In de infrastructuuragenda worden de mijlpalen in het lopende infrastructuurprogramma gepresenteerd. Zo wordt inzichtelijk gemaakt welke projecten in 2017 worden opgeleverd en bij welke projecten de uitvoering in 2017 begint.
Mijlpalen en resultaten 2017
Beheer, onderhoud en vervanging
In 2017 wil IenM onder meer de volgende activiteiten in het kader van beheer, onderhoud en vervanging uitvoeren:
Modaliteit | Project |
---|---|
Hoofdwegen | – Verkeersmanagement waaronder inzet weginspecteurs bij incidenten, het op alle bemeten wegvakken inwinnen van betrouwbare reis en route-informatie. Deze informatie tijdig aan de NDW te leveren, het realiseren van benuttingsmaatregelen en connecting mobility. |
– Beheer en onderhoud waaronder verhardingsonderhoud, onderhoud aan kunstwerken en onderhoud aan Dynamisch Verkeersmanagement (DVM) systemen. | |
– Uitvoering van het programma vervangingen en renovaties waaronder het programma Stalen Bruggen. | |
Spoorwegen | – Verkeersleiding en capaciteitsmanagement. |
– Regulier beheer en onderhoud, waaronder het inspecteren en schouwen van de infrastructuur, functieherstel bij verstoringen, het saneren van geluidsschermen en het onderhouden en schoonmaken van stations. | |
– Groot onderhoud, waaronder het slijpen van spoorstaven en het seizoenbestendig houden van de sporen. | |
– Het vervangen van spoorstaven, dwarsliggers en wissels en de vervanging van andere systemen, zoals energie, transfer en treinbeveiliging en treinbeheersing. | |
Hoofdvaarwegen | – Verkeersmanagement waaronder activiteiten in het kader van verkeersbegeleiding, bediening van objecten en vaarwegmarkering. |
– Beheer en onderhoud maatregelen om de breedte en diepte van de vaarweg te handhaven en maatregelen om de kunstwerken (sluizen en bruggen) en verkeersvoorzieningen blijvend te laten functioneren. | |
– Uitvoering van het programma vervangingen en renovaties waaronder NoMo achterstallig onderhoud vaarwegen programma «NoMo AOV» |
Voor een nadere toelichting op de stand van zaken van beheer, onderhoud en vervanging wordt verwezen naar de toelichting op de productartikelen, het MIRT Overzicht 2017 en bijlage 4 Instandhouding van deze begroting.
Aanleg
Hieronder volgen de mijlpalen die IenM in 2017 wil halen per modaliteit.
Mijlpaal | Project |
---|---|
Openstelling | – A1 Apeldoorn Zuid–Beekbergen |
– A7/A6 knooppunt Joure | |
– A50 Ewijk–Valburg | |
Start realisatie | – A4 Vlietland–N14 (onderdeel van de realisatie Rijnlandroute) |
– A4/A44 RijnlandRoute | |
– A6 Almere (Schiphol–Amsterdam–Almere) | |
– A10 Knooppunten De Nieuwe Meer–Amstel | |
– A24 Blankenburgverbinding | |
– A27/A1 Utrecht Noord–knooppunt Eemnes–aansluiting Bunschoten | |
– N35 Zwolle–Wijthmen | |
– Zuidasdok |
Mijlpaal | Project |
---|---|
Oplevering | – OV SAAL korte termijn cluster A. Keervoorziening Diemen Zuid |
– Amsterdam Centraal, fietsenstalling. Stalling Zuid Oost | |
– NSP Breda Geluidschermen | |
– Schiedam-Rijswijk incl. spoortunnel Delft. Tunnel 2e fase | |
– PHS: Doorstroomstation Utrecht (DSSU). Ombouw buurtsporen | |
– Fietsparkeren bij stations (diverse deelprojecten) | |
– Toegankelijkheid bij stations (diverse deelprojecten) | |
– Programma Kleine Functiewijzingen (diverse deelprojecten) | |
– PVVO; AKI plan + veiligheidsknelpunten. Onderdoorgang Tolhuislaan (onderdeel van Den Dolder, overweg Dolderseweg) en Onderdoorgang Leijenseweg te Bilthoven | |
– Programma UPGE. Geluidschermen Heerlen | |
– Maatregelen Beverwijk (tunnel) | |
– MJPO; Kleine faunavoorzieningen 2010–2017 (diverse deelprojecten) | |
– Utrecht-Harderwijk Kort Volgen (Beter Benutten) | |
– ATB Verbeterde versie op A2-corridor en Brabantroute | |
– Sporen in Assen | |
– Heerenveen: aanpassing bestaande overweg Rotstergaatseweg | |
– Zwolle-Herfte en emplacement Zwolle incl. RGS. Deel 1 Gelijktijdigheden | |
– Page: emplacement Delfzijl | |
Start realisatie | – Fietsparkeren bij stations (diverse deelprojecten) |
– Toegankelijkheid bij stations (diverse deelprojecten | |
– Programma Kleine Functiewijzingen (diverse deelprojecten) | |
– LVO (diverse deelprojecten) | |
– Hoogeveen snelheidsverhoging (onderdeel MK) | |
– Drechtsteden; aanvullende veiligheidsmaatregelen Zwijndrecht-Dordrecht. | |
– Programma NABO: maatregelen Winsum |
Mijlpaal | Project |
---|---|
Openstelling | – De Zaan (Wilhelminasluis) |
– Verruiming vaarweg Eemshaven–Noordzee | |
– Vaarweg Lemmer–Delfzijl fase 1 | |
– Vaarweg Meppel–Ramspol (keersluis Zwartsluis) | |
– Projecten in het kader van Quick-wins regeling Binnenhavens | |
– Quick-wins Volkeraksluizen | |
Start realisatie | – Twentekanalen verruiming fase 2 |
– Capaciteitsuitbreiding ligplaatsen Beneden Lek | |
– Nieuwe Sluis Terneuzen | |
– Lichteren Buitenhaven Ijmuiden | |
– Capaciteitsuitbreiding Sluis Eefde |
Regionale/lokale infrastructuur (> € 112,5 miljoen / > € 225 miljoen)
Voor de grote regionale en lokale infrastructuurprojecten (kosten van de meest kosteneffectieve oplossing hoger dan € 112,5 miljoen respectievelijk € 225 miljoen) ligt de verantwoordelijkheid voor voorbereiding, aanleg, beheer en onderhoud en exploitatie bij de betreffende regionale of lokale overheid. IenM is dus niet zelf verantwoordelijk, maar kan een bijdrage leveren in de aanlegkosten van een dergelijk project als nut en noodzaak zijn aangetoond en het project van (boven)regionaal belang is. In artikelonderdeel 14.01 van het Infrastructuurfonds van de Rijksbegroting zijn de grote regionale/lokale projecten nader aangeduid.
Voor een nadere toelichting over de stand van zaken voor de lopende programma’s wordt verwezen naar de toelichting op de produktartikelen, de voortgangsrapportages aan de Tweede Kamer en het MIRT Overzicht 2017.
Begroting op hoofdlijnen
Verlenging looptijd investeringsfondsen tot en met 2030
Mede ingegeven door de motie van het lid Harbers c.s. (Kamerstukken II 2015–2016 34 300, nr. 50) zijn binnen het kabinet gesprekken gevoerd over de verlenging van het Infrastructuurfonds en het Deltafonds. Via de Kamerbrief over de voortgang MIRT (Kamerstukken II 2015–2016 34 300 A, nr. 70) bent u geïnformeerd dat het kabinet heeft besloten om het Infrastructuurfonds en het Deltafonds bij de Ontwerpbegroting 2017 met twee jaar te verlengen tot en met 2030.
Budgettaire effecten van verlenging Infrastructuurfonds
Bijdrage aan Infrastructuurfonds en ontvangsten van derden
Met de verlenging tot en met 2030 komt de bijdrage aan het Infrastructuurfonds – zoals toegelicht in beleidsartikel 26 van begrotingshoofdstuk HXII – voor de jaren 2029 en 2030 beschikbaar. De jaarlijkse bijdrage bedraagt circa € 5,2 miljard. In totaal komt met deze verlenging een bijdrage van circa € 10,5 miljard beschikbaar. Naast deze bijdrage is ook sprake van structurele ontvangsten van derden die bij deze begroting geraamd worden voor de jaren 2029 en 2030 (totaal circa € 0,5 miljard). In totaal gaat het om een ruimte van circa € 10,9 miljard.
Inpassing doorlopende verplichtingen
De middelen die vrijkomen door deze verlenging worden bij voorrang ingezet voor het dekken van de doorlopende verplichtingen, zoals de uitgaven die zijn benodigd voor de instandhouding van het huidige areaal. In deze begroting is de omvang hiervan technisch bepaald door de omvang van de doorlopende verplichtingen in het begrotingsjaar 2028 als uitgangspunt te hanteren. Op basis van dit uitgangspunt is voor de jaren 2029 en 2030 samen circa € 6,8 miljard benodigd. Het komend jaar zal de onderbouwing van deze budgetten nader worden bezien, hierbij worden ook de consequenties van areaalgroei als gevolg van het huidig aanlegprogramma betrokken. Dit kan resulteren in mutaties op de gealloceerde budgetten.
Verwerking oude kabinetsafspraken
Op het Infrastructuurfonds wordt zowel de correctie verwerkt voor de rentevrijval in de periode 2021–2028 als gevolg van de aflossing van leningen van Prorail als de minregel voor de ramingsbijstelling 2015 die technisch is aangebracht bij de vorige begroting ingepast. In totaal legt dit een beslag op de ruimte in de jaren 2029 en 2030 van € 0,8 miljard (zie toelichting ad. 18 en ad. 19 hieronder).
Verdeling van de ruimte voor dit kabinet
Om de flexibiliteit binnen het Infrastructuurfonds te garanderen, heeft het kabinet besloten dat gedurende de huidige kabinetsperiode van de investeringsruimte van € 3,3 miljard die met deze verlenging tot en met 2030 ontstaat nog maximaal € 1,4 miljard mag worden bestemd voor (nieuwe) ambities en risico’s. In de verlengde ruimte wordt niet op voorhand een investeringsruimte ingericht voor Regionaal, lokale infrastructuur. Dit betekent dat op het Infrastructuurfonds de ruimte van € 1,4 miljard volledig wordt toebedeeld aan de modaliteiten Wegen, Spoor en Vaarwegen. De vaste verdeelsleutel van dit kabinet is hierop aangepast waardoor 53,5% van de ruimte ten gunste komt van Wegen, 39,5% van Spoor en 7% van Vaarwegen.
Aanwending resterende ruimte
De ruimte die resteert na aftrek van bovengenoemde posten is volledig vrij beschikbaar voor toekomstige kabinetten. Zoals het zich nu laat aanzien gaat het om een totaal bedrag van ruim € 1,9 miljard. Dit bedrag kan nog wijzigen, indien het komend jaar blijkt dat de omvang van de doorlopende verplichtingen voor de jaren 2029 en 2030 moet worden bijgesteld.
IBO flexibiliteit in infrastructurele planning
Naar het thema flexibiliteit in de infrastructurele planning is ook een Interdepartementaal Beleidsonderzoek uitgevoerd. Het kabinet zal de Kamer in september een kabinetsreactie op het IBO aanbieden, waarmee tevens wordt voorzien in een inhoudelijke reactie op de motie Harbers c.s. (Kamerstuk II 2014–2015, 34 300, nr. 50). De kabinetsreactie zal onder meer ingaan op het borgen van flexibiliteit binnen de fondsen en zal tevens een visie bieden op de wijze en het moment waarop de fondsen in de toekomst kunnen worden verlengd.
Verwerking ramingsbijstelling op het Infrastructuurfonds
Vanwege de tegenvallende ruilvoetontwikkeling acht het kabinet ook dit jaar een ramingsbijstelling noodzakelijk op de IenM begrotingen (zie mutatie 1 hieronder). De ramingbijstelling is naar rato van de begrotingsomvang in 2017 verdeeld over Hoofdstuk XII (€ 12 miljoen per jaar), het Infrastructuurfonds (€ 81 miljoen per jaar) en het Deltafonds (€ 13 miljoen per jaar). Binnen het Infrastructuurfonds wordt de ramingsbijstelling via dezelfde verdeelsleutel aan de modaliteiten toegekend als de verdeling van de beschikbare ruimte in de jaren 2029 en 2030 (oftewel 53,5% voor Wegen, 39,5% voor Spoor en 7% voor Vaarwegen).
Consequenties voor de (over)programmering
In de eerste plaats zorgt het inpassen van de ramingsbijstelling en de minregels die zijn aangebracht ten behoeve van de ingehouden prijsbijstelling tranche 2013 en 2014 voor een toename van de overprogrammering. Daarnaast zijn er in deze begroting middelen naar voren gehaald voor beheer, onderhoud en vervanging van de netwerken. Het resultaat is dat de overprogrammering (het verschil tussen programmering en budget) in de periode 2017–2021 fors is toegenomen. Omdat het niet de verwachting is dat autonome vertragingen zich in die omvang voor gaan doen is er in deze begroting voor gekozen om de overprogrammering terug te brengen. Hiervoor is gekeken naar mogelijkheden om de programmering met beperkte maatregelen aan te passen. Daarbij is besloten een beperkt aantal projecten en programma’s te temporiseren. Het gaat om de onderstaande projecten en programma’s. Daarbij is zoveel mogelijk gekozen voor een inpassing die maakt dat de temporisering geen aanpassing van de in het MIRT opgenomen mijlpaal voor de openstelling nodig maakt.
Project | Gecommuniceerde openstelling MIRT-2016 | Consequentie |
---|---|---|
SAA A9 Amstelveen | 2024–2026 | Project kan niet versneld worden. Openstelling 2026 blijft gehandhaafd. |
A4 Passage Haaglanden | Start vanaf 2022. Geen openstelling gemeld. | Start realisatie vertraagt met 1 jaar naar 2023. Openstelling nu verwacht in 2025–2027. |
A2 ’t Vonderen-Kerensheide | 2025–2027 | Project kan niet versneld worden. Openstelling voor 2027 blijft gehandhaafd. |
Vaarweg Lemmer-Delfzijl | 2023 | Vervanging en opwaardering wordt 2 jaar uitgesteld. Openstelling vertraagt van 2023 naar 2025. |
ERTMS OV SAAL | Binnen het programma ERTMS wordt vooruitlopend op de nieuwe uitrolstrategie ERTMS oplevering van de corridor OV-SAAL met enkele jaren uitgesteld. |
Belangrijkste wijzigingen
De onderstaande tabel geeft de belangrijkste wijzigingen in de uitgaven en inkomsten aan ten opzichte van de eerste suppletoire begroting 2016. Een volledig overzicht van de mutaties is terug te vinden in bijlage 2: Verdiepingsbijlage.
Art | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022–2028 | 2029–2030 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Stand Ontwerpbegroting 2016 | 5.783.951 | 6.065.802 | 5.962.077 | 6.061.693 | 6.225.797 | 6.120.692 | 40.068.648 | 0 | ||
Mutaties 1e suppletoire begroting 2016 | 118.186 | – 24.066 | – 2.219 | 4.730 | 10.234 | 23.601 | 174.790 | 50.000 | ||
Stand 1e suppletoire begroting 2016 | 5.902.137 | 6.041.736 | 5.959.858 | 6.066.423 | 6.236.031 | 6.144.293 | 40.243.438 | 50.000 | ||
Belangrijkste mutaties Infrastructuurfonds | – 115.022 | – 163.415 | 280.557 | 196.327 | 120.608 | 89.755 | – 324.137 | 10.688.892 | ||
Kaderrelevante mutaties IF | ||||||||||
1 | Ramingsbijstelling Infrastructuurfonds | 12/13/15 | – 80.960 | – 80.960 | – 80.960 | – 80.960 | – 80.960 | – 566.720 | ||
2 | Kasschuif Infrastructuurfonds | 18 | – 100.000 | 100.000 | ||||||
3 | Loon- en prijsbijstelling 2016 | Div. | 21.343 | 21.399 | 20.469 | 20.398 | 20.687 | 20.420 | 142.794 | |
4 | Loonruimteakkoord en herstelopslag ABP | Div. | 5.220 | 4.525 | 4.525 | 4.525 | 4.525 | 4.525 | 31.675 | |
5 | Ontvangstenschuiven | Div. | – 177.640 | – 28.162 | 152.097 | 2.407 | – 65.324 | 48.838 | 67.784 | |
6 | DBFM-conversies | |||||||||
– Zeetoegang Ijmond | 15 | – 40.002 | 2.855 | 98.481 | 170.791 | 76.566 | 24.378 | – 404.616 | ||
– Derde kolk Beatrixsluis | 15 | – 3.649 | – 37.095 | – 43.130 | – 42.410 | 1.850 | 9.983 | 65.815 | ||
7 | Uitvoeringsbesluit Nieuwe Sluis Terneuzen | 15 | 67.347 | 89.260 | 119.982 | 120.466 | 59.500 | 59.500 | 37.000 | |
8 | Vaststelling BOV-subsidie 2015 | 13 | 114.950 | |||||||
9 | Bestuursovereenkomst N33 Zuidbroek-Appingedam | 12 | 22.000 | 22.000 | 22.000 | 21.865 | ||||
10 | Ontwerptracebesluit A12/A15 Ressen–Oudbroeken | 12 | – 18.251 | – 18.251 | – 18.251 | |||||
11 | Overboekingen naar PF/GF/BCF: | |||||||||
– Regiospecifiek Pakket Zuiderzeelijn (RSP) | 14 | – 83.637 | ||||||||
– Aansluiting Lelystad Airport | 12 | – 6.671 | ||||||||
– Actieplan Groei op het Spoor: P+R locaties | 14 | – 4.011 | ||||||||
12 | Overboeking naar BDU/BCF: Amsterdam fietsenstalling | – 23.641 | ||||||||
13 | Verlenging Infrastructuurfonds | |||||||||
– Bijdragen aan Infrastructuurfonds | Div. | 10.471.706 | ||||||||
– Ontvangsten van derden | 12/13 | 477.516 | ||||||||
14 | Kasschuiven n.a.v ramingsbijstelling infrastructuurfonds | 12/13/15 | 266.000 | – 266.000 | ||||||
15 | Eenvoudig Beter | 18 | – 1.519 | 3.060 | 1.240 | 480 | – 480 | 5.670 | ||
Diversen | Div. | – 8.272 | – 10.077 | 6.033 | – 3.879 | – 465 | – 198 | 14.266 | ||
Mutaties binnen kader IF | ||||||||||
16 | Kasschuiven Beheer, Onderhoud en Vervanging | 12/15 | 92.700 | 147.300 | 137.000 | 159.400 | – 9.727 | – 526.673 | ||
– 92.700 | – 147.300 | – 137.000 | – 159.400 | 9.727 | 526.673 | |||||
17 | Inpassing minregels prijsbijstelling | Div. | 94.973 | 70.170 | 57.502 | 63.675 | 58.106 | 72.809 | – 417.235 | |
– 94.973 | – 70.170 | – 57.502 | – 63.675 | – 58.106 | – 72.809 | 417.235 | ||||
18 | Inpassing minregel rentevrijval | 18 | 64.000 | 448.000 | – 512.000 | |||||
12/13/15 | – 64.000 | – 448.000 | 512.000 | |||||||
19 | Inpassing minregel ramingsbijstelling Ontwerpbegroting 2016 | 18 | 300.000 | – 300.000 | ||||||
12/13/15 | – 300.000 | 300.000 | ||||||||
20 | Overboeking tolontvangsten | 18 | – 18.251 | – 18.251 | – 18.251 | – 249.011 | ||||
12 | 18.251 | 18.251 | 18.251 | 249.011 | ||||||
21 | Verdeling investeringsruimte Regionaal, lokale infrastructuur | 14 | – 216 | – 4.462 | – 9.568 | – 9.399 | – 12.699 | – 14.923 | – 151.748 | |
13 | 216 | 4.462 | 9.568 | 9.399 | 12.699 | 14.453 | 69.245 | |||
12 | 470 | 82.503 | ||||||||
22 | Eenvoudig Beter | 18 | 76.520 | 37.240 | 7.360 | 4.320 | 480 | 22.680 | ||
12/13/15 | – 76.520 | – 37.240 | – 7.360 | – 4.320 | – 480 | – 22.680 | ||||
Stand Ontwerpbegroting 2017 | 5.787.115 | 5.878.321 | 6.240.415 | 6.262.750 | 6.356.639 | 6.234.048 | 39.919.301 | 10.738.892 |
Ad 1. Als gevolg van de tegenvallende ruilvoetontwikkeling heeft het kabinet besloten tot ramingsbijstellingen op de departementale begrotingen. Voor de IenM begrotingen gaat het om een ramingsbijstelling van € 106 miljoen per jaar. De ramingbijstelling is naar rato van de begrotingsomvang in 2017 verdeeld over Hoofdstuk XII (€ 12 miljoen per jaar), het Infrastructuurfonds (€ 81 miljoen per jaar) en het Deltafonds (€ 13 miljoen per jaar). Binnen de fondsen wordt de ramingsbijstelling opgevangen binnen de resterende investeringsruimte tot en met 2028.
Ad 2. IenM faciliteert een kasschuif van € 250 miljoen, waarvan € 150 miljoen op het Deltafonds en € 100 miljoen op het Infrastructuurfonds, uit 2017 naar 2020 ten behoeve van het generale beeld. De meerjarige programmering wordt hier niet op aangepast.
Ad 3. Jaarlijks wordt besloten of de overheidsuitgaven van de Rijksbegroting gecorrigeerd worden voor loon- en prijsontwikkelingen. Dit betreft de toegekende loonbijstelling en prijsbijstelling tranche 2016 die nader wordt toegedeeld binnen de begrotingen Hoofdstuk XII en de fondsen.
Ad 4. In het najaar van 2015 is een akkoord bereikt tussen de Minister voor Wonen en Rijksdienst en betrokken vertegenwoordigers van de vakbonden CNV Overheid, Ambtenarencentrum en CMHF voor het CAO sector Rijk 2015–2016. Dit betreft de verwerking van het loonruimteakkoord (€ 9,5 miljoen structureel, waarvan € 4,5 miljoen Infrastructuurfonds). Daarnaast heeft het ABP de premie voor 2016 verhoogd vanwege een stijging van de kosten en ten behoeve van een verbetering van de vermogenspositie van het fonds. Als gevolg hiervan wordt IenM deels gecompenseerd voor de herstelopslag ABP voor het jaar 2016 (€ 1,5 miljoen incidenteel, waarvan € 0,7 miljoen Infrastructuurfonds).
Ad 5. Dit betreft het effect op de uitgavenramingen van bijdragen van derden die in de tijd verschuiven.
Ad 6. Van de projecten Zeetoegang IJmond en 3e Kolk Beatrixsluis is de DBFM-aanbesteding afgerond. De budgettaire reeksen van de aanlegbudgetten worden technisch omgezet om aan de beschikbaarheidsvergoedingen te kunnen voldoen. Zie voor een nadere toelichting op deze wijze van verwerking bijlage 6 DBFM conversies.
Ad 7. In 2015 is het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Vlaamse gewest voor de aanleg van de Nieuwe Sluis Terneuzen getekend (Kamerstukken II 2014–2015 34 221, A/nr. 1) dat 1 maart jongstleden in werking is getreden. Begin dit jaar is het uitvoeringsbesluit genomen. In het kader hiervan worden diverse bijdragen ontvangen: een bijdrage van Vlaanderen (€ 495 miljoen), een CEF-subsidie (€ 48 miljoen) en bijdragen van de Provincie Zeeland, de gemeente Terneuzen en Zeeland Seaports (gezamenlijk € 10 miljoen).
Ad 8. ProRail zal in 2016 € 115 miljoen terugstorten aan IenM in verband met de niet bestede subsidie 2015. Een deel hiervan heeft betrekking op doorgeschoven activiteiten en wordt toegevoegd aan het BOV-budget (€ 76,3 miljoen). Een ander deel heeft betrekking op vervallen activiteiten en het afromen van de egalisatiereserve bij ProRail en wordt toegevoegd aan de investeringsruimte Spoorwegen (€ 38,7 miljoen).
Ad 9. Voor het project N33 Zuidbroek-Appingedam ontvangt IenM een bijdrage van de provincie Groningen (€ 87,9 miljoen) in de periode 2019–2022.
Ad 10. De geraamde tolgefinancierde uitgaven zijn aangepast op de planning bij het Ontwerp Tracébesluit van het project ViA15 (Kamerstukken II 2015–2016 34 300 A, nr. 17).
Ad 11. Dit betreft overboekingen naar het Provinciefonds, het Gemeentefonds en het BTW-compensatiefonds in het kader van het Regiospecifiek Pakket Zuiderzeelijn (RSP) (€ 83,6 miljoen), de aansluiting Lelystad Airport (€ 6,7 miljoen) en het Actieplan Groei op het Spoor: P+R locaties (€ 4 miljoen).
Ad 12. Dit betreft een overboeking naar de begroting Hoofdstuk artikel 25 Brede Doeluitkering en het BTW-compensatiefonds ten behoeve van de ondergrondse fietsenstalling voor Amsterdam Centraal (€ 23,6 miljoen).
Ad 13. Met de verlenging tot en met 2030 komt de bijdrage aan het Infrastructuurfonds – zoals toegelicht in beleidsartikel 26 van begrotingshoofdstuk HXII – voor de jaren 2029 en 2030 beschikbaar. De jaarlijkse bijdrage bedraagt circa € 5,2 miljard. In totaal komt met deze verlenging een bijdrage van circa € 10,5 miljard beschikbaar. Naast deze bijdrage is ook sprake van structurele ontvangsten van derden die bij deze begroting geraamd worden voor de jaren 2029 en 2030 (totaal circa 0,5 miljard). Om de flexibiliteit binnen het Infrastructuurfonds te garanderen, heeft het kabinet besloten dat gedurende de huidige kabinetsperiode van de investeringsruimte die met deze verlenging tot en met 2030 ontstaat nog maximaal € 1,4 miljard worden bestemd voor (nieuwe) ambities en risico’s.
Ad 14. Om het effect van de ramingsbijstelling Infrastructuurfonds (zie toelichting ad. 1) op de programmering te dempen wordt een kasschuif doorgevoerd van € 266 miljoen van de periode 2029–2030 naar de periode 2022–2026.
Ad 15. Voor de eenmalige uitgaven ten behoeve van het programma Eenvoudig Beter zijn middelen vrijgemaakt uit de investeringsruimten van het Infrastructuurfonds (€ 148,6 miljoen) en van het Deltafonds (€ 37,2 miljoen). Binnen het Infrastructuurfonds is dit conform de aangepaste verdeelsleutel uit de investeringsruimten van de modaliteiten vrijgemaakt. De op de investeringsfondsen vrijgemaakte middelen staan gereserveerd op artikelonderdeel 18.16 Reservering Omgevingswet van het Infrastructuurfonds en worden tranchegewijs naar de Begroting hoofdstuk XII overgeheveld. Van de reservering van € 185,8 miljoen voor het programma Eenvoudig Beter wordt bij Ontwerpbegroting 2017 € 28,7 miljoen naar de Begroting hoofdstuk XII overgeheveld. De reservering op artikelonderdeel 18.16 Reservering Omgevingswet wordt hiermee € 157,1 miljoen.
Ad 16. Een deel van de dekking voor de uitvoering van het beheer, onderhoud en vervanging op het Hoofdwegennet en het Hoofdvaarwegennet in de periode 2017–2021 staat gereserveerd in de periode na 2021. Het gaat om respectievelijk € 0,3 miljard en € 0,2 miljard. Deze middelen worden via het aanlegprogramma naar de juiste jaren geschoven.
Ad 17. In de vorige begrotingen zijn de kaseffecten van de kortingen op de prijsbijstelling tranche 2013 en 2014 zichtbaar gemaakt als minregels op de investeringsruimtes van de modaliteiten. Bij deze begroting worden deze kaseffecten ingepast binnen het aanlegartikel.
Ad 18. Met het in 2009 uitgekeerde superdividend van NS (€ 1,4 miljard) is een eeuwig lopende schuld van ProRail afgelost. De rentevrijval die door deze aflossing ontstond binnen het Infrastructuurfonds tot en met 2020 werd daarbij ingezet voor de financiering van spoorambities (Kamerstukken II 2009–2010 28 165, nr. 105). In de begroting 2015 heeft een correctie plaatsgevonden op het Infrastructuurfonds voor de rentevrijval in de periode 2021–2028 (€ 64 miljoen per jaar). Deze verlaging is technisch verwerkt via een minregel op artikel 18, met daarbij de afspraak dat bij verlenging van het Infrastructuurfonds deze minregel zal worden ingepast binnen de begroting van het Infrastructuurfonds. Het inpassen van deze minregel legt een beslag op de ruimte in de jaren 2029 en 2030 van € 0,5 miljard en vindt plaats middels een kasschuif via het aanlegprogramma van de modaliteiten (op basis van de aangepaste verdeelsleutel).
Ad 19. In de begroting 2016 is vanaf 2026 een structurele ramingsbijstelling van € 100 miljoen per jaar toegepast. Deze verlaging is toen technisch verwerkt via een minregel op artikel 18, met daarbij de afspraak dat bij verlenging van het Infrastructuurfonds deze minregel zal worden ingepast binnen de begroting van het Infrastructuurfonds. Het inpassen van deze minregel legt een beslag op de ruimte in de jaren 2029 en 2030 van € 0,3 miljard en vindt plaats middels een kasschuif via het aanlegprogramma van de modaliteiten (op basis van de aangepaste verdeelsleutel).
Ad 20. In 2015 is de Tolwet aangenomen in zowel de Tweede als de Eerste Kamer en is op 15 maart 2016 in werking getreden. Daarmee is een basis gelegd voor tolheffing bij twee aanlegprojecten: de Blankenburgverbinding en de ViA15. Met de tolontvangsten worden deze projecten bekostigd. Dit betreft een overboeking van de tolreeksen van artikel 18 Overige uitgaven en ontvangsten naar artikel 12 Hoofdwegennet.
Ad 21. In het IenM maatregelenpakket Herijking 2015 (Kamerstukken II 2015–2016 34 300 A, nr. 17, bijlage 6) is besloten om het spoordeel binnen de investeringsruimte van artikel 14 Regionaal, lokale infrastructuur leeg te boeken ten gunste van artikel 13 Spoorwegen. Zodoende is men beter in staat integrale afwegingen te maken op spoorgerelateerde uitgaven. Het wegendeel binnen de investeringsruimte op artikel 14 Regionaal/lokaal wordt toegevoegd aan de investeringsruimte op artikel 12 Hoofdwegennet. In 2013 is reeds aangegeven dat alle vrije ruimte op wegenonderdelen van het Infrastructuurfonds beschikbaar is voor de gesignaleerde bereikbaarheidsknelpunten bij lage groei op het hoofdwegennet. Hiermee wordt het zichtbaar in de begroting van het Infrastructuurfonds dat deze middelen ingezet kunnen worden voor deze bereikbaarheidsknelpunten. Daarnaast maakt de overheveling het mogelijk om een integrale afweging te maken tussen investeringen in het regionaal/lokale en landelijke wegennet.
Ad 22. Zie toelichting ad 15.
Overprogrammering
De in de begroting 2014 geïntroduceerde overprogrammering wordt uitsluitend gedurende de begrotingsperiode (de begroting tot en met het jaar 2021) toegepast op de artikelen voor aanleg. In de totale periode tot en met 2030 is het volledige programma altijd gedekt. Overprogrammering wordt vooral gebruikt op de artikelen voor verkenning- en planuitwerking. In deze projectfases is de onzekerheid rondom de planningen – en daarmee het risico op vertraging – namelijk het hoogst. In de onderstaande tabel is de omvang van deze overprogrammering weergegeven.
t/m 2021 | Vanaf 2022 | Totaal | |
---|---|---|---|
Aanlegprogramma | 20,9 | 17,2 | 38,1 |
Aanlegbudget | 18,5 | 19,6 | 38,1 |
Overprogrammering (–) | – 2,4 | 2,4 | 0,0 |
Op de artikelen voor realisatie is er sprake van een beperktere overprogrammering. Zowel de omvang als het ritme hiervan is inzichtelijk gemaakt in de projecttabellen bij de realisatieartikelen van de modaliteiten. Over de begrotingsperiode (de begroting tot en met het jaar 2021) genomen is het volledige programma gedekt op de artikelen voor realisatie (oftewel de overprogrammering is per saldo nul).
Gemiddelde uitgaven
Onderstaand zijn de gemiddelde jaarlijkse uitgaven per productartikel in de periode 2016–2030 gepresenteerd.
Gemiddelde uitgaven van het Infrastructuurfonds 2016–2030 (€ 5.828 miljoen)