Base description which applies to whole site

5. Verduurzamen

De groei van welvaart is alleen duurzaam als in de behoeftes van de huidige generatie wordt voorzien zonder het vermogen van toekomstige generaties aan te tasten om in hun behoeftes te voorzien. Bij de inzet van EZ om het Nederlandse groeivermogen te versterken is duurzaamheid dan ook een belangrijke randvoorwaarde. Dit raakt aan verschillende facetten van beleidsterrein van EZ, zoals de transitie naar een duurzame energievoorziening en de verduurzaming van het agrocomplex.

Energietransitie

Nederland staat voor een grote opgave om de transitie te maken naar een duurzame energievoorziening. De afgelopen jaren heeft het kabinet voortvarend stappen gezet in deze transitie. Dit vroeg onder andere om aanpassing van wet- en regelgeving. Zo zijn in de evaluatie van de Warmtewet ruim twintig knelpunten vastgesteld. Deze zijn verwerkt in de nieuwe Warmtewet, gericht op een betere werking van de markt voor warmtelevering en bescherming van de warmteconsument. Na de internetconsultatie in de zomer is het voorstel voor de nieuwe Warmtewet eind 2016 voor advies naar de Raad van State gestuurd.

Het door de Eerste Kamer afwijzen van het wetsvoorstel STROOM noopte tot aanvullende wetgevingstrajecten. TenneT is aangewezen als netbeheerder op zee en knelpunten om windparken op land te realiseren zijn weggenomen. Deze wet is op 1 april 2016 in werking getreden. In december 2016 is het wetsvoorstel Voortgang energietransitie aan de Tweede Kamer aangeboden, waarmee overige relevante wijzigingen uit het wetsvoorstel STROOM alsnog kunnen worden vastgelegd. Verder werden de tarieven voor de Wet opslag duurzame energie voor 2017 vastgesteld ter dekking van de uitgaven voor de stimulering van duurzame energieproductie (SDE+).

Ook in de reductie van gaswinning uit het Groningerveld zijn belangrijke stappen gezet. Het kabinet beperkt de gaswinning uit het Groningenveld de komende vijf jaar tot 24 miljard kubieke meter per jaar. Er wordt in een nieuw winningsplan voor Groningen gestreefd naar een zo vlak mogelijke winning met zo min mogelijk schommelingen. Alleen in koude winters en als het strikt noodzakelijk is, mag extra gas worden geproduceerd.

Op het gebied van energiebesparing zijn in 2016 de doelen uit het Energieakkoord binnen bereik gekomen. Hiertoe zijn aanvullende maatregelen aangekondigd waarmee het doel van 100 PJ gehaald kan worden. Ten aanzien van de gebouwde omgeving is er een akkoord bereikt over een taakstellend convenant tussen energieleveranciers, installateurs, netbeheerders en overheid om 10 PJ energiebesparing in 2020 te realiseren.

Het bovenstaande illustreert slechts een klein deel van de inzet die er de afgelopen jaren is gepleegd door burgers, ondernemers en overheden om de verduurzaming van onze energievoorziening te realiseren. Deze inzet heeft tot belangrijke resultaten geleid. In de Voortgangsrapportage 2016 van de Borgingscommissie Energieakkoord van eind 2016 werd geconcludeerd dat alle doelen van het akkoord binnen bereik zijn. Uit de Nationale Energieverkenning (NEV) 2016 die in oktober 2016 aan de Tweede Kamer werd aangeboden, blijkt dat het aandeel hernieuwbare energie in Nederland (zeer) sterk zal stijgen: van 4,5% in 2013 naar 15,9% in 2023. De succesvolle aanpak rond windenergie op zee heeft dankzij het nieuwe tendersysteem geleid tot de lage prijs van 7,27 eurocent per kilowattuur (kWh), oftewel circa 8,7 eurocent per kWh inclusief de kosten van de netwerkaansluiting. Daarmee is de kostenreductie van 40%, die in tien jaar gerealiseerd zou moeten worden, al bereikt. Ook wordt in alle sectoren van de economie actief beleid voor energiebesparing gevoerd, met als resultaat dat Nederland jaarlijks 1,5% energiebesparing realiseert. De evaluatie van het Energieakkoord en de NEV 2016 illustreren het succes van de aanpak van het Energieakkoord. Het Energieakkoord heeft bijgedragen aan een versnelling van de energietransitie en er zijn resultaten geboekt waarvan het zeer aannemelijk is dat die anders niet of later zouden zijn bereikt.

De afgelopen jaren zijn de eerste stappen gezet in de energietransitie maar de doelen van het klimaatakkoord van Parijs vragen dat Nederland ook in de toekomst meters zal maken. In de Energieagenda heeft het kabinet een helder en ambitieus perspectief geschetst voor de transitie naar een betrouwbare, betaalbare, veilige en CO2-arme energievoorziening op een kosteneffectieve wijze. De energietransitie is alleen te realiseren als burgers, bedrijven, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en alle overheden hieraan bijdragen en samenwerken. Een breed pakket aan maatregelen wordt ingezet om dit te bereiken. Het kabinet zet in op een geleidelijke en dus tijdige energietransitie, bijvoorbeeld met een nieuwe routekaart voor wind op zee en het terugdringen van het gebruik van aardgas.

Verduurzaming in het agrocomplex

Op 21 november 2016 heeft de Staatssecretaris in reactie op het SER-advies Versnelling duurzame veehouderij aangegeven dat een regisseur wordt benoemd die samen met de veehouderijsectoren en partijen zoals de UDV (Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij) een platform inricht om de verduurzaming van de veehouderij te versnellen. In oktober 2016 hebben de Alliantie Verduurzaming Voedsel (AVV) en de UDV voor de komende vier jaar het netwerk MeatNL opgezet. Het doel van MeatNL is om de ontwikkeling van duurzame vleesconcepten te versnellen en de afzet hiervan te vergroten.

In 2016 is de vergroening van het GLB nader ingevuld: de landschapselementen zijn onder de vergroening gebracht en er is een nieuw duurzaamheidscertificaat geïntroduceerd (vezelhennep).

Daarnaast zijn belangrijke stappen gezet om de nationale fosfaatproductie in de melkveehouderij te beheersen. Tegelijkertijd met de behandeling van de wijziging van de Meststoffenwet, is het voorstel voor Wet grondgebonden groei melkveehouderij behandeld. Hiermee wordt de algemene maatregel van bestuur verantwoorde groei melkveehouderij (AMvB Grondgebondenheid) omgezet in wet. Deze wet maakt groei van bedrijven met melkvee mogelijk, mits de toename van de fosfaatproductie gebeurt op basis van voldoende grond in gebruik bij het bedrijf.

Weidegang

Door Stichting Milieukeur (SMK) is de Maatlat Duurzame Veehouderij (MDV) aangepast om weidegang op melkveebedrijven te stimuleren. Per 1 januari 2016 kunnen de fiscale regelingen MIA en Vamil worden toegepast voor duurzame melkveestallen voorzien van weidegang volgens de MDV. Door EZ is een bedrag van € 1 mln toegezegd om weidegang te stimuleren via projecten als Nieuwe Weiders van Stichting Weidegang en «Wei en Maatschappij», dat door het Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt (NAJK) zal worden uitgevoerd.

Varkensketen

Op 23 juni 2016 is het actieplan vitalisering varkenshouderij aangeboden. De aanpak in het actieplan is gebaseerd op bouwen aan ketensturing, innovatie, kostenreductie en mestverwerking. Op 2 november 2016 hebben de Producentenorganisatie Varkenshouderij (POV), Rabobank en EZ de Coalitie vitalisering varkenshouderij opgericht. Hiermee is formeel de uitvoering van het actieplan gestart.

Antibioticaresistentie (AMR)

De Publiek-Private Samenwerking tussen overheid, veehouderijorganisaties en de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde (KNMvD) heeft in de periode 2009 – 2015 geresulteerd in een vermindering van het antibioticumgebruik in de dierhouderij met ruim 58%. In oktober 2016 organiseerde Nederland in Rotterdam de ministeriële conferentie over de Global Health Security Agenda (GHSA). In deze one health conferentie stond het belang van multisectorale samenwerking centraal bij de aanpak van besmettelijke ziekten (inclusief zoönosen) en AMR.

Dierenwelzijn

Samen met andere lidstaten zijn de voorbereidingen getroffen voor de oprichting van het Europees Platform dierenwelzijn (oprichting is voorzien begin 2017). Zo is dierenwelzijn opgenomen in het Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO)-convenant kleding en textiel en heeft er een evaluatie hondenhandel plaats gevonden. Daarnaast hebben verschillende sectoren samen met de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) een hitteprotocol opgeleverd voor transport van dieren tijdens hoge temperaturen.

De NVWA

De NVWA ziet toe op de naleving van de regelgeving op het gebied van onder andere voedselveiligheid, dierenwelzijn, natuur en visserij. In het voorjaar van 2016 is het opdrachtenpakket van het Ministerie van EZ aan NVWA en het in 2013 ingezette Plan van Aanpak doorgelicht. Dit heeft geleid tot een aanpassing van het meerjarig financieel kader voor de NVWA. In het najaar van 2016 is een internationale vergelijking verschenen van de keurings- en toezichtskosten van de NVWA en is het NVWA-retributiestelsel getoetst aan het rijksbrede kader Maat Houden. Het onderzoek heeft niet tot majeure wijzigingen in het retributiestelsel geleid.

Beleidsregel Mededinging en Duurzaamheid

Op 5 oktober 2016 is de aangepaste beleidsregel mededinging en duurzaamheid gepubliceerd. De beleidsregel geeft de ACM richtlijnen hoe duurzaamheidsinitiatieven beoordeeld kunnen worden. Deze beleidsregels dienen ook rekening te houden met de voordelen voor toekomstige generaties. Hierdoor wordt de ruimte voor duurzaamheidsinitiatieven vergroot. Bovendien schept de beleidsregel meer duidelijkheid over de mogelijkheden van samenwerking binnen de Mededingingswet in het kader van duurzaamheid.

Realisatie beleidsdoorlichtingen periode 2010–2016

Realisatie beleidsdoorlichtingen

Art.

Naam artikel

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Wanneer gepland

Geheel artikel?

Behandeling in Tweede Kamer

Nr.

Naam artikel en eventueel artikelonderdeel

               

Jaartal

   

11

Goed functionerende economie en markten

 

x

       

x

 

2015

Ja

Schriftelijke vragen met antwoorden (TK, 30 991, nr. 32) betrokken bij EZ-begrotingsbehandeling 2017.

12

Een sterk innovatievermogen

x1

       

x2

   

2015

Ja

Schriftelijke vragen met antwoorden (TK, 30 991, nr. 26) betrokken bij EZ-begrotingsbehandeling 2016.

13

Een excellent ondernemingsklimaat

         

x2

   

2015

Ja

Schriftelijke vragen met antwoorden (TK, 30 991, nr. 26) betrokken bij EZ-begrotingsbehandeling 2016.

14

Een doelmatige en duurzame energievoorziening

x3

     

x

     

2014

Ja

Schriftelijke vragen met antwoorden (TK, 30 991, nr. 20) betrokken bij AO Energie.

16

Concurrerende, duurzame en veilige agro-, visserij- en voedselketens

         

x4

   

2014

Ja

Schriftelijke vragen en antwoorden (TK, 30 991, nr. 27) betrokken bij EZ-begrotingsbehandeling 2016.

17

Groen onderwijs van hoge kwaliteit

       

x

     

2014

Ja

Schriftelijke vragen met antwoorden (TK, 30 991, nr. 15) betrokken bij EZ-begrotingsbehandeling 2015.

18

Natuur en regio

x5

       

x6

   

2015

Ja

Schriftelijke vragen met antwoorden (TK, 30 991, 30) betrokken bij AO Natuur/Ecologische Hoofdstructuur.

19

Toekomstfonds

               

2020

Ja

N.v.t.

1

Gecombineerd met de Brede Heroverweging Innovatie en toegepast onderzoek.

2

De beleidsdoorlichtingen van artikel 12 en 13 zijn gezamenlijk uitgevoerd.

3

Gecombineerd met de Brede Heroverweging Energie en klimaat.

4

Gecombineerd met het IBO Agro-, visserij- en voedselketens.

5

Gecombineerd met de Brede Heroverweging Leefomgeving en Natuur.

6

Gecombineerd met de OECD Territorial Review of the Netherlands.

Voor het meerjarenoverzicht is uitgegaan van de artikelindeling zoals deze van toepassing was tot en met 2016. Voor een toelichting op de afgeronde evaluaties in 2016 (en de beschikbare hyperlinks) wordt verwezen naar bijlage 2 «afgerond evaluatie- en overig onderzoek».

De meerjarenplanning beleidsdoorlichtingen is opgenomen in de EZ-begroting 2017 conform een nieuwe artikelindeling (TK, 34 550 XIII, nr. 2). Deze meerjarenplanning is terug te vinden op de website Rijksbegroting.nl, zie: 2017 – XIII Economische Zaken – Planning beleidsdoorlichtingen – Rijksbegroting.nl.

Belangrijkste conclusies beleidsdoorlichtingen 2014–2016 en beleidsacties

Beleidsdoorlichting artikel 11 Goed functionerende economie en markten

De beleidsdoorlichting van artikel 11 is grotendeels intern EZ uitgevoerd en is in april 2016 naar de Tweede Kamer gestuurd (TK, 30 991, nr. 31). Uit de doorlichting komt naar voren dat de instrumenten die vallen onder artikel 11 in de regel doelgericht en doelmatig zijn. Het deel van de doorlichting dat ziet op de onderlinge samenhang van het beleid is uitgevoerd door een extern onderzoeksbureau. Zij concludeert dat de verschillende beleidsinstrumenten ook in samenhang bijdragen aan een goed functionerende economie en goed functionerende markten. Er zijn relatief weinig gebieden waarop de verschillende instrumenten met elkaar conflicteren. Het extern bureau doet desondanks een beperkt aantal aanbevelingen. Die zijn overgenomen door de organisaties waar de aanbevelingen op zijn gericht. Zo hebben de ACM en TenderNed aangegeven te herkennen dat de onderlinge coördinatie versterkt kan worden om een optimale balans te vinden tussen het mededingingsperspectief en aanbestedingsperspectief, en neemt de ACM de aanbevelingen rolvast te blijven ter harte. Het kabinet houdt hierbij de vinger aan de pols.

Het extern bureau heeft daarnaast geconstateerd dat een evaluatie naar samenhang van het beleid minder eenduidig kan plaatsvinden wanneer er te veel instrumenten onder een begrotingsartikel vallen die niet altijd logisch gepositioneerd zijn. De onderzoekers merken in dit verband op dat de positionering van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) onder een beleidsartikel met een vrij algemeen doel – zoals artikel 11 – het CBS mogelijk tekort doet. Het kabinet heeft aangegeven begrip te hebben voor deze constatering van de onderzoekers. Sinds 2013 wordt echter een vernieuwde wijze van begrotingspresentatie gehanteerd, onder de naam «Verantwoord Begroten» (VB). Kern van deze werkwijze is om begrotingen compact en overzichtelijk te houden. In het licht hiervan past het niet om het aantal artikelen van de EZ-begroting uit te breiden en het CBS in een apart artikel onder te brengen.

In deze beleidsdoorlichting zijn ook beleidsopties geformuleerd waarbij er 20% minder (of meer) middelen beschikbaar zijn. Hieruit blijkt dat alle posten onder artikel 11 op dit moment reeds te maken hebben met verschillende taakstellingen (Rutte I, Lenteakkoord en Rutte II). Dit leidt ertoe dat nu al zeer kritisch wordt gekeken naar de uit te voeren werkzaamheden. Veel efficiencywinsten worden reeds behaald, waardoor verdere ombuigingen alleen mogelijk zijn door het schrappen in wettelijke taken.

De beleidsdoorlichting is gebaseerd op een aanzienlijk aantal eerder uitgevoerde evaluaties van verschillende beleidsinstrumenten die vallen onder artikel 11 van de EZ-begroting. In de meeste gevallen zijn hierin aanbevelingen gedaan. Voor de opvolging van deze aanbevelingen wordt verwezen naar de afzonderlijke beleidstrajecten.

Beleidsdoorlichting artikel 12 en 13

Deze beleidsdoorlichting is in mei 2015 naar de Tweede Kamer gestuurd (TK, 30 991, nr. 23). In grote lijnen komt de achtergrondstudie tot de conclusie dat het beleid economisch adequaat wordt onderbouwd (legitiem), dat de meeste instrumenten effectief zijn (doeltreffendheid is vastgesteld) en de uitvoering van het beleid doelmatig is geweest («kleine doelmatigheid»). Over de «macro doelmatigheid» (wegen de totale kosten van het beleid op tegen de totale baten, of kunnen de doelen goedkoper bereikt worden?) wordt vastgesteld dat te weinig informatie voorhanden is om er een onderbouwde uitspraak over te kunnen doen. Dat laatste wordt vooral veroorzaakt door methodologische beperkingen en de stand van het economisch onderzoek op dit terrein. De achtergrondstudie doet een aantal observaties voor mogelijke heroriëntaties in de (balans en samenstelling van de) beleidsmix. De beleidsdoorlichting van artikel 12 en 13 heeft de nodige beleidsacties tot gevolg gehad, waaronder:

  • De integratie van de artikelen 12, 13 en een deel van artikel 18. Dit is inmiddels tot stand gekomen en verwerkt in de EZ-begroting 2017. De Tweede Kamer heeft met de integratie een samenhangende presentatie van het bedrijvenbeleid opgebouwd vanuit de beleidslogica.

  • De integratie van de fiscale innovatieregelingen S&O afdrachtvermindering (WBSO) en de Research & Development Aftrek (RDA). De integratie van beide regelingen leidt tot een eenvoudigere aanvraagprocedure voor bedrijven en vereenvoudigde uitvoering voor de Belastingdienst.

  • Meer aandacht voor niet-technologische aspecten van innovatie en meer aandacht voor beleidsexperimenten. Toegezegd aan de Tweede Kamer is om «evidence based» te gaan onderzoeken wat de betekenis van niet-technologische innovatie concreet is voor de innovatieprestaties van bedrijven en wat de rol van de overheid daarbij is. Thans zijn er vier concrete beleidsexperimenten met «randomised control trials» in uitvoering.

  • Vergroten van inzichtelijkheid en herkenbaarheid van het financieringsinstrumentarium. Om het MKB beter te kunnen ondersteunen bij het zoeken naar verschillende financieringsmogelijkheden (bancair of anders) is de Nationale Financieringswijzer ontwikkeld om inzichtelijk te maken welke financieringsvormen voor hen interessant en relevant kunnen zijn. In september 2015 is de website en «app» Nationale Financieringswijzer gelanceerd.

  • Knelpuntenanalyse van financieringsinstrumenten. In september 2015 is in de rapportage over het gebruik van de financieringsinstrumenten van de overheid door ondernemers een bijlage toegevoegd met de toegezegde knelpuntenanalyse.

  • Betere data over MKB en ondernemerschap. In november 2015 is daartoe de website de Staat van het MKB gelanceerd. Deze website is een samenwerking van CBS, MKB-Nederland, DARE en het Ministerie van Economische Zaken op initiatief van het Nederlands Comité voor Ondernemerschap en Financiering.

Beleidsdoorlichting artikel 14 Een doelmatige en duurzame energievoorziening

Deze beleidsdoorlichting is in december 2014 naar de Tweede Kamer gestuurd (TK, 30 991, nr. 17) en had betrekking op de periode 2007–2012. De algemene conclusie van de beleidsdoorlichting is dat de inzet en inspanningen van het Ministerie van EZ in de periode 2007–2012 in redelijke mate hebben bijgedragen aan de operationele doelstellingen die in de begroting staan. Daarmee is volgens het onderzoeksbureau in voldoende mate een bijdrage geleverd aan de overkoepelende doelstelling van het energiebeleid. Uit het onderzoek blijkt overigens dat bij veel onderdelen voldoende bewijsmateriaal ontbrak om stevige conclusies te kunnen trekken voor doeltreffendheid en doelmatigheid. Met name op het vlak van doelmatigheid was regelmatig geen uitspraak mogelijk.

Deze integrale beleidsdoorlichting was de eerste van het volledige energie-beleidsartikel in deze vorm. De inhoudelijke beoordelingen bevestigen de lessen die de afgelopen jaren al waren getrokken. De lessen uit de doorlichting zijn meegenomen in de verdere beleidsvorming.

Zoals toegezegd in de beleidsdoorlichting is de Innovatieagenda Energie (IAE) in 2016 alsnog separaat geëvalueerd. Deze evaluatie is in februari 2017 naar de Tweede Kamer gestuurd (TK, 31 530, nr. 2).

IBO artikel 16, Concurrerende, duurzame en veilige agro, visserij en voedselketens

Dit Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) is in juni 2015 naar de Tweede Kamer gestuurd (TK, 30 991, nr. 25). De belangrijkste aanbevelingen uit het IBO waren: actualiseer de integrale visie op het agrocomplex, richt het beleid op ketens, en vergroot focus en massa met beperkte uitvoeringskosten. Naar het oordeel van de IBO-werkgroep lijken enkele financiële instrumenten in mindere mate bij te dragen aan de doelstellingen van artikel 16. De werkgroep adviseert in dit kader om in overweging te nemen om het budgettaire beslag dat gepaard gaat met twee fiscale faciliteiten (de landbouwregeling in de btw en de landbouwvrijstelling in de Wet IB 2001) meer gericht in te zetten.

Het kabinet heeft in de reactie op het IBO en in de brief naar aanleiding van het WRR rapport «Naar een voedselbeleid» de visie op het agrocomplex nader geduid (TK, 31 532, nr. 156). Het kabinet onderkent dat er te weinig geëvalueerd is om een goed oordeel over de effectiviteit en doelmatigheid van beleid te kunnen vellen. Het Ministerie van Economische Zaken heeft verbetermaatregelen getroffen die ertoe moeten leiden dat de kwantiteit en de kwaliteit op dit gebied omhoog gaan. Zo zal de programmering van evaluaties de komende tijd nauwlettender gemonitord worden en de uitvoering van de evaluatie zal ook meer via objectieve meettechnieken gebeuren. Het kabinet onderschrijft verder de noodzaak tijdig de inzet voor het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) te bepalen. In opdracht van EZ heeft het LEI inmiddels een eerste scenariostudie uitgevoerd. Op de informele landbouwraad is op initiatief van Nederland gediscussieerd over de toekomst van het GLB. Inmiddels is besloten om de btw-landbouwregeling per 1 januari 2018 af te schaffen (zie artikel 6; TK, 34 550 XIII, nr. 2).

Beleidsdoorlichting artikel 17 Groen onderwijs van hoge kwaliteit

Deze beleidsdoorlichting is in juni 2014 naar de Tweede Kamer gestuurd (TK, 30 991, nr. 11). De belangrijkste conclusies waren:

  • Groen onderwijsbeleid heeft een bijdrage geleverd aan de aansluiting van Groen onderwijs op de arbeidsmarkt.

  • Groen onderwijsbeleid heeft extra prestaties gericht op actueel, vooruitstrevend, internationaal en aantrekkelijk onderwijs mogelijk gemaakt.

  • De Groene collectieve ondersteuningsstructuur (kleinschaligheid grootschalig organiseren) heeft vooral via de Groene Kennis Corporatie (GKC) haar nut bewezen.

  • Kennisverspreiding en -benutting zijn voor het merendeel bereikt.

Deze resultaten zijn van belang voor het economisch en duurzaam versterken van de topsectoren Agrofood, Tuinbouw & Uitgangsmaterialen en het domein van de Natuurlijke Leefomgeving.

De beleidsdoorlichting plaatst ook kanttekeningen:

  • De kwantitatieve aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt kan worden verbeterd.

  • De samenhang binnen de collectieve ondersteuningsstructuur is onvoldoende tot stand gekomen.

  • De kwaliteit van de samenwerking tussen de onderwijsinstellingen en bedrijfsleven is voor verbetering vatbaar.

  • Er moet meer aandacht komen voor het duurzaam borgen van resultaten en effecten die voortkomen uit het Groen onderwijsbeleid.

  • De doelmatigheid van de uitvoering binnen het Groen onderwijsbeleid kan verbeterd worden.

  • Er wordt een grotere strategische oriëntatie vanuit de politieke beleidsagenda gevraagd op het Groen onderwijsbeleid.

Hieruit kwamen de volgende beleidsacties voort:

  • Bevorderen van een goede aansluiting van het opleidingsaanbod op de arbeidsmarkt door het stimuleren van een weloverwogen studiekeuze door onderwijsdeelnemers, via verbetering van publiek-private samenleving en via aanpak van de macrodoelmatigheid. Inmiddels zijn de volgende resultaten te melden:

    • Er is een nieuw profiel Groen voor het Voortgezet Onderwijs ontwikkeld waardoor er een betere aansluiting tot stand kan worden gebracht op het Middelbaar Beroepsonderwijs (MBO) en de regionale arbeidsmarkt.

    • Op zeven locaties met profiel groen zijn doorlopende leerlijnen VMBO-MBO vormgegeven met het concept Groen Lyceum. De deelnemende scholen beogen met deze doorlopende leerlijn een verkorting van één jaar te behalen en een betere aansluiting op de arbeidsmarkt.

    • Er is een nieuwe kwalificatiestructuur ingevoerd voor het MBO, waarin veel aandacht wordt besteed aan het borgen van wettelijke beroepsvereisten vanuit wetgeving van EZ.

    • Conform de afspraken in de Strategische agenda Hoger Onderwijs, Rijksnatuurvisie Natuurlijk verder 2014, topsectoren Agri&Food en Tuinbouw en Uitgangsmaterialen en de bestuurlijke afspraken in het kader van de sectorplannen HAO en AOC, zijn Groene Centra voor Innovatief Vakmanschap (CIV’s) en Centres of Expertise (CoE’s) ingericht op de thema’s Agro, Food, T&U/Greenports, Biobased Economy, Open teelten en Agrodier.

    • Met de groene plus lectoraten is in 2016 geïnvesteerd in de kwaliteit en actualiteit van het curriculum van het groene HBO.

  • Bevorderen van samenhang binnen de collectieve ondersteuningsstructuur via integrale aansturing vanuit collectieve landelijke ontwikkelopgaven enerzijds en behoeften vanuit Centres of Expertise, Centra voor Innovatief Vakmanschap en individuele onderwijsinstellingen anderzijds; zie Ontwikkelagenda Groen Onderwijs (TK, 34 284 nr. 9).

  • Bevorderen van samenwerking tussen onderwijsinstellingen, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties door het opnieuw vastleggen van sturingsrelaties, centervorming en het stimuleren van een pact. Het akkoord werd in oktober 2016 gesloten en is neergelegd in de Ontwikkelagenda Groen Onderwijs (TK, 34 284 nr. 9).

  • Duurzaam borgen van resultaten en effecten die voortkomen uit het Groen onderwijsbeleid door het neerzetten van een basiskennisstructuur, prestatieafspraken, meerjarige investeringsprogramma’s per instelling en stimuleren van nieuwe verdienmodellen. De Regeling Praktijkleren en groene plus was geldend van 1 oktober 2014 tot en met 31 december 2015.

Beleidsdoorlichting artikel 18 Natuur en regio

Deze beleidsdoorlichting is in december 2015 naar de Tweede Kamer gestuurd (TK, 30 991, nr. 29). De belangrijkste conclusies zijn: (1) het onderzoek laat goed zien dat de lange termijn beleidsinspanningen voorafgaand aan de onderzoeksperiode hun vruchten afwerpen; (2) de inzet op versterking van ruimtelijk-economische structuur heeft bijgedragen aan een structureel sterke concurrentiepositie van de Nederlandse economie; (3) gemiddeld gezien is de achteruitgang van de biodiversiteit afgeremd en lijkt nu tot stilstand te komen. De indruk bestaat dat de investeringen die sinds begin jaren ’90 zijn gedaan in natuurgebieden en in milieucondities hieraan hebben bijgedragen; (4) Op beide terreinen is het zaak de zorgvuldig opgebouwde goede uitgangspositie te koesteren, de ingezette koers aan te houden en te blijven werken aan verdere verbetering. Daarnaast wordt geconstateerd dat er (inhoudelijk) geen samenhang is tussen enerzijds artikel 18.1 (Versterken mainports, brainports, greenports en andere clusters gerelateerd aan topsectoren) en anderzijds de artikelen 18.2 (Wederzijds versterken van ecologie en economie) en 18.3 (Behouden van de (inter-) nationale biodiversiteit en versterken van onze natuur), en dat logischer is om artikel 18.1 onder te brengen bij artikel 12 (Een sterk innovatievermogen) en artikel 13 (Een excellent ondernemingsklimaat).

In de doorlichting zijn ook een extensiverings- en intensiveringsvariant opgenomen. Er zijn drie extensiveringsvarianten uitgewerkt: de variant stelselverantwoordelijkheid die zich richt op het volledig decentraliseren van uitvoeringstaken, de variant technisch eenvoudige maatregelen die zich richt op een bezuiniging op maatregelen die nog niet juridisch verplicht zijn, en de variant schaven die een generieke reductie over alle uitgavenposten betreft. Deze varianten hebben alle ingrijpende beleidsinhoudelijke, juridische en bestuurlijke consequenties. De intensiveringsvarianten die waren geïdentificeerd, hadden betrekking op ruimtelijk-economisch beleid (bijvoorbeeld programmadoorsnijdende projecten), verbeteren van milieucondities, weidevogelstand en kansen voor natuur en water.

Inmiddels is de integratie van de artikelen 12, 13 en een deel van artikel 18 tot stand gekomen en verwerkt in de EZ-begroting 2017. Tevens is artikel 8 (voorheen artikel 18) opnieuw opgezet zodat deze in overeenstemming is met de rijksdoelen op het gebied van natuur.

Overzicht van risicoregelingen

Overzicht verstrekte garanties (bedragen x € 1.000)

Artikel

Omschrijving

Uitstaande garanties 2015

Verleend 2016

Vervallen 2016

Uitstaande garanties 2016

Garantie plafond 2016

Totaal plafond

Totaal stand risicovoor-ziening

Artikel 13 Een excellent ondernemings-klimaat

BMKB

1.756.289

656.739

586.013

1.827.015

765.000

 

58.633

 

Garantie Ondernemings-financiering

665.450

118.598

217.785

566.263

400.000

 

60.112

 

Groeifaciliteit

107.707

51.319

37.436

121.590

114.485

 

16.169

 

Garantieregeling Scheepsnieuw-bouwfaciliteit

42.040

   

42.040

376.662

 

10.136

 

MKB-financiering

         

750.000

9.000

 

Microkredieten

99.700

   

99.700

 

113.000

 

Artikel 14 Een doelmatige en duurzame energievoor-ziening

Aardwarmte

66.715

28.900

21.675

73.940

93.050

 

21.740

Artikel 16 Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens

Garanties voor investeringen en werkkapitaal landbouwonder-nemingen (Garantierege-lingen Landbouw en Garantieregeling Marktintroductie Innovatie)

322.398

37.690

41.276

318.812

120.000

 

13.535

Artikel 18 Natuur en Regio

Garantie voor natuurgebieden en landschappen

399.689

 

16.104

383.585

 

399.689

 

Totaal

 

3.459.988

893.246

920.289

3.432.945

1.869.197

1.262.689

189.325

Overzicht uitgaven en ontvangsten garanties (bedragen x € 1.000)

Artikel

Omschrijving

Uitgaven 2015

Ontvangsten 2015

Saldo 2015

Uitgaven 2016

Ontvangsten en 2016

Saldo 2016

Mutatie risicovoor-ziening

2016 en (2015)

Artikel 13 Een excellent ondernemingsklimaat

BMKB

65.330

32.307

– 33.023

34.972

35.572

600

4.465

(– 12.387)

 

Garantie Ondernemings-financiering

10.600

9.443

– 1.157

2.056

9.653

7.597

7.001

(– 1.898)

 

Groeifaciliteit

3.499

2.964

– 535

6.057

4.376

– 1.681

– 831

(12.000)

 

Garantieregeling Scheepsnieuw-bouwfaciliteit

 

15

15

 

127

127

92

(0)

 

MKB-financiering

           

0

(0)

 

Microkredieten

           

nvt

Artikel 14 Een doelmatige en duurzame energievoorziening

Aardwarmte

 

922

922

1.204

1.012

– 192

– 218

(1.922)

Artikel 16 Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens

Garanties voor investeringen en werkkapitaal landbouwonder-nemingen (Garantierege-lingen Landbouw en Garantieregeling Marktintroductie Innovatie)

28.347

1.696

– 26.651

3.644

2.008

– 1.636

– 8.627

(– 19.128)

Artikel 18 Natuur en Regio

Garantie voor natuurgebieden en landschappen

             

Totaal

 

107.776

47.347

– 60.429

47.933

52.748

4.815

 

De risicovoorzieningen bestaan uit begrotingsreserves. Een begrotingsreserve is een voorziening die door een ministerie op een afzonderlijke rekening-courant bij het Ministerie van Financiën wordt aangehouden. In de tabel «Overzicht verstrekte garanties» wordt met «totaalstand risicovoorziening» het saldo van de betreffende begrotingsreserve ultimo 2016 bedoeld. In de tabel «Overzicht uitgaven en ontvangsten garanties» wordt met «mutatie risicovoorziening» de storting (+) dan wel de onttrekking (–) aan deze begrotingsreserve bedoeld. De mutaties op de begrotingsreserves worden in het betreffende beleidsartikel toegelicht.

Artikel 13 Een excellent ondernemingsklimaat

BMKB

De BMKB is bedoeld voor bedrijven die te weinig zekerheden (onderpand) kunnen bieden aan een bank. De bank vindt het risico dat het bedrijf zijn lening niet kan terugbetalen dan vaak te hoog. Via de BMKB staat de overheid borg voor het deel van de lening waar het bedrijf geen onderpand voor heeft. De bank kan voor dat deel dus terugvallen op de overheid. Op grond van de Regeling nationale EZ-subsidies kunnen financiers kredieten die zij verstrekken aan MKB-ondernemers onder de werking van de regeling brengen. Hierdoor stelt de Staat zich voor 90% borg ten behoeve van de financier voor de terugbetaling van deze kredieten (de zogenaamde bedrijfsborgstellingskredieten). Eén van de voorwaarden die de regeling hieraan stelt, is dat de financier gelijktijdig met het verstrekken van een bedrijfsborgstellingskrediet, aan de MKB-ondernemer een ander krediet verstrekt, waarvoor deze borgstelling van de Staat niet geldt. Als hoofdregel geldt dat het bedrijfsborgstellingskrediet ten minste even groot moet zijn als het daarmee gelijktijdig afgesloten andere krediet. Het laatstgenoemde krediet bedraagt daarmee ten minste 100% van het bedrijfsborgstellingskrediet (verhouding 1:1). Voor starters en het innovatieve MKB gelden andere verhoudingen. Om de kredietverlening te stimuleren is per 1 november 2013 het maximum van het borgstellingskrediet verhoogd van € 1 mln naar € 1,5 mln en geldt voor bestaande bedrijven met een borgstellingskrediet tot maximaal € 200.000 de ruimere startersfaciliteit.

Garantie Ondernemingsfinanciering (GO)

Met het instrument GO kunnen banken een 50% Staatsgarantie krijgen op (middel)grote leningen vanaf € 1,5 mln. Door de verstrekking van een Staatsgarantie wordt het risico voor de bank op de ondernemingsfinanciering gereduceerd. Dit vergroot de mogelijkheden om te voorzien in de financieringsbehoefte bij het Nederlandse bedrijfsleven. Ter stimulering van de kredietverlening aan het bedrijfsleven zijn de voorwaarden voor de GO-regeling tijdelijk verruimd. In 2013 is het maximum van de garantie verhoogd van € 25 mln naar € 75 mln en is de GO, naast de al bestaande mogelijkheid om bankgaranties onder de GO te brengen, ook opengesteld voor alternatieve aanbieders van garanties aan bedrijven.

Groeifaciliteit

Met de Groeifaciliteit worden bedrijven geholpen bij het aantrekken van risicodragend vermogen door een 50% Staatsgarantie te verstrekken op achtergestelde leningen van banken (ten hoogste € 5 mln) en op aandelen van participatiemaatschappijen (ten hoogste € 25 mln). De Groeifaciliteit kan ondernemingen in een groeifase, bij bedrijfsovernames en bij herstructureringen helpen bij het aantrekken van risicokapitaal.

Garantieregeling Scheepsnieuwbouwfaciliteit

Met de Garantieregeling Scheepsnieuwbouwfaciliteit kunnen banken 80% Staatsgarantie krijgen op de nieuwbouwfinanciering van een schip. Hierdoor wordt het risico voor de bank op de te verstrekken bouwfinanciering of voorfinanciering gereduceerd. Dit vergroot de kans voor Nederlandse scheepswerven om financiering aan te trekken. De sector kan door deze regeling beter concurreren met buitenlandse werven die van soortgelijke garantieregelingen gebruik kunnen maken.

Garantie MKB-financiering

Uit het Aanvullend Actieplan MKB-financiering was in totaal € 1 mld garantieruimte beschikbaar. Hiervan is € 100 mln beschikbaar gesteld voor de funding van Qredits (zie Microkredieten) en € 150 mln is toegevoegd aan de Groeifaciliteit voor garanties op achtergestelde leningen. Van de resterende ruimte van € 750 mln is € 400 mln beschikbaar voor alternatieve financiers voor het MKB. In 2016 is in dit kader voor € 25 mln de eerste garantie verstrekt.

Microkredieten

Uit het Aanvullend Actieplan MKB-financiering is € 100 mln beschikbaar voor Microkredieten. Hierop is een garantie van € 86,7 mln verstrekt aan de Europese Investeringsbank voor de funding van de Stichting Qredits van € 100 mln voor de verdere groei van de dienstverlening van Qredits (micro- en MKB tot € 150.000) als de nieuwe dienstverlening van Qredits (werkkapitaal en de hogere MKB kredieten tot € 250.000).

Artikel 14 Een doelmatige en duurzame energievoorziening

Garantieregeling Aardwarmte

De garantieregeling Aardwarmte heeft als doel het afdekken van het financiële risico indien een boring van een put voor de toepassing van aardwarmte voor de borende partij minder oplevert dan verwacht. De garantieregeling dekt het risico dat een boring niet in een goede watervoerende laag uitkomt, waardoor het vermogen dat vooraf verwacht werd, niet wordt behaald. In dat geval wordt voor een deel van de gemaakte kosten een subsidie uitgekeerd, gerelateerd naar de mate waarin de aardwarmteboring mislukt is. Er wordt een premie van 7% gevraagd. De regeling richt zich zowel op gewone als diepe aardwarmte-projecten (dieper dan 3.500 meter).

Artikel 16 Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens

Garanties voor investeringen en werkkapitaal landbouwondernemingen (Garantieregeling Landbouw en Garantieregeling Marktintroductie Innovatie).

Op basis van de garantstellingsregeling voor investeringen in landbouwondernemingen worden garantstellingen verleend aan banken, waarmee investeringen in de landbouw worden gefaciliteerd. Hierdoor wordt het voor boeren en tuinders gemakkelijker om bedrijfsfinanciering te realiseren, onder andere voor innovatieve en duurzame investeringen.

De Garantieregeling Marktintroductie Innovatie (GMI) is in 2016 niet opengesteld. De bestaande Garantstelling Landbouw is per 1 januari 2017 opgevolgd door de Borgstelling voor MKB-landbouwkredieten (BL). De GMI doeleinden zijn in de nieuwe BL geïntegreerd, derhalve zal voor de GMI geen aparte regeling meer verschijnen.

Artikel 18 Natuur en regio

Garantie voor natuurgebieden en landschappen

Het betreft het garant staan voor de leningen die aangetrokken zijn via het Groenfonds voor het realiseren van de EHS-gronden. Deze gronden zijn opgegaan in het Natuur Netwerk Nederland.

Overzicht verstrekte leningen (bedragen x € 1.000)

Artikel

Omschrijving

Uitstaande lening

Looptijd lening

Totaalstand risicovoorziening 2015

Totaalstand mutatie volume risicovoorziening 2016 en 2015

Artikel 13

Een excellent ondernemingsklimaat

Microkrediet Nederland

46.966

tot en met 2029

   

Artikel 14

Een doelmatige en duurzame energievoorziening

Energieonderzoek Centrum Nederland

25.260

tot en met 2023

   

Artikel 14

Een doelmatige en duurzame energievoorziening

Pallas

11.393

tot en met 2018

   

Artikel 16 Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens

Wageningen Universiteit

33.553

tot en met 2027

   

Artikel 16 Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens

Wageningen Universiteit

25.900

tot en met 2027

   

Artikel 16 Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens

Wageningen Universiteit

13.155

tot en met 2029

   

Artikel 16 Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens

Wageningen Universiteit

2.767

tot en met 2030

   
Licence