INLEIDING
Met de hervormingsagenda’s voor de woningmarkt en de rijksdienst is de richting voor de komende jaren bepaald. In 2015 wordt de ingeslagen weg vervolgd en het beleid uitgevoerd.
Het jaar 2015 staat in het teken van de uitvoering van verschillende hervormingen om de woningmarkt beter te laten werken: meer doorstroming in de sociale huurmarkt met behoud van betaalbaarheid, een groter aanbod van middeldure huurwoningen en een stabiele koopwoningmarkt met minder schulden. Het voornemen is per 1 januari 2015 ook de herziening van de Woningwet in werking te laten treden, die de focus van woningcorporaties legt op de zorg voor betaalbare woningen voor huishoudens met de laagste inkomens.
In 2015 wordt ook verder gewerkt aan de dienstverlenende, slagvaardige en kostenbewuste rijksdienst die het kabinet voor ogen heeft. Initiatieven die zijn gestart om geld te besparen en tegelijk kwaliteitswinst te boeken, worden uitgevoerd. In 2015 wordt verder gewerkt aan beheersing van de apparaatuitgaven en de wijze waarop de rijksdienst flexibeler kan inspelen op de benodigde capaciteit voor politieke prioriteiten. Het Rijksvastgoedbedrijf zet zich in om een kansrijke verkoopstrategie te ontwikkelen en uit te voeren. Transformatie en herbestemmen van de vastgoedportefeuille wordt hierin steeds belangrijker.
WONEN
In 2015 geeft het kabinet verder uitvoering aan de hervormingen op de woningmarkt, die zijn uiteengezet in het Regeerakkoord en het Woonakkoord, de Hervormingsagenda Woningmarkt en de brief over de implementatie van de Hervormingsagenda van 11 april 2014. Met de hervormingen heeft het kabinet helderheid geboden aan vragers en aanbieders, zodat het vertrouwen zich verder kan herstellen en de woningmarkt op orde kan komen.
De hervormingen richten zich op de breedte van de woningmarkt: een beter werkende huur- en koopmarkt met voldoende en betaalbare keuze voor verschillende inkomensgroepen, een helder corporatiestelsel met scherp toezicht, en voldoende ruimte voor investeringen.
De reeds doorgevoerde en geplande hervormingen op de woningmarkt zijn in lijn met de landenspecifieke aanbevelingen van de Europese Commissie. Het kabinet kiest voor een evenwichtige balans tussen enerzijds het tempo van de hervormingsmaatregelen en anderzijds de stabiliteit op de woningmarkt en de inkomenspositie van huishoudens.
Koopmarkt: ruimte geven voor herstel
Sinds zijn aantreden heeft het kabinet belangrijke hervormingen op de koopmarkt gerealiseerd. Met de hervormingen wordt perspectief geboden op een stabiele koopwoningmarkt met minder schulden. Verschillende maatregelen zijn in gang gezet en worden in 2015 uitgevoerd.
Het kabinet komt mensen die na verkoop van hun huis met een restschuld te maken krijgen in 2015 extra tegemoet. Ook mensen die met tijdelijke dubbele woonlasten worden geconfronteerd, krijgen blijvend een steuntje in de rug.
-
• Restschulden kunnen sinds 2014 onder strikte voorwaarden worden meegefinancierd onder de Nationale Hypotheek Garantie (NHG). Voor alle restschulden die tot 2018 ontstaan, geldt dat de rente over de financiering daarvan in plaats van 10 jaar voortaan tot maximaal 15 jaar voor de inkomstenbelasting aftrekbaar is. De restschuld telt daarbij niet mee in berekening van de Loan-to-Value-ratio (LTV).
-
• De zogenaamde Verhuisregeling wordt permanent met 1 jaar verruimd. De (hypotheek)rente van de voormalige of toekomstige eigen woning is nu voortaan tot maximaal 3 jaar fiscaal aftrekbaar. Het blijft daarbij ook permanent mogelijk om, binnen de termijn van 3 jaar na het verlaten van de oude woning na afloop van een periode van tijdelijke verhuur, de (hypotheek)rente van de voormalige eigen woning weer af te trekken voor de inkomstenbelasting.
-
• Het maximale leenbedrag ten opzichte van de waarde van de woning, de zgn. «Loan-to-Value-ratio» (LTV-ratio), wordt verder beperkt van 104% tot 103% per 1 januari 2015. De komende jaren wordt dit stapsgewijs verder verlaagd naar 100% in 2018.
-
• Het maximale aftrektarief voor de kosten van eigenwoningschulden in de inkomstenbelasting wordt per 1 januari 2015 verlaagd van 51,5% tot 51%. Deze geleidelijke verlaging van het aftrektarief loopt door tot uiteindelijk een aftrektarief van 38% in 2042.
-
• De opbrengsten van de verschillende hervormingen in het fiscale stelsel op de koopmarkt worden teruggesluisd naar de burger via verlagingen in de loon- en inkomstenbelasting. Het bereik van de derde schijf in de inkomstenbelasting wordt geleidelijk verlengd van € 56.531 naar € 66.086 in 2031. Het tarief van de tweede en derde schijf in de inkomstenbelasting wordt geleidelijk verlaagd naar 38% in 2042 en het tarief van de vierde schijf wordt geleidelijk verlaagd naar 49,5% in 2039.
-
• Per 1 juli 2015 wordt de kostengrens van de Nationale Hypotheek Garantie teruggebracht van € 265.000 tot € 245.000. Deze stap is onderdeel van de stapsgewijze afbouw van de kostengrens tot € 225.000. Daarna wordt de kostengrens gekoppeld aan de gemiddelde woningwaarde.
Met de hervormingen biedt het kabinet helderheid aan partijen op de woningmarkt. De markt is gebaat bij duidelijkheid, zodat het herstel, waarvan thans tekenen zichtbaar zijn, zich kan doorzetten.
Huurmarkt: evenwichtig en bereikbaar
In 2015 krijgen verschillende maatregelen hun beslag om de beschikbaarheid van huurwoningen te verbeteren. Het kabinet zet in op meer doorstroming in de sociale huursector. Daarnaast wordt er ruimte gemaakt voor private partijen om te investeren in huurwoningen in de vrije huursector.
Voor de verbetering van de koopkracht van mensen met de laagste inkomens ontziet het kabinet de Huurtoeslag.
-
• In 2015 wordt de Huurtoeslag niet aangepast. Het kabinet draait de voorgenomen bezuiniging op de Huurtoeslag van € 31 mln. per jaar (zie Kamerstukken II, 33 940 XVIII, nr. 2) voor de komende drie jaar (2015 t/m 2017) terug.
-
• Er komt een aangepast woningwaarderingsstelsel, waarin de lokale marktsituatie (in de vorm van de WOZ-waarde) beter wordt meegewogen.
-
• De verhuurderheffing wordt conform eerdere afspraken in 2015 verhoogd naar € 1,335 miljard.
-
• De wettelijke mogelijkheden voor tijdelijke huurcontracten worden uitgebreid. Groepen die tegen knelpunten aanlopen zoals starters en jongeren, kunnen hiermee sneller aan een betaalbare huurwoning komen. In 2015 ligt daartoe een wetsvoorstel voor parlementaire behandeling voor.
-
• De liberalisatiegrens voor huurwoningen wordt voor drie jaar bevroren. Dit vergroot de ruimte voor de vrije huursector, en verbetert gelijktijdig de betaalbaarheid in de sociale huurmarkt.
De verschillende maatregelen die gericht zijn op een beter werkende huurmarkt en op meer doorstroming, dragen tevens bij aan gezondere marktverhoudingen en kansen voor private investeerders op de geliberaliseerde huurmarkt.
In 2015 is er aandacht voor de woonwensen van specifieke groepen.
-
• Het Landelijk Actieplan Studentenhuisvesting wordt in 2015 voortgezet.
-
• Voor voldoende huisvesting voor ouderen heeft het kabinet een Transitieagenda langer zelfstandig wonen opgesteld.
-
• In 2015 worden de bestuurlijke afspraken die zijn gemaakt voor meer en betere huisvesting van EU-arbeidsmigranten uitgevoerd. Dit gebeurt via de Nationale Verklaring die is afgesloten met gemeenten, sociale partners en huisvesters.
Stelselwijziging woningcorporaties: naar heldere taken en scherp toezicht
Beoogd wordt op 1 januari 2015 de herziening van de Woningwet in werking te laten treden.
-
• De herziening legt de basis voor een focus van woningcorporaties op de kerntaken (de zorg voor betaalbare huisvesting voor huishoudens met lagere inkomens), een versterking van de lokale verankering van woningcorporaties en een adequaat intern en extern toezicht.
-
• Het financieel toezicht op woningcorporaties wordt versterkt en rechtstreeks onder ministeriële verantwoordelijkheid gebracht.
Deze ingrijpende wijzigingen hebben aanzienlijke gevolgen voor de interne organisatie van woningcorporaties en de relatie tussen gemeenten, corporaties en andere stakeholders.
-
• Vanaf 2015 zullen de maatregelen zich in het stelsel uitwerken. Het kabinet ziet toe op een soepele invoering en uitwerking van de stelselwijzigingen. Hierbij kunnen de uitkomsten van de parlementaire enquête woningcorporaties nog aanleiding geven tot aanvullende maatregelen.
Bouwen en duurzaamheid: ruimte voor de markt
Door versterking en verdere vernieuwing van de bouwsector sluit deze beter aan bij de wensen van bewoners en gebruikers van gebouwen; ook voor de duurzaamheid en energiezuinigheid van nieuw- en verbouw. Meerdere reeds getroffen maatregelen geven ruimte aan de markt.
-
• Om de werkgelegenheid in de bouw te ondersteunen, blijven bij verbouwen en renoveren van woningen de arbeidskosten tot 1 juli 2015 onder het lage BTW-tarief vallen. Architecten en hoveniers vallen onveranderd onder de regeling.
-
• Op het gebied van de bouwregelgeving worden in 2015 concrete stappen gezet. De kwaliteitsborging verbetert door verantwoordelijkheden duidelijker te beleggen en door onafhankelijke toetsing. Een wetsvoorstel hierover wordt eind 2014 aan de Tweede Kamer aangeboden, en moet in 2015 in werking treden.
-
• Het convenant Kantorenleegstand en het expertteam Kantoortransformatie ondersteunen de transformatie van leegstaande kantoren tot woonruimte.
-
• In 2015 wordt een nieuw energielabel ingevoerd. Woningeigenaren krijgen met relatief weinig inspanning en kosten een goed beeld van de energieprestatie van hun huis en van mogelijke energiebesparende maatregelen.
-
• In 2015 wordt gewerkt aan de uitvoering van de afspraken uit het Energieakkoord. Er gaat een financiële regeling van start voor energiebesparingprojecten door Verenigingen van Eigenaren (VvE’s). In 2014 is voor eigenaren-bewoners al het Nationaal Energiebespaarfonds ingesteld en voor verhuurders eveneens een revolverend fonds voor leningen voor energiebesparing.
Een leefbare woonomgeving: handvatten bieden aan lokale partijen
Het Rijk ondersteunt met kennis, regelgeving (of het wegnemen van knelpunten daarin) en experimenten lokale partijen bij het realiseren van een leefbare en veilige woonomgeving.
-
• In 2015 worden de wijzigingen van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek, de Woningwet en de Huisvestingswet van kracht. Gemeenten krijgen zo meer middelen in handen om overlast en verloedering tegen te gaan.
-
• Rotterdam-Zuid krijgt ondersteuning op het gebied van wetgeving en de aanpak van de fysieke problematiek.
-
• Met de krimp- en anticipeerregio’s zijn afspraken gemaakt over de ondersteuning die zij krijgen bij het uitvoeren van hun ambities en keuzes op het terrein van wonen, voorzieningen en economische vitaliteit.
RIJKSDIENST
In 2013 is de Hervormingsagenda Rijksdienst (Kamerstukken II, 31 490, nr. 119) aan de Kamer aangeboden. De hierin beschreven ontwikkeling naar een meer slagvaardige, dienstverlenende en kostenbewuste rijksdienst is in volle gang. Met een mix van lopende en nieuwe initiatieven wordt geld bespaard en kwaliteitswinst geboekt:
-
• Per 31 december 2014 wordt het programma Compacte Rijksdienst afgerond, waarmee concrete besparingen zijn en nog zullen worden bereikt. Enkele projecten uit dit programma rond de huisvesting en de totstandkoming van de datacenters kennen een langere doorlooptijd en werken door in het jaar 2015 en verder.
-
• Vanaf 1 januari 2015 gaan de ICT shared service organisaties SSC-ICT Den Haag en SSC-ICT Den Haag pijler II (voormalig Gemeenschappelijk Dienstencentrum ICT) als één shared service organisatie verder.
-
• P-Direkt is op het gebied van personeelszaken de administratieve dienstverlener van en voor de rijksdienst. Vanaf 1 januari 2015 zijn de budgetten van de basisdienstverlening voor P-Direkt gecentraliseerd bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Door centralisatie van de opdrachtgeverbudgetten bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt efficiency bereikt door vermindering van bestuurlijke drukte. Het opdrachtgeverschap richting P-Direkt komt in handen van één in plaats van elf ministeries.
-
• Om de dienstverlening aan burgers en bedrijven te verbeteren zijn vele initiatieven en projecten opgezet. Overeenkomstige taken en processen tussen verschillende organisaties worden gebundeld met als doel een verbetering van de efficiency en van de kwaliteit van de dienstverlening.
-
• Tot slot is er in 2015 blijvende aandacht voor de ontwikkeling van de uitgaven voor personeel en materieel en de wijze waarop de rijksdienst als organisatie flexibel kan blijven inspelen op nieuw opkomende maatschappelijke vraagstukken.
Strategisch personeelsbeleid Rijk
In 2015 wordt verder invulling gegeven aan het werkgeverschap Rijk. Hierbij wordt ingezet op interne en externe mobiliteit en flexibiliteit. Er zal CAO-overleg zijn over modernisering van de arbeidsvoorwaarden en duurzame inzetbaarheid.
-
• Het Rijk investeert in een duurzaam arbeidsperspectief voor mensen met een arbeidsbeperking. De doelstelling is om in de periode eind 2015 tot eind 2017 respectievelijk 401, 868 en 1.336 extra banen te realiseren voor deze groep werknemers.
-
• In 2015 zal een rijksbrede Ondernemingsraad (OR) worden ingesteld, met volwaardige bevoegdheden conform de Wet op de Ondernemingsraden (WOR). Stap voor stap zullen onderwerpen op het gebied van de rijksbrede bedrijfsvoering voor formele behandeling aan deze rijks-OR worden voorgelegd. Dit geschiedt in overleg met de SG’s en de medezeggenschap. De SG van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is de bestuurder die het overleg voert met de rijksbrede OR.
-
• Bureau Algemene Bestuursdienst (ABD) bevordert en waarborgt de kwaliteit van de ambtelijke leiding en de top van de Nationale Politie. Daarnaast verleent Bureau ABD ook diensten aan publiekrechtelijke ZBO’s en grote gemeenten (G4). In 2015 krijgt de structurele uitwisseling met het Ministerie van Buitenlandse Zaken verder vorm.
-
• In 2017 zijn vrouwen voor ten minste 30% vertegenwoordigd in (top)functies bij de rijksoverheid. Eén van de maatregelen om dit te bewerkstelligen is het positioneren van talent in de salarisschalen 13–15.
-
• Er wordt ingezet op het versterken en moderniseren van management development (MD) binnen de rijksdienst. De gedachte hierachter is dat de kwaliteit van (top)managers een belangrijke factor is voor het goed functioneren van de rijksdienst. Bureau ABD zal zodoende het strategisch personeelsbeleid m.b.t. deze topmanagers prominent agenderen en zo ook verkennen welke mogelijke aanpassingen in de MD-systematiek en MD-organisatie dit vraagt.
Vastgoed
Per 1 juli 2014 is het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) van start gegaan. In het RVB komen de taken van de Dienst Vastgoed Defensie, de Rijksgebouwendienst, het Rijksvastgoed- en Ontwikkelingsbedrijf en de directie Rijksvastgoed van de ministeries van Defensie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties samen. Het RVB heeft de opgave vastgoed in te zetten voor de realisatie van doelen van de rijksoverheid. Het RVB doet dit in samenwerking met, en met oog voor de omgeving. Het RVB gebruikt 2015 om de nieuwe bedrijfsprocessen uit te werken en in te voeren, waardoor een efficiëntere werkwijze mogelijk wordt.
-
• Het RVB beheert een vastgoedportefeuille met een brede diversiteit, zoals defensiegronden en -kazernes, gevangenissen, rijkskantoren, beheer van gronden en ingebruikgeving aan derden. Er zijn diverse plannen opgesteld over hoe tot 2020 omgegaan wordt met het rijksvastgoed: het masterplan DJI ten aanzien van de gevangenissen, de masterplannen voor rijkskantoren en het Herbeleggingsplan Vastgoed Defensie. Deze plannen geven richting aan het handelen van het RVB en bepalen welk vastgoed wordt verkocht, in welk vastgoedobject geïnvesteerd wordt en waar eventueel wordt gehuurd of aangekocht.
-
• Naast het beheer van de vastgoedportefeuille staat het RVB voor een omvangrijke opgave om vastgoed af te stoten. Deze opgave vindt verspreid over een aantal jaren plaats. Bij het afstoten van vastgoed wordt eerst een brede waardebenadering toegepast waarbij zowel fysieke als politiek-bestuurlijke en maatschappelijke aspecten worden geïnventariseerd. Aan de hand van deze analyse wordt een verkoopstrategie bepaald die kan variëren van een eenvoudige rechtstreekse verkoop tot een gebiedsontwikkelingsproject.
-
• De verkoopstrategie transformatie en/of herbestemmen wordt steeds belangrijker. Veel vastgoed van de rijksoverheid heeft met de huidige bestemming geen toekomst meer (bijvoorbeeld gevangenissen, militaire terreinen, maar ook kantoren). Het RVB gaat steeds vaker over tot het ontwikkelen, in overleg met medeoverheden, van visies voor toekomstig gebruik. Deze worden dan vertaald in planologische mogelijkheden in nauw overleg met gemeente/provincie. De meerwaarde hiervan is dat de planologische risico’s worden beperkt voor potentiële kopers waardoor zij een grotere kans op financiering hebben. Deze manier van verkopen in de huidige markt creëert meer kans op succes en geeft overheden vooraf een goede mogelijkheid om optimale invullingen te geven aan de behoefte van hun gemeente/regio. Zo krijgen rijksobjecten een volwaardige kans op een nieuw bestaan.
-
• Bij beslissingen over gebouwen en gronden heeft het RVB oog voor de omgeving. Naast energiezuiniger maken van gebouwen, zet het RVB in op het vanaf 2019 (bijna) energieneutraal te bouwen en op het duurzaam opwekken van energie op rijksvastgoed. Samen met het compacter huisvesten en duurzaam inkopen, draagt het RVB bij aan de duurzaamheidsdoelstelling.
Belangrijkste beleidsmatige mutaties t.o.v. vorig jaar (ontvangsten, uitgaven en niet-belastingsontvangsten) (Bedragen x € 1.000)
art. nr. | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2014 | 3.370.782 | 3.448.579 | 3.657.524 | 3.864.084 | 4.263.666 | ||
Mutaties 1e suppletoire begroting | 137.412 | 116.766 | 39.154 | – 56 | – 13.805 | – 70.097 | |
Nieuwe mutaties: | |||||||
Revolverend fonds | 2.1 | – 60.000 | – 15.000 | ||||
Revolverend fonds | 2.4 | 60.000 | 15.000 | ||||
Nieuw systeem energielabel | 2.1 | – 4.300 | 4.300 | ||||
Huurtoeslag | 1.1 | 31.040 | 31.040 | 31.040 | |||
Afschaffen ouderentoeslag | 1.1 | – 22.000 | – 22.000 | – 22.000 | – 22.000 | ||
Overige mutaties | – 1.681 | 2.374 | – 486 | – 485 | – 484 | 4.485.483 | |
Stand ontwerpbegroting 2015 | 3.502.213 | 3.603.059 | 3.705.232 | 3.872.583 | 4.227.377 | 4.393.386 |
art. nr. | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Stand ontwerpbegroting 2014 | 588.412 | 594.498 | 595.582 | 615.782 | 616.282 | ||
Mutaties 1e suppletoire begroting | 31.048 | 26.250 | 31.050 | 32.550 | 32.550 | 32.550 | |
Nieuwe mutaties: | |||||||
Overige mutaties | 92 | 700 | 0 | 0 | 0 | 616.482 | |
Stand ontwerpbegroting 2015 | 619.552 | 621.448 | 626.632 | 648.332 | 648.832 | 649.032 |
Toelichting
Revolverend fonds
In het in 2013 gesloten woonakkoord is besloten tot het oprichten van een revolverend fonds voor verhuurders (RFE II). Het fonds voorziet verhuurders van goedkope financiering voor energiebesparende projecten binnen de gebouwde omgeving. In de jaren 2014 en 2015 is hiervoor in totaal € 75 mln. beschikbaar. Het fonds is als instrument binnen een separaat artikelonderdeel vormgegeven binnen de begroting van Wonen en Rijksdienst. Middels deze budgetneutrale herschikking worden de middelen van het fonds verantwoord op het juiste instrument.
Nieuw systeem energielabel
Als onderdeel van het SER energieakkoord wordt voor het vernieuwde energielabel een geheel nieuw systeem ontwikkeld. Als gevolg van recente inzichten over de planning van de ontwikkeling en uitrol van dit systeem, schuift € 4.3 mln. van de hiervoor geoormerkte budgetten door van 2014 naar 2015.
Huurtoeslag
Het kabinet heeft besloten de bij voorjaarsnota 2014 voorgenomen bezuiniging op de huurtoeslag van € 31 mln. vanaf 2015 niet door te voeren in 2015, 2016 en 2017.
Afschaffen ouderentoeslag
Het kabinet heeft besloten om per 2016 de verhoogde vrijstelling in box 3 voor ouderen (de oudoerentoeslag) af te schaffen. Deze maatregel leidt tot een lager beroep op de huurtoeslag van 22 mln. vanaf 2016.
Meerjarenplanning beleidsdoorlichtingen
2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Artikel/operationele doelstelling | (planning) | ||||||
Artikel 1. Woningmarkt | ✓ | ||||||
Artikel 2. Woonomgeving en bouw | |||||||
2.1 Energie en bouwkwaliteit | ✓ | ||||||
2.2 Woningbouw | ✓ | ||||||
2.3 Kwaliteit woonomgeving | ✓ | ||||||
2.4 Revolverend fonds Energiebesparing Verhuurders 1 | |||||||
Artikel 3. Kwaliteit Rijksdienst | ✓ | ||||||
6.1 Doelmatige uitvoeringspraktijk van de Rijkshuisvesting 2 | |||||||
6.2 Bijdrage materieel activa2 |
Artikel 2.4 is een nieuw artikelonderdeel. De beleidsdoorlichting van dit artikelonderdeel staat voor 2020 op de planning.
De in artikel 6 vermelde verplichtingen en uitgaven hebben betrekking op de bedrijfsvoering van het Rijk met name op het terrein van de huisvesting en onroerend goed. Dit artikel wordt deels betrokken bij de evaluatie van het rijkshuisvestingsstelsel. Vanwege de introductie van het nieuwe rijkshuisvestingsstelsel in 2016 is deze evaluatie pas in 2018 gepland. Tegelijkertijd zal de sturing van het beleid en invulling opdrachtgeverschap met betrekking tot monumenten, Koninklijk Huis, AZ, en Hocosta’s worden geëvalueerd. Het deel van artikel 6 dat niet wordt betrokken bij de evaluatie van het rijkshuisvestingsstelsel bestaan grotendeels uit uitgaven als zakelijke lasten en beheer- en plankosten. Vanwege het niet-beleidsmatige karakter hiervan worden deze niet meegenomen in deze doorlichtingen. Volledigheidshalve wordt ook verwezen naar de toelichting op de budgetflexibiliteit.
Garanties
Artikel | Omschrijving | Uitstaande garanties 2013 | Geraamd te verlenen 2014 | Geraamd te vervallen 2014 | Uitstaande garanties 2014 | Garantieplafond 2014 | Geraamd te verlenen 2015 | Geraamd te vervallen 2015 | Uitstaande garanties 2015 | Garantieplafond 2015 | Totaal plafond |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Art. 3 | Hypotheekgaranties | 132 | 0 | 21 | 111 | 356 | 0 | 12 | 99 | 356 | 356 |
Totaal | 132 | 0 | 21 | 111 | 356 | 0 | 12 | 99 | 356 | 356 |
Hypotheekgaranties: het betreft de aflopende regeling Rijkshypotheekgaranties. Bij beschikking van 23 augustus 1974, nr. AB74/U1271, van de Minister van Binnenlandse Zaken, is de mogelijkheid geschapen om onder bepaalde voorwaarden een hypotheekgarantie te verlenen voor tijdige betaling van rente en aflossing op een hypothecaire geldlening, die in verband met de aankoop van een woning is afgesloten. Er zijn nog 4 garanties geldig. De laatste garantie vervalt in 2020. Het theoretische risico bedraagt € 99.000,–.
Voor deze garantie is geen begrotingsreserve aanwezig en wordt geen premie afgedragen als vergoeding voor de afgegeven garantie.
Er worden voor de jaren t/m 2016 geen uitgaven en ontvangsten op garanties verwacht.
Achterborgstellingen
Kengetallen (x € 1 mln.) | Ultimo 2013 | Ultimo 2014 | Ultimo 2015 |
---|---|---|---|
Achterborgstelling | 86.200 | 87.200 | 87.100 |
Bufferkapitaal | 490 | 500 | 513 |
Obligo | 3.200 | 3.309 | 3.301 |
Bron: Liquiditeitsprognose 2014–2018 WSW (jaarverslag 2013)
Toelichting
Zekerheidsstructuur WSW
Het WSW staat borg voor de leningen die woningcorporaties aantrekken voor de bouw en renovatie van sociale huurwoningen. Dit vergroot de toegang van corporaties tot de kapitaalmarkt en maakt dat zij financiering tegen lagere kosten kunnen aantrekken. Als een woningbouwcorporatie door het WSW niet meer als kredietwaardig wordt beschouwd en in liquiditeitsproblemen komt, dan wordt de achterborgstelling niet meteen aangesproken. Eerst wordt de betreffende corporatie gesaneerd door het Centraal Fonds Volkshuisvesting (CFV) 1. Indien het CFV geen afdoende sanering uitvoert, zal het WSW op basis van allereerst het eigen vermogen (€ 487 mln. ultimo 2013) en vervolgens de obligo’s die het WSW bij de deelnemende corporaties kan opvragen (€ 3,2 mld. ultimo 2013) de verplichtingen jegens financiers nakomen. Als het WSW dan nog steeds niet aan de verplichtingen kan voldoen, dan verstrekken het Rijk en de gemeenten renteloze leningen aan het WSW (ieder voor 50%).
Er wordt een jaarlijkse premie in rekening gebracht bij de woningbouwcorporaties die gebruik maken van het WSW, namelijk een percentage over de uitstaande leningen waarvoor het WSW zich borg heeft gesteld. Het tarief bedraagt 0,0276 procent per jaar. Dit percentage is in 2006 tot stand gekomen op basis van een meerjarige liquiditeitsprognose. Voor de achterborg wordt geen premie in rekening gebracht.
Tot op heden is het WSW nog nooit aangesproken op de borg en zijn corporaties altijd gesaneerd. Ook de achtervang door Rijk en gemeenten is nog nooit aangesproken.
Versterking risicobeheersing
Ojectief risicomanagement is de kerntaak van het WSW. Om die taak uit te oefenen hanteert het WSW een risicobeoordelingsmethodologie gebaseerd op industrie standaarden (S&P), rekening houdend met de specifieke kenmerken van de sector (zie website WSW). Hoewel er nog nooit een beroep is gedaan op de achtervang door Rijk en gemeenten en de kans daarop in de toekomst gezien de zekerheidsstructuur ook als zeer gering worden gezien, zijn enkele recente casussen wel aanleiding geweest om de risicobeheersing verder te versterken. Enkele maatregelen die in het kader van deze veranderagenda reeds genomen zijn, dan wel worden genomen:
-
• Zowel het WSW als het CFV hebben hun systemen en normen voor risicomanagement en «early warning» aangescherpt. Risico’s voor de financiële stabiliteit van een corporatie komen zo eerder aan het licht, zodat ook eerder kan worden ingegrepen. De activiteiten gericht op een beter risicomanagement heeft het WSW gebundeld in het programma Challenge. Tevens heeft het WSW in 2012 de afdeling Bijzonder Beheer opgericht die corporaties met problemen gericht stuurt bij het nemen van de juiste maatregelen;
-
• Er zijn door het Ministerie van BZK regels gesteld aan het gebruik van derivaten door corporaties. Deze beleidsregels zijn sinds 1 oktober 2012 van kracht. Het CFV houdt hierop toezicht en voert tevens «stresstesten» uit;
-
• Vanaf 2011 is de Tijdelijke regeling diensten van algemeen economisch belang toegelaten instellingen van kracht. Dit betekent onder andere dat de WSW-borging voortaan alleen kan worden afgegeven op activiteiten van corporaties die als «dienst van algemeen economisch belang» (daeb) kunnen worden aangemerkt en niet op andere (commerciële) activiteiten;
-
• Het WSW voert vanaf 2011 een Eigen Middelen beleid dat bepaalt welke middelen de deelnemende corporaties verplicht moet besteden aan borgbare investeringen, aflossingen van geborgde leningen en opbouw van de wettelijk geregelde liquiditeitsbuffer. Nadat een corporatie aan al haar verplichtingen heeft voldaan, mag zij het restant van de eigen middelen aanwenden voor niet-borgbare;
-
• In de novelle op de herzieningswet die in voorbereiding is, wordt door beperking van het werkdomein bovendien ingezet op een kleiner «daeb»-deel van corporaties, waarbij voor het niet-daeb deel in principe commerciële (her)financiering geldt;
Verhouding tot garantiekader
Het kabinet heeft in mei 2014 besloten tot het uitvoeren van een verdiepende analyse naar de WSW. Daarbij zal de verhouding tot de verschillende elementen uit het garantiekader nader worden bezien. De analyse zal plaatsvinden tweede helft 2014, waarna hierover in de eerste helft van 2015 besluitvorming kan plaatsvinden. In het vervolg zal iedere vijf jaar een evaluatie van de garantieregeling plaatsvinden.
Kengetallen (x € 1 mln.) | Ultimo 2013 | Ultimo 2014 | Ultimo 2015 |
---|---|---|---|
Achterborgstelling | 163.756 | 169.211 | 172.909 |
Bufferkapitaal | 799 | 758 | 700 |
Obligo | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. |
Bron: Stichting WEW
Toelichting
Het WEW heeft een belangrijke rol ten aanzien van de financierbaarheid van het eigenwoningbezit. De stichting staat met de Nationale Hypotheek Garantie (NHG) borg voor hypothecaire leningen die woningeigenaren afsluiten om hun huis te financieren, waarbij alleen leningen in aanmerkingen komen die aan de NHG-regels voldoen. Enkele belangrijke eisen zijn dat het hypotheekbedrag (inclusief bijkomende kosten) niet meer mag zijn dan de op dat moment geldende kostengrens 2 en dat wordt voldaan aan de Nibud-normen voor de verantwoorde verhouding tussen het inkomen en de hypotheeklasten. Indien de consument in betalingsproblemen komt en de woning verkocht moet worden, dan betaalt het WEW een eventuele restschuld aan de geldverstrekker (rekening houdend met de annuïtaire afloop van de garantie). Hiermee gaat de vordering over op het WEW. Het WEW kan de schuld van de voormalig eigenaar kwijtschelden als de woningeigenaar buiten de eigen schuld in de problemen is gekomen (door werkloosheid, echtscheiding, arbeidsongeschiktheid of het overlijden van de partner) en heeft meegewerkt aan beperking van de restschuld. Omdat verliezen voor de bank voor een belangrijk gedeelte zijn afgedekt, geldt voor hypotheken met NHG in praktijk een lagere rente. Door deze rentekorting dalen de maandelijkse hypotheeklasten, waardoor een eigenwoning meer toegankelijk wordt voor lagere inkomens.
De consument betaalt eenmalig een premie van 1,0% van het hypotheekbedrag, die in het buffervermogen van de stichting wordt gestort waaruit schades betaald worden. Volgens actuarieel onderzoek is het buffervermogen de komende jaren voldoende om toekomstige schades op te vangen. Indien het buffervermogen niet afdoende blijkt, dan verstrekt het Rijk en de gemeenten (ieder voor 50%) achtergestelde renteloze leningen aan het WEW. Voor hypotheken met een NHG die zijn verstrekt na 1 januari 2011 geldt dat het Rijk de volledige achtervang verzorgt. Per 1 januari 2015 zal een deel van de premie (0,15%) afgedragen worden aan het Rijk als vergoeding voor het achtervangrisico.
Toelichting op de cijfers
Op basis van de liquiditeitsprognoses van het WEW is de verwachting dat het fondsvermogen van het WEW de komende jaren zal afnemen. Deze ontwikkeling is het gevolg van de negatieve ontwikkeling van de prijzen van koopwoningen in de afgelopen jaren, de toegenomen werkloosheid en de hiermee samenhangende toename in aantallen en diepte van de verliezen. Hoewel tekenen van herstel zichtbaar zijn op de woningmarkt, wordt toch een verdere aanspraak op het fondsvermogen verwacht vanwege het na-ijl effect van de crisis op het waarborgfonds. Bij een aantrekkende woningmarkt zal het aantal woningverkopen toenemen, maar omdat veel woningen nog «onder water» staan, betekent dit ook een toename van het aantal transacties met een restschuld. Daarnaast is er sprake van een volume-effect, omdat in de afgelopen jaren meer garanties zijn verstrekt, mede door de tijdelijke verhoging van de kostengrens tot 350 duizend euro. Hierbij dient bedacht te worden dat het fonds juist is bedoeld en opgebouwd voor het opvangen van verliezen in een periode als deze.
Het gegarandeerd vermogen van het WEW neemt de komende jaren toe, omdat de instroom van nieuwe garanties hoger ligt dan de uitstroom. De verlaging van de kostengrens heeft een drukkend effect op deze toename. Hierbij is van belang dat het risico voor de stichting en het Rijk slechts in beperkte mate wordt bepaald door de hoogte van het gegarandeerde vermogen. Ten eerste staat tegenover de leningen de waarde van de desbetreffende woningen. Daarnaast betreft de borgstelling uitsluitend de betaling van de eventuele restschuld na een gedwongen verkoop. Tot slot speelt de kans op default een rol. Deze neemt af naarmate de lening langer loopt; de meeste defaults vinden in de eerste jaren van borgstelling plaats. Het WEW beschikt bovendien over een fondsvermogen voor het kunnen opvangen van verliezen.
Verhouding tot het garantiekader
In het vervolg zal iedere vijf jaar een evaluatie van de garantieregeling plaatsvinden. Daarbij zal ook de verhouding tot de verschillende elementen uit het garantiekader nader worden bezien.
Belastinguitgaven per departement
Belastinguitgaven | Jaren | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | |
Verlaging lastendruk op inkomsten uit vermogen | |||||||
Gedeeltelijke vrijstelling van inkomsten uit kamerverhuur | 40 | 43 | 45 | 47 | 49 | 52 | 54 |
Overdrachtsbelasting | |||||||
Vrijstelling overdrachtsbelasting stedelijke herstructurering | 0 | 2 | 2 | 2 | 2 | 2 | 2 |