen geld vrij op de begroting om te investeren in de toegankelijkheid en kwaliteit van het hoger onderwijs en aan hoger onderwijs gerelateerd onderzoek.
Ook bevat het akkoord maatregelen om het leven lang leren in Nederland te stimuleren, zoals uitbreiding van de groep naar 30+ met de mogelijkheden voor het verkrijgen van collegegeldkrediet. Daarnaast wordt de bijverdiengrens in de studiefinanciering afgeschaft.
De OV-kaart
De OV-kaart voor studenten blijft behouden. Uiterlijk per 1 januari 2017 krijgen ook minderjarige deelnemers in de beroepsopleidende leerweg (bol) recht op de reisvoorziening.
De OV-bedrijven en de overheid zullen, in samenwerking met de onderwijsinstellingen en studenten, bezien hoe de onderwijstijden en reizen van studenten beter kunnen worden gespreid over de dag, zodat de huisvesting van instellingen beter benut kan worden en de spits in het openbaar vervoer kan worden ontzien.
Programma Vernieuwing Studiefinanciering
Voor de uitvoering van het nieuwe stelsel wordt op dit moment in het Programma Vernieuwing Studiefinanciering (PVS) geïnvesteerd in de vernieuwing van de huidige verouderde uitvoeringssystemen bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). Dit gaat gepaard met de vernieuwing van de corresponderende processen en organisatiedelen. PVS zal uiteindelijk de basis vormen voor een toekomstvaste en efficiëntere uitvoering. De invoering van PVS is naar verwachting begin 2016.
Versterking handhaving studiefinanciering
In lijn met de rijksbrede aanpak van fraude worden voor enkele specifieke onderdelen van de studiefinanciering aanvullende maatregelen getroffen om fraude en misbruik krachtig tegen te gaan. Met name wordt de handhaving versterkt ten aanzien van buitenlandse studenten die in Nederland komen studeren en Nederlandse (ex-)studenten die naar het buitenland vertrekken. Het betreft verbetering van de voorlichting, een investering in fraudedetectie en uitbreiding van al bestaande controles.
Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit
2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | |||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen | 4.150.351 | 4.919.618 | 4.246.402 | 4.654.404 | 4.797.345 | 4.863.739 | 4.927.007 | ||
Totale uitgaven | 4.150.351 | 4.919.618 | 4.246.402 | 4.654.404 | 4.797.345 | 4.863.739 | 4.927.007 | ||
Waarvan juridisch verplicht (%) | 100,0% | ||||||||
Inkomensoverdracht | 2.446.647 | 3.060.505 | 2.214.066 | 2.340.172 | 2.193.552 | 2.065.351 | 1.903.267 | ||
• | Basisbeurs | 1.226.945 | 1.340.662 | 1.224.947 | 871.683 | 667.354 | 503.869 | 300.197 | |
– | Gift (R) | 1.001.245 | 1.012.764 | 1.053.070 | 1.116.036 | 1.166.952 | 1.166.262 | 1.171.760 | |
– | Prestatiebeurs (NR) | 225.700 | 327.898 | 171.877 | – 244.353 | – 499.598 | – 662.393 | – 871.563 | |
• | Aanvullende beurs | 616.914 | 670.918 | 690.044 | 741.451 | 759.498 | 782.710 | 808.121 | |
– | Gift (R) | 528.140 | 541.468 | 579.416 | 616.157 | 640.098 | 661.135 | 683.613 | |
– | Prestatiebeurs (NR) | 88.774 | 129.450 | 110.628 | 125.294 | 119.400 | 121.575 | 124.508 | |
• | Reisvoorziening | 450.303 | 836.935 | 135.506 | 585.949 | 644.970 | 665.537 | 692.208 | |
– | Bijdrage aan vervoerbedrijven (R) | 681.165 | 1.132.659 | 414.922 | 855.574 | 907.328 | 928.829 | 955.118 | |
– | Gift (R) | 541.148 | 533.061 | 577.661 | 613.862 | 644.127 | 665.460 | 693.431 | |
– | Prestatiebeurs (R) | – 772.010 | – 828.785 | – 857.077 | – 883.487 | – 906.485 | – 928.753 | – 956.341 | |
• | Overige uitgaven | 152.485 | 211.990 | 163.569 | 141.089 | 121.730 | 113.235 | 102.741 | |
– | Overige uitgaven relevant (R) | 103.700 | 115.096 | 117.242 | 119.259 | 121.197 | 123.014 | 124.928 | |
– | Overige uitgaven niet-relevant (NR) | 48.785 | 96.894 | 46.327 | 21.830 | 533 | – 9.779 | – 22.187 | |
Leningen | 1.576.661 | 1.735.990 | 1.913.040 | 2.214.932 | 2.517.612 | 2.715.976 | 2.941.317 | ||
– | Rentedragende lening (NR) | 1.434.492 | 1.565.798 | 1.723.876 | 2.006.300 | 2.300.455 | 2.489.447 | 2.705.850 | |
– | Collegegeldkrediet (NR) | 142.169 | 170.192 | 189.164 | 208.632 | 217.157 | 226.529 | 235.467 | |
Bijdragen aan agentschappen | 127.043 | 123.123 | 119.296 | 99.300 | 86.181 | 82.412 | 82.423 | ||
– | Dienst Uitvoering Onderwijs | 127.043 | 123.123 | 119.296 | 99.300 | 86.181 | 82.412 | 82.423 | |
Ontvangsten | 737.384 | 770.514 | 804.481 | 850.159 | 907.617 | 969.427 | 1.033.623 | ||
– | Ontvangen rente en relevant hoofdsom (R) | 213.912 | 228.273 | 236.592 | 254.654 | 283.512 | 316.430 | 353.432 | |
– | Kortlopende vorderingen (R) | 105.077 | 88.756 | 88.329 | 88.119 | 87.733 | 87.368 | 85.020 | |
– | Terugontvangen hoofdsom (NR) | 418.395 | 453.485 | 479.560 | 507.386 | 536.372 | 565.629 | 595.171 |
Toelichting: R = relevant, NR = niet-relevant
2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
relevante uitgaven: | 2.210.431 | 2.629.386 | 2.004.530 | 2.536.701 | 2.659.398 | 2.698.359 | 2.754.932 |
niet relevante uitgaven: | 1.939.920 | 2.290.232 | 2.241.872 | 2.117.703 | 2.137.947 | 2.165.379 | 2.172.075 |
relevante ontvangsten: | 318.989 | 317.029 | 324.921 | 342.773 | 371.245 | 403.798 | 438.452 |
niet relevante ontvangsten: | 418.395 | 453.485 | 479.560 | 507.386 | 536.372 | 565.629 | 595.171 |
Budgetflexibiliteit
Alle programmamiddelen zijn meerjarig 100% verplicht op basis van de Wet studiefinanciering 2000. Alternatieve aanwending vereist wijziging van wet- en regelgeving. De geraamde DUO-uitgaven zijn volledig benodigd voor de uitvoering van de Wet.
Toelichting:
Zowel voor de uitgaven als de ontvangsten wordt een onderscheid gemaakt tussen relevant en niet-relevant. Relevant betekent relevant voor het kader en daarmee het EMU-saldo, niet relevant heeft alleen effect op de EMU-schuld. De relevante uitgaven worden hoofdzakelijk gevormd door studiefinanciering die meteen als gift wordt toegekend en door de omzetting van uitgekeerde prestatiebeurs in gift (na behalen diploma binnen 10 jaar). Onder de niet-relevante uitgaven vallen vooral de prestatiebeurs (zolang die nog niet is omgezet in een gift) en rentedragende leningen. De niet-relevante ontvangsten betreffen hoofdzakelijk aflossingen op de hoofdsom van rentedragende leningen. De relevante ontvangsten worden vooral gevormd door de ontvangen rente op leningen.
Inkomensoverdrachten
Toelichting op de financiële instrumenten
Basisbeurs
Een basisbeurs is een algemene voorziening die er toe bijdraagt dat studenten financieel in staat worden gesteld om onderwijs te volgen in Nederland en daarbuiten. Door de invoering van het studievoorschot per 1 september 2015 vervalt de basisbeurs voor studenten in het hoger onderwijs.
Voor deelnemers in de bol niveau 1 en 2 is de basisbeurs direct een gift. Deelnemers in de bol niveau 1 en 2 zijn destijds niet onder het prestatiebeursregime gebracht omdat deelnemers op deze niveaus nog niet over een startkwalificatie beschikken. Voor wie er niet in slaagt een startkwalificatie te halen, wordt het terugbetalen van de prestatiebeurs al snel problematisch. Door het beschikbaar stellen van de basisbeurs in de vorm van een gift, draagt dit bij aan het wegnemen van financiële belemmeringen voor deelnemers in de bol niveau 1 en 2.
Deelnemers in de bol niveau 3 en 4 hebben recht op een basisbeurs onder het prestatiebeursregime. Het prestatiebeursregime geeft hen een prikkel om de opleiding binnen 10 jaar na de eerst opgenomen studiefinanciering met succes af te ronden.
2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Studerenden met basisbeurs | 645.065 | 669.400 | 647.900 | 504.800 | 417.800 | 328.100 | 266.000 |
bol | 229.484 | 238.600 | 247.000 | 254.500 | 252.800 | 248.200 | 249.700 |
hbo | 277.294 | 289.100 | 274.000 | 183.100 | 129.300 | 73.700 | 16.300 |
wo | 138.287 | 141.700 | 126.900 | 67.200 | 35.700 | 6.200 | 0 |
Alleen (nul)lening | 104.322 | 107.800 | 140.900 | 293.300 | 384.600 | 476.900 | 546.700 |
bol | 5.409 | 5.600 | 5.800 | 6.000 | 5.900 | 5.800 | 5.900 |
hbo | 48.277 | 50.300 | 69.300 | 162.800 | 221.800 | 283.200 | 344.400 |
wo | 50.636 | 51.900 | 65.800 | 124.500 | 156.900 | 187.900 | 196.400 |
Totaal | 749.387 | 777.200 | 788.800 | 798.100 | 802.400 | 805.000 | 812.700 |
Bron 2013: realisatiegegevens DUO; Bron 2014 – 2019: ramingsmodel SF
Toelichting:
Deze gegevens geven een indicatie van het gebruik van de regeling. Het aantal studerenden met studiefinanciering volgt het aantal voltijds studerenden in het ho en de bol, maar ligt lager omdat niet iedere studerende die ingeschreven is ook daadwerkelijk aanspraak heeft op studiefinanciering.
Naast de groep studerenden met een basisbeurs is er een groep die geen aanspraak meer kan maken op de basisbeurs (maximale duur is verbruikt), maar nog wel recht heeft op een lening en de reisvoorziening. Als gevolg van de invoering van het studievoorschot vindt een verschuiving plaats van het aantal studerenden met een basisbeurs naar het aantal studerenden met een (nul)lening. Er zijn vanaf 2015 minder ho-studenten met een basisbeurs en meer ho-studenten met alleen een (nul)lening.
In de gegevens zijn de aantallen studerenden die met meeneembare studiefinanciering een volledige opleiding in het buitenland volgen opgenomen. Ter indicatie: in 2013 betrof dit circa 10.000 studenten in het ho en 650 in de bol.
2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
bol direct gift (bol 1/2 en 3/4 met diploma) | 110.606 | 124.238 | 129.261 | 130.125 | 129.109 | 127.291 | 125.551 |
bol omzettingen prestatiebeurs in gift | 187.213 | 193.309 | 207.450 | 222.647 | 236.452 | 245.701 | 252.174 |
ho direct gift (ho met diploma) | 4.670 | 4.983 | 4.981 | 4.977 | 5.000 | 5.035 | 5.071 |
ho omzettingen prestatiebeurs in gift | 698.756 | 690.233 | 711.378 | 758.287 | 796.391 | 788.235 | 788.965 |
Totaal | 1.001.245 | 1.012.764 | 1.053.070 | 1.116.036 | 1.166.952 | 1.166.262 | 1.171.760 |
Bron 2013: realisatiegegevens DUO; Bron 2014 – 2019: ramingsmodel SF
2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
bol toekenningen | 234.212 | 254.665 | 260.967 | 269.147 | 267.498 | 262.407 | 265.087 |
bol omzettingen | – 187.213 | – 193.309 | – 226.940 | – 248.319 | – 262.324 | – 271.495 | – 281.628 |
ho toekenningen | 925.618 | 1.006.247 | 932.156 | 579.696 | 380.741 | 219.717 | 72.896 |
ho omzettingen | – 746.916 | – 739.705 | – 794.305 | – 844.877 | – 885.513 | – 873.023 | – 927.918 |
Totaal | 225.700 | 327.898 | 171.878 | – 244.353 | – 499.598 | – 662.394 | – 871.563 |
Bron 2013: realisatiegegevens DUO; Bron 2014 – 2019: ramingsmodel SF
Toelichting:
In de tabellen 11.5 en 11.6 worden de geraamde relevante- en niet-relevante uitgaven voor de basisbeurs gepresenteerd. De hoogte van de basisbeurs is genormeerd en wordt verstrekt gedurende de nominale studieduur. Als gevolg van de invoering van het studievoorschot daalt het aantal toekenningen in het ho vanaf 2015.
Aanvullende beurs
In de studiefinanciering wordt recht gedaan aan de bijdrage die ouders kunnen leveren aan de investering van hun kinderen. Daarom wordt rekening gehouden met een zogenoemde ouderlijke bijdrage. In het geval dat ouders onvoldoende inkomen hebben om die bijdrage te leveren, hebben studerenden een extra financiële belemmering te overwinnen. Om deze belemmering weg te nemen wordt aan hen een aanvullende beurs verstrekt die afhankelijk is van het ouderlijk inkomen.
Deelnemers in de bol niveau 1 en 2 met recht op aanvullende beurs krijgen dit direct als gift, aangezien zij nog geen startkwalificatie hebben bereikt.
Studerenden in de bol niveau 3 en 4 en het ho met recht op aanvullende beurs vallen onder het prestatiebeursregime. De eerste 5 maanden krijgen de studenten in het ho de aanvullende beurs als gift uitgekeerd. Deelnemers in de bol niveau 3 en 4 krijgen de eerste 12 maanden de aanvullende beurs als gift uitgekeerd. Na deze periode wordt de aanvullende beurs uitgekeerd onder het prestatiebeursregime.
2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
bol | 106.760 | 110.800 | 114.500 | 122.400 | 121.600 | 119.500 | 120.200 |
hbo | 82.873 | 86.400 | 87.400 | 90.600 | 91.900 | 93.400 | 94.400 |
wo | 26.765 | 27.400 | 27.300 | 28.000 | 28.100 | 28.300 | 28.700 |
Totaal | 216.398 | 224.600 | 229.200 | 241.000 | 241.600 | 241.200 | 243.300 |
Bron 2013: realisatiegegevens DUO; Bron 2014 – 2019: ramingsmodel SF
Toelichting:
Het aantal studerenden met een aanvullende beurs geeft een indicatie van het gebruik van deze regeling. Uit de vergelijking van deze gegevens met de aantallen basisbeurs uit tabel 11.4 blijkt dat in 2015 ongeveer 35% van de studerenden met een basisbeurs een aanvullende beurs ontvangt. In de bol wordt vaker een beroep gedaan op de aanvullende beurs dan in het hbo en in het hbo vaker dan in het wo. Er zijn geen basiswaarden en streefwaarden vastgesteld, omdat de overheid er niet op aanstuurt dat meer of minder studerenden een aanvullende beurs ontvangen.
2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
bol direct gift (bol 1/2 en 3/4 met diploma) | 219.124 | 239.137 | 247.577 | 262.649 | 262.622 | 260.653 | 261.886 |
bol omzettingen prestatiebeurs in gift | 121.248 | 124.617 | 130.570 | 136.556 | 145.851 | 154.320 | 163.281 |
ho direct gift (ho met diploma) | 35.416 | 39.767 | 52.289 | 56.055 | 56.967 | 57.831 | 57.187 |
ho omzettingen prestatiebeurs in gift | 152.352 | 137.947 | 148.980 | 160.897 | 174.658 | 188.332 | 201.259 |
Totaal | 528.140 | 541.468 | 579.416 | 616.157 | 640.098 | 661.135 | 683.613 |
Bron 2013: realisatiegegevens DUO; Bron 2014 – 2019: ramingsmodel SF
2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
bol toekenningen | 146.730 | 158.418 | 163.669 | 168.334 | 167.346 | 164.475 | 165.486 |
bol omzettingen | – 121.248 | – 124.617 | – 140.971 | – 149.368 | – 158.576 | – 166.815 | – 177.425 |
ho toekenningen | 234.261 | 252.832 | 256.996 | 287.795 | 306.387 | 333.720 | 359.619 |
ho omzettingen | – 170.969 | – 157.182 | – 169.066 | – 181.468 | – 195.757 | – 209.804 | – 223.173 |
Totaal | 88.774 | 129.450 | 110.628 | 125.294 | 119.400 | 121.575 | 124.508 |
Bron 2013: realisatiegegevens DUO; Bron 2014 – 2019: ramingsmodel SF
Toelichting:
In de tabellen 11.8 en 11.9 worden de geraamde relevante- en niet-relevante uitgaven voor de aanvullende beurs gepresenteerd. De hoogte van de aanvullende beurs is genormeerd. Voor de huidige studenten is deze naast het inkomen van de ouders onder andere afhankelijk van de woonsituatie van de studerende (thuis- of uitwonend). De aanvullende beurs is vanaf 2010 met € 22 per jaar verhoogd (prijspeil 2009) conform een wetswijziging betreffende het collegegeld.
Voor studenten in het hoger onderwijs die onder het studievoorschot vallen, wordt de aanvullende beurs verhoogd met maximaal € 127,87 per maand voor thuiswonende- en maximaal € 106,98 per maand voor uitwonende studenten. De woonsituatie van de studerende (thuis- of uitwonend) is dan niet langer bepalend voor de hoogte van de aanvullende beurs.
Naast de prijscomponent is het verloop van deze uitgaven voor een groot deel afhankelijk van de ontwikkeling in het aantal studerenden met minder draagkrachtige ouders. Naast de deelname aan het onderwijs spelen hierbij exogene factoren een rol, zoals de ontwikkeling van de conjunctuur en de daarmee samenhangende inkomensontwikkeling.
Reisvoorziening
Als onderdeel van het stelsel van studiefinanciering, draagt een reisvoorziening bij aan de toegankelijkheid van het onderwijs. Meer in het bijzonder is het doel van de reisvoorziening om studenten te faciliteren in het reizen van huis naar de onderwijsinstelling en van huis naar de stageplaatsen.
2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Aantal gebruikers van het reisrecht | 637.645 | 660.900 | 670.300 | 677.700 | 840.300 | 841.700 | 845.800 |
bol | 202.518 | 210.200 | 217.200 | 223.400 | 381.000 | 376.100 | 375.100 |
ho | 435.127 | 450.700 | 453.100 | 454.300 | 459.300 | 465.600 | 470.700 |
Aantal RBS | 17.688 | 18.200 | 18.400 | 18.500 | 18.700 | 18.800 | 19.100 |
bol | 2.553 | 2.600 | 2.700 | 2.800 | 2.800 | 2.700 | 2.800 |
ho | 15.135 | 15.600 | 15.700 | 15.700 | 15.900 | 16.100 | 16.300 |
Totaal | 655.333 | 679.100 | 688.700 | 696.200 | 859.000 | 860.500 | 864.900 |
Bron 2013: realisatiegegevens DUO; Bron 2014 – 2019: ramingsmodel SF
Toelichting:
De reisvoorziening kan in twee vormen worden toegekend: een reisproduct op een persoonlijke ov-chipkaart (week- of weekendabonnement) of een financiële vergoeding voor studenten die studeren in het buitenland (RBS).
Voltijdstudenten in het ho kunnen gebruik maken van de reisvoorziening voor de duur van de nominale studieduur en één uitloopjaar. Meerderjarige deelnemers in de bol kunnen gebruik maken van de reisvoorziening voor de duur van de nominale studieduur en drie uitloopjaren. Uiterlijk per 1 januari 2017 krijgen ook minderjarige deelnemers in de beroepsopleidende leerweg (bol) recht op de reisvoorziening.
De reisvoorziening is onderdeel van de prestatiebeurs voor deelnemers in de bol niveau 3 en 4 en voor studenten in het ho. Voor deelnemers in de bol niveau 1 en 2 wordt de reisvoorziening direct als gift verstrekt.
2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Betaling aan vervoerbedrijven | 681.165 | 1.132.659 | 414.922 | 855.574 | 907.328 | 928.829 | 955.118 |
bol prestatiebeurs | – 222.726 | – 239.353 | – 252.270 | – 264.663 | – 268.128 | – 268.555 | – 275.613 |
bol omzettingen | 144.958 | 157.026 | 171.211 | 187.890 | 201.478 | 211.090 | 221.161 |
ho prestatiebeurs | – 549.284 | – 589.432 | – 604.807 | – 618.824 | – 638.357 | – 660.198 | – 680.727 |
ho omzettingen | 370.278 | 348.559 | 378.312 | 397.217 | 413.214 | 424.212 | 441.309 |
RBS en overig | 25.912 | 27.476 | 28.138 | 28.755 | 29.436 | 30.159 | 30.961 |
Totaal reisvoorziening | 450.303 | 836.935 | 135.506 | 585.949 | 644.970 | 665.537 | 692.208 |
Bron 2013: realisatiegegevens DUO; Bron 2014 – 2019: ramingsmodel SF
Toelichting:
De toelichting op de ontwikkeling van de uitgaven reisvoorziening is voor een groot deel vergelijkbaar met die op de uitgaven basisbeurs. Daarnaast nemen de kosten toe doordat ook minderjarige deelnemers in de bol recht op de reisvoorziening krijgen. Voor de OV-studentenkaart heeft een kasschuif van 2015 naar 2014 van € 450 miljoen plaatsgevonden voor de optimalisatie van het kasritme van de staat. Dit verklaart de hogere betaling aan vervoerbedrijven in 2014 en de lagere betaling in 2015. Contractueel is vastgelegd dat OCW de vergoeding voor de OV-studentenkaart uiterlijk medio januari van het betreffende jaar aan de vervoerbedrijven betaalt. Door de betaling aan de vervoerbedrijven (gedeeltelijk) al aan het eind van het voorafgaande jaar in plaats van aan het begin van het betreffende jaar te doen, kan zonder af te wijken van de afspraken met de vervoerbedrijven een bijdrage worden geleverd aan de optimalisering van de kasritmes van de staat over de jaren heen.
Overige uitgaven
De geraamde overige uitgaven omvatten voornamelijk technische posten, waaronder achterstallige rechten en boekingen tussen relevante en niet-relevante uitgaven. Op dit artikelonderdeel staan ook de uitgaven geraamd voor EG-studerenden, voorschotten en handbetalingen.
Leningen
De leenmogelijkheden in de studiefinanciering stellen studerenden in staat om hun eigen bijdrage tegen relatief gunstige voorwaarden via de rijksoverheid te financieren. Leenfaciliteiten kunnen worden gebruikt als alternatief voor of in combinatie met bijverdiensten. Hiermee kunnen studerenden voorkomen dat bijverdienen ten koste van de studie gaat. Door het studievoorschot worden de leenmogelijkheden verruimd.
Naast een rentedragende lening voor levensonderhoud kunnen studenten in het ho gebruik maken van het collegegeldkrediet. Studenten kunnen het verschuldigde collegegeld jaarlijks lenen, met een jaarlijks maximum bedrag van 5 keer het wettelijke collegegeldbedrag.
2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Rentedragende lening | 1.343.509 | 1.471.693 | 1.580.172 | 1.849.288 | 2.139.490 | 2.332.574 | 2.469.259 |
Omzettingen Prestatiebeurs naar RL | 90.983 | 94.105 | 143.705 | 157.011 | 160.966 | 156.872 | 236.591 |
Collegegeldkrediet | 142.169 | 170.192 | 189.164 | 208.632 | 217.157 | 226.529 | 235.467 |
Totaal | 1.576.661 | 1.735.990 | 1.913.040 | 2.214.932 | 2.517.612 | 2.715.976 | 2.941.317 |
Bron 2013: realisatiegegevens DUO; Bron 2014 – 2019: ramingsmodel SF
Toelichting:
Onder de niet-relevante uitgaven vallen de uitgaven die niet relevant zijn voor het EMU-saldo, maar wel doorwerken op de EMU-schuld zoals de rentedragende leningen en het collegegeldkrediet. In de komende jaren zal meer worden geleend als gevolg van de invoering van het studievoorschot.
Bijdragen aan agentschappen
De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van OCW en levert producten en diensten op het terrein van bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatievoorziening. Het betreft het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor dit begrotingsartikel.
Ontvangsten
Het terugbetalingssysteem van leningen is naar draagkracht. Wie gelet op zijn of haar inkomen niet kan terugbetalen, hoeft niet terug te betalen. Voor wie bewust leent, is de studielening hiermee een veilig instrument voor de financiering van onderwijs.
2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Hoofdsom (NR) | 418.395 | 453.485 | 479.560 | 507.386 | 536.372 | 565.629 | 595.171 |
Relevante rentedragende lening | 3.656 | 3.027 | 2.345 | 1.816 | 1.407 | 1.090 | 844 |
Rente ontvangsten | 204.922 | 219.950 | 229.087 | 247.810 | 277.206 | 310.567 | 347.937 |
Renteloos voorschot | 5.334 | 5.296 | 5.160 | 5.028 | 4.899 | 4.773 | 4.651 |
Totaal ontvangsten | 632.307 | 681.758 | 716.152 | 762.040 | 819.884 | 882.059 | 948.603 |
Bron 2013: realisatiegegevens DUO; Bron 2014 – 2019: ramingsmodel SF
Toelichting:
De ontvangsten ontstaan door terugbetaling van studieleningen. De ontvangsten nemen de komende jaren toe, omdat er in eerdere jaren meer is geleend. De terugontvangen hoofdsom is een niet-relevante ontvangst en de ontvangen rente is relevant. De relevante rentedragende lening betreft leningen van vóór 1992; het renteloze voorschot betreft studieleningen die zijn verstrekt vóór 1986 en waarover geen rente verschuldigd is. Deze ontvangsten zijn aflopend.
2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Achterstallig Lager Recht (ALR) | 48.662 | 48.662 | 48.662 | 48.662 | 48.662 | 48.662 | 48.662 |
Reisvergoeding | 46.724 | 30.852 | 30.852 | 30.852 | 30.852 | 30.852 | 30.852 |
Overig | 9.692 | 9.242 | 8.816 | 8.606 | 8.220 | 7.855 | 5.506 |
Totaal Kortlopende vorderingen | 105.077 | 88.756 | 88.329 | 88.119 | 87.733 | 87.368 | 85.020 |
Bron 2013: realisatiegegevens DUO; Bron 2014 – 2019: ramingsmodel SF
Toelichting:
De kortlopende vorderingen ontstaan doordat onterecht ontvangen studiefinanciering wordt teruggevorderd.
Artikel