Aangeboden 20 mei 2009
Netto-kaderuitgaven: € 209,8 miljard
Belastingen, premies en gasbaten, op EMU-basis: € 232,5 miljard
Uitgaven van het Rijk in 2008: € 238,9 miljard
Belastingontvangsten van het Rijk in 2008: € 138,1miljard op kasbasis
Voorwoord | 8 | |
1. | De Nederlandse economie en het budgettaire beeld | 9 |
1.1. | De Nederlandse economie in 2008 | 9 |
1.2. | Ontwikkeling budgettair beeld | 13 |
1.2.1. | Ontwikkeling EMU-saldo | 13 |
1.2.2. | Ontwikkeling EMU-schuld | 14 |
1.2.3. | Maatregelen met budgettaire gevolgen in het kader van de kredietcrisis | 15 |
1.2.4. | EMU-saldo en EMU-schuld in internationaal perspectief | 20 |
1.3. | Ontwikkeling uitgaven en inkomsten | 21 |
1.3.1. | Uitgavenontwikkeling | 22 |
1.3.2. | Inkomstenbeeld | 26 |
1.4. | Overheidsfinanciën 2008 in perspectief | 30 |
2. | Financieel management | 32 |
2.1. | Inleiding | 32 |
2.2. | De verantwoording over de bedrijfsvoering | 32 |
2.3. | Ontwikkelingen | 37 |
Bijlagen | ||
1. | Rijksrekening van uitgaven en ontvangsten | 39 |
2. | Saldibalans van het Rijk 2008 | 41 |
3. | Staatsbalans 2008 en Garantieoverzicht | 45 |
4. | De belasting- en premieontvangsten in 2008 | 74 |
Extra bijlagen (www.rijksbegroting.nl) | ||
1. | Budgettaire kerngegevens | |
2. | De uitgaven en niet-belastingontvangsten | |
3. | De belasting- en premieontvangsten | |
4. | EMU-saldo, EMU-schuld, Sociale Fondsen en financieringsbehoefte | |
5. | Belastinguitgaven | |
6. | Vermindering van regeldruk voor bedrijven | |
7. | Verticale Toelichting | |
8. | Realisatie netto gecorrigeerde rijksuitgaven ten behoeve van de accresberekening |
Voor u ligt het Financieel Jaarverslag over 2008. Hierin legt het kabinet verantwoording af over het gevoerde beleid in 2008. Het afgelopen jaar was een bijzonder jaar gekenmerkt door een snelle overgang van hoogconjunctuur naar crisis. De doorwerking van de financiële crisis op de reële economie werd in 2008 in duidelijk. Inmiddels heeft Nederland te maken met een recessie en de voorspellingen over de duur en diepte lopen uiteen.
Het Financieel Jaarverslag over 2008 geeft een beeld van de veranderingen in de Nederlandse economie en de ontwikkelingen op de financiële markten. Ook vindt u in het verslag een uitgebreide toelichting op de budgettaire gevolgen van de kredietcrisis, de verschillende manieren waarop geïntervenieerd is in de financiële sector inclusief de risico’s die daarbij spelen.
1. De Nederlandse Economie en het budgettaire beeld
1.1 De Nederlandse economie in 2008
Van hoogconjunctuur naar crisis
Het jaar 2008 kenmerkt zich door een snelle overgang van hoogconjunctuur naar crisis. De groei van 1,6 procent in het vierde kwartaal van 2007 was de hoogste sinds 2000. De krimp van 1,0 procent in het vierde kwartaal van 2008 vormt een absoluut dieptepunt sinds de start van de kwartaalmetingen in 1987. Deze ontwikkeling wordt maar beperkt zichtbaar in de gemiddelde jaarcijfers. De gemiddelde groei in 2008 bedroeg 2,1 procent. In een overgangsjaar heeft het weinig zin om de economische prestaties af te meten aan jaargemiddelden. Het is beter te kijken naar ontwikkelingen binnen het jaar, met daarbij bijzondere aandacht voor de financiële crisis en de internationale verwevenheid van de Nederlandse economie. Onderstaande figuur 1.1 laat de BBP-groei per kwartaal zien ten opzichte van het voorgaande kwartaal. Hieruit wordt de scherpe economische omslag in 2008 duidelijk zichtbaar. Vanaf het tweede kwartaal was sprake van economische krimp en sinds het vierde kwartaal bevindt Nederland zich officieel in een recessie.
Figuur 1.1: BBP-groei t.o.v. het voorgaande kwartaal in 2007 en 2008
Bron: CBS
Vanaf de zomer van 2007 werd duidelijk dat de dalende huizenprijzen in de VS financiële instellingen noopten tot forse afschrijvingen op hun hypotheekgerelateerde activa. In de eerste helft van 2008 hield de onrust op financiële markten aan. De financiële onrust betrof niet alleen de Amerikaanse subprime hypotheken en gerelateerde complexe financiële producten, maar ook wereldwijd de geldmarkten, obligatiemarkten en aandelenmarkten. In september verergerde de onrust op financiële markten sterk na het faillissement van de Amerikaanse investeringsbank Lehman Brothers. Veel deelmarkten, die al moeizaam functioneerden sinds het uitbreken van de kredietcrisis in juli 2007, kwamen volledig tot stilstand, met kettingreacties op andere delen van het financiële systeem als gevolg. Aandelenkoersen daalden scherp en voor bedrijfsobligaties stegen de renteopslagen tot een historisch record. De onrust op de Amerikaanse huizenmarkten verhevigde en ook in enkele Europese landen belandde de huizenmarkt in de problemen. Handelskrediet was niet meer eenvoudig beschikbaar, met direct negatieve gevolgen voor de buitenlandse handel. Meer in het algemeen stegen de risicopremies op kredieten fors, vooral in het laatste kwartaal van 2008.
Figuur 1.2 Hogere risico-opslag: rentebedrijfsobligaties (BBB) t.o.v. staatsleningen
Bron: CPB
Deze ontwikkelingen lieten het Nederlandse financiële stelsel niet onberoerd. Nederlandse financiële instellingen kregen zware klappen te verduren door hun blootstelling aan de Amerikaanse sub-prime markt en door wereldwijd dalende aandelenkoersen. Zij beschikten in enkele gevallen over onvoldoende buffers om deze klappen zelfstandig op te kunnen vangen. Daarnaast werden zij geraakt door het wegvallend vertrouwen in financiële instellingen en de daaraan verbonden mogelijkheid middelen aan te trekken op de kapitaalmarkt. De Nederlandse staat heeft in het vierde kwartaal dan ook een aanzienlijk aantal interventies gepleegd in de financiële markten. Paragraaf 1.2.3 gaat hier verder op in.
Figuur 1.3: Ontwikkeling AEX-index in 2007 en 2008
Doorwerking naar de reële economie
De ontwikkelingen op de financiële markten werkten in 2008 al door op de reële wereldeconomie via een geringer producenten- en consumentenvertrouwen, verslechtering van de vermogenspositie van bedrijven en gezinnen en een haperende kredietverlening. In de eerste helft van 2008 droegen tot recordhoogte gestegen olie- en grondstoffenprijzen bij aan verslechtering van het economisch beeld. De financiële crisis begon vanaf het derde kwartaal van 2008 de wereldwijde bestedingen fors negatief te beïnvloeden. In het vierde kwartaal nam de wereldhandel af met 4,25 procent ten opzichte van het daaraan voorafgaande kwartaal. Mede als gevolg van de toegenomen internationale verwevenheid werden alle delen van de wereld hard en snel geraakt. Vooral in Azië daalde de uitvoer eind vorig jaar fors. Als gevolg van de kredietcrisis daalden de olieprijzen van een top van 144 dollar per vat in augustus tot rond de 50 dollar in december.
Figuur 1.4 Ontwikkeling wereldhandel, 3-maandsgemiddelden ten opzichte van voorgaande jaar
Bron: CPB
In het eerste kwartaal van 2008 groeide de Europese economie nog met een gezond tempo. In het tweede en derde kwartaal was er in het eurogebied al sprake van een lichte economische krimp. In het vierde kwartaal nam het BBP-volume van het eurogebied fors af met 1,5 procent ten opzichte van het voorgaande kwartaal, de grootste daling in vijftig jaar. Deze uitzonderlijke ontwikkeling kwam vooral door de scherpe daling van de uitvoer, maar ook de investeringen daalden fors. De particuliere consumptie bleef redelijk op peil. Gunstig voor de consumptie was dat de inflatie zeer snel terugliep als gevolg van de scherpe daling van de prijzen van olie en andere grondstoffen.
Nederland volgde in 2008 de ontwikkelingen in Europa. Na lichte krimp in het tweede en derde kwartaal kromp de economie in het vierde kwartaal met 1,0 procent. De oorzaak hiervoor lag grotendeels in de terugvallende wereldhandel. De voor Nederlandse exporteurs relevante wereldhandel nam in het vierde kwartaal met 3¾ procent af. Dat is ook zichtbaar in de exportcijfers; in december 2008 lag de uitvoer 10 procent lager dan in december 2007. Ook de investeringen werden geraakt. In het vierde kwartaal daalden de investeringen met ruim 4 procent ten opzichte van het voorgaande kwartaal. Vooral de industrie heeft last van de teruglopende wereldvraag. De consumptieve bestedingen bleven in Nederland in 2008 redelijk op peil, ondanks de vermogensverliezen bij huishoudens en het geringe consumentenvertrouwen. Wel was sprake van terugvallende bestedingen aan duurzame goederen.
Op de arbeidsmarkt was in 2008 nog weinig te merken van de kredietcrisis. Doorgaans reageert de arbeidsmarkt vertraagd op economische ontwikkelingen. Aan het begin van 2008 was sprake van een gespannen arbeidsmarkt en veel onvervulde vacatures. Daardoor hebben werknemers die hun baan verliezen nog redelijke kansen een nieuwe baan te vinden. Zelfs in het vierde kwartaal van 2008 was er mede daardoor (seizoensgecorrigeerd) nog sprake van banengroei en was de werkloosheid nagenoeg constant. Van 2007 op 2008 groeide de werkgelegenheid met 2,1 procent en de werkloosheid nam af van 4,5 procent naar 3,9 procent. De kredietcrisis wordt overigens al wel zichtbaar in de scherpe terugval van het aantal vacatures. In het vierde kwartaal daalde het aantal vacatures met een vijfde, van ruim 250 duizend naar krap 200 duizend.
1.2 Ontwikkeling budgettair beeld
De overheidsfinanciën laten een gemengd beeld zien. Het EMU-saldo is gunstiger dan verwacht bij Miljoenennota 2008, maar de bruto staatschuld is juist fors hoger uitgevallen. De hogere staatsschuld is het gevolg van de turbulentie op de financiële markten waardoor de overheid genoodzaakt was in te grijpen. De overheid heeft een aantal maatregelen getroffen met als doel het vertrouwen in de financiële sector te waarborgen. Paragraaf 1.2.3 gaat hier uitgebreider op in.
De overheidsinkomsten en -uitgaven in 2008 zijn redelijk in lijn met de ramingen van de Miljoenennota 2008. Onderliggend was er wel sprake van dynamiek. Aan de inkomstenkant ontstonden meevallers door een gunstigere doorwerking van de snelle economische groei in de tweede helft van 2007 (overloopeffect). Hiertegenover stonden tegenvallers door een minder gunstige economische ontwikkeling binnen 2008. De totale uitgaven (realisaties) ontwikkelden zich op hoofdlijnen conform de verwachtingen.
Het EMU-saldo is in 2008 uitgekomen op 1,0 procent BBP en is hiermee 0,5 procent hoger dan de raming in de Miljoenennota 2008.
Tabel 1.2.1 Ontwikkeling van het feitelijk en structureel EMU-saldo (in € miljard) | |||
MN 2008 | FJR 2008 | Verschil | |
Uitgaven onder de kaders | – 209,4 | – 209,8 | – |
Rentelasten | – 9,9 | – 9,3 | 0,6 |
Inkomsten(belastingen en sociale premies) | 222,4 | 221,9 | – 0,5 |
Overig* | 0,3 | 6,3 | 6,0 |
Saldo lokale overheden | – 0,3 | – 3,1 | – 2,8 |
Feitelijk EMU-saldo | 3,0 | 6,1 | 3,0 |
Feitelijk EMU-saldo (in % BBP) | 0,5% | 1,0% | 0,5% |
Af: Conjuncturele component/incidentele componenten | – 0,1% | – 1,0% | – 0,9% |
Structureel EMU-saldo | 0,4% | – 0,4% | – 0,8% |
* De post overig bevat onder andere de gasbaten, de FES-uitgaven, de uitgaven aan zorgtoeslagen en het BTW-Compensatiefonds.
De verbetering van het EMU-saldo ten opzichte van de Miljoenennota 2008 wordt verklaard door een saldo van verschillende mee- en tegenvallers. Zo zijn de rentelasten – ondanks de fors hogere staatsschuld in 2008 – lager uitgekomen dan was voorzien. Deze lagere realisatie wordt onder meer verklaard doordat de schuld tegen voordeligere tarieven is gefinancierd dan aanvankelijk (op basis van de rekenrente) was verondersteld. Daarnaast is het effect van de financiële crisis op de rentelasten in 2008 beperkt, omdat de schuld als gevolg van de crisis pas in de laatste maanden van het jaar sterk is gestegen.
De belasting- en premie-inkomsten van het Rijk zijn lager uitgekomen dan geraamd. De post overig bestaat voor een groot deel uit een meevaller bij de aardgasbaten, voornamelijk als gevolg van de stijging van de olieprijs1. In het Coalitieakkoord is – conform het beleidsmatig begrotingsbeleid – afgesproken dat mutaties in de aardgasbatenramingen rechtstreeks in de staatsschuld lopen. Voor het jaar 2008 betekent dit dat de meevallende aardgasbaten (1,7 miljard euro op transactiebasis2 ) leiden tot een verbetering van het EMU-saldo met 0,3 procent BBP ten opzichte van de stand ontwerpbegroting. Ook zijn de FES-uitgaven lager uitgekomen dan geraamd. Dit kwam voornamelijk door vertragingen van diverse goedgekeurde FES-projecten op departementale begrotingen.
Tot slot is ten opzichte van de Miljoenennota 2008 sprake van een sterke verslechtering bij het saldo van de lokale overheden. Het tekort is veroorzaakt door hogere uitgaven, onder meer door een forse toename op het vlak van investeringen.
Het structurele saldo 2008 is uitgekomen – 0,4 procent BBP. Ten opzichte van de raming in de Miljoenennota 2008 betekent dit een verslechtering van 0,8 procentpunt BBP. Ten opzichte van 2007 is het structureel saldo verbeterd met procent 0,4 BBP. Hierbij moet worden aangetekend dat in turbulente tijden de meting van het structurele saldo met grote onzekerheid omgeven is.
Tabel 1.2.2 geeft een overzicht van de verschillen tussen raming en realisatie van het EMU-saldo op basis van de onderliggende sectoren Rijk, sociale fondsen en lokale overheden. Het saldo van de sociale fondsen laat een aanzienlijke opwaartse mutatie zien van 0,7 procent BBP ten opzichte van de Miljoenennota 2008. Dit wordt grotendeels veroorzaakt door meer premie-inkomsten.
Tabel 1.2.2 EMU-saldo per sector (in % BBP) | |||
MN 2008 | FJR 2008 | Verschil | |
Rijk | 0,4 | 0,7 | 0,2 |
Sociale fondsen | 0,1 | 0,8 | 0,7 |
Lokale overheden | – 0,1 | – 0,5 | – 0,5 |
EMU-saldo | 0,5 | 1,0 | 0,5 |
In de Miljoenennota 2008 werd voor de EMU-schuld 2008 nog uitgegaan van een historisch laag niveau van 45,0 procent BBP. Inmiddels blijkt uit de realisatie dat de EMU-schuld voor 2008 is uitgekomen op 58,2 procent BBP. Een aanzienlijke toename, die grotendeels te verklaren is door de kredietcrisismaatregelen die de staat in het vierde kwartaal 2008 heeft genomen in de financiële sector.
Onderstaande tabel geeft de aansluiting tussen de raming bij de Miljoenennota 2008 aan het begin van 2008 en de realisatie ultimo 2008. Hieruit blijkt dat de verslechtering van de schuldquote per saldo veroorzaakt wordt door mutaties in het noemereffect, de financiële transacties (grotendeels de kredietcrisismaatregelen) en het EMU-saldo.
Tabel 1.2.3 Ontwikkeling EMU-schuld 2008 (in % BBP; min betekent schuldverbeterend) | |||
MN 2008 | FJR 2008 | Verschil | |
EMU-schuld 1 januari 2008 | 46,8 | 45,6 | – 1,2 |
Noemereffect | – 2,1 | – 2,8 | – 0,7 |
Effect EMU-saldo | – 0,5 | – 1,0 | – 0,5 |
Financiële transacties, kas-transcorrecties e.a. | 0,8 | 16,4 | 15,6 |
(waarvan financiële crisis) | (13,9) | (13,9) | |
EMU-schuld ultimo 2008 | 45,0 | 58,2 | 13,2 |
Bovenstaande analyse zoemt in op de verticale ontwikkeling van de EMU-schuldquote, oftewel de afwijking ten opzichte van de raming. De horizontale ontwikkeling van de schuld (de jaar op jaar ontwikkeling) laat een toename van de EMU-schuldquote zien van 47,9 procent BBP in 2007 naar 58,2 procent BBP in 2008. In nominale termen is de schuld toegenomen met 87,6 miljard tot 346,2 miljard euro.
1.2.3 Maatregelen met budgettaire gevolgen in het kader van de kredietcrisis
De Nederlandse staat heeft in 2008 verschillende maatregelen getroffen om de financiële sector te ondersteunen. Tabel 1.2.4 geeft een overzicht van de maatregelen en de bijbehorende budgettaire gevolgen. In het Jaarverslag begroting IXB wordt uitgebreider ingegaan op de verschillende maatregelen.
Tabel 1.2.4 Budgettaire gevolgen kredietcrisismaatregelen (x miljoen euro) | |
2008 | |
A. Verwerving Fortis/RFS/AA | |
1. Deelneming Fortis | 16 800 |
2. Verwerving belang RFS/AA | 6 540 |
3. Overbruggingskrediet Fortis | 44 341 |
4. Renteontvangsten overbruggingskredieten Fortis | – 500 |
B. Kapitaalversterkingsfaciliteit(20 mld) | |
5. Verstrekt kapitaal | 13 750 |
wv ING | 10 000 |
wv AEGON | 3 000 |
wv SNS REAAL | 750 |
C. Garantiefaciliteitinterbancaire leningen (200 mld)* | |
6. Garantieverlening (geëffectueerd) | 2 740 |
wv Leaseplan | 1 450 |
wv NIBC | 1 290 |
7. Premieontvangsten op basis van garanties bancaire leningen | 0 |
8. Schade-uitkeringen | 0 |
D. IJsland | |
9. Uitkeringen depositogarantiestelselIcesave | 1 236 |
E. Overige gevolgen | |
10. Rente over staatsschuld | 450 |
11. Uitvoeringskosten en inhuur externen | 11 |
Totaal (netto) uitgaven | 85 368 |
Totaal garanties | 2 740 |
* Het totaal geëffectueerde bedrag is 100 mln euro lager dan in de Najaarsnota werd vermeld. De oorzaak hiervan is het verschil in tijdstip tussen verlenen van het garantiecertificaat en de daadwerkelijke effectuering van de garantie op de lening. 100 mln euro is door NIBC in januari 2009 geëffectueerd en wordt daarom in 2009 meegenomen.
Ten eerste heeft de staat een deelneming in Fortis genomen door alle Nederlandse activiteiten inclusief ABN AMRO over te nemen. Verder is aan Fortis tegelijkertijd een overbruggingskrediet verleend. Hiernaast heeft de staat een kapitaalversterkingsfaciliteit voor financiële instellingen van 20 miljard euro beschikbaar gesteld. In 2008 hebben drie financiële instellingen voor 13,75 miljard euro hiervan gebruik gemaakt. Bij de kapitaalversterking heeft de staat securities verworven waarover een coupon betaald wordt. Deze coupon wordt alleen betaald indien de instelling dividend uitkeert in het voorafgaande jaar. Uit hoofde van de depositogaranitieregeling heeft een uitkering van 1,236 miljard euro plaatsgevonden aan depositohouders bij het Nederlandse bijkantoor van de IJslandse Bank Landbanski (Icesave).
In oktober 2008 is de dekkingslimiet van het depositogarantiestelsel (DGS) verhoogd tot 100 000 euro. Spaartegoeden bij Nederlandse banken, evenals rekeningen bij buitenlandse bijkantoren van Nederlandse banken zijn hiermee tot 100 000 euro gegarandeerd. Het DGS wordt in principe door de bankensector zelf gedragen. Eventuele schades worden door De Nederlandsche Bank voorgeschoten en verhaald op de deelnemende banken. Het risico voor de staat is hiermee impliciet. Dit impliciete risico (exposure) van de Nederlandse staat is door de verhoging van de dekkingslimiet wel toegenomen.
Garantieregeling bancaire leningen
Verder heeft het kabinet de garantieregeling bancaire leningen ingesteld. De staat kan hierdoor garanties afgeven op zogenoemde senior unsecured loans. De maatregel adresseert de liquiditeitsproblemen bij financiële instellingen die zijn ontstaan doordat de markt voor leningen zonder onderpand is opgedroogd. Fundamenteel gezonde en levensvatbare financiële instellingen konden hierdoor zichzelf niet meer financieren. De maatregel heeft als doel de financiering bij financiële instellingen weer op gang te brengen, zodat de kredietverlening aan bedrijven en particulieren gewaarborgd blijft. Alle banken met een Nederlandse bankvergunning kunnen een garantie aanvragen bij het Ministerie van Financiën. Voorafgaand aan het verlenen van een garantie wordt De Nederlandsche Bank geconsulteerd om de liquiditeit en solvabiliteit van de aanvragende bank te beoordelen. De premie die betaald dient te worden voor de garantie is mede afhankelijk van de kredietwaardigheid van de betrokken bank. De regeling is tijdelijk en eindigt ultimo 2009. De staat heeft 200 miljard euro beschikbaar gesteld voor de regeling. Dit bedrag is gebaseerd op de verwachte financieringsbehoefte van het Nederlandse bankwezen. In 2008 is voor 2,74 miljard euro gebruik gemaakt van de regeling. Er zijn nog geen premies ontvangen in 2008. Voor een actueel overzicht van de verstrekte garanties wordt verwezen naar www.dsta.nl/.
Iedere interventie gaat gepaard met risico’s voor de staat. Tevens geldt dat de risico’s van de financiële interventies zijn gecorreleerd. Dit maakt dat bij iedere interventie grondig is onderzocht of (i) overheidsingrijpen noodzakelijk is en, indien ja, (ii) hoe dit overheidsingrijpen zo kan worden vormgegeven dat de risico’s zoveel mogelijk kunnen worden beperkt.
Bij alle interventies is de staat van mening dat overheidsingrijpen noodzakelijk was omdat het risico van niet ingrijpen te groot was. Niet ingrijpen met als gevolg instabiliteit van de financiële instellingen brengt ook enorme kosten met zich mee voor de staat. Bij alle interventies zijn de risico’s zoveel mogelijk beperkt door de specifieke vormgeving. Zo is bij de kapitaalinjecties gekozen voor core tier 1 securities waarbij de staat een oplopende coupon ontvangt indien op reguliere aandelen dividend wordt uitgekeerd. Na drie jaar kunnen de instellingen de securities één op één converteren in gewone aandelen waarbij de staat kan kiezen voor een terugbetaling van het ingelegde bedrag. Het risico is daarmee niet dat de staat haar ingelegde kapitaal niet terugkrijgt. Wel bestaat het risico dat de staat de securities langer dient aan te houden omdat de instellingen de staat niet kunnen uitkopen. Verder is het mogelijk dat de staat niet ieder jaar couponbetalingen ontvangt op de core tier 1 securities indien er geen dividenduitkeringen plaatsvinden.
De budgettaire verwerking van de maatregelen zoals genoemd in tabel 1.2.4 is onder te verdelen in de volgende categorieën:
a) financiële transacties (zoals deelnemingen en leningen);
b) garantieregelingen en;
c) rente- en dividendstromen.
De financiële transacties (deelnemingen en leningen) hebben geleid tot een toename van de schuld. Hierbij moet worden opgemerkt dat tegenover de hogere schuld ook toegenomen financiële bezittingen (onderpand) staan. Hierdoor is de netto vermogenspositie van de staat niet veranderd. Financiële transacties tellen dan ook niet mee in de berekening van het EMU-saldo. Bij garantieregelingen ontstaan de budgettaire gevolgen pas zodra een garantie wordt ingeroepen. Hier is in 2008 geen sprake van geweest. Tot slot zijn rente-, dividend- en premiebetalingen zowel relevant voor het saldo als voor de EMU-schuld. Tabel 1.2.5 geeft de relatie tussen de genoemde maatregelen en de ontwikkeling van de EMU-schuld weer.
Tabel 1.2.5 Ontwikkeling EMU-schuld 2008 sinds ontwerpbegroting 2008 | ||
2008 | 2008 | |
EMU-schuldontwerpbegroting 2008 | 45,0% | 261 518 |
Deelneming Fortis/AA | 2,8% | 16 800 |
Verwerving belang RFS/AA | 1,1% | 6 540 |
Overbruggingskrediet Fortis | 7,5% | 44 341 |
Voorfinanciering IJsland | 0,2% | 1 236 |
Kapitaalversterking ING | 1,7% | 10 000 |
Kapitaalversterking Aegon | 0,5% | 3 000 |
Kapitaalversterking SNS Reaal | 0,1% | 750 |
Noemereffect | – 1,0% | – |
Overig | 0,3% | 2 037 |
EMU-schuldFinancieel Jaarverslag van het Rijk 2008 | 58,2% | 346 222 |
De interventies die het kabinet in 2008 heeft gepleegd om het financiële stelsel gezond te houden en om de rust in de financiële wereld te helpen herstellen hebben, zoals hierboven beschreven, gevolgen voor de begroting en de uitgavenkaders. Het kabinet heeft daarom besloten de begrotingsregels zodanig aan te passen dat alle kosten en opbrengsten van interventies in de financiële sector, alsmede garantiepremies en mogelijke schade-uitkeringen uit hoofde van de garantieregeling bancaire leningen en het depositogarantiestelsel, buiten de kaders worden gehouden. Hierdoor komen zowel de uitgaven als de ontvangsten direct ten laste of ten gunste van de staatsschuld. Zo wordt voorkomen dat toekomstige renteontvangsten op verstrekte leningen of dividenduitkeringen leiden tot ruimte onder het uitgavenkader en dat eventuele schadebetalingen voor verstrekte garanties moeten worden ingepast onder het uitgavenkader1. Deze aanpassingen in de begrotingsregels dienen ervoor te zorgen dat het reguliere begrotingsproces zo min mogelijk wordt verstoord.
Box: Garanties
Garanties zijn voor de overheid een instrument om risicovolle activiteiten met een duidelijk publiek belang te ondersteunen. Garanties verminderen echter ook de transparantie van de overheidsfinanciën en daarmee de voorspelbaarheid en beheersbaarheid van de uitgaven. Het aangaan van garanties wordt vaak gepercipieerd als «gratis geld». Ten onrechte, want gratis geld bestaat niet en garanties brengen wel degelijk risico’s met zich mee. De staat neemt bij het verstrekken van een garantie immers het risico over. Daarom is het belangrijk om dit risico marktconform te beprijzen en te sparen (bijvoorbeeld via premies) voor mogelijke uitbetaling van schades.
Grootste garantieregeling
In de bijlage Garantieoverzicht is dit jaar gekozen voor een andere opzet. In plaats van het totaal aan risico’s op garanties per begrotingshoofdstuk worden de belangrijkste garantieregelingen naar omvang weergegeven (> 100 mln).
De garantieregeling interbancair geldverkeer heeft met 200 miljard euro het hoogste garantieplafond. Het totale gebruik van deze regeling is over 2008 echter 2,7 miljard euro. Het totale risico aan uitstaande garantieregelingen komt neer op ongeveer 75 miljard euro (stand FJR risico ultimo 2008). Andere grote garantieregelingen zijn verder de garantieregeling kernongevallen met een risico uitstaand 2008 van 14 miljard euro, de exportkredietverzekeringen met risico uitstaand voor 12 miljard euro, garanties voor internationale instellingen zoals EIB en Wereldbank voor ongeveer 12 miljard euro.
Naast deze directe risico’s is er ook een aantal regelingen waarbij het Rijk een achtervangfunctie vervult waardoor sprake is van impliciete risico’s. Hiervan is onder andere sprake bij het depositogarantiestelsel en de nationale hypotheekgarantie (NHG). Voor beide regelingen is het totaal aan impliciete risico voor het Rijk moeilijk te kwantificeren.
Zowel het CPB als het IMF hebben in de afgelopen tijd getracht een kwantificering te geven van het totaal aan risico op basis van het totaal aan uitstaande garanties inclusief achtervangfunctie. Het CPB stelt dat als door de toename in impliciete risico’s als gevolg van de verhoging van de limiet van de depositogarantieregeling, het maximale risico voor de staat is toegenomen tot 50 procent BBP. Indien de garantiereling bancaire leningen van 200 miljard euro in zijn geheel zou worden geëffectueerd, loopt dit percentage volgens het CPB zelf op tot 90 procent BBP. Ook het IMF heeft recentelijk gewezen op het in verhouding met andere G-20 landen relatief hoge percentage BBP dat Nederland heeft uitstaan aan garanties als gevolg van de kredietcrisis. In zijn berekening komt het IMF op ongeveer 33 procent BBP uitstaan aan garanties als gevolg van de kredietcrisismaatregelen. Het IMF stelt tegelijkertijd dat het zeer lastig is om in te schatten in hoeverre deze garantieverstrekkingen ook zullen uitmonden in daadwerkelijke schades.
Depositogarantiestelsel
Historisch gezien is het depositogarantiestelsel een uitvloeisel van een onderlinge afspraak tussen banken. De juridische basis voor het depositogarantiestelsel is neergelegd in de Wet Financieel Toezicht, mede om invulling te geven aan EU-regelgeving met betrekking op DGS. De staat is daardoor in eerste instantie slechts wetgever. In principe staan de deelnemende banken garant voor de tegoeden van de anderen. Het risico voor de overheid is dan ook impliciet. De Nederlandsche Bank schiet voor, waarna de schades worden verhaald op de bankensector via een bepaalde verdeelsleutel. Deze verdeelsleutel is gebaseerd op het totaalbedrag aan tegoeden dat een bank heeft. Hierbij is de bijdrage van een bank gemaximeerd op 5% van het eigen vermogen.
Indien de bijdrage groter is dan 5% of banken de schades niet kunnen dragen zal De Nederlandse Bank dit voorfinancieren door renteloze leningen aan de banken te verstrekken. Hieruit volgen kosten voor de staat. Ten eerste via lagere dividendopbrengsten vanuit De Nederlandsche Bank. Tevens zal de staat moeten bijspringen wanneer De Nederlandsche Bank niet over voldoende middelen beschikt.
Sinds oktober 2008 is de dekkinglimiet tijdelijk verhoogd naar 100 000 euro. Spaartegoeden bij Nederlandse banken, evenals rekeningen bij buitenlandse bijkantoren van Nederlandse banken zijn hiermee tot 100 000 euro gegarandeerd. Inmiddels is deze grens van tijdelijk omgezet in permanent. Mede omdat op EU-niveau de grens per 31 december 2010 in alle EU-lidstaten ook naar 100 000 euro zal gaan.
Het totaalbedrag aan spaartegoeden die onder DGS vallen, en daarmee samenhangende impliciete risico voor de staat, is moeilijk te kwantificeren. Een eerste inschatting van De Nederlandsche Bank bedraagt 486 miljard euro. Dit gehele bedrag zal echter alleen voor uitkering onder het DGS in aanmerking komen in het hypothetische geval dat alle Nederlandse banken failliet zijn en er geen activa van deze banken beschikbaar is om de spaartegoeden te voldoen. Dat een dergelijk scenario zich zal voordoen is uiterst onwaarschijnlijk.
Nationale Hypotheekgarantie
Bij de Nationale Hypotheekgarantie staan het Rijk en gemeenten ieder voor 50 procent borg voor het Waarborgfonds eigen woningbezit door middel van de verplichting tot het verstrekken van renteloze leningen. In totaal stond er in 2008 voor 100 miljard euro aan hypotheken onder de NHG uit. De achtervangpositie van het Rijk en gemeenten wordt pas opgevraagd wanneer het WEW niet meer aan zijn verplichtingen kan voldoen. Indien bij gedwongen verkoop de hypotheek hoger blijkt te zijn dan de opbrengst van verkoop, betaalt in eerste instantie het WEW het verschil aan de betreffende hypotheekverstrekker. Het Waarborgfonds beschikt over een eigen vermogen van ongeveer 520 miljoen euro. Het eigen vermogen is opgebouwd uit premies die deelnemers aan de NHG betalen bij het afsluiten van een hypotheek. Pas als het waarborgfonds niet meer over voldoende vermogen beschikt, dienen Rijk en gemeenten renteloze leningen te verstrekken aan het Waarborgfonds.
Het staatsvermogen en de financiële crisis: neutraal effect op staatsvermogen
Bij vergelijking van de staatsbalans 2008 met de staatsbalans 2007 (zie ook bijlage A3 Staatsbalans) springt allereerst in het oog de toename van het staatsvermogen met ongeveer 2½ miljard euro. Naast een positief EMU-saldo van 4 miljard euro zijn herwaarderingen en netto financiële transacties hier voor verantwoordelijk. In bijlage A3 worden de balansposten nader toegelicht.
Tabel 1.2.6 Ontwikkeling staatsvermogen (in miljard euro) | |
Staatvermogen ultimo 2007 | 14,5 |
toename door saldo | 4,1 |
toename door herwaarderingen | 3,1 |
Toename door netto financiële transacties en overig | – 4,8 |
Staatsvermogen ultimo 2008 | 16,9 |
De balanstotalen zijn in 2008 aanzienlijk toegenomen. Zo zijn de vorderingen van de staat met ruim 100 miljard euro gestegen, dit is bijna een verdubbeling ten opzichte van 2007. De schulden van de staat zijn toegenomen met bijna 100 miljard euro. De toename van de vorderingen hangt voor ruim 80 miljard euro samen met de financiële transacties van de financiële crisis. Het betreft de aankoop van Fortis, de leningen aan Fortis, de aankoop RFS Holdings B.V. en de kapitaalversterking van ING, Aegon en SNS REAAL en de vordering op het IJslandse depositogarantiestelsel. Voor een toelichting wordt verwezen naar de vorige paragraaf. De nieuwe bezittingen uit hoofde van de financiële crisis zijn ultimo 2008 gewaardeerd tegen verkrijgingprijs, zijnde een benadering van de waarderingsgrondslag marktprijs ultimo 2008.
Tegenover het nieuwe bezit (activa) staan even grote nieuwe schulden, aangegaan ter financiering van het nieuwe bezit. De financiering heeft voornamelijk plaatsgevonden door de uitgifte van schuldtitels als Dutch Treasury Certificates, Commercial paper en staatsobligaties. Het vermogen van de staat is per saldo gelijk gebleven door de financiële crisis. Anders geformuleerd: tegenover de ruim 80 miljard stijging staatsschuld in 2008 ten gevolge van de financiële crisis staat een even grote toename van activa.
De garantieregeling voor bancaire leningen van 200 miljard euro is niet geactiveerd op de balans. Garanties hebben het karakter van een contingent liability (voorwaardelijke verplichting) en mogen als zodanig niet geactiveerd worden op de balans (volgens ESR 95 regelgeving). In bijlage A3 is een overzicht gesorteerd naar grootte van alle garantieregelingen opgenomen.
De toelichtende informatie bij de staatsbalans is dit jaar uitgebreider dan in voorafgaande jaren. Deze uitbreiding is een uitvloeisel van discussies met de accountantswereld, waar de staatsbalans prominent in de belangstelling stond tijdens de jaarlijkse Accountantsdag 2008. Een aantal posten van de balans wordt uitgebreider toegelicht, zoals de posten minerale reserves en schuldtitels. Voorts gaat de toelichting in op de aansluiting tussen het EMU-saldo van het Rijk en de mutatie in het staatsvermogen. Hiermee wordt aansluiting tussen (het saldo) van de resultatenrekening van het Rijk en de balansmutatie inzichtelijk gemaakt. Ook wordt ingegaan op de segmentering van het staatsvermogen. Daarmee wordt bedoeld in hoeverre het vermogen van de staat als het ware al een specifieke bestemming heeft gekregen in de vorm van positieve saldi van de fondsen van de rijksbegroting, zoals het Infrastructuurfonds, het Waddenfonds en het Diergezondheidsfonds. Positieve saldi van begrotingsfondsen kunnen beschouwd worden als een soort van geoormerkt staatsvermogen. Dit fenomeen blijkt met een omvang van ruim 300 miljoen beperkt van omvang te zijn.
1.2.4 EMU-saldo en EMU-schuld in internationaal perspectief
Onderstaande grafiek geeft het EMU-saldo en de EMU-schuld 2008 weer voor de landen van de eurozone op basis van de interim voorspellingen januari 2009 van de Europese Commissie.
Figuur 1.2.1 EMU schuld en tekort in 2008 (eurozone, % BBP)
De EMU-saldi van de lidstaten van de eurozone wijken ondanks de getroffen maatregelen in het licht van de kredietcrisis, over het algemeen niet veel af van eerdere voorspellingen voor 2008. Frankrijk, Griekenland, Spanje, Malta en Ierland overschrijden de tekortnorm van 3 procent BBP, waarbij vooral Ierland, met een tekort van 7,1 procent BBP eruit springt.
In 2008 zijn de schuldposities van de meeste lidstaten in de eurozone aanzienlijk toegenomen ten opzichte van 2007. Belangrijkste oorzaak zijn de gepleegde interventies in de financiële markten in de verschillende lidstaten. Deze interventies zijn vaak niet relevant voor het EMU-saldo maar wel voor de schuld. Een behoorlijk aantal lidstaten bevindt zich boven de 60 procent schuldnorm uit het Stabiliteits- en Groeipact. De gemiddelde EMU-schuld voor 2008 van de eurozone bedraagt 69,3 procent BBP. In de figuur is af te lezen dat Nederland zich in 2008 nog in het goede kwadrant bevindt, voor 2009 is de verwachting dat het tekort aanzienlijk zal zijn opgelopen.
1.3 Ontwikkeling uitgaven en inkomsten
Macro-economische kernvariabelen
Bij het opstellen van budgettaire ramingen wordt uitgegaan van een aantal macro-economische kernvariabelen. De ontwikkeling van deze kernvariabelen is mede bepalend voor de realisatie van de begroting. Tabel 1.3.1 geeft een overzicht van de ontwikkeling van deze kernvariabelen.
Tabel 1.3.1 Macro-economische kernvariabelen | |||
MN 2008 | FJR 2008 | Verschil | |
Volume BBP (in %) | 2,6 | 2,0 | – 0,6 |
Prijs BBP (in %) | 1,9 | 2,7 | 0,8 |
BBP (in miljard) | 582 | 595 | 13 |
Prijs Nationale Bestedingen | 2,3 | 1,6 | – 0,7 |
Contractloon markt (in %) | 3,2 | 3,2 | 0,0 |
Consumentenprijsindex (in %) | 2,1 | 2,5 | 0,4 |
Werkloosheid (in duizenden personen) | 311 | 304 | – 7,0 |
Lange rente (in %) | 4,5 | 4,2 | – 0,3 |
Eurokoers (dollar per euro) | 1,35 | 1,47 | 0,1 |
Olieprijs (in $) | 75,0 | 96,9 | 21,9 |
In 2008 zijn de uitgaven binnen de kaders gebleven. De onderschrijding ten opzichte van het totale kader is in 2008 uitgekomen op 0,1 miljard euro. Belangrijkste redenen zijn meevallers bij het kader SZA door hogere ontvangsten en het vervallen van de ESF risicovoorziening.
Tabel 1.3.2 Kadertoetsing (x € miljard, min betekent onderschrijding) | |||
MN 2008 | FJR 2008 | Verschil | |
RBG-eng | 0,0 | – 0,1 | – 0,1 |
SZA | 0,0 | – 0,4 | – 0,4 |
Zorg | 0,0 | 0,4 | 0,4 |
Totaal | 0,0 | – 0,1 | – 0,1 |
De ontwikkelingen aan de uitgavenkant worden hieronder – per budgetdisciplinesector – afzonderlijk behandeld. De uitgaven die niet relevant zijn voor het uitgavenkader staan in de internetbijlage.
De uitgaven van de rijksbegroting in enge zin (RBG-eng) vertonen een onderschrijding van 0,1 miljard euro ten opzichte van het kader zoals is opgesteld in de Miljoenennota 2008. Tabel 1.3.3 geeft een overzicht van de mutaties sinds de ontwerpbegroting.
Tabel 1.3.3 Uitgavenontwikkeling RBG-eng (x miljard euro, min betekent lagere uitgaven) | |
2008 | |
Uitgavenniveau Miljoenennota 2008 | 103,3 |
Macrobijstellingen en overige mee- en tegenvallers | |
Nominale ontwikkeling | – 0,4 |
EU-afdrachten | – 0,1 |
HgIS | 0,2 |
Kinderopvang | 0,7 |
Jeugd en Gezin | 0,1 |
Onderwijs | – 0,1 |
Heffings- en invorderingsrente | – 0,1 |
Doorwerking GF/PF | – 0,1 |
MEP | – 0,4 |
SuperdividendSchiphol | – 0,4 |
Beleid | |
Wijken en huurtoeslag | 0,2 |
Motie van Geel | 0,2 |
CAO politie | 0,1 |
OV-kaart | 0,2 |
Afkoop specifieke uitkeringen | 0,1 |
Uitgavenniveau Financieel Jaarverslag van het Rijk 2008 | 103,5 |
Uitgavenkader RBG in lopende prijzen | 103,6 |
Onderschrijding | – 0,1 |
Macrobijstellingen en overige mee- en tegenvallers
Door macro-economische ontwikkelingen is er een nominale meevaller onder het uitgavenkader RBG-eng van 0,4 miljard euro. Verder doet zich bij de afdrachten aan de Europese Unie een meevaller voor. Dit betreft een saldo van verschillende posten. Enerzijds is sprake van een vertraagde terugontvangst over 2007 uit Brussel. Anderzijds heeft een herziening van de grondslagen van het Bruto Nationaal Inkomen (BNI) over de periode 1989–2007 geleid tot een verhoging van de afdrachten. Verder zijn door de koppeling van de Homogene groep Internationale Samenwerking (HgIS) aan het Bruto Nationaal Product de uitgaven aan ontwikkelingssamenwerking in 2008 hoger uitgevallen.
De uitgaven voor kinderopvang zijn hoger uitgekomen door een groter gebruik van de kinderopvangtoeslag in 2008. Het beeld wordt definitief zodra in 2009 alle afrekeningen over 2007 en 2008 zijn afgerond. Tevens blijkt bij het Kindgebonden Budget dat door de Belastingdienst hogere voorschotten zijn verstrekt dan eerder geraamd. Hiertegenover staan enkele meevallers. Zo is er een meevaller bij de heffings- en invorderingsrente. Deze wordt veroorzaakt door lagere uitgaven aan heffingsrente inkomstenbelasting als gevolg van een aanpassing van de verdeelsleutel van renteontvangsten tussen Rijk en sociale fondsen. De bijdrage aan gemeenten en provincies uit het accres is lager uitgevallen door de koppeling van de gemeente- en provinciebudgetten aan de (netto gecorrigeerde) rijksuitgaven. Vanuit de Milieukwaliteit elektriciteitsproductieregeling (MEP) zijn in 2008 middelen vrijgevallen in de kas. Deze middelen zijn toegevoegd aan reeds beschikbare middelen voor de regeling ter Stimulering van Duurzame Energie (SDE-regeling). Tot slot heeft Schiphol in 2008 superdividend uitgekeerd aan zijn aandeelhouders, waaronder het Rijk. Dit heeft geleid tot een incidentele meevaller voor het Rijk in 2008.
Voor de aanpak van de wijken, de huurtoeslag en het stimuleren van het eigen woningbezit zijn extra middelen beschikbaar gesteld. Daarnaast is de dekking van de motie Van Geel onder meer inter-temporeel opgelost waardoor het kader in 2008 wordt belast1. Verder is om de kosten van de incidentele vergoedingen in de politie cao te financieren een kasschuif toegepast. Compensatie zal plaatsvinden in de jaren 2010 t/m 2014. Ook is besloten een gedeelte van de uitgaven voor de OV-jaarkaart 2009 al in 2008 te voldoen. Tot slot zijn in 2008 uitgaven gedaan voor de afkoop van specifieke uitkeringen. Hiermee vervallen langlopende verplichtingen aan gemeenten waardoor het beeld voor latere jaren wordt ontlast.
Sociale zekerheid en arbeidsmarkt
De uitgaven onder het kader sociale zekerheid en arbeidsmarktbeleid (SZA) vertonen een onderschrijding van 0,4 miljard euro ten opzichte van het kader. Tabel 1.3.4 geeft een overzicht van de mutaties sinds de ontwerpbegroting.
Tabel 1.3.4 Uitgavenontwikkeling SZA ( x miljard euro, min betekent lagere uitgaven) | |
2008 | |
Uitgavenniveau Miljoenennota 2008 | 54,8 |
Macrobijstellingen en overige mee- en tegenvallers | |
Uitvoering WW/ZW | – 0,2 |
Uitvoering WAZO | 0,1 |
Nominale ontwikkeling | – 0.2 |
Uitvoering AOW | 0,1 |
Uitvoering arbeidsongeschiktheidsregelingen | 0,2 |
Vervallen ESF risicovoorziening | – 0,1 |
Beleid | |
Taakstelling fusie UWV/CWI | – 0,1 |
Fasering loonkostensubsidies | – 0,1 |
Uitgavenniveau Financieel Jaarverslag van het Rijk 2008 | 54,5 |
Uitgavenkader in lopende prijzen | 54,9 |
Onderschrijding | – 0,4 |
Macrobijstellingen en overige mee- en tegenvallers
In 2008 zette de dalende lijn in de uitkeringslasten WW verder door als gevolg van de gunstige volume-ontwikkeling. Daarnaast kwam de gemiddelde uitkering lager uit dan waar in de begroting van uit werd gegaan. De opwaartse bijstelling van de uitgaven voor de WAZO (Wet Arbeid en Zorg) heeft verschillende oorzaken. De bijstelling is deels het gevolg van éénmalige administratieve vertragingen bij de uitkeringsregistratie in 2005 en 2006, waardoor de raming van het aantal uitkeringen in 2007 en 2008 te laag was. Daarnaast was er sprake van een onverwachte toename van het aantal zwangerschapsuitkeringen, met name in het laatste kwartaal van 2008. Deze toename is naar verwachting incidenteel. Tot slot is ook de gemiddelde uitkering sterker gestegen dan was geraamd. Deze toename hangt mogelijk samen met de toegenomen arbeidsduur van werkende moeders.
Een meevaller is ontstaan door een lagere CPB-raming van de nominale ontwikkeling. Tevens is als gevolg van de toegenomen levensverwachting de AOW-raming opwaarts bijgesteld. De hogere levensverwachting overheerst het effect van de daling van het aantal partnertoeslagen waardoor de AOW-uitgaven per saldo zijn toegenomen. De arbeidsongeschiktheidsregelingen laten eveneens een uitgavenstijging zien. Dit is per saldo het effect van verschillende arbeidsongeschiktheidsregelingen, waarvan de WAO de grootste mutatie heeft. Een meevaller is verder ontstaan door het vervallen van de ESF risicovoorziening 2008. Belangrijkste oorzaken zijn het intrekken van subsidieaanvragen, het afwijzen van verzoeken tot verlenging of tot andere wijzigingen van projecten en door lagere realisaties in het algemeen.
Het meerjarig budget voor transitiekosten van de fusie UWV/CWI is overgeboekt naar de begroting van SZW. Tevens heeft een kasschuif van 2008 naar latere jaren plaatsgevonden, rekening houdend met de transitiekosten van de fusie die zich voornamelijk vanaf 2009 zullen voordoen. Tot slot is er door fasering van de loonkostensubsidies en samenloop en anticumulatie met de premiekortingsregeling oudere werklozen in de jaren 2008–2010 sprake van lagere WW-uitgaven. In de begroting van SZW wordt dit nader toegelicht.
De uitgaven in de zorgsector vertonen een overschrijding van 0,4 miljard ten opzichte van het kader, zoals is opgesteld in de miljoenennota 2008. Tabel 1.3.5 geeft een overzicht van de mutaties sinds de ontwerpbegroting.
Tabel 1.3.5 Uitgavenontwikkeling BZK 2008 (x miljard euro, min betekent lagere uitgaven) | |
2008 | |
Uitgavenniveau Stand Miljoenennota 2008 | 51,3 |
Macrobijstellingen | |
Nominale Ontwikkeling | – 0,1 |
Mee- en tegenvallers en beleidsmatige mutaties | |
Huisartsen | 0,1 |
Ziekenhuizen en medisch specialisten | – |
Genees- en hulpmiddelen | – 0,2 |
Geneeskundige GGZ | 0,2 |
Grensoverschrijdende zorg | – 0,2 |
AWBZ | 0,6 |
Diversen | 0,1 |
Uitgavenniveau Financieel Jaarverslag van het Rijk 2008 | 51,8 |
Uitgavenkader in lopende prijzen | 51,4 |
Over-/onderschrijding | 0,4 |
* Door afrondingsverschillen wijkt de som van de delen af van het totaal
Op basis van de meest recente macro-economische inzichten van het CPB is de raming van de nominale ontwikkeling van het BKZ gedurende het jaar neerwaarts bijgesteld met 0,1 miljard euro.
Mee- en tegenvallers en beleidsmatige mutaties
Op basis van gegevens van de NZa en het CVZ zijn de zorguitgaven geactualiseerd. Deze cijfers geven een voorlopig beeld van de zorguitgaven in 2008. In juli komen aanvullende cijfers beschikbaar. De huidige cijfers laten een overschrijding zien bij de geneeskundige GGZ en de AWBZ. Daar tegenover staan lager dan geraamde uitgaven bij de genees- en hulpmiddelen en de grensoverschrijdende zorg. De uitgaven van de sector medisch specialisten zijn nog niet geactualiseerd. De schadelastgegevens van het CVZ laten echter een forse toename zien van de honoraria. Dit is reden voor nader onderzoek naar de precieze omvang en de mogelijke oorzaken van de overschrijding.
Naast de actualisatie van de zorguitgaven is in 2008 het budget voor de eerstelijnszorg opgehoogd omdat de uitgaven aan huisartsenzorg in 2007 hoger waren dan geraamd. Dit heeft een doorwerking op de uitgaven in 2008. Van de voorgenomen maatregel (niet indexeren en een aanvullende tariefmaatregel) ging de tariefmaatregel niet door, waardoor niet de volledige overschrijding uit 2007 kon worden teruggehaald. Bij de ziekenhuizen en medisch specialisten is het budget licht verlaagd naar aanleiding van de afrekencijfers over 2007. De afrekencijfers over 2008 zijn nog niet verwerkt, zoals hierboven is toegelicht.
Bij de AWBZ is het beschikbare budget in 2008 met afgerond 0,6 miljard overschreden. Dit komt grotendeels door een financieringsschuif. In dit geval komen de voorschotten die tijdens 2008 zijn verstrekt niet overeen met de vastgestelde budgetten. Deze financieringsvoorsprong wordt in latere jaren verrekend met de te verstrekken voorschotten. Daarnaast blijkt uit de actualisatie een tegenvaller bij de door instellingen verleende zorg.
De belasting- en premie-inkomsten zijn 0,5 miljard euro lager uitgekomen dan in de Miljoenennota 2008 was geraamd. Allereerst zorgt een technische aanpassing (niet relevant voor EMU-saldo) die in 2008 is doorgevoerd voor 0,7 miljard lagere ontvangsten. Zonder deze aanpassing zouden de inkomsten 0,2 miljard hoger zijn uitgevallen dan oorspronkelijk geraamd. Onderliggend aan deze absoluut en relatief gezien kleine afwijking ligt enerzijds een gunstige doorwerking van de realisaties van 2007, maar anderzijds een minder gunstige economische ontwikkeling in 2008 zelf. Ook de inkomsten in januari 2009 die nog relevant zijn voor het EMU-saldo 2008 vielen lager uit dan verwacht.
Tabel 1.3.6 Ontwikkeling van de opbrengst belastingen en premies op EMU-basis (x € miljard) | |||
MN 2008 | FJR 2008 | Verschil | |
Belastingen en premies volksverzekeringen | 175,9 | 175,3 | – 0,6 |
wv belastingen | 144,2 | 138,1 | – 6,1 |
wv premies volksverzekeringen | 31,6 | 37,2 | 5,6 |
Premies werknemersverzekeringen | 46,5 | 46,6 | 0,0 |
Totaal | 222,4 | 221,9 | – 0,5 |
De oorzaak van de hogere ontvangsten is uitgesplitst in tabel 1.3.6, waarin de ontwikkeling tussen de Miljoenennota 2008 en de uiteindelijke realisaties wordt weergegeven. De doorwerking vanuit 2007 leverde een meevaller op van 2,5 miljard euro. Dit is het gevolg van het feit dat de realisaties van 2007 hoger uitvielen dan ten tijde van de Miljoenennota 2008 werd verwacht. Nadere uitleg hierover is reeds gegeven in het Financieel Jaarverslag van het Rijk 2007.
Vervolgens is er een aantal beleidsmatige wijzigingen geweest, die per saldo voor 0,3 miljard euro hogere ontvangsten hebben gezorgd. Het niet doorgaan van de verschuiving van de directeurgrootaandeelhouders (dga’s) van de loonheffing naar de inkomensheffing leidde tot ca 0,4 miljard hogere kasontvangsten in 2008. De verschuiving van de kansspelautomaten van de omzetbelasting naar de kansspelbelasting en de verlaging van de kansspelbelasting leidden per saldo tot ca 0,1 miljard hogere ontvangsten. De vertraagde verhoging van de rode diesel zorgde daarentegen voor ca 0,1 miljard lagere ontvangsten. Datzelfde geldt voor een aantal kleinere wijzigingen gezamenlijk. Hiernaast is er een technische aanpassing geweest in de boeking van kasstromen. De werkgeversbijdrage kinderopvang is naar de niet-belastingontvangsten verschoven. Deze mutatie heeft geen verdere effecten, alleen de boekingswijze is veranderd.
Tabel 1.3.7 Ontwikkeling ontvangsten vanaf MN 2008 gesplitst naar oorzaak (x miljard euro) op EMU-basis | |
Miljoenennota 2008 | 222,4 |
Totale mutatie | – 0,5 |
Doorwerking 2007 | 2,5 |
wv. belastingen en premies vvz | 1,8 |
wv. premies wnvz | 0,7 |
Autonoom | 0,3 |
wv. loon/inkomensheffing | 0,4 |
wv. kansspelbelasting | 0,1 |
wv. accijns van minerale oliën, anders dan lichte olie | – 0,1 |
wv. overige belastingen en premies | – 0,1 |
Technische aanpassingen | – 0,7 |
wv. verschuiving wgbijdrage kinderopvang naar niet belastingontvangsten | 0,7 |
Endogeen | – 1,7 |
wv. omzetbelasting | – 0,6 |
wv. belasting op personenauto’s en motorrijwielen | – 0,5 |
wv. overdrachtsbelasting | – 0,8 |
wv. energiebelasting | 0,3 |
wv. vennootschapsbelasting | 0,4 |
wv. overige belastingen en premies | – 0,4 |
Aansluiting naar EMU-basis | – 1,0 |
Financieel Jaarverslag 2008 | 221,9 |
Endogene ontwikkeling ten opzichte van de raming bij Miljoenennota 2008
De lagere endogene ontwikkeling van de ontvangsten ten opzichte van de oorspronkelijke raming heeft 1,7 miljard euro bijgedragen aan de lagere realisaties. Deze tegenvaller is met name terug te vinden bij de overdrachtsbelasting, de belasting op personenauto’s en motorrijwielen (BPM) en de omzetbelasting. De vennootschapsbelasting en de energiebelasting laten juist een hogere opbrengst zien. De omzetbelasting is 0,6 miljard euro lager uitgevallen onder invloed van een lagere particuliere consumptie en lagere investeringen in woningen. Op een totaalbedrag van ruim 43 miljard is deze tegenvaller relatief bescheiden. De BPM en de overdrachtsbelasting laten daarentegen wel relatief forse tegenvallers zien van – 0,5 miljard en – 0,8 miljard als gevolg van minder omzet aan nieuwe auto’s en tweedehands woningen en gebouwen.
De oorzaak van de meevallende ontvangsten bij de vennootschapsbelasting laat zich vooralsnog lastig duiden. In de tweede helft van 2008 zijn relatief weinig verminderingen opgelegd. Gezien de economische ontwikkeling in met name het laatste kwartaal kan dit erop duiden dat een deel van de kasmeevaller in 2008 bij de uiteindelijke aangiften nog weer terug zal vloeien naar het bedrijfsleven. Ook de energiebelasting laat een meevaller zien van ca 0,3 miljard. Over 2007 was de opbrengst van de energiebelasting juist 0,8 miljard tegengevallen als gevolg van een relatief warme winter. Achteraf blijkt een groter deel van deze tegenvaller incidenteel van karakter dan destijds is verondersteld.
Ten slotte is de aansluiting van de kasontvangsten naar de ontvangsten op EMU-basis 1,0 miljard lager uitgekomen dan oorspronkelijk geraamd. Deze aansluiting betreft de inkomsten in januari 2008 die nog relevant zijn voor het EMU-saldo 2007. De tegenvallende januariontvangsten betreft met name de omzetbelasting en de loonheffing.
Endogene ontwikkeling van de totale ontvangsten
De endogene ontwikkeling van de ontvangsten over 2008 is met 3,8% lager uitgekomen dan de (nominale) groei van het BBP (4,8%). Er is daarbij wel een verschil tussen de ontwikkeling van de directe en indirecte belastingen: de indirecte belastingen bleven achter en de directe belastingen liepen juist iets harder dan de BBP-groei. Met name de ontwikkelingen bij de omzetbelasting, BPM, accijnzen en overdrachtsbelasting dragen bij aan de achterblijvende indirecte belastingen. Dit als gevolg van een minder sterke stijging van de particuliere consumptie en, in het bijzonder, een daling in de omzet van nieuwe auto’s en (tweedehands) woningen. De sterke groei (15,7%) in de ontvangsten van de belastingen op milieugrondslag in 2008 (betreft grotendeels de energiebelasting) kan dit niet compenseren.
Bij de directe belastingen is de endogene groei wel in lijn met de BBP-ontwikkeling en zelfs iets daarboven. Daarbij is van belang dat 2008 voor het grootste deel van het jaar in economische zin een goed jaar was. De werkgelegenheid nam toe evenals de lonen. De economische neergang in het vierde kwartaal heeft immers niet acuut tot ontslagen en/of loonaanpassingen geleid. Over heel 2008 laten de loon- en inkomstenheffingen, de grootste post binnen de directe belastingen, dan ook een sterke ontwikkeling (5,8%) zien. De overige directe belastingen, die samen een relatief kleine bijdrage leveren aan de ontvangsten, blijven wel achter bij de BBP-ontwikkeling. Dit wordt voor het grootste deel veroorzaakt door de ontwikkeling bij de successierechten. De opbrengst van deze belasting wisselt relatief sterk over de jaren. De afname in 2008 past binnen de normale schommelingen.
Tabel 1.3.8 Endogene ontwikkeling van belastingen en premies volksverzekeringen in 2008 (in %) | |
2007 | |
Kostprijsverhogende belastingen | 1,8% |
Omzetbelasting | 3,0% |
Belasting op personenauto’s en motorrijwielen | – 9,2% |
Accijnzen | 1,6% |
Belastingen van rechtsverkeer (m.n. overdrachtsbelasting) | – 10,8% |
Motorrijtuigenbelasting | 4,0% |
Belastingen op een milieugrondslag | 15,7% |
Verpakkingenbelasting | nvt |
Vliegbelasting | nvt |
Overige kostprijsverhogende belastingen | 6,7% |
Belastingen op winst, inkomen en vermogen en premies vvz | 5,4% |
Loon- en inkomensheffing | 5,8% |
Dividendbelasting | 8,7% |
Vennootschapsbelasting | 4,3% |
Overige belastingen op inkomen, winst en vermogen (m.n. successie) | 6,1% |
Belastingen en premies VVZ in totaal | 3,8% |
Nominale groeiBBP | 4,8% |
De macro-progressiefactor voor de belastingen en premies volksverzekeringen is in 2008 met een nominale BBP groei van 4,8% en een endogene groei van de ontvangsten met 3,8% uitgekomen op 0,8. Dit wil zeggen dat de ontvangsten enigszins zijn achtergebleven bij de ontwikkeling van het BBP.
Endogene doorwerking naar 2009
De realisaties voor 2008 zijn 3,2 miljard euro lager uitgekomen dan bij de Miljoenennota 2009 werd verwacht. Voor een deel heeft dit een doorwerking naar de inkomstenraming voor 2009. Incidentele effecten hebben geen doorwerking naar 2009. De incidenten betreffen het niet optreden van de verwachte extra incidentele opbrengst bij de loonheffing en de meevaller bij de vennootschapsbelasting ten opzichte van de Miljoenennota 2009 waarvoor geen economische verklaring voorhanden is. Het relatief lage aantal verminderingen gedurende 2008 duidt erop dat een deel van de meevaller bij de uiteindelijke aangiften weer terug zal vloeien naar het bedrijfsleven. De totale doorwerking naar 2009 bedraagt 3,9 miljard.
Tabel 1.3.9. Doorwerking 2008 naar 2009 (x miljard euro) | |
1. Totale mutatie 2008 t.o.v. Vermoedelijke Uitkomsten | – 3,2 |
2. Totaaleffect van incidenten op ontvangsten 2008 (=2a) | 0,2 |
wv. incidentele meevaller vennootschapsbelasting | 0,5 |
wv. niet optreden incidenteel effect loonheffing | – 0,3 |
3. Structurele doorwerking (=1–2) | – 3,4 |
4. Incidentele effecten 2009 als gevolg van 2008 (=4a) | – 0,5 |
wv. weglopen meevaller vennootschapsbelasting2008 | – 0,5 |
5. Totaal doorwerking van 2008 naar 2009(=3+4) | – 3,9 |
1.4. Overheidsfinanciën 2008 in perspectief
Dit Financieel Jaarverslag 2008 is in zekere zin onaf. De financiële crisis maakte het noodzakelijk diepgaand in te grijpen in de financiële sector om de financiële stabiliteit te borgen en daardoor de kredietverlening op peil te houden. De staat heeft met dat doel geïnvesteerd in en verzekeringen uitgeschreven aangaande de onzekere toekomst van de financiële sector en de economie. De ontwikkelingen in de komende jaren bepalen de uiteindelijke waarde van deze investeringen en de claims op basis van deze verzekeringen.
De achterliggende geschiedenis is bekend. De kredietcrisis, in 2007 begonnen in de VS, sloeg in 2008 over naar Europa. Eerst financieel maar in het vierde kwartaal volgde ook de economische doorwerking. Iedere periode van laagconjunctuur brengt onzekerheid en risico’s met zich mee voor de overheidsfinanciën. Op korte termijn dalen de overheidsinkomsten en nemen de uitgaven toe door hogere uitkeringslasten en een vertraagde reactie van de lonen op de economie. Op langere termijn roept iedere periode van economische afkoeling de vraag op hoe lang deze afkoeling aanhoudt, of de verloren groei weer volledig zal worden ingehaald en of de structurele groei neerwaarts moet worden bijgesteld. In al deze gevallen krijgen de overheidsfinanciën ook op langere termijn een klap te verwerken. Economische afkoeling nodigt dan ook altijd uit tot behoedzaamheid met betrekking tot de toekomst van de overheidsfinanciën.
Dat geldt eens te meer bij de huidige combinatie van financiële en economische malaise. Gewoonlijk vangt de financiële sector een belangrijk deel van een economische terugslag op doordat moet worden afgeschreven op leningen en andere activa en zo wordt ingeteerd op de financiële buffers. Door onvoldoende buffers bij de banken en het wegvallen van het vertrouwen bij beleggers en financiers kwamen financiële markten en de kredietverlening onder druk te staan. Niets doen was en is geen optie. Forse maatregelen waren nodig om het financiële stelsel en de kredietverlening te ondersteunen. Voor de toekomst zijn verdere ingrepen niet uit te sluiten.
Bij de maatregelen is het wel zaak om de belangen van de staat en uiteindelijk de (toekomstige) belastingbetaler te waarborgen. Rekeninghouders en financiers van banken zijn bang om risico’s te nemen. De staat speelt hierop in door een deel van deze risico’s voor zijn rekening te nemen. Voor het bieden van deze zekerheid wordt een faire premie gevraagd, die gebaseerd is op de vooruitzichten van de economie. Op deze manier wordt de belastingbetaler vergoed voor het risico dat hij loopt. Gevolg is wel dat het lot van de overheidsfinanciën sterker dan normaal verbonden is met het lot van de economie. De bufferwerking van het financiële stelsel is deels overgenomen door de staat. De overheidsfinanciën worden bij een verdere economische verslechtering niet alleen geraakt door teruglopende belastinginkomsten en hogere werkloosheidsuitgaven, maar ook door de verslechterende positie van banken.
Bron van zorg is dat de vooruitzichten voor de economie steeds verder verslechteren. De cijfers die na 2008 beschikbaar zijn gekomen en de ramingen van het CPB en andere instituten wijzen nog op een beeld dat negatiever uitvalt dan eerder werd verwacht. De economische toekomst blijft uiterst onzeker, en daarmee ook de kracht van het financiële stelsel en van de overheidsfinanciën. De nog altijd sombere vooruitzichten onderstrepen enerzijds de noodzaak van de in 2008 genomen maatregelen. Zonder ingrepen van overheidswege was de financiële stabiliteit, één van de basispijlers onder onze welvaart, op een onverantwoorde wijze in gevaar gekomen. Anderzijds staat de overheid nu voor de niet geringe opgave de lange termijn gevolgen voor de publieke financiën in het gareel te houden. Met het aanvullend beleidsakkoord heeft het kabinet op dit punt een aantal belangrijke stappen gezet.
De bedrijfsvoering binnen het Rijk is in 2008 beheerst verlopen. De kwaliteit van het financieel management is op hetzelfde hoge peil gebleven, ondanks organisatieveranderingen en ICT-projecten, die een weerslag hebben op de financiële functie. Tijdens dergelijke «verbouwingen» is de kans op een tijdelijke verzwakking van de financiële functie groter. Blijvende aandacht voor het handhaven van de huidige kwaliteit is echter nodig, gezien de incidentele gevallen waarin de jaarverantwoording niet tijdig, of niet zonder veel extra inspanningen tot stand is gekomen.
2.2. De verantwoording over de bedrijfsvoering
De rechtmatigheid van de uitgaven in 2008
Het verslagjaar 2008 is een uitzonderlijk jaar geweest. Wanneer de formele, eenmalige onrechtmatigheden als gevolg van ingrijpen in de financiële markten buiten beschouwing worden gelaten, is wederom een hoog niveau van rechtmatigheid bereikt. Het percentage onrechtmatigheden ligt voor het gehele Rijk, evenals voorgaande jaren, onder de 1%.
Bij zes begrotingshoofdstukken, Financiën, OCW, WWI, Defensie (uitsluitend batenlastendiensten), VWS en het Waddenfonds wordt in de bedrijfsvoeringsparagraaf van de jaarverslagen melding gemaakt van onrechtmatigheden die hebben geleid tot overschrijding van kwantitatieve tolerantiegrenzen. Vorig jaar werd bij twee begrotingshoofdstukken (VROM en VWS) melding gemaakt van overschrijding van de tolerantiegrenzen.
Bijzondere aandacht vraagt in 2008 de kredietcrisis. Als gevolg van een noodzakelijke en onvermijdelijke ingreep in de financiële markten is in afwijking van de Comptabiliteitswet gehandeld met betrekking tot de deelneming in Fortis Nederland en indirect ABN/AMRO. De overname betekende dat de Staat voor 97,8% in Fortis Bank Nederland Holding NV, voor 70% Fortis FBN Preferred Investments BV, voor 100% in Fortis Verzekeringen Nederland NV en voor 100% in Fortis Corporate Insurance NV ging deelnemen. Op grond van artikel 34 van de Comptabiliteitswet 2001 geldt voor dergelijke deelnemingen de zogenaamde voorhangprocedure bij de Staten-Generaal. Die procedure houdt in dat de beide Kamers voorafgaand aan het besluit tot deelneming, van het voornemen daartoe op de hoogte worden gesteld en 30 dagen de gelegenheid krijgen dit voornemen te beoordelen. Gegeven de uitzonderlijke omstandigheden en de grote belangen is besloten die procedure niet toe te passen. Nadat de besluiten waren genomen en de transacties hadden plaatsgevonden, is de Staten-Generaal daarover geïnformeerd in de brieven van 30 september en 6 oktober 2008 (TK 2008–2009, 31 371, nrs. 11 en 12). In die brieven heeft het kabinet gemeld dat zij de voorhangprocedure niet kon toepassen. Uiteindelijk heeft de Tweede Kamer, gelet op de buitengewoneomstandigheden waarin die besluiten moesten worden genomen, de handelwijze van het kabinet gesteund.
Tevens heeft de Staat in december 2008 het 33,8%-aandelenbelang van Fortis Bank Nederland Holding NV in RFS Holding BV (het door Fortis gekochte deel van ABN AMRO) overgenomen voor € 6,5 miljard door middel van een verrekening met langlopende schulden van Fortis Bank Nederland Holding NV aan de Staat. Bij deze transactie was het eveneens, gegeven de uitzonderlijke omstandigheden, niet mogelijk om de voorhangprocedure volgens de Comptabiliteitswet 2001 af te ronden. De voorhangprocedure is wel gestart, maar doordat het einde van de 30-dagentermijn viel in het kerstreces van de Kamer, liep de termijn pas af in januari 2009. Daar kon niet op worden gewacht, omdat de verwerving van deze deelneming afgerond moest zijn in 2008 om te kunnen voldoen aan de solvabiliteitseisen van De Nederlandsche Bank.
Het niet toepassen van de voorhangprocedure betekent in formele zin een onrechtmatigheid. Om die reden is op het niet toepassen van de procedure in de bedrijfsvoeringsparagraaf van het jaarverslag 2008 van het ministerie van Financiën (IXB) ingegaan. In de brief van 19 december 2008 (TK 2008–2009 31 371, nr. 79) heeft de minister van Financiën voorstellen aan de Tweede Kamer gedaan over de toekomstige toepassing van artikel 34 en over de opties om deze wettelijke procedure aan te passen. In het kader van de modernisering van de Comptabiliteitswet zullen deze opties worden gewogen en zal een eventuele aanpassing van de wet worden voorgesteld.
Bij het ministerie van OCW zijn voor € 103,2 miljoen onjuiste betalingen gedaan bij het verlenen en vaststellen van de zogeheten niet-Cultuurnota subsidies. Hierdoor wordt de tolerantiegrens op het begrotingsartikel 14 ’Cultuur’ overschreden (€ 103,2 miljoen is 10,5% op artikelniveau). De fouten betreffen het niet naleven van formele eisen, zoals het niet naleven van geldende termijnen of het betalen op basis van een onvolledige subsidieaanvraag. Door het ministerie van OCW wordt een plan van aanpak uitgevoerd waarin zowel middellange als korte termijn oplossingen zijn voorzien. Het voorgestelde rijksbrede uniforme subsidiekader zal ook bijdragen aan een verdergaande vereenvoudiging van het subsidiebeheer.
Bij de huurtoeslag, die wordt uitgevoerd door de Belastingdienst en wordt verantwoord op de WWI-begroting, is het totaalbedrag van de onrechtmatigheden in de betalingen € 43 mln. Het gevolg is dat de tolerantiegrens op hoofdstukniveau met circa 10 mln. (0,4%) wordt overschreden. De afwijkingen worden vooral veroorzaakt door onjuist of niet verwerkte mutaties (zoals het niet verwerken van huurprijswijzigingen en stopverzoeken en fouten in de huurgegevens) op eerder ingediende aanvragen.
Daarnaast is in 2008 veel aandacht uitgegaan naar het definitief toekennen van huurtoeslagen over de jaren 2006 en 2007. Bij het definitief toekennen over 2006 bleken tekortkomingen te bestaan in de kwaliteit van de gegevens en in de geautomatiseerde ondersteuning. Dit heeft geleid tot een onrechtmatigheid van € 51 mln. (2,4% overschrijding op hoofdstukniveau).
Binnen het ministerie van Defensie is de tolerantiegrens voor de drie batenlastendiensten gezamenlijk overschreden (fouten € 61,7 mln en onzekerheden € 17,1 mln). Dit is voornamelijk toe te schrijven aan het onjuist toepassen van de Europese aanbestedingsrichtlijnen door DTO/IVENT en Paresto.
Bij de vaststelling van de begroting 2008 van het ministerie van VWS is met de motie Van Geel (TK 2007–2008, 31 200, nr. 16) € 40 miljoen beschikbaar gekomen om medewerkers voor de zorg te behouden. Om uitvoering te geven aan deze motie zijn twee subsidieregelingen ontworpen. Eén van deze regelingen, subsidieregeling personele gevolgen WMO 2008, bevat elementen (uitgaven ruim € 15 miljoen) met kenmerken, die mogelijk strijdig zijn met Europese regelgeving. Het ministerie van VWS heeft besloten op basis van nader extern advies, geen formele uitspraak over deze problematiek te vragen bij de Europese Commissie en de regeling zo spoedig mogelijk in te voeren. Door af te zien van het vragen van deze uitspraak wordt afgeweken van de Europese regelgeving en zijn deze uitgaven onrechtmatig en is de tolerantiegrens op artikelniveau overschreden.
Tot slot heeft bij het Waddenfonds een te hoge bevoorschotting van € 480 000 (100% in plaats van 80%) op een subsidieaanvraag geleid tot overschrijding op begrotingshoofdstukniveau van de tolerantie van 10%.
Het gevoerde financieel beheer en materieel beheer
Met uitzondering van de vertraagde jaarafsluiting bij het ministerie van Defensie, hebben zich gedurende 2008 geen nieuwe problemen voorgedaan in het financieel en materieel beheer bij het Rijk. Het ministerie van Defensie is het afgelopen jaar overgegaan op een nieuw administratiesysteem. Voor zowel de gebruikers, de controllersorganisatie, maar ook de controleurs (auditors) betekende dit het opbouwen van nieuwe routines en vaardigheden. Hierdoor was het ministerie niet in staat om tijdig de jaarverantwoording over 2008 op te leveren. De verwachting is dat deze terugval een eenmalig karakter heeft.
Sinds de Operatie Comptabel Bestel in de jaren tachtig is veel verbeterd in het financieel beheer bij de departementen. De laatste jaren vertoont het financieel en materieel beheer een stabiel beeld. Dit komt ook naar voren uit de bevindingen van de Algemene Rekenkamer in haar rechtmatigheidsonderzoeken over de periode 2002 tot en met 2007. Daaruit valt af te lezen dat het aantal onvolkomenheden gestaag daalt, van 105 in 2002 naar 57 in 2007. Hieruit komt ook naar voren dat sommige onvolkomenheden vanaf 2004 een hardnekkig karakter hebben. De oplossingsrichting voor het verhelpen van deze onvolkomenheden wordt steeds meer gezocht in het versterken van de discipline en de managementaandacht voor administratieve bedrijfsvoeringsknelpunten. Problemen blijken zich elk jaar weer voor te doen bij het subsidiebeheer en de naleving van de Europese aanbestedingsregels. Op deze gebieden zijn in het afgelopen jaar zowel op departementaal en als op rijksbreed niveau maatregelen voor verbetering genomen en doorgevoerd.
Bij de al langer bestaande problemen bij de ministeries van Financiën, Defensie, Buitenlandse Zaken, SZW en VROM is het afgelopen jaar verder gewerkt aan de uitwerking en implementatie van eerder genomen maatregelen. Deze verbetermaatregelen beginnen langzaam het gewenste effect te sorteren.
• De Belastingdienst heeft veel aandacht besteed aan het onder controle krijgen van de uitvoeringsprocessen rondom de toeslagen, loonaangifte, gebruik loongegevens, interne beheersing en ICT-systemen. In vergelijking met het gevoerde beheer van 2007 is bij deze onderwerpen verbetering zichtbaar maar nog onvoldoende om te kunnen spreken van voldoende ordelijk en beheerst verlopen processen. In de rapportages over de zogenoemde vereenvoudigingsoperatie Belastingdienst die de Tweede Kamer halfjaarlijks ontvangt, wordt met ingang van 2008 standaard melding gemaakt van de opgetreden verstoringen bij toeslagen.
• De Algemene Rekenkamer heeft in 2007 een bezwaaronderzoek ingesteld bij het financieel en materieel beheer bij het ministerie van Defensie. Het onderzoek richt zich op de vraag waarom het ministerie van Defensie ondanks alle verbetermaatregelen niet in staat was het beheer blijvend op orde te krijgen. Binnnen het ministerie van Defensie is een Taskforce «Beter Verbeteren» ingesteld, met als doelstelling het structureel op orde brengen van het beheer. In 2008 is een meerjarig verbeterplan financieel beheer opgesteld dat voorziet in een structureel en geborgd ordelijk financieel beheer vanaf 2012. In 2008 zijn reeds zichtbare verbeteringen bereikt. Voor het materieel beheer is een meerjarig verbeterplan opgesteld dat voorziet in een blijvend ordelijk materieelbeheer vanaf 2014. Zowel het munitiebeheer als het wapenbeheer laat een positieve ontwikkeling zien, waarbij de registratie van wapens in het Centraal Wapen Registratiesysteem nog verdere aandacht behoeft. Het materieelbeheer bij crisisbeheersingsoperaties is verbeterd. Samenvattend is het beheer nadrukkelijk op de agenda gezet en moet deze aandacht structureel worden geborgd.
• Ook in 2008 heeft het ministerie van Buitenlandse Zaken fors geïnvesteerd in het op orde brengen van het voorschottenbeheer, hetgeen tot bevredigende resultaten heeft geleid. De Tweede Kamer is hierover regelmatig geïnformeerd. Alle resterende oude voorschotten verstrekt tot en met 2002 zijn, conform de toezegging aan de Tweede Kamer afgewikkeld met uitzondering van enkele voorschotten die betrekking hebben op de ontmanteling van (buitenlandse) kerncentrales. Er bestaan nog achterstanden in de voorschotten vanaf 2003, echter door het strengere rappel- en sanctiebeleid worden achterstanden tijdig gesignaleerd en budgethouders hierop aangesproken. De actualiteit van het voorschottenbestand is, net als vorig jaar, conform verwachting weer verder verbeterd.
• Bij het ministerie van SZW is per 1 juli 2008 het Subsidie Expertise Centrum ingesteld. Hiermee is een belangrijke verbetering doorgevoerd in het subsidiebeheer. De verwachting is dat de resterende tekortkomingen in de loop van 2009 worden opgelost.
• Het proces van de jaarafsluiting bij het ministerie van VROM werd vorig jaar door de Algemene Rekenkamer als ernstige onvolkomenheid gekwalificeerd, met name omdat de termijn van oplevering werd overschreden. Dit jaar is de verantwoording van de begrotingshoofdstukken door het ministerie van VROM tijdig opgeleverd. Voor de wat langere termijn heeft VROM een Verbeterplan financiële functie & jaarverantwoording opgesteld om de onvolkomenheden van de financiële functie structureel te kunnen aanpakken.
Er is in 2008 een rijksbreed bindend en uniform subsidiekader ontwikkeld. Het kader vereenvoudigt en harmoniseert de grote verscheidenheid aan subsidievoorwaarden en uitvoeringsprocedures die binnen het Rijk bestaan. Hierdoor wordt de kans op fouten verminderd en kan het aantal onvolkomenheden afnemen. Met de voorgestelde aanpak wordt tevens een aanzienlijke besparing in administratieve lasten (30%) voor instellingen, burgers en bedrijven en een vermindering van bureaucratische lasten (20%) voor de rijksoverheid beoogd. Het kader wordt verankerd in Aanwijzingen voor de Rijksdienst. Vanaf 1 januari 2010 is het kader – via die aanwijzingen – verplicht voor nieuwe of gewijzigde subsidieregelingen en voor nieuwe subsidies die door het Rijk worden verstrekt op basis van (kader-)wetten. Voor bestaande subsidieregelingen geldt een overgangstermijn tot 2012 waarbinnen de wet- en regelgeving moet worden aangepast.
De naleving van de Europese aanbestedingsregels blijft voortdurende aandacht vragen. In 2008 zijn bij enkele departementen de procedures aangescherpt en zijn maatregelen genomen die de naleving moeten bevorderen. Verbeteringen zijn dan ook merkbaar. Desondanks blijkt dat bij enkele departementen (Financiën, VWS, VROM, Justitie, Defensie en SZW) en enkele Hoge Colleges van Staat is afgeweken is van de regelgeving. De ministeries van Justitie, VWS, VROM en SZW hebben hier in uitzonderlijke gevallen, veelal vanwege beleidsmatige redenen, bewust voor gekozen.
Momenteel wordt door Economische Zaken een nieuw voorstel voor de aanbestedingswet uitgewerkt. Deze wet behelst een vereenvoudiging in de uitvoering van de huidige Europese aanbestedingsregels, waardoor ook hier de kans op fouten en onvolkomenheden wordt verminderd. De Europese regels zullen via één integrale wet, met een zo beperkt mogelijk aantal AMvB’s in de Nederlandse context worden verwerkt.
Totstandkoming beleidsinformatie
De totstandkoming van beleidsinformatie is binnen het Rijk over het algemeen ordelijk en controleerbaar. Op onderdelen zijn bij diverse ministeries verbeteringen mogelijk. Bij het ministerie van Justitie is in 2008 een project gestart om de verbetering van de (bestuurlijke) informatievoorziening en de centrale regie daarop vorm te geven. Door het ministerie van BZK is, mede naar aanleiding van opmerkingen van de Rijksauditdienst en de Algemene Rekenkamer bij het jaarverslag 2007 in 2008 opnieuw expliciet aandacht besteed aan de totstandkoming van de niet-financiële informatie. De aandacht is vooral gericht op de dossiervorming rond de totstandkoming van de niet-financiële informatie, waaronder de bronvermelding. Bij het ministerie van VROM concludeert de Rijksauditdienst dat het proces van totstandkoming van beleidsinformatie weliswaar voldoet aan de eisen, maar dat van een zichtbare beheersing van het totstandkomingsproces onvoldoende is gebleken. Het ministerie van OCW heeft verbetering aangebracht in het proces van totstandkoming en het zogenaamde Indicatorenregister ingevoerd.
Nationale verantwoording uitgaven EU-fondsen in gedeeld beheer
Het kabinet heeft begin 2009 voor de derde maal een nationale verklaring afgegeven. Hiermee wordt verantwoording afgelegd aan de Tweede Kamer over de Europese subsidiefondsen in gedeeld beheer. Denemarken en het Verenigd Koninkrijk hebben in 2008 ook een nationale verklaring afgegeven. Zweden heeft in april 2009 haar nationale verklaring afgegeven.
De invoering van de Nationale Verklaring gebeurt in stappen. Dit jaar is de verklaring ten opzichte van vorig jaar uitgebreid met de structuurfondsen voor de opzet van de systemen voor financieel beheer.
Met de Nationale Verklaring wordt beoogd het financieel beheer van de Europese gelden en de verantwoording naar de Tweede Kamer verder te verbeteren, waarbij gelijktijdig gestreefd wordt naar een vermindering van administratieve lasten en controledruk.
Aangezien in Europa het risico op onregelmatigheden en de administratieve lasten voor een belangrijk deel worden bepaald door de grote complexiteit van de regels, leidt vereenvoudiging van regelgeving direct tot minder fouten en tot reductie van kosten voor het financieel beheer. Nederland heeft eind 2008 voorstellen gedaan voor vereenvoudiging van structuurbeleid.
In 2008 zijn de eerder ingezette trajecten om het financieel management en de begrotingsinfrastructuur te verbeteren onverminderd voortgezet. De reductie van de beheer- en controlelasten heeft daarbij bijzondere aandacht.
Verdere vermindering beheer- en controlelasten
Een vermindering van de controle- en verantwoordingslasten wordt vooral bereikt door een andere opzet van begroten en verantwoorden. In overleg met de departementen, de Commissie voor de Rijksuitgaven en de Algemene Rekenkamer is een voorstel voor verbetering van het verantwoordings- en begrotingsproces en een voorstel voor verruiming van de grenzen voor het rapporteren over onrechtmatigheden uitgewerkt1. De Tweede Kamer heeft hiermee ingestemd tijdens het Algemeen Overleg op 6 februari 2008. Het voorstel omvat twee experimenten: (1) het experiment Verbetering verantwoording en begroting en (2) het experiment tolerantiegrenzen.
Experiment Verbetering verantwoording en begroting
Het experiment Verbetering verantwoording en begroting is van start gegaan bij het jaarverslag over het begrotingsjaar 2007 met de departementen VWS, Buitenlandse Zaken en LNV. Bij de begroting 2009 zijn op verzoek van de Tweede Kamer de ministeries VROM en WWI toegevoegd aan het experiment. Bij de verantwoording 2008 is Jeugd en Gezin aangesloten bij het experiment. De experimentdepartementen hebben begrotingen die naar aard en omvang sterk van elkaar verschillen.
Belangrijkste doelstelling van dit experiment betreft meer focus en politieke relevantie in de begroting en het jaarverslag onder gelijktijdige vermindering van verantwoordingslasten en bureaucratie. Randvoorwaarden voor het experiment zijn om recht te blijven doen aan het budgetrecht van de Tweede Kamer en om ongewenst informatieverlies te voorkomen. In december 2008 is de tussenevaluatie van het experiment naar de Tweede Kamer gestuurd (TK 2008–2009, 31 031, nr. 22). In het Algemeen Overleg van 19 februari 2009 toonde de Tweede Kamer zich positief over de verbeteringen van zowel Verantwoordingsdag als van de departementale begrotingen en jaarverslagen. Aandacht werd gevraagd voor de afrekenbaarheid van kabinetsdoelen en een scherpere rapportage van de voortgang van het kabinetsprogramma. In 2010 zal dit experiment worden geëvalueerd in nauwe samenwerking met de Tweede Kamer en de Algemene Rekenkamer. Aan de hand hiervan zal worden bepaald of de nieuwe werkwijzen definitief rijksbreed ingevoerd worden.
Onderdeel van het experiment vormt het bij het departementale jaarverslag meesturen van een beleidsdoorlichting naar de Tweede Kamer. Een beleidsdoorlichting geeft de Tweede Kamer mogelijkheden om de effectiviteit van overheidsbeleid te beoordelen. Bij de jaarverslagen over 2008 zijn door de ministeries van LNV, VROM, WWI, VWS en Buitenlandse Zaken beleidsdoorlichtingen aan de Kamer gestuurd.
Het tweede experiment betreft de verruiming van de grenzen voor het rapporteren over onrechtmatigheden op begrotingsartikelniveau bij de departementale jaarverslagen. Voor kleinere begrotingshoofdstukken is een ruimere grens vastgesteld. Doelstelling van dit experiment is de controledruk te verlichten, de doelmatigheid van de rechtmatigheidscontrole te vergroten, onder handhaving van een hoog niveau van rechtmatigheid en toereikende informatievoorziening aan de Tweede Kamer. Ook dit experiment vindt plaats in nauwe samenwerking met de Algemene Rekenkamer. Een evaluatie van het experiment is in het najaar 2009 beschikbaar.
In 2008 is de pilot met het jaarverslag van het ministerie van LNV gebaseerd op het batenlastenstelsel geëvalueerd en naar de Tweede Kamer gestuurd (TK 2008–2009, 28 737, nr. 17). Conclusie is dat er met de integrale invoering van het batenlastenstelsel (beperkte) verbeteringen in de informatievoorziening zijn te realiseren. Wel brengt de invoering van het batenlastenstelsel enkele nadelen met zich mee. Deze betreffen onder andere het budgetrecht en de budgetbeheersing. Van groot belang is verder dat rapportage aan de EU over de ontwikkeling van het EMU-saldo op zogenoemde transactiebasis moet plaatsvinden. Dit stelsel is nagenoeg gelijk aan het nu gehanteerde kas-verplichtingenstelsel.
De verbetering van informatievoorziening in begrotingen en jaarverslagen kan met de reeds bestaande instrumenten (kosten-batenanalyses, beleidsdoorlichtingen) worden bereikt en is niet afhankelijk van een ander financieel stelsel. Het kabinet richt zich dan ook op het verbeteren van het huidige «gemengde stelsel» van boekhouden. Dat wil zeggen een batenlastenstelsel bij uitvoeringsorganisaties (o.a. batenlastendiensten en ZBO’s) en een kas-verplichtingensysteem bij de kerndepartementen. In het Algemeen Overleg van 19 februari 2009 is de toezegging gedaan na de zomer van 2009 over de internationale ervaringen met het batenlastenstelsel aan de Tweede Kamer te rapporteren. Hierbij zullen ook de in de motie Mastwijk1 gevraagde aanvullende punten (kosten van invoering en de verschillen tussen kas-verplichtingensysteem en batenlastenstelsel voor wat betreft het rapporteren richting Europa) worden betrokken.
Ontwikkelingen bij de auditdiensten
In het najaar is de Rijksauditdienst officieel van start gegaan met een bundeling van de auditdiensten van de ministeries van BZK, Financiën, VROM en VWS. Het doel is te komen tot een hoogwaardige, onafhankelijke en klantgerichte auditfunctie voor de rijksdienst. Bij de Rijksauditdienst zijn ook ondergebracht de EDP AUDIT POOL en een deel van directie Coördinatie Auditbeleid Departementen. Begin 2009 zijn ook de Samenwerkende Auditdiensten Noord-Nederland bij de dienst aangesloten. Daarnaast is een rijksbrede unit voor vaktechniek, HRM-beleid en auditspecialismen van start gegaan. Het is de bedoeling dat via een groeimodel de overige auditdiensten gaan aansluiten.
Bijlage 1. Rijksrekening van uitgaven en ontvangsten
Rekening van de uitgaven van de ministeries en de begrotingsfondsen 2008 (x € 1000) | ||||
Rekening van | oorspronkelijk vastgestelde begroting | realisatie | verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting | |
I | Huis der Koningin | 6 102 | 6 126 | 24 |
IIA | Staten-Generaal | 127 306 | 130 016 | 2 710 |
IIB | Overige Hoge Colleges en Kabinetten | 95 586 | 102 076 | 6 490 |
III | Algemene Zaken | 64 487 | 57 506 | – 6 981 |
IV | Koninkrijksrelaties | 210 259 | 496 524 | 286 265 |
V | Buitenlandse Zaken | 12 673 184 | 12 787 900 | 114 716 |
VI | Justitie | 5 489 960 | 5 825 626 | 335 666 |
VII | Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | 5 696 940 | 6 126 192 | 429 252 |
VIII | Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen | 32 779 001 | 34 732 759 | 1 953 758 |
IXA | Nationale Schuld | 35 193 498 | 38 438 487 | 3 244 989 |
IXB | Financiën | 3 765 379 | 42 400 343 | 38 634 964 |
X | Defensie | 8 144 743 | 8 488 326 | 343 583 |
XI | Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer | 1 302 124 | 1 216 076 | – 86 048 |
XII | Verkeer en Waterstaat | 8 183 211 | 7 332 778 | – 850 433 |
XIII | Economische Zaken | 2 596 477 | 2 141 163 | – 455 314 |
XIV | Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit | 2 348 274 | 2 655 653 | 307 379 |
XV | Sociale Zaken en Werkgelegenheid | 23 859 024 | 21 888 884 | – 1 970 140 |
XVI | Volksgezondheid, Welzijn en Sport | 13 889 393 | 14 247 454 | 358 061 |
XVII | Jeugd en Gezin | 5 876 847 | 6 056 373 | 179 526 |
XVIII | Wonen, Wijken en Integratie | 4 032 545 | 4 432 008 | 399 463 |
Infrastructuurfonds | 7 190 679 | 7 074 238 | – 116 441 | |
Fonds Economische Structuurversterking | 2 709 975 | 2 382 980 | – 326 995 | |
Waddenfonds | 33 878 | 4 453 | – 29 425 | |
BTW-Compensatiefonds | 2 236 810 | 2 348 414 | 111 604 | |
Gemeentefonds | 16 080 198 | 16 246 636 | 166 438 | |
Provinciefonds | 1 210 390 | 1 205 098 | – 5 292 | |
Spaarfonds AOW | 0 | 0 | 0 | |
Diergezondheidsfonds | 25 241 | 40 728 | 15 487 | |
Totalen | 195 821 511 | 238 864 817 | 43 043 306 |
Rekening van de ontvangsten van de ministeries en de begrotingsfondsen 2008 (x € 1000) | ||||
Rekening van | oorspronkelijk vastgestelde begroting | realisatie | verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting | |
I | Huis der Koningin | 0 | 0 | 0 |
IIA | Staten-Generaal | 2 452 | 4 193 | 1 741 |
IIB | Overige Hoge Colleges en Kabinetten | 2 777 | 4 167 | 1 390 |
III | Algemene Zaken | 1 937 | 1 768 | – 169 |
IV | Koninkrijksrelaties | 15 270 | 13 956 | – 1 314 |
V | Buitenlandse Zaken | 772 576 | 895 006 | 122 430 |
VI | Justitie | 1 100 627 | 1 201 348 | 100 721 |
VII | Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | 31 853 | 78 641 | 46 788 |
VIII | Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen | 1 207 845 | 2 122 874 | 915 029 |
IXA | Nationale Schuld | 24 005 839 | 63 343 611 | 39 337 772 |
IXB | Financiën | 127 256 275 | 122 511 908 | – 4 744 367 |
X | Defensie | 626 877 | 578 816 | – 48 061 |
XI | Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer | 372 611 | 456 584 | 83 973 |
XII | Verkeer en Waterstaat | 90 645 | 113 344 | 22 699 |
XIII | Economische Zaken | 7 690 328 | 8 615 964 | 925 636 |
XIV | Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit | 630 925 | 711 152 | 80 227 |
XV | Sociale Zaken en Werkgelegenheid | 501 378 | 715 866 | 214 488 |
XVI | Volksgezondheid, Welzijn en Sport | 62 876 | 466 006 | 403 130 |
XVII | Jeugd en Gezin | 21 515 | 34 558 | 13 043 |
XVIII | Wonen, Wijken en Integratie | 1 072 937 | 892 391 | – 180 546 |
Infrastructuurfonds | 7 188 075 | 6 539 420 | – 648 655 | |
Fonds Economische Structuurversterking | 2 709 975 | 2 382 980 | – 326 995 | |
Waddenfonds | 33 878 | 33 878 | 0 | |
BTW-Compensatiefonds | 2 236 810 | 2 348 414 | 111 604 | |
Gemeentefonds | 16 080 198 | 16 246 636 | 166 438 | |
Provinciefonds | 1 210 390 | 1 205 098 | – 5 292 | |
Spaarfonds AOW | 4 488 166 | 4 490 262 | 2 096 | |
Diergezondheidsfonds | 9 241 | 32 711 | 23 470 | |
Totalen | 199 424 276 | 236 041 552 | 36 617 276 |
Bijlage 2. Saldibalans van het Rijk
SALDIBALANS VAN HET RIJK PER 31 DECEMBER 2008 | |||||
---|---|---|---|---|---|
DEBET | CREDIT | ||||
OMSCHRIJVING | € mln. | OMSCHRIJVING | € mln. | ||
1 | Uitgaven ten laste van de begroting2008 | 238 865 | 12 | Ontvangsten ten gunste van de begroting 2008 | 236 042 |
2 | Uitgaven buiten begrotingsverband (intra-comptabele vorderingen) | 6 846 | 13 | Ontvangsten buiten begrotingsverband (intra-comptabele schulden) | 13 726 |
3 | Liquide Middelen | 492 | 14 | Saldi begrotingsfondsen | 36 651 |
4 | Saldo geldelijk beheer van het Rijk | 36 389 | 15 | Saldi begrotingsreserves | 840 |
4a | Overboeking saldo FES | 4 667 | |||
Totaal intra-comptabele posten | 287 259 | Totaal intra-comptabele posten | 287 259 | ||
5 | Openstaande rechten | 22 928 | 16 | Tegenrekening openstaande rechten | 22 928 |
6 | Extra-comptabele vorderingen op derden | 95 488 | 17 | Tegenrekening extra-comptabele vorderingen | 95 488 |
7 | Tegenrekening extra-comptabele schulden | 311 341 | 18 | Extra-comptabele schulden aan derden | 311 341 |
8 | Voorschotten | 120 037 | 19 | Tegenrekening voorschotten | 120 037 |
9 | Tegenrekening openstaande verplichtingen | 93 579 | 20 | Openstaande verplichtingen | 93 579 |
10 | Deelnemingen | 38 380 | 21 | Tegenrekening deelnemingen | 38 380 |
11 | Tegenrekening garanties | 66 791 | 22 | Garanties | 66 791 |
Totaal extra-comptabele posten | 748 544 | Totaal extra-comptabele posten | 748 544 | ||
TOTAAL-GENERAAL | 1 035 803 | TOTAAL-GENERAAL | 1 035 803 |
Toelichting op de saldibalans van het Rijk.
De saldibalans van het Rijk is een optelling van de goedgekeurde saldibalansen van de afzonderlijke begrotingshoofdstukken, die geconsolideerd wordt met de saldibalans van de centrale administratie van ’s Rijks Schatkist. Door het optellen van de afzonderlijke saldibalansen komen ook onderlinge schuldverhoudingen tussen begrotingshoofdstukken tot uiting in de saldibalans van het Rijk. Voor een nadere toelichting op de cijfers wordt verwezen naar de jaarverslagen van de departementen of de begrotingsfondsen.
Ad 1) Uitgaven ten laste van de begroting
Onder de post uitgaven ten laste van de begroting worden de gerealiseerde uitgaven van het betreffende begrotingsjaar opgenomen van alle ministeries en begrotingsfondsen.
Ad 2) Uitgaven buiten begrotingsverband (intra-comptabele vorderingen)
Onder uitgaven buiten begrotingsverband worden de uitgaven geboekt die in een later jaar met een ander onderdeel van het Rijk dan wel met een derde worden verrekend. Onder deze post staan alleen de vorderingen waarvan wordt verwacht dat binnen een afzienbare termijn verrekening zal plaatsvinden.
De totaalstand van de liquide middelen bestaat uit het saldo bij de banken en de contante gelden.
Ad 4) Saldo geldelijk beheer van het Rijk
De post saldo geldelijk beheer van het Rijk bevat de door Financiën overgenomen uitgaven en ontvangsten binnen begrotingsverband van afgesloten begrotingsjaren. De definitieve afsluiting van een begrotingsjaar vindt plaats nadat de Staten-Generaal de Slotwet hebben aangenomen. Nadat de Staten-Generaal de Slotwet hebben aangenomen worden de eindbedragen voor de uitgaven en ontvangsten die betrekking hebben op het afgesloten begrotingsjaar overgeboekt op de post saldo geldelijk beheer van het Rijk.
De post overboeking saldo FES betreft de afdracht van de rekening-courant van het Fonds economische structuurversterking (FES) naar het Saldo geldelijk beheer van het Ministerie van Financiën. Deze eenmalige overboeking heeft plaatsgevonden in het kader van de nieuwe, vaste voedingssystematiek van het FES, zoals besloten bij de vaststelling van de Ontwerpbegroting 2009 van het FES. Tot het begrotingsjaar 2008 is de mutatie in het voordelig saldo steeds toegevoegd aan het beginsaldo van dat jaar. Omdat de ontvangsten uit aardgasbaten in het jaar 2008 en later zo zijn vastgesteld dat de uitgaven in enig jaar gedekt kunnen worden is het voordelig eindsaldo 2007 niet meer relevant en hier afgeboekt.
Ad 5 en 16) Openstaande rechten
Onder openstaande rechten wordt verstaan: vorderingen die niet voortvloeien uit met derden te verrekenen begrotingsuitgaven, maar op andere wijze ontstaan. Rechten kunnen ontstaan doordat conform wettelijke regelingen vastgestelde aanslagen aan derden worden opgelegd (bijvoorbeeld belastingen, college- en schoolgelden) of op grond van doorberekening van de kosten van verleende diensten of geleverde goederen. Rechten zijn een voorfase van de ontvangsten.
Ad 6 en 17) Extra-comptabele vorderingen op derden
Extra-comptabele vorderingen zijn vorderingen die zijn voortgevloeid uit uitgaven ten laste van de begroting. Het gaat dan om reeds verrichte uitgaven welke binnen begrotingsverband zijn geboekt en waarvoor op termijn nog een verrekening met derden dan wel met een ander onderdeel van het Rijk zal plaatsvinden. Tevens zijn hierin begrepen uitgaven die in eerste instantie op derdenrekeningen zijn geboekt, maar waarvan de verrekening met derden dan wel een ander onderdeel van het Rijk niet binnen een redelijke termijn heeft plaatsgevonden, terwijl verrekening wel mogelijk is.
Inbegrepen in deze post is een vordering van 820 mln die Defensie heeft op Financiën voor de verkoop van strategische goederen.
Ad 7 en 18) Extra-comptabele schulden op derden
Extra-comptabele schulden zijn schulden die zijn voortgevloeid uit ontvangsten ten gunste van de begroting. Net als bij extra-comptabele vorderingen gaat het om reeds verrichte ontvangsten welke geboekt zijn binnen begrotingsverband en waarvoor nog op termijn een verrekening plaats zal vinden. Ook uitgegeven leningen worden onder de post extra-comptabele schulden opgenomen.
Inbegrepen in deze post is een schuld van 820 mln die Financiën heeft op Defensie voor de verkoop van strategische goederen.
Onder de post voorschotten worden de bedragen opgenomen die aan derden zijn betaald vooruitlopend op een later definitief vast te stellen c.q. af te rekenen bedrag.
Ad 9 en 20) Openstaande verplichtingen
De post openstaande verplichtingen vormt een saldo van aangegane verplichtingen en hierop verrichte betalingen. Het saldo heeft zowel betrekking op de binnen als buiten begrotingsverband geboekte verplichtingen.
Onder de post deelnemingen worden alle deelnemingen in besloten en naamloze vennootschappen en internationale instellingen opgenomen. De waardering van de deelnemingen geschiedt op basis van de oorspronkelijke aankoopprijs. In enkele gevallen geschiedt de waardering tegen de nominale waarde van het aandeel in het gestort en opgevraagd kapitaal.
Onder de post garanties worden de bedragen opgenomen die de hoofdsommen vormen van de garanties. Een afgegeven garantie wordt gezien als een verplichting en moet ook op dezelfde manier in de administratie worden verwerkt. Er is dus geen verschil in de registratie van garantieverplichtingen en andersoortige verplichtingen. Een verschil tussen een garantie en een andere verplichting is wel dat de hoofdsom van een garantie veelal niet of slechts gedeeltelijk tot uitbetaling zal leiden.
Ad 12) Ontvangsten ten gunste van de begroting
Onder de post ontvangsten ten gunste van de begroting worden de gerealiseerde ontvangsten van het betreffende begrotingsjaar opgenomen van alle ministeries en begrotingsfondsen.
Ad 13) Ontvangsten buiten begrotingsverband (intra-comptabele schulden)
Onder ontvangsten buiten begrotingsverband worden de ontvangsten geboekt die in een later jaar met een ander onderdeel van het Rijk dan wel met een derde worden verrekend.
Ad 14) Saldi begrotingsfondsen
Onder saldi begrotingsfondsen worden de voordelige beginsaldi van het betreffende begrotingsjaar opgenomen. Het betreft de voordelige beginsaldi van het Infrastructuurfonds, het Fonds Economische Structuurversterking, het Waddenfonds, het Diergezondheidsfonds en het Spaarfonds AOW.
Ad 15) Saldi begrotingsreserve
Onder de saldi begrotingsreserve worden de interne reserves van de ministeries opgenomen. Het betreft hier de reserves voor het Museaal Aankoopfonds en de risicopremie garantstelling (OCW), de begrotingsreserve schuldsanering (Koninkrijksrelaties), de reserves in het kader van de Inpres-8 faciliteit, de Garantiefaciliteit Opkomende Markten en de SENO faciliteit (EZ) en de begrotingsreserves LNV.
Bijlage 3. Staatbalans 2008 en Garantieoverzicht
Inleiding Staatsbalans en leeswijzer
De bijlage Staatsbalans omvat de balans van de Staat der Nederlanden ultimo 2008 (inclusief het garantieoverzicht), die is afgezet tegen de balans ultimo 2007, zoals gepubliceerd in het Financieel Jaarverslag van het Rijk (FJR) 2007.
In deze Staatsbalans over 2008 is een verbeterslag doorgevoerd ten opzichte van voorgaande jaren. De belangrijkste wijzigingen zijn:
a. betere toelichtingen van verschillen zowel over de jaren heen als binnen één jaar;
b. betere aansluiting tussen de mutaties in het staatsvermogen en het EMU-saldo;
c. inzicht in de staatsvermogens in de begrotingsfondsen, vermogenssegmentering;
d. op onderdelen nog beter en nauwkeuriger aansluiten op het ESR 1995;
e. beschrijven van de invloed van de financiële crisis in 2008 op het staatsvermogen, waarbij in het bijzonder aandacht is geschonken aan de verwerving van diverse Staatsdeelnemingen (banken).
De toelichtingen in de staatsbalans zijn uitgebreid ten opzichte van vorige balansen. Deze uitbreiding is een uitvloeisel van discussies met de accountantswereld, waar de staatsbalans prominent in de belangstelling stond tijdens de jaarlijkse Accountantsdag 2008. De uitbreiding van de informatievoorziening heeft op de balans 2008 het volgende beslag gekregen. Een aantal posten van de balans is uitgebreider toegelicht, onder andere de toelichting bij de minerale reserves en bij de schuldtitels. Voorts omvat de toelichting bij de balans een aansluiting tussen het EMU-saldo van het Rijk en de mutatie in het staatsvermogen. Zo wordt de aansluiting tussen (het saldo) van de resultatenrekening van het rijk en de balansmutatie inzichtelijk gemaakt. In de toelichting is ook een overzicht opgenomen van het in fondsen vastgelegde deel van het staatsvermogen.
De indeling van de staatsbalans 2008 is verder aangepast aan de ESR 1995 indeling. Zo zijn de kortlopende leningen in een aparte regel opgenomen en is een aantal posten samengevoegd, zoals onderhandse staatsleningen en overige langlopende leningen. De schuld militaire pensioenen en de schuld vakantiegeld ambtenaren zijn uit de balans gehaald omdat deze schulden niet conform het ESR 1995 zijn. Deze twee posten zijn in de Staatsbalans opgenomen als niet uit de balans blijkende verplichtingen. Verder zijn de vorderingen en schulden voortvloeiend uit de swaps van de balans afgehaald. Deze posten waren onder B6.d en C6.c opgenomen in 2007. Aangezien de swaps onder B2 worden opgenomen voor de marktwaarde hoort de post te ontvangen/te betalen rente swaps niet op de balans thuis. Zie voor verdere uitleg van swaps bij B2.
Tenslotte is in de structuur van de Staatsbalans een helder stramien doorgevoerd. Dat betekent dat waar relevant steeds eerst een algemene tekst wordt opgenomen bij het betreffend onderdeel, gevolgd door een cijfermatige tabel en ten slotte een kwalitatieve toelichting op de belangrijkste mutaties.
Staatsbalans per 31 december 2008
Opstelling Staatsbalans volgens ESR 1995
De Staatsbalans wordt opgesteld volgens het Europees Stelsel van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap (ESR 1995).
Aangezien de Staatsbalans is gebaseerd op het ESR 1995 kunnen de waarderings- en afbakeningsvraagstukken worden opgelost volgens een internationaal aanvaarde methodologie. In de voorliggende Staatsbalans ultimo 2008 zijn alle voorschriften van het ESR 1995 gevolgd, zij het dat de consolidatiekring beperkt is tot de Staat der Nederlanden. De omschrijving van de overheid is in het ESR 1995 namelijk ruimer dan de rechtspersoon van de Staat der Nederlanden. In het ESR 1995 is een economische invalshoek gekozen. Het gevolg is dat alle organisaties die voor meer dan de helft van hun inkomsten afhankelijk zijn van collectieve heffingen, tot de overheid worden gerekend en dus worden opgenomen.
Wat betreft de waarderingsgrondslag is in het ESR 1995 gekozen voor een waardering op basis van de marktwaarde in plaats van een waardering op basis van de nominale of historische waarde en voor lineaire afschrijvingen.
De ontwikkeling van het staatsvermogen
Het staatsvermogen is toegenomen van 14,5 miljard euro in 2007 tot 16,9 miljard in 2008. In Tabel 1 is de ontwikkeling van het vermogen van de Staat weergegeven, uitgesplitst naar de drie verklarende factoren: de toename van het EMU-saldo, de mutatie als gevolg van herwaardering van balansposten en de mutatie in netto financiële transacties.
Tabel 1 ontwikkeling staatsvermogen (x € miljard) | |
---|---|
1. Staatsvermogenultimo 2007 | 14,5 |
2. Toename door EMU-saldo Rijk | 4,1 |
3. Toename door herwaarderingen | 3,1 |
– waarvan minerale reserves | 5,9 |
– waarvan reserves deelnemingen | 8,3 |
– waarvan staatsobligaties | – 10,9 |
4. Toename door netto financiële transacties en overig | – 4,8 |
– waarvan nominale staatsschuld | – 84,0 |
– waarvan bezit uit kredietcrisismaatregelen | 82,7 |
– waarvan kastransactieverschillen | – 3,4 |
5. Staatsvermogenultimo 2008 (5= 1+2+3+4) | 16,9 |
Deze posten kunnen als volgt worden toegelicht.
Het EMU-saldo van de overheid bedroeg in 2008 1,0% van het BBP, ca. 6 miljard euro. Het rijksdeel van het EMU-saldo liet over 2008 een positief saldo van 4,1 mld. euro zien.
De mutatie van de herwaarderingen met 3,1 miljard euro betreft het saldo van drie grote posten, te weten: de minerale reserves, reserves uit deelnemingen en uit staatsobligaties. De herwaardering van minerale reserves is de resultante van enerzijds lagere olieprijzen en dollarkoers en anderzijds een fors positief effect door wijzigingen in de disconteringspercentages in 2009–2014. De toename van de reserves van deelnemingen is geconcentreerd bij Prorail en De Nederlandsche Bank. De herwaardering van de staatsobligaties is gevolg van een prijs- en volume-effect. In 2008 is de nominale omvang van de staatsobligaties gestegen. Door de daling van de rente op staatsobligaties in 2008 is daarnaast de marktprijs gestegen.
De mutatie van de netto financiële transacties bedraagt – 4,8 miljard euro. Dit is de resultante van vele grotere en kleine mutaties. De drie grootste posten zijn in tabel 1 apart gepresenteerd. Voor een verdere toelichting wordt verwezen naar de beschrijvingen van de afzonderlijke balansposten.
Het staatsvermogen en de financiële crisis: neutraal effect op staatsvermogen
Tabel 2 Overzicht van activa en passiva (x € miljoen) | ||
2007 | 2008 | |
A Niet-financiële activa: | 168 838 | 167 437 |
A1 Winstrechten minerale reserves | 94 100 | 90 300 |
A2 Overige niet-financiële activa | 74 738 | 77 137 |
B Vorderingen | 98 639 | 200 530 |
B1 Chartaal geld en deposito’s | 4 105 | 4 112 |
B2 Financiële derivaten | – 932 | 1 935 |
B3 Verstrekte kortlopende leningen | 6 606 | 45 835 |
B4 Verstrekte langlopende leningen | 17 469 | 29 596 |
B5 Aandelen en overige deelnemingen | 41 174 | 86 570 |
B6 Handelskredieten en transitorische posten | 30 217 | 32 482 |
C Schulden | 252 988 | 351 056 |
C1 Chartaal geld en deposito’s | 1 202 | 1 024 |
C2 Kort lopende waardepapieren | 16 587 | 83 735 |
C3 Staatsobligaties | 191 087 | 209 403 |
C4 Kortlopende leningen | 22 515 | 24 469 |
C5 Langlopende leningen | 1 566 | 11 655 |
C6 Handelskredieten en transitorische posten | 20 032 | 20 770 |
D Staatsvermogen (A+B-C) | 14 488 | 16 910 |
De afzonderlijke balansposten worden toegelicht in de volgende paragrafen. Meer in het algemeen springt de aanzienlijke toename van balanstotalen in het oog. Zo zijn de vorderingen van de staat met circa 100 miljard euro gestegen, bijna een verdubbeling ten opzichte van 2007. De schulden van de staat zijn toegenomen met ruim 95 miljard euro. De toename van de vorderingen hangt vooral (ruim 80 miljard euro) samen met de financiële transacties die in het kader van de financiële crisis zijn doorgevoerd. Het betreft de aankoop van Fortis Bank Nederland Holding NV, Fortis Verzekeringen Nederland NV, Fortis Corporate Insurance NV, de leningen aan Fortis Bank Nederland Holding NV, de aankoop RFS Holdings B.V., de kapitaalverstrekking aan ING, Aegon en SNS REAAL en ten slotte de vordering op het IJslandse depositogarantiestelsel. De nieuwe bezittingen uit hoofde van de financiële crisis zijn ultimo 2008 gewaardeerd tegen verkrijgingprijs.
Tegenover het nieuwe bezit (activa) staan even grote nieuwe schulden, aangegaan ter financiering van het nieuwe bezit. De financiering heeft voornamelijk plaatsgevonden door de uitgifte van schatkistpapier (Dutch Treasury Certificates), commercial paper, staatsobligaties (Dutch State Loans) en een onderhandse plaatsing van Floating Rate Notes bij Fortis Bank SA/NV. Het vermogen van de staat is per saldo gelijk gebleven door de financiële crisis. Anders geformuleerd: tegenover de ruim 80 miljard stijging staatsschuld in 2008 ten gevolge van de financiële crisis staat een even grote toename van activa. Het vermogen van de staat is per saldo gelijk gebleven door de financiële crisis, niet de omvang maar de samenstelling is gewijzigd door de financiële transacties.
De Garantieregeling voor bancaire leningen van 200 miljard euro is niet geactiveerd op de balans. Garanties hebben het karakter van een contingent liability (voorwaardelijke verplichting) en mogen volgens ESR 95 regelgeving als zodanig niet geactiveerd worden op de balans. In de bijlage van dit hoofdstuk is een overzicht, gesorteerd naar grootte van alle garantieregelingen opgenomen.
Onder segmentering van het staatsvermogen wordt verstaan in hoeverre het vermogen van de staat als het ware al een specifieke bestemming heeft gekregen in de vorm van positieve saldi van de fondsen van de rijksbegroting, zoals het Infrastructuurfonds, het Waddenfonds en het Diergezondheidsfonds. Positieve saldi van begrotingsfondsen kunnen beschouwd worden als een soort van geoormerkt staatsvermogen. Tabel 3 bevat een overzicht van deze begrotingssaldi.
Tabel 3. Saldi van begrotingsfondsen van de rijksbegroting per 31 december 2008 per fonds (x € miljoen) | |
Naam Fonds | Saldo |
Infrastructuurfonds | 249 |
Fonds Economische Structuurversterking | 0 |
Waddenfonds | 63 |
BTW-Compensatiefonds | 0 |
Gemeentefonds | 0 |
Provinciefonds | 0 |
Diergezondheidsfonds | 19 |
Subtotaal | 331 |
Spaarfonds AOW | 35 630 |
Totaal ultimo 2008 | 35 961 |
De ontvangsten van de begrotingsfondsen met het vermogen nul worden ieder jaar gelijk gesteld aan de uitgaven van deze begrotingsfondsen. Het vastliggen van vermogen in begrotingsfondsen blijkt met een omvang van ruim 300 miljoen beperkt van omvang te zijn. Daarbij is het saldo van het AOW-spaarfonds niet meegeteld, gezien het afwijkende karakter van dit saldo. Het AOW spaarfonds is het enige fonds waar alleen ontvangsten op worden geboekt en waar verder geen mutaties in plaatsvinden.
De financiële gegevens van de Centrale administratie van ’s Rijks schatkist (CAR) en van de ministeries, de begrotingsfondsen en de baten-lastendiensten zijn integraal geconsolideerd. De interne schuldverhoudingen zijn in de consolidatie geëlimineerd.
Zoals aangegeven is het Staatsvermogen in 2008 toegenomen van € 14,5 naar € 16,9 mld. De belangrijkste mutaties in de verschillende balansposten worden hierna afzonderlijk toelicht, onderverdeeld naar niet-financiële activa, vorderingen en schulden.
Toelichting op de afzonderlijke balansposten
A1 Winstrechten minerale reserves
Conform het ESR 1995 is de netto contante waarde berekend van de toekomstige winstrechten van de Staat, samenhangend met de gas-, olie- en zoutwinning. De waarde ervan bedraagt ultimo 2008 90,3 miljard euro. Ten opzichte van 2007 zijn de toekomstige winstrechten samenhangende met de gas-, olie en zoutwinning met 3,8 miljard euro afgenomen. Deze afname van de winstrechten van minerale reserves wordt in het onderstaande overzicht uitgesplitst. Voor de berekening van het aardgas wordt uitgegaan van een verwacht productievolume voor de komende 25 jaar. In de berekening zijn de aardgasbaten exclusief vennootschapsbelasting verwerkt. Voor de periode 2009–2014 zijn de nominale ramingen volgens de meerjarencijfers contant gemaakt tegen de lange rente op staatsobligaties. Voor de jaren 2015 en verder zijn de gasbaten contant gemaakt tegen een reële disconteringsvoet van 4%.
Tabel A1.1 Mutatie in de winstrechten uit minerale reserves in 2008 (x € miljoen) | |
stand ultimo 2007 | 94 100 |
Volume mutatie | |
a) aardgas verkocht 2008 | – 10 500 |
b) nieuwe velden winbaar geworden | 800 |
Prijs mutatie | |
c) herwaardering aardgas | 5 900 |
winstrechten 2008 | 90 300 |
Toelichting bij de bovenstaande cijfers:
De afname van de minerale reserves komt door een lagere gasvoorraad ultimo 2008 én een lagere olieprijs en lager dollarkoers. Opgemerkt zijn dat de herwaardering van het aardgas ondanks de lagere olieprijs en dollarkoers toch positief uitkomt. Dit heeft te maken met wijzigingen in de disconteringspercentages (de lange rente op Staatsobligaties) voor de periode 2009–2014.
Prijsontwikkeling van de minerale reserves
Aan de raming van de minerale reserves ultimo 2008 liggen voor de jaren 2009 en 2010 lagere olieprijs en dollarkoers veronderstellingen aan ten grondslag. De onderstaande tabel laat de veronderstellingen zien.
Tabel A1.2 Prijsveronderstellingen raming minerale reservesprijsveronderstellingenraming minerale reserves | ||
Staatsbalans2007 | Staatsbalans 2008 | |
Dollarkoers voor 2009 | 1,38 | 1,32 |
Dollarkoers voor 2010 | 1,42 | 1,32 |
Dollarkoers voor 2011–2033 | 1,45 | 1,45 |
Olieprijs voor 2009 | 71,7 | 44 |
Olieprijs voor 2010 | 68,3 | 44 |
Olieprijs voor 2011–2033 | 65 | 65 |
Volume mutatie minerale reserves
Ultimo 2008 bedroeg het volume van de aardgasvoorraad 36 miljard kubieke meter lager dan ultimo 2007. Deze afname is de resultanten van twee tegenovergestelde bewegingen. Aan de ene kant nam de voorraad af met het gasverbruik in 2008. Aan de andere kant nam de voorraad toe door toename van de winbare velden. De onderstaande tabel laat de volumeontwikkeling zien.
Tabel A1.3. Ontwikkeling gasvolume (x miljarden kubieke meter) | |
1) Staatsbalansultimo 2007 | 1 193 |
2) Verbruik 2008 | 78 |
3) Toename winbare voorraad | 42 |
4) Staatsbalans ultimo 2008 (4=1-2+3) | 1 157 |
A2 Overige niet-financiële activa
De rijkseigendommen zijn van zeer uiteenlopende aard. Het gaat bijvoorbeeld om:
– goederen van culturele aard, dit zijn de kunstwerken in de musea;
– gebouwen in bezit van de Staat. Deze gebouwen zijn te splitsen in:
• gebouwen in het buitenland, dit zijn de ambassades en ambtswoningen die in bezit zijn van de Staat;
• gebouwen die de Rijksgebouwendienst (RGD) in eigendom heeft onder burgerlijke rijksgebouwen. Dit zijn bijvoorbeeld de kantoorpanden van de ministeries die in rijkseigendom zijn;
• militaire gebouwen.
– militaire terreinen;
– landbouwgronden in eigendom van de Staat. Deze landbouwgronden zijn in bezit bij Domeinen, bij Bureau Beheer Landbouwgronden en Staatsbosbeheer.
– kanalen, rivierwerken, zee- en oeververbindingen, waterwegen, de Afsluitdijk, primaire waterkeringen en de Hogesnelheidslijn-Zuid;
– diverse vaartuigen, computers, inventaris, installaties, software (ook de roerende zaken van de baten-lastendiensten zijn hierin opgenomen).
De algemene principes van de waarderingsgrondslagen zijn als volgt:
De grondslag voor de bepaling van de afschrijving is voor iedere groep van activa de geschatte gebruiksduur, waarbij rekening wordt gehouden met de restwaarde. De vaststelling van de gebruiksduur en de bepaling van de (rest)waarde geschieden steeds in overleg met deskundigen van de ministeries, waaronder deze activa ressorteren.
Op de uitgaven voor de verharding van wegen wordt in het jaar van investering 50% afgeschreven. Op gebouwen en waterbouwkundige werken bedragen de afschrijvingen 1% per jaar, waarbij rekening wordt gehouden met een geschatte residuwaarde. Op gronden wordt niet afgeschreven.
De goederen zijn gewaardeerd tegen marktprijzen. In het merendeel van de gevallen is voor de benadering hiervan uitgegaan van de historische kostprijs. Deze worden door middel van indexcijfers herleid tot de vervangingswaarde. In sommige gevallen wordt om doelmatigheidsredenen een globale methode gehanteerd (kantoorinventarissen, bibliotheken, automatiseringsmiddelen, telefooncentrales, gereedschappen, e.d.).
Tabel A2.1 Mutatie in de overige niet-financiële activa in 2008 (x € miljoen) | |
stand ultimo 2007 | 74 738 |
aankopen niet financiële activa 2008 | 2 783 |
verkopen niet financiële activa 2008 | – 126 |
afschrijvingen niet financiële activa 2008 | – 2 292 |
herwaardering niet financiële activa 2008 | 2 034 |
stand ultimo 2008 | 77 137 |
De samenstelling van het bedrag € 77.1 mld. en de mutaties van de materiële activa zijn meer specifiek in tabel A.2.2. weergegeven.
Tabel A2.2. Mutatie van de materiële activa naar belangrijkste gebruikers in 2008 | |||||
(x € miljoen) | waarde per 31-12-2007 | Investeringen in 2008 | Afschrijvingen in 2008 | Waardeverandering | Waarde per 31-12-2008 |
Ministerie van Defensie | 3 640 | 344 | 993 | 91 | 3 082 |
Ministerie van Verkeer en Waterstaat | 54 665 | 1 548 | 616 | 1 804 | 57 401 |
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkw. | 1 703 | – 116 | 0 | 56 | 1 643 |
Ministerie van Buitenlandse Zaken | 530 | 38 | 65 | 17 | 520 |
Baten-lastendiensten | 13 650 | 841 | 598 | 52 | 13 944 |
– waarvan burgerlijke rijksgebouwen | 11 297 | 281 | 300 | – 291 | 10 986 |
– waarvan domeinen | 1 161 | – 2 | 0 | 313 | 1 473 |
– waarvan diverse baten lasten diensten | 1 192 | 561 | 298 | 30 | 1 485 |
Diversen | 551 | 2 | 20 | 14 | 547 |
Totaal | 74 738 | 2 657 | 2 292 | 2 034 | 77 137 |
Het bedrag van 77.1 miljard euro per 31 december 2008 kan als volgt worden onderverdeeld naar onroerende en roerende goederen:
Tabel A2.3. Samenstelling van de materiële activa per 31 december 2008 | ||
Onroerende goederen | 75 398 | |
– Ministerie van Verkeer en Waterstaat | 57 376 | |
– Burgerlijke rijksgebouwen | 10 986 | |
– Ministerie van Defensie | 3 082 | |
– Domeinen | 1 473 | |
– Landbouwgronden | 1 641 | |
– Gebouwen buitenland | 507 | |
– Baten-lastendiensten | 333 | |
Roerende goederen | 1 740 | |
– Goederen van culturele aard | 316 | |
– Baten-lastendiensten | 1 152 | |
– Overige | 272 | |
Totaal | 77 137 |
B1 Chartaal geld en deposito’s
Tabel B1.1 Samenstelling van de balansbedragen Chartaal geld en deposito’s | ||
(x € miljoen) | 2007 | 2008 |
De Nederlandsche Bank N.V. | 2 | 24 |
Overige saldi | 1 053 | 622 |
Deposito U/G | 3 050 | 2 500 |
Buy/Sellbacktransacties | 0 | 966 |
Totaal | 4 105 | 4 112 |
Toelichting op de post chartaal geld en deposito’s
De chartale en girale betaalmiddelen bestaan uit de saldi van De Nederlandsche Bank N.V. en de andere banken, zoals ABN AMRO, Rabobank, Fortis etc, ING bank etc, waar bij het Ministerie van Financiën op 31 december 2008 een saldo op de rekeningen staat. Verder worden er door het Agentschap van het ministerie van Financiën ook deposito’s zoals deposito’s u/g en buy/sellbacktransacties afgesloten op de geldmarkt.
Tabel B1.2 Mutatie in chartaal geld en deposito’s in 2008 (x € miljoen) | |
stand ultimo 2007 | 4 105 |
aankopen Buy/Sellbackgelden 2008 | 966 |
verkopen deposito’s en afname kasgelden 2008 | – 959 |
stand ultimo 2008 | 4 112 |
Toelichting op de post mutatie chartaal geld en deposito’s.
De post overige saldi is in 2008 afgenomen met € 0,4 miljard. Deze afname wordt veroorzaakt door de afname van het saldo bij de Postbank per 31 december 2008.
De stand van de buy/sellbacktransacties was in 2007 nihil. De (stand van de) buy/sellbacktransacties in 2008 zijn een onderdeel van de lening aan Fortis Bank Nederland; voor een verdere toelichting wordt verwezen naar B4.b.
Een buy en sellbacktransactie is een contante aankoop van een hoeveelheid stukken in combinatie met een gelijktijdig afgesloten termijnverkoop van dezelfde stukken (bijvoorbeeld staatsobligaties of DTC’s). In de tussenliggende periode wordt de facto een bedrag in de geldmarkt uitgezet, waarover een rentevergoeding wordt ontvangen.
De tijdelijk uitgezette gelden (deposito U/G) zijn in 2008 met € 0,5 miljard afgenomen. Dit zijn leningen voor zeer korte termijn (1 dag tot enkele weken). De deposito’s worden gebruikt voor de dekking van de dagelijkse tekorten van de schatkist. Banken, overheden en grote bedrijven verstrekken elkaar deze deposito’s. De tarieven voor het in- en uitlenen van geld komen op de geldmarkt tot stand via contacten per telefoon en via elektronische systemen. Ter beperking van het kredietrisico bij deposito’s wordt alleen aan kredietwaardige partijen geld uitgeleend en is het uitgeleende bedrag per partij beperkt tot een maximum dat afhankelijk is van de kredietwaardigheid van de desbetreffende partij.
Vanaf 2007 worden de financiële derivaten in de staatsbalans opgenomen. Financiële derivaten zijn beleggingsinstrumenten die hun waarde ontlenen aan een ander goed. De voornaamste financiële derivaten die de Staat in bezit heeft zijn renteswaps. Renteswaps worden ingezet voor risicomanagement. Een renteswap is een overeenkomst tussen twee partijen waarmee gedurende de looptijd een vaste rente wordt geruild tegen een variabele rente. Daar alleen de rentedelen worden geruild, vindt er op het moment van afsluiten geen kasstroom plaats.
Tabel B2. Mutatie Financiële derivaten in 2008 (x € miljoen) | |
stand ultimo 2007 | – 932 |
mutatie Financiele derivaten 2008 | 2 867 |
stand ultimo 2008 | 1 935 |
Toelichting op de post mutatie financiële derivaten
Het bedrag van de per balansdatum 31 december 2008 uitstaande vordering uit hoofde van Financiële derivaten bedraagt 1,9 miljard euro. De renteswaps hebben per ultimo 2008 een positieve marktwaarde voor de Staat. De marktwaarde van een swap is de contante waarde van de toekomstige rentebetalingen en renteontvangsten.
B3 Verstrekte kortlopende leningen
Verstrekte kortlopende leningen omvatten alle verstrekte kredieten waarvan de oorspronkelijke looptijd maximaal één jaar, en in uitzonderlijke gevallen maximaal twee jaar bedraagt.
Tabel B3.1 Samenstelling balansbedragen kortlopende leningen | ||
(x € miljoen) | 2007 | 2008 |
Overbruggingskrediet Fortis Bank Nederland Holding N.V. | 0 | 34 000 |
College voor Zorgverzekeringen | 3 540 | 8 589 |
Diverse leningen en rc RWTS en Sociale fondsen | 3 066 | 3 247 |
Totaal | 6 606 | 45 835 |
Toelichting op de post kortlopende leningen
De kortlopende leningen betreffen het overbruggingskrediet aan Fortis Bank Nederland Holding N.V., alle debetsaldi van de rekening-courant en de verstrekte leningen aan de RWT’s en Sociale Fondsen bij het ministerie van Financiën zoals geregeld in de Wet geïntegreerd middelenbeheer (Stb. 1997, nr. 908). Zie voor verdere uitleg bij C4.
Het overbruggingskrediet van de Staat is door Fortis Bank Nederland Holding N.V. gebruikt voor de onmiddellijke aflossing van de kortlopende schulden aan Fortis Bank SA/NV en is in totaal € 44 341 miljoen per ultimo 2008. Hiervan is het overbruggingskrediet (deposito U/G) van € 34 000 een onderdeel. Zie voor verdere toelichting bij B4.b.
B3.2 geeft de mutatie van de verstrekte kortlopende leningen (x € miljoen) | |
stand ultimo 2007 | 6 606 |
toename overbruggingskrediet Fortis BNH N.V. 2008 | 34 000 |
toename leningen en negatief rekening courantsaldo 2008 | 5 229 |
stand ultimo 2008 | 45 835 |
Toelichting op de post mutatie verstrekte kortlopende leningen
Deze post is ten opzichte van 2007 toegenomen met € 39,2 miljard. Deze mutatie wordt veroorzaakt door het overbruggingskrediet aan Fortis en de toename van de negatieve rekening-courant-stand van het College van Zorgverzekeringen.
B4 Verstrekte langlopende leningen
De verstrekte langlopende leningen worden onderverdeeld in diverse vorderingen en leningen aan Nederlandse ondernemingen in verband met deelnemingen. De verstrekte langlopende leningen omvatten alle verstrekte kredieten die niet het karakter dragen van deposito’s en waarvan de oorspronkelijke looptijd gewoonlijk langer is dan één jaar en in uitzonderlijke gevallen minimaal meer dan twee jaar.
Tabel B4.1 Samenstelling en mutatie Verstrekte langlopende leningen | ||
(x € miljoen) | 2007 | 2008 |
a. Diverse vorderingen | ||
– Studievoorschotten | 11 713 | 13 636 |
– Lening ABP voor VUT fonds | 0 | 1 100 |
– Voorschotten inzake landinrichtingprojecten | 742 | 652 |
– Op derden te verhalen ruil- en herverkavelingskosten | 383 | 388 |
– VorderingenDienst der Domeinen | 1 126 | 828 |
– Vordering op ondernemingen aan wie risico-kapitaal verstrekt is voor de handel met ontwikkelingslanden | 0 | 395 |
– Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden N.V. (inzake leningen aan diverse landen) | 334 | 304 |
– Ontwikkelingskredieten aan industrie en handel | 235 | 167 |
– Vordering op de Nederlandse Antillen en Aruba met betrekking tot het leninggedeelte van de ontwikkelingshulp | 111 | 99 |
– Vordering op de Internationale Ontwikkelingsassociatie terzake van de special action account | 14 | 14 |
– Leningen woningwetbouw | 1 | 1 |
– Lening Railinfrabeheer | 709 | 709 |
– Diverse vorderingen | 1 847 | 1 732 |
Subtotaal | 17 214 | 20 025 |
b. Leningen aan Nederlandse ondernemingen in verband met deelnemingen | ||
– Fortis Bank Nederland | 0 | 9 375 |
– Internationale Nederlanden Groep N.V. | 236 | 177 |
– Centrale Organisatie voor Radioactief Afval N.V. | 18 | 18 |
– NIB Capital Bank N.V. | 1 | 1 |
Subtotaal | 255 | 9 571 |
Totaal generaal | 17 469 | 29 596 |
a. Toelichting op de post diverse vorderingen
Het totaal van de verstrekte langlopende leningen is in 2008 met 2,8 miljard euro toegenomen. Deze toename wordt voor een belangrijk deel verklaard door een toename van de studievoorschotten (1,8 miljard euro): in het afgelopen jaar is het aantal studerenden dat gebruik maakt van de leenfaciliteit sterk toegenomen. Daarnaast is er in 2008 € 300 miljoen aan het ABP betaald voor de lening aan het VUT-fonds. Ook een nog niet verwerkte betaling aan het ABP uit 2007 van € 800 miljoen maakt hiervan deel uit.
Verder zijn er per 2008 twee nieuwe fondsen gestart via het ministerie van Buitenlandse Zaken die aan ondernemingen c.q. lokale banken risicokapitaal verstrekken zodat deze ondernemingen/lokale banken investeren in de ontwikkelingslanden.
In het jaarverslag van begrotingshoofdstuk IXB zijn de kapitaalverstrekkingen aan ING, Aegon en SNS REAAL opgenomen onder de extracomptabele vorderingen. Echter volgens ESR 1995 methodologie, die bij de Staatsbalans dient te worden gevolgd, zijn dit geen vorderingen maar securities in de betreffende ondernemingen. Daarom zijn deze posten onder B5 a2, securities ING, Aegon en SNS opgenomen.
b. Toelichting op leningen aan Nederlandse ondernemingen in verband met deelnemingen
B4.2 Mutatie van de verstrekte langlopende leningen (x € miljoen) | |
stand ultimo 2007 | 17 469 |
toename lang lopende leningen 2008 | 3 423 |
Toename lang lopende leningen aan Fortis Bank Nederland | 9 375 |
afname lang lopende leningen (incl ivm deelneming) 2008 | – 671 |
stand ultimo 2008 | 29 596 |
Toelichting op de post mutatie verstrekte langlopende leningen
Het overbruggingskrediet aan Fortis Bank Nederland is in totaal € 44 341 miljoen. Dit bedrag is als volgt opgebouwd:
– Langlopende leningen aan Fortis van in totaal € 9 375 miljoen (vermeld bij B4.b)
– Kasgeldleningen aan Fortis van € 34 000 miljoen (vermeld bij B3)
– Buy en sellbacktransacties, te vinden onder B1, van € 966 miljoen.
B5 Aandelen en overige deelnemingen
Deze post bestaat uit deelnemingen van de Staat in Nederlandse ondernemingen en deelnemingen in internationale instellingen. De securities van ING Bank N.V., Aegon N.V. en SNS Reaal NV zijn apart zichtbaar gemaakt in tabel B5.1 onder a2.
De post van in totaal € 86,6 mld. kan als volgt worden gespecificeerd.
Tabel B5.1 Samenstelling Aandelen, securities en overige deelnemingen | ||
(x € miljoen) | 2007 | 2008 |
a1. Deelnemingenin Nederlandse ondernemingen | ||
– De Nederlandsche BankN.V. | 15 634 | 17 753 |
– Fortis Bank NL Holding/Fortis verz NL/Fortis Corp. Ins./Fortis FBN Pref. Inv. | 0 | 16 800 |
– Prorail B.V. | 9 184 | 14 464 |
– RFS Holdings B.V. | 0 | 6 540 |
– N.V. Nederlandse Gasunie | 5 366 | 5 443 |
– N.V. NS Groep | 3 843 | 4 109 |
– N.V. Luchthaven Schiphol | 2 064 | 2 063 |
– N.V. Bank Nederlandse Gemeenten | 1 288 | 1 027 |
– Tennet TSO B.V. | 619 | 646 |
– Havenbedrijf Rotterdam | 50 | 616 |
– N.V. Westerscheldetunnel | 632 | 609 |
– Ultra-Centrifuge Nederland N.V. | 249 | 286 |
– Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V. | 18 | 229 |
– Nederlandse Waterschapsbank N.V. | 225 | 188 |
– Energiebeheer Nederland B.V. | 290 | 162 |
– Connexxion N.V. | 72 | 66 |
– Overige deelnemingen | 858 | 1 023 |
Subtotaal | 40 392 | 72 024 |
a2. SecuritiesING, Aegon, SNS | ||
– ING Bank N.V. | 0 | 10 000 |
– Aegon N.V. | 0 | 3 000 |
– SNS Reaal N.V. | 0 | 750 |
Subtotaal | 0 | 13 750 |
b. Deelnemingenin internationale instellingen | ||
– Internationale Bank voor Herstel en Ontwikkeling | 180 | 190 |
– Europese Investeringsbank | 369 | 369 |
– Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling | 130 | 130 |
– Aziatische Ontwikkelingsbank | 27 | 27 |
– Afrikaanse Ontwikkelingsbank | 15 | 17 |
– Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank | 10 | 10 |
– Internationale Financieringsmaatschappij | 38 | 40 |
– Multilateraal Agentschap voor Investeringsgaranties | 6 | 6 |
– Inter-Amerikaanse Investeringsmaatschappij | 7 | 7 |
Subtotaal | 782 | 796 |
Totaal generaal | 41 174 | 86 570 |
a. Toelichting op de post deelnemingen en securities in Nederlandse ondernemingen
De deelnemingen en securities zijn gewaardeerd tegen de intrinsieke waarde conform het ESR 1995. De intrinsieke waarde wordt berekend aan de hand van de gepubliceerde jaarrekeningen van de desbetreffende onderneming.
Bij de eerste opneming van deze deelnemingen in de Staatsbalans komt het verschil tussen de verkrijgingprijs en de netto vermogenswaarde ten gunste of ten laste van het netto staatsvermogen. Bij vervreemding van deelnemingen komt het verschil tussen de balanswaarde en de opbrengst ten gunste dan wel ten laste van het netto staatsvermogen. Op de deelnemingen zijn de nog openstaande stortingsverplichtingen in mindering gebracht.
Op het moment van het opstellen van de staatsbalans zijn niet alle jaarverslagen 2008 van de Nederlandse deelnemingen gepubliceerd. Om deze reden is, evenals in voorgaande jaren, besloten om de deelnemingen te waarderen tegen de waarde ultimo 2007. Alleen aankopen die in 2008 hebben plaatsgevonden worden opgenomen tegen verkrijgingsprijs. De mutaties in de waardering van de deelnemingen, die voortvloeien uit de publicaties van de jaarverslagen 2008, worden meegenomen in de staatsbalans van volgend jaar.
De stijging van € 45,4 mld. in 2008 ten opzichte van 2007 van de deelnemingen en securities in Nederlandse ondernemingen kan als volgt worden gespecificeerd:
Tabel B5.2. Mutatie van de deelnemingen en securities in Nederlandse ondernemingen (x € miljoen) | ||
Volumeveranderingen: | 37 090 | |
– Fortis Bank NL Holding/Fortis verz NL/Fortis Corp. Ins./Fortis FBN Pref. Inv. | 16 800 | |
– ING Bank N.V. | 10 000 | |
– RFS Holdings B.V. | 6 540 | |
– Aegon N.V. | 3 000 | |
– SNS Reaal N.V. | 750 | |
Netto toename van de reserves: | 8 306 | |
– Prorail B.V. | 5 280 | |
– De Nederlandsche BankN.V. | 2 119 | |
– Havenbedrijf Rotterdam | 566 | |
– Overige | 341 | |
Totaal | 45 396 |
Toelichting op de mutatie van deelnemingen en securities in Nederlandse ondernemingen:
– de Staat heeft de deelnemingen in Fortis Bank Nederland Holding NV/Fortis verzekeringen Nederland NV/Fortis Corporate Insurance NV/Fortis FBN(H) Preferred Investments BV en RFS Holdings BV gekocht. De totale uitgaven die hiermee gemoeid zijn, komen op 23,3 miljard euro;
– de Staat heeft securities in ING Bank N.V., Aegon N.V. en SNS Reaal N.V. gekocht. De totale uitgaven die hiermee gemoeid zijn komen op 13,8 miljard euro;
– de reserves van de deelnemingen zijn met een totaal van 8,4 miljard euro toegenomen. Een groot gedeelte van deze toename wordt verklaard door de toename (€ 5,3 mrd) van de reserve van Prorail B.V. De reserve van De Nederlandsche Bank neemt met 2,1 miljard euro toe.
De kapitaalverstrekkingen aan ING, Aegon en SNS REAAL moeten volgens ESR 1995 methodologie onder securities worden verantwoord.
Toelichting aankoop Staatsdeelnemingen en securities in 2008
Hieronder wordt per aangekochte staatsdeelneming toegelicht voor welke constructie er is gekozen voor de aankoop van de deelneming of security en wordt er uitleg gegeven over de waardering van de deelneming of security bij aankoop.
Toelichting aankoop deelneming Fortis Bank Nederland Holding/Fortis Verzekeringen Nederland/Fortis Corporate Insurance/Fortis FBN(H) preferred Investments:
Constructie: In samenspraak met de president van DNB en in goed overleg met het bestuur van Fortis en de Belgische autoriteiten, is besloten tot de aankoop van alle bancaire en verzekeringsactiviteiten van Fortis in Nederland. Om dit te bereiken heeft de Nederlandse staat verschillende groepsonderdelen gekocht.
De Nederlandse staat heeft 97,8% van de aandelen in Fortis Bank Nederland Holding NV (FBNH) gekocht (92,6% rechtstreeks en 5,2% via Fortis FBNH Preferred Investments BV) van de Belgische moeder, Fortis Bank S.A./N.V. De Nederlandse staat heeft 100% van de aandelen in Fortis Verzekeringen Nederland NV (FVN) gekocht, er is 100% van de aandelen in Fortis Corporate Insurance NV (FCI) gekocht. Tevens heeft de Nederlandse Staat 70% van de aandelen in Fortis FBN(H) Preferred Investments B.V. gekocht. De prijs die is betaald voor deze deelnemingen is € 16,8 miljard.
Waardering: De problemen waren zo ernstig, dat aan het voortbestaan van het concern zonder ingrijpen van de minister en van zijn Belgische collega (voor de Belgische dochters van het concern) ernstig getwijfeld moest worden. De omstandigheden waren ook in die zin uitzonderlijk omdat de hele koopovereenkomst in enkele dagen tot stand moest komen. Er stonden grote belangen op het spel: het behoud van het vertrouwen van het publiek in het bank- en verzekeringswezen in het algemeen en de gevolgen voor de klanten, het personeel en andere relaties van de vier vennootschappen in het bijzonder. Enerzijds moest worden voorkomen dat de positie van de relaties werd benadeeld (zoals het verliezen van spaartegoeden), anderzijds moest de belastingbetaler niet nodeloos opdraaien voor de kosten. Bij de koop werd de minister geadviseerd door een eigen team van medewerkers, door De Nederlandsche Bank en door externe adviseurs. Met inachtneming van de omstandigheden, hebben de adviseurs indicatief bepaald binnen welke bandbreedtes de waarde van de vennootschappen lag. De aankoopprijs is door onderhandeling tot stand gekomen.
Toelichting aankoop deelneming RFS Holding:
Constructie: De Staat is met de transactie op 3 oktober 2008 aandeelhouder geworden in Fortis Bank Nederland Holding en heeft daarmee indirect een belang in RFS Holdings. Dit betekent dat de Staat geen directe zeggenschap heeft in RFS Holdings en alleen via Fortis Bank Nederland Holding invloed op ABN AMRO kan uitoefenen. Zo dient de onderneming beslissingen die betrekking hebben op de toekomst van ABN AMRO voor te leggen aan de Raad van Commissarissen van Fortis Bank Nederland Holding, die deze moet accorderen alvorens deze beslissingen kunnen worden geëffectueerd. Deze constructie is niet wenselijk.
Er is gekozen voor direct aandeelhouderschap van de Staat in RFS Holdings. De Staat krijgt voor 33,8% aandelenbelang in RFS Holding BV. Hierdoor krijgt de Staat een direct belang dat met het oog op de toekomstige integratie van Fortis en ABN AMRO zeer wenselijk is. Door de constructie is er formeel sprake van een nieuwe staatsdeelneming. Hiertoe heeft Fortis Bank Nederland Holding zijn belang overgeheveld naar de Staat, die daarmee houder van het pakket aandelen in RFS Holdings is geworden. Door de deelneming is de solvabiliteit bij Fortis Bank Nederland Holding N.V. dusdanig versterkt en voldoet zo aan de solvabiliteitseisen van De Nederlandsche Bank.
Waardering: Deze transactie is een technische verhanging en is geschied met gesloten beurzen: de waarde van het belang in RFS Holdings à € 6,54 miljard wordt verrekend met een deel van de uitstaande vorderingen op Fortis Bank Nederland Holding die de Staat op 3 oktober van de moederonderneming in België heeft overgenomen. Dit betekent dus, vanuit de Staat bezien, dat vreemd vermogen aan Fortis Bank Nederland Holding wordt omgezet in aandelenkapitaal in RFS Holdings.
Toelichting aankoop securities ING Bank N.V.:
Constructie: De constructie die gekozen is bij de ING voor versterking van de kapitaalpositie is versterking van het kernkapitaal (core-tier one capital). Core-tier one capital is de hoogst mogelijke kwaliteit aan kapitaal die een bank kan hebben. Daarnaast vormt deze vorm van participatie een gezonde financiële propositie voor de Staat en de belastingbetaler, zonder de belangen van ING en de aandeelhouders van ING uit het oog te verliezen. Het kernkapitaal van de hele ING-groep is met € 10 miljard versterkt.
Bij het bepalen van de wenselijke hoogte van het bedrag is gekeken naar de stress-tests van de toezichthouder. Rekening houdend hiermee en met een extra buffer daarbovenop is voor een bedrag gekozen waardoor ING in een klap sterk gekapitaliseerd is in de huidige en toekomstige economische omstandigheden. Het kernkapitaal is versterkt middels speciale securities. Deze stukken hadden de voorkeur van ING omdat ING daarmee direct zou kunnen beschikken over het extra kapitaal.
Waardering: Bij de onderhandelingen over de prijs en het rendement van de participatie is aansluiting gezocht bij de marktprijs van de aandelen ING. Tijdens de onderhandelingen zijn partijen overeengekomen om de aandelenprijs van de dag vóórafgaand aan de sterke koersdaling van vrijdag 17 oktober als uitgangspunt te gebruiken. Hiermee wordt de grillige koersontwikkeling van 17 oktober buiten beschouwing gelaten. De koers van het aandeel ING was op donderdag 16 oktober circa € 10. Dit is ook de prijs van de door de Staat gekochte stukken.
Toelichting aankoop securities Aegon N.V.
Constructie: Gekozen is voor een constructie die leidt tot versterking van het kapitaal van Aegon, die de hele groep ten voordeel strekt. Het kapitaal van de Aegon-groep is met € 3 miljard versterkt. Bij het bepalen van de wenselijke hoogte van het bedrag is gekeken naar de stress-tests van de toezichthouder en de uitgangspunten van rating agencies.
Op verzoek van Aegon is gekozen voor een soortgelijke wijze van verstrekking van kapitaal aan Aegon die al eerder door Aegon is gehanteerd, namelijk via de Vereniging Aegon. De Vereniging Aegon heeft kort gezegd als doelstelling om lange termijn belangen van alle ’stakeholders’ van Aegon te waarborgen. De kapitaalverstrekking van de Staat sluit daarbij aan. Er is een lening aan de Vereniging Aegon verstrekt die op haar beurt securities verwerft, uitgegeven door Aegon. Aldus is in economisch opzicht het eigen vermogen van Aegon versterkt.
De kapitaalversterking bedraagt € 3 miljard. Hierbij wordt aangetekend dat Aegon € 1 miljard binnen één jaar mag terugbetalen tegen specifieke voorwaarden.
Waardering: Bij de onderhandelingen over de prijs en het rendement van de kapitaalinjectie is aansluiting gezocht bij de marktprijs van de aandelen Aegon. Gelet op het verloop van de koers van het aandeel Aegon, bestond aanleiding aan te sluiten bij de recente gemiddelde beurskoers van het aandeel Aegon (op € 4).
Toelichting aankoop securities SNS REAAL N.V.
Constructie: In navolging van de ING en Aegon transacties is gekozen voor een kapitaalversterking van de Staat die kwalificeert als «core tier 1 capital» en die zodanig is vormgegeven dat SNS REAAL financiële prikkels ervaart om de injectie van de Staat in tijd te beperken. De Staat heeft het kapitaal van SNS REAAL op holding niveau met € 750 miljoen euro versterkt.
Bij het bepalen van de wenselijke omvang van het bedrag is ondermeer gekeken naar de resultaten van uitgevoerde stress-tests en de uitgangspunten van rating agencies. Hierbij is tevens rekening gehouden met de toezegging dat de Stichting Beheer SNS REAAL het kapitaal van SNS REAAL met € 500 miljoen euro versterkt. Hiermee bedraagt de totale kapitaalversterking, afkomstig van zowel de Staat als de Stichting Beheer SNS REAAL, € 1 250 miljoen euro.
Waardering: Bij de onderhandelingen over de prijs en het rendement van de kapitaalinjectie is, in navolging van ING en Aegon, aansluiting gezocht bij de marktprijs van de aandelen van SNS REAAL. De recente beurskoers van het aandeel is het uitgangspunt geweest bij de waardebepaling van de securities: De slotkoers op 11 november jl. lag op € 5,28 euro en de slotkoers op 12 november jl. lag op € 5,00 euro. In het onderhandelingsproces is aansluiting gezocht bij deze koersontwikkeling, en is de uitgifteprijs van de securities vastgesteld op een bedrag van € 5,25. De Staat heeft zich ten aanzien van waardering laten adviseren door zakenbankiers. De kosten van dit advies zullen voor rekening komen van SNS REAAL.
b. Toelichting op deelnemingen in internationale instellingen
De bedragen van deze deelnemingen zijn opgenomen voor de nominale waarde.
Het betreft een categorie activa in vreemde valuta’s, waarvan de balanswaarde wordt omgerekend naar Euro’s met behulp van de koersen van de desbetreffende valuta’s per balansdatum.
B6 Handelskredieten en transitorische posten
Tabel B6.1 geeft inzicht in de samenstelling van de handelskredieten en transitorische posten. Vervolgens wordt per post een toelichting gegeven op de verschillende balansbedragen.
Tabel B6.1 Samenstelling balansbedragen handelskredieten en transitorische posten: | ||
(x € miljoen) | 2007 | 2008 |
a. Overlopende activa | 4 061 | 7 497 |
b. Vorderingen uit hoofde van contracten e.d., waartegenover verplichtingen staan | 10 954 | 10 638 |
c. Vorderingenverband houdende met vooruitbetalingen inzake langlopende projecten | 1 194 | 1 310 |
d. Overige vorderingen | 14 008 | 13 037 |
Totaal | 30 217 | 32 482 |
Tabel B6.2 Samenstelling van de overlopende activa | ||
(x € miljoen) | 2007 | 2008 |
Inkomsten uit aardgas NAM | 1 245 | 3 376 |
Inkomsten uit aargas EBN | 301 | 504 |
Vordering IJslandse DGS | 0 | 1 300 |
Nog te ontvangen rente vlottende schuld/leningen | 0 | 277 |
Vordering NIBC Bank NV/Leaseplan Corp. NV | 0 | 30 |
Diverse vorderingen | 2 515 | 2 010 |
Totaal | 4 061 | 7 497 |
Toelichting op de post overlopende activa
Onder overlopende activa worden baten gerubriceerd, die zijn toegerekend aan de verslagperiode, maar waarvan de feitelijke ontvangst valt in een andere verslagperiode.
In het jaarverslag van begrotingshoofdstuk IXB zijn de vordering op IJslandse Depositio Garantiestelsel (DGS), NIBC bank NV, Leaseplan Corp. NV opgenomen onder de extra comptabele vorderingen. Echter volgens ESR 1995 methodologie vallen deze posten onder de overlopende transitoria, daarom zijn deze posten hier in de Staatsbalans opgenomen onder B6.a.
Tabel B6.3. Mutatie van de overlopende activa (x € miljoen) | |
stand ultimo 2007 | 4 061 |
toename inkomsten uit aardgas 2008 | 2 334 |
toename vordering IJslandse DGS 2008 | 1 300 |
toename te ontvangen rente vlottende schuld/leningen | 277 |
afname diverse vorderingeno.a. van baten lasten diensten 2008 | – 475 |
stand ultimo 2008 | 7 497 |
Toelichting bij de post mutatie overlopende activa:
– de inkomsten uit aardgas NAM en EBN zijn ontvangsten die nog betrekking hebben op het jaar 2008 en die pas in het jaar 2009 binnen gaan komen.
– de Nederlandse Staat heeft de uitkeringen uit hoofde van het IJslandse Deposito Garantie Stelsel aan depositohouders bij het Nederlandse bijkantoor van de IJslandse bank Landsbanki (Icesave) voorgefinancierd. Als gevolg hiervan is er een vordering ontstaan op het IJslandse DGS. De exacte omvang van de vordering is nog niet vastgesteld. De vermelde 1,3 mld. kan dus nog wijzigen. Per 31 december 2008 is door de Staat uit hoofde van het IJslandse depositogarantiestelsel voor € 1,2 miljard aan uitkeringen voorgefinancierd.
– De post te ontvangen rente betreft hoofdzakelijk nog te ontvangen rente op de overbruggingskredieten (te vinden onder B3) en de (lange) leningen aan Fortis Bank Nederland (te vinden onder B4.b). Het betreft hier rentebaten die aan 2008 zijn toegerekend, maar die nog in 2009 ontvangen moeten worden.
– wanneer banken gebruik maken van de garantieregeling bancaire leningen, wordt over het gegarandeerde bedrag premie (fee) berekend. In 2008 is in totaal drie keer (2x NIBC Bank NV en 1x Leaseplan Corp NV) een garantie verstrekt. Deze vordering betreft de nog te ontvangen premies uit hoofde van de verstrekte garanties.
– de post diverse vorderingen bestaat uit de vorderingen die de ministeries hebben op derden. Een grote post ( € 520 miljoen ) is hier Justitie met de vorderingen die voortvloeien uit de batenlastendienst Centraal Justitieel Incasso Bureau. Deze vorderingen betreffen voornamelijk de strafrechtelijke boetes, de vorderingen Mulderfeiten en de vorderingen ontnemingszaken.
b. Vorderingen uit hoofde van contracten e.d., waar tegenover verplichtingen staan
Het onderdeel vorderingen uit hoofde van contracten e.d., waar tegenover verplichtingen staan, zijn de opgenomen bedragen van langlopende contracten inzake aanschaf van duurzame activa en de uit te voeren werken. De posten B6.b en C7.b bestaan uit twee onderdelen, namelijk vorderingen van het Ministerie van Defensie (5,9 miljard euro) en vorderingen van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat (4,7 miljard euro). De afname in 2008 ten opzichte van 2007 is 0,3 miljard euro. Deze afname wordt o.a. veroorzaakt door de afname van de vorderingen in verband met de aanleg van het hoofdwegennet en de Betuweroute.
c. Vorderingen verband houdende met vooruitbetalingen inzake langlopende projecten
De reeds gedane uitgaven inzake langlopende projecten zijn op de posten B6.b en C7.b in mindering gebracht en opgenomen onder post B6.c.
Tabel B6.4. Samenstelling van de overige vorderingen | ||
(x € miljoen) | 2007 | 2008 |
Vordering belastingdienst | 11 826 | 11 926 |
Metaalwaarde munten in omloop | 26 | 26 |
Centrale inning van lesgelden | 106 | 110 |
Diverse vorderingen | 2 050 | 975 |
Totaal | 14 008 | 13 037 |
Toelichting bij de post overige vorderingen
Onder overige activa zijn de bedragen opgenomen, die niet overlopend zijn of niet onder andere specifieke omschreven balanshoofden gerubriceerd kunnen worden, zoals saldi van nog te verrekenen posten in het betalingsverkeer.
Tabel B6.5. Mutatie van de overige vorderingen (x € miljoen) | |
stand ultimo 2007 | 14 008 |
toename belastingvordering 2008 | 100 |
afname diverse vorderingen ministeries 2008 | – 1 071 |
stand ultimo 2008 | 13 037 |
Toelichting bij de post mutatie overige vorderingen:
– de vordering op de belastingdienst zijn de belastingen die in januari 2009 zijn ontvangen maar volgens ESR moeten worden toegerekend aan december 2008. Deze post is in 2008 ten opzichte van 2007 met € 0,1 miljard toegenomen.
– de metaalwaarde van de munten in omloop is gelijk gebleven, zie voor verdere uitleg bij C1.
– de centrale inning van lesgelden is in 2008 gelijk gebleven.
– de diverse vorderingen zijn de nog te ontvangen betalingen van derden door de ministeries. Deze post is in 2008 afgenomen met € 1,1 miljard. Dit komt door een te hoge opgave in 2007 van de post uitgaven buiten begrotingsverband van begrotingshoofdstuk IXA.
C1 Chartaal geld en deposito’s
Tabel C1.1 Samenstelling van chartaal geld en deposito’s: | ||
(x € miljoen) | 2007 | 2008 |
Munten in omloop | 620 | 614 |
Sell/buybacktransacties | 582 | 410 |
Totaal | 1 202 | 1 024 |
Toelichting op de post chartaal geld en deposito’s
De post Chartaal geld en deposito’s is in 2008 in totaal met € 178 mln. afgenomen. Deze post omvat de nominale schuld uit hoofde van in circulatie gebrachte munten en de sell en buybacktransacties.
Een sell-en-buyback transactie is een verkoop van een hoeveelheid stukken in combinatie met een gelijktijdig afgesloten termijnaankoop van dezelfde stukken (bijvoorbeeld staatsobligaties of DTC’s). In de tussenliggende periode wordt de facto een bedrag in de geldmarkt opgenomen, waarover een rentevergoeding wordt betaald.
Bij de in circulatie gebrachte munten is het bedrag exclusief de munten in handen van De Nederlandsche Bank N.V. en de munten van de Staat in het muntdepot. Niet geconsolideerd is er voor de munten in de kassen van de ministeries. Deze maken deel uit van balanspost B1 Chartaal geld en deposito’s.
Met de toepassing van het ESR 1995 zijn de verzamelaarsmunten niet langer als schuld gepassiveerd. De metaalwaarde van de munten, in deze post opgenomen, is geactiveerd onder B6.d.
Tabel C1.2. Mutatie van chartaal geld en deposito’s (x € miljoen) | |
stand ultimo 2007 | 1 202 |
afname munten in omloop 2008 | – 6 |
afname sell/buybackstransacties 2008 | – 172 |
stand ultimo 2008 | 1 024 |
Toelichting op de post mutatie chartaal geld en deposito’s
De sell/buybacktransacties zijn in 2008 met € 0,2 miljard afgenomen ten opzichte van 2007.
Tabel C2.1. Samenstelling van de kortlopende waardepapieren | ||
(x € miljoen) | 2007 | 2008 |
Dutch Treasury Certificates | 16 587 | 69 478 |
Commercial Paper | 0 | 14 257 |
Totaal | 16 587 | 83 735 |
Toelichting op de post kortlopende waardepapieren
Onder de kortlopende waardepapieren vallen de Dutch Treasury Certificates (DTC’s) en de Commercial Papers (CP’s). De totale toename van deze post betreft 67,2 miljard euro.
Tabel C2.2. Mutatie van de kortlopende waardepapieren (x € miljoen) | |
stand ultimo 2007 | 16 587 |
toename Dutch Treasury Certificates 2008 | 52 891 |
toename Commercial Paper 2008 | 14 257 |
stand ultimo 2008 | 83 735 |
Toelichting op de post mutatie kortlopende waardepapieren
Het bedrag van de per balansdatum 31 december 2008 uitstaande schuld uit hoofde van DTC’s bedraagt 69 miljard euro. In de balans is de disconto van de schuld in mindering gebracht.
DTC’s zijn kortlopend schatkistpapier dat de Staat gebruikt om een deel van de financieringsbehoefte op te vangen. De DTC’s worden vooral gebruikt om een groot negatief schatkistsaldo, dat zich over een periode van meerdere maanden voordoet, te dekken. Meestal hebben deze een looptijd van 3 tot 12 maanden. De omvang van ieder programma wordt afgestemd op de ontwikkeling van het schatkistsaldo. DTC’s worden uitgegeven en verhandeld op discontobasis. Dit houdt in dat ze door de Staat worden geveild tegen minder dan 100% van de hoofdsom die aan het einde van de looptijd wordt afgelost. Het verschil tussen aankoopwaarde en hoofdsom vertegenwoordigt voor de belegger het behaalde rendement. Voor de Staat is dit verschil het betaalde rendement, ofwel de kosten die worden gemaakt voor het lenen van geld.
Het bedrag van de per balansdatum 31 december 2008 uitstaande schuld uit hoofde van Commercial Papers (CP’s) bedraagt 14 miljard euro. In de balans is de disconto van de schuld in mindering gebracht.
Sinds 2007 (stand per 31 december 2007 was 0) maakt het Agentschap ook gebruik van CP’s. Dit zijn schuldbewijzen met een korte looptijd, variërend van een week tot enkele maanden, die worden ingezet om tijdelijke kastekorten van het Rijk te financieren. CP is een geldmarktinstrument dat wordt uitgegeven en verhandeld op discontobasis. CP kent flexibele uitgiftemomenten en looptijden. CP dient als ’brug’ tussen de kortlopende deposito’s en de langer lopende DTC’s.
Tabel C3.1. Samenstelling van de staatsobligaties: | |||
(x € miljoen) | 2007 | 2008 | Verschil |
1. Waardering tegen marktprijs | 191 087 | 209 403 | 18 316 |
2. Waardering tegen nominaal | 190 772 | 198 520 | 7 748 |
3. Verschil (1–2) | 315 | 10 883 | 10 568 |
Toelichting op de post staatsobligaties
De staatsobligaties zijn conform ESR 1995 gewaardeerd tegen marktprijzen.
De waardeverandering van 18,3 miljard euro is opgebouwd uit een volumecomponent van 7,7 miljard euro en een prijscomponent van 10,6 miljard euro. Om in 2008 te voorzien in de financeringsbehoefte van de Staat is een groter beroep op de kapitaalmarkt gedaan. Hierdoor is de omvang van de staatsobligaties gestegen met 7,7 miljard euro (volumecomponent). De prijsmutatie heeft geen gevolgen voor de EMU-schuld. De EMU-schuld luidt in ESR-categorieën, doch uitdrukkelijk is bepaald dat voor de excessieve-tekortenprocedure over de schuld in nominale termen gerapporteerd dient te worden. Voor de EMU-schuld is dus het bedrag van 198,5 miljard euro relevant.
Tabel C4.1. Samenstelling van de kortlopende leningen | ||
(x € miljoen) | 2007 | 2008 |
Deposito O/G | 5 075 | 3 990 |
Collaterals | 0 | 2 012 |
Uitvoering Werknemersverzekeringen | 10 636 | 11 463 |
Sociale Verzekeringsbank | 1 340 | 1 828 |
Investeringsfaciliteit voor Oost Europa | 116 | 114 |
Diverse deposito’s en rc RWTS | 5 348 | 5 063 |
Totaal | 22 515 | 24 469 |
Toelichting op de post kortlopende leningen
Kortlopende leningen omvatten alle ontvangen kredieten waarvan de oorspronkelijke looptijd maximaal één jaar, en in uitzonderlijke gevallen maximaal twee jaar bedraagt. Hieronder vallen deposito’s O/G, rekening courantkredieten, voorschotten en voorfinancieringen.
Tabel C4.2. Mutatie van de kortlopende leningen (x € miljoen) | |
stand ultimo 2007 | 22 515 |
afname deposito 2008 | – 1 085 |
toename collaterals 2008 | 2 012 |
toename positief rekening courantsaldo 2008 | 1 027 |
stand ultimo 2008 | 24 469 |
Toelichting op de post mutatie kortlopende leningen
De tijdelijk opgenomen gelden (deposito O/G) zijn in 2008 ten opzichte van 2007 afgenomen met € 1,1 miljard. Dit zijn leningen voor zeer korte termijn (1 dag tot enkele weken). De deposito’s worden gebruikt voor de dekking van de dagelijkse tekorten van de schatkist. Banken, overheden en grote bedrijven verstrekken elkaar deze deposito’s. De tarieven voor het in- en uitlenen van geld komen op de geldmarkt tot stand via contacten per telefoon en via elektronische systemen.
De waarde van de collaterals was in 2007 nog onder C6.1c diverse schulden opgenomen en was € 16 miljoen. De waarde van de collaterals is per ultimo 2008 € 2 miljard. Collaterals zijn onderpanden (geld) die bij het agentschap van het ministerie van Financiën worden afgegeven als dekking voor positieve markwaarde van derivaten.
De rekening-courantstanden met een credit (tegoed) saldo op de rekening courant en uitgezette deposito’s staan onder de post kortlopende leningen. De Rwt’s en sociale fondsen met een debet (tekort) saldo van de rekening-courant staan onder B3.
In 1998 is de Wet geïntegreerd middelenbeheer in werking getreden. Gevolg hiervan is dat de Sociale Verzekeringsbank, de Uitvoering Werknemersverzekeringen en het College voor zorgverzekeringen geen zelfstandig middelenbeheer meer voeren. Dit middelenbeheer, ook wel schatkistbankieren genoemd, is geïntegreerd in de schatkist door middel van een rekening-courant verhouding. Uit dien hoofde is ultimo 2008 een schuld opgenomen aan de Uitvoering Werknemersverzekeringen van per saldo circa 11,5 miljard euro. De schuld aan de Sociale Verzekeringsbank bedraagt 1,8 miljard euro.
Tabel C5.1. Samenstelling van de langlopende leningen | ||
(x € miljoen) | 2007 | 2008 |
Onderhandse Floating Rate Note (FRN) lening voor Fortis | 0 | 10 000 |
Onderhandse Staatsleningen | 1 466 | 1 432 |
div. voorfinancieringen via V&W | 42 | 33 |
Overige | 58 | 190 |
Totaal | 1 566 | 11 655 |
Toelichting op de post langlopende leningen
De verstrekte langlopende leningen omvatten alle verstrekte kredieten die niet het karakter dragen van deposito’s en waarvan de oorspronkelijke looptijd gewoonlijk langer is dan één jaar en in uitzonderlijke gevallen minimaal meer dan twee jaar. Hieronder vallen de onderhandse lening voor Fortis, onderhandse staatsleningen en diverse langlopende rekening courantkredieten.
Tabel C5.2. Mutatie van de langlopende leningen (x € miljoen) | |
stand ultimo 2007 | 1 566 |
toename Floating Rate Note Fortis 2008 | 10 000 |
toename diverse langlopende leningen 2008 | 89 |
stand ultimo 2008 | 11 655 |
Toelichting op de post langlopende leningen
Conform ESR 1995 zijn de onderhandse staatsleningen tegen de nominale waarde gewaardeerd. De balansmutatie betreft voornamelijk aflossingen. De Staat heeft direct geld geleend bij geldgevers en de afspraken over deze leningen zijn onderling gemaakt.
De overige leningen op lange termijn zijn in 2008 toegenomen met 10,1 miljard euro.
De post Onderhandse Floating Rate Notes (FRN) is de onderhandse lening die geplaatst is bij Fortis Bank SA/NV (Brussel) om een deel van het overbruggingskrediet dat de Staat aan Fortis Bank Nederland verstrekt heeft te financieren.
De post diverse voorfinancieringen via V&W zijn de langlopende leningen die het ministerie van Verkeer en Waterstaat heeft gekregen van derden. De overige leningen zijn, van de Wet geïntegreerd middelenbeheer deelnemers, rekening-courant tegoeden die in de schatkist voor langere periode worden aangehouden.
C6 Handelskredieten en transitorische posten
Tabel C6.1 geeft inzicht in de samenstelling van de handelskredieten en transitorische posten. Vervolgens wordt per post een toelichting gegeven op de verschillende balansbedragen.
Tabel C6.1. Samenstelling van de handelskredieten en de transitorische posten | ||
(x € miljoen) | 2007 | 2008 |
a. Overlopende passiva | 7 961 | 8 963 |
b. Verplichtingen uit hoofde van contracten e.d., waartegenover vorderingenstaan | 10 954 | 10 638 |
c. Overige schulden | 1 117 | 1 169 |
Totaal | 20 032 | 20 770 |
Tabel C6.2. Samenstelling van de overlopende passiva | ||
(x € miljoen) | 2007 | 2008 |
Lopende interest van de staatsschuld | 5 116 | 5 480 |
Commissie van de Europese Gemeenschappen | 824 | 928 |
Diverse schulden | 2 021 | 2 555 |
Totaal | 7 961 | 8 963 |
Toelichting op de post overlopende passiva
Onder overlopende activa zijn lasten gerubriceerd, die zijn toegerekend aan de verslagperiode, maar waarvan de feitelijke betaling valt in een andere verslagperiode. Toelichting bij de post overlopende passiva:
Tabel C6.3. Mutatie van de overlopende passiva(x € miljoen) | |
stand ultimo 2007 | 7 961 |
toename lopende interest van de staatsschuld 2008 | 364 |
toename rekening courant Comm. van de Eur. Gem. 2008 | 104 |
toename diverse schulden van o.a. de baten lasten diensten 2008 | 534 |
stand ultimo 2008 | 8 963 |
Toelichting op de post mutatie overlopende passiva
– lopende interest van de staatsschuld zijn de rentekosten die al in de uitgaven van 2008 van begrotingshoofdstuk IXA zijn opgenomen maar nog in 2009 betaald moeten worden.
– de Commissie van de Europese Gemeenschappen heeft bij het ministerie van Financiën een rekening-courant waar hun tegoed bij de Nederlandse Staat wordt aangehouden.
– het saldo van de post diverse schulden bestaat voornamelijk uit de korte termijn schulden van de batenlasten diensten.
b. Verplichtingen uit hoofde van contracten e.d., waartegenover vorderingen staan
Voor een toelichting wordt verwezen naar balanspost B6.b.
Tabel C6.4. Samenstelling van de overige schulden | ||
---|---|---|
(x € miljoen) | 2007 | 2008 |
Diverse schulden | 1 117 | 1 169 |
Totaal | 1 117 | 1 169 |
Toelichting op de post overige schulden
De post ’overige schulden’ is in 2008 in totaal € 0,5 mld. toegenomen. Onder overige passiva zijn de bedragen opgenomen, die niet overlopend zijn of niet onder andere specifieke omschreven balanshoofden gerubriceerd kunnen worden, zoals saldi van nog te betalen posten.
Tabel C6.5. Mutatie van de overige schulden (x € miljoen) | |
stand ultimo 2007 | 1 117 |
toename diverse schulden ministeries 2008 | 52 |
stand ultimo 2008 | 1 169 |
Toelichting op de post mutatie overige schulden
– de diverse schulden bestaan uit de diverse schulden van de ministeries. De grootste schuld is van het Ministerie van Financiën, het betreft hier o.a. de consignatiekas.
Niet uit de balans blijkende verplichtingen
De indeling van de staatsbalans 2008 is verder aangepast aan de ESR 1995 indeling. Door deze aanpassingen zijn de posten schulden militaire pensioenen en vakantieaanspraak ambtenaren van de staatsbalans afgehaald.
Tabel C7 niet uit de balans blijkende verplichtingen | ||
(x € miljoen) | 2007 | 2008 |
a. Militaire pensioenen | 6 069 | 7 100 |
b. vakantieaanspraak ambtenaren | 240 | 263 |
Totaal | 6 309 | 7 363 |
Garantieoverzicht uitstaand risico (x 1000 euro): regelingen groter dan 100 000 euro | |||||
Hoofdstuk | omschrijving | Risico ultimo 2007 | Verleende garanties 2008 | Vervallen garanties 2008 | Risico ultimo 2008 |
Garantie op kredieten | |||||
V | Garanties IS-NIO | 418 651 | 0 | 54 635 | 364 016 |
VII | Politiegaranties (geïntegreerd middelenbeheer) | 586 875 | 95 050 | 0 | 681 925 |
VIII | Bouwleningen academische ziekenhuizen | 339 572 | 0 | 14 513 | 325 059 |
VIII | Achterborgovereenkomst | 113 227 | 21 465 | 11 411 | 123 281 |
IXB | Garantieinterbancaire leningen | 0 | 2 740 000 | 0 | 2 740 000 |
IXB | Kredieten EU-betalingsbalanssteun aan lidstaten | 808 000 | 0 | 0 | 808 000 |
XIII | BBMKB | 1 707 048 | 601 255 | 450 260 | 1 858 043 |
XIII | COVA | 907 560 | 93 440 | 0 | 1 001 000 |
XIV | GarantieBorgstellingsfonds voor de landbouw | 582 400 | 51 200 | 90 000 | 543 600 |
XIV | Garantievoor natuurgebieden en landschappen | 350 991 | 33 663 | 14 076 | 370 578 |
XVI | Achterborgstelling Stichting Waarborgfonds | 7 221 300 | 481 200 | 0 | 7 702 500 |
XVI | Inrichtingen voor de gezondheidszorg | 875 086 | 0 | 60 371 | 814 715 |
XVI | Voorzieningen voor gehandicapten | 268 807 | 0 | 17 297 | 251 510 |
Infrafonds | Prorail | 1 205 039 | 0 | 100 285 | 1 104 754 |
overig | 968 939 | 262 905 | 101 417 | 1 130 427 | |
Totaal garanties op kredieten | 16 353 495 | 4 380 178 | 914 265 | 19 819 408 | |
Garantieop deelnemingen | |||||
V | Garanties regionale Ontwikkelingslanden | 0 | 733 576 | 0 | 733 576 |
V | Garanties IS-Raad van Europa | 119 338 | 0 | 0 | 119 338 |
IXB | Garantieen vrijwaring inzake verkoop van deelnemingen | 137 286 | 0 | 0 | 137 286 |
IXB | Wereldbank | 2 729 493 | 157 692 | 0 | 2 887 185 |
IXB | EBRD | 365 800 | 0 | 0 | 365 800 |
IXB | EIB | 7 017 712 | 0 | 0 | 7 017 712 |
overig | 755 114 | 1 316 | 731 210 | 25 220 | |
Totaal garanties op deelnemingen | 11 124 743 | 892 584 | 731 210 | 11 286 117 | |
Garantieop moeilijk/niet te verzekeren risico’s | |||||
VIII | Indemniteitsregeling | 184 000 | 232000 | 285 000 | 131 000 |
IXB | WAKO (kernongevallen) | 14 023 000 | 0 | 0 | 14 023 000 |
IXB | Atradius – Exportkredietverzekering | 12 328 000 | 5 304 049 | 7 049 | 17 625 000 |
IXB | Atradius – Regeling Herverzekeringen Investeringen. | 442 000 | 0 | 229 000 | 213 000 |
XII | Terrorisme dekking in de brandverzekering NV Luchthaven Schiphol | 1 400 000 | 0 | 100 000 | 1 300 000 |
overig | 118 633 | 7 061 | 622 | 125 072 | |
Totaal garanties moeilijk/niet te verzekeren risico’s | 28 495 633 | 5 543 110 | 621 671 | 33 417 072 | |
Overige garanties (o.a. liquiditeits- of exploitatiegarantie) | |||||
IXB | DNB – deelneming in kapitaal IMF | 9 605 094 | 297 872 | 0 | 9 902 966 |
XIII | GarantieTenneT | 200 000 | 0 | 0 | 200 000 |
XIII | SENO/GOM | 479 000 | 0 | 0 | 479 000 |
XIII | Herverzekeren Inpress 8 | 111 459 | 2 523 | 2 523 | 111 459 |
overig | 100 926 | 117 | 6 283 | 94 760 | |
Totaal overige garanties | 10 496 479 | 300 512 | 8 806 | 10 788 185 | |
Totaal generaal garanties | 66 470 350 | 11 116 384 | 2 275 952 | 75 310 782 | |
Bruto Binnenlands Product ( BBP miljoen Euro) | 567 066 | 594 608 | |||
Totaal generaal garanties in % BBP | 12% | 13% |
Uitgaven en ontvangsten op de door de staat verstrekte garanties (x 1000 euro) | |||||
---|---|---|---|---|---|
Uitgaven 2007 | Ontvangsten 2007 | Uitgaven 2008 | Ontvangsten 2008 | ||
Hoofdstuk | Departement | ||||
V | Buitenlandse Zaken | 2 714 | 46 386 | 2 383 | 18 |
VI | Justitie | – | – | 134 | – |
VII | Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | – | – | – | – |
VIII | Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | 0 | 0 | 0 | 0 |
IXB | Financiën | 15 487 | 232 400 | 9 377 | 216 457 |
X | Defensie | – | – | – | – |
XI | Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer | – | – | – | – |
XVIII | Wonen, Wijken en Integratie | – | – | – | – |
XII | Verkeer en Waterstaat | 0 | 6 925 | 0 | 5 351 |
XIII | Economische Zaken | 31 152 | 37 841 | 35 250 | 37 102 |
XIV | Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit | – | – | – | – |
XV | Sociale Zaken en Werkgelegenheid | – | – | – | – |
XVI | Volksgezondheid, Welzijn en Sport | – | – | – | – |
A | Infrastructuurfonds | – | – | ||
Totaal generaal | 49 353 | 323 552 | 47 144 | 258 928 |
Een garantie wordt omschreven als een voorwaardelijke financiële verplichting van het Rijk aan een derde buiten het Rijk, die pas tot uitbetaling komt als zich bij de wederpartij een bepaalde omstandigheid (realisatie van een risico) voordoet.
Kredietgarantie: garantie op rente- en aflossingsverplichtingen (risico gemaximeerd voor totaalbedrag). (Her-)verzekering: garantie op moeilijk/ niet te verzekeren risico’s (risico gemaximeerd per gebeurtenis).
Garantie voor deelnemingen: garantie op vol- of bijstorten aandelenkapitaal (risico gemaximeerd voor totaalbedrag).
Overig, exploitatiegarantie: garantie op minimum van exploitatieniveau (risico gemaximeerd per jaar). Overig, liquiditeitsgarantie: garantie minimum van liquiditeitsniveau ( risico gemaximeerd voor totaalbedrag).
Betreffen schade-uitkeringen op afgegeven garanties.
Betreffen zowel ontvangen premies of provisies e.d. als op derden verhaalde (schade)uitkeringen.
Bijlage 4. De belasting- en premieontvangsten
De belasting- en premieontvangsten in 2008 | |||
Ontwerpbegroting 2008 | FJR 2008 | Verschil | |
Kostprijsverhogende belastingen | 74 604 | 72 920 | – 1 684 |
Invoerrechten | 2 195 | 2 369 | 174 |
Omzetbelasting | 43 368 | 43 311 | – 57 |
Belasting op personenauto’s en motorrijwielen | 3 615 | 3 271 | – 344 |
Accijnzen | 10 569 | 10 489 | – 80 |
– Accijns van lichte olie | 4 167 | 4 067 | – 100 |
– Accijns van minerale oliën, anders dan lichte olie | 3 273 | 3 195 | – 78 |
– Tabaksaccijns | 2 238 | 2 278 | 40 |
– Alcoholaccijns | 308 | 339 | 31 |
– Bieraccijns | 322 | 318 | – 4 |
– Wijnaccijns | 261 | 293 | 32 |
Belastingen van rechtsverkeer | 6 224 | 5 389 | – 835 |
– Overdrachtsbelasting | 5 363 | 4 562 | – 801 |
– Assurantiebelasting | 861 | 804 | – 57 |
– Kapitaalsbelasting | 0 | 23 | 23 |
Motorrijtuigenbelasting | 3 179 | 3 079 | – 100 |
Belastingen op een milieugrondslag | 4 817 | 4 499 | – 318 |
– Grondwaterbelasting | 176 | 172 | – 4 |
– Afvalstoffenbelasting | 185 | 118 | – 67 |
– Energiebelasting | 4 334 | 4 076 | – 258 |
– Waterbelasting | 116 | 118 | 2 |
– Brandstoffenheffingen | 6 | 15 | 9 |
Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken en andere producten | 159 | 159 | 0 |
Belasting op zware motorrijtuigen | 121 | 119 | – 2 |
Verpakkingenbelasting | 204 | 147 | – 57 |
Vliegbelasting | 152 | 88 | – 64 |
Belastingen op inkomen, winst en vermogen | 68 896 | 65 050 | – 3 846 |
Inkomstenbelasting kas | 5 182 | – 142 | – 5 324 |
Loonbelasting kas | 39 496 | 40 310 | 814 |
Dividendbelasting | 3 191 | 3 951 | 760 |
Kansspelbelasting | 247 | 302 | 55 |
Vennootschapsbelasting | 18 809 | 18 814 | 5 |
Vermogensbelasting | 0 | 20 | 20 |
Successierechten | 1 971 | 1 795 | – 176 |
Niet nader toe te rekenen belastingontvangsten | – 38 | 98 | 136 |
Belastingen op kasbasis | 143 462 | 138 068 | – 5 394 |
KTV Belastingen (aansluiting naar EMU-basis) | 767 | 37 | – 730 |
Premies volksverzekeringen op kasbasis | 31 425 | 37 263 | 5 838 |
KTV premies vvz (aansluiting naar EMU-basis) | 214 | – 57 | – 271 |
Premies werknemersverzekeringen (Op EMU-basis) | 46 539 | 46 573 | 34 |
Totaal belastingen en premies op EMU-basis | 222 407 | 221 884 | – 523 |
Lijst van gebruikte termen en hun betekenis
Fonds waarin de, voor de toekomstige AOW-uitgaven geoormerkte schuldreductie wordt bijgehouden. Hiertoe vinden vanaf 1997 stortingen in het fonds plaats en over de als geheel ten gunste van het fonds geboekte bedragen wordt jaarlijks rente bijgeboekt. Het fonds maakt deel uit van de collectieve sector.
In een baten-lastenstelsel worden uitgaven en ontvangsten toegerekend aan het tijdvak waarin het verbruik van goederen en diensten plaatsvindt en de baten ontstaan. Dit stelsel maakt het mogelijk om de kosten en opbrengsten af te leiden uit de administratie.
De sturing en beheersing van bedrijfsprocessen binnen een ministerie om de beleidsdoelstellingen te realiseren. Het betreft de sturing en beheersing van zowel de primaire processen als van de processen die hiervoor faciliterend zijn (de zogenaamde ondersteunende processen).Wat de ondersteunde processen betreft, kan hierbij ten minste worden gedacht aan de zogenoemde piofah-functies: personeel, informatisering, organisatie, financiën, automatisering en huisvesting.
Overheidsuitgaven in de vorm van derving of uitstel van belastingontvangsten, voortvloeiend uit een voorziening in de wet voorzover die voorziening niet in overeenstemming is met de primaire heffingsstructuur van de wet.
De informatie betreffende het beleid en de bedrijfsvoering, die is opgenomen in de beleidsartikelen van de begrotingen en de jaarverslagen van het Rijk en die is ontleend aan:
a. departementale systemen voor het verzamelen, genereren en veredelen van beleidsinformatie (monitorsystemen);
b. informatiebronnen van derden;
c. evaluatieonderzoeken en bedrijfsvoeringsonderzoeken die onder deze regeling vallen.
Verhogingen van collectieve uitgaven en/of verlagingen van ontvangsten ten opzichte van de begroting en/of de meerjarencijfers, waaraan een beleidsbeslissing ten grondslag ligt. Deze term wordt meestal beperkt tot beleidsmatige mutaties in de netto-uitgaven. Een beleidsmatige verlaging van de belastingontvangsten wordt doorgaans aangeduid met de term lastenverlichting.
Bruto Binnenlands Product (BBP)
De som van de beloningen van de productiefactoren in het Nederlandse productieproces, plus het saldo van de indirecte belastingen en kostprijsverlagende subsidies.
Het BNP is de som van alle bruto toegevoegde waarde voortgebracht door alle sectoren in een land in een jaar tijd. Ook is rekening gehouden met het saldo van de primaire inkomens ontvangen en betaald aan het buitenland.
Cluster van uitgaven die voor de regels budgetdiscipline op identieke wijze worden behandeld. Er zijn drie budgetdisciplinesectoren: Rijksbegroting in enge zin, Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid en Zorgsector.
De post Consolidatie wordt gebruikt voor het corrigeren van de Rijksbegroting voor dubbeltellingen als gevolg van het bruto-boeken van onderlinge betalingen. Het bruto-boeken houdt in dat zowel het departement dat de feitelijke betaling verricht, als het departement dat bijdraagt, de uitgaven in de begroting opneemt. Het ontvangende departement raamt de te ontvangen bijdragen ook aan de ontvangstenkant van de begroting. Dit geldt ook voor bijdragen van een departement aan een agentschap. Hierdoor wordt het rekenkundige niveau van de totale rijksuitgaven en rijksontvangsten hoger dan het feitelijke niveau. Door middel van de post Consolidatie wordt hiervoor gecorrigeerd.
Het looninkomen per werknemer als direct gevolg van de afgesloten collectieve arbeidsovereenkomsten (CAO) in de private sector en van arbeidsvoorwaardenafspraken met overheidspersoneel.
Een batenlastendienst is een onderdeel van een ministerie waarvoor een afgezonderd en afwijkend beheer wordt gevoerd, met als doel een doelmatiger beheer te realiseren. Diensten die een baten-lastenstelsel voeren hebben een eigen begroting en staan los van de begrotingsadministratie van het moederministerie. Een dienst die een baten-lastenstelsel voert valt onder de ministeriële verantwoordelijkheid.
Fonds waaruit uitgaven gedaan worden voor de bewaking en de bestrijding van dierziekten en het voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen. De middelen ter financiering van de uitgaven zijn afkomstig van de EU, de productschappen en het Rijk (minsterie van LNV).
Economische en Monetaire Unie (EMU)
De in het Verdrag van Maastricht geregelde unie tussen EU-lidstaten. De derde fase die op 1 januari 1999 van start is gegaan, kenmerkt zich door onherroepelijk vastgelegde wisselkoersen, volledig vrij kapitaalverkeer en girale invoering van de gemeenschappelijke munt, de euro. De euro is per 1 januari 2002 ook chartaal ingevoerd. In de EMU is de Europese Centrale Bank verantwoordelijk voor het gemeenschappelijke monetaire beleid dat wordt gevoerd door het Europees Stelsel van Centrale Banken. Tevens vindt binnen de EMU coördinatie van het economisch beleid plaats.
Voorziening in de regels budgetdiscipline die inhoudt dat het is toegestaan om binnen een begroting tot maximaal 1,0% van het (gecorrigeerde) begrotingstotaal aan gelden tussen opeenvolgende jaren te schuiven. Op deze wijze kan het ondoelmatig besteden van begrotingsgelden worden beperkt.
Het EMU-saldo heeft betrekking op het vorderingensaldo van de sector Overheid op transactiebasis. Het vorderingensaldo geeft de mutatie in het saldo van de financiële activa en passiva van de collectieve sector weer. Omdat het EMU-saldo betrekking heeft op de totale collectieve sector, is niet alleen het vorderingensaldo van het Rijk van belang, maar ook de vorderingensaldi van de sociale fondsen en de lokale overheid.
Het totaal van de uitstaande leningen ten laste van de gehele collectieve sector. Dit is de optelsom van de uitstaande leningen ten laste van het Rijk, de sociale fondsen en de lokale overheid, minus de onderlinge schuldverhoudingen van deze drie subsectoren. De EMU-schuld is een bruto-schuldbegrip.
Bij bepaling van de EMU-schuldquote wordt de EMU-schuld uitgedrukt in procenten van het BBP.
Europees Systeem van nationale en regionale Rekeningen (ESR)
Het ESR is een internationaal vergelijkbaar boekhoudkundig raamwerk voor een systematische en uitvoerige beschrijving van een totale economie, de elementen waaruit deze economie is opgebouwd en haar betrekkingen met andere economieën. Het ESR is gericht op de omstandigheden en informatiebehoeften in de Europese Unie.
Het geheel van beslissingen, handelingen en regels die zijn bedoeld voor de sturing en beheersing van, alsmede de verantwoording over, de financiële transacties en de saldi waarvoor de minister (mede)verantwoordelijkheid draagt. De administraties, die ten behoeve van het financieel beheer worden bijgehouden, worden eveneens tot het financieel beheer gerekend.
Het saldo van de relevante uitgaven en ontvangsten, minus de mutatie van de derdenrekeningen.
Fonds Economische Structuurversterking (FES)
Het FES wordt gevoed met een deel van de gasbaten, alsmede met de rentevrijval (na dividendderving) samenhangend met de ontvangsten uit de verkoop van staatsdeelnemingen, en eventueel opbrengsten van veilingen van etherfrequenties. De middelen uit het FES worden gereserveerd voor investeringsprojecten van nationaal belang die de economische structuur versterken. Het betreft een verdeelfonds; vanuit het fonds worden bijdragen toegekend aan andere begrotingen van het Rijk.
Fonds waaruit jaarlijks (algemene) uitkeringen worden gedaan aan de gemeenten, ter dekking van een deel van hun uitgaven. De jaarlijkse groei van het fonds op basis van de ontwikkeling van de netto-gecorrigeerde rijksuitgaven, word het accres genoemd.
Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS)
De middelen voor het buitenlandse beleid worden verantwoord op verschillende begrotingen. Om de samenhang van het buitenlandse beleid te versterken, zijn de financiële middelen hiertoe gebundeld onder de HGIS. Op deze manier wordt de omvang van de beschikbare middelen duidelijk gemaakt en kan een integrale afweging plaatsvinden omtrent de inzet van deze middelen.
Fonds waarin de middelen die voorheen op de begrotingen an Verkeer en Waterstaat, het Rijkswegenfonds en het Mobiliteitsfonds beschikbaar waren voor de uitgaven aan de weg-, wateren railinfrastructuur, zijn samengevoegd. Tevens worden uit dit fonds uitgaven in het kader van de Investeringsimpuls 1994–1998 gedaan. De middelen hiervoor zijn afkomstig uit het Fonds Economische Structuurversterking (FES).
Tegemoetkoming voor de extra uitgaven van ministeries ten gevolge van loonstijgingen. Deze middelen worden gereserveerd op de aanvullende post Arbeidsvoorwaarden.
De zorg voor niet-geldelijke zaken vanaf het moment van ontvangst tot aan het moment van afstoting.Onder de niet-geldelijke zaken worden zaken verstaan, niet zijnde geld of geldswaardige papieren, die benodigd zijn voor het functioneren van de rijksdienst, dan wel die door het Rijk in bewaring zijn genomen.
De Nationale Rekeningen is het statistische systeem waarmee de Nederlandse economie in kaart wordt gebracht. Ook wel de Nationale Boekhouding genoemd.
Netto-uitgaven Rijksbegroting in enge zin
Relevante uitgaven en niet-belastingontvangsten van de Rijksbegroting exclusief de uitgaven en niet-belastingontvangsten van de Rijksbegroting die tot de sector Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid dan wel tot de sector Zorg worden gerekend. Tevens worden de relevante uitgaven gecorrigeerd voor enkele incidentele posten.
Netto-uitgaven Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid
De budgetdisciplinesector Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid omvat de sociale zekerheid op de Rijksbegroting, alsmede de uitgaven van de sociale fondsen. Voor de sociale fondsen is het totaal van uitkeringen en administratiekosten relevant. Het bovenwettelijke gedeelte blijft buiten beschouwing.
De uitgaven die tot het Budgettair Kader Zorg (BKZ) worden gerekend. Het BKZ omvat de via de AWBZ, ZFW en particuliere verzekeraars (voorzover betrekking hebbend op de particulier verzekerde voorzieningen die ook in het ZFW-verzekerde pakket zijn opgenomen) gefinancierde netto-uitgaven. Bij het collectief gefinancierde deel van het BKZ worden de via de particuliere verzekeraars gefinancierde uitgaven niet meegenomen, met uitzondering van de via de omslagbijdrage WTZ gefinancierde uitgaven.
Alle begrotingsontvangsten van het Rijk die niet tot de belastingen worden gerekend. Het betreft een zeer heterogene groep. Het gaat daarbij vooral om ontvangsten die samenhangen met verleende overheidsdiensten en kredietverlening door het Rijk, sommige ontvangsten die als collectieve lasten worden aangemerkt, de gasbaten (exclusief vennootschapsbelasting) en incidentele ontvangsten uit de verkoop van staatsdeelnemingen.
Tegemoetkoming voor de extra uitgaven van ministeries ten gevolge van prijsstijgingen. Deze middelen worden gereserveerd op de aanvullende post Prijsbijstelling.
De mate waarin de belastinginkomsten afhankelijk zijn van de ontwikkeling van de economische groei.
Fonds waaruit jaarlijks (algemene) uitkeringen worden gedaan aan de provincies, ter dekking van een deel van hun uitgaven. De jaarlijkse groei van het fonds op basis van de ontwikkeling van de netto- gecorrigeerde rijksuitgaven, wordt het accres genoemd.
Onder rechtmatigheid wordt verstaan financiële rechtmatigheid. Financiële rechtmatigheid houdt in dat een financiële transactie waarvan de uitkomst in het departementale jaarverslag dient te worden verantwoord in overeenstemming is met de begrotingswetten en met de in de Europese regelgeving, de Nederlandse wetten, algemene maatregelen van bestuur en ministeriele regelingen opgenomen bepalingen die de uitkomst van die financiële transactie beïnvloeden.
Rechtspersoon met een Wettelijke Taak (RWT)
Rechtspersonen met een Wettelijke Taak worden geheel of gedeeltelijk met publiek geld bekostigd en oefenen een wettelijke taak uit. RWT’s kunnen tevens zelfstandig bestuursorgaan (ZBO) zijn, maar er bestaan ook RWT’s die geen ZBO zijn en ZBO’s die geen RWT zijn.
Fondsen waaruit uitkeringen en voorzieningen worden verstrekt krachtens socialeverzekeringswetten. De financiering vindt voor het overgrote deel plaats via sociale premies en rijksbijdragen.
Een balans waarin de grootte en de samenstelling van het staatsvermogen wordt weergegeven.
Zelfstandig Bestuursorgaan (ZBO)
Orgaan waaraan de uitoefening van een wettelijke taak is opgedragen, zonder dat er sprake is van (volledige) ondergeschiktheid aan de minister, en die voor de uitoefening van de taak uit collectieve middelen (rijksbijdragen en heffingen) worden gefinancierd.
Afkortingenlijst Financieel Jaarverslag van het Rijk 2008
AOW | Algemene Ouderdomswet |
AWBZ | Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten |
BBP | Bruto Binnenlands Product |
BKZ | Budgettair Kader Zorg |
BNI | Bruto Nationaal Inkomen |
BTW | Belasting Toegevoegde Waarde |
BZK | Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
CBS | Centraal Bureau voor de Statistiek |
CPB | Centraal Planbureau |
CWI | Centrum voor Werk en Inkomen |
DNB | De Nederlandsche Bank |
DGS | Depositogarantiestelsel |
EDP | Electronic Data Processing |
EIB | Europese Investeringsbank |
EMU | Economische en Monetaire Unie |
ESF | Europees Sociaal Fonds |
EZ | Economische Zaken |
GF | Gemeentefonds |
GGZ | Geestelijke Gezondheids- en verslavingszorg |
GOM | Garantiefaciliteit Opkomende Markten |
HRM | Human Resource Management |
IMF | Internationaal Monetair Fonds |
LNV | Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit |
MEP | Milieukwaliteit Elektriciteitsproductie |
MN | Miljoenennota |
NHG | Nationale Hypotheek Garantie |
NZa | Nederlandse Zorgautoriteit |
OCW | Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen |
PF | Provinciefonds |
SENO | Stichting Economische Samenwerking Nederland Opkomende markten |
SZA | Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid |
SZW | Sociale Zaken en Werkgelegenheid |
UWV | Uitvoeringsinstituut voor Werknemersverzekeringen |
V&W | Verkeer en Waterstaat |
Vpb | Vennootschapsbelasting |
VROM | Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer |
VVZ | Volksverzekeringen |
VWS | Volksgezondheid, Welzijn en Sport |
WAO | Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering |
WAZO | Wet Arbeid en Zorg |
WEW | Waarborgfonds Eigen Woningbezit |
WNVZ | Werknemersverzekeringen |
WW | Werkloosheidswet |
WWI | Wonen, Wijken en Integratie |
Aardgasbaten 14, 42, 49
Administratieve lasten 35, 36
Algemene Rekenkamer 34, 35, 36, 37
Arbeidsmarkt 12, 24, 75, 77, 78
Arbeidsongeschiktheid 24, 25, 78
Auditdienst 38
Auditfunctie 38
Automatisering 51, 75
AWBZ 25, 26, 77, 78
BBP 9, 12, 13, 14, 15, 18, 21, 22, 28, 29, 47, 72, 75, 76, 78
Bedrijfsvoering 7, 32, 34, 75
Bedrijfsvoeringsparagraaf 32, 33
Belastingdienst 23, 33, 34, 63, 64
Beleidsdoorlichting 37, 38
CBS 9, 78
Consumptie 12, 27, 28
Controledruk 36, 37
Crisisbeheersing 35
De Nederlandsche Bank 16, 19, 33, 47, 52, 57, 58, 59, 60, 64, 78
Deelnemingen 16, 17, 32, 41, 43, 45, 46, 47, 54, 55, 56, 57, 58, 59, 61, 71, 72, 76, 77
Depositogarantiestelsel 15, 16, 17, 18, 19, 20, 48, 62, 78
Dividend 16, 17, 18, 19, 23, 29, 74, 76
Economische groei 13, 77
EMU-saldo 7, 13, 14, 15, 17, 19, 20, 21, 26, 28, 38, 45, 46, 47, 76
EMU-schuld 7, 14, 15, 17, 21, 66, 76
ESR 1995 45, 46, 49, 55, 57, 58, 62, 64, 66, 68, 70
Eurogebied 12
Europese aanbestedingsregels 34, 36
Europese Unie 23, 76
Export 12, 18, 71
Financieel beheer 34, 35, 36, 76
Garantiefaciliteit 15, 44, 78
Garantie 7, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 41, 43, 45, 48, 57, 62, 63, 71, 72, 73, 78
Groei 9, 12, 13, 21, 28, 29, 30, 38, 76, 77
Huurtoeslag 23, 24, 33
Infrastructuur 20, 37, 39, 40, 43, 48, 72, 76, 77
Inkomsten 7, 13, 14, 21, 23, 26, 28, 29, 30, 46, 62, 74, 77
Kapitaalversterkingsfaciliteit 15, 16
Kinderopvang 23, 27
Kinderopvangtoeslag 23
Kredietcrisismaatregelen 14, 15, 18, 46
Kredietcrisis 7, 8, 10, 11, 12, 13, 15, 18, 21, 30, 32
Liquide middelen 42
Loon- en inkomstenheffing 28
Materieelbeheer 35
MEP 23, 78
Niet financiële activa 51
Niet uit de balans blijkende verplichtingen 45, 70
Olieprijs 14, 22, 49, 50
Omzetbelasting 27, 28, 29, 74
Onderwijs 23, 39, 40, 72, 78
Ontvangsten buiten begrotingsverband 41, 43
Ontvangsten ten gunste van de begroting 43
Ontwikkelingssamenwerking 23
Onvolkomenheden 34, 35, 36
Openstaande rechten 41, 42
Overdrachtsbelasting 27, 28, 29, 74
Rechtmatigheid 32, 33, 34, 37, 77
Rente 10, 13, 15, 17, 18, 19, 22, 23, 27, 45, 47, 49, 53, 62, 64, 69, 72, 75, 76
Rijksauditdienst 36, 38
Risicomanagement 53
Saldi begrotingsfondsen 41, 43
Saldi begrotingsreserve 41, 44
Schiphol 23, 57, 71
Schulden 20, 33, 41, 43, 45, 47, 48, 49, 54, 64, 67, 68, 69, 70
Securities 16, 17, 55, 56, 57, 60, 61
Sociale zekerheid 24
Sociale Zekerheid 75, 77
Sociale zekerheid 77
Sociale Zekerheid 78
Specifieke uitkeringen 23, 24
Staatsbalans 7, 14, 19, 20, 45, 46, 50, 53, 55, 57, 58, 62, 70, 77
Staatsvermogen 19, 20, 21, 45, 46, 47, 48, 49, 57, 58, 77
Subsidies 24, 25, 33, 35, 75
Tolerantiegrenzen 32, 37
Uitgaven buiten begrotingsverband 41, 42, 64
Uitgaven ten laste van de begroting 41, 42
Uitgavenkaders 17
Uitkering 15, 16, 17, 18, 24, 30, 62, 73, 76, 77
UWV/CWI 24
Vennootschapsbelasting 27, 29, 49, 74, 77, 78
Voorschotten 23, 26, 35, 41, 43, 55, 66
Vorderingen 20, 41, 42, 43, 45, 47, 49, 52, 54, 55, 60, 61, 62, 63, 64, 68, 69, 76
WAO 25, 78
WAZO (Wet Arbeid en Zorg) 24
Wereldeconomie 11
Werkgelegenheid 13, 28, 39, 40, 72, 78
Werkloosheid 12, 13, 22, 30, 78
WW 24, 25, 32, 33, 37, 78
Zorguitgaven 25, 26
Naast de hiervoor gepresenteerde bijlagen is er nog een aantal aanvullende bijlagen beschikbaar.
U vindt deze bijlagen en uiteraard het integrale Financiële Jaarverslag van het Rijk via de link www.rijksbegroting.nl. Tevens liggen deze bijlagen ter inzage bij het Centraal Informatie Punt (CIP) van de Tweede Kamer.
1. Budgettaire kerngegevens
2. De uitgaven en niet-belastingontvangsten
3. De belasting- en premieontvangsten
4. EMU-saldo, EMU-schuld, Sociale Fondsen en Financieringsbehoefte
5. Belastinguitgaven
6. Vermindering van regeldruk voor bedrijven
7. Verticale Toelichting
8. Realisatie netto gecorrigeerde rijksuitgaven ten behoeve van de accresberekening