Wetsartikelen 1 tot en met 3
Wetsartikel 1
De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel2.3, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016 elk afzonderlijk bij wet vastgesteld en derhalve ook gewijzigd. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om voor het jaar 2021 wijzigingen aan te brengen in de departementale begrotingsstaat van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
Vanwege de snelle opeenvolging van begrotingswetsvoorstellen, om het budgetrecht van de Staten Generaal te waarborgen, bevat de kolom Vastgestelde begroting het volgende: de vastgestelde stand bij ontwerpbegroting, de aangenomen amendementen, de ingediende Nota's van Wijziging op de OCW-begroting 2021 en de Incidentele Suppletoire Begroting 2021 inzake extra middelen voor coronabanen in het hoger onderwijs.
Nieuw beleid wordt pas in uitvoering genomen nadat het parlement de Ontwerpbegrotingswet 2021 heeft geautoriseerd. De spoedeisende maatregelen in deze Tweede Incidentele Suppletoire Begroting 2021 kunnen daar echter niet op wachten en gaan in vanaf 6januari 2021. Vanaf dat moment kunnen de spoedeisende maatregelen tot verplichtingen en/of betalingen leiden. Hiermee worden de nodige apparaten ingekocht vanaf begin januari zodat deze voor onderwijs op afstand gebruikt kunnen worden. Indien de formele autorisatie van beide Kamers op dat moment niet is afgerond zal het kabinet de uitvoering van de voorgenomen maatregelen in het belang van het Rijk conform artikel2.27, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016 starten. Voor de indiening van deze Tweede Incidentele Suppletoire Begroting is uw Kamer vooraf genformeerd via de brief van 18december 2020 over Specifieke aanpassingen in economisch steun- en herstelpakket (KamerstukkenII 2020/21, 35..., nr...).
De in de begrotingsstaat opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht.
Wetsartikel 2
De vaststelling van de begrotingsstaat geschiedt in duizenden euro's.
Wetsartikel 3
Dit artikel regelt de inwerkingtreding van deze wet.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob