Het EMU-saldo is in 2011 uitgekomen op een tekort van 4,7 procent van het bbp. In de Startnota van het kabinet werd het EMU-saldo geraamd op een tekort van 4,0 procent van het bbp. Dit betekent dat sprake is van een verslechtering ten opzichte van deze raming van 0,7 procent van het bbp. Met name de sociale fondsen hebben bijgedragen aan een hoger dan verwacht tekort. Dit wordt veroorzaakt doordat enerzijds de premie-inkomsten zijn afgenomen, terwijl de premiegefinancierde uitgaven zijn toegenomen, met name voor de AWBZ. Tabel 2.1.1 laat zien dat het tekort van het Rijk 0,2 procent bbp beter is uitgevallen dan in de Startnota voorzien, namelijk 2,8 procent van het bbp in plaats van 3,0 procent van het bbp. Hier geldt dat de belastinginkomsten zijn afgenomen, maar de Rijksuitgaven zijn ook afgenomen. Tabel 2.1.1 laat zien dat ook het tekort van de lokale overheden iets beter is uitgevallen dan voorzien was ten tijde van de Startnota. Door afronding lijkt in de tabel het tekort van de lokale overheden echter gelijk te zijn gebleven.
Startnota | FJR 2011 | Verschil | |
---|---|---|---|
Rijk | – 3,0% | – 2,8% | 0,2% |
Sociale fondsen | – 0,2% | – 1,2% | – 0,9% |
Lokale overheden | – 0,7% | – 0,7% | 0,1% |
EMU-saldo | – 4,0% | – 4,7% | – 0,7% |
Tabel 2.1.2 zet de verslechtering van het EMU-saldo uiteen tussen Startnota en het Financieel Jaarverslag 2011 – de zogenoemde verticale toelichting. De verslechtering van het EMU-saldo ten opzichte van de raming bij Startnota komt vooral doordat de inkomsten zich minder positief hebben ontwikkeld dan destijds is voorzien. De ontwikkeling in de inkomsten wordt veroorzaakt door een lagere economische groei in 2011 dan waar in de Startnota van werd uitgegaan. In lijn met de begrotingsregels zijn geen maatregelen genomen om de inkomstentegenvaller op te vangen: inkomstentegenvallers mogen rechtstreeks het EMU-saldo belasten, zolang de signaalmarge niet is overschreden. In paragraaf 2.3 wordt nader ingegaan op de ontwikkeling van de uitgaven in 2011. De verslechtering van de overheidsinkomsten wordt nader toegelicht in paragraaf 2.4.
2011 | |
---|---|
EMU-saldo Startnota | – 4,0% |
Belasting- en premie-inkomsten | – 1,1% |
Uitgaven | |
wv. Rijksbegroting in enge zin | 0,5% |
wv. Sociale zekerheid (incl werkloosheidsuitkeringen) | 0,0% |
wv. Zorguitgaven | – 0,4% |
Gasbaten (kasbasis) | 0,2% |
Kas-transverschillen | 0,1% |
Agentschapsrekening en rest centrale overheid | 0,1% |
EMU-saldo lokale overheden | 0,1% |
Overige uitgaven | – 0,1% |
Noemereffect | – 0,1% |
EMU-saldo Financieel Jaarverslag Rijk 2011 | – 4,7% |
Zoals hoofdstuk 1 laat zien, is de economische groei met name in de tweede helft van 2011 tegengevallen. Dit is ook zichtbaar in de tekortramingen in figuur 2.1.1. Hoewel het tekort voor 2011 bij de Voorjaarsnota nog lager werd geraamd dan ten tijde van de Startnota, is de tekortraming in de tweede helft van 2011 opwaarts bijgesteld.
Figuur 2.1.1 Ontwikkeling van de saldoverwachting in 2011 (in procenten bbp)
Het structurele saldo is het feitelijke EMU-saldo gecorrigeerd voor conjuncturele ontwikkelingen en incidentele componenten. Het structurele saldo over 2011 is uitgekomen op – 3,5 procent van het bbp, zoals ook te zien is in tabel 2.1.3. Ten opzichte van de raming bij de Startnota betekent dit een verslechtering van 0,4 procent van het bbp. Het structurele EMU-saldo is minder negatief dan het feitelijke EMU-saldo, wat aangeeft dat de Nederlandse economie onder het potentiële groeiniveau presteert. Het is niet aan te raden al te harde conclusies te verbinden aan de ontwikkeling van het structurele saldo. De omvang van de conjunctuurcorrectie is namelijk altijd met veel onzekerheden omgeven.
Startnota | FJR 2011 | |
---|---|---|
Feitelijk EMU-saldo | – 4,0% | – 4,7% |
Af: conjuncturele component/incidentele componenten | – 0,9% | – 1,2% |
Structureel EMU-saldo | – 3,1% | – 3,5% |