A. | ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET WETSVOORSTEL | 2 |
Wetsartikelen 1 en 2 (uitgaven/verplichtingen en ontvangsten) | 2 | |
B. | ALGEMENE TOELICHTING BIJ DE BEGROTING(SSTAAT) | 3 |
1. | Inleiding | 3 |
2. | De samenwerking met de Nederlandse Antillen | 4 |
3. | De samenwerking met Aruba | 7 |
4. | Investeren in de prioritaire sectoren | 8 |
5. | Overige activiteiten | 12 |
6. | Het beheer van de samenwerkingsmiddelen | 14 |
C. | TOELICHTING PER BEGROTINGSARTIKEL | 16 |
1. | Algemeen | 16 |
2. | Uitgaven en verplichtingen | 16 |
01 Algemeen | 16 | |
02 Samenwerking met de Nederlandse Antillen en Aruba | 17 | |
3. | Ontvangsten | 25 |
02 Samenwerking met de Nederlandse Antillen en Aruba | 25 | |
D. | TOELICHTING BIJ DE AGENTSCHAPSBEGROTING(EN) | n.v.t. |
E. | BIJLAGEN BIJ DE BEGROTING | 29 |
Bijlage 1 | Personeelsgegevens | n.v.t. |
Bijlage 2 | Wetgeving | 30 |
Bijlage 3 | Moties en toezeggingen | 31 |
Bijlage 4 | Circulaires | 39 |
Bijlage 5 | Aanbevelingen Nationale Ombudsman | 40 |
Bijlage 6 | Subsidies | 41 |
Bijlage 7 | Evaluatieonderzoek | 45 |
Bijlage 8 | Economische en functionele classificaties | 51 |
Bijlage 9 | Voorlichtingsuitgaven | n.v.t. |
Bijlage 10 | Convenanten | 53 |
Bijlage 11 | Samenwerkingsprojecten | 54 |
A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET WETSVOORSTEL
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van het bepaalde in artikel 25a, derde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State.
Wetsartikelen 1 en 2 (uitgaven/verplichtingen en ontvangsten)
De begrotingen die onderdeel uitmaken van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om de begroting van Koninkrijksrelaties voor het jaar 2001 vast te stellen.
Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor het jaar 2001. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota 2001.
Met de vaststelling van deze wetsartikelen wordt de in de begrotingsstaat opgenomen begroting van de uitgaven en de ontvangsten voor het jaar 2001 vastgesteld. De in die begroting opgenomen begrotingsartikelen worden door middel van een algemene toelichting en een toelichting per begrotingsartikel toegelicht in de onderdelen B en C van deze memorie van toelichting.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K. G. de Vries
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
G. M. de Vries
B. ALGEMENE TOELICHTING BIJ DE BEGROTING(SSTAAT)
In de afgelopen twee jaar, die in het teken stonden van vernieuwing, is in de samenwerkingsrelatie met de Nederlandse Antillen en Aruba voortgang geboekt. Het beleid, vastgelegd in de nota «Toekomst in Samenwerking», richt zich op de versterking van de deugdelijkheid en effectiviteit van het openbaar bestuur en het overheidsbeleid van de Koninkrijkspartners overzee. Door middel van een groeiend accent op programmafinanciering beoogt Nederland bij te dragen aan de eigen verantwoordelijkheid van de ontvangende landen.
Met de Arubaanse regering is een akkoord gesloten over de overgang van project- naar programmafinanciering en over de uiteindelijke afbouw van de ontwikkelingsrelatie. Het akkoord is in 2000 in werking getreden. Voor de uitvoering van de programmafinanciering geldt het jaar 2000 als een overgangsjaar. Deze herfst zullen gezamenlijk de doelstellingen van de programma's op langere termijn worden bepaald, opdat vanaf 1 januari 2001 samengewerkt kan worden op basis van meerjarige programma's. Financiering van deze programma's vindt plaats uit het in het in 2000 opgerichte fonds voor de ontwikkeling van Aruba («Fondo Desaroyo Aruba»).
Op economisch gebied gaat het Aruba goed. Aandacht blijft nodig voor de overheidsfinanciën. Pas als begrotingsevenwicht zal zijn gerealiseerd zal Nederland kunnen bijdragen aan de sanering van de Arubaanse schulden. Nederland hecht tevens groot belang aan de integrale uitvoering van het rapport Calidad, dat aangeeft welke maatregelen moeten worden genomen om de kwaliteit van bestuur te verbeteren. Bij het uitvoeren van de meerjarige samenwerkingsprogramma's zal het bevorderen van good governance één van de speerpunten zijn.
Met de Nederlandse Antillen zal – nog in 2000 – een begin worden gemaakt met de overgang van project naar programmafinanciering. De beleidsdoelstellingen voor de komende jaren zullen worden vastgelegd in gezamenlijk overeen te komen programma's. De meetbaarheid van het beleid zal hierdoor verbeteren.
Het instellen van een fonds zoals in 2000 reeds in Aruba is gerealiseerd, is een proces van langere adem. Een belangrijke stap die de Nederlandse Antillen moeten zetten is het doorvoeren van een aantal saneringsmaatregelen zoals aangegeven in het regeerakkoord van de Nederlands-Antilliaanse regering en in overeenstemming met de aanbevelingen van het IMF.
Het saneringsproces dat noodzakelijk is om duurzaam economisch en sociaal herstel in de Nederlandse Antillen te realiseren, zal ook in 2001 moeten worden voortgezet. Nederland zal hieraan actief een bijdrage leveren. Nederland zal medewerking verlenen aan het bevorderen van investeringen ten behoeve van de economische ontwikkeling en onderwijs. Een belangrijk onderdeel van deze ondersteuning wordt gevormd door technische bijstand. Ook aan versterking van de sociale infrastructuur zal worden bijgedragen. In de paragrafen 2 en 3 van het algemene gedeelte van deze memorie wordt hier nader op ingegaan.
In 2000 wordt onderzoek verricht naar de kostenstructuur van de eilandgebieden enerzijds en de mogelijkheden om zelf inkomsten te verwerven anderzijds. Op basis hiervan zal de steunverlening aan de kleine eilanden (Bonaire, St. Eustatius en Saba) nader vorm worden gegeven. Voor dit onderzoek heeft de Nederlandse regering, samen met de regering van de Nederlandse Antillen, het initiatief genomen een gezamenlijke commissie in te stellen. Deze commissie, onder voorzitterschap van de heer mr. dr. A. J. E. Havermans, brengt in de tweede helft van 2000 haar advies uit. Dit advies zal voor de Nederlandse regering de basis vormen om in overleg met de Nederlandse Antillen en Aruba te komen tot een definitieve regeling.
Het advies van de Commissie Havermans hangt nauw samen met de verdeling van taken en bevoegdheden tussen het Land en de eilandgebieden. Het referendum dat in juni 2000 op St. Maarten is gehouden biedt de mogelijkheid tot verbetering van de staatsinrichting op de Nederlandse Antillen. De Nederlands-Antilliaanse regering is voornemens een nadere analyse van de mogelijke verbeteringen te laten verrichten. Hierbij dient zowel rekening te worden gehouden met de wensen van het eilandsbestuur van Sint Maarten als met de wensen van de regering van de Nederlandse Antillen en de positie van de verschillende eilanden. Draagvlak bij alle betrokkenen en draagvermogen van alle eilanden is hierbij van groot belang. Nederland zal deskundigheid ter beschikking stellen om het proces van staatkundige hervormingen te stimuleren.
Op het terrein van het beheer van de middelen uit Hoofdstuk IV van de Rijksbegroting zijn belangrijke stappen voorwaarts gezet. De administratie aan Nederlandse zijde is verbeterd. Er zijn zowel met de Nederlandse Antillen als met Aruba nieuwe beheersafspraken gemaakt. De gemaakte afspraken moeten leiden tot een tijdige en correcte verantwoording van de gedane uitgaven. Hiervoor is een gezamenlijke inspanning van de Koninkrijkspartners noodzakelijk, die onder meer tot uitdrukking zal komen in het ter beschikking stellen van technische ondersteuning.
2. De samenwerking met de Nederlandse Antillen
De coalitiepartijen in de Nederlandse Antillen hebben in 1999 een ambitieus regeerakkoord gesloten, waarin maatregelen zijn opgenomen om de economische situatie te verbeteren. Het Internationaal Monetair Fonds (IMF) heeft aangegeven welke «prior actions» door de Nederlandse Antillen zouden moeten worden uitgevoerd om de totstandkoming van een strategisch Aanpassingsprogramma mogelijk te maken. Indien deze «prior actions» zijn uitgevoerd, kan op advies van het IMF een aanpassingsprogramma worden opgesteld.
2.1. Financiële ondersteuning door Nederland
In december 1999 heeft Nederland liquiditeitssteun verstrekt van NLG 130 mln ter overbrugging van de periode totdat een IMF-akkoord zal zijn gesloten. Dit bedrag bestond uit NLG 80 mln voor nieuwbouw van de Koraal Spechtgevangenis en maatregelen ter verbetering van de situatie van de gedetineerden in het algemeen en NLG 50 mln voor wederopbouwhulp. Daarnaast is extra financiële steun ten bedrage van NLG 23,3 mln gegeven voor de aankoop van Klein Bonaire en voor het verlenen van noodhulp na de orkaan Lenny.
Mocht het IMF constateren dat er na uitvoering van alle maatregelen in 2000 onverhoopt toch nog een aanvullende financieringsbehoefte zou resteren, is de Nederlandse regering bereid opnieuw een bedrag voor overbruggingsfinanciering ter beschikking te stellen, waarbij omvang en vorm op basis van advisering door het IMF zal worden vastgesteld.
In juli 2000 heeft Nederland uit de samenwerkingsmiddelen NLG 5 miljoen beschikbaar gesteld voor het verhelpen van een acuut knelpunt in de gezondheidszorg, te weten de beschikbaarheid van medicijnen. Het bedrag zal worden besteed aan achterstallige rekeningen van het Eilandgebied Curaçao. De Antilliaanse regering heeft eenzelfde bedrag voor dit doel ter beschikking gesteld.
De voorbereiding is erop gericht om vanaf 2001 van start te kunnen gaan met de uitvoering van een door het IMF gemonitord aanpassingsprogramma. De Nederlandse regering zal het herstelbeleid van de Nederlandse Antillen in dat geval ondersteunen door middel van een aanvullend steunpakket waarvan de omvang en samenstelling mede op grond van advisering door het IMF zullen worden vastgesteld.
2.2. Technische ondersteuning door Nederland
De Nederlandse regering biedt tevens ruime technische ondersteuning bij de uitvoering van het herstelbeleid door de Antilliaanse overheid. Het gaat hierbij onder meer om ondersteuning van het management dat verantwoordelijk is voor de sanering van het overheidsapparaat, juridische bijstand ten behoeve van wet- en regelgeving, ondersteuning op privatiseringsgebied en extra belastingdeskundigen voor het inlopen van de achterstanden in de belastinginning. Tot op heden zijn 27 technische bijstanders uitgezonden.
De Nederlands-Antilliaanse regering is bezig ingrijpende maatregelen te treffen om het financieringstekort te verlagen. Het ambtelijk apparaat van de landsoverheid wordt ingekrompen in de vorm van reallocatie van personeel door verzelfstandiging en privatisering van overheidsdiensten en het afvloeien van personeel. In het jaar 2000 zullen 1200 landsambtenaren op deze wijze worden gerealloceerd of afgevloeid en in het jaar 2001 vijfhonderd. Het Eilandgebied Curaçao heeft het overheidspersoneel reeds verminderd met 900 ambtenaren. De budgettaire effecten van de afslanking van het overheidsapparaat zijn echter pas op lange termijn zichtbaar, aangezien de ontslagen ambtenaren nog geruime tijd wachtgeld krijgen. De Antilliaanse regering verwacht het financieringstekort verder te kunnen verlagen door achterstanden bij de belastinginning in te lopen.
Minstens zo belangrijk als budgettaire maatregelen zijn hervormingen op economisch gebied, zoals flexibilisering van de arbeidsmarkt, afbouw van marktbescherming en privatisering van overheidsbedrijven. Hervormingen op deze terreinen zijn essentieel voor het bieden van een aantrekkelijk investeringsklimaat en het herstel van vertrouwen in de economie. Dit is noodzakelijk voor het aantrekken van investeringen, die zullen leiden tot economische groei, nieuwe werkgelegenheid en gezondere overheidsfinanciën.
Het Antilliaanse parlement is in juli 2000 akkoord gegaan met de invoering van een machtigingswet. Met deze wet krijgt het kabinet-Pourier tot 1 augustus 2001 bijzondere bevoegdheden om de economische crisis aan te pakken. Parlementaire toetsing hoeft pas achteraf plaats te vinden. Met de wet kan het Urgentieprogramma van de regering-Pourier versneld worden uitgevoerd.
Met het besluit tot invoering van een machtigingswet hebben de Antilliaanse regering en Staten een duidelijk signaal afgegeven dat zij bereid zijn om op korte termijn de benodigde besluiten te nemen. De Nederlandse regering heeft waardering voor deze daadkrachtige houding en hoopt dat op korte termijn een accoord met het IMF zal kunnen worden gerealiseerd.
2.4. Sociaal flankerend beleid
Ter begeleiding van de financieel-economische hervormingen stelt de Nederlandse regering zich ten doel zowel via de overheid als via de non-gouvernementele organisaties ondersteuning te bieden. Met behulp van Nederlandse middelen wordt via het NGO-kanaal een programma ontwikkeld voor drugshulpverlening.
Met het Urgentieprogramma voor Jeugd en Jongeren heeft de Nederlands-Antilliaanse regering in 2000 een belangrijke stap gezet voor de invulling van het sociaal flankerende beleid. In paragraaf 5.2. wordt ingegaan op de inhoud en financering van dit programma.
Voorts heeft Nederland ondersteuning toegezegd voor de vernieuwing van het onderwijsbeleid, met name het basis- en beroepsonderwijs.
Zodra de Nederlandse Antillen met het IMF een accoord hebben bereikt over een aanpassingsprogramma, zal Nederland aanvullende middelen voor flankerend sociaal beleid ter beschikking stellen.
Het Solidariteitsfonds is in 1986 ingesteld ten gevolge van de status aparte van Aruba en is bedoeld ter vervanging van de zogenaamde landsbijdrage aan de begroting van de minder draagkrachtige eilanden van de Nederlandse Antillen (Bonaire, Saba en Sint Eustatius).
Het huidige Solidariteitsfonds is sinds 1986 niet meer aangepast. De kleine eilanden hebben reeds geruime tijd klachten over de omvang en werking van het Solidariteitsfonds.
Nederland en de Nederlandse Antillen hebben het initiatief genomen om een oplossing te vinden voor de problematiek inzake het Solidariteitsfonds. Hierbij zal ook de schuldenlast van de genoemde eilanden worden betrokken, die is opgelopen tot circa Naf 90 miljoen. Op 9 december 1999 hebben de Nederlandse en Nederlands-Antilliaanse regering een com- missie van advies over het Solidariteitsfonds ingesteld. Deze gemengde commissie is, onder voorzitterschap van de heer mr. dr. A. J. E. Havermans, begin dit jaar aan het werk gegaan en heeft inmiddels de Nederlandse Antillen bezocht. De commissie zal in de tweede helft van 2000 haar advies uitbrengen.
De opdracht van de commissie is de kostenstructuur van de eilandgebieden te onderzoeken. De volgende kosten worden daarbij onderscheiden:
• de kosten die een gevolg zijn van niet door de eilandgebieden zelf genomen besluiten;
• de kosten die een gevolg zijn van het moeten onderhouden van voorzieningen die de financiële draagkracht van de desbetreffende eilandgebieden te boven gaan;
• de kosten die een gevolg zijn van eilandelijke politieke keuzes.
Daarnaast dient de commissie zich een oordeel te vormen over de mate waarin de eilandgebieden door het verwerven van eigen inkomsten zelf kunnen voorzien in de door hen te maken kosten.
Op basis van bovenstaande dient de commissie beide regeringen te adviseren over de vormgeving, inclusief het toezicht, van de toekomstige financiële steunverlening aan de eilandgebieden Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
De commissie is inmiddels tot de conclusie gekomen dat er een model moet komen voor de financiële verhoudingen binnen de Nederlandse Antillen waarin de geldstromen van land naar eilandgebied worden geregeld. Het gaat om de belastinginkomsten en de gelden uit het Solidariteitsfonds. Daarnaast is er in de Nederlandse Antillen comptabiliteitswetgeving nodig, die reeds in voorbereiding is. Als sluitstuk zou administratieve rechtspraak moeten worden ingevoerd. Hierover wordt momenteel binnen de Nederlandse Antillen gesproken. Deze verhouding brengt met zich mee dat er rechten en plichten van twee zijden worden gecreëerd. Daarin past een toezichtsrelatie van land naar eilandgebied.
Tijdens het op 23 juni 2000 op Sint Maarten gehouden raadplegend referendum over de staatkundige toekomst behaalde optie 3, status aparte binnen het Koninkrijk, een ruime meerderheid met 68,9% van de uitgebrachte stemmen (in totaal 6212 stemmen).
Nederland verwacht dat de uitslag van het referendum een stimulerend effect zal hebben op de staatkundige vernieuwing. De Nederlands-Antilliaanse regering is voornemens een nadere analyse van de opties te laten verrichten door deskundigen. Hierbij dient zowel rekening te worden gehouden met de wensen van het eilandsbestuur van Sint Maarten als met de wensen van de regering van de Nederlandse Antillen en de positie van de verschillende eilanden. Draagvlak bij alle betrokkenen en draagvermogen van alle eilanden is hierbij van groot belang. Nederland zal deskundigheid ter beschikking stellen om het proces van staatkundige hervormingen te stimuleren.
3.1. Fonds voor de ontwikkeling van Aruba
Nederland en Aruba hebben met ingang van 15 mei 2000 een fonds opgericht waarin beide landen over een periode van 10 jaar in totaal NLG 220 miljoen, respectievelijk Afl 180 miljoen storten. Het fonds is genaamd FDA: «Fondo Desaroyo Aruba» («fonds voor de ontwikkeling van Aruba»).
De toewijzing van de middelen uit het fonds vindt plaats op basis van een door beide regeringen overeen te komen meerjarig samenwerkingsprogramma en een daarvan afgeleid jaarprogramma. In het jaarprogramma 2000 is gekozen voor projecten die urgent en bestekgereed zijn en nog in 2000 kunnen worden uitgevoerd. Voor de periode 2001 tot en met 2004 wordt in onderling overleg een meerjarig samenwerkingsprogramma opgesteld. Het meerjarige programma 2001–2004 en het daarvan afgeleide jaarprogramma 2001 zullen eind 2000 in politiek overleg tussen Nederland en Aruba worden vastgesteld.
Daarnaast zijn Nederland en Aruba op 15 mei 2000 overeengekomen dat Nederland in de periode 2000 tot en met 2009 een bedrag van in totaal NLG 270 miljoen ter beschikking stelt voor overige activiteiten die betrekking hebben op Aruba. Voorbeelden van deze activiteiten zijn de Kustwacht, het Recherchesamenwerkingsteam en – bij geconstateerd begrotingsevenwicht – de sanering van de Arubaanse schulden bij Nederland.
De kwaliteit van het bestuur op Aruba behoeft verdere verbetering. De Arubaanse regering heeft het rapport «Calidad» als leidraad genomen om de kwaliteit van het bestuur te verbeteren. Het blijft voor de kwalteit van bestuur op Aruba van groot belang dat het rapport naar letter en geest wordt uitgevoerd. De Nederlandse regering is bereid hiervoor aanvullende ondersteuning aan te bieden.
4. Investeren in de prioritaire sectoren
De beschikbare samenwerkingsmiddelen zullen primair worden verdeeld over de prioritaire aandachtsgebieden in het Nederlandse beleid, nl. duurzame economische ontwikkeling, kwaliteit van bestuur, onderwijs en rechtshandhaving. Op de beleidsmatige inzet van Nederland in deze sectoren wordt hierna ingegaan.
4.1. Duurzame economische ontwikkeling
Economisch gezien hebben de Nederlandse Antillen een aantal relatieve voordelen: monetaire stabiliteit, een gunstig klimaat, een gunstige ligging ten opzichte van internationale handelsroutes, de nabijheid van Noord- en Zuid-Amerika en de band met Nederland en de associatie met de EU. Toch kennen de Nederlandse Antillen de afgelopen vijf jaar een negatieve economische groei en een oplopende werkloosheid. De sociale structuur van de Nederlandse Antillen – in het bijzonder Curaçao – erodeert dientengevolge, hetgeen zich onder andere uit in een toename van criminaliteit en in migratie.
In het regeerakkoord van de Antilliaanse regering, het Bestuursakkoord van het eilandgebied Curaçao, en de bijbehorende urgentieprogramma's zijn onder meer de volgende economische maatregelen aangekondigd:
• Flexibilisering van de arbeidsmarkt, door aanpassing van de ontslagwet, het arbeidsovereenkomstenrecht, en het arbeidstijdenrecht.
• Versoepeling van de barrières met betrekking tot de toelating van vreemdelingen inclusief Europese Nederlanders.
• Flexibilisering van de kapitaalmarkt.
• Eliminatie van alle economische heffingen van het marktprotectie-beleid per uiterlijk 2004;
• Privatisering en verzelfstandiging.
Uitvoering van deze maatregelen is van groot belang om de hoogst noodzakelijke sociale, economische en financiële omslag te bewerkstelligen.
Het streven is om eind 2000 met de Nederlandse Antillen een samenwerkingsprogramma op het terrein van duurzame economische ontwikkeling overeen te komen. In dit programma zal zoveel mogelijk aansluiting worden gezocht bij het met het IMF overeengekomen aanpassingsprogramma. Nederland zal voorstellen de volgende onderwerpen op te nemen in het samenwerkingsprogramma:
• flexibilisering kapitaalmarkt.
• afbouw marktprotectie;
• flexibilisering arbeidsmarkt;
• verbetering van de arbeidsverhoudingen;
• benutting van het toeristisch potentieel;
• milieubescherming en natuurbeheer.
Aruba heeft een bloeiende economie met een hoog niveau van werkgelegenheid. Het toerisme is de motor van de Arubaanse economie. Het eind 2000 met Aruba overeen te komen samenwerkingsprogramma op het terrein van duurzame economische ontwikkeling zal erop gericht zijn om het toerisme te versterken en diversificatie van de economie te bevorderen, alsmede een hoog niveau van bescherming van natuur en milieu te helpen verwezenlijken.
Het kabinet streeft ernaar om eind 2000 met de Nederlandse Antillen en Aruba overeenstemming te hebben bereikt over een samenwerkingsprogramma inzake de kwaliteit van bestuur. De beleidsmatige inzet van Nederland is om het algemene begrip «kwaliteit van bestuur» zodanig te operationaliseren dat de uitvoering van de programma's een wezenlijke bijdrage levert aan rechtmatigheid, doelmatigheid en transparantie van bestuur op de Nederlandse Antillen en Aruba.
Nederland zal voorstellen de programma's toe te spitsen op:
• de rechtszekerheid van de burger;
• de kwaliteit van het overheidsapparaat;
• de kwaliteit van controlerende en adviserende instanties als de Rekenkamers, de Centrale Banken, de Raden van Advies en de SER;
• het bevorderen van de checks en balances en democratische besluitvorming in de Antilliaanse en Arubaanse besluitvorming;
• het ondersteunen van de uitvoering van het Arubaanse programma «Calidad» en het Antilliaanse programma «Konfiansa»;
• het ondersteunen van de uitvoering van het informatiserings/automatiseringsbeleid van de verschillende overheden.
De evaluaties van de Operatie Beleids- en Beheersinstrumentarium (BBI), het Meerjarig Informatiserings Programma en het Bestuursakkoord Sint Maarten zullen worden betrokken bij de opstelling van het samenwerkingsprogramma met de Nederlandse Antillen.
De Nederlandse Antillen en Aruba hebben inmiddels diverse onderwijsvernieuwingen in gang gezet. Nederland zal blijven bijdragen aan deze vernieuwingen, alsmede de instandhouding en verbetering van de kwaliteit van de bestaande voorzieningen op de korte termijn, zulks ter ondersteuning van de beleidsverantwoordelijkheid van de overheden in de ontvangende landen.
In het jaar 2001 zal de samenwerkingsrelatie verder worden vormgegeven aan de hand van samenwerkingsprogramma's. De resultaten van de in 2000 gereed gekomen onderwijsevaluatie dienen hierbij als richtsnoer.
Voor Aruba valt het huidige begrotingsjaar samen met het eerste uitvoeringsjaar van het eind 2000 overeen te komen samenwerkingsprogramma. Nederland benadrukt in deze samenwerking vooral de onderwijsvernieuwingen, waarbij speciale aandacht zal worden gevraagd voor verbetering van de institutionele context waarbinnen deze vernieuwingen tot stand moeten komen.
Ten aanzien van de Nederlandse Antillen is het streven om eveneens eind 2000 een akkoord te hebben bereikt over een gezamenlijk onderwijsprogramma. Nederland bepleit het programma in ieder geval te richten op de volgende onderwerpen: de institutionele en organisatorische versterking van landelijke en eilandelijke onderwijsdiensten, de vernieuwing en verbetering van het basisonderwijs en verbetering en vernieuwing van het lager- en (voorbereidend) middelbaar beroepsonderwijs.
Ten behoeve van de strategiebepaling voor de lange termijn, hebben de Antillen en Aruba besloten de OESO uit te nodigen voor het verrichten van een evaluatie naar het totale onderwijsbestel. De resultaten hiervan komen naar verwachting in mei 2001 beschikbaar en zijn mede bepalend voor de verdere koersbepaling ten aanzien van de samenwerkingsprogramma's op onderwijsterrein. Nederland financiert deze OESO-evaluatie. De uitkomsten van de OESO-evaluatie zullen onderwerp van bespreking zijn tijdens het eerstvolgende reguliere tripartiete overleg tussen de onderwijsministers van het Koninkrijk (mei 2001).
Ondersteuning van de rechtszekerheid, bestrijding van de internationale en georganiseerde criminaliteit en eerbiediging van de mensenrechten zijn de belangrijkste aandachtspunten van het Nederlands rechtshandhavingsbeleid in 2001. Als concrete activiteiten kunnen worden genoemd de opbouw van de Kustwacht, het recherchesamenwerkingsteam (RST), verdere ondersteuning bij de strijd tegen het witwassen en de personele ondersteuning van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie en de openbaar ministeries van de Nederlandse Antillen en Aruba. In de in juni 2000 aan de Tweede Kamer aangeboden voortgangsrapportage rechtshandhaving en veiligheidsbeleid is een globaal overzicht gepresenteerd van de samenwerkingsactiviteiten op het terrein van de rechtshandhaving.
Nederland is bereid een extra inspanning te leveren om te komen tot een intensivering van het rechtshandhavingsbeleid in de Nederlandse Antillen. Door middel van het inzetten van technische bijstand zal Nederland de Antilliaanse regering ondersteunen op die terreinen waar externe deskundigheid een bijdrage kan leveren aan het oplossen van geconstateerde problemen. Een voorbeeld hiervan is de toegenomen criminaliteit op Bonaire. Nederland heeft aangeboden expertise ter beschikking te stellen om te bezien welke maatregelen – naast de extra maatregelen die de Antilliaanse regering reeds zelf heeft getroffen – noodzakelijk zijn.
Daarnaast zal Nederland bezien welke bijdrage zij kan leveren aan de uitvoering van de aanbevelingen van het in juli 2000 verschenen rapport van de commissie Wiel over de integriteit van het korps politie Nederlandse Antillen.
4.4.1. De Koraal Spechtgevangenis
Een bijzondere categorie in de samenwerking betreft de terbeschikkingstelling van Nederlandse begrotingsmiddelen voor maatregelen die de detentiesituatie in de Koraal Spechtgevangenis structureel moeten verbeteren. De regering van de Nederlandse Antillen wordt met deze bijdrage de mogelijkheid geboden een einde te maken aan een situatie die in het Koninkrijk uit het oogpunt van eerbiediging van de mensenrechten niet aanvaardbaar is.
De bouw van de nieuwe gevangenis is op 13 januari 2000 gestart en zal maximaal 18 maanden in beslag nemen. De bouw verloopt volgens planning. De eerste fase zal in de herfst van 2000 gereed zijn en levert 360 nieuw gebouwde cellen op grenzend aan de bestaande gevangenis. Fase 2 houdt de renovatie van de bestaande cellen in en zal starten zodra fase 1 gereed is. In de zomer van 2001 zal de Koraal Spechtgevangenis beschikken over totaal 737 plaatsen.
De regering van de Nederlandse Antillen overweegt het beheer van de gevangenis uit te besteden aan een private organisatie. Daartoe worden voorbereidingen getroffen. In verband met de problematiek op het gebied van management en personeel zal voor de periode van een jaar interim-management worden ingezet. Dit interim-management zal worden betaald uit de door Nederland voor de nieuwbouw en reorganisatie ter beschikking gestelde NLG 80 miljoen. De kosten voor het interim-management worden vooralsnog geraamd op NLG 8,5 miljoen.
4.4.2. De strijd tegen het witwassen
In de strijd tegen het witwassen van geld is de samenwerking van Nederland met Aruba en de Nederlandse Antillen in zowel de Financial Action Task Force on money laundering (FATF), als de Caribbean Financial Action Task Force on money laundering (CFATF) van belang.
Het witwassen van geld vormt een bedreiging voor de kleine en kwetsbare economieën in het Caribisch gebied die alleen al door hun ligging een voor de hand liggend doelwit zijn voor de drugsmaffia. Dit kan een bedreiging vormen voor de financieel-economische ontwikkeling, stabiliteit en politieke integriteit van de Nederlandse Antillen en Aruba.
In 1999 hebben de tweede mutual evaluations door de FATF van Aruba en de Nederlandse Antillen plaatsgevonden. Deze examens richtten zich met name op de vraag of de anti-witwasmaatregelen effectief zijn en welke verbeteringen of aanpassingen wellicht nog nodig zijn.
De algemene conclusie met betrekking tot Aruba was, dat Aruba initiatieven heeft ontplooid om witwassen te bestrijden, waardoor de regelgeving grotendeels voldoet aan de aanbevelingen van de FATF. Voornaamste aanbeveling is dat Aruba snel zorgt voor de implementatie van de aanbevelingen van de gemengde commissies over rechtspersonen, de vrije zone, casino's en de in- en uitvoer van contant geld.
Ook ten aanzien van de Nederlandse Antillen is geconstateerd, dat vooruitgang is geboekt om te voldoen aan de aanbevelingen van de FATF. Zorg is uitgesproken over de mutual funds, de international finance companies en trust companies. Hier speelt het probleem van de gewenste identificatie van cliënten die voor de strijd tegen witwassen van geld essentieel is. Ook moeten de Nederlandse Antillen nog regelgeving invoeren voor casino's en de in- en uitvoer van contant geld. Nederland is bereid te dien einde juridische ondersteuning te verlenen.
Op initiatief van Nederland zal de uitwerking van de aanbevelingen van de FATF aan de orde komen tijdens het tripartiet overleg tussen de ministers van Justitie van het Koninkrijk in najaar 2000.
4.4.3. Forward Operating Locations
Het Koninkrijk sloot met de VS op 13 april 1999 een verdrag met een looptijd van een jaar inzake de vestiging van zogenaamde «Forward Operating Locations» (FOL's) op de Nederlandse Antillen en Aruba. Het verdrag voorziet er in om de VS faciliteiten te bieden die het mogelijk maken om vanaf Curaçao en Aruba ongewapende vluchten uit te voeren in het kader van de bestrijding van de internationale drugscriminaliteit. Over een nieuw meerjarig verdrag is op 2 maart 2000 overeenstemming bereikt tussen het Koninkrijk en de VS. Het verdrag is ter goedkeuring aan het parlement voorgelegd. De vestiging van FOL's past in de samenwerking die reeds met de VS bestaat ten aanzien van de maritieme rechtshandhaving.
Uiterlijk eind 2000 zullen besprekingen worden gevoerd ter voorbereiding op de totstandkoming van een multilaterale, regionale overeenkomst op het gebied van maritieme drugsbestrijding. Nederland, de Nederlandse Antillen en Aruba zijn voorstanders van totstandkoming van een dergelijke overeenkomst. De regionale overeenkomst zal uitvoering geven aan Artikel 17 van het Verdrag van Wenen (1988) en een aanvulling vormen op reeds bestaande bilaterale en subregionale overeenkomsten op het gebied van drugsbestrijding.
5.1. Non-gouvernementele organisaties
Op basis van adviezen van drs. P. Bukman en prof. dr. D. Kruijt zijn eind 1999 de contouren vastgesteld voor een nieuw NGO-beleid. Beide adviezen pleiten voor een sanering en stroomlijning van het Nederlandse NGO-subsidiebeleid richting de Nederlandse Antillen en Aruba. De beleidsmatige sturing dient te worden verbeterd alsmede de afstemming met het overheidsbeleid.
Overleg met de regeringen van de Nederlandse Antillen en Aruba begin 2000 heeft geleid tot een overeenstemming over de hoofdlijnen van het nieuwe beleid. In het nieuwe beleid ligt de nadruk op sociale ontwikkeling, publiek-private samenwerking, programmatisch werken en versterking van de verantwoordelijkheden van de ontvangende landen.
In 2001 zal het nieuwe beleid van start gaan. Dit betekent dat de programma's, die zijn geformuleerd en vastgesteld, worden uitgevoerd. Tevens dient een nieuwe uitvoeringsstructuur operationeel te zijn. Uitgangspunt bij de totstandkoming van de nieuwe uitvoeringsstructuur is dat er geen nieuwe organisatie in het leven wordt geroepen, maar dat deze zal worden gedragen door bestaande organisaties.
In de samenwerking met Aruba zal de ondersteuning van de NGO's in 2001 nog niet uit het Fondo Desaroyo Aruba worden gefinancierd. Met ingang van 2002 is dit wel het geval.
In beide landen streeft de overheid naar een zo breed mogelijke samenwerking van de bestaande belangrijkste NGO-kanalen.
De Nederlandse regering is voornemens om jaarlijks maximaal 10% van de beschikbare middelen voor de Nederlandse Antillen (21 miljoen) en Aruba (3 miljoen) voor het NGO-beleid te bestemmen. De voorgenomen bijdrage is ongeveer gelijk aan het totaal van de NGO-subsidies in 2000.
5.2. Migratie Antilliaanse jongeren
Als gevolg van de slechte economische omstandigheden houdt de migratie vanuit de Nederlandse Antillen onverminderd aan. In verband met de slechte vooruitzichten in de Nederlandse Antillen kiezen veel jonge Antillianen ervoor om elders een betere toekomst te zoeken. De aanhoudende migratie heeft aanzienlijke gevolgen voor de Antilliaanse samenleving. Deze dreigt een belangrijk deel van haar kader te verliezen.
Om jongeren in de Antillen perspectieven te bieden heeft de Nederlandse regering voor een periode van twee jaar 30 miljoen gulden ter beschikking gesteld voor de financiering van het Urgentieprogramma Jeugd–Jongeren. Met dit Urgentieprogramma wil de Antilliaanse regering de problematiek rond kansarme jongeren in de Nederlandse Antillen aanpakken. De afspraken over de uitvoering van het Urgentieprogramma zijn vastgelegd in het akkoord dat op 8 juni 2000 tussen de Nederlandse regering en de regering van de Nederlandse Antillen is gesloten. In het kader van het Urgentieprogramma zullen in de Nederlandse Antillen projecten van start gaan die schooluitval tegengaan, scholing en werkervaringsprojecten bieden aan jongeren die zonder kwalificaties het onderwijs hebben verlaten en voorzien in opvang en scholing voor jongeren met ernstige gedragsproblemen en/of een strafblad.
Met deze aanpak sluit het programma aan bij de nota Migratie Antilliaanse jongeren. Eén van de uitgangspunten van deze nota is dat in de Antillen mogelijkheden worden gecreëerd voor kansarme jongeren. Bij de uitvoering van het Urgentieprogramma ligt de nadruk op Curaçao, omdat hier de problemen het meest urgent zijn en het grootste deel van de jongeren die naar Nederland komen hiervandaan afkomstig is. Uit preventieve overwegingen zal, gebruikmakend van de expertise die in Curaçao is opgedaan, op kleinere schaal een aantal vergelijkbare activiteiten in de andere eilandgebieden worden uitgevoerd. Naast de initiatieven die in het kader van het Urgentieprogramma worden uitgevoerd, heeft Nederland extra ondersteuning toegezegd voor initiatieven die de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt verbeteren (met name gericht op de horeca).
Personele samenwerking is een instrument bij het realiseren van de doelstellingen van het Nederlandse beleid: bevorderen van de kwaliteit van de overheid en waarborgen van democratische rechtsstaat. In vergelijking met de huidige praktijk is het zaak om een overgang te bewerkstelligen van directe hulpverlening naar institutionele ontwikkeling.
Bij het waarborgen van een minimumniveau van uitvoering op het terrein van rechtshandhaving wordt gestreefd naar een effectieve directe hulpverlening op de korte termijn en institutionele ontwikkeling op de langere termijn.
Met betrekking tot de uitvoering zal de nadruk worden verlegd van input- naar outputgerichte sturing door BZK. De resultaten van personele samenwerking dienen te worden getoetst aan bredere beleidsmatige doelstellingen. De beoogde resultaten dienen vervolgens op organisatie of institutioneel niveau beschreven te worden. Hierbij kan gebruik gemaakt worden van organisatie-ontwikkelingsplannen (ook wel human resource development plannen genoemd).
De exclusieve focus op het uitzenden van Nederlands personeel zou plaats moeten maken voor een bredere aanpak waarvan training van, en advisering aan, lokaal personeel deel uit maken.
Een notitie over verbetering van de personele samenwerking zal de Tweede Kamer in het vierde kwartaal van 2000 worden aangeboden.
In de op 21 juni 2000 aan de Tweede Kamer aangeboden orkanennotitie is aangegeven dat de ervaringen met de orkaan Luis (1995) verbeteringen tot gevolg hebben gehad op zowel het institutionele als het personele niveau van de rampenbestrijding in de Nederlandse Antillen en Aruba. De door Nederland te verstrekken noodhulp zal bij nieuwe orkanen doeltreffender en doelmatiger kunnen worden ingezet dan – vooral – bij de orkaan Luis het geval was.
Ten tijde van de orkanen Georges (1998) en Lenny (1999) is de nieuwe structuur uitvoerig op de proef gesteld. Zowel de voorbereiding als de uitvoering van de noodhulpverlening zijn bij deze orkanen in het algemeen goed verlopen.
Van Antilliaanse zijde wordt naar oplossingen gezocht voor het probleem van de verzekerbaarheid van schaderisico's. Gelet op de verwachting dat het aantal orkanen in het Caraïbische gebied in de toekomst zal toenemen, vormt deze verzekerbaarheid een steeds groter probleem. De Antilliaanse regering heeft in dit kader aangegeven dat de mogelijkheid zou moeten worden onderzocht van een internationale fondsconstructie. Nederland is bereid technische expertise beschikbaar te stellen voor het op korte termijn doen onderzoeken van de mogelijkheden en beperkingen van een dergelijke fondsconstructie.
6. Het beheer van de samenwerkingsmiddelen
In 1999 en 2000 is de basis gelegd voor een duurzame kwaliteitsverbetering van het beheer middels enerzijds het treffen van interne beheersmaatregelen, zoals het eenduidig vastleggen van verplichtingen en bewaking van de voortgangsinformatie en anderzijds het vernieuwen van de beheersafspraken met de Nederlandse Antillen en Aruba. Met Aruba heeft dit gestalte gekregen in de vorm van overeengekomen procedureregels te hanteren door het FDA. Met de Nederlandse Antillen wordt in 2000 een nieuw samenwerkingsprotocol gesloten, waarin de nieuwe afspraken over voorbereiding en uitvoering en beëindiging van de samenwerkingsprojecten worden geformaliseerd.
De Algemene Rekenkamer heeft bij de financiële verantwoording over 1999 geconstateerd dat alle door BZK toegezegde maatregelen zijn getroffen. Dit heeft echter in 1999 nog niet geleid tot een substantiële afname van het aantal achterstallige overheidsprojecten. Naar verwachting zal in 2000 door de implementatie van de gemaakte afspraken deze afname beter zichtbaar zijn. Een actieve bewaking van een juiste en volledige implementatie van de gemaakte afspraken blijft echter nodig, omdat deze afname slechts kan worden bereikt met de medewerking van de Nederlandse Antillen. Hierbij zal van Nederlandse zijde ondersteuning worden verleend. De Nederlandse Antillen zijn immers verantwoordelijk voor het tijdig en volledig indienen van verantwoordingsinformatie.
Voor 2001 zal consolidatie van de gemaakte afspraken centraal staan, zodat de duurzame kwaliteitsverbetering verder kan worden vormgegeven.
In het kader van een meer beleidsmatige sturing van de inzet van de samenwerkingsmiddelen worden meerjarige programma's opgesteld voor de prioritaire aandachtsgebieden kwaliteit van bestuur, duurzame economische ontwikkeling en onderwijs. Het nieuwe NGO-beleid en het Urgentieprogramma voor Jeugd en Jongeren worden eveneens gekenmerkt door een programmatische aanpak.
Voor de ontwikkeling van deze programma's wordt de met de Antillen en Aruba overeengekomen methode van het Logical Framework gehanteerd. Naast het definiëren van meetbare doelstellingen worden ook bijpassende indicatoren ontwikkeld om de voortgang op een meer beleidsmatig niveau te kunnen meten. Een voorbeeld uit de onderwijssector is bijvoorbeeld de afname van de uitval van leerlingen in het basisonderwijs als programmadoelstelling en als indicator het aantal aanmeldingen vergeleken met het aantal leerlingen aan het einde van het schooljaar. De samenwerkingsprojecten op het terrein van het basisonderwijs zullen aan deze doelstelling moeten bijdragen. Met dergelijke indicatoren kan de effectiviteit van het beleid worden gemeten en zonodig bijstelling van beleid of van interventies plaatsvinden.Artikelsgewijze Toelichting
C. TOELICHTING PER BEGROTINGSARTIKEL
In onderstaand overzicht is de aansluiting gepresenteerd met de stand van de ontwerp-begroting 2000.
Meerjarencijfers totaal uitgaven (in NLG 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | ||
Ontwerp-begroting 2000 | 282 264 | 265 070 | 266 924 | 266 924 | 266 924 | ||
1e suppletore begroting 2000 | – 21 381 | 4 347 | 4 445 | 6 078 | 6 078 | ||
Nog niet opgenomen in een begrotingsstuk: | |||||||
Beheersmatige mutaties: | |||||||
Overboeking naar BZK/DGMP | – 113 | – 49 | – 65 | – 76 | – 55 | ||
Stand ontwerp-begroting 2001 | 260 770 | 269 368 | 271 304 | 272 926 | 272 947 | 272 962 | |
Stand ontwerp-begroting 2001 in EUR 1 000 | 118 331 | 122 234 | 123 113 | 123 848 | 123 857 | 123 864 |
Meerjarencijfers totaal ontvangsten (in NLG 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | ||
Ontwerp-begroting 2000 | 24 956 | 27 055 | 27 999 | 24 531 | 25 819 | ||
1e suppletore begroting 2000 | – 6 512 | ||||||
Stand ontwerp-begroting 2001 | 18 444 | 27 055 | 27 999 | 24 531 | 25 819 | 28 293 | |
Stand ontwerp-begroting 2001 in EUR 1 000 | 8 370 | 12 277 | 12 705 | 11 132 | 11 716 | 12 839 |
Ingevolge artikel 5, negende lid van de Comptabiliteitswet is een begrotingsartikel voor de loonbijstelling opgenomen.
Opbouw (verplichtingen=) uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (in NLG 1 000) | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
U01.03 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | Econ. | Funct. |
Stand ontwerp-begroting 2000 | Nihil | Nihil | Nihil | Nihil | Nihil | ||||
1e suppletore begroting 2000 | 855 | 868 | 868 | 868 | 868 | ||||
Nog niet opgenomen in een begrotingsstuk: | |||||||||
Beheersmatige mutaties | |||||||||
1. verdeling loonbijstelling tranche 2000 | – 742 | – 819 | – 803 | – 792 | – 813 | ||||
2. overboeking naar BZK/DGMP | – 113 | – 49 | – 65 | – 76 | – 55 | ||||
Stand ontwerp-begroting 2001 | Nihil | Nihil | Nihil | Nihil | Nihil | Nihil | Nihil | 01 | 13.9 |
Stand ontwerp-begroting 2001 in EUR 1 000 | Nihil | Nihil | Nihil | Nihil | Nihil | Nihil | Nihil |
Ingevolge artikel 5, negende lid van de Comptabiliteitswet is een begrotingsartikel voor de prijsbijstelling opgenomen.
Opbouw (verplichtingen=) uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (in NLG 1 000) | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
U01.04 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | Econ. | Funct. |
Stand ontwerp-begroting 2000 | 74 | 74 | 73 | 73 | 73 | ||||
1e suppletore begroting 2000 | 5 443 | 5 061 | 5 159 | 5 210 | 5 210 | ||||
Stand ontwerp-begroting 2001 | Nihil | 5 517 | 5 135 | 5 232 | 5 283 | 5 283 | 5 283 | 01 | 13.9 |
Stand ontwerp-begroting 2001 in EUR 1 000 | Nihil | 2 504 | 2 330 | 2 374 | 2 397 | 2 397 | 2 397 |
02. Samenwerking met de Nederlandse Antillen en Aruba
Ten laste van dit artikel worden toeslagen op Antilliaanse pensioenen verleend krachtens de volgende regelingen:
– de Toeslagregeling pensioenen Suriname en de Nederlandse Antillen;
– de Verrekenkoersregeling voor Antilliaanse pensioenen.
De toeslagregeling is in 1967 (Stb. 260) in het leven geroepen ten behoeve van bepaalde groepen vanuit de Nederlandse samenleving afkomstige overheidsdienaren die vóór 1 juni 1967 naar Suriname of de Nederlandse Antillen zijn uitgezonden.
De verrekenkoersregeling werd op verzoek van de Antilliaanse regering bij ministeriële brief d.d. 2 mei 1980, nr. 74 486, ingevoerd teneinde nadelige koerseffecten voor de in Nederland gevestigde Antilliaanse gepensioneerden op te vangen.
Opbouw (verplichtingen=) uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (in NLG 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
U02.01 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 |
Stand ontwerp-begroting 2000 | 12 560 | 10 670 | 10 670 | 10 670 | 10 670 | ||
Stand ontwerp-begroting 2001 | 10 962 | 12 560 | 10 670 | 10 670 | 10 670 | 10 670 | 10 670 |
Stand ontwerp-begroting 2001 in EUR 1 000 | 4 974 | 5 699 | 4 842 | 4 842 | 4 842 | 4 842 | 4 842 |
Het gereserveerde bedrag voor de verrekenkoersregeling is gebaseerd op een totaal bedrag aan pensioenverplichtingen van ca. Naf 21 mln en een veronderstelde dollarkoers voor 2000 van f 1,90. Bij tweede suppletore begroting 2000 wordt de raming 2000 aangepast aan de in de MEV gehanteerde dollarkoers voor het jaar 2000 van f 2,30.
Onderverdeling in artikelonderdelen
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de uitgaven (in NLG 1 000) en de economische en functionele codering | |||||||||
U02.01/Artikelonderdeel | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | Econ. | Funct. |
01 Toeslagregeling | 432 | 590 | 590 | 590 | 590 | 590 | 590 | 43A | 01.50 |
02 Verrekenkoersregeling | 10 530 | 11 970 | 10 080 | 10 080 | 10 080 | 10 080 | 10 080 | 43A | 01.50 |
Totaal | 10 962 | 12 560 | 10 670 | 10 670 | 10 670 | 10 670 | 10 670 |
02.02 Bijstand rechterlijke macht
De grondslag van het te voeren beleid is artikel 36 van het Statuut, waarin is vastgelegd dat de landen van het Koninkrijk elkaar wederzijdse hulp en bijstand verlenen, in relatie met artikel 43 van het Statuut, waarin is vastgelegd dat elk der landen zorgdraagt voor de rechtszekerheid.
Opbouw (verplichtingen=) uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (in NLG 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
U02.02 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 |
Stand ontwerp-begroting 2000 | 3 700 | 3 700 | 3 700 | 3 700 | 3 700 | ||
1e suppletore begroting | 300 | 100 | 100 | 100 | 100 | ||
Nog niet opgenomen in een begrotingsstuk: | |||||||
Beheersmatige mutaties | |||||||
1. toedeling loonbijstelling tranche 2000 | 80 | 89 | 87 | 86 | 88 | ||
Stand ontwerp-begroting 2001 | 4 097 | 4 080 | 3 889 | 3 887 | 3 886 | 3 888 | 3 890 |
Stand ontwerp-begroting 2001 in EUR 1 000 | 1 859 | 1 851 | 1 765 | 1 764 | 1 763 | 1 764 | 1 765 |
De bijstand rechterlijke macht bestaat uit detachering vanuit Nederland afkomstige rechters bij het Gemeenschappelijk Hof en officieren van justitie bij de beide Openbare Ministeries. De uitgaven hebben betrekking op de toeslag op het lokale salaris, repatriëring, huurtegemoetkoming, tegemoetkoming studerende kinderen en vergoedingen premies volksverzekeringen.
De verhoging in de uitgaven voor het jaar 2000 heeft te maken met onvoorziene ambtswisselingen bij het Gemeenschappelijk Hof en het Openbaar Ministerie van de Nederlandse Antillen, alsmede een uitbreiding van het aantal gedetacheerde leden bij het Gemeenschappelijk Hof.
Voor 2001 wordt ervan uitgegaan dat bij het Gemeenschappelijk Hof 21 gedetacheerde personen werkzaam zijn, bij het Openbaar Ministerie van de Nederlandse Antillen 11 en bij het Openbaar Ministerie van Aruba 4.
De bijstand rechterlijke macht draagt een structureel karakter. Het is niet te verwachten dat de Nederlandse Antillen en Aruba binnen afzienbare tijd voldoende capaciteit kunnen leveren om de instanties kwalitatief en kwantitatief te bemensen. Momenteel is wel een punt van zorg de moeilijkheid die wordt ondervonden bij de werving in Nederland van kandidaten voor het Gemeenschappelijk Hof. In samenwerking met het Ministerie van Justitie wordt bezien in hoeverre een adequate bezetting van het Hof gehandhaafd kan worden.
De onderverdeling in artikelonderdelen
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de uitgaven (in NLG 1 000) en de economische en functionele codering | |||||||||
U02.02/Artikelonderdeel* | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | Econ. | Funct. |
01 Gemeenschappelijk Hof van Justitie | 2 303 | 2 250 | 2 154 | 2 153 | 2 153 | 2 154 | 2 155 | 43A | 01.50 |
02 Openbaar Ministerie | 1 794 | 1 830 | 1 735 | 1 734 | 1 733 | 1 734 | 1 735 | 43A | 01.50 |
Totaal | 4 097 | 4 080 | 3 889 | 3 887 | 3 886 | 3 888 | 3 890 |
*het betreft hier de totale uitgaven inclusief de overige uitgaven (o.a. tegemoetkoming huur en repatriëring).
Voor de grondslag van het artikel wordt verwezen naar bijgaand overzicht «Risico-ontwikkeling met betrekking tot garantie-overeenkomsten van het Rijk».
Opbouw (verplichtingen=) uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (in NLG 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
U02.03 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 |
Stand ontwerp-begroting 2000 | Memorie | Memorie | Memorie | Memorie | Memorie | ||
1e suppletore begroting 2000 | 26 311 | ||||||
Stand ontwerp-begroting 2001 | 25 670 | 26 311 | Memorie | Memorie | Memorie | Memorie | Memorie |
Stand ontwerp-begroting 2001 in EUR 1 000 | 11 649 | 11 939 | Memorie | Memorie | Memorie | Memorie | Memorie |
Teneinde te zware belasting van dit artikel op de totaal beschikbare middelen van Hoofdstuk IV te voorkomen en in het licht van het beleid om zelfredzaamheid van de Koninkrijkspartners te bevorderen is het beleid er op gericht om het verstrekken van leningen en garanties voor de financiering van samenwerkingsprojecten te beperken. In 2000 zijn geen nieuwe leningen of garanties voor dit doel verstrekt.
De onderverdeling in artikelonderdelen
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de uitgaven (in NLG 1 000) en de economische en functionele codering | |||||||||
U02.03/Artikelonderdeel | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | Econ. | Funct. |
01 Garanties van obligatieleningen | 63A | 01.50 | |||||||
02 Garanties NIO-leningen | 25 670 | 26 311 | 63A | 01.50 | |||||
03 Garanties EIB-leningen | 63A | 01.50 | |||||||
05 Garanties leningen OPM (max. US$ 48 mln) | 63A | 01.50 | |||||||
06 Garantie standbykrediet (NLG 100 mln) | Vervallen | 63A | 01.50 | ||||||
07 Borgstelling Sint Maarten Housing Development Foundation (NLG 36,9 mln) | 63A | 01.50 | |||||||
Totaal | 25 670 | 26 311 | Memorie | Memorie | Memorie | Memorie | Memorie |
Overzicht risico ontwikkeling met betrekking tot garantie overeenkomsten van het Rijk (in NLG 1 000) | |||||||
1999 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | |
01 Garantie van rente en aflossing van leningen ten behoeve van de financiering van projecten (periode 1962–1966) tot een maximum van Naf 125,0 (wetten van 3 mei 1962, Stb. 153 en 23 april 1964, Stb. 133) | |||||||
1. Vervallen | |||||||
2. Vervallen | |||||||
3. 7,75% obligatielening B.N.G. NLG 25 mln | |||||||
– uitstaand risico per 1 jan. | 10 245 | 7 932 | 5 748 | 3 694 | 1 769 | ||
– te vervallen garanties | 2 313 | 2 184 | 2 054 | 1 925 | 1 769 | ||
– verleende of te verlenen garanties | – | – | – | – | – | ||
– uitstaand risico per 31 dec. | 7 932 | 5 748 | 3 694 | 1 769 | 0 | ||
02 Garantie van rente en aflossing van door de Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden N.V. verstrekte leningsgelden | |||||||
1. periode 1972–1976 max. NLG 134,5 mln | |||||||
– uitstaand risico per 1 jan. | 64 184 | 56 161 | 48 138 | 40 115 | 32 092 | 24 069 | 16 046 |
– te vervallen garanties | 8 023 | 8 023 | 8 023 | 8 023 | 8 023 | 8 023 | 8 023 |
– verleende of te verlenen garanties | – | – | – | – | – | – | – |
– uitstaand risico per 31 dec. | 56 161 | 48 138 | 40 115 | 32 092 | 24 069 | 16 046 | 8 023 |
2. periode 1977–1991 max. NLG 890 mln | |||||||
– uitstaand risico per 1 jan. | 496 023 | 458 125 | 420 227 | 382 329 | 344 431 | 306 533 | 268 635 |
– te vervallen garanties | 37 898 | 37 898 | 37 898 | 37 898 | 37 898 | 37 898 | 37 898 |
– verleende of te verlenen garanties | – | – | – | – | – | – | – |
– uitstaand risico per 31 dec. | 458 125 | 420 227 | 382 329 | 344 431 | 306 533 | 268 635 | 230 737 |
03 Garantie van rente en aflossing van door de Europese Investeringsbank aan de Nederlandse Antillen en Aruba verstrekte leningen | |||||||
– uitstaand risico per 1 jan. | Memorie | Memorie | Memorie | Memorie | Memorie | Memorie | Memorie |
– te vervallen garanties | – | – | – | – | – | – | – |
– verleende of te verlenen garanties | – | – | – | – | – | – | – |
– uitstaand risico per 31 dec. | Memorie | Memorie | Memorie | Memorie | Memorie | Memorie | Memorie |
05 Garantie voor de rente en aflossing van een lening van maximaal US$ 48 mln, t.b.v. de Oranje Property Management N.V. voor de afbouw van Plant Hotel N.V. | |||||||
– uitstaand risico per 1 jan. | 99 451 | 85 346 | 71 895 | 59 099 | 46 959 | 35 473 | 24 641 |
– te vervallen garanties | 14 105 | 13 451 | 12 796 | 12 140 | 11 486 | 10 832 | 10 177 |
– verleende of te verlenen garanties | – | – | – | – | – | – | – |
– uitstaand risico per 31 dec. | 85 346 | 71 895 | 59 099 | 46 959 | 35 473 | 24 641 | 14 464 |
06 Standbykrediet van maximaal NLG 100 mln ter versterking van de deviezenpositie van de Nederlandse Antillen | Vervallen | ||||||
– uitstaand risico per 1 jan. | |||||||
– te vervallen garanties | |||||||
– verleende of te verlenen garanties | |||||||
– uitstaand risico per 31 dec. | |||||||
07 Borgstelling van NLG 36,9 mln ten behoeve van de Sint Maarten Housing Development Foundation als onderdeel van het Woningbouwproject Belvedère | |||||||
– uitstaand risico per 1 jan. | 79 875 | 77 615 | 74 843 | 72 071 | 69 299 | 66 527 | 63 755 |
– te vervallen garanties | 2 260 | 2 772 | 2 772 | 2 772 | 2 772 | 2 772 | 2 772 |
– verleende of te verlenen garanties | – | – | – | – | – | – | – |
– uitstaand risico per 31 dec. | 77 615 | 74 843 | 72 071 | 69 299 | 66 527 | 63 755 | 60 983 |
Artikel 36 van het Statuut is de grondslag van het te voeren beleid waarin is vastgelegd dat de landen van het Koninkrijk elkaar wederzijdse hulp en bijstand verlenen.
Opbouw verplichtingen vanaf de vorige ontwerp-begroting (in NLG 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
U02.13 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 |
Stand ontwerp-begroting 2000 | 171 531 | 182 626 | 204 481 | 204 481 | 204 481 | ||
1e suppletore begroting 2000 | – 26 290 | – 1 682 | – 1 682 | – 100 | – 100 | ||
Nog niet opgenomen in een begrotingsstuk: | |||||||
Beheersmatige mutaties | |||||||
1. toedeling loonbijstelling tranche 2000 | 662 | 730 | 716 | 706 | 725 | ||
Stand ontwerp-begroting 2001 | 145 903 | 181 674 | 203 515 | 205 087 | 205 106 | 205 119 | |
Stand ontwerp-begroting 2001 in EUR 1 000 | 66 208 | 82 440 | 92 351 | 93 064 | 93 073 | 93 079 |
Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerp-begroting (in NLG 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
U02.13 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 |
Stand ontwerp-begroting 2000 | 265 930 | 250 626 | 252 481 | 252 481 | 252 481 | ||
1e suppletore begroting 2000 | – 54 290 | – 1 682 | – 1 682 | – 100 | – 100 | ||
Nog niet opgenomen in een begrotingsstuk: | |||||||
Beheersmatige mutaties | |||||||
1. toedeling loonbijstelling tranche 2000 | 662 | 730 | 716 | 706 | 725 | ||
Stand ontwerp-begroting 2001 | 370 125 | 212 302 | 249 674 | 251 515 | 253 087 | 253 106 | 253 119 |
Stand ontwerp-begroting 2001 in EUR 1 000 | 167 955 | 96 338 | 113 297 | 114 133 | 114 846 | 114 854 | 114 860 |
De autonomie van de landen vormt het centrale element in de verhouding tussen de drie landen in het Koninkrijk.
Het samenwerkingsbeleid tussen de Koninkrijkspartners moet gericht zijn op het versterken van de kracht en zelfredzaamheid van de ontvangende landen. De ontwikkeling van samenwerkingsprogramma's voor de prioritaire aandachtsgebieden, nl. onderwijs, economische ontwikkeling en de kwaliteit van bestuur, staat daarin thans centraal. De programma's dienen als beleidsmatig toetsingskader voor de uit te voeren activiteiten. Ook het samenwerkingsbeleid met de non-gouvernementele organisaties in beide landen wordt op basis van een programmatische aanpak uitgevoerd. Op het terrein van de Migratie van Antilliaanse Jongeren wordt een programma ontwikkeld voor de periode tot medio 2002.
De sector rechtshandhaving vormt een uitzondering in de hierboven beschreven aanpak. De samenwerking zal hier op projectbasis blijven plaatsvinden. Deze bijzondere positie is gerechtvaardigd vanwege het belang van de instandhouding en ontwikkeling van de rechtsstaat binnen het Koninkrijk. In 2001 zal wederom de voortgangsrapportage inzake de samenwerking op het terrein van rechtshandhaving en veiligheidsbeleid in de Nederlandse Antillen en Aruba worden uitgebracht. Hierin zal op globaal niveau inzicht worden verschaft in de stand van zaken en de samenhang tussen de verschillende activiteiten.
Voor Aruba zullen de programma's het kader vormen voor de programmafinanciering die in mei 2000 een feit is geworden middels de oprichting van het Fondo Desaroyo Aruba.
Voor de samenwerking met de Nederlandse Antillen wordt met deze programma's beoogd een duidelijk afgebakend uitvoeringskader te scheppen voor de projectfinanciering ten laste van de samenwerkingsmiddelen. Na het bereiken van overeenstemming tussen de Nederlandse Antillen en het IMF over een aanpassingsprogramma zullen deze programma's tevens de basis vormen van de programmafinanciering.
De wijze waarop de programma's met beide Koninkrijkspartners tot stand komen, nl. in goed onderling overleg, is minstens zo belangrijk als de inhoud. Indien geen draagvlak voor de programma's bestaat worden de beoogde doelen van verbeterde effectiviteit niet bereikt. Het jaar 2000 kan in de uitvoering van bovengenoemd beleid als een overgangsjaar worden beschouwd. Zowel voor de Nederlandse Antillen als Aruba zullen naar verwachting eind 2000 de samenwerkingsprogramma's gereed zijn, zodat met de uitvoering in 2001 een begin kan worden gemaakt.
In 2000 zijn in overleg met de Nederlandse Antillen een aantal prioriteiten gesteld in de projectenportefeuille ter ondersteuning van het hervormingsbeleid van de Nederlands-Antilliaanse regering en langs de lijnen van de prioritaire aandachtsgebieden. De meeste van deze projecten zullen in 2000 zijn begonnen en ook in 2001 en de daarop volgende jaren nog in uitvoering zijn.
Voor het overige zullen ook in 2001 nog projecten in uitvoering zijn die reeds zijn begonnen voordat het nieuwe samenwerkingsbeleid is geformuleerd, waardoor niet alle lopende projecten vallen onder de prioritaire aandachtsgebieden. Afhankelijk van de voortgang van het IMF-traject en van de beschikbare vrije ruimte binnen de samenwer- kingsmiddelen, zal eind 2000 andermaal een dergelijke prioriteitenstelling plaatsvinden.
In 2000 is een begin gemaakt met de modernisering van personele samenwerking als beleidsinstrument. Naast het ontwikkelen van een beleidskader, waardoor de inzet van het instrument beter getoetst kan worden aan bredere beleidsmatige doelstellingen, zoals duurzaamheid, haalbaarheid en de samenhang met de andere samenwerkingsactiviteiten, wordt ook een model uitgewerkt voor de uitbesteding van de uitvoering van het instrument. Naar verwachting zal in 2001 een begin kunnen worden gemaakt met de hantering van het instrument in het nieuwe kader. De eerste stap zal zijn het in overleg met de Nederlandse Antillen en Aruba ontwikkelen van organisatieontwikkelingsplannen.
Met de inwerkingtreding van het samenwerkingsfonds voor Aruba, zijn de middelen voor Aruba beperkt tot de jaarlijkse bijdrage aan het fonds, en de bijdragen aan organisaties (NGO's en organisaties c.q. andere departementen op het terrein van rechtshandhaving). Zowel de overheidsprojecten als de activiteiten van personele samenwerking worden uit het fonds gefinancierd. Een uitzondering hierop vormt de financiering van de activiteiten op het gebied van rechtshandhaving en veiligheid alsmede de incidentele inzet van personele samenwerking.
Voor de Nederlandse Antillen zal in 2001 de projectfinanciering in de vorm van overheidsprojecten en personele samenwerking de boventoon voeren, zowel als gevolg van het feit dat reeds aangegane meerjarige verplichtingen in 2001 de uitgaven grotendeels zullen bepalen als van het feit dat nog geen basis is gelegd om te komen tot programmafinanciering. Afhankelijk van de voortgang van het IMF-traject zal de beperkte vrij beschikbare financiële ruimte in 2001 worden ingezet voor programmafinanciering middels een nog op te richten samenwerkingsfonds.
Na het bereiken van overeenstemming tussen de Nederlandse Antillen en het IMF over een aanpassingsprogramma ter verbetering van de financieel-economische situatie, zal Nederland, op basis van overleg met de Nederlandse Antillen, invulling geven aan een pakket van steunmaatregelen.
Het verschil in de beschikbare middelen voor 2000 en 2001 laat zich met name verklaren uit een kasschuif van 2000 naar 1999 voor de nieuwbouw van de Koraal Specht (NLG 28 mln), de compensatie voor de garantieverplichting, als gevolg van het niet voldoen van de Nederlandse Antillen aan de aflossingsverplichting over 1999 op de NIO-leningen (NLG 26 mln) en tenslotte door de overschrijding van de begroting van 1999 die voor een groot deel wordt gecompenseerd uit de middelen voor 2000 (NLG 3 mln).
De onderverdeling in artikelonderdelen
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de uitgaven (in NLG 1 000) | |||||||
U02.13/Artikelonderdeel | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 |
01 Rechtshandhaving | 99 181 | vervallen | |||||
02 Bestuursondersteuning en overheidsorganisatie | 8 748 | vervallen | |||||
03 Openbare financiën | 28 022 | vervallen | |||||
04 Economische ontwikkeling | 77 701 | vervallen | |||||
05 Milieu, natuur en infrastructuur | 88 774 | vervallen | |||||
06 Volkshuisvesting en wijkverbetering | 11 872 | vervallen | |||||
07 Sociale ontwikkeling en gezondheidszorg | 14 395 | vervallen | |||||
08 Onderwijs | 21 526 | vervallen | |||||
09 Cultuur | 9 548 | vervallen | |||||
10 Overig | – | vervallen | |||||
11 Koersverschillen | 10 358 | vervallen | |||||
12 De kwaliteit van het bestuur | 33 673 | 34 011 | pm | pm | pm | pm | |
13 Duurzame economische ontwikkeling | 78 120 | 106 867 | pm | pm | pm | pm | |
14 Onderwijs | 25 915 | 46 317 | pm | pm | pm | pm | |
15 Rechtshandhaving | 25 812 | 27 525 | pm | pm | pm | pm | |
16 Overig | 38 782 | 34 954 | pm | pm | pm | pm | |
17 Koersverschillen | 10 000 | – | pm | pm | pm | pm | |
Totaal | 370 125 | 212 302 | 249 674 | 251 515 | 253 087 | 253 106 | 253 119 |
Economische en functionele codering (in NLG 1 000) | |||
Economische code | 1999 | 2000 | 2001 |
12 | 466 | 1 034 | 1 000 |
31 | 27 227 | 25 200 | 23 106 |
43A | 60 826 | 52 051 | 39 008 |
63A | 249 138 | 134 017 | 186 560 |
73A | 32 468 | – | – |
Totaal | 370 125 | 212 302 | 249 674 |
In bijlage 11 is een overzicht opgenomen van de samenwerkingsprojecten in de sfeer van de overheidsprojecten en de personele samenwerking die in 1999 en 2000 in uitvoering waren.
02. Samenwerking met de Nederlandse Antillen en Aruba
Het artikel bevat een raming voor diverse ontvangsten.
Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerp-begroting (in NLG 1 000) | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
O02.01 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | Econ. | Funct. |
Stand ontwerp-begroting 2000 | 50 | 50 | 50 | 50 | 50 | ||||
Stand ontwerp-begroting 2001 | 3 070 | 50 | 50 | 50 | 50 | 50 | 50 | 47 | 01.50 |
Stand ontwerp-begroting 2001 in EUR1000 | 1 393 | 23 | 23 | 23 | 23 | 23 | 23 |
Eventuele ontvangen bedragen, in het kader van garantiestellingen zullen op dit artikel worden verantwoord.
Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerp-begroting (in NLG 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
O02.03 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 |
Stand ontwerp-begroting 2000 | Memorie | Memorie | Memorie | Memorie | Memorie | ||
Stand ontwerp-begroting 2001 | Nihil | Memorie | Memorie | Memorie | Memorie | Memorie | Memorie |
Stand ontwerp-begroting 2001 in EUR1000 | Nihil | Memorie | Memorie | Memorie | Memorie | Memorie | Memorie |
De Europese Investerings Bank (EIB) heeft met Nederlandse bemiddeling leningen voor diverse projecten in de Nederlandse Antillen en Aruba afgesloten tot een totaalbedrag van ECU 20,1 mln. Nederland heeft zich garant gesteld voor rente en aflossing van deze leningen.
De Nederlandse Antillen en Aruba hebben een contragarantie gesteld op de garantie van rente en aflossing van door de EIB aan de Nederlandse Antillen en Aruba verstrekte leningen. Eventueel ontvangen bedragen worden op dit artikel verantwoord.
De onderverdeling naar artikelonderdelen
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de uitgaven (in NLG 1 000) en de economische en functionele codering | |||||||||
O02.03/Artikelonderdeel | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | Econ. | Funct. |
01 Contragarantie EIB | |||||||||
Te verdelen als volgt: | |||||||||
a. aflossing | Nihil | Memorie | Memorie | Memorie | Memorie | Memorie | Memorie | 77A | 01.50 |
b. rente | Nihil | Memorie | Memorie | Memorie | Memorie | Memorie | Memorie | 26 | 01.50 |
02 Garantie van een standbykrediet | Vervallen | ||||||||
Te verdelen als volgt: | |||||||||
a. aflossing | 77A | 01.50 | |||||||
b. rente | Vervallen | 26 | 01.50 | ||||||
Totaal | Nihil | Memorie | Memorie | Memorie | Memorie | Memorie | Memorie |
Dit artikel omvat aflossingen en rente van leningen en opbrengsten uit deelnemingen.
Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerp-begroting (in NLG 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
O02.13 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 |
Stand ontwerp-begroting 2000 | 24 906 | 27 005 | 27 949 | 24 481 | 25 769 | ||
1e suppletore begroting 2001 | – 6 512 | ||||||
Stand ontwerp-begroting 2001 | 4 541 | 18 394 | 27 005 | 27 949 | 24 481 | 25 769 | 28 243 |
Stand ontwerp-begroting 2001 in EUR 1 000 | 2 061 | 8 347 | 12 254 | 12 683 | 11 109 | 11 693 | 12 816 |
Met de Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden N.V. (NIO) is een beheersovereenkomst afgesloten, waarbij de NIO onder andere de inning van de rente- en aflossingen op de begrotingsleningen heeft overgenomen. Voor de leningsovereenkomsten waarvan de vervaldatum is vastgesteld op 31 december, kan de afdracht van de NIO aan het Ministerie van BZK eerst in januari van het volgende jaar plaatsvinden. Onder de ontvangsten van het jaar 2000 zijn derhalve tevens de rente- en aflossingsverplichtingen met vervaldatum 31-12-99 opgenomen.
Naast de ontvangsten uit begrotingsleningen worden op dit artikel geraamd de middelen die worden verkregen uit de door de Nederlandse Participatie Maatschappij voor de Nederlandse Antillen N.V. (NPMNA) gepleegde investeringen. De aan NPMNA verstrekte gelden zijn destijds beschikbaar gesteld uit de begroting van Hoofdstuk IV.
De ontvangsten uit leningen en deelnemingen betreffen de eventuele opbrengsten van de NPMNA uit deelnemingen en beschikbaar gestelde kredieten aan ondernemingen op de Nederlandse Antillen en Aruba.
De onderverdeling in artikelonderdelen
De onderverdeling naar artikelonderdelen van de ontvangstenramingen en -realisaties (in NLG 1 000) en de economische en functionele codering | |||||||||
O02.13/Artikelonderdeel | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | 20 03 | 2004 | 2005 | Econ. | Funct. |
01 Annuïteitenlening 1971 | 1 384 | 2 413 | 2 406 | 01.50 | |||||
Te verdelen als volgt: | |||||||||
a. aflossing | 1 212 | 2 297 | 2 347 | 77A | |||||
b. rente | 172 | 116 | 59 | 26 | |||||
02 Vijfjarenplan 1967–1971 | 564 | 1 837 | 1 609 | 01.50 | |||||
Te verdelen als volgt: | |||||||||
a. aflossing | 413 | 1 738 | 1 562 | 77A | |||||
b. rente | 151 | 99 | 47 | 26 | |||||
04 Vijfjarenplan 1972–1976 | 2 589 | 6 748 | 6 749 | 6 748 | 6 748 | 6 748 | 01.50 | ||
Te verdelen als volgt: | |||||||||
a. aflossing | 1 380 | 5 677 | 5 820 | 5 964 | 6 113 | 6 266 | 77A | ||
b. rente | 1 209 | 1 071 | 929 | 784 | 635 | 482 | 26 | ||
05 Begrotingssteun Aruba (NLG 100 mln) | 6 000 | 5 900 | 5 800 | 5 700 | 5 600 | 5 500 | 01.50 | ||
Te verdelen als volgt: | |||||||||
a. aflossing | 4 000 | 4 000 | 4 000 | 4 000 | 4 000 | 4 000 | 77A | ||
b. rente | 2 000 | 1 900 | 1 800 | 1 700 | 1 600 | 1 500 | 26 | ||
06 Begrotingsleningen 1991–1998 | 2 868 | 5 207 | 7 457 | 8 735 | 9 383 | 10 771 | 13 345 | 01.50 | |
Te verdelen als volgt: | |||||||||
a. aflossing | 2 187 | 3 521 | 4 254 | 5 748 | 8 467 | 77A | |||
b. rente | 2 868 | 5 207 | 5 270 | 5 214 | 5 129 | 5 023 | 4 878 | 26 | |
07 Deelnemingen en investeringen op de Nederlandse Antillen en Aruba | 1 673 | 2 650 | 2 650 | 2 650 | 2 650 | 2 650 | 2 650 | 01.50 | |
Te verdelen als volgt: | |||||||||
a. aflossing van kredieten | 669 | 750 | 750 | 750 | 750 | 750 | 750 | 77A | |
b. rente van kredieten | 727 | 1 600 | 1 600 | 1 600 | 1 600 | 1 600 | 1 600 | 26 | |
c. dividenden van deelnemingen | 277 | 300 | 300 | 300 | 300 | 300 | 300 | 27 | |
Totaal | 4 541 | 18 394 | 27 005 | 27 949 | 24 481 | 25 769 | 28 243 |
Bijlage 1. Personeelsgegevens zijn niet van toepassing op deze begrotingBijlagen
A. Tot stand gekomen wetgeving (periode 1-6-1999 tot 1-6-2000)
B. Bij het parlement aanhangige wetsontwerpen
Nr. | Titel | Kamer-stuknr. | Stand van zaken | Inwerking-treding |
---|---|---|---|---|
1. | Regeling van het Solidariteitsfonds | 22 594 (R 1434) | Eindverslag | Nota n.a.v. het eindverslag |
C. In voorbereiding zijnde wetsvoorstellen