Artikel
Algemene doelstelling
Het primair onderwijs zorgt dat leerlingen in de eerste fase van de doorlopende leerlijn hun talenten maximaal kunnen ontplooien en vervolgonderwijs kunnen volgen dat het beste past bij hun talenten. Het legt bovendien de basis voor de huidige en toekomstige deelname van deze leerlingen aan de samenleving.
Rol en verantwoordelijkheid
De Minister is verantwoordelijk voor een stelsel van primair onderwijs dat zodanig functioneert dat het onderwijs aansluit bij de talenten van individuele leerlingen en bij de behoeftes van de maatschappij.
Financieren: De Minister is verantwoordelijk voor de financiering van het onderwijs door lumpsumbekostiging van de onderwijsinstellingen. Hierdoor wordt de toegankelijkheid van het onderwijs gewaarborgd.
Stimuleren: De Minister stimuleert specifieke beleidsonderwerpen door het verstrekken van (aanvullende) bekostiging, subsidies en de inzet van andere instrumenten zoals overleg, voorlichting, (prestatie)afspraken en wet- en regelgeving.
Regisseren: De Minister vult haar verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het onderwijs in via een regisserende rol. De normeisen van kwaliteit zijn vastgelegd in wet- en regelgeving; de Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op de naleving.
Indicatoren/kengetallen
Naar aanleiding van de behandeling van de OCW-begroting 2014 en de daarbij ingediende moties, is aan de Tweede Kamer toegezegd dat een meer uitgebreide set van indicatoren zal worden samengesteld die recht doet aan de veelzijdige kwaliteit van het onderwijs. Inmiddels is een eerste brede set samengesteld, die vanuit verschillende invalshoeken (leerlingen, leraren en schoolleiders, scholen en ouders) diverse aspecten van de onderwijskwaliteit in beeld brengt. Onderstaand treft u deze aan. Deze set wordt in overleg met de PO-Raad en de Inspectie van het Onderwijs de komende jaren nog verder ontwikkeld.
Doelstelling/indicator | Basiswaarde | 2015 | Streefwaarde (jaartal) | |||
---|---|---|---|---|---|---|
1 | Leerlingen primair onderwijs | |||||
• | Gemiddelde score op centrale eindtoets basisonderwijs | 534,8 (2013–2014) | n.v.t. | n.v.t. | ||
• | Aandeel leerlingen met vso/pro-advies | 2,5% (2012–2013) | n.v.t. | n.v.t. | TS | |
• | Aandeel leerlingen met vmbo-bl/kb-advies | 24,1% (2012–2013) | n.v.t. | n.v.t. | TS | |
• | Aandeel leerlingen met vmbo-g/t-advies | 28,6% (2012–2013) | n.v.t. | n.v.t. | TS | |
• | Aandeel leerlingen met havo/vwo-advies | 44,8% (2012–2013) | n.v.t. | n.v.t. | TS | |
• | Aandeel thuiszittende leerlingen dat binnen drie maanden weer een plek op school heeft 2 | 100% (2020) | SA | |||
• | Aandeel zittenblijvers | 3% | Lager | 2% (2020) | SA | |
• | Aandeel leerlingen dat zich veilig voelt | 95% (2012) | Stabiel of hoger | 100% | TS | |
2 | Leraren en schoolleiders primair onderwijs | |||||
• | Aandeel leraren met een afgeronde wo-bachelor-, master- of PhD-opleiding | 18,6% (2013) | 23% (2017) | 30% (2020) | SA, LA | |
• | Aandeel schoolleiders dat is geregistreerd in het schoolleidersregister | 42% (2014) | 60% | 100% | SA | |
• | Aandeel leraren dat de algemeen didactische vaardigheden beheerst 3 | 84% (2012/2013) | 100% (2020) | SA, LA | ||
• | Aandeel leraren dat de differentiatievaardigheden beheerst 4 | 57% (2012–2013) | 100% (2020) | SA, LA | ||
• | Aandeel leraren dat deelneemt aan peer review | 62% (2014) | Hoger (2017) | TS | ||
3 | Scholen voor primair onderwijs | |||||
• | Aandeel leraren dat vindt dat de school hen voldoende faciliteiten en ondersteuning biedt om uitdagend onderwijs te kunnen bieden aan toptalenten | 46% (2014) | 65% | 100% (2018) | SA | |
• | Aandeel (zeer) zwakke scholen dat zich binnen een jaar verbetert2 | 100% (2017–2018) | SA | |||
• | Aandeel scholen dat op alle indicatoren van kwaliteitszorg voldoende scoort | 38% 5 (2012–2013) | Stabiel of hoger | Hoger | SA | |
4 | Ouders van leerlingen primair onderwijs | |||||
• | Oordeel ouders over betrokkenheid | cijfer 7 (2012) | Stabiel of hoger | Hoger | TS |
Basiswaarde betreft alle leraren; verwachte waarde en streefwaarde betreft de leraren met ten minste 3 jaar ervaring
In bovenstaande tabel zijn basiswaarden (recente realisaties) opgenomen, en waar relevant een verwachte waarde 2015 en een streefwaarde. Is een verwachte waarde voor 2015 opgenomen, dan is de mate waarin die wordt gerealiseerd een graadmeter voor het succes van ons beleid. Bij de opgenomen streefwaarden moet een onderscheid worden gemaakt tussen waarden mét en waarden zónder een jaartal. Waar een jaartal is vermeld, gaat het net als bij de verwachte waarde voor 2015 om een afrekenbaar doel. Waar geen jaartal is opgenomen beschrijft de streefwaarde een ambitie waar blijvend alle inspanningen op gericht moeten zijn.
Bij de gemiddelde score centrale eindtoets basisonderwijs en bij het VO-advies dat basisscholen hun leerlingen verstrekken, is geen verwachte waarde 2015 én geen streefwaarde opgenomen. Hier is de ontwikkeling van de feitelijke realisaties van belang voor het zicht op de kwaliteit van het onderwijs.
Overige indicatoren en kengetallen voor het primair onderwijsstelsel worden beschreven in Trends in Beeld en in het Onderwijsverslag 2012–2013.
2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | |||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Leerlingen basisonderwijs | |||||||||
• | geen gewicht | 1315,4 | 1306,0 | 1289,4 | 1273,6 | 1262,7 | 1252,1 | 1244,9 | |
• | gewicht 0,3 | 87,4 | 80,8 | 77,0 | 74,4 | 72,7 | 71,4 | 70,3 | |
• | gewicht 1,2 | 73,8 | 68,4 | 65,4 | 63,0 | 61,0 | 59,2 | 57,9 | |
Subtotaal1 | 1476,5 | 1455,2 | 1431,8 | 1411,0 | 1396,4 | 1382,8 | 1373,1 | ||
Leerlingen trekkende bevolking2 | 0,4 | 0,4 | 0,4 | 0,4 | 0,4 | 0,4 | 0,4 | ||
Totaal1 | 1476,9 | 1455,6 | 1432,2 | 1411,5 | 1396,8 | 1383,2 | 1373,5 | ||
Leerlingen in het speciaal basisonderwijs | 38,1 | 36,7 | 35,5 | 34,7 | 34,3 | 34,1 | 34,1 | ||
Leerlingen in het (voortgezet) speciaal onderwijs | 71,1 | 71,7 | 72,3 | 72,6 | 72,6 | 72,4 | 72,0 | ||
Totaal PO | 1.586,2 | 1.564,0 | 1.540,0 | 1.518,7 | 1.503,7 | 1.489,7 | 1.479,6 |
De totale uitgaven uit tabel 1.4, exclusief de bijdragen aan agentschappen en ZBO/RWT’s, gedeeld door het aantal leerlingen in hetzelfde jaar, zoals opgenomen in tabel 1.2.
Beleidswijzigingen
De belangrijkste wijzigingen op het terrein van primair onderwijs worden beschreven in de beleidsagenda. Aanvullend wordt hieronder specifiek ingegaan op de beleidswijzigingen Bestuursakkoord primair onderwijs, buitenonderhoud en «passend onderwijs».
Bestuursakkoord primair onderwijs
Voor de periode 2015–2020 is het Bestuursakkoord primair onderwijs gesloten om het aanwezige verbeterpotentieel van het onderwijs ten volle te activeren en duurzame kwaliteitsverbetering, gericht op het onderwijs van de toekomst, te realiseren. Dit akkoord bouwt voort op de kwaliteitsverbetering van de afgelopen jaren, die ondersteund werd door het Bestuursakkoord primair onderwijs van januari 2012 en geeft invulling aan de ambities uit het Regeerakkoord, het Nationaal Onderwijsakkoord en de Lerarenagenda. In 2015 is circa € 300 miljoen beschikbaar om de doelstellingen van het Bestuursakkoord extra kracht bij te zetten. Daarvan is circa € 158 miljoen afkomstig uit de bestaande prestatiebox-middelen en circa € 140 miljoen betreft nieuwe investeringen. Deze investeringen zijn afkomstig uit het Regeerakkoord en de Begrotingsafspraken 2014.
Daarnaast is in het kader van de Begrotingsafspraken 2014 overeengekomen om in 2015 en 2016 in totaal € 10 miljoen beschikbaar te stellen voor duurzame maatregelen voor het binnenklimaat van de scholen in het primair onderwijs en het voortgezet onderwijs. Het betreft een initiatief voor beide sectoren waarvoor het budget is ondergebracht op artikel 1.
Buitenonderhoud
Met ingang van 1 januari 2015 zijn de schoolbesturen in het primair onderwijs verantwoordelijk voor het buitenonderhoud aan de schoolgebouwen en niet langer de gemeenten. Voor deze nieuwe taak worden de bijbehorende middelen via de lumpsum beschikbaar gesteld aan de schoolbesturen. Hiervoor wordt structureel € 159 miljoen overgeheveld uit het Gemeentefonds.
Passend onderwijs
De samenwerkingsverbanden (swv-en) passend onderwijs krijgen vanaf 1 augustus 2014 de verantwoordelijkheid voor de ondersteuning. Het schooljaar 2014–2015 dient als overgangsjaar. Met ingang van het schooljaar 2015–2016 start de nieuwe bekostigingssystematiek oftewel de invoering van de normbekostiging. De normbekostiging wordt stapsgewijs via verevening ingevoerd, zodat per 1 augustus 2020 sprake is van volledige invoering.
Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit
2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | |||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen | 10.254.006 | 9.641.975 | 9.963.954 | 9.822.141 | 9.779.266 | 9.781.858 | 9.721.254 | ||
Waarvan garantieverplichtingen | 14.795 | 2.000 | |||||||
Totale uitgaven | 10.166.848 | 9.639.975 | 9.963.954 | 9.822.141 | 9.779.266 | 9.781.858 | 9.721.254 | ||
Waarvan juridisch verplicht (%) | 99,5% | ||||||||
Bekostiging | 9.622.129 | 9.114.714 | 9.413.110 | 9.280.703 | 9.241.003 | 9.243.216 | 9.182.612 | ||
• | Hoofdbekostiging | 9.408.686 | 8.930.766 | 9.268.730 | 9.152.703 | 9.113.003 | 9.115.216 | 9.054.612 | |
– | Bekostiging Primair Onderwijs | 9.396.737 | 8.917.830 | 9.255.775 | 9.140.197 | 9.100.497 | 9.102.710 | 9.042.106 | |
– | Bekostiging Caribisch Nederland | 11.949 | 12.936 | 12.955 | 12.506 | 12.506 | 12.506 | 12.506 | |
• | Prestatiebox | 156.673 | 157.400 | 128.000 | 128.000 | 128.000 | 128.000 | 128.000 | |
• | Aanvullende bekostiging | 56.770 | 26.548 | 16.380 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
– | Conciërgeregeling | 19.573 | 19.515 | 11.432 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
– | Subsidieregeling Passend Onderwijs | 25.628 | |||||||
– | Overig | 11.569 | 7.033 | 4.948 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Subsidies | 132.135 | 111.234 | 122.615 | 115.099 | 112.087 | 112.296 | 112.296 | ||
– | Regeling Onderwijsvoorziening jonggehandicapten | 23.000 | 23.862 | 23.862 | 23.862 | 23.862 | 23.862 | 23.862 | |
– | Nederlands onderwijs buitenland | 17.940 | 13.455 | 13.355 | 13.355 | 10.055 | 10.055 | 10.055 | |
– | «Herstart» en «Op de Rails» | 19.143 | 9.662 | ||||||
– | «Basis voor Presteren» («School aan Zet» en «Bèta Techniek») | 18.575 | 11.305 | 8.992 | |||||
– | Humanistisch vormend en godsdienstonderwijs | 10.700 | 10.000 | 10.000 | 10.000 | 10.000 | 10.000 | 10.000 | |
– | Overig | 42.777 | 42.950 | 66.406 | 67.882 | 68.170 | 68.379 | 68.379 | |
Opdrachten | 9.189 | 11.671 | 11.344 | 11.645 | 11.956 | 12.357 | 12.357 | ||
Bijdragen aan agentschappen | 33.453 | 32.495 | 28.431 | 26.401 | 26.373 | 26.373 | 26.373 | ||
– | Dienst Uitvoering Onderwijs | 33.453 | 32.495 | 28.431 | 26.401 | 26.373 | 26.373 | 26.373 | |
Bijdragen aan ZBO's/RWT's | 8.700 | 8.288 | 15.981 | 15.620 | 15.174 | 14.943 | 14.943 | ||
– | Stichting Vervangingsfonds en Participatiefonds | 6.416 | 5.984 | 5.716 | 5.358 | 4.912 | 4.702 | 4.702 | |
– | Stichting Vervangingsfonds/ Bedrijfsgezondheid | 0 | 0 | 7.964 | 7.964 | 7.964 | 7.964 | 7.964 | |
– | UWV | 2.284 | 2.304 | 2.301 | 2.298 | 2.298 | 2.277 | 2.277 | |
Bijdragen aan medeoverheden | 361.242 | 361.550 | 361.550 | 361.750 | 361.750 | 361.750 | 361.750 | ||
– | Gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid | 261.542 | 261.750 | 261.750 | 261.750 | 261.750 | 261.750 | 261.750 | |
– | Convenant G37 | 95.000 | 95.000 | 95.000 | 95.000 | 95.000 | 95.000 | 95.000 | |
– | Ondersteuning G86 | 4.700 | 4.800 | 4.800 | 5.000 | 5.000 | 5.000 | 5.000 | |
Bijdragen aan sociale fondsen | 0 | 23 | 10.923 | 10.923 | 10.923 | 10.923 | 10.923 | ||
– | Brede Scholen | 0 | 23 | 10.923 | 10.923 | 10.923 | 10.923 | 10.923 | |
Ontvangsten | 39.877 | 1.661 | 1.661 | 1.661 | 1.661 | 1.661 | 1.661 |
Budgetflexibiliteit
Van het totale budget voor artikel 1 is in 2015 99,5% juridisch verplicht.
Bekostiging: Het beschikbare budget voor 2015 is 100,0% juridisch verplicht. De verplichtingen hebben betrekking op de betalingen aan de schoolbesturen en de samenwerkingsverbanden. Hieraan ten grondslag liggen de regelingen personele bekostiging en materiële instandhouding. Het moment van juridisch verplichten vindt plaats voorafgaand aan het (school)jaar waarop de bekostiging betrekking heeft.
Subsidies: Van het beschikbare budget is in 2015 65,8% juridisch verplicht. Dit deel betreft de subsidies die voorafgaand aan het jaar worden vastgesteld. Het resterende deel van het budget is beleidsmatig verplicht. Dit betreft een aantal beleidsprioriteiten van het kabinet waaronder Engels in het basisonderwijs en krimp. Ervaringsgegevens laten zien dat in de loop van het jaar het resterende deel van het budget wordt verplicht. Voor nadere toelichting wordt verwezen naar de subsidiebijlage.
Opdrachten: Van het beschikbare budget is in 2015 28,2% juridisch verplicht. Dit betreft onder andere de projecten voor VVE en de uitvoering van de bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor het onderwijspersoneel primair en voortgezet onderwijs en educatie en beroepsonderwijs. Voor deze projecten zijn al overeenkomsten gesloten. Het resterende deel van het budget is beleidsmatig verplicht. Dit betreft een aantal beleidsprioriteiten van het kabinet waaronder passend onderwijs en de centrale eindtoets. Ervaringsgegevens laten zien dat in de loop van het jaar het resterende deel van het budget wordt verplicht.
Bijdragen aan agentschappen: Het budget voor 2015 is 100,0% juridisch verplicht. Op basis van de managementafspraken tussen het bestuursdepartement en DUO zijn afspraken vastgelegd voor het komende jaar.
Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s: Het budget voor 2015 is 100,0% juridisch verplicht. Dit betreft de bijdrage aan het Participatie- en het Vervangingsfonds en het UWV. Op basis van een beheersovereenkomst worden de middelen voorafgaand aan het komende jaar verplicht.
Bijdragen aan medeoverheden: Het budget voor 2015 is 100,0% juridisch verplicht. In het Besluit specifieke uitkeringen onderwijsachterstandenbeleid is voor de periode 2011–2015 vastgelegd dat gemeenten aanspraak hebben op een tegemoetkoming.
Bijdragen aan sociale fondsen: Van het beschikbare budget in 2015 is 0,0% juridisch verplicht. Dit betreft een bijdrage aan VWS voor het realiseren van combinatiefuncties op basis van de bestuurlijke afspraken tussen OCW, VWS en VNG. Deze bijdrage wordt jaarlijks overgeboekt naar het Gemeentefonds.
Bekostiging
Toelichting op de financiële instrumenten
Het Rijk verstrekt schoolbesturen lumpsumbekostiging voor de personele en de materiële kosten die scholen maken. De lumpsumbekostiging is voornamelijk gebaseerd op het aantal leerlingen, de gemiddelde leeftijd van leraren en het aantal groepen. Daarnaast wordt in de bekostiging rekening gehouden met de groei en de grootte van de school (de kleine scholentoeslag en de directietoeslag). Met de groeibekostiging is circa € 50 miljoen gemoeid, met de kleine scholentoeslag circa € 100 miljoen en met de directietoeslagen circa € 200 miljoen. Tot slot wordt in de bekostiging rekening gehouden met een beperkt aantal specifieke kenmerken van leerlingen, met name voor onderwijsachterstandenbeleid. Met het onderwijsachterstandenbeleid (zowel de «gewichten» als de «impuls») is circa € 350 miljoen gemoeid.
In de onderstaande tabel zijn de ondersteuningsmiddelen opgenomen die naast de basisbekostiging beschikbaar zijn voor de lichte en de zware ondersteuning. In de bedragen in de tabel zijn ook de ondersteuningsmiddelen opgenomen die via andere instrumenten worden verstrekt. Lichte ondersteuning betreft deels middelen die naar de swv-en po gaan en deels middelen die rechtstreeks naar de speciale scholen voor basisonderwijs gaan (sbao). De middelen voor de zware ondersteuning zijn voor de swv-en primair en voortgezet onderwijs en het (voortgezet) speciaal onderwijs ((v)so), waaronder de clusters 1 en 2.
In het kader van «passend onderwijs» besluiten de swv-en (clusters 3 en 4) over de plaatsing van leerlingen in het (v)so.
De onderstaande tabel laat de verdeling zien van de ondersteuningsmiddelen in de structurele situatie (vanaf 2016). In 2015 zijn voor de samenwerkingsverbanden nog extra middelen beschikbaar omdat sprake is van een overgangsjaar.
2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | |
---|---|---|---|---|---|
Lichte ondersteuning – swv-en po en sbao | 360 | 350 | 350 | 340 | 340 |
Clusters 1 en 2 | 230 | 230 | 230 | 230 | 230 |
Samenwerkingsverbanden primair onderwijs | 525 | 520 | 520 | 520 | 520 |
Samenwerkingsverbanden voortgezet onderwijs1 | 520 | 515 | 515 | 515 | 515 |
Totaal ondersteuningsmiddelen artikel 11 | 1.635 | 1.615 | 1.615 | 1.605 | 1.605 |
Bekostiging Caribisch Nederland
Het Rijk verstrekt sinds 10 oktober 2010 bekostiging aan de schoolbesturen in Caribisch Nederland. Het betreft de schoolbesturen op de eilanden Bonaire, Sint-Eustatius en Saba.
Prestatiebox
Voor het realiseren van de afspraken in het Bestuursakkoord met de PO-Raad ontvangen de schoolbesturen extra middelen via de prestatiebox. Deze middelen zijn bedoeld als impuls voor het realiseren van de doelstellingen op het gebied van uitdagend onderwijs, vernieuwing en ICT, de brede aanpak onderwijsverbetering, de professionele scholen en de doorgaande ontwikkellijnen. De middelen komen tevens ten goede aan de afspraken die gemaakt zijn in het «Techniekpact 2020» en het «Bestuurlijk kader Cultuur en Onderwijs».
Aanvullende bekostiging
Naast de reguliere bekostiging ontvangen de schoolbesturen middelen voor specifieke doeleinden. De belangrijkste aanvullende bekostiging wordt verstrekt voor conciërges. De daarmee gemoeide middelen worden per 1 augustus 2015 toegevoegd aan de bekostiging van alle basisscholen. De middelen voor georganiseerd overleg- en vakbondsfaciliteiten po voor 2015 en volgende jaren zijn overgeboekt van artikel 9 naar artikel 1. In 2015 wordt dit budget nog als aanvullende bekostiging verstrekt; met ingang van 2016 wordt het aan de bekostiging toegevoegd.
Subsidies
Voor het stimuleren en realiseren van diverse beleidsdoelstellingen worden subsidies verstrekt (zie de subsidiebijlage voor het totaaloverzicht). De belangrijkste subsidies zijn de Regeling onderwijsvoorziening jonggehandicapten, de Regeling Nederlands onderwijs in het buitenland, de subsidies voor «Basis voor presteren» («School aan Zet» en «Bèta en Techniek») en Humanistisch vormend en godsdienstonderwijs. De Regeling onderwijsvoorziening jonggehandicapten voorziet in diverse hulpmiddelen zodat leerlingen en studenten met goed gevolg regulier onderwijs (van basisonderwijs tot en met hoger onderwijs) kunnen volgen. De middelen bestemd voor «Herstart» en «Op de rails» lopen vanaf 1-8-2014 mee in de bekostiging aan de VO samenwerkingsverbanden voor lichte zorg. «School aan Zet» biedt in de periode 2012–2015 een programma aan dat is gericht op de ondersteuning van schoolbesturen en scholen bij de implementatie van de beleidsprioriteiten uit de actieplannen «Basis voor Presteren» en «Leraar 2020, een krachtig beroep!». De middelen zijn daarnaast bestemd voor het project «Meer Betere Bèta’s». De subsidie voor Humanistisch vormend en godsdienstonderwijs wordt toegekend aan de samenwerkende landelijke organisaties op dit gebied.
Tot slot zijn de middelen voor arbeidsmarkt-/kennisactiviteiten po voor 2015 en volgende jaren overgeboekt van artikel 9 Arbeidsmarkt- en personeelsbeleid naar artikel 1. In 2015 wordt dit budget nog als subsidie verstrekt; met ingang van 2016 wordt het aan de bekostiging toegevoegd.
Opdrachten
Dit betreft middelen voor diverse beleidsgerichte activiteiten en onderzoeken onder andere voor passend onderwijs en voor- en vroegschoolse educatie (VVE).
Bijdragen aan agentschappen
De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van OCW en levert producten en diensten op het terrein van de bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatievoorziening. Het betreft het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor dit begrotingsartikel.
Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s
De stichtingen Vervangingsfonds en Participatiefonds ontvangen middelen voor het beheren van de vervangings- en werkloosheidsuitgaven in het primair onderwijs. De kosten die het Vervangingsfonds en het Participatiefonds vergoeden, worden gedekt uit de premieopbrengsten van schoolbesturen. Daarnaast ontvangt de stichting Vervangingsfonds middelen voor het arbeidsomstandighedenbeleid, (ziekte) verzuimbeleid en re-integratiebeleid (AVR-taken) in de sector primair onderwijs. Deze middelen stonden voorheen op artikel 9 Arbeidsmarkt- en personeelsbeleid. Het UWV ontvangt middelen voor de uitvoering van de Regeling onderwijsvoorziening jonggehandicapten.
Bijdragen aan medeoverheden
Gemeenten ontvangen middelen voor onderwijsachterstandenbeleid. Gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid bestaat uit meerdere instrumenten, onder andere voor- en vroegschoolse educatie, schakelklassen en zomerscholen.
Bijdragen aan sociale fondsen
Aan het Gemeentefonds worden jaarlijks middelen ter beschikking gesteld ten behoeve van de «Impuls brede scholen» en «Sport en cultuur» (combinatiefuncties).
Nr. | Toelichting | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
1. | Ontvangende partij(en) | ||||||||
Gemeenten die onderwijsachterstandsleerlingen hebben (som schoolgewichten). | 361,2 | 361,6 | 361,6 | 361,7 | 361,7 | 361,7 | 361,7 | ||
Korte omschrijving uitkering | |||||||||
a) | Onderwijsachterstandenbeleid 2011–2014 (op basis van de Wet Oké). Besluit van 23.08.2010: € 261 miljoen voor gemeenten met onderwijsachterstandsleerlingen (n.a.v. de som van de schoolgewichten in de desbetreffende gemeente). | ||||||||
b) | Plus de aanvulling door het wijzigingsbesluit van 28.11.2011: € 70 miljoen voor de G37 in 2012; vanaf 2013: € 95 miljoen | ||||||||
c) | Plus de aanvulling door het wijzigingsbesluit van 30.10.2013: € 4,7 miljoen voor G86 vanaf 2013. | ||||||||
Vindplaats regelgeving | |||||||||
Vindplaats regelgeving a) | |||||||||
Vindplaats regelgeving b) | |||||||||
Vindplaats regelgeving c) | |||||||||
Artikel