De voorliggende Slotwet bevat de voorgestelde wijzigingen ten opzichte van de Tweede Suppletoire Begroting 2016 van Buitenlandse handel en Ontwikkelingssamenwerking.
In de toelichting worden de belangrijkste mutaties op de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) toegelicht.
Conform de Rijksbegrotingsvoorschriften en de Comptabiliteitswet van 2001 dienen de opmerkelijke verschillen tussen de oorspronkelijke en huidige raming te worden toegelicht. Daarbij wordt vanaf 2016 gebruik gemaakt van de financiële instrumenten. Ook is omschreven welke ondergrens gehanteerd moet worden, waarboven een uitgavenmutatie moet worden toegelicht. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen beleidsmatige en technische mutaties. Op verplichtingenniveau worden mutaties groter dan 10% ten opzichte van de vorige stand, op artikelniveau toegelicht.
Toelichting per beleidsartikel
Beleidsartikel 1 Duurzame handel en investeringen
Verplichtingenmutaties –/– EUR 90,3 miljoen
Enerzijds zijn meer verplichtingen aangegaan op subartikel 1.2 (versterking Nederlandse handels- en investeringspositie en economische naamsbekendheid). Dit heeft met name te maken met de start van het Dutch Trade en Investment Fund (DTIF). Anderzijds zijn de verplichtingen op subartikel 1.1 (versterkt internationaal handelssysteem, met aandacht voor Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen) en subartikel 1.3 (versterkte private sector en een verbeterd investeringsklimaat in ontwikkelingslanden) lager dan geraamd, omdat onder andere voor het instrument DRIVE het subsidieplafond 2016 al in 2015 werd gepubliceerd en de start van het programma met ECDPM is uitgesteld naar 2017. Tevens hebben neerwaartse bijstellingen plaatsgevonden voor geplande verplichtingen, zoals het Health Insurance Fund 2016–2022 dat naar subartikel 3.1 is overgeheveld.
Uitgaven –/– EUR 8,6 miljoen
Per saldo werd minder uitgegeven op dit artikel. Eerder goedgekeurde programma’s voor Ontwikkelingsrelevante Infrastructuurontwikkeling (ORIO) en het Infrastructure Development Fund (IDF) kwamen in 2016 op gang hetgeen resulteerde in EUR 12 miljoen hogere uitgaven dan verwacht. Deze hogere uitgaven konden worden opgevangen door een lagere besteding van EUR 12 miljoen op het Dutch Good Growth Fund (DGGF). De niet bestede middelen van het DGGF blijven echter in latere jaren beschikbaar voor het DGGF. Een wijziging in de toewijzingsprocedure van projecten en het aanscherpen van de criteria hebben geleid tot een vergroting van de kwaliteit van de projectvoorstellen, maar tevens tot een verlaging van de subsidiebedragen en een langere voorbereidingstijd, zodat de uitgaven voor internationaal ondernemen waaronder Partners for International Business (PIB), Demonstratieprojecten, Haalbaarheidsstudies en Investeringsstudies (DHI) lager uitvielen. Het Programma Samenwerking Oost-Europa (PSO) had een lagere kasbehoefte voor wat betreft de afwikkeling van de bestaande dossiers.
Ontvangsten –/– EUR 13,2 miljoen
De ontvangsten voor het instrument Finance for International Business (FIB) waren circa EUR 14 miljoen te hoog begroot.
Beleidsartikel 2 Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid en water
Verplichtingen –/– EUR 250,0 miljoen
Een aantal programma’s voor voedselzekerheid is niet gestart omdat de betrokken organisaties en/of overheden meer voorbereidingstijd nodig hadden. Binnen het thema water had het programma «Strategische detacheringen bij de Wereldbank» (WSP) meer voorbereidingstijd nodig. Het verplichtingen bedrag voor het Fonds Duurzaam Water is verlaagd, omdat verplichtingen pas worden aangegaan op het moment dat de uitvoerder (RVO) de subsidie verleent. Daardoor zal een deel van de verplichtingen worden aangegaan in 2017 of later. De voorbereidingen voor het aangaan van de verplichtingen voor de WASH Alliance (EUR 62 miljoen) en voor de Water Financing Facility (EUR 10 miljoen) vroegen meer voorbereidingstijd dan verwacht. Deze verplichtingen worden nu in 2017 aangegaan.
Uitgaven + EUR 6,8 miljoen
Het Fonds Duurzaam Water presteerde boven verwachting waardoor de uitgaven hoger waren dan voorzien. De voortvarende implementatie door UNICEF van het «drinkwater- en sanitatieprogramma Westelijk en Centraal Afrika» (WCARO) leidde ook tot hogere uitgaven. Voor Milieu en Klimaat is meer uitgegeven aan het programma «Scaling-up renewable energy in low income countries» (SREP) uitgevoerd door de Wereldbank.
Beleidsartikel 3 Sociale vooruitgang
Verplichtingen –/– EUR 194,4 miljoen
De geplande nieuwe meerjarige verplichting voor het Global Fund to Fight Aids, Tuberculosis and Malaria kon in 2016 nog niet worden aangegaan omdat er meer voorbereidingstijd nodig was voor de uitwerking van de juridische aspecten van de overeenkomst betreffende de Nederlandse bijdrage. De overeenkomst zal naar verwachting in maart 2017 worden getekend.
Uitgaven –/– EUR 47,5 miljoen
In de programma’s Samenspraak en Tegenspraak en het Accountability Fund lag de nadruk in de inceptiefase op het aangaan van netwerken voor effectief bepleiten en beïnvloeden. Dit heeft geleid tot lagere uitgaven dan voorzien.
Beleidsartikel 4 Vrede en veiligheid voor ontwikkeling
Verplichtingen –/– EUR 215,3 miljoen
In diverse landen, zoals Afghanistan, Zuid-Soedan en Burundi, werden minder verplichtingen aangegaan vanwege de instabiele politieke situatie in deze landen.
Voor het programma Addressing Root Causes (ARC) zijn niet alle subsidies in 2016 aangegaan, omdat een aantal voorstellen nog nadere uitwerking behoeft. Deze subsidies zullen begin 2017 worden verleend. Ook de start van programma’s met VNG en Transparency International is om technische redenen doorgeschoven naar 2017.
Voor de opvang van vluchtelingen in de regio (subartikel 4.3) werd bij Voorjaarsnota 2.016 EUR 260 miljoen toegevoegd aan de BHOS-begroting om meerjarig in te zetten. Ca. EUR 180 miljoen is verplicht in 2016, de resterende EUR 80 miljoen wordt ingezet in 2017 zoals aan uw Kamer gemeld in de brief van 7 november 2016 (nr. 19 637-2253).
Bij Najaarsnota werd de BHOS begroting met EUR 31 miljoen verhoogd als gevolg van een correctie voor de ODA-toerekening voor eerstejaars asielopvang 2015/2016. Dit bedrag kwam ten goede aan het Noodhulpfonds (subartikel 4.4), maar komt pas in 2017 tot besteding. Middelen van het Noodhulpfonds kunnen flexibel worden ingezet over de jaren 2014–2017.
Uitgaven –/– EUR 127,6 miljoen
Voor «Opvang in de regio» werd in 2.016 EUR 260 miljoen toegevoegd aan de begroting van BHOS met als doel deze middelen in 2016 en 2017 in te zetten. De niet besteedde middelen in 2016 (circa EUR 80 miljoen) worden zoals eerder aan uw Kamer gemeld (Kamerbrief van 7 november 2016 nr. 19 637-2253) conform afspraak doorgeschoven naar 2017. De uitgaven voor het Relief Fund (subartikel 4.4) kwamen iets lager uit als gevolg van lagere liquiditeitsbehoefte bij het (Nederlands) maatschappelijk middenveld dat een belangrijke rol speelt binnen het Relief Fund. Daarnaast werd het budget voor het Relief Fund bij de Najaarsnota 2016 verhoogd met EUR 31 miljoen. Deze extra middelen zullen worden ingezet in 2017. Het Noodhulpfonds kent flexibiliteit tussen de jaren; de niet besteedde middelen uit 2016 worden doorgeschoven naar 2017.
Beleidsartikel 5 Versterkte kaders voor ontwikkeling
Verplichtingen –/– EUR 244,5 miljoen
Dit heeft met name te maken met de nieuwe meerjarige verplichting voor het Afrikaans Ontwikkelingsfonds (AfDF). Deze verplichting kon in 2016 nog niet worden aangegaan, omdat onderhandelingen tussen de donoren en de Afrikaanse Ontwikkelingsbank in 2016 nog niet afgerond konden worden. Daarnaast werden de garantiebetalingen leningen NIO (artikel 5.2) met EUR 17,6 miljoen verlaagd, omdat een aantal lopende kapitaalmarktleningen, waarvoor de Nederlandse overheid garant staat, in 2016 is afgelost.
Uitgaven –/– EUR 101,1 miljoen
Als gevolg van een lager dan verwachte instroom van asielzoekers in 2016 werd de toerekening voor de eerstejaars asielkosten aan ODA bij Najaarsnota verlaagd. Het bedrag dat hiermee gemoeid is, is teruggeboekt van de begroting van VenJ naar de begroting van BHOS en wordt ingezet ten behoeve van het nog in te vullen meerjarige tekort op artikel 5.2 en 5.4 »nog te verdelen i.v.m. BNI en/of toerekeningen».