Base description which applies to whole site

2.6 Overzicht risicoregelingen

Tabel 9 Overzicht verstrekte garanties (bedragen x € 1.000)

Artikel

Omschrijving

Uitstaande garanties 2019

Geraamd te verlenen 2020

Geraamd te vervallen 2020

Uitstaande garanties 2020

Geraamd te verlenen 2021

Geraamd te vervallen 2021

Uitstaande garanties 2021

Garantie-plafond (jaarlijks)

Totaal plafond

           

1. Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen

FOM

22.827

0

5.000

17.827

0

5.000

12.827

0

22.827

1. Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen

DGGF

157.642

50.000

0

207.642

50.000

0

257.642

0

675.000

1. Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen

DRIVE

49.293

55.000

0

104.293

0

0

104.293

0

0

1. Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen

DTIF

8.730

24.000

0

32.730

24.000

0

56.730

0

140.000

3. Sociale vooruitgang

IFFEd

 

222.500

0

222.500

0

0

222.500

0

222.500

5. Multilaterale samenwerking

IS-NIO

119.044

0

14.550

104.494

0

10.164

94.330

0

108.064

5. Multilaterale samenwerking

African Development Bank

659.157

102.461

0

761.618

102.461

0

864.079

0

864.079

5. Multilaterale samenwerking

Asian Development Bank

1.272.274

0

0

1.272.274

0

0

1.272.274

0

1.272.274

5. Multilaterale samenwerking

Inter American Development Bank

289.820

0

0

289.820

0

0

289.820

0

289.820

 

Totaal

2.578.787

453.961

19.550

3.013.198

176.461

15.164

3.174.495

0

3.594.564

Tabel 10 Overzicht uitgaven en ontvangsten garanties (bedragen x € 1.000)

Artikel

Omschrijving

Uitgaven 2019

Ontv. 2019

Stand risico voorziening 2019

Saldo 2019

Uitgaven 2020

Ontv. 2020

Stand risico voorziening 2020*

Saldo 2020

Uitgaven 2021

Ontv. 2021

Stand risico voorziening 2021*

Saldo 2021

1. Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen

FOM

878

135

43.706

‒ 743

0

300

44.006

300

0

300

44.306

300

1. Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen

DGGF

1.266

1.203

56.409

‒ 63

5.000

3.000

54.409

‒ 2.000

5.000

3.000

52.409

‒ 2.000

1. Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen

DRIVE

0

0

12.500

0

0

0

12.500

0

0

0

12.500

0

1. Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen

DTIF

4.719

1.031

8.730

‒ 3.688

7.000

500

5.000

‒ 6.500

7.000

1.000

5.000

‒ 6.000

3. Sociale vooruitgang

IFFED

      

8.900

   

8.900

 

5. Multilaterale samenwerking

IS-NIO

0

0

nvt

0

0

0

nvt

0

0

0

nvt

0

Toelichting op overzicht risicoregelingen 2021

FOM

De Faciliteit Opkomende Markten (FOM) is medio 2016 opgegaan in het Dutch Trade and Investment Fund (DTIF). De komende jaren betreffen daarom louter het beheer en afbouw van de bestaande portefeuille. De middelen die de komende jaren vrijvallen worden toegevoegd aan het DTIF.

DGGF

Het DGGF bestaat uit drie onderdelen:

  • Onderdeel 1 voorziet in het financieren van Nederlands midden- en kleinbedrijf dat ontwikkelingsrelevante investeringen wil doen in lage- en middeninkomenslanden.

  • Onderdeel 2 financiert het lokaal midden- en kleinbedrijf in lage- en middeninkomenslanden.

  • Onderdeel 3 voorziet in het financieren en verzekeren van het Nederlandse midden- en kleinbedrijf dat wil exporteren naar lage- en middeninkomenslanden.

Binnen alle drie de onderdelen van het DGGF is het mogelijk om garanties te verstrekken, waarvoor kostendekkende premies worden betaald. Voor onderdeel 2 dat uitgevoerd wordt door PwC en Triple Jump houdt de fondsbeheerder zelf een reserve aan ter grootte van de verstrekte garanties, waardoor het begrotingsrisico voor BHOS nihil is. 

Om een buffer op te kunnen bouwen en de schommelingen in de tijd op te kunnen vangen wordt voor onderdeel 1 en 3 van het DGGF gebruik gemaakt van het instrument 'interne begrotingsreserve'. De reserve wordt gevuld vanuit de middelen die voor de onderdelen 1 en 3 van het DGGF beschikbaar zijn voor garanties. De uiteindelijke hoogte van de begrotingsreserve is gerelateerd aan de hoogte van de garantieplafonds die voor de onderdelen 1 en 3 per onderdeel van het DGGF zijn vastgesteld, respectievelijk 1:2 en 1:3. Het garantieplafond voor de onderdelen 1, 2 en 3 is vastgesteld op EUR 675 miljoen.

De voorwaarden van het DGGF zijn medio 2018 aangepast voor steun op maat aan Nederlandse bedrijven die willen opereren in risicovolle landen. Daarnaast zijn de financierings- en ondersteuningsmogelijkheden voor het midden- en kleinbedrijf verruimd en zullen Nederlandse investeerders, exporteurs en startups beter en sneller worden bediend en waar nodig technische assistentie krijgen. Overigens is het risicoprofiel van de regeling door deze aanpassingen niet gewijzigd.

Onderdeel 1 (uitvoerder RVO.nl)

Als een commerciële partij (vaak een bank) bereid is mee te financieren zal er worden getracht een garantie in te zetten als instrument. Met dit instrument zal de overheid borg staan voor een percentage van de financiering die een bank, lokaal dan wel Nederlands, geeft. De Nederlandse staat neemt een deel van de risico’s over, waardoor een bank eerder geneigd zal zijn financiering te verschaffen. Ook is het mogelijk dat de overheid borg staat voor een gedeelte van de financiering in het geval van een tekort aan onderpand van de Nederlandse MKB’er.

De inzet van het DGGF is om in het geval van lokale banken samen te werken met zogenaamde netwerkbanken, zijnde banken met een uitgebreid netwerk en/of vele vestigingen in DGGF-landen.

DGGF onderdeel 2 (Price Waterhouse Coopers / Triple Jump)

Het totaal beschikbare kasbudget van DGGF onderdeel 2 is EUR 327,5 miljoen. Om de fondsbeheerder in de gelegenheid te stellen dit budget volledig in te kunnen zetten zullen zij, conform het toetsingskader, voor een hoger bedrag contracten moeten kunnen aangaan met intermediaire fondsen. Het gaat hier dus om een overcommitteringsruimte in de vorm van een garantie aan de fondsbeheerder van maximaal EUR 100 miljoen (garantieplafond). De fondsbeheerder zal zelf een reserve aanhouden voor het verstrekken van garanties aan intermediaire fondsen.

Onderdeel 3 (uitvoerder Atradius)

De aanvullende EKV, die bij onderdeel 3 van het DGGF wordt verstrekt, werkt hetzelfde als de reguliere EKV. De politieke en commerciële risico's van exporttransacties worden verzekerd. Er kan aanspraak worden gemaakt op de polis als één van de gedekte schadeoorzaken leidt tot non-betaling van de vordering. De waaier van specifieke verzekeringen (bijvoorbeeld, exporteurs- en bankpolis, werkkapitaaldekking en garantiedekkingen etc.) die bij de EKV worden gevoerd, kunnen ook onder onderdeel 3 van het DGGF worden verzekerd. Met onderdeel 3 van het DGGF wordt een aanvulling geboden op de mogelijkheden onder de reguliere EKV voor ontwikkelingsrelevante exporttransacties. De noodzaak is er in gelegen dat een aantal exporttransacties nu geen doorgang vindt, terwijl die wel ontwikkelingsrelevant zijn. Daarnaast biedt onderdeel 3 van het DGGF financiering voor kleine transacties (tot EUR 5 miljoen) waarvoor geen bankfinanciering verkregen kan worden. In die gevallen wordt de financiering ook verzekerd.

DRIVE

Met DRIVE worden investeringen in publieke infrastructuurprojecten gefaciliteerd die bijdragen aan een goed ondernemingsklimaat en de ontwikkeling van de private sector in lage- en middeninkomenslanden. DRIVE doet dit middels het verstrekken van subsidies met of zonder terugbetalingsverplichting (lening of a fonds perdu) aan het bedrijfsleven. Daarnaast kunnen ook garanties worden verstrekt en is er aanvullende EKV beschikbaar.

Het garantieplafond voor DRIVE is vastgesteld op EUR 55 miljoen per jaar tot en met 2020. Daarnaast kan Atradius bij deze transacties het kredietrisico van de commerciële tranches verzekeren.

Ter afdekking van de risico’s en ter compensatie van de mismatch in de tijd tussen (premie)inkomsten en uitgaven (ten behoeve van schades), is afgesproken een interne begrotingsreserve aan te houden volgens de hefboom 1:4. Tevens is bij de start van DRIVE besloten tot een minimale omvang van de begrotingsreserve van EUR 12,5 miljoen ter dekking van het extra financiële risico dat de Staat kan gaan lopen door het verstrekken van garanties en verzekeringen.

DTIF

Het Dutch Trade and Investment Fund (DTIF) is een garantieregeling. Het DTIF verstrekt financieringen (garanties, leningen, wissels) voor directe investeringen en export van Nederlandse bedrijven, indien banken en andere financiële instellingen deze financiering niet bieden, en er wordt voldaan aan de criteria die gelden voor publieke interventie. Het DTIF is non-ODA en is beschikbaar voor landen die niet worden bediend door het DGGF. Hierdoor verbetert de synergie tussen de handels- en OS-agenda. Ten behoeve van het DTIF worden de bestaande (garantie)regelingen FOM en Finance for Internationale Business (FIB) afgebouwd. In de periode 2016-2021 bedraagt het totale budget EUR 107 miljoen. Het garantieplafond is vastgesteld op EUR 140 miljoen. Er wordt een kostendekkende premie geheven en de regeling wordt uiterlijk in 2021 geëvalueerd. Ter afdekking van de risico’s en ter compensatie van de schommelingen in de tijd tussen (premie)inkomsten en uitgaven (ten behoeve van schades), is een begrotingsreserve ingesteld. Deze begrotingsreserve wordt gevuld op basis van de hefboom 1:4. Tevens is bij de start van DTIF besloten tot een minimale omvang van de begrotingsreserve van EUR 5 miljoen ter dekking van het extra financiële risico dat de Staat kan gaan lopen door het verstrekken van garanties en verzekeringen.

De voorwaarden van het DTIF zijn medio 2018 aangepast voor steun op maat aan Nederlandse bedrijven. Daarnaast zijn de financierings- en ondersteuningsmogelijkheden voor het midden- en kleinbedrijf verruimd en zullen Nederlandse investeerders, exporteurs en startups beter en sneller worden bediend en waar nodig technische assistentie krijgen. Overigens is het risicoprofiel van de regeling door deze aanpassingen niet gewijzigd.

NIO

De NIO is in 1965 opgericht als volledige dochter van de Nationale Investeringsbank. Deze was destijds een volledige staatsbank en is in 1945 opgericht om de Marshall hulp te kanaliseren naar het Nederlandse bedrijfsleven. Het doel van de dochteronderneming NIO was leningen te verstrekken aan ontwikkelingslanden onder gunstige voorwaarden zodat deze landen, die destijds geen toegang hadden tot de reguliere kapitaalmarkt, in staat werden gesteld ontwikkelingsrelevante investeringen te doen. Deze leningen hadden een lange looptijd en een lage rente. Deze zogenaamde bilaterale concessionele leningen waren destijds een onderdeel van het Nederlandse ontwikkelingssamenwerkingbeleid. In een overeenkomst die in 1993 is gesloten tussen de minister voor Ontwikkelingssamenwerking en NIO is geregeld dat de Staat garant staat voor de financiering van NIO. De Staat heeft zich jegens NIO verplicht om middelen ter beschikking te stellen in het geval NIO niet zelfstandig in staat is om (her)financiering aan te trekken op de kapitaalmarkt voor reeds verstrekte leningen wegens incidentele krapte. Tevens heeft de Staat zich verplicht om de NIO te compenseren in geval debiteuren in gebreke blijven, voor zover dat ertoe zou leiden dat de NIO zelf niet is om aan zijn verplichtingen kan voldoen. Eind jaren negentig is de Nationale Investeringsbank geprivatiseerd en in 2000 zijn de aandelen NIO overgenomen door FMO. Na 2001 zijn geen nieuwe concessionele leningen door NIO verstrekt. NIO bleef vanaf dat moment verantwoordelijk voor het beheer van de afgesloten leningen. In 2010 heeft De Staat de aandelen van FMO overgenomen. Premieheffing is niet van toepassing en de komende jaren zijn gericht op de volledige afbouw van de portefeuille.

IFFEd (International Finance Facility for Education)

Voor het aanpakken van de «learning crisis» zal Nederland vanaf 2021 deelnemen aan het International Finance Facility for Education (IFFEd), een initiatief van de Education Commission. Door een combinatie van garanties en giften beoogt dit innovatieve financieringsinstrument onderwijsbeleid en -programma’s van landen te financieren via het verhogen van de uitleencapaciteit van de Multilaterale Ontwikkelingsbanken. Het instrument richt zich volledig op de Lage-Midden-Inkomenslanden (LMIC’s), waar het grootste aantal kinderen woont die óf niet naar school gaan óf naar school gaan maar te weinig leren. De Wereldbank wordt Trustfundhouder voor IFFEd. Het doel is om tijdens de eerste replenishment periode (2021-2024) een miljard USD op te halen aan garanties én een half miljard aan giften. Vooralsnog zijn de overige donoren het VK en de EU; met een aantal andere (Zweden, Canada, de Verenigde Arabische Emiraten, e.a.) wordt nog onderhandeld. Nederland gaat deelnemen via een garantie van USD 250 miljoen (EUR 222,5 miljoen), waarvan 15% contant ingelegd wordt (USD 37,5 miljoen ‒ EUR 33,4 miljoen). Daarenboven wordt een begrotingsreserve van USD 10 miljoen (EUR 8,9 miljoen) aangehouden.

Regionale Ontwikkelingsbanken

AfDB:

De garanties voor de Afrikaanse Ontwikkelingsbank Groep zijn in SDR vastgesteld. De nominale waarde van een aandeel bedraagt SDR 10.000.

Inmiddels kent de Afrikaanse Ontwikkelingsbank 80 lidstaten: 54 regionale en 26 niet-regionale leden. De Bank verstrekt niet-concessionele leningen aan kredietwaardige Afrikaanse landen. De bank heeft aandelenkapitaal waarvan 6% daadwerkelijk ingelegd (paid-in capital), de andere 94% garantiekapitaal (callable capital). De AfDB richt zich op een specifiek terrein (armoedebestrijding, inclusieve groei, duurzame ontwikkeling) dat onvoldoende wordt gedekt door commerciële banken. Nederland heeft een aandeel van 0,9% in de Bank. Op basis van het garantiekapitaal is de AfDB in staat goedkoop geld aan te trekken op kapitaalmarkten en dit door te lenen aan landen voor ontwikkelingsdoeleinden. Premieheffing is niet van toepassing.

De aandeelhouders van de Afrikaanse Ontwikkelingsbank onderhandelen sinds eind 2018 over een zevende kapitaalverhoging van de Bank (General Capital Increase-VII). Nederland kan haar aandelenbezit en bijbehorende stemrecht handhaven door deel te nemen aan GCI-VII. Dit stelt de AfDB vervolgens in staat haar financieringen in Afrika uit te breiden onder behoud van de (hoogste) triple-A kredietwaardering. Het besluit over GCI-VII is eind 2019 genomen en wordt in 2020 geformaliseerd.

AsDB:

De garanties voor de Aziatische Ontwikkelingsbank (AsDB) zijn in SDR vastgesteld. De AsDB werd in 1966 opgericht door een groep van 31 landen, waaronder Nederland. De AsDB heeft als mandaat het bevorderen van economische groei en regionale samenwerking in Azië en de Stille Oceaan regio. Sinds 1999 is de overkoepelende doelstelling van de bank armoedebestrijding. De AsDB heeft een aandelenkapitaal van USD 147 miljard (2019). Van dit kapitaal wordt 5% daadwerkelijk ingelegd (paid-in capital), de andere 95% geldt als garantiekapitaal (callable capital). De totale waarde van het Nederlands aandeel bij de bank bedraagt USD 1,5 miljard, het aandeel garantiekapitaal hierin bedraagt USD 1,4 miljard (dec 2019). Dit aandeel garantiekapitaal wordt door lidstaten vastgesteld tijdens afspraken over kapitaalverhogingen. De Board (raad van bewindvoerders) bestaat uit 12 leden. Nederland zit in een kiesgroep met Canada, Denemarken, Finland, Ierland, Noorwegen en Zweden. De bewindvoerder van deze kiesgroep is altijd een Canadees. Premieheffing is niet van toepassing.

IDB:

De IDB-Groep garanties voor de Inter-American Development Bank (IDB) zijn in USD vastgesteld. De IDB-Groep, opgericht in 1959, bestaat naast de IDB uit IDB Invest (de private sector poot), en het IDB Lab (innovatie). De IDB heeft 48 lidstaten waarvan 26 lenende landen. Naast Canada en de VS zijn de overige 20 lidstaten ‘niet regionale landen’ buiten het westelijk halfrond, waaronder het Koninkrijk der Nederlanden (sinds 1976). De Bank wordt gefinancierd op basis van het aandelenkapitaal, waarvan lidstaten een deel inleggen en een deel in de vorm van garanties verstrekken. Op basis van het aandelenkapitaal verstrekt de IDB leningen aan de nationale overheden en aan particuliere bedrijven in de regionale landen. Omdat de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking zich minder dan voorheen richt op Latijns-Amerika, heeft Nederland niet meegedaan met de laatste IDB kapitaalverhogingen waardoor het Nederlandse aandeel is afgenomen van 0,338% naar 0,200%. Daarnaast bedraagt het NL aandeel in IDB Invest 0,91%. Premieheffing is niet van toepassing.

Licence