In 2016 is het saldo van beleidsmaatregelen op de belasting- en premieontvangsten – 0,1 miljard euro. In tabel 2.3.1 wordt het effect van de beleidsmaatregelen (oftewel de autonome mutatie) op de ontvangsten in 2016 per belastingsoort getoond. Dit is zowel beleid van vorige kabinetten met in 2016 nog een op- of neerwaarts effect op de inkomsten ten opzichte van 2015, als (nieuw) beleid van het huidige kabinet.
Bij de indirecte belastingen is de beleidsmatige mutatie per saldo 0,5 miljard euro. Dit betreft het saldo van een groot aantal maatregelen. Zo zorgen verschillende maatregelen, waaronder het aflopen van het tijdelijk verlaagde btw tarief op onderhoud aan woningen, voor 0,2 miljard euro hogere btw ontvangsten. Een hoger tarief van de verhuurderheffing in 2016 (wordt 0,491% en was in 2015 0,449%) zorgt voor hogere ontvangsten uit de verhuurderheffing. Bij de bpm zorgt het verhogen van de tarieven voor hogere ontvangsten. Daar staan lagere ontvangsten uit de motorrijtuigenbelasting tegenover door een vrijstelling en halve vrijstelling voor volledig elektrische auto’s respectievelijk plug-in hybride auto’s.
Als gevolg van beleidsmaatregelen nemen de ontvangsten uit de directe belastingen met 3,3 miljard euro af in 2016. Het betreft een saldo van vele maatregelen, voor een groot deel binnen de loon- en inkomensheffing. De beleidsmatige mutatie bij de loon- en inkomensheffing komt uit op – 3,1 miljard euro. Ook deze mutatie bestaat uit een groot aantal maatregelen waaronder de lastenverlichtende maatregelen op arbeid waartoe het kabinet dit jaar heeft besloten (het zogenoemde 5 miljard-pakket). Dat pakket zorgt voor lagere lasten op arbeid door een hogere arbeidskorting (– 2,6 miljard euro), lagere tarieven voor de tweede en derde schijf (– 2,6 miljard euro), het verlengen van de derde schijf (– 0,8 miljard euro), een verhoging van de inkomensafhankelijke combinatiekorting (– 0,3 miljard euro), deels gefinancierd door een sterkere afbouw van de algemene heffingskorting (+ 2,1 miljard euro). Andere maatregelen met een groot budgettair effect in 2016 betreffen eerder in wetgeving vastgelegde wijzigingen in de hoogte en structuur van de heffingskortingen en de fiscale ruimte van de pensioenopbouw. Het gaat om het verhogen van de algemene heffingskorting en de arbeidskorting in combinatie met de afbouw van deze kortingen. Dit zorgt per saldo voor lagere ontvangsten (– 0,5 miljard euro) in 2016. Daar tegenover staan maatregelen uit het Regeerakkoord als het beperken van de fiscale aftrekbaarheid van pensioenpremies en het aftoppen van het inkomen op 100.000 euro waarover fiscaal gefaciliteerd pensioen kan worden opgebouwd (beide inperkingen van het Witteveenkader) met in totaal 1,0 miljard euro hogere ontvangsten in 2016 als gevolg. Verder is nog sprake van diverse andere maatregelen bij de loon- en inkomensheffing. Deze zijn beperkter in omvang dan bovengenoemde maatregelen. Zo leidt het samenvoegen van de S&O afdrachtvermindering en de Research & Developmentaftrek binnen de loonheffing (– 0,1 miljard euro) in combinatie met een intensivering van de nieuwe regeling (– 0,2 miljard euro) bijvoorbeeld per saldo tot 0,3 miljard euro lagere ontvangsten. Datzelfde geldt per saldo voor de mutaties bij de ouderenkorting (– 0,2 miljard euro). Het afschaffen van de ouderentoeslag in box 3 per 2016 zorgt juist weer voor 0,1 miljard euro hogere ontvangsten bij de loon- en inkomstenheffing in 2016 ten opzichte van 2015.
Beleidsmaatregelen zorgen voor een relatief zeer geringe toename van de ontvangsten bij de vennootschapsbelasting in 2016. Deze toename (43 miljoen euro) betreft het saldo van diverse maatregelen waaronder het effect van de liquiditeitsverruimende maatregelen voor bedrijven die in het verleden zijn genomen (– 0,3 miljard euro), het samenvoegen van de Research & Development Aftrek met de S&O afdrachtvermindering in de loonheffing (0,1 miljard euro) en de invoering van de vpb-plicht voor overheidsbedrijven (0,1 miljard euro). Bij de dividendbelasting is sprake van 0,3 miljard euro lagere ontvangsten. Dat betreft het kaseffect van de tijdelijke verlaging van het tarief van box 2 van de inkomstenbelasting in 2014.3
Beleid met betrekking tot de premies werknemersverzekeringen leidt per saldo tot 2,7 miljard euro hogere ontvangsten in 2016. Daarvan betreft 0,9 miljard euro het effect van hogere zorgpremies die voor 2016 worden voorzien. Deze stijging is fors lager dan waar eerder van uit werd gegaan. Hogere arbeidsongeschiktheidspremies compenseren de gevolgen voor de schatkist van deze lagere dan eerder geraamde zorgpremies. Deze hogere premies leiden in 2016 tot 1,5 miljard hogere ontvangsten. Ten slotte leiden hogere werkloosheidspremies tot 0,4 miljard hogere ontvangsten in 2016.
Belastingen en premies kas | Belastingen en premies op transactiebasis | Totaal lasten | |
---|---|---|---|
Zorgpremies | 906 | 906 | 906 |
Zorgtoeslag | 0 | 0 | – 241 |
Sectorfondspremies | 1.842 | 1.842 | 1.842 |
5 miljardpakket lagere lasten op arbeid | – 3.766 | – 4.249 | – 4.249 |
Innovatiebeleid | – 134 | – 92 | – 269 |
Maatregelen btw | 229 | 181 | 176 |
Liquiditeitsverruiming | – 348 | – 437 | 0 |
Pensioengerelateerde maatregelen | 1.111 | 1.056 | 104 |
Inkomensbeleid | 5 | 163 | 163 |
Verhuurderheffing | 185 | 185 | 185 |
Overig | – 107 | 129 | 55 |
OPL | 0 | 0 | – 87 |
Afschaffen PBO's | 0 | 0 | – 7 |
SDE+ | 0 | 0 | 60 |
Totaal | – 78 | – 317 | – 1.364 |
Tabel 2.3.2 geeft een overzicht van het budgettaire beslag van beleidsmaatregelen op zowel kas- als transactiebasis en tevens het effect daarvan op de lastenontwikkeling zoals relevant voor het inkomstenkader in 2016. Het verschil tussen het totale effect van het beleid op de ontvangsten en de lastenontwikkeling wordt veroorzaakt doordat sommige maatregelen wel gevolgen hebben voor de inkomsten maar niet relevant zijn voor de lastenontwikkeling. Dat is bijvoorbeeld het geval bij de budgetsystematiek van de S&O afdrachtvermindering waarbij over- en onderschrijdingen tot een budgetaanpassing twee jaar later leiden. Ook liquiditeitsverruimende maatregelen voor bedrijven die in het verleden genomen zijn leiden tot lagere ontvangsten in 2016 ten opzichte van 2015, terwijl dit geen effect heeft op de lastenontwikkeling in 2016. Daar staat tegenover dat de zorgtoeslag vanwege de directe koppeling met de nominale premie wel relevant is voor de lastenontwikkeling, terwijl dit geen belasting- en premieontvangsten betreft. Hetzelfde geldt voor de SDE+ en de lasten voor de lokale overheden (OPL). Deze zijn wel relevant voor de lastenontwikkeling, maar niet voor de belasting- en premieontvangsten. Daarnaast zijn er ook verschillen tussen het transactiemoment van belasting- en premieontvangsten en het moment waarop de betreffende belasting of premie daadwerkelijk in kas wordt ontvangen.