A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET WETSVOORSTEL
De begrotingsstaten die onderdeel uitmaken van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld en derhalve ook gewijzigd. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om voor het jaar 2004 wijzigingen aan te brengen in:
a. de departementale begrotingsstaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken;
De in de begrotingsstaten opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zgn. begrotingstoelichting).
De Minister van Buitenlandse Zaken,
B. R. Bot
De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
A. M. A. van Ardenne-van der Hoeven
Beleidsartikel 1 Internationale ordening
De mutaties op het verplichtingenbudget zijn het saldo van opwaartse bijstellingen in verband met onder andere diverse bijdragen, en neerwaartse bijstellingen, waaronder met name de bijdrage aan de Verenigde Naties.
De uitgavenmutaties op dit artikel worden voornamelijk veroorzaakt door een bijdrage aan het Middle East Desalinisation Research Centre (MEDRC) te Oman. Door vertraagde facturering door de RGD met betrekking tot de bouwwerkzaamheden aan de tijdelijke huisvesting van het Internationaal Strafhof is een onderschrijding ontstaan. Zie ook de Decemberbrief (kamerstuk 29 907 nr. 5 van 10 december 2004).
Beleidsartikel 2 Vrede, veiligheid en conflictbeheersing
De mutatie op dit artikel betreft een saldo van verhogingen en verlagingen. De verhoging van de verplichtingen met ruim EUR 68 miljoen op dit artikel wordt voornamelijk veroorzaakt door de verhoging van de verplichtingen voor het Stabiliteitsfonds als gevolg van een technische mutatie waarbij de verplichtingen van het DDR-programma voor het Grote Meren-gebied en vredesopbouwactiviteiten naar het stabiliteitsfonds zijn overgeheveld. Deze mutatie heeft geen meerjarig kaseffect tot gevolg. De verlaging wordt voornamelijk veroorzaakt ten aanzien van een neerwaartse bijstelling van het budget voor de NAVO.
De uitgaven voor het Stabiliteitsfonds zijn hoger uitgevallen, onder meer door ondersteuning van de AU Vredesmacht in Darfur, de Mali Vredesschool en het Kofi Annan International Peacekeeping Training Centre in Ghana (zie Decemberbrief kamerstuk 29 907 nr 5 van 10 december 2004) en onder andere een neerwaartse bijstelling van de bijdrage aan de NAVO.
Beleidsartikel 3 Humanitaire hulp
De artikelmutatie op verplichtingen- en kasbudget bestaat voor het grootste deel uit een bijdrage aan het Rode Kruis voor noodhulp na de Tsunami in Azië. Daarnaast is er als gevolg van een aantal eindbetalingen een marginale overschrijding van het begrote bedrag voor noodhulp.
Beleidsartikel 4 Goed bestuur, mensenrechten en vredesopbouw
De per saldo verplichtingenverlaging wordt voornamelijk veroorzaakt doordat een aantal verplichtingen door de posten is aangegaan, waarvan was voorzien dat deze ten laste van het centrale GMV-programma zouden komen. Tevens zijn minder verplichtingen aangegaan onder het «Matra projecten programma», omdat er sprake was van een inhaalslag in betalingen op lopende verplichtingen uit het voorgaande jaar en de daarmee gepaard gaande extra uitgaven in 2004 (zie uitgaven).
De verhoging van het artikel heeft een tweetal oorzaken. In de eerste plaats is er binnen het «Matra projecten programma» sprake geweest van een inhaalslag in betalingen op lopende verplichtingen die om administratief technische redenen niet in 2003 hebben kunnen plaatsvinden (zie decemberbrief, kamerstuk 29 907 nr. 5 d.d. 10 december 2004). In de tweede plaats heeft Nederland meer bijgedragen aan de OHCHR.
Beleidsartikel 5 Europese samenwerking
De verplichtingenmutaties hangen grotendeels samen met de uitgavenmutaties.
Als gevolg van het aantrekken van de consumptie is ook de BTW-grondslag toegenomen, hierdoor zijn de BTW-afdrachten aan de EU hoger uitgekomen. De importen zijn echter lager uitgekomen waardoor minder afdrachten uit hoofde van invoerrechten hebben plaatsgevonden. De heffingen op landbouwprodukten zijn toegenomen, en aangezien deze volledig worden doorgesluisd naar Brussel, zijn ook de afdrachten landbouwheffingen toegenomen. De afdrachten van het vierde eigen middel (het BNP-middel) laten de grootste mutatie zien. Enerzijds is sprake van per saldo hogere afdrachten van de andere drie middelen, waardoor het vierde middel als resultante, lager uitkomt. Anderzijds is sprake van lagere uitgaven van de EU en derhalve lagere benodigde afdrachten.
De vergoeding voor de inning van landbouwheffingen en invoerrechten bedraagt 25% van de heffingen. De hogere landbouwheffingen leiden derhalve tot een hogere vergoeding voor de inning hiervan. Het omgekeerde is het geval bij de invoerrechten: de lagere afdrachten van invoerrechten resulteren in een lagere vergoeding.
Beleidsartikel 6 Bilaterale ontwikkelingssamenwerking
De per saldo lagere verplichtingen hangen voor het grootste deel samen met een verlaging van EUR 454 miljoen op de uitstaande garanties internationale samenwerking (artikel 06.06). en de verlaging van de aflossing van leningen door India en reguliere aflossingen op kapitaalmarktleningen. Voorts zijn verlagingen doorgevoerd voor landenspecifieke sectorale samenwerking (artikel 06.01), ondermeer omdat voor de samenwerking met India en Zimbabwe het exit-programma neerwaarts is bijgesteld. Tegenover de verlagingen staat een verhoging met EUR 41 miljoen van het verplichtingenbudget voor de intensivering van de thematische samenwerking (artikel 06.02).
De marginale verlaging van het budget is een saldo. Het budget voor bilaterale samenwerking is per saldo verhoogd met EUR 10 mln. Deze is enerzijds terug te voeren op een hogere dan geraamde realisatie van de bilaterale landenprogramma's. Ook de macro-georiënteerde programmahulp vertoont een lichte stijging. De lagere realisatie van uitgaven in het kader van de thematische samenwerking is grotendeels toegelicht in de Decemberbrief.
Daarnaast is sprake van een verlaging met circa EUR 14 mln vanwege een neerwaartse bijstelling op de garanties internationale samenwerking met EUR 7,4 mln. Op deze stelpost (artikelonderdeel 06.05) is door de NIO minder aanspraak gemaakt. De lagere uitgaven op het artikelonderdeel «macro-steun niet-DAC» (EUR 6,3 mln) worden veroorzaakt door vertragingen in de uitvoering van bestaande activiteiten vanwege late inlevering en de kwaliteit van de ingediende voortgangsrapportages van de WB en EBRD (zie ook decemberbrief kamerstuk 29 907 nr. 5 d.d. 10 december 2004).
Beleidsartikel 7 Fondsen en programma's van de Europese Unie
Aan het Europees ontwikkelingsfonds werd EUR 5,2 miljoen minder uitgegeven, omdat Frankrijk en Duitsland om een lagere derde tranche verzochten. Daardoor is tevens de Nederlandse bijdrage lager uitgevallen.
Beleidsartikel 8 Rol van de Verenigde Naties bij armoedebestrijding
Een bedrag van EUR 2,0 miljoen voor de tweede fase van het School Water, Sanitation and Hygiene Education Programme (SWSHE) is overgeheveld van artikel 6.2 aangezien UNICEF dit programma zal uitvoeren. Ten aanzien van het GEF/Montreal Protocol geldt dat de verplichtingen neerwaarts bijgesteld zijn in verband met het aangaan van kortere termijnverplichtingen in plaats van grote meerjarige verplichtingen.
Een bedrag van EUR 2,0 miljoen voor de tweede fase van het School Water, Sanitation and Hygiene Education Programme (SWSHE) is overgeheveld van artikel 6.2 aangezien UNICEF dit programma zal uitvoeren. De laatste tranche van het Partnership Programma met het VN Milieuprogramma UNEP wordt pas in 2005 betaald, hetgeen in 2004 een meevaller opleverde van EUR 4,2 miljoen. Bij Speciale Multilaterale activiteiten is door lagere betaalafroepen een onderschrijding ontstaan op het Habitat-programma
Beleidsartikel 9 Rol van internationale financiële instellingen bij armoedebestrijding
De neerwaartse bijstelling van EUR172 miljoen wordt met name veroorzaakt door het overhevelen van het MDRP-programma ad EUR 98,3 miljoen vanuit het Wereldbank Partnershipprogramma naar het Stabiliteitsfonds en door toegekende budgetten ad EUR 69 miljoen, waarvoor de contracten niet meer in 2004 zijn aangegaan.
Op artikel 09.01 treedt een onderschrijding op van EUR 7,9 miljoen, die veroorzaakt wordt door een lagere liquiditeitsprognose van de Wereldbank (EUR 5,1 miljoen), verlaging van het EFA-deel (EUR 1,3 miljoen), onderuitputting van het Consultancy Trust Fund (EUR 0,6 miljoen) en overheveling van EUR 0,9 miljoen van het PPIAF naar 2005 en 2006. De mutatie van EUR 0,4 miljoen op artikel 09.03 betreft een bijdrage voor de ABCDE-conferentie.
Beleidsartikel 10 Samenwerking met maatschappelijke organisaties
De verplichtingenmutatie op dit artikel is een saldo van verhogingen en verlagingen. De verhogingen hangen vooral samen met het aangaan van nieuwe TMF-verplichtingen .
De verlagingen houden voornamelijk verband met een heroriëntatie van het onderzoeksprogramma, het toepassen van een inflatiecorrectie op de bedragen die zijn toegekend aan particuliere organisaties en het doorschuiven van een subsidie aan de VNG naar 2005.
De uitgaven op dit artikel zijn verhoogd. Op artikel 10.1 wordt de verhoging met name veroorzaakt door een kasschuif naar 2004 ten behoeve van het Vakbondsmedefinancieringsprogramma (VMP) (ca. EUR 4,6 miljoen) en een technische verlaging van dit artikel met EUR 0,7 miljoen.
De verhoging van artikel 10.4 met EUR 6,7 miljoen wordt veroorzaakt door een groot aantal mutaties. Belangrijke mutaties zijn de technische overhevelingen van artikel 6.2 naar 10.4, versnelde betalingen aan enkele milieu NGO's, zoals IUCN, Stichting Tropen Bos en het Solar Development Fund, en de versnelde betaling aan enkele Thematische Medefinancierings-organisaties, zoals IAVI.
De overschrijding op artikel 10.7 van EUR 2,2 miljoen betreft de bevoorschotting van de Consultative Group-instituten voor het eerste halfjaar van 2005.
Beleidsartikel 11 Internationaal onderwijs
De verhoging van het verplichtingen- en kasbudget betreft een verhoging van het budget voor het Internationaal Onderwijs Programma om nieuwe verplichtingen te kunnen aangaan en te kunnen financieren.
Beleidsartikel 12 Samenwerking met het bedrijfsleven
De neerwaartse bijstelling is enerzijds ontstaan door de verplichtingen uit het verleden in de pas te krijgen met de realisatie op artikel 12.1 en anderzijds door het saldo van een ophoging van het FMO (EUR 2.5 miljoen) en een verlaging van het FMO-KD fonds 2002 met circa EUR 4.5 miljoen (artikel 12.02).
De overbesteding betreft een saldering. Deze wordt enerzijds veroorzaakt door meevallende uitgaven op het bedrijfslevenprogramma (met name door additionele aanvragen via ORET) en de door de intermediaire bank abusievelijk voortijdig betaalbaar gestelde bijdrage 2005 aan de FMO. Anderzijds is sprake van een onderbesteding bij de FMO doordat er door zwak economisch herstel en de instabiele politieke situatie in een aantal landen traag en terughoudend gebruik wordt gemaakt van het MOL Fonds.
Beleidsartikel 13 Economische betrekkingen en handelsbevordering
De onderschrijding is het saldo van verhogingen en verlagingen, met name een verhoging van het budget voor het Programma Kleine Projecten en een verlaging van verplichtingen betreffende het EU voorzitterschap samenhangend met de lagere uitgaven.
De onderbesteding is enerzijds onstaan door een overheveling van budget naar artikel 4.1 en anderzijds door geen aanspraak te maken op de reservering voor een extra te organiseren Europese Raad in Brussel, alsmede door het factureren van uitgaven betreffende EU voorlichting en EU trojka's in 2005 (zie ook de Decemberbrief, kamerstuk 29 907 nr. 5 van 10 december 2004).
Beleidsartikel 14 Asiel, migratie en consulaire dienstverlening
Verplichtingen De verplichtingenmutaties hangen grotendeels samen met de uitgavenmutaties.
De verlaging met EUR 0,5 miljoen op dit artikel is het saldo van een verlaging en een verhoging. Er is een onderuitputting van EUR 1,1 miljoen. Dit wordt ten eerste veroorzaakt door de vertraging in de uitrol van het nieuwe visuminformatiesysteeem. Ten tweede zijn sinds september nauwelijks meer kosten gemaakt in het kader van legalisatie en verificatie. Dit vanwege de uitspraak van de Raad van State dat het legaliseren van brondocumenten niet meer afhankelijk mag worden gesteld van de uitkomst van het verificatieonderzoek. De overschrijding van EUR 0,5 miljoen op consulaire dienstverlening wordt met name veroorzaakt door extra kosten vanwege de evacuatie van Nederlanders uit Ivoorkust.
Vanwege gestegen tarieven, koerseffecten en volume zijn er meerontvangsten ter grootte van EUR 1,8 miljoen op paspoortgelden, kanselarij- en legalisatierechten.
Beleidsartikel 15 Internationaal cultuurbeleid
De verplichtingenmutatie wordt voornamelijk veroorzaakt doordat onder artikel 15.2 «Bijdrage aan instituten» minder verplichtingen zijn aangegaan dan geraamd.
Aan het einde van het 2004 hebben de diverse culturele fondsen een voorschot ontvangen voor de eerste periode van 2005. Dit heeft geleid tot een geringe overschrijding van het begrote bedrag.
Niet-Beleidsartikel 18 Algemeen
De enigszins lagere realisatie hangt ondermeer samen met de lagere uitgaven en de vertraging op het gebied van automatiseringsuitgaven.
De onderschrijding is grotendeels het gevolg van lagere buitenlandvergoedingen (EUR 2,0 miljoen), minder verhuiskosten (EUR 1,0 miljoen) en minder schadeloosstellingen (EUR 0,7 miljoen). Het restant (EUR 1,9 miljoen) is een saldo van diverse positieve en negatieve mutaties op de personele en materiële budgetten op dit begrotingsartikel.
Door met name de aanhoudend lage dollarkoers in 2004 is een voordelig koersverschil ontstaan tussen de «corporate rate» die is gehanteerd en de werkelijke dagkoers. Zie voorts de Decemberbrief kamerstuk 29 907 nr 5 d.d. 10 december 2004.