Base description which applies to whole site

2.1 Beleidsprioriteiten

Een derde van wat Nederland verdient, komt van handel met het buitenland. Daar zijn 2,4 miljoen banen in ons land mee gemoeid en het raakt alle sectoren van de Nederlandse economie. Door onze handelsbelangen actief te behartigen, met een scherp oog voor onze concurrentiepositie en het tegengaan van ongewenste strategische afhankelijkheden, draagt het kabinet bij aan de Nederlandse welvaart.

Het kabinet versterkt de Nederlandse concurrentiepositie. Het verdienvermogen van Nederland, en daarmee het inkomen van Nederlanders, is prioriteit in het handelsbeleid. Een wereld met oplopende geopolitieke spanningen vereist een assertief kabinet dat waakt over de Nederlandse belangen en daarbij optrekt met Europese partners en andere internationale bondgenoten. Het kabinet bevordert de handel van Nederlandse bedrijven, pakt oneerlijke concurrentie tegen Nederlandse bedrijven aan, draagt bij aan een aantrekkelijk vestigingsklimaat en vergroot de weerbaarheid van de Nederlandse economie tegen staten die handel gebruiken om Nederland onder druk te zetten.

Met Ontwikkelingshulp draagt het kabinet bij aan de sociaaleconomische ontwikkeling van arme landen. Dit doen we in het belang van deze landen en hun bevolking, maar ook uit welbegrepen eigen belang: Ontwikkelingshulp kan ook onze handelspositie versterken, irreguliere migratie helpen voorkomen en ons land veilig houden door bij te dragen aan stabiliteit in de landen rondom Europa. Dit vergt partnerschappen met deze landen op basis van wederzijdse belangen en een inzet via internationale organisaties op grensoverschrijdende problemen, gericht op de internationaal overeengekomen duurzame ontwikkelingsdoelen (SDGs) en klimaatafspraken. Hiermee is de portefeuille van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp (BHO) onderdeel van het bredere buitenlandbeleid gericht op een sterker en weerbaarder Nederland, in een wereld die veel spanningen kent.

Dit kabinet voert bezuinigingen door op Ontwikkelingshulp, maar ondanks dat blijft Nederland een grote donor. Naar verwachting vallen we in 2027 maar net buiten de top 10 van internationale donoren. Door onze middelen waar mogelijk als hefboom in te zetten om private en andere financiering aan te trekken voor ontwikkeling, optimaliseren we onze inzet. Door scherp te focussen op thema’s waar Nederland internationaal een goede reputatie mee heeft opgebouwd, behouden we ons aanzien en onze slagkracht. Dit zijn met name voedselzekerheid en watermanagement en gezondheid en rechtsorde. Deze thema’s zijn ook herkenbaar voor veel Nederlanders, die vaak zelf ook actief zijn met projecten in ontwikkelingslanden. Door onze hulp beter te verbinden aan de betrokkenheid van bedrijven en burgers in eigen land, wordt Ontwikkelingshulp weer een zaak van ons allemaal.

Buitenlandse Handel

Nederland voert een actief handelsbeleid om Nederlandse bedrijven en inkomsten te versterken. Via het handels- en financieringsinstrumentarium en met economische diplomatie ondersteunt het kabinet Nederlandse bedrijven die internationaal actief zijn. Het kabinet richt zich hierbij op grote, bekende markten waar het meest wordt verdiend, maar ook op complexere, veelbelovende markten. Ook daar worden kansen voor het innovatieve Nederlandse bedrijfsleven gecreëerd die inspelen op de lokale behoeften. Er vindt actieve inzet plaats op kansen die de energietransitie biedt en op grondstoffen die noodzakelijk zijn voor het langetermijnverdienvermogen van Nederland. Afspraken over internationale handel worden gemaakt door de EU. Dat gebeurt in multilaterale organisaties (WTO) en bilateraal, door het sluiten van handelsverdragen met landen buiten de EU. Het kabinet zet zich in voor wereldhandel volgens duidelijke regels. De Nederlandse inzet bij de WTO richt zich daarbij in het bijzonder op hervorming van de WTO, nieuwe regelgeving en betere integratie van ontwikkelingslanden in het handelssysteem. Het gelijke speelveld staat ook voorop bij het afsluiten van handelsverdragen. Handelsverdragen zijn van groot belang voor het Nederlands verdienvermogen. Ze bevorderen de marktoegang voor bedrijven, faciliteren diversificatie van toeleveringsketens voor essentiële producten en vormen in de huidige geopolitieke context ook een belangrijk instrument om relaties met landen en regio’s te versterken.

Het kabinet pakt de risico’s van strategische afhankelijkheden doelgericht aan, waaronder ook de risico’s ten aanzien van kritieke grondstoffen. De leveringszekerheid van kritieke grondstoffen wordt vergroot, langs de lijnen van de nationale grondstoffenstrategie en in samenwerking met het Nederlandse bedrijfsleven. EU-partnerschappen en bilaterale samenwerkingsovereenkomsten met grondstofrijke landen buiten de EU dragen bij aan diversificatie en leveringszekerheid. Ze vormen de basis voor de ambitie van het kabinet om binnen Europa een vooraanstaande rol te spelen op het terrein van handel, opslag en verwerking van kritieke grondstoffen. Ze versterken tevens de positie van Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen in de internationale handelsketens van deze grondstoffen.

Het kabinet zet nationaal en internationaal in op het controleren en waar nodig beheersen van sensitieve technologieën. Het kabinet is zich bewust van de dreiging van statelijke actoren en bevordert het nationale beleid op veiligheid op verschillende vlakken, waaronder exportcontrole van strategische goederen, kennisveiligheid en versterking van de defensie-industrie. Nederland houdt scherp toezicht op de uitvoering en naleving van sancties op technologie en goederen en gaat actief de omzeiling van sancties tegen.

Het versterken van de weerbaarheid van de Nederlandse economie vraagt om meer dan beschermende maatregelen alleen. De kracht van het innovatieve en concurrerende Nederlandse bedrijfsleven (groot en klein) is de basis van de weerbare economie van Nederland. Omdat Nederlandse bedrijven mondiale koplopers zijn, bijvoorbeeld op het gebied van halfgeleiders, praat Nederland mee op het wereldtoneel. De hoogwaardige technologie van Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen zorgt voor wederzijdse afhankelijkheden, waardoor andere landen aan Nederland worden gebonden. Daarnaast kunnen Nederlandse bedrijven met innovatieve nieuwe producten voor oplossingen zorgen als buitenlandse leveranciers wegvallen. Hiermee wordt het verdienvermogen van Nederland vergroot en verstevigd.

Een gelijk speelveld en een betrouwbare en consistente overheid zijn belangrijke randvoorwaarden voor (internationaal) opererende bedrijven. Nederland staat hierbij voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO). Het kabinet verwacht van bedrijven dat zij gepaste zorgvuldigheid toepassen en risico’s voor mens en milieu identificeren en waar nodig tegengaan. IMVO draagt bij aan transparante en veerkrachtige waardeketens en biedt Nederlandse bedrijven economische kansen om hun verdienvermogen te vergroten. Bij de invoering van Europese IMVO-wetgeving houdt het kabinet oog voor het gelijke speelveld met de landen om ons heen en zet zij zich in om extra regeldruk voor Nederlandse ondernemers te voorkomen. Ook pleit het kabinet actief in de EU voor samenhang tussen IMVO-gerelateerde wetten en regels en aansluiting bij internationale normen, in het bijzonder de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen inzake verantwoord ondernemen. Deze richtlijnen vormen ook de kapstok voor het bredere IMVO-beleid en de ondersteuning van het bedrijfsleven met IMVO. Ook dit draagt bij aan de uitvoerbaarheid en duidelijkheid voor het bedrijfsleven.

Ontwikkelingshulp

In het Hoofdlijnenakkoord kiest het kabinet ervoor om te bezuinigen op ODA-middelen in de jaren 2025 en daarna. Omwille van de zorgvuldigheid van de nadere uitwerking van het beleid en de daaraan gekoppelde budgetten, is voor 2025 gekozen om de bezuiniging pro rata naar omvang van het thema te verdelen over alle subartikelen van de begroting. Dit past bij de prioriteiten uit het Hoofdlijnenakkoord, namelijk voedselzekerheid en watermanagement, omdat er vanuit de meeste subartikelen aan deze thema’s wordt bijgedragen. Denk bijvoorbeeld aan de inzet op infrastructuur onder artikel 1.3 (D2B en DRIVE), die vooral gericht is op watermanagement en voedselzekerheid. Het ontzien van specifieke begrotingsartikelen, en daarmee het harder raken van andere thema’s, zou dus geen recht doen aan de prioritering van het Hoofdlijnenakkoord.

Hierbij geldt als uitgangspunt dat lopende juridische contracten en verplichtingen zo veel mogelijk worden gerespecteerd, vanuit het beginsel dat de overheid betrouwbaar wil zijn. Dat is een tweede reden waarom in 2025 gekozen is voor een pro rata verdeling van de bezuiniging. Een pro rata bezuiniging maakt het mogelijk om bestaande verplichtingen te respecteren, meer dan wanneer op dit moment een inhoudelijke keuze gemaakt zou worden om te bezuinigen op een specifiek beleidsterrein. Een groot deel van de budgetten in 2025 is namelijk al juridisch verplicht (zie ook bijlage 6).

Daarnaast is het van belang dat het nieuwe beleid aansluit bij het Regeerprogramma. Bij het maken van deze begroting was dit programma nog niet gereed.

In de komende maanden wordt het nieuwe beleid nader uitgewerkt. Onderdeel van dat proces zal een aanpassing van de begroting zijn, waardoor de begroting inzichtelijker wordt. Dan worden ook de bezuinigingen voor 2026 en verder doorgevoerd, die nu ook pro rata zijn verdeeld. Tot die tijd bestaat deze technische verdeling op basis van de bestaande subartikelen van de begroting. Deze technische verdeling gaat op voor zowel de kasbudgetten als de verplichtingenbudgetten. Na de publicatie van de nieuwe beleidsrichting zullen ook de verplichtingenbudgetten worden herzien.

Tabel 1 ODA-bezuinigingen 2025 per subartikel (bedragen x €1 miljoen)

Subartikel

Bezuiniging 2025

Resterend budget (ODA)

1.1 Duurzaam handelssysteem

‒ 2

19

1.3 Private sector development

‒ 39

397

2.1 Voedselzekerheid

‒ 35

359

2.2 Water

‒ 17

170

2.3 Klimaat

‒ 37

378

3.1 Mondiale gezondheid en SRGR

‒ 43

446

3.2 Vrouwenrechten en gender

‒ 4

39

3.3 Maatschappelijk middenveld

‒ 15

154

3.4 Onderwijs

‒ 5

52

4.1 Humanitaire hulp

‒ 46

473

4.2 Opvang in de regio

‒ 29

297

4.3 Veiligheid en rechtsorde

‒ 18

180

5.1 Multilaterale samenwerking

‒ 5

196

5.2 Overig armoedebeleid

‒ 3

70

Totaal

‒ 297

3.230

Het vorige kabinet heeft aanvullend voor Oekraïne in 2025 reeds EUR 252 miljoen uit algemene middelen gereserveerd. Deze zijn bedoeld om Oekraïne te helpen zich economisch en maatschappelijk staande te houden in het conflict, door te investeren in onder meer herstel van kritieke infrastructuur, zoals op gebied van energie, humanitaire noden te lenigen en de betrokkenheid van het bedrijfsleven aan te jagen. Door het op peil houden van de leefomstandigheden worden ook migratiestromen voorkomen, en de terugkeer van ontheemden (op termijn) gestimuleerd.

Artikel 1

Nederland draagt bij aan het versterken van de bedrijvigheid, het ondernemingsklimaat en de economische weerbaarheid van ontwikkelingslanden. Hiermee zorgen we voor banen in ontwikkelingslanden en tegelijkertijd ook voor kansen voor Nederlandse bedrijven die daar investeren en exporteren, onder andere op het gebied van voedselzekerheid en watermanagement. De bezuinigingen worden gerealiseerd door de verwachte uitgaven binnen een aantal programma’s op het gebied van ketenverduurzaming en financiële sectorontwikkeling neerwaarts bij te stellen.

Artikel 2

De pro rata bezuiniging betekent dat alle subartikelen onder artikel 2 worden geraakt. De bezuinigingen worden zo doorgevoerd dat deze de Nederlandse kennis, kunde en bedrijvigheid zo beperkt mogelijk raken. Hier komt de Nederlandse unieke expertise en kennis voor het stimuleren van groene groei in ontwikkelingslanden van pas; dit biedt ook een kans voor het Nederlandse bedrijfsleven en kennispartners. In 2025 wordt afgezien van een aanvullende bijdrage aan het Least Developed Countries Fund (LDCF) en ook voor het Dutch Fund for Climate and Development (DFCD) zijn minder middelen beschikbaar. De inzet op voedselzekerheid en watermanagement vanuit andere begrotingsartikelen wordt zoveel mogelijk ontzien.

Artikel 3

Nederland blijft een belangrijke donor op het gebied van mondiale gezondheid. Als gevolg van de bezuiniging zullen er wel minder middelen beschikbaar zijn dan voorheen voor de uitvoering van de Mondiale Gezondheidsstrategie, inclusief de versterking van Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten en de bestrijding van hiv/aids. Ook is er minder geld beschikbaar voor het subsidiekader vrouwenrechten.

Het voornemen is om het budget voor beroeps- en hoger onderwijs in de toekomst in te zetten voor het ontwikkelen van het menselijk kapitaal dat nodig is op thema’s zoals watermanagement en voedselzekerheid.

Artikel 4

De verwachting is dat 2025 opnieuw een jaar met hoge humanitaire noden zal zijn. De mogelijkheden om hierop te kunnen reageren blijven aanwezig, zij het in beperktere mate. Nederland blijft oog houden voor het werken met lokale organisaties en zal zich er voor blijven inzetten dat humanitaire organisaties toegang krijgen tot mensen in nood.

De inzet op migratie en opvang in de regio blijft onverminderd relevant. Goede opvang in de regio vermindert potentiële vluchtelingenstromen naar Nederland en vermindert spanningen tussen vluchtelingen en gastgemeenschappen, zodat de regio niet verder destabiliseert. Dit gebeurt, ook met enigszins beperktere middelen, mede via het Prospects Partnership waarmee partners specifieke kansen op het gebied van onderwijs, bescherming, water- en sanitatie, huisvesting en werk voor vluchtelingen in de regio van herkomst willen benutten.

Met migratiepartnerschappen proberen we samen met landen te komen tot afspraken op het gebied van migratie, en ook het tegengaan van mensenhandel en -smokkel. Inzet is om deze migratiepartnerschappen te verbreden met overige ontwikkelingsactiviteiten. Zo kunnen programma’s ook van andere thema’s ingezet worden om tot een breed partnerschap te komen op het gebied van migratie. Hierdoor zal de inzet op migratie toenemen, ondanks de pro rata bezuiniging die ook op dit subartikel wordt doorgevoerd.

Artikel 5

Nederland komt ook binnen de Verenigde Naties (VN) op voor onze belangen en die van partnerlanden op diverse gebieden zoals tegengaan van conflict, het versterken van het internationale handelssysteem, het nakomen van klimaatafspraken en ondersteuning voor Oekraïne. Samenwerking binnen de VN biedt de mogelijkheid om grensoverschrijdende uitdagingen gezamenlijk aan te pakken. De bezuinigingen in 2025 zullen ten koste gaan van de financiering van de technische assistentiefondsen ter ondersteuning van schuldenhoudbaarheid en financieel management. De voorgenomen Nederlandse bijdragen aan deze fondsen voor de komende jaren waren nog niet gecommitteerd, waardoor hierop bezuinigd kan worden zonder contracten open te breken.

Proces voor de aankomende bezuinigingen (2026 en verder)

De bezuinigingen voor 2026 en verder vragen een zorgvuldige weging en dienen aan te sluiten bij de prioriteiten uit het Regeerprogramma en de nadere beleidsuitwerking van de terreinen Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp. Daarom zijn de bezuinigingen tijdelijk naar rato ‘geparkeerd’ op de verschillende thema’s verspreid over de BHO-begroting. Uw Kamer wordt op een later moment geïnformeerd over de beleidsinhoudelijke verdeling van de bezuinigingen. De indeling van de begroting voor 2026 en verder wordt hierop aangepast zodat deze de beleidsinzet beter inzichtelijk maakt.

Postennet

Naast de bezuinigingen op de ODA- en non-ODA-middelen heeft ook de apparaatstaakstelling invloed op de activiteiten van BHO. De coalitieafspraken over de bezuinigingen op het apparaat Rijksoverheid zijn van directe invloed op het postennet. Het kabinet zal deze financiële taakstelling op het apparaat Rijksoverheid verantwoord en realiseerbaar inboeken met in het bijzonder aandacht voor het belang een adequaat postennetwerk in het buitenland. In dit kader is afgesproken om de bezuinigingen op het postennet te beperken tot 10%. Dit alles rekening houdend met de besparingsopgaven die BZ en BHO hebben ten aanzien van de schuivende wereldverhoudingen en samen met de Ministeries die voor hun internationale activiteiten afhankelijk zijn van een adequaat postennet. Dit besparingsverlies wordt voor circa een derde deel opgevangen door het inzetten van ODA-budget van de BHO-begroting (oplopend tot EUR 24,7 miljoen structureel). Dit bedrag is in lijn met de reguliere ODA-bijdrage aan het postennet op de begroting van BZ (een derde deel). Deze bezuiniging wordt volgens dezelfde werkwijze als de rest van de bezuinigingen verdeeld over de verschillende beleidsthema’s en is verwerkt in bovenstaande tabel. Circa twee derde deel van het besparingsverlies (oplopend tot EUR 52,0 miljoen) wordt aan de BZ-begroting toegevoegd uit algemene middelen.

Nieuwe verantwoordingssystematiek Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp

In het Schriftelijk Overleg van 28 juni 2024 is de minister namens de rapporteurs van de BHO commissie verzocht om met een nieuwe verantwoordingssystematiek te komen waarmee de Kamer haar controlerende taak effectief kan uitoefenen.

Voor de eerste procedurevergadering na het zomerreces 2024 wordt een plan aangeboden aan de Tweede Kamer om te komen tot een nieuwe verantwoordingssystematiek. In dit plan staat beschreven wat de kaders zijn voor de nieuwe systematiek, en hoe dit in overleg met de Tweede Kamer, de IOB, AIV en Algemene Rekenkamer zal worden uitgewerkt en op welke termijn. Het voorstel voor de nieuwe systematiek zal in het voorjaar van 2025 worden voorgelegd aan de Tweede Kamer, en worden ingevoerd bij de Verantwoordingsstukken van 2025. In het voorstel wordt de verantwoording op basis van resultaatindicatoren zoals die tot en met 2024 geldt, vervangen door een systematiek die een verdieping oplevert op telkens één thema, en die onder meer gebaseerd is op evaluaties.

Licence