Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 november 2005
De Najaarsnota is de laatste budgettaire nota van het jaar. Hierin worden de uitvoeringsmutaties voor het lopende jaar gepresenteerd ten opzichte van de Vermoedelijke Uitkomsten zoals opgenomen in de jongste Miljoenennota. De raming van het EMU-saldo 2005 komt ten opzichte van de Vermoedelijke Uitkomsten 0,6%-punt lager uit op – 1,2% BBP in plaats van – 1,8% BBP. Dit is overeenkomstig de raming ten tijde van het Hoofdlijnenakkoord, zij het dat de huidige tekortraming een incidentele meevaller bevat die in 2006 in een incidentele tegenvaller zal omslaan.
De lagere raming van het EMU-saldo ten opzichte van de Vermoedelijke Uitkomsten wordt volledig veroorzaakt door een aanzienlijke meevaller in de overheidsinkomsten van € 3,1 mld. Deze meevaller is grotendeels het gevolg van meevallende realisaties en een gunstige ontwikkeling van de aanslagoplegging. Over de mate waarin deze meevaller een incidenteel karakter heeft, tot een spiegelbeeldige tegenvaller leidt in 2006 of structureel doorwerkt naar latere jaren, zal de Kamer te doen gebruikelijk bij Voorjaarsnota worden geïnformeerd. Alsdan kan rekening worden gehouden met de meest actuele inzichten van het CPB in het CEP. Wel duidelijk is dat door de verhoging van de heffingsrente1 in 2005 naar 5% de opbrengst van de vennootschapsbelasting dit jaar tijdelijk met ca. 0,2% BBP wordt verhoogd, hetgeen tot een spiegelbeeldige tegenvaller leidt in 2006. De uitgaven onder de kaders laten ten opzichte van de Vermoedelijke Uitkomsten een tegenvaller van € 0,3 mld zien als gevolg van de afkoop van specifieke uitkeringen, het naar 2006 verschuiven van de ontvangst van reeds door Nigeria gemaakte betalingen en meevallende SZA-uitgaven.
De onderuitputting bij de Sociale Zekerheid wordt deels benut voor de invulling van de zogenoemde in=uittaakstelling op titel van de eindejaarsmarge2. De in=uittaakstelling voor het kader SZA bedroeg dit jaar 156 mln euro en is nu volledig gerealiseerd. De in=uittaakstelling voor het kader RBG-eng bedraagt 560 mln euro. Dit deel van de taakstelling is nog niet ingevuld en zal in de laatste maanden van dit jaar nog gerealiseerd moeten worden. De taakstelling op de niet-belastingontvangsten is wel volledig ingevuld.
Gelijktijdig met de Najaarsnota worden de hiermee samenhangende suppletoire begrotingswetten aan de Staten Generaal aangeboden. Hierin worden de wijzigingen van de begrotingsstanden ten opzichte van de eerste suppletoire begrotingswetten ter autorisatie voorgelegd.
De onderschrijding van de uitgaven in de Vermoedelijke Uitkomsten is in de Najaarsnota afgenomen met € 0,3 mld. Bij de Sociale Zekerheid treedt een meevaller op van € 0,2 mld, terwijl de uitgaven onder het kader Rijksbegroting in enge zin een toename laten zien van eveneens € 0,4 mld, met name als gevolg van de afkoop van specifieke uitkeringen en het doorschuiven van de terugbetaling door Nigeria naar 2006. De zorguitgaven wijzigen vrijwel niet.
Tabel 2.1 Uitgaventoetsing totaal kader in miljarden euro (min is onderschrijding)
2005 | |
---|---|
Onderschrijding MN 2006 | – 1,18 |
Rijksbegroting in enge zin | 0,44 |
Sociale Zekerheid | – 0,19 |
Zorg | 0,06 |
Onderschrijding Najaarsnota 2005 | – 0,86 |
Onderstaande tabellen geven, per budgetdisciplinesector, een overzicht van de mutaties sinds de Vermoedelijke Uitkomsten.
Tabel 2.2 Uitgaventoetsing Rijksbegroting in enge zin in miljarden euro (min is onderschrijding)
2005 | |
---|---|
Onderschrijding MN 2006 | – 1,23 |
Afkoop specifieke uitkeringen | 0,17 |
Terugbetaling Nigeria | 0,30 |
Overig | – 0,03 |
Onderschrijding NJN 2005 | – 0,79 |
In het kader van de implementatie van het kabinetsstandpunt op het rapport van de Stuurgroep-Brinkman «Anders gestuurd, beter bestuurd», worden vier specifieke uitkeringen afgekocht. Het gaat om de drie regelingen «Impuls leefbaarheid, veiligheid en stadseconomie» en om de regeling «Werkgelegenheidimpuls». Bij Voorjaarsnota 2006 worden de structurele gevolgen van de afkoop verwerkt. Hoewel Nigeria de te betalen achterstanden reeds op een Special Account heeft gestort zal Nederland deze, na ondertekening van het bilaterale akkoord later dit jaar, naar verwachting pas in 2006 ontvangen. De totale onderschrijding neemt hierdoor met € 0,4 mld af tot € 0,8 mld.
Tabel 2.3 Uitgaventoetsing Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt in miljarden euro (min is onderschrijding)
2005 | |
---|---|
Onderschrijding MN 2006 | – 0,31 |
Uitvoering WW/WAO | – 0,31 |
Realiseren in=uittaakstelling | 0,16 |
Overig | – 0,03 |
Onderschrijding NJN 2005 | – 0,50 |
Op basis van uitvoeringsgegevens van het UWV worden de uitgaven voor WW en de WAO neerwaarts bijgesteld. Bij beide regelingen geldt dat zowel sprake is van een lager volume als een lagere gemiddelde uitkering. Daarnaast wordt de in=uit taakstelling SZA tegengeboekt.
Tabel 2.4 Uitgaventoetsing Budgettair Kader Zorg in miljarden euro (min is onderschrijding)
2005 | |
---|---|
Overschrijding MN 2006 | 0,42 |
Kraamzorg/verloskundigen | – 0,04 |
Efficiencykorting | 0,06 |
Overschrijding ziekenhuizen | 0,08 |
Onderuitputting AWBZ | – 0,03 |
Overschrijding NJN 2005 | 0,49 |
Uit de CVZ cijfers blijkt een meevaller van € 38 mln voor kraamzorg en verloskunde. Voor de kraamzorg is dit voornamelijk het gevolg van een lager geboortecijfer. De meevaller bij de verloskundige zorg wordt verklaard doordat er landelijk geen tekort meer is aan verloskundigen. Ziekenfondsen kunnen hierdoor onder de maximumtarieven contracteren.
Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven (CBB) heeft uitspraak gedaan inzake het bezwaar dat was aangetekend tegen de prijs- c.q. budgetkortingsmaatregelen die in 2003 (bij Hoofdlijnenakkoord) aan de zorgaanbieders zijn opgelegd. Deze uitspraak resulteert in een incidentele tegenvaller van € 125 mln, waarvan ca. € 60 mln in 2005 neerslaat.
Ook bij de ziekenhuizen is sprake van een overschrijding (€ 84 mln).
Ten slotte blijkt uit realisatiecijfers dat er binnen de contracteerruimte voor de AWBZ sprake is van enige onderuitputting.
Uitgaven niet relevant voor enig kader
Naast bovenstaande mutaties is sprake van uitgavenmutaties die niet tot enig kader behoren. In de eerste plaats treedt een meevaller op bij de landbouwheffingen van circa € 70 mln. De Nederlandse afdrachten aan de EU komen daardoor ook hoger uit. In de tweede plaats treedt een meevaller op van circa € 0,9 mld bij het Geïntegreerd Middelenbeheer. De leningverstrekking aan RWT’s en derden blijft achter bij de raming en nieuwe deelnemers aan het Geïntegreerd Middelenbeheer hevelen meer middelen over naar de schatkist dan werd voorzien. Ook het rekening-courantsaldo van de Sociale Fondsen neemt wat toe, in samenhang met lagere premiegefinancierde SZA-uitgaven en hogere premieontvangsten. De mutaties in het Geïntegreerd Middelenbeheer tellen niet mee in het EMU-saldo.
De inkomstenraming (belastingen en premies) voor 2005 is ten opzichte van de Miljoenennota 2006 met 3,1 miljard euro opwaarts bijgesteld. Deze bijstellingen zijn het gevolg van meevallende realisaties en de ontwikkeling van de aanslagoplegging. Omdat er geen nieuw economisch beeld van het CPB beschikbaar is, kan op dit moment nog niet worden bepaald in hoeverre de economische ontwikkeling verantwoordelijk is voor deze bijstellingen. Ook de doorwerking van de ramingsbijstelling naar latere jaren is daarom nog niet vast te stellen. Bij de Voorjaarsnota 2006 zal de Tweede Kamer hierover nader worden geïnformeerd.
Tabel 3.1 Ontwikkeling van de overheidsinkomsten 2005 (in miljarden euro) cf EMU-definitie
Stand MN 2006 | Stand NJN 2005 | Mutatie | |
---|---|---|---|
Totaal | 180,8 | 183,9 | 3,1 |
Voor 2005 worden de totale belasting- en premieontvangsten conform EMU-definitie geraamd op 183,9 miljard euro, een opwaartse bijstelling met 3,1 miljard ten opzichte van de miljoenennota. Deze meevaller concentreert zich bij de vennootschapsbelasting (1,5 miljard) en in lichtere mate bij de loonheffing, de dividendbelasting en enkele andere belastingsoorten. De bijstelling is gebaseerd op de aanslagoplegging en de kasontvangsten tot en met oktober. In deze tijdsspanne (januari – oktober) wordt ongeveer 80% van de totale belastinginkomsten over een belastingjaar gerealiseerd.
Tabel 3.2 Ontwikkeling belasting en premieontvangsten 2005 (conform EMU-definitie)
Mutatie | |
---|---|
Kostprijsverhogende belastingen | 0,6 |
Omzetbelasting | 0,4 |
Accijnzen | 0,0 |
– Accijns van minerale oliën, anders dan lichte olie | 0,1 |
– Tabaksaccijns | – 0,1 |
Overdrachtsbelasting | 0,2 |
Regulerende energiebelasting | 0,1 |
Belastingen en premies volksverzekeringen op inkomen, winst en vermogen | 2,5 |
Inkomensheffing | – 0,2 |
Loonheffing | 0,6 |
Dividendbelasting | 0,4 |
Vennootschapsbelasting | 1,5 |
Successierechten | 0,2 |
EMU-ktv | 0,1 |
Totaal belastingen en premies volkverzekeringen | 3,1 |
* door afrondingsverschillen kan de som van de delen afwijken van het totaal.
De opwaartse bijstelling bij de vennootschapsbelasting heeft deels een incidenteel karakter. Als gevolg van de verhoging van de heffingsrente per 1-1-2005 naar 5% worden Vpb-aanslagen sneller betaald en zijn er aanwijzingen dat bedrijven bewust substantieel meer Vpb betalen1 om gebruik te kunnen maken van deze rentevoet (een zgn. «spaareffect»). In dit verband is ook van belang dat de heffingsrente met ingang van 2005 vanaf een eerder moment1 wordt berekend. Over dit «spaareffect» is de Kamer n.a.v. de motie Bakker op 4 oktober per brief geïnformeerd. De omvang waarmee dit plaatsvindt wordt vooralsnog ingeschat op ca. 0,2%-BBP. Dit wordt nog nader onderzocht en hierover zal de Kamer in het Financieel Jaarverslag worden geïnformeerd. De verhoging van de heffingsrente wordt per 2006 teruggedraaid, hetgeen volgend jaar tot een spiegelbeeldig effect leidt. Ook in de loonheffing is een positieve ontwikkeling zichtbaar, als gevolg van een lichte versnelling van de ontwikkeling van de contractlonen en wellicht een wat gunstiger ontwikkeling van de werkgelegenheid. Bij de werknemersverzekeringen treedt geen mutatie op ten opzichte van de Miljoenennotaraming.
Tabel 4.1 EMU-saldo ten opzichte van MN 2006 (% BBP)
2005 | |
---|---|
EMU-saldo MN 2006 | – 1,8% |
Inkomsten | 0,7% |
Uitgaven onder de kaders | – 0,0% |
EMU-saldo NJN 2005 | – 1,2% |
Zoals blijkt uit tabel 4.1 komt de verbetering van het EMU-saldo voornamelijk voor rekening van de inkomsten. De EMU-schuld verbetert van 55,0% BBP in de Vermoedelijke Uitkomsten tot 54,3% BBP.
Onderstaande grafiek geeft het EMU-saldo en EMU-schuld 2005 weer voor de 25 EU-landen.
Bron: Autumn Forecast EU.