Inhoudsopgave | Blz. | |
A. | ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ DE WETSARTIKELEN | 2 |
Wetsartikel 1 (begrotingsstaat ministerie) | 2 | |
Wetsartikel 2 (begrotingsstaat baten-lastendiensten) | 2 | |
B. | BEGROTINGSTOELICHTING | 3 |
1. | Leeswijzer | 3 |
2. | Het beleid | 9 |
2.1. | De beleidsagenda | 9 |
2.2. | De artikelen | 22 |
1: Grondwet en democratie | 22 | |
2: Politie | 28 | |
3: Rampenbeheersing en brandweer | 46 | |
4: Partners in veiligheid | 58 | |
5: Nationale Veiligheid | 71 | |
6: Functioneren Openbaar Bestuur | 78 | |
7: Informatiebeleid Openbare Sector | 91 | |
8: Integratie Minderheden | 102 | |
9: Grotestedenbeleid | 103 | |
10: Arbeidszaken overheid | 113 | |
11: Kwaliteit Rijksdienst | 121 | |
12: Algemeen | 133 | |
13: Nominaal en onvoorzien | 136 | |
14: Toezicht en onderzoek openbare orde en veiligheid | 137 | |
3. | De bedrijfsvoering | 142 |
4. | Baten-lastendiensten | 143 |
Baten-lastendienst ITO | 143 | |
Baten-lastendienst KLPD | 152 | |
Baten-lastendienst BPR | 169 | |
Baten-lastendienst CAS | 175 | |
Baten-lastendienst IVOP | 185 | |
5. | De verdiepingsbijlage | 193 |
5.1. | De opbouwtabellen | 193 |
5.2. | De uitsplitsing van budgetten | 229 |
5.3. | De was/wordt-tabel | 230 |
6. | De bijlage moties en toezeggingen | 232 |
7. | De bijlage ZBO's en RWT's | 258 |
8. | De burgemeestersbenoemingen | 259 |
9. | De overzichtsconstructie Extra-comptabel overzicht (ECO) Grotestedenbeleid | 260 |
A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ DE WETSARTIKELEN
Wetsartikel 1 (begrotingsstaat ministerie)
De begrotingsstaten die onderdeel uitmaken van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om de begrotingsstaat van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor het jaar 2004 vast te stellen.
Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor het jaar 2004. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota 2004.
Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten voor het jaar 2004 vastgesteld. De in de begroting opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zogenaamde begrotingstoelichting).
Wetsartikel 2 (begrotingsstaat baten-lastendiensten)
Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de baten en lasten en de kapitaaluitgaven en -ontvangsten van de baten-lastendiensten ITO, KLPD, BPR, CAS en IVOP voor het jaar 2004 vastgesteld. De in die begrotingen opgenomen begrotingsartikelen worden toegelicht in onderdeel B (Begrotingstoelichting) van deze memorie van toelichting en wel in de paragraaf inzake de baten-lastendiensten.
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van het bepaalde in artikel 25a, derde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
J. W. Remkes
De Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties,
Th. C. de Graaf
In de begroting voor 2004 van BZK staat het beleid voor het komende jaar centraal. Dit komt in het bijzonder tot uitdrukking in de paragraaf Het beleid, waar antwoord wordt gegeven op de vragen:
1. Wat willen we bereiken?
2. Wat gaan we daarvoor doen? en
3. Wat mag het kosten?
In de brief aan de Vaste Commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van de Tweede Kamer der Staten-Generaal (d.d. 27 september 2000, kenmerk FEZ2000/N89652) is een nadere invulling afgesproken van de opbouw van de BZK-begroting. Deze opbouw vindt u vanzelfsprekend terug in deze begroting voor het jaar 2004. Daarbij is – met toestemming van de minister van Financiën – een afwijkende invulling gegeven aan de Rijksbegrotingsvoorschriften 2003. Deze afwijkingen betreffen:
– de BZK-begroting bevat per (beleids)artikel meer dan de twee in de Rijksbegrotingsvoorschriften genoemde operationele doelstellingen. Oogmerk van deze afwijking is het bieden aan de Staten-Generaal van meer en daardoor een helderder inzicht in de koppeling tussen programmabudget en operationele doelstelling;
– bij de budgettaire gevolgen van beleid is, aansluitend hierop, gekozen voor een uitsplitsing naar operationele doelstelling in plaats van een uitsplitsing naar instrument. In de toelichting op de artikelen wordt ingegaan op de ingezette beleidsinstrumenten;
– voorts bevat de begroting op wens van de Kamer een tweetal niet voorgeschreven bijlagen, te weten: de burgemeestersbenoemingen en de overzichtsconstructie Extra-comptabel overzicht Grotestedenbeleid.
Deze begroting bestaat uit de volgende onderdelen:
Opbouw memorie van toelichting begroting 2004 | |
A. | Artikelsgewijze toelichting bij de wetsartikelen |
B. | Begrotingstoelichting |
1. | Leeswijzer |
2. | Het beleid |
2.1. | De beleidsagenda |
2.2. | De artikelen |
3. | De bedrijfsvoering |
4. | Baten-lastendiensten |
5. | De verdiepingsbijlage |
5.1. | De opbouwtabellen |
5.2. | De uitsplitsing van budgetten |
5.3. | De was/wordt-tabel |
6. | De bijlage moties en toezeggingen |
7. | De bijlage ZBO's en RWT's |
8. | De burgemeestersbenoemingen |
9. | De overzichtsconstructie Extra-comptabel overzicht Grotestedenbeleid |
Het beleid. De kern van een VBTB-begroting is gelegen in de beleidsagenda, het beleidsprogramma en de artikelen (beleids- en niet-beleidsartikelen). Per artikel is naast informatie over de geraamde uitgaven (Wat mag het kosten?) met name ook informatie opgenomen over het voorgenomen beleid; te weten de te realiseren doelen en doelstellingen (Wat willen we bereiken?) en de daartoe beoogde activiteiten en prestaties (Wat gaan we daarvoor doen?).
De beleidsagenda. In de beleidsagenda worden themagewijs de beleidsprioriteiten van het kabinet Balkenende II op de BZK-beleidsterreinen gepresenteerd. In een aparte tabel wordt de budgettaire doorwerking van mutaties samenhangende met de beleidsprioriteiten voor de periode 2004–2007 weergegeven. Het beleidsprogramma concentreert zich op de nadere concrete uitwerking van de politieke prioriteiten van het beleid voor de komende vier jaar. In de Miljoenennota en in de apart uitgebrachte publicatie over het Beleidsprogramma kabinet Balkenende II is meer te lezen over de beleidsprioriteiten uit het Hoofdlijnenakkoord: Meedoen, meer werk, minder regels.
De artikelen. De begroting 2004 van BZK bevat twaalf beleidsartikelen en twee niet-beleidsartikelen. Het onderstaande schema geeft de opbouw van de beleidsartikelen weer. Waar mogelijk en zinvol is deze opbouw ook gehanteerd voor de niet-beleidsartikelen:
Opbouw (beleids)artikelen | |
1. | Algemene beleidsdoelstelling |
2. | Nader geoperationaliseerde doelstellingen |
3. | Tabel Budgettaire gevolgen van beleid |
4. | Budgetflexibiliteit |
5. | Veronderstellingen in effectbereiking, doelmatigheid en raming |
6. | Groeiparagraaf implementatie VBTB |
Toelichting bij de opbouw van de (beleids)artikelen:
– de beleidsartikelen bestaan uit een artikelonderdeel apparaat en een programmatisch artikelonderdeel per operationele doelstelling. Voor ieder beleidsartikel is één strategische doelstelling en één of meer operationele doelstellingen geformuleerd. De nummering van de operationele doelstelling verwijst naar het programmatische artikelonderdeel. Operationele doelstelling 1 heeft betrekking op artikelonderdeel 1. Apparaat. De meeste beleidsartikelen kennen geen operationele doelstelling voor het artikelonderdeel apparaat, maar uitsluitend voor de programmatische artikelonderdelen, die genummerd zijn vanaf 2. Om die reden wordt de nummering van de operationele doelstellingen begonnen met 2;
– bij de toedeling van de apparaatsbudgetten aan de beleidsartikelen is als uitgangspunt gehanteerd: het apparaatsbudget van een directie is toebedeeld aan het beleidsartikel waartoe ook de operationele doelen van de directie behoren. Indien deze over meerdere artikelen is verdeeld, is gekozen voor het artikel met het grootste budgettaire beslag. De staf van een directoraat-generaal is toegerekend aan het artikel met het grootste budgettaire beslag van dat directoraat-generaal. Het apparaatsbudget voor de centrale stafdiensten is geplaatst onder niet-beleidsartikel Algemeen (12.1). Een deel van de apparaatsbudgetten van het directoraat-generaal Koninkrijksrelaties en Bestuur i.o. is opgenomen in de begroting van Koninkrijksrelaties (IV);
– de bijdrage van BZK aan de baten-lastendiensten KLPD, ITO, CAS, BPR en IVOP zijn terug te vinden op verschillende begrotingsartikelen, in het bijzonder onder een operationeel doel (en niet onder de apparaatsuitgaven, met uitzondering van IVOP). De BZK-bijdrage voor 2004 (e.v.) is opgenomen bij de artikelen 2.3. (KLPD), 4.3. (ITO), 7.3. (CAS), 7.4. (BPR) en 10.1. (IVOP);
– daar waar geldt kas = verplichting – bijvoorbeeld bij apparaatsuitgaven – heeft de paragraaf budgetflexibiliteit geen toegevoegde waarde. In de desbetreffende gevallen is deze paragraaf niet ingevuld. Voorts blijkt dat naast juridische verplichtingen bestuurlijk aangegane verplichtingen van grote betekenis zijn voor (het gebrek aan) flexibiliteit van een budget;
– de beleidsartikelen Politie (2), Informatiebeleid Openbare Sector (7.2 en 7.3), Arbeidszaken overheid (10) en Kwaliteit Rijksdienst (11) en het niet-beleidsartikel Algemeen (12.2) zijn gewijzigd. Onder B.5.3. is een was/wordt-tabel opgenomen waarin de relatie wordt gelegd tussen de nieuwe en de oude structuur van deze artikelen.
De bedrijfsvoering. In de bedrijfsvoeringsparagraaf van het jaarverslag over 2002 is een integraal beeld geschetst van de wijze waarop de kwaliteit van de bedrijfsvoering bij BZK wordt gewaarborgd. Hier wordt aandacht besteed aan de specifieke bedrijfsvoeringsthema's, die in 2004 aan de orde zullen komen. Het gaat om de wijzigingen in de hoofdstructuur van BZK en om het opnieuw inrichten van de stafdiensten binnen BZK, ofwel het project Leeuwensprong.
Naar aanleiding van de volumetaakstelling Balkenende I zijn er zo'n 40 maatregelen binnen BZK getroffen om te voldoen aan de gewenste vermindering. In totaal heeft dit gevolgen voor circa 100 fte. Het betekent een reductie van circa 25 fte op het terrein van de ondersteunende staftaken. Voor de overige 75 fte heeft het betrekking op beleids- en beleidsondersteunende (uitvoerende, inspectie-) taken van het ministerie.
Voor wat betreft Balkenende II is de totale efficiencytaakstelling voorlopig op artikel 13 gezet, teneinde bij Voorjaarsnota 2004 de nadere invulling te realiseren. Dit omdat het ministerie zich momenteel in een reorganisatie bevindt en volgend voorjaar het moment is om te bekijken in hoeverre de resultaten van de reorganisatie en de daarbij beoogde efficiencyverbetering bijdragen aan de invulling van deze efficiencytaakstelling.
Daarnaast heeft het kabinet Balkenende II ook een taakstelling op het arbeidsmarkt- en informatiebeleid gelegd, oplopend van € 37 mln in 2003 tot € 45 mln structureel vanaf 2006; ook dit zal gevolgen hebben voor het aantal beleidsambtenaren bij BZK.
Baten-lastendiensten. Binnen de BZK-begroting vallen ook de baten-lastendiensten ITO, KLPD, CAS, BPR, en IVOP. De BZK-bijdrage aan de vijf baten-lastendiensten is terug te vinden op verschillende begrotingsartikelen (zie hiervoor). In de paragrafen over de baten-lastendiensten worden de begrotingsstaten toegelicht aan de hand van de volgende onderdelen:
Opbouw paragraaf Baten-lastendiensten | |
1. | Algemeen |
2. | Begroting van baten en lasten |
3. | Overzicht vermogensontwikkeling |
4. | Kasstroomoverzicht |
5. | Kengetallen |
Voor elke baten-lastendienst wordt naast een korte uiteenzetting over de taken, producten en diensten ook inzicht gegeven in de doelmatigheidsontwikkeling.
De verdiepingsbijlage. Hierin wordt (in de vorm van tabellen) gedetailleerd weergegeven hoe de meerjarenramingen zijn opgebouwd sinds de vorige ontwerp-begroting en wordt voor een viertal artikelen aangegeven hoe de verdeling is naar verschillende majeure budgetten op het gebied van Openbare Orde en Veiligheid (beleidsartikelen 2, 3 en 4). Tevens wordt met een was/wordt-tabel (B.5.3) inzichtelijk gemaakt welke wijzigingen op de begrotings-/artikelstructuur hebben plaatsgevonden.
De bijlage moties en toezeggingen. In de begroting is een bijlage opgenomen met moties en toezeggingen aan de Tweede Kamer. Per motie en toezegging wordt aangegeven wat de stand van zaken is met betrekking tot de uitvoering ervan.
De bijlage ZBO's en RWT's. Nieuw dit jaar is het overzicht van alle ZBO's en RWT's die onder de verantwoordelijkheid van de ministers van BZK en voor BVK vallen. Indien een ZBO en/of RWT vanuit de begroting wordt gefinancierd, wordt in deze bijlage aangegeven binnen welke beleidsartikel de bijdrage aan het ZBO en/of RWT is opgenomen, evenals de daarbij behorende raming voor het begrotingsjaar 2004.
De burgemeestersbenoemingen. Hierin worden kwantitatieve gegevens gepresenteerd met betrekking tot burgemeestersbenoemingen in 2002 en in de eerste helft van 2003.
De overzichtsconstructie Extra-comptabel overzicht Grotestedenbeleid (ECO-GSB). Hierin is informatie bijeengebracht van verschillende beleidsartikelen van verschillende begrotingen, met overeenkomstige doelstellingen op het terrein van het grotestedenbeleid. Meer informatie over het grotestedenbeleid is te vinden bij beleidsartikel 9 Het grote-stedenbeleid.
Voorheen trof u naast het ECO-GSB ook de horizontale overzichtsconstructie integratiebeleid etnische minderheden aan. Deze is in deze begroting 2004 niet meer opgenomen, vanwege de overgang per 1 januari 2003 van beleidsartikel 8 Integratie Minderheden naar Justitie.
Voor de ontwerp-begroting 2004 heeft BZK getracht een stap voorwaarts te zetten met betrekking tot een aantal elementen van VBTB die in voorgaande begrotingen nog onvoldoende waren ontwikkeld. Daartoe heeft BZK vanaf november 2002 in ambtelijke werkgroepen per beleidsartikel geïnventariseerd waar verbeteringen ten opzichte van de begroting 2003 mogelijk zijn. Bij deze inventarisatie is expliciet betrokken de door de Algemene Rekenkamer aangedragen verbetermogelijkheden (zie: onderzoek Groeiparagrafen 2002–2003: op weg naar een volwaardige VBTB-begroting). Voor de ontwerp-begroting 2004 heeft BZK naast per beleidsartikel gesignaleerde specifieke verbeterpunten speciale aandacht besteed aan de volgende drie zaken:
1. uit de begrotingstekst moet zichtbaar zijn wat de toegevoegde waarde van BZK is; BZK streeft na om daar waar BZK systeem- (en niet resultaat)verantwoordelijk is prestatie-indicatoren te definiëren die de operationele doelstellingen voldoende dekken;
2. de begrotingstekst moet duidelijk en bondig zijn; vakjargon of omvang moet de leesbaarheid van de tekst niet in de weg staan;
3. het plannen en registreren van beleidsevaluaties; het leren van de resultaten en effecten van beleid is – ook voor BZK – van groot belang.
Voorts heeft BZK per beleidsartikel een VBTB-paragraaf (= de groeiparagraaf van voorgaande jaren) opgenomen. In deze VBTB-paragraaf wordt een eindperspectief geschetst van mogelijke VBTB-verbeteringen die in de komende jaren zullen worden aangevuld.
Verantwoordelijkheid van de minister
In deze begroting wordt nog uitgegaan van de begrippen systeem- en resultaatverantwoordelijkheid. In de ontwerp-begroting 2005 zullen deze begrippen worden vervangen door de termen directe en indirecte verantwoordelijkheid. Daarbij zal per onderwerp worden nagegaan of er sprake is van directe dan wel indirecte verantwoordelijkheid van de minister van BZK en/of de minister voor BVK.
Budgettaire gevolgen van beleid
Het voornemen is met ingang van de ontwerp-begroting 2005 een scherper onderscheid te maken tussen (operationele) doelstellingen en instrumenten. Daarbij zal zoveel mogelijk het standaardmodel «budgettaire gevolgen van beleid» worden toegepast.
Doelmatigheidsinformatie in de begroting
Onderstaand wordt ingegaan op de doelmatigheidsinformatie die wordt weergegeven in deze begroting. Hierbij wordt onderscheid gemaakt naar respectievelijk de baten-lastendiensten en het kernministerie.
– Baten-lastendiensten. In tegenstelling tot het ministerie hanteren de agentschappen een baten-lastenstelsel. Dit is van invloed op de aard van de doelmatigheidsinformatie. Bij de baten-lastendiensten staan de volgende vormen van doelmatigheidsinformatie weergegeven:
* integrale kostprijs per product of dienst en/of gehanteerde tarieven;
* informatie over productiviteitsstijging/-daling;
* doorlichtingen van werkprocessen op efficiency;
* aantoonbare verbetering van producten/diensten;
* evaluatie van het agentschap als geheel (één keer in de vijf jaar).
De mate waarin de verschillende vormen voorkomen, is (mede) afhankelijk van het karakter en de aard van de baten-lastendienst en verschilt derhalve per baten-lastendienst. Niet elke vorm komt dus bij elke baten-lastendienst voor.
– Kernministerie. Voor de beleidsartikelen geldt dat:
* beleidsevaluatieonderzoek (mede) betrekking heeft op de ingezette middelen (programmagelden);
* doorlichting van beleids- en beheersprocessen (mede) betrekking heeft op een doelmatige en effectieve organisatie van het proces;
* per operationeel doel de programmagelden worden vermeld.
Onderstaand wordt een overzicht gegeven van de kostprijsverhogende belastingen 2002–2008 op het terrein van BZK. Onderstaande gegevens vormen een onderdeel van de bijlage over de belastinguitgaven, die sinds het begrotingsjaar 1999 standaard in de Miljoenennota wordt opgenomen. Het overzicht bevat budgettaire en andere beleidsrelevante informatie over belastinguitgaven in de Nederlandse belastingwetgeving.
De tabel bevat een meerjarig overzicht van de belastinguitgaven in de kostprijsverhogende belastingen. Naast ramingen voor de jaren 2003 en 2004, bevat de tabel tevens nieuwe ramingen voor het jaar 2002 op basis van realisatiecijfers dan wel nieuwe gegevens of nieuwe ramingsinzichten. De kolommen voor de jaren 2005 tot en met 2008 bevatten extrapolaties voor het jaar 2004 op basis van relevante macro-economische ophoogfactoren. Voorzover nu al bekend is tevens rekening gehouden met autonome wijzigingen in die jaren.
Belastinguitgaven in de kostprijsverhogende belastingen 2002–2008, budgettair belang op transactiebasis (in € mln) | ||||||||
2002 (raming MN 2003) | 2002 (realisatie/aangepaste raming) | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | |
Belasting op personenauto's en motorrijwielen | ||||||||
Teruggaaf politie en brandweer | 8 | 8 | 8 | 8 | 8 | 8 | 9 | 9 |
Motorrijtuigenbelasting | ||||||||
Vrijstelling politie en brandweer | 7 | 6 | 6 | 6 | 6 | 6 | 7 | 7 |
Regeling | Beschrijving | Doelstelling | Ministerie | Evaluatie |
Teruggaaf politie en brandweer | Vrijstelling voor motorrijtuigen die worden ingezet ten behoeve van de overheidstaak. Houders van personenauto's die worden gebruikt in de uitoefening van de politie- of brandweertaak, krijgen op verzoek de betaalde BPM terug. De motorrijtuigen dienen uiterlijk als zodanig herkenbaar te zijn en het recht hebben gebruik te mogen maken van optische en geluidssignalen. | Dienen van het algemene belang | BZK | – |
Vrijstelling politie en brandweer | Voor motorrijtuigen die worden gebruikt in de uitoefening van de politie- of brandweertaak, wordt op verzoek een vrijstelling van motorrijtuigenbelasting verleend. | Dienen van het algemene belang | BZK | – |
De overheid staat voor de opgave de omschakeling van jaren van uitbundige groei naar jaren met meer soberheid invulling te geven. De begroting voor 2004 van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kenmerkt zich door bezuinigingsmaatregelen die voor veel mensen meer en minder ingrijpende consequenties zullen hebben: minder ambtenaren, sobere inkomensontwikkeling, aanzienlijk minder budget voor het arbeidsmarktbeleid, efficiëntere inkoop en minder inhuur van externen. De politie moet efficiënter werken en het ziekteverzuim verder terugdringen. Ook gemeenten en provincies ontkomen niet aan de nieuwe financieel moeilijke periode.
Tegelijkertijd staat de overheid voor de taak een kwalitatief hoogwaardig en goed toegerust apparaat te hebben dat voldoet aan de vragen uit en behoeften van de samenleving. Een overheid waarop de burger kan vertrouwen en een overheid die de problemen waarmee de burger wordt geconfronteerd daadkrachtig en in samenwerking met die burger zelf ter hand neemt.
Dit kan, maar het vraagt een grote gezamenlijke inspanning van overheid, politici en burgers hieraan vorm te geven. De overheid moet daarbij kritisch naar haarzelf kijken. Naar haar organisatie, naar het te voeren beleid en de uitvoering daarvan. De organisatie van de overheid wordt kleiner en coherenter. Het beleid moet meer vrijheid laten aan medeoverheden, maatschappelijke organisaties en burgers, onder meer door de afschaffing van overbodige of onnodige regelgeving. Bij de uitvoering van beleid lijkt het soms voor burgers alsof de aan de overheid toegekende verantwoordelijkheden zijn zoekgeraakt en niet duidelijk is wie waarop aanspreekbaar is als zaken niet adequaat worden uitgevoerd. Er bestaat binnen de overheid een zekere terughoudendheid elkaar aan te spreken op het handelen of te wijzen op ieders eigenstandige verantwoordelijkheid om resultaten te bereiken: nadrukkelijker dan voorheen zal een ieder moeten worden aangesproken op de uitvoering van zijn taak.
Dit vraagt om een krachtige sturing. Een belangrijk element van sturing geven is het maken van politiek bestuurlijke keuzes. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties geven prioriteit aan het uitvoeren van beleid boven het ontwerpen van nieuw beleid. Behalve de ministers moet ook het parlement keuzes maken; keuzes die de burger begrijpt. Om de binding tussen de burgers en hun parlementaire vertegenwoordiging te versterken en om een duidelijk individueel mandaat van volksvertegenwoordigers te creëren zal dit kabinet een voorstel tot wijziging van het kiesstelsel doen. De betrokkenheid van de burger bij het bestuur van zijn directe leefomgeving kan sterk worden vergroot door zijn zeggenschap over het bestuur te versterken. Dit gebeurt ondermeer door de invoering van de gekozen burgemeester.
Ook de burger zelf heeft een belangrijke rol; het lid zijn van een samenleving is niet vrijblijvend. Meer keuzevrijheid voor de burger gaat hand in hand met het nemen van verantwoordelijkheid door de burger. Burgers en ook bedrijven hebben een belangrijke eigen verantwoordelijkheid bij het elkaar aanspreken op normoverschrijdend gedrag en het naleven van wetten en regels. Omgekeerd moeten burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties kunnen rekenen op een betrouwbare en integere overheid. Het proces van verwijdering tussen burgers en bestuur dat de laatste jaren, in elk geval in de beeldvorming, is ontstaan moet van beide kanten gekeerd worden.
Niet alleen in Nederland, maar ook binnen de Europese Unie is op tal van terreinen verdergaande samenwerking onmisbaar voor een effectieve aanpak van problemen. Tijdens het Nederlands voorzitterschap van de Europese Unie in de tweede helft van 2004 wordt op het terrein van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aandacht gegeven aan de volgende onderwerpen: kwaliteit Europees bestuur en stedelijk beleid, openbaarheid van bestuur in Europa, integriteit en kwaliteit bij de politie, terrorismebestrijding en modellen voor grensoverschrijdende samenwerking. De contouren van de Nederlandse prioriteiten zijn opgenomen in de staat van de Europese Unie 2004 (hoofdstuk 2). Voorts zullen in 2004 ook bijdragen worden geleverd aan de operationalisering van doelstellingen van het Nederlandse buitenlandse beleid, waaronder civiele crisisbeheersing in het Europees Veiligheids- en Defensieverband.
In deze beleidsagenda worden de vier prioriteiten van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor het jaar 2004 nader uitgewerkt: veiligheid, eigentijds overheidswerkgeverschap, bestuurlijke vernieuwing en modernisering van de overheid. In het beleidsprogramma van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, opgenomen in een aparte publicatie, komen deze prioriteiten in meerjarenperspectief tot 2007 terug.
Veiligheidsprogramma «Naar een veiliger samenleving»
Het waarborgen van een veiliger samenleving is één van de kerntaken van de overheid. Het algemene veiligheidsbeleid is verwoord in de kabinetsnota «Naar een veiliger samenleving», kortweg het Veiligheidsprogramma. Het Veiligheidsprogramma bevat de bijdragen die het Rijk, gemeenten, politie, justitie en overige veiligheidspartners dienen te leveren aan het bereiken van de doelstellingen op het gebied van sociale veiligheid.
Het huidige kabinet neemt de uitvoering van het Veiligheidsprogramma onverkort en voortvarend ter hand in de overtuiging dat de veiligheid van de burger gebaat is bij de concrete doelstellingen, afspraken en prestaties die hierin genoemd zijn. De hoofddoelstelling van het Veiligheidsprogramma is dat vanaf 2006 een reductie met – indicatief – circa 20 à 25% van criminaliteit en overlast in de publieke ruimte in het vizier moet komen. Dat is een forse ambitie, maar het kabinet stelt zich ten doel zichtbaar en resultaatgericht te investeren in de roep van de samenleving om meer veiligheid. Daarom is ook in het Hoofdlijnenakkoord gesteld dat het veiligheidsprogramma wordt uitgevoerd en aangevuld. Het Hoofdlijnenakkoord stelt 350 mln euro tot en met 2007 beschikbaar voor veiligheid, waarvan een deel zal worden aangewend voor het oplossen van specifieke knelpunten bij de politie, zoals het ophogen van de normkostenvergoeding voor de politiekorpsen met het oog op ICT-voorzieningen. Tegenover deze intensiveringen bij de politie staan bezuinigingen wegens efficiencytaakstellingen en het terugdringen van het ziekteverzuim alsmede de loonontwikkeling in de collectieve sector.
Veiligheid is meer dan de afwezigheid van criminaliteit. Naleving van wetten en regels door een ieder is primair van belang. Gedoogbeleid is alleen aanvaardbaar indien daar in uitzonderlijke gevallen met een afgesproken termijn, gemotiveerd en bewust voor wordt gekozen. Het gezag van de overheid en politie dient te worden hersteld door zichtbaar en merkbaar toezicht en door handhaving en consequent optreden bij ordeverstoringen en bij het misbruik van publieke voorzieningen. Overheidsorganisaties bieden burgers duidelijkheid door deze verantwoordelijkheden ook daadwerkelijk te nemen en te staan voor bepaalde waarden in onze samenleving. Ook daarmee bereikt de overheid herstel van gezag en dwingt zij respect af. Goed voorbeeld doet immers goed volgen.
Al langere tijd is er het besef dat iedereen, ook de burger, (nog) meer dan voorheen moeten investeren in de aanpak van het veiligheidsprobleem. Anders worden fundamentele zekerheden en het gevoel van veiligheid aangetast, zeker als de overheid onmachtig of onwillig lijkt om daartegen op te treden. Waar het gevoel van veiligheid verdwijnt en een klimaat van onveiligheid groeit, neemt de saamhorigheid af en verdwijnt het vertrouwen tussen burgers onderling en tussen burger en overheid. Daarom zullen dichtbij de mensen zichtbare verbeteringen worden doorgevoerd. Gemeenten zijn daarvoor primair verantwoordelijk. In het bijzonder hebben gemeenten een verantwoordelijkheid bij het preventiebeleid, zoals het voorkomen van jeugdcriminaliteit. De minister van BZK heeft op rijksniveau een coördinerende rol ten aanzien van het preventiebeleid. Met de dertig grote steden worden in het kader van het grotestedenbeleid in de periode 2005–2009 concrete resultaatsafspraken gemaakt om (de groei van) de subjectieve en objectieve onveiligheid tegen te gaan. Daartoe worden afspraken gemaakt om de overlast en onveiligheid als gevolg van (jeugdige) veelplegers, dak- en thuislozen, drugsgebruikers en van andere overlastgevenden streng aan te pakken. Daarnaast worden afspraken gemaakt over preventieve maatregelen zoals het keurmerk Veilig Wonen en het keurmerk Veilig Ondernemen, de kwaliteitsmeter Veilig Uitgaan, de ontwikkeling van Regionale Platforms Criminaliteitsbeheersing en een fietsenregistratiesysteem.
Gemeenten moeten aandacht besteden aan de wijze waarop zij samenhang en samenwerking tussen de inzet van de (keten)partners in veiligheid bevorderen. Het kabinet zal gemeenten bij een goede invulling van de lokale regiorol ondersteunen, onder meer door het creëren van samenhang in het rijksbeleid en in wet- en regelgeving en waar mogelijk versterking van implementatiekracht van gemeenten. Daartoe wordt in 2004 het Centrum voor Criminaliteitspreventie en veiligheid verder vorm gegeven. Ook krijgt het programma «Slagen voor veiligheid», dat veel partijen op het gebied van veiligheid en preventie tot elkaar brengt op enigerlei wijze een vervolg.
Het kabinet beziet thans de mogelijkheden om de aanpak van kleine ergernissen in het publieke domein te versterken door gemeenten te stimuleren meer buitengewone opsporingsambtenaren in te zetten. Het kabinet wil op korte termijn een besluit nemen over de introductie van bestuurlijke boete voor overtredingen op de Algemene Plaatselijke Verordening.
De politie is voor de minister van BZK één van de belangrijkste partners als het gaat om de uitvoering van het veiligheidsbeleid. De minister van BZK heeft in 2003, samen met de minister van Justitie, met de korpsbeheerders afspraken gemaakt over hun bijdrage aan de uitvoering van het Veiligheidsprogramma: het Landelijk Kader Nederlandse Politie 2003–2006. Dit Landelijk Kader is uitgewerkt in regionale convenanten met alle vijfentwintig politiekorpsen, het Korps Landelijke Politiediensten en het Landelijk Selectie- en Opleidingsinstituut Politie. De ondertekening van de regioconvenanten zal in het najaar 2003 worden afgerond.
Het kabinet wil samen met de lokale overheden veel energie steken in het bevorderen van meer veiligheid, maar verwacht daarbij ook nadrukkelijk een bijdrage van burgers en bedrijven. Dat kan gaan om oplettendheid bij vandalisme in de eigen straat, het zorgen voor een beveiligd huis of het aanspreken van elkaar op normoverschrijdend gedrag in de openbare ruimte. Op zijn beurt zet het kabinet zich in om het veiligheidsbewustzijn bij alle partners te vergroten en om een gedeeld besef van waarden en normen te creëren. Daartoe wordt een veiligheidsbewustzijnsprogramma uitgevoerd dat mensen aanknopingspunten biedt voor een verstandiger en bewustere omgang met veiligheid en risico's. Dit vanuit het gegeven dat zorgen voor veiligheid niet alleen een taak van de overheid is. Het uiteindelijke doel is het bereiken van een «nalevingscultuur» gebaseerd op veiligheidsbewustzijn. Dit zal (indirect) een bijdrage leveren aan het verhogen van het veiligheidsniveau in de maatschappij.
Actieprogramma «Bewust veiliger»
Het veiligheidsbewustzijnprogramma is onderdeel van het Actieprogramma Rampenbeheersing en Brandweer 2002–2006 «Bewust veiliger». Ook aan de meer fysieke aspecten van veiligheid, die verder in dit programma staan, schenkt de minister van BZK in 2004 aandacht. Het jaar 2004 staat in het teken van de implementatie van het wetsvoorstel Kwaliteitsbevordering rampenbestrijding op alle bestuurlijke niveaus, waarvan de parlementaire behandeling naar verwachting in de loop van 2003 wordt afgerond. De gemeentelijke rampenplannen en de rampenbestrijdingsplannen moeten per 1 januari 2005 worden geactualiseerd. Ook wordt gestart met het opstellen van provinciale risicokaarten, die de in de provincies aanwezige risico's aangeven.
De minister van BZK werkt voorts aan een versterking van de bestuurlijke en operationele samenhang binnen het veiligheidsbestel en tussen politie, brandweer en geneeskundige hulp. In 2004 zal in principe een gelijke gebiedsindeling voor alle hulpverleningsdiensten tot stand komen. Doel is dat de brandweer en de geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen op de schaal van de 25 politieregio's worden georganiseerd. Het kabinet wil het proces van territoriale congruentie verder doortrekken en werken aan de bestuurlijke congruentie van de hulpverleningsinstanties zodat er geïntegreerde veiligheidsregio's ontstaan.
In 2004 zal, in aansluiting op de aanbevelingen van de commissie Van den Haak, een nieuw stelsel van bewaking en beveiliging worden ingevoerd. In het nieuwe stelsel wordt onderscheid gemaakt tussen een rijksdomein en een decentraal domein. De advisering en besluitvorming op nationaal en decentraal niveau zijn daarnaast aangescherpt en opnieuw geprotocolleerd. De Nationaal Coördinator Bewaking en Beveiliging, die beheersmatig bij het ministerie van BZK is ondergebracht, heeft daarbij een belangrijke adviserende en coördinerende taak namens de ministers van BZK en van Justitie. In dit nieuwe stelsel wordt niet volstaan met het reageren op concrete dreigingen. In het kader van een risicobenadering zal een bredere analyse van mogelijke dreigingen en risico's plaatsvinden. Voor de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) is het vervaardigen van dergelijke dreigings- en risicoanalyses een nieuwe taak. Met het oog op deze taak worden de wet- en regelgeving aangepast en investeert de AIVD nader in kennis- en expertiseopbouw. Het nieuwe stelsel vraagt daarnaast om extra inzet van de politieregio's en het Korps Landelijke Politiediensten. Voorts zal er sprake zijn van een verbeterde informatiecoördinatie tussen de verschillende betrokken diensten en de nationale overheid.
Bij het creëren van een veilige samenleving heeft de AIVD een bijzondere taak in de zorg voor onze nationale veiligheid, zoals de bescherming van de democratische rechtsorde en de staatsveiligheid. Daarnaast ligt er in het kader van terrorismebestrijding op het terrein van openbare orde en veiligheid een taak in het beschermen van vitale infrastructuur, crisisbeheersing, het handhaven van de openbare orde en het coördineren van de preventie tegen nucleair, biologisch, radiologisch en chemisch terrorisme.
Het huidige (islamistische) terrorisme vormt een ernstige en structurele dreiging voor de westerse samenlevingen. De traditionele tolerantie van onze westerse samenleving vindt zijn begrenzingen daar waar onze samenleving zelf bedreigd wordt. Ook Nederland kan doelwit zijn van terroristen of kan als logistiek knooppunt in Europa de springplank zijn voor aanslagen elders. Zolang er een reëel risico bestaat van een grootschalige terroristische aanslag, blijft het tijdig onderkennen daarvan en vervolgens voorkomen in 2004 eerste prioriteit. De AIVD geeft daarbij aandacht aan bijvoorbeeld financieringsstromen, radicaliseringsprocessen, modus operandi, migratiestromen en beschikbaarheid van non-conventionele wapens. In dat kader dient een goede aansluiting van de activiteiten van de AIVD met die van Justitie, samenwerking met politie, brandweer en andere competente diensten en internationale samenwerking te worden gewaarborgd. Naar aanleiding van de nota «Terrorisme en de bescherming van de samenleving» wordt het Gezamenlijk Comité Terrorismebestrijding opgericht dat zorg zal dragen voor de regie en samenwerking tussen alle veiligheidssectoren op het gebied van terrorismebestrijding in Nederland.
In 2004 zijn de activiteiten van de AIVD tevens gericht om een ongestoord verloop van het voorzitterschap van de Europese Unie te waarborgen.
Effectiviteit en efficiency politie
Het functioneren van de politie moet in 2004 effectiever worden met onder meer een verhoging van het aantal aan het Openbaar Ministerie aan te leveren rechtbankzaken (oplopend tot 40 000 extra rechtbankzaken in 2006), de aanpak van overlast en het aanhouden van stelselmatige daders. Het kabinet streeft ook naar een efficiënter functionerende politie met minder ziekteverzuim (vermindering tot minimaal 8%), minder bureaucratische belasting van de politie en eenvoudige regels voor burgers en bedrijven om aangifte te doen. In dit kader worden in overeenstemming met het Hoofdlijnenakkoord maatregelen genomen om de politie-inzet op de kerntaken te concentreren en grootschalige politie-inzet bij commerciële manifestaties terug te dringen. In dit verband wordt een wetsvoorstel voor bijdragen in de politiekosten bij commerciële manifestaties voorbereid. Met de korpsen is in het Landelijk Kader Nederlandse Politie een verbetering van de doelmatigheid afgesproken van 5% in de periode 2003–2006, gericht op het vrijspelen van capaciteit voor het primaire proces. Ook de afspraken over vermindering van het ziekteverzuim leveren hieraan een bijdrage.
Voorts neemt de minister van BZK ter ondersteuning van de afspraken uit het Veiligheidsprogramma nadrukkelijk directer de verantwoordelijkheid voor het beheer van de politiekorpsen. Dit betekent in de bestaande situatie ten eerste dat de korpsbeheerders jaarlijks aan de minister van BZK verantwoording moeten afleggen over het nakomen van de prestatieafspraken.
De minister van BZK fungeert in het huidige politiebestel als «beheerder op afstand» hetgeen betekent dat ingrijpen op rijksniveau in het beheer van de regiokorpsen beperkt blijft tot het strikt noodzakelijke. Een wijziging van de Politiewet moet er ten tweede in voorzien dat de sturingsrelatie tussen de minister van BZK en de korpsbeheerder wordt versterkt. Beoogd wordt een wetsvoorstel hiertoe eind 2003 voor te leggen aan de Raad van State.
Ten derde wordt het wetsvoorstel Samenwerkingsvoorzieningen politie in 2004 bij de Tweede Kamer ingediend op basis waarvan korpsen een voorziening tot samenwerking kunnen treffen. Ook heeft dit wetsvoorstel voor de minister van BZK tot doel op onderdelen gericht sturing te kunnen geven aan de samenwerking tussen korpsen. Dit is in ieder geval noodzakelijk bij de inzet van ICT en de informatiehuishouding van de politiekorpsen. In het hoofdlijnenakkoord is daarnaast in een evaluatie van het functioneren van de politie voorzien. Deze wordt begin 2005 ingevuld als een evaluatie ex ante om te zien of de thans voorziene versterking van de beheersverantwoordelijkheid voldoende is voor een adequate sturing van de Nederlandse politie.
Eigentijds overheidswerkgeverschap
Het kabinet staat voor de uitdaging invulling te geven aan eigentijds overheidswerkgeverschap in een tijd waarin de financiële middelen beperkt beschikbaar zijn en waarin tegelijkertijd hoge eisen aan overheidsdienaren worden gesteld. Aan dit eigentijds werkgeverschap zal het kabinet op verschillende manieren vormgeven. Onder invloed van de economische situatie is in ons land een meerjarige en substantiële matiging in de publieke sector geboden. Het kabinet doet een beroep op een ieder binnen de overheid om gezamenlijk gestalte te geven aan het streven naar versobering in het belang van de financieel-economische perspectieven, zoals onze concurrentiepositie in Europa, de uitgavenontwikkeling en een houdbare pensioenvoorziening.
Het kabinet neemt daarbij zijn verantwoordelijkheid door de komende jaren de kabinetsbijdrage aan de arbeidskostenontwikkeling in de collectieve sector ten opzichte van de middellangetermijn-raming van het Centraal Plan Bureau met 1%-punt te beperken. De ontwikkeling van het bruto minimumloon en de uitkeringen loopt gelijk op met de loonontwikkeling in de kabinetssectoren.1
De CAO's in alle kabinetssectoren (Rijk, onderwijs, defensie, politie en rechterlijke macht) lopen af per 31 december 2003. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zal als coördinerend minister voor de arbeidsvoorwaarden in de collectieve sector een brief aan de sectoren zenden met daarin opgenomen de speerpunten voor de komende CAO-onderhandelingen alsmede een voorlopige raming van de arbeidsvoorwaardenruimte in 2004. De belangrijkste speerpunten in de brief zijn loonmatiging, het bestrijden van ziekteverzuim, het versoberen van bovenwettelijke sociale regelingen en de sociale zekerheid.
Om de financiële problematiek van het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP) te ledigen is door de sociale partners die deelnemen in het ABP overeenstemming bereikt over de versobering van de pensioenregeling en over het wijzigen van de financieringssystematiek. Dit onderhandelaarsakkoord wordt in september voorgelegd aan de achterban van de werknemersorganisaties. Ook de Pensioen- en Verzekeringskamer moet nog instemmen met het herstelplan. Voor 2004 legt de ABP-deal een zodanig beslag op de financiële middelen van de werkgevers dat de ruimte voor arbeidsvoorwaardenverbeteringen buitengewoon gering is.
Het kabinet heeft een aantal jaren achtereen flink geïnvesteerd in de versterking van de arbeidsmarktpositie van de overheidswerkgevers met als doel om voor de komende jaren voldoende en goed gekwalificeerde werknemers aan te kunnen trekken. De waardering voor de overheid als werkgever is daardoor toegenomen, getuige onder meer de instroom van mensen uit de marktsector. Dat is een positief gegeven.
Eigentijds overheidswerkgeverschap heeft voorts tot doel te zorgen voor een hoge kwaliteit van het management in de rijksdienst. De Algemene Bestuursdienst heeft daarbij de taak dat de komende jaren, in krimpende ambtelijke organisaties, die hoge kwaliteit blijvend wordt bereikt en vastgehouden. Mede in het kader van een goed beheer van de openbare middelen hecht het kabinet aan transparantie van topinkomens in de (semi-)publieke sector. Er wordt een wettelijke regeling voorbereid die verplicht tot openbaarmaking van inkomens in deze sector die hoger zijn dan het inkomensniveau van een minister. Ook zal de onafhankelijke adviescommissie voor de beloning en rechtspositie van ambtelijke en politieke topstructuur in 2004 enkele adviezen uitbrengen.
Eigentijds werkgeverschap houdt ook in dat het kabinet zich afvraagt in hoeverre het gerechtvaardigd is de bestaande arbeidsrechtelijke verschillen tussen ambtenaren en andere werknemers te handhaven. De vraag naar het nut en de wenselijkheid van het doorzetten van dit aanpassingsproces, leidend tot het opheffen van de ambtelijke status, is in 2004 voorwerp van onderzoek.
Tenslotte is de zorg voor een betrouwbare overheid als geheel en voor de integriteit van de mensen die in overheidsdienst zijn onderdeel van het eigentijds overheidswerkgeverschap. Het kabinet wil het bijzondere karakter van het overheidsapparaat en de daaruit voortvloeiende waarden en normen verbonden aan het vak ambtenaar opnieuw en versterkt onder de aandacht brengen. Ten einde dit voornemen te kunnen realiseren, wordt het integriteitsbeleid binnen de openbare dienst geïntensiveerd. Tot nu is de aandacht van de minister van BZK vooral besteed aan het tot stand brengen van integriteitsregelgeving en aan bewustwording van integriteit. In 2004 wordt dit beleid uitgebouwd met implementatie en handhaving van integriteitsbeleidsmaatregelen, zodat het belang van integer gedrag en houding door ambtenaren en politici wordt uitgedragen.
Een van de instrumenten hiervoor is wijziging van de Ambtenarenwet. Door middel van het opnemen van een aantal kernbeginselen van integriteit in de Ambtenarenwet, het verplichten van (mede)overheden tot het opstellen van een gedragscode en het voeren van een integriteitsbeleid alsmede het afleggen van verantwoordelijkheid hierover aan de ondernemingsraad en het politiek vertegenwoordigend orgaan, wil BZK dit beleid stimuleren. Mogelijke lacunes in het integriteitsbeleid kunnen in 2004 naar voren komen bij een inventarisatie binnen het openbaar bestuur en politie die momenteel wordt gehouden. Integriteitsbeleid bij de overheid vergt voortdurend onderhoud en is meer dan regelgeving alleen. Bewustwordingsprocessen van mogelijke integriteitsproblemen zijn belangrijke middelen om ze te voorkomen. Dat vraagt van alle overheidsorganisaties een transparante organisatiecultuur die wars is van belangenverstrengeling en waarin op open wijze over waarden en normen wordt gesproken.
In het hoofdlijnenakkoord staat dat het kabinet de bestuurlijke vernieuwing met kracht ter hand zal nemen. Bestuurlijke vernieuwing is al decennia lang onderwerp van discussie. Enerzijds is het noodzakelijk het bestuur aan te passen aan de veranderende omgeving, anderzijds is het belangrijk af te wegen wat de waarde van bestaande instituties, gebruiken en regels is en of deze gemist kunnen worden. Aanleiding voor discussie over bestuurlijke vernieuwing is onder andere de lage opkomst bij de verkiezingen, de beperkte ledenaantallen van politieke partijen en burgers die zich onvoldoende betrokken voelen bij wat er in het «Haagse» of in de eigen gemeente of provincie gebeurt.
In het hoofdlijnenakkoord zijn afspraken gemaakt over twee specifieke onderwerpen: de wijziging van het kiesstelsel en de invoering van de gekozen burgemeester.
Naast deze twee specifieke onderwerpen zijn er meer mogelijkheden voor bestuurlijke vernieuwing, bijvoorbeeld het behouden danwel vergroten van de burgerparticipatie. De tijdelijke referendumwet blijft bestaan tot de in de wet opgenomen expiratiedatum van 1 januari 2005. Het oordeel van beide Kamers in tweede lezing over het correctief wetgevingsreferendum wordt afgewacht. In het GSB wordt in de volgende convenantsperiode (2005–2009) de nadruk gelegd op de betrokkenheid van mensen bij hun eigen wijk en buurt.
De in 2002 respectievelijk 2003 ingevoerde dualisering van het gemeente- en provinciebestuur zullen worden geëvalueerd. Wettelijk is vastgelegd dat de eindrapportage van de evaluatie dualisering gemeentebestuur voor 1 januari 2005 en de evaluatie dualisering provinciebestuur voor 1 januari 2006 dient te worden aangeboden aan de Tweede Kamer. Doelstelling van de evaluatie is te inventariseren hoe de structuurwijziging is geïmplementeerd, welke effecten die heeft en of de effecten beantwoorden aan de doelstelling die bij het begin van de dualisering is geformuleerd.
Het wetsvoorstel Bestuur in stedelijke regio's zal worden ingetrokken. Voor een goede aanpak van de grootstedelijke problematiek en om te kunnen inspelen op nieuwe kansen en mogelijkheden in stedelijke gebieden, zal worden gekomen tot een WGR-plus. In 2004 zal het kabinet een voorstel voor een aangescherpte Wet gemeenschappelijke regelingen aan de Kamer doen toekomen.
Het kabinet stelt zich tot doel een betere werking van de parlementaire democratie. Een herziening van het kiesstelsel kan hieraan een belangrijke bijdrage leveren. De discussie over het meest wenselijke kiesstelsel kent een lange geschiedenis. Vele varianten zijn besproken en afgewezen. De coalitiepartijen hebben in het hoofdlijnenakkoord een duidelijke afspraak vastgelegd: nog deze kabinetsperiode zal het nieuwe stelsel worden ingevoerd, voor het zomerreces van 2004 wordt een wetsvoorstel aan de Raad van State worden aangeboden.
Uitgangspunt van verandering is een sterkere nadruk op het eigen mandaat van de individuele volksvertegenwoordiger. Dit kan door een deel van de leden van de Tweede Kamer te laten kiezen via een eigen «arena» in de vorm van een district. Kandidaten verkrijgen stemmen op basis van hun plaatselijke of regionale bekendheid. Deze wijze van stemmen kan een nauwere band tussen burger en volksvertegenwoordiger bewerkstelligen: de burger kan de volksvertegenwoordiger directer aanspreken, de volksvertegenwoordiger is in staat contact te onderhouden met de burgers uit de eigen regio. Het andere deel van de leden van de Tweede Kamer kan worden gekozen via landelijke lijsten die partijen samenstellen.
Twee belangrijke voorwaarden voor een voorstel tot wijziging van het kiesstelsel zijn: het nieuwe kiesstelsel blijft binnen de grondwettelijke uitgangspunten van evenredige vertegenwoordiging en het aantal van 150 kamerzetels blijft behouden. De evenredige vertegenwoordiging kan worden behouden door de zetels te verdelen op basis van het totaal aantal, in het gehele land, uitgebrachte stemmen op een partij.
Een andere wijze om de kiezer meer mogelijkheden te bieden om van zijn rechten gebruik te maken is plaatsonafhankelijk maken van het stemproces. Het project Kiezen op Afstand (KOA) werkt toe naar twee verschillende experimenten die gehouden worden bij de verkiezing voor het Europees Parlement in juni 2004.
Invoering direct gekozen burgemeester
Het lokaal bestuur is van grote waarde. De gemeenten hebben een uitgebreid pakket van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden die de burger direct raken. Het lokaal bestuur staat het dichtst bij de burger. De burgemeester heeft daarin een vooraanstaande positie. Omgekeerd is de gemeente voor de burger het meest toegankelijk en het beste aanspreekbaar. De huidige wijze van benoemen van de burgemeester is onduidelijk, de positie van de burgemeester in het bestuur past niet meer.
De burger heeft nagenoeg geen bemoeienis met de benoeming van de belangrijkste bestuurder van zijn of haar gemeente. Door de burger de burgemeester te laten kiezen kan een binding tot stand worden gebracht. Dit versterkt de lokale democratie èn de kracht van het lokaal bestuur. De politiek komt dichter bij de burger. Het lokaal bestuur krijgt een herkenbare leider. Herkenbaar doordat in de verkiezingsstrijd de kandidaten duidelijk moeten maken wie ze zijn en welke plannen zij hebben voor de gemeente. Herkenbaar ook in de leiding en sturing van het dagelijks gemeentebestuur.
Voor veel burgers is de burgemeester het gezicht van het lokaal bestuur. Zijn feitelijke bevoegdheden en rol binnen het gemeentebestuur komen echter niet overeen met verwachtingspatroon dat ten aanzien van de burgemeester bestaat. De staatscommissie Dualisme en lokaal bestuur signaleerde dat de burgemeester vooral een teamleider is die zich bezig houdt met het begeleiden van processen. Zijn directe invloed op de inhoudelijke aspecten van het gemeentebestuur is in veel gemeenten beperkt. Zowel de huidige rol van de burgemeester binnen het lokaal bestuur als de benoemingswijze vormen aanleiding te komen tot het voorstel van de direct gekozen burgemeester.
Na aanvaarding van de Grondwetsherziening betreffende deconstitutionalisering – het uit de grondwet halen van de kroonbenoeming van de burgemeester – is de invoering van een direct door de bevolking gekozen burgemeester binnen de constitutie mogelijk.
Het vorige kabinet heeft een verkennende notitie «Invoering direct gekozen burgemeester» (Kamerstukken II 2002/2003, 28 759, nr. 1) aan de Kamer gezonden. In aanvulling hierop zal in het najaar een beleidsnotitie naar de Kamer worden gezonden waarin de minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties zijn visie op de gekozen burgemeester zal toelichten: een «zware» burgemeester binnen de grenzen van de constitutie. Te maken keuzes betreffen bijvoorbeeld het geven van de formateursrol aan de burgemeester, het verlenen van een voordrachtsrecht ten aanzien van wethouders, de bevoegdheid tot het geven van richtlijnen en het verzwaren van het eigen domein van de burgemeester. Het betreft dus zowel de rol van de burgemeester binnen het college van burgemeester en wethouders als zijn rol ten opzichte van de gemeenteraad. Doel van de beleidsnotitie is spoedig met de Tweede Kamer te discussiëren over de vormgeving van de gekozen burgemeester opdat het in het hoofdlijnenakkoord gestelde tijdpad kan worden gehaald. In het hoofdlijnenakkoord is vastgelegd dat in juni 2004 een wetsvoorstel strekkende de invoering van de rechtstreeks door de bevolking gekozen burgemeester aan de Raad van State moet worden aangeboden.
Gelijktijdig aan de behandeling van het wetsvoorstel direct gekozen burgemeester zal worden gewerkt aan de ontwikkeling van een succesvolle praktische invoering van de direct gekozen burgemeester. Daartoe zal ondermeer een helpdesk voor burgemeesters en gemeenten worden opgezet.
De overheid wordt veelal gezien als een groot, log, bureaucratisch, verkokerd en ondoorzichtig geheel. Dit beeld gaat niet altijd op, maar komt wel te vaak op het netvlies.
Burgers zijn anno 2003 aanmerkelijk mondiger dan vroeger. Ze verlangen een goede serviceverlening van de overheid waarbij betrouwbaarheid, kwaliteit, betrokkenheid en transparant handelen belangrijk zijn. Indien zij dit niet ontmoeten zijn zij in staat dit ook aan te vechten; de burger blijkt de weg naar bijvoorbeeld het bestuursrecht goed te kennen. De overheid wordt tegelijkertijd geconfronteerd met een enorme toename van het aantal te verwerken vragen en verzoeken van de burger met een enorme regellast om de zorgvuldigheid van haar handelen te waarborgen. De minister van Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties zal een overheidsbrede operatie modernisering overheid initiëren. Overheidsbreed impliceert de betrokkenheid van alle ministeries, uitvoeringsorganisaties en mede-overheden. Samen met de minister van Justitie zal de minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties een visie ontwikkelen op een effectieve overheid binnen de moderne rechtstaat. Daarin worden de verantwoordelijkheden van overheid en burger (waaronder maatschappelijke instellingen) opnieuw gedefinieerd en verbonden aan de betekenis van wetgeving, toezicht en rechtsbescherming in een moderne en internationale samenleving.
De operatie zal drie grote lijnen kennen: de relatie tussen de overheid en de burger, de organisatie en werkwijze van de rijksoverheid zelf en de relatie tussen rijksoverheid en medeoverheden.
De burger staat voorop. De modernisering van de overheid moet niet een intern gerichte exercitie worden; het resultaat voor de burger dient voorop te staan. Het resultaat moet zijn een door de burger ervaren toegankelijke, dienstverlenende en efficiënte overheid.
De overheid dient toegankelijk te zijn voor de burger. Hierbij kan de elektronische overheid een belangrijke rol spelen. Alle relevante overheidsinformatie en -diensten dienen op termijn voor burgers en bedrijven beschikbaar te zijn via het internet. De streefwaarde voor 2004 is dat minimaal 45% van de publieke dienstverlening elektronisch beschikbaar is. Hierbij staat een vraaggerichte benadering centraal. Daarnaast staat eind 2004 80% van de democratische basisinformatie op internet.
De overheid dient niet alleen toegankelijk te zijn, maar ook dienstverlenend. In samenwerking met enkele grote uitvoeringsorganisaties wordt een kwaliteitsagenda ontwikkeld. Doel van de deze agenda is te komen tot een verbeterde dienstverlening aan de burger.
Behalve een toegankelijke overheid wenst de burger een efficiënte overheid. Mensen willen niet keer op keer hun basale gegevens invullen op elk formulier van de gemeente of andere overheidsinstanties: eenmalige gegevensverstrekking! Er zal een actie worden opgezet om deze en andere administratieve lasten voor burgers in kaart te brengen en de mogelijkheden voor reductie te bezien. De doelstelling is de administratieve lasten met 25% te verminderen. In deze actie zal niet alleen het aandeel van het ministerie van BZK worden opgenomen, maar ook het aandeel van de andere ministeries. De actie zal waar mogelijk gebruik maken van de ervaring en expertise van het project vermindering administratieve lasten voor het bedrijfsleven.
Voor de uitvoering van uiteenlopende publiekrechtelijke taken is beschikbaarheid van juiste en volledige persoonsgegevens van burgers noodzakelijk. Het huidige GBA-stelsel dat in 1994 is ingevoerd is – met name in technologische zin – verouderd. Er moet een volledig online GBA-stelsel komen. Vooruitlopend hierop is in 2003 een Landelijk Raadpleegbare Deelverzameling (LRD) op de GBA ingericht, hiermee kan een deel van de GBA-gegevens online worden bevraagd. In 2004 zullen op basis van de uitkomsten van een in 2003 uitgevoerde impactanalyse naar de gevolgen van een verregaande standaardisatie van de GBA-systemen bij gemeenten de hiervoor noodzakelijke activiteiten in gang worden gezet.
De «Haagse» overheid zal zichzelf tegen het licht houden. Enkele voorbeelden van concrete projecten die de minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties in 2004 zal vorm geven zijn: het inzichtelijk maken van de uitvoering van de volumetaakstellingen, de hardnekkige groei van de uitgaven voor inhuur van externen omzetten in een neerwaartse lijn, de organisatie en werkwijze van de rijksdienst tegen het licht houden en voorstellen doen om de departementale verkokering tegen te gaan en de politieke sturing te verbeteren, en het opstellen van een plan van aanpak voor de uitwerking van het Shared Service Center HRM. Tevens zullen de zelfstandige bestuursorganen, gedeconcentreerde rijksdiensten en het stelsel van adviesraden onderworpen worden aan een onderzoek betreffende taken, werkwijze en omvang.
Tot slot de relaties tussen overheden. Twee concrete projecten op dit terrein zijn de opschoning van specifieke uitkeringen en het verminderen van de bureaucratie binnen het grotestedenbeleid. Overheden kunnen minder tijd kwijt zijn aan elkaar door deregulering en het terugdringen van bestuurslasten bij (decentrale) overheden. In 2003 is in het Overzicht Specifieke Uitkeringen (OSU) geconstateerd dat specifieke uitkeringen niet altijd een heldere taakverdeling tussen rijk en decentrale overheden als grondslag hebben. Bovendien is niet altijd het nut van bepaalde bestuurslasten aangetoond. De minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties wil in 2004 aan de hand van het OSU het bestaansrecht van specifieke uitkeringen beoordelen. Inzichtelijk zal worden gemaakt welke specifieke uitkeringen kunnen worden gebundeld en welke naar het gemeente- of provinciefonds overgeheveld kunnen worden. Op deze manier kan meer autonomie voor gemeenten en een beperktere controlelast voor de rijksoverheid worden gerealiseerd.
Binnen het grotestedenbeleid (GSB) zetten steden en Rijk de komende periode gezamenlijk in op een forse ontbureaucratisering teneinde de problemen in de grote steden in samenhang te kunnen aanpakken. Het grotestedenbeleid stelt burger centraal, in plaats van de regels en de regelingen en de instellingen die deze uitvoeren. In het GSB krijgt de moderne overheid dus bij uitstek gestalte. In de nieuwe convenantsperiode 2005 tot en met 2009 zal een belangrijke stap gezet worden naar minder bureaucratie en meer tastbare resultaten in de steden en wijken door onder andere:
– de grote verscheidenheid aan beleidskaders en -doelstellingen waaraan de grote steden moeten voldoen, te vereenvoudigen en te integreren in gezamenlijk GSB-beleidskader voor de periode 2005–2009 (GSB III) en te vertalen in één geïntegreerde monitor;
– in maatwerkconvenanten meerjarige meetbare afspraken te maken tussen steden en Rijk, waar de stad aanspreekbaar en afrekenbaar op is en waartoe het rijk hen faciliteert;
– de rijksbijdragen voor het GSB te bundelen in brede doeluitkeringen met meer bestedings- en beleidsruimte voor steden zodat zij resultaatgerichter te werk kunnen gaan;
– voor de periode GSB II tot aan de start van GSB III ondersteunt een expertteam de steden bij het wegnemen van belemmeringen voor een snelle uitvoering van maatregelen. Voor de langere termijn heeft het Kenniscentrum Grote Steden een innovatieprogramma ontwikkeld, dat in 2004 zal worden gestart.
Ook een reeds bestaand instrument als het «bestuursakkoord» zal een vervolg krijgen.
Het voortzetten van een goede interbestuurlijke samenwerking met VNG/gemeenten en IPO/provincies kan bijdragen aan een efficiëntere samenwerking tussen overheden. Het kabinet wil een vervolgbestuursakkoord met VNG en IPO opstellen waarin diverse acties bijeenkomen vanuit twee invalshoeken: ruimte bieden aan medeoverheden (kwaliteit openbaar bestuur) en inhoudelijke resultaatsafspraken op vooral het fysieke terrein. Het halfjaarlijkse Overhedenoverleg onder leiding van de minister-president wordt benut om knelpunten en actuele onderwerpen te bespreken.
In het najaar zal een kort en bondig programma modernisering overheid gereed zijn en door de minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties aan de Tweede Kamer worden gezonden. Het zal een korte analyse van het probleem bevatten, een omschrijving van de uit te voeren activiteiten in de tijd evenals een beschrijving van de samenhang tussen de verschillende activiteiten. Uiteindelijk is het een kwestie van doen!
Onderstaand overzicht geeft per beleidsthema de intensiveringen uit het hoofdlijnenakkoord weer zoals die in deze ontwerp-begroting 2004 zijn opgenomen. Voorts worden de ombuigingen uit het hoofdlijnenakkoord die neerslaan op de BZK-begroting en overige beleidsintensiveringen vermeld. In B.2.2. De artikelen vindt een nadere onderbouwing plaats aan de hand van de www-vragen.
Belangrijkste beleidsmatige mutaties (x € 1 000) | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
Uitgaven | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 |
Stand ontwerp-begroting 2003 | 4 917 380 | 4 742 817 | 4 660 114 | 4 663 278 | 4 718 732 | 4 718 732 |
Nota van wijziging 2003 | – 147 994 | -20 974 | 69 882 | 132 672 | 145 673 | 145 673 |
Amendement 2003 | – 20 000 | |||||
1e suppletore begroting 2003 | 318 750 | 216 876 | 183 227 | 196 563 | 188 341 | 211 141 |
Nieuwe mutaties: | – 87 112 | 28 139 | – 45 211 | – 14 482 | 3 669 | 17 077 |
Uitgavenverhogingen Hoofdlijnenakkoord | 6 400 | 37 700 | 55 600 | 63 100 | 70 600 | 70 600 |
1. BZK-aandeel in veiligheidsenveloppe (art. 2.2) | 22 500 | 37 500 | 45 000 | 52 500 | 52 500 | |
2. Cie Van der Haak (div. art.) | 6 400 | 15 200 | 18 100 | 18 100 | 18 100 | 18 100 |
Ombuigingen Hoofdlijnenakkoord | – 823 | – 74 614 | – 107 655 | – 110 743 | – 114 301 | – 115 503 |
1. Efficiency politie | – 30 000 | – 50 000 | – 50 000 | – 50 000 | – 50 000 | |
2. Arbeidsmarkt en informatiebeleid | – 37 000 | – 45 000 | – 45 000 | – 45 000 | – 45 000 | |
3. Vermindering inhuur externen | – 700 | – 3 641 | – 4 816 | – 4 816 | – 4 816 | – 4 816 |
4. Efficiency door aanpak ziekteverzuim politie | – 1 786 | – 3 571 | – 5 357 | – 7 143 | – 7 143 | |
5. Generieke subsidietaakstelling | – 123 | – 985 | – 1 764 | – 1 764 | – 2 134 | – 2 134 |
6. Efficiencytaakstelling departement | – 722 | – 1 444 | – 2 166 | – 2 888 | – 3 610 | |
7. Efficiencytaakstelling baten-lastendiensten | – 480 | – 960 | – 1 440 | – 1 920 | – 2 400 | |
8. Doorwerking WW | – 100 | – 200 | – 400 | – 400 | ||
Overige mutaties | – 92 689 | 65 053 | 6 844 | 33 161 | 47 370 | 61 980 |
Stand ontwerp-begroting 2004 | 4 981 024 | 4 966 858 | 4 868 012 | 4 978 031 | 5 056 415 | 5 092 623 |
BELEIDSARTIKEL 1: GRONDWET EN DEMOCRATIE
1. Algemene beleidsdoelstelling
Het bevorderen van het goed functioneren van de democratische rechtsstaat en het constitutioneel bestel, zoals deze onder meer zijn neergelegd in de Grondwet, het Statuut en Europese en internationale verdragen.
Deze algemene beleidsdoelstelling Grondwet en democratie wordt ingevuld aan de hand van onderstaande aandachtsgebieden. De minister van BZK is verantwoordelijk voor het leveren van de inspanningsverplichting die aan deze doelstelling is verbonden. Deze inspanningsverplichting wordt in onderstaande in concrete activiteiten beschreven. Echter, de minister van BZK is niet eindverantwoordelijk voor de te bereiken doelstelling aangezien deze door (externe) factoren, zoals maatschappelijke ontwikkelingen, de media en internationale ontwikkelingen, wordt beïnvloed.
2. Nader geoperationaliseerde doelstellingen
De algemene beleidsdoelstelling wordt in de begroting niet verder uitgewerkt naar operationele doelstellingen. Wel kunnen per aandachtsgebied het beoogde effect en de daartoe te verrichten activiteiten genoemd worden.
A. Verwezenlijking en ontwikkeling grondrechten.
B. Actueel constitutioneel bestel, dat inspeelt op de ontwikkelingen.
C. Het algemeen democratisch proces bevorderen.
D. Handhaven en verbeteren van het bestuursrecht.
E. Bijdragen aan internationale constitutionele ontwikkelingen.
A. De discussie over de werking van grondrechten, met name in de verhouding tussen burgers onderling, krijgt in onze pluriforme samenleving veel aandacht. Vragen worden gesteld over de verhouding tussen verschillende grondrechten, bijvoorbeeld over de verhouding tussen de vrijheid van meningsuiting en het discriminatieverbod. De regering heeft een notitie over grondrechten in de pluriforme samenleving (GPS) opgesteld. Aan de hand van de discussie over de notitie kunnen in 2004 voorstellen worden ontwikkeld met betrekking tot de vraag of de verankering van grondrechten en hun onderlinge verhoudingen aan herijking toe is. Wat betreft de regelgeving inzake gelijke behandeling is van belang dat, na de implementatie van EG-richtlijnen, de inzichtelijkheid van de regelgeving moet worden vergroot. Daarnaast dient de regelgeving onderling beter te worden afgestemd. Toegezegd is in dit verband, ter verbetering van de inzichtelijkheid en afstemming, in elk geval enkele wetten in de Algemene Wet Gelijke Behandeling (AWGB) te integreren. In 2003 is onderzoek gepleegd naar de wijze waarop dit het beste kan gebeuren. De gedachtevorming over de gevolgen van ICT en grondrechten moet na besluitvorming over de aanbevelingen van de commissie-Franken verder worden gebracht. Met name verdient aanpassing van het brief- en telefoongeheim aan nieuwe ontwikkelingen bijzondere aandacht. De vraagstukken die hiermee verbonden zijn, zullen ook in het kader van de Raad van Europa (RvE) aan de orde worden gesteld. De intensivering van de politieke aandacht voor de betekenis en de onderlinge verhouding van grondrechten kan niet los worden gezien van het maatschappelijke debat over waarden in normen in de Nederlandse samenleving. Verschillende BZK activiteiten in het kader van waarden en normen in het onderlinge verkeer tussen burgers in de publieke ruimte, waaronder een campagne ter versterking van het veiligheidsbewustzijn en investeren in burgerschap, worden voortgezet.
B. De versterking van het democratische en rechtstatelijke functioneren van Nederland staat in de belangstelling.
Een visie op de modernisering van hoofdstuk 7 van de Grondwet wordt ontwikkeld, in samenhang met de afronding van de tweede lezing van de grondwetswijziging inzake de aanstellingswijze van de burgemeester en de besluitvorming over de kabinetsnotitie over de gekozen burgemeester. Hiernaast zal naar verwachting in 2004 de behandeling van nog drie grondwetswijzigingsvoorstellen worden afgerond (al dan niet in tweede lezing aanvaard) namelijk met betrekking tot de tijdelijke vervanging van volksvertegenwoordigers wegens zwangerschap, bevalling en ziekte; inzake de invoering van het correctief referendum en artikel 23 (samenwerkingsschool).
Gezien het belang van een transparant functionerende overheid is de werking van de Wet Openbaarheid van Bestuur (Wob) in de praktijk in 2003 geëvalueerd. Deze evaluatie die bedoeld is om knelpunten, die zich voordoen in de praktijk, in beeld te brengen zal waarschijnlijk tot een voorstel tot wetswijziging leiden.
Voor wat betreft de discussie over de opheffing van het constitutioneel toetsingsverbod geldt dat de discussie hierover reeds loopt door het initiatiefwetsvoorstel van Groen Links. Bij de behandeling van dit initiatiefvoorstel wordt een standpunt voorbereid; vooralsnog wordt aangesloten bij de regeringsnota. Gewacht wordt op een reactie van Groen Links op het advies van de Hoge Raad over het wetsvoorstel dat op 18 januari 2002 is aangeboden (kamerstukken II, 2002/2003, 28 331, nr 5). De Tweede Kamer heeft ook advies gevraagd aan de Raad voor de Rechtspraak.
Gedachtevorming over actualiseren van het Statuut is wenselijk; in het kader van de viering van 50-jaar Statuut in 2004 zal hieraan aandacht worden besteed.
C. Verkiezingen vormen een onmiskenbaar onderdeel van het democratisch proces. In het jaar 2004 worden op 10 juni de verkiezingen voor het Europees Parlement (EP) gehouden. Vijf jaar geleden kenden deze verkiezingen een dramatische lage opkomst van 29,9%. In samenwerking met het voorlichtingsbureau van het EP in Nederland en met BuiZa zal een voorlichtingscampagne worden gehouden. Op zich past overigens bescheidenheid voor wat betreft de invloed van een voorlichtingscampagne op het opkomstpercentage. Om de algemene belangstelling voor de Europese politiek te stimuleren wordt samengewerkt met de voorlichtingscampagne over het Nederlands voorzitterschap in 2004.
In 2003 is de evaluatie van het verloop van en de voorlichtingscampagne rondom de in 2002 en in 2003 gehouden verkiezingen afgerond. De rapportage hierover zal met de Tweede Kamer wordt besproken en zeer waarschijnlijk als gevolg daarvan uiteindelijk resulteren in wijziging van de Kieswet.
In het hoofdlijnenakkoord is de invoering van een nieuw kiesstelsel afgesproken dat voor het eerst zal gelden bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2007. Het stelsel zal worden ingevoerd in de periode 2004–2007. In 2003 wordt begonnen met het onderzoek naar mogelijke variaties.
Daarnaast wordt uitvoering aan de Tijdelijke referendumwet (Trw) gegeven. Aangezien in het hoofdlijnenakkoord voor het kabinet Balkenende II is afgesproken dat het wetsvoorstel tot intrekking van de Trw wordt ingetrokken, gaat de uitvoering van de Trw tot de expiratiedatum (1 januari 2005) door. Het oordeel van beide Kamers in tweede lezing over de grondwetsherziening inzake de invoering van het correctief referendum wordt afgewacht.
D. De effectiviteit van het bestuur en de rechtsbescherming van de burger staan centraal in de handhaving en verbetering van het bestuursrecht. In 2003 wordt een evaluatieonderzoek uitgevoerd naar de praktijk van het intern klachtrecht, waarna een kabinetsstandpunt wordt vastgesteld. Daarnaast wordt de wetgeving voor het extern klachtrecht afgerond, zo mogelijk in 2004. Een breder onderzoek zal plaatsvinden naar de toepassingspraktijk van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De vierde tranche van de Awb en de Tweede evaluatiewet Awb worden afgerond en het werkprogramma van het kabinetsstandpunt over de tweede evaluatie van de Awb wordt vervolgens uitgevoerd.
E. De grenzen tussen nationaal en Europees constitutioneel recht zullen steeds verder vervagen. Bovenstaande aandachtsgebieden kennen alle een internationaal aspect. Daarnaast zijn nog enkele andere onderwerpen van belang. In 2003 is een studie verschenen naar de procedure van goedkeuring van verdragen die van de Grondwet afwijken (art. 91 derde lid GW). Een kabinetsstandpunt zal hierover worden opgesteld.
Een bijdrage wordt geleverd aan de discussie over de toekomst van het Europese Hof van de rechten van de mens (EHRM). Bovendien zal de monitoring worden verbeterd van EHRM-uitspraken.
In 2003 is in de conventie gesproken over een grondwettelijk verdrag waarin de toekomstige structuur en bevoegdheden van de Europese Unie zijn opgenomen. In 2004 zal een bijdrage worden geleverd aan het Nederlandse standpunt op de IGC (follow up op Conventie) over de Europese Grondwet.
Overzicht prestatiegegevens | |||||
Doelstellingen | Effectindicatoren | Prestatie-indicatoren | Basiswaarde | Throughput | Streefwaarde |
Verwezenlijking en ontwikkeling grondrechten. | Democratische samenleving, waarin grondrechten een belangrijke rol spelen. | Gelijkheids- beginsel/gelijke behandeling. | Huidige incidentele regeling gelijk- heidsbeginsel. Huidige beleving waarden en normen, zoals in belevingsmonitor. | Debatreeks over GPS. Congres RvE/GPS. Evaluatie Alge- mene Wet Gelijke Behandeling. Deelname onderhandelingen in Brussel en Straatsburg. Investeren in burgerschap. Campagne Veilig- heidsbewustzijn. | Tijdige, juiste en volledige uitbrei- ding en vernieuwing Algemene wet gelijke behandeling = emancipatie en gelijkwaardigheid van mensen en groepen in de samenleving. Herstel waarden en normen. |
Actueel constitutioneel bestel, dat inspeelt op de ontwikkelingen. | Modern constitutioneel bestel, passend in de huidige samenleving, die aan wijziging onder- hevig is als gevolg van ontwikkelingen in NL, EU, RvE en rest van de wereld. | ICT ontwikkelingen in de Grondwet. Link met dualisering. Betrouwbare overheid. Transparantie overheid. Aantal malen dat een beroep op de Wet openbaarheid van bestuur wordt gedaan. | Huidige Statuut en Grondwet. Huidige inrichting overheid. Onderzoek Nationale Ombudsman klachtenbehande- ling 2003. | Evaluaties, Cie rapporten, diverse adviezen, Grond- wetswijzigings- voorstellen. Wensen politiek. Evaluatie en aanpassing Wet openbaarheid van bestuur. Wetsvoorstel constitutionele toetsing. Actueel houden Wet Nationale ombudsman en begeleiden onder- zoek. Evaluatie Statuut 50 jaar. | Modernisering hoofdstuk 7 Grond- wet. Invoering toetsingsrecht. Wijziging art. 23 Grondwet. Vervanging zieke of zwangere volksvertegenwoordigers. Wettelijk stelsel zelfstandige bestuursorganen. Minder gegronde klachten bij Natio- nale ombudsman tav onderzoek 2003. |
Het algemeen democratisch proces bevorderen. | Hogere deelname aan de democratie/democratische Instellingen. Opkomst bij verkiezingen. Sterkere binding kiezer en geko- zene. | Kennisniveau verkiezingen. Betrokkenheid. Geordend verkie- zingsproces. Verandering kies- stelsel. Openbaarheid en Toegankelijkheid. Aantal ingediende verzoeken Tijdelijke referen- dumwet. | Huidig kennisniveau kiezers voor- afgaand aan start campagne. Procedures beschreven in Kieswet en Kiesbesluit. Huidig kiesstelsel. | Voorlichtingscampagne PB 51. Circulaires. Belevingsmonitor volgen. Website Tijdelijke referendumwet onderhouden. Project invoering nieuw kies- stelsel | Grotere betrokkenheid en Opkomst kiezers bij verkie- zingen, meer kennis over stemrecht. Uitvoering cf voor- geschreven proce- dures. |
Handhaven en verbeteren van het bestuursrecht. | Effectiviteit van het bestuur en rechts- bescherming van de burger. | Evenwichtig bestuursrecht, dat voldoet aan de eisen van de tijd. | Huidige Algemene wet bestuursrecht, zoals geëvalueerd in 2002, en aanbe- velingen. | Financiering en begeleiding evaluaties Algemene wet bestuursrecht. Deelname Cie Scheltema. Wetsvoorstellen. | Aanvullingen Algemene wet bestuursrecht, als de bestuurlijke boete, elektronisch verkeer, extern klachtrecht en samenhangende besluiten. Evaluatie intern klachtrecht. |
Bijdragen aan internationale constitutionele ontwikkelingen. | Democratisch gehalte van Europa. Hogere deelname aan Europese democratie. | Europese con- ventie. Eenvormig Euro- pees kiesrecht. Europese verkie- zingen. | Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Beperkte nationale regelingen. Huidig kennisniveau kiezers. | Detachering bij Buitenlandse Zaken. Onderhandelingen in Brussel en Straatsburg. Deelname Euro- pese conventie. Voorlichtingscampagne EP verkiezingen PB 51. | Totstandkoming Europese conventie. Monitoren uit- spraken EHRM. Kabinetsstandpunt procedure goed- keuring verdragen die afwijken van GW. |
Overzicht beleidsevaluatie | |||
Aandachtsgebied | Onderzoek | Start | (verwacht) Einde |
Verwezenlijking en ontwikkeling grondrechten. | Evaluatie Algemene Wet Gelijke Behandeling 2004. | 01/2004 | 06/2005 |
Actueel constitutioneel bestel dat inspeelt op de ontwikkelingen. | Evaluatie Statuut (koninkrijksrelaties).Werking en knelpunten van de Wet openbaarheid van bestuur. | 01/200406/2003 | 12/200412/2003 |
Werking wet parlementaire enquête (in samenwerking met Tweede Kamer). | 09/2003 | 12/2003 | |
Het algemeen democratisch proces bevorderen. | Niet-stemmers bij verkiezingen. | 06/2001 | 04/2002 |
Evaluatie verkiezingen 2002. | 03/2002 | 06/2002 | |
Evaluatie campagne Voorlichting verkiezingen 2003. | 12/2002 | 06/2003 | |
Evaluatie deelname verkiezingen Nederlanders in buitenland. | 05/2003 | 10/2003 | |
Handhaven en verbeteren van het bestuursrecht. | Evaluatie Awb (2003). | 06/2003 | 02/2004 |
Evaluatie onderzoek naar regeling intern klachtrecht in de Awb. | 05/2003 | 12/2003 | |
T.b.v. evaluatie bijhouden referenduminitiatieven o.g.v. Tijdelijke referendumwet. | 01/2002 | 01/2003 | |
Bijdragen aan internationale constitutionele ontwikkelingen. | Procedure goedkeuring van verdragen die afwijken van de GW. | 12/2002 | 06/2003 |
De uitgaven bestaan voornamelijk uit apparaatskosten. Voor de voorlichtingscampagne van de verkiezingen van het Europees parlement in juni 2004 is € 1 mln beschikbaar.
3. Tabel Budgettaire gevolgen van beleid
Budgettaire gevolgen van beleid (x € 1 000) | |||||||
1: Grondwet en democratie | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 |
Verplichtingen | 8 010 | 5 262 | 5 896 | 4 440 | 5 742 | 3 912 | 3 912 |
1. apparaat | 8 010 | 5 262 | 5 896 | 4 440 | 5 742 | 3 9 12 | 3 912 |
Uitgaven | 7 493 | 6 762 | 5 896 | 4 440 | 5 742 | 3 912 | 3 912 |
1. apparaat | 7 493 | 6 762 | 5 896 | 4 440 | 5 742 | 3 912 | 3 912 |
Ontvangsten | 368 | 70 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Artikel 1 Grondwet en democratie betreft uitsluitend apparaatuitgaven en heeft derhalve een minimale budgetflexibiliteit.
5. Veronderstellingen in effectbereiking, doelmatigheid en raming
De werkzaamheden van een organisatorische eenheid op het gebied van Grondwet en democratie zijn weliswaar van belang voor het bereiken van de doelstellingen, maar de politieke en maatschappelijke omgeving zijn zo veelomvattend en dominant, dat de betreffende eenheid deze niet gericht kan aansturen. Omdat de eenheid op het gebied van Grondwet en democratie niet als enige eenheid daarop reëel afrekenbaar is, het is slechts een radertje in het geheel, kan niet worden gezegd dat met meer of minder middelen evenredig meer of minder resultaat kan worden geboekt. Dit alles wil slechts zeggen dat toepassing van VBTB op het beleidsterrein Grondwet en democratie forse krachtinspanning vergt, maar nog niet geheel is uitgekristalliseerd en voor verbetering vatbaar.
Het beleid op het terrein van Grondwet en democratie is sterk afhankelijk van de (politieke) buitenwereld. De beleidsagenda wordt derhalve in hoge mate door de politiek in brede zin beïnvloed. Politiek in brede zin bevat een aantal externe factoren die van invloed zijn op de beleidsagenda zoals maatschappelijke ontwikkelingen, de media en internationale ontwikkelingen. De belevingsmonitor wordt ingezet om de effecten van deze beïnvloeding te tonen.
De intentie om te gaan stemmen bij de verkiezingen voor het Europees Parlement wordt voornamelijk beïnvloed door de gebeurtenissen in de Europese politiek en de algemene belangstelling daarvoor. Ook zeer belangrijk is de aandacht die in de media wordt besteed aan de verkiezingen.
6. Groeiparagraaf implementatie VBTB
Voor het jaar 2004 zijn de aandachtsgebieden (gebruikt om de algemene doelstelling nader toe te lichten) geherformuleerd, omdat de prestatiegegevens die hierbij zijn opgenomen te abstract zijn om goed inzicht te bieden in de beoogde output en de wijze waarop deze tot stand komt. De ontwikkelingen worden in ogenschouw genomen. Daar waar nodig zal de VBTB aanpak worden aangepast aan de eisen van de tijd.
1. Algemene beleidsdoelstelling
Het scheppen van de randvoorwaarden voor een goed functionerende politieorganisatie waardoor zij in staat is het toezicht en de opsporing te versterken en een adequaat niveau van hulpverlening te bieden, en zodoende een bijdrage levert aan een veiliger samenleving.
De politie is er voor de veiligheid; door de uitvoering van haar wettelijke taken levert de politieorganisatie een bijdrage aan een veiliger samenleving. Het begrip veiligheid heeft een subjectieve en een objectieve component. De inzet van de politie richt zich op beide. De wijze waarop de politie zich manifesteert, bepaalt mede het gevoel van veiligheid bij de burger (subjectieve component). Parallel hieraan gaat het erom dat de politie het aantal overtredingen weet te beperken en de misdaad – waaronder terrorisme – weet terug te dringen en zoveel mogelijk te voorkomen (objectieve component).
Verantwoordelijkheid minister van BZK
Het Nederlandse politiebestel is decentraal van aard. De verantwoordelijkheidsverdeling kenmerkt zich door het uitgangspunt decentraal wat kan, centraal wat moet. Dat betekent dat de uitvoering van politietaken primair op regionaal en lokaal niveau plaatsvindt onder gezag van enerzijds de burgemeesters en anderzijds het Openbaar Ministerie (OM).
De minister van BZK is verantwoordelijk voor het doelmatig en doeltreffend functioneren van het politiebestel. Hij draagt zorg voor de beheersmatige randvoorwaarden waaronder de politieorganisatie functioneert (budgettair, juridisch, organisatorisch). Dit geldt zowel op regionaal niveau als op het bovenregionale en landelijke niveau. In de komende periode zal zijn beheersbevoegdheid worden versterkt. Hij is tevens korpsbeheerder van het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD).
Samen met de minister van Justitie formuleert de minister van BZK de centrale doelen van het politiebeleid. Het algemene veiligheidsbeleid is verwoord in de kabinetsnota Naar een veiliger samenleving (kamerstukken II, 2002/2003, 28 684, nr. 1), kortweg het Veiligheidsprogramma. Daarin staat benoemd welke organisaties op welke wijze bijdragen leveren aan het bereiken van de algemene veiligheidsdoelstellingen.
De speerpunten in het veiligheidsprogramma richten zich op het aanpakken van de stelselmatige dader (veelpleger) en van jeugdcriminaliteit, versterking van de opsporing en de handhaving, intensivering van het zichtbare toezicht en controle in de publieke ruimte, en intensivering van gerichte preventieprojecten.
De ministers van BZK en van Justitie hebben met de korpsbeheerders afspraken gemaakt over hun bijdrage aan de uitvoering van het Veiligheidsprogramma in het Landelijk Kader Nederlandse Politie 2003–2006 (hierna: Landelijk Kader; kamerstukken II, 2002/2003, 28 824, nr 1), dat op 15 februari 2003 door de betrokken partijen is getekend. Het Landelijk Kader is uitgewerkt in convenanten met de afzonderlijke regiokorpsen. De tekening van de regioconvenanten zal in het najaar 2003 worden afgerond. De afspraken in het Landelijk Kader en in de regioconvenanten richten zich op het realiseren van drie doelstellingen:
A. het intensiveren van het toezicht en de handhaving;
B. versterking van de algemene criminaliteitsbestrijding;
C. verbetering van de doelmatigheid.
De ministers hebben met de korpsbeheerders ook afspraken gemaakt over de prestaties van de korpsen ultimo 2006. De korpsbeheerders leggen jaarlijks verantwoording af over het nakomen van de prestatieafspraken aan de minister van BZK. Informatie over de voortgang van de uitvoering van het Veiligheidsprogramma en het Landelijk Kader wordt opgenomen in het departementale jaarverslag BZK. Op deze wijze wordt tevens uitvoering gegeven aan de motie Cornielje (kamerstukken II, 2002/2003, 28 600 VI, VII, nr. 91), waarin de informatiewensen van de Tweede Kamer over de uitvoering van het Veiligheidsprogramma uiteen zijn gezet (zie ook de reactie op deze motie in de brief van de ministers van BZK en van Justitie: kamerstukken II, 2002/2003, 28 684, nr 8). Hieronder worden de drie doelstellingen voor de politie nader toegelicht.
A. De politie dient optimaal zichtbaar, bereikbaar en publieksgericht te zijn. Het toezicht en de handhaving worden gerichter uitgevoerd op plaatsen en tijdstippen waar een verhoogd risico op criminaliteit, geweld en overlast is te voorzien, en waarbij de politie indien nodig normhandhavend optreedt. Het gezag in het publieke domein wordt aldus versterkt. De onderstaande indicatoren meten de mate waarin de politie bereikbaar is voor de burger en beschikbaar is op het moment dat dit nodig is, de publieksgerichtheid van de politie en het feitelijk normhandhavend optreden in het publiek domein. De indicatoren maken inzichtelijk in welke mate de politie slaagt in het bereiken van de verbetering van de objectieve veiligheid.
Overzicht prestatiegegevens | |||
Operationele doelstellingen | Prestatie-indicatoren | Basiswaarde | Streefwaarde |
Intensivering toezicht en handhaving toezicht | Telefonische bereikbaarheid1. | pm | pm |
Beschikbaarheid2. | 4,3 (2002) | 4,7 (2006) | |
Tevredenheid over politie optreden bij laatste politiecontact3. | 61,3 (2002) | 68,2 (2006) | |
Aantal uit staande houdingen voortkomende boetes en transacties4. | 1 311 515 (2002) | 1 491 515 (2006) |
1Het gaat om de daadwerkelijke bereikbaarheid van het landelijke telefoonnummer politie (LTP) en via het alarmnummer 1-1-2, en over de kwaliteit van de dienstverlening. Er wordt nog nader overleg gevoerd over de exacte beschrijving van de indicator, de basis- en streefwaarde en de bron.
2Bij deze indicator gaat het om de door de burger gepercipieerde beschikbaarheid van de politie in de eigen buurt. Deze indicator heeft als bron de Politiemonitor Bevolking.
3Bij deze indicator gaat het om de beleving van de burger over het functioneren van de politie bij het laatste politiecontact. Er wordt gestreefd naar een substantiële verbetering van het percentage van de bevolking dat zegt (zeer) tevreden te zijn over het laatste politiecontact. Deze indicator heeft eveneens als bron de Politiemonitor Bevolking.
4Elke burger moet zien en ervaren dat regels consequent worden gehandhaafd, vooral op het gebied van overlast en verstoring van de openbare orde die te typeren zijn als ergernissen in de directe omgeving. Dit zal leiden tot een stijging van het aantal boetes en transacties met circa 15% ten opzichte van 2002.
B. De criminaliteitsbestrijding wordt in zijn algemeenheid versterkt. De politie moet meer zaken opsporen, met daarbij de aanpak van (jeugdige) veelplegers en harde-kernjongeren als beleidsprioriteit. Alle aangiften van misdrijven worden in behandeling genomen en krijgen een adequate opsporingsinspanning die afhankelijk is van de zwaarte van het delict en de opsporingsindicatie. De politie pakt meer misdrijven aan, oplopend tot jaarlijks 80 000 (extra) in 2006. Hierbij is aangenomen dat dit leidt tot 40 000 extra verdachten naar het OM.
De opsporing van criminele illegale vreemdelingen en verdachten van gerelateerde misdrijven (zoals mensensmokkel en mensenhandel) moet verbeteren. Daarvoor wordt ook het operationele vreemdelingentoezicht geïntensiveerd.
Internationale rechtshulpverzoeken moeten een adequaat vervolg krijgen. Zij moeten in ieder geval worden geregistreerd en adequaat in behandeling worden genomen. De onderstaande indicatoren maken inzichtelijk in welke mate de politie slaagt in het bereiken van de doelstellingen.
Overzicht prestatiegegevens | |||
Operationele doelstellingen | Prestatie-indicatoren | Basiswaarde | Streefwaarde |
Versterking opsporing | Aantal verdachten naar OM1 | 219 599 (2002) | 259 599 (2006) |
Intensivering vreemdelingentoezicht2 | pm | pm | |
Staande houdingen op grond van art. 50 vreemdelingenwet 20002 | pm | pm | |
% Rechtshulpverzoeken dat tijdig wordt afgehandeld3 | pm | 100% (2006) |
1Het gaat hierbij om het aantal verdachten waarvan de politie proces-verbaal naar justitie stuurt.
2Deze indicator betreft de gewenste intensivering van het toezicht op de aanwezigheid van (criminele) illegale vreemdelingen. Er wordt nog nader overleg gevoerd over de exacte beschrijving, de basis- en streefwaarden en de bron(nen). Naar verwachting zal dit in 2003 zijn afgerond.
3De exacte inhoud, basiswaarde, streefwaarde en bron van deze indicator zijn nog in ontwikkeling. Naar verwachting zal dit in 2003 zijn afgerond.
C. De derde politiedoelstelling uit het Landelijk Kader betreft de verbetering van de doelmatigheid van het politieapparaat. Dat wil zeggen: het optimaliseren van de verhouding tussen het prestatievermogen van de politie enerzijds en de inzet van mensen en middelen anderzijds. Met de korpsen is een verbetering van de doelmatigheid met 5% afgesproken in de periode 2003–2006, in te zetten voor het primaire proces. Dit betekent voor alle korpsen samen het vrijspelen van circa 2 550 fte ten gunste van de primaire politietaken binnen de beschikbare capaciteit. In het Landelijk Kader en de regionale convenanten is tevens vastgesteld dat elk korps een gelijke bijdrage aan deze doelstelling levert van 5% van zijn eigen sterkte in 2002. Deze bijdrage en de wijze waarop het hiertoe wil komen wordt onderbouwd in een plan van aanpak dat in 2003 aan de minister van BZK wordt aangeboden. De korpsen zijn vrij in de wijze waarop zij deze doelstelling invullen. Om de korpsen te faciliteren bij het opstellen en invullen van dit plan van aanpak wordt in opdracht van de Raad van Hoofdcommissarissen door een werkverband waarin zowel de korpsen, het NPI en BZK zijn vertegenwoordigd een modelplan van aanpak opgesteld, dat aan de korpsen zal worden uitgereikt. In dit plan worden, conform het Landelijk Kader, samenhangende maatregelen (waaronder de optimalisatie van capaciteitsmanagement) genoemd. Om de startsituatie voor de doelmatigheidsverbetering in kaart te kunnen brengen zal BZK in 2003 een nulmeting doen.
In het Hoofdlijnenakkoord is een taakstelling van € 57 mln opgenomen wegens doelmatigheid en ziekteverzuim. Deze taakstelling zal de sterktedoelstelling niet aantasten. De invulling wordt gezocht in gezamenlijke inkoop, verder standaardiseren van ICT en een lagere collectieve ongevallenpremie. Op termijn kan worden gedacht aan het politieonderwijs en aan doorberekening van de kosten van politie-inzet bij commerciële manifestaties.
Overzicht prestatiegegevens | |||
Operationele doelstellingen | Prestatie-indicatoren | Basiswaarde | Streefwaarde |
Doelmatigheid | Aantal fte vrijgespeeld voor primaire taken | 0 fte | 2 550 fte |
(31-12-2002) | (31-12-2006) |
Het Veiligheidsprogramma (en het Landelijk Kader) gaat uit van een sterktegroei met 4 000 fte in de periode 2003–2006 bij de regionale korpsen en het KLPD. Dit aantal is inclusief de 1 000 fte van de zogenaamde doorstart in 2002. Voor deze groei ontvangen de korpsen extra budget, dat oploopt tot structureel € 255 mln vanaf 2006. Door verlenging van de nieuwe politieopleiding zal deze sterktegroei in 2010 volledig zijn geëffectueerd. Rekening houdend met een aantal overige ontwikkelingen (overheveling taken naar de IND, vermindering aantal asielprocedures), komt de sterkte daarmee uit op circa 54 600 fte in 2010.
Onderstaande grafiek geeft de ontwikkeling van de politiesterkte weer.
Ontwikkeling sterktegroei 2001–2010
Door de invoering van het nieuwe politieonderwijs PO 2002 ontstaat er een overgangssituatie waarin sprake is van een beperkte sterktedip. Deze daling van de sterkte zal mogelijk optreden in de jaren 2004–2006. De sterktedip wordt verklaard door het wegvallen van de instroom van aspiranten vanuit het oude politieonderwijs en de stijging van de opleidingsduur onder het nieuwe politieonderwijs PO 2002. Het duurt daardoor veel langer voordat aspiranten, na voltooiing van de opleiding, in het korps instromen en volledig gaan meetellen in de politiesterkte.
Overzicht beleidsevaluatie | |||
Operationele doelstelling | Startdatum | Einddatum | Onderwerp |
Hoofddoelstelling | 2004 | 2004/2005 | Evaluatie Veiligheidsprogramma. |
2. Nader geoperationaliseerde doelstellingen
Operationele doelstelling 2: Regionale politiekorpsen
Goed functionerende politiekorpsen die zichtbaar, effectief en efficiënt een bijdrage leveren aan de veiligheid in hun regio's. Dit wordt bevorderd door een evenwichtige verdeling van de beschikbare budgetten.
Het Veiligheidsprogramma en de daaruit voortvloeiende afspraken uit het Landelijk Kader geven een nadere invulling aan deze operationele doelstelling. Het Veiligheidsprogramma en het Landelijk Kader hebben echter een bredere strekking dan alleen de regionale politiekorpsen. Daarom is een nadere beschrijving hiervan opgenomen onder de algemene beleidsdoelstelling.
Allocatie van beschikbare middelen
Het op deze operationele doelstelling geraamde budget wordt over de regiokorpsen verdeeld. Hiermee worden zij in staat gesteld om hun wettelijke taken te verrichten. De bekostiging van de regiokorpsen wordt hieronder op hoofdlijnen omschreven.
De bekostiging van een regiokorps bestaat uit de volgende componenten:
Algemene bijdrage: | Bijzondere bijdragen: | Aanvullende bijdragen: |
1. Basisbekostiging | 1. Bovenregionale voorzieningen | 1. Bijdrage Artikel 4 |
2. Regiospecifiek | 2. Prestatiebekostiging | |
3. Asiel | 3. Overig |
– Algemene bijdrage:
1. Basisbekostiging. Het leeuwendeel van het totale budget voor de elke politieregio komt tot stand op basis van het zogeheten Budgetverdeelsysteem (BVS). De uitkomst van het BVS vormt, samen met enkele inhoudingen en toevoegingen, de component basisbekostiging. Zoals in het Landelijk Kader is opgenomen zal het BVS in 2004 worden geëvalueerd en indien nodig voor 2007 worden aangepast;
2. Regiospecifiek. Wanneer er sprake is van een bijzondere omstandigheid die enerzijds veel capaciteit vraagt van de politie en waarvan anderzijds wordt geconstateerd dat deze onvoldoende gedekt wordt binnen de basisbekostigingscomponent, kunnen extra gelden worden uitgekeerd in de vorm van regiospecifieke bekostiging. In de praktijk worden deze gelden uitgekeerd voor de Zeehavenpolitie, hofstad (Den Haag), Schiphol, landsgrenzen, eilanden (Wadden) en toezicht op binnenwater;
3. Asiel. Er worden bijdragen verstrekt voor de asieltaken van de politiekorpsen. Deze bijdragen zijn gekoppeld aan de daadwerkelijke inspanningen die met betrekking tot asiel worden geleverd, zoals de aantallen (door de IND vastgestelde) politierelevante asielprocedures en de bezettingsgraad van opvangmogelijkheden voor asielzoekers.
– Bijzondere bijdragen:
1. Bovenregionale Voorzieningen. Voor een nadere toelichting zie operationele doelstelling 2.3.;
2. Prestatiebekostiging. Voor een nadere toelichting zie operationele doelstelling 2.4.;
3. Overig. Naast de bijzondere bijdragen voor de bovenregionale voorzieningen en prestatiebekostiging worden ook andere bijzondere bijdragen (zoals voor de regionale inlichtingendiensten, de regionale infodesks en jeugdcriminaliteit – de zogenaamde Bolkesteingelden) toegekend.
– Aanvullende bijdragen:
1. Artikel 4 Bijdrage. Indien een regiokorps over meerdere jaren geen sluitende begroting kan opstellen en structureel tekorten vertoont, kan BZK dat korps een aanvullende bijdrage verstrekken. Deze bijdrage wordt niet apart in de BZK-begroting geraamd omdat deze binnen het budget van de algemene bijdrage voor de regiokorpsen wordt gedekt.
Ter informatie is hieronder een overzicht opgenomen van de procentuele verdeling van de algemene bijdrage over de regionale korpsen. De onderliggende waarden zijn afkomstig uit de Junicirculaire 2003 (kenmerk EA2003/68345, 27 juni 2003).
Algemene Bijdrage korpsen | % |
Amsterdam-Amstelland | 12,25 |
Rotterdam-Rijnmond | 11,46 |
Haaglanden | 9,66 |
Utrecht | 6,49 |
Midden- en West-Brabant | 5,46 |
Hollands-Midden | 3,90 |
Brabant-Zuid-Oost | 3,60 |
Noord-en Oost-Gelderland | 3,46 |
Groningen | 3,45 |
Gelderland-midden | 3,32 |
Limburg-Zuid | 3,28 |
Friesland | 3,19 |
Twente | 3,11 |
Noord-Holland-Noord | 2,92 |
Kennermerland | 2,84 |
Brabant-Noord | 2,80 |
Gelderland-Zuid | 2,52 |
Zuid-Holland-Zuid | 2,51 |
Limburg-Noord | 2,46 |
IJsselland | 2,37 |
Drenthe | 2,20 |
Zeeland | 1,96 |
Flevoland | 1,77 |
Zaanstreek-Waterland | 1,63 |
Gooi- en Vechtstreek | 1,38 |
Totaal | 100 |
Voor de regiokorpsen is in 2004 op deze operationele doelstelling in totaal € 3 091,4 mln beschikbaar. Op basis van de Junicirculaire 2003 dienen in 2004 de volgende bedragen beschikbaar te worden gesteld aan de regionale korpsen (x € 1 mln):
Aantal BVE's | Bedrag 2004 | |
Basisbekostiging (excl. asieltaken) | 46 423 | 2 910,5 |
Regiospecifieke bijdrage | 1 227 | 76,9 |
Asieltaken | 762 | 47,8 |
Bijzondere bijdragen en overige | 56,2 |
Voor de combinaties Bovenregionale teams (BRT) en de Interregionale fraudeteams wordt structureel 1% van operationele doelstelling 2.2 afgeroomd en naar operationele doelstelling 2.3 Bovenregionale en landelijke politiezorg overgeheveld.
In onderstaande tabel worden twee prestatie-indicatoren genoemd waarmee de resultaten van de verdeling van middelen in algemene zin worden weergegeven.
Overzicht prestatiegegevens | ||
Prestatie-indicatoren | Basiswaarde | Streefwaarde |
Personeelsratio1 | 77,4% (2002) | 71–79% (2006) |
Solvabiliteitsratio2 | 66,7% (2002) | 47,5–72,5% (2006) |
1 Deze indicator geeft de verhouding aan tussen de personele lasten en de totale baten en meet daarmee de toe- of afname van het aandeel van de totale baten die gebruikt worden voor personele kosten. De indicator is ontwikkeld in het kader van het wetsvoorstel vermogensbeheer.
2 Deze indicator geeft inzicht in de verhouding tussen verschillende vermogenscomponenten ten opzichte van het balanstotaal. De indicator is jaarlijks te meten met behulp van de gegevens die de korpsen leveren in de Jaarrekeningen en de begrotingen. Met de inwerkingtreding van het gewijzigde Besluit comptabele regelgeving regionale politiekorpsen en het gewijzigde Besluit financiën regionale politiekorpsen (Stb. 2002, 658) zijn de criteria en eisen aan voornoemde ratio's van kracht geworden.
In onderstaande tabel zijn vier kengetallen opgenomen die informatie verschaffen over heel Nederland. Zij betreffen gerealiseerde aantallen. In onder meer het Jaarverslag Nederlandse Politie, dat in september aan het parlement wordt gestuurd, worden op regioniveau cijfers gepresenteerd die geografische vergelijking en benchmarking mogelijk maken.
Kengetal | Waarde |
Fte/1 000 inwoners | 3,0 (2002) |
Geregistreerde misdrijven per 1 000 inwoners | 84,9 (2001) |
Fte/km2 | 1,15 (2002) |
Aantal politierelevante asielprocedures | 94 913 (2002) |
Overzicht beleidsevaluatie | |||
Operationele doelstelling | Startdatum | Einddatum | Onderwerp |
2.2: Regionale Politiekorpsen | 2004 | Evaluatie BVS. | |
2004 | 2004 | Evaluatie functioneren politie (verdergaande organisatorische maatregelen nodig?). |
Operationele doelstelling 3: Bovenregionale en landelijke politiezorg
Een effectieve en efficiënte politieorganisatie op bovenregionaal niveau die de wettelijke taken en internationale afspraken adequaat kan uitvoeren.
De volgende elementen dragen bij aan het bereiken van deze doelstelling:
– de implementatie van de Nationale Recherche en de bovenregionale recherche in 2004. Met de implementatie van een nationale recherche en zes bovenregionale rechercheteams wordt voldaan aan de afspraken zoals deze zijn vastgelegd in het Veiligheidsprogramma en in de brief van de Ministers van BZK en van Justitie aan de Tweede Kamer (28 november 2002, kamerstukken II, 2002/2003, 28 250, nr 4). Hierdoor ontstaat een heldere structuur voor de recherche op regionaal, bovenregionaal en nationaal niveau, met een verbeterde en slagvaardige aansturing door het OM. De samenhang in de aanpak van diverse criminaliteitsvormen wordt vergroot en het aantal losse landelijke en bovenregionale teams wordt beperkt. Internationale rechtshulpverzoeken zullen eenduidig worden afgehandeld door een eenvormige structuur en door de verantwoordelijkheid hiervoor te integreren in de bovenregionale recherchestructuur;
– versterking van de landelijke ondersteuning door het KLPD, waar onder andere groot (en kostbaar) materieel is ondergebracht plus enkele landelijke politiediensten. Met het KLPD is een convenant afgesloten op basis van het Landelijk Kader. In aanvulling op het Landelijk Kader zijn in het KLPD-convenant specifieke afspraken gemaakt over de nationale recherche, criminaliteitsbeleidsanalyses, een landelijk dekkend meldkamersysteem en kwaliteitsmeting van de dienstverlening;
– het bevorderen van de EU-doelstelling voor internationale ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid volgens de richtsnoeren van de Europese Raad van Ministers. De minister van BZK draagt (samen met de minister van Justitie) zorg voor het maken en nakomen van internationale afspraken op het gebied van internationale politiesamenwerking.
1. Bovenregionale en landelijke voorzieningen effectief en doelmatig organiseren:
– verstrekken van een bijdrage voor de inrichting van een nieuw te vormen Nationale Recherche (NR) bij het Korps Landelijke Politiediensten. Het budget voor de NR bestaat uit de samenvoeging van de budgetten voor de voormalige kernteams, de unit mensensmokkel, de unit synthetische drugs, de XTC-teams en het landelijke rechercheteam van het KLPD. De hoofdofficier van het landelijke parket stuurt de NR gezagsmatig aan; het beheer valt onder verantwoordelijkheid van de minister van BZK in zijn hoedanigheid van korpsbeheerder KLPD. Met ingang van 2004 zal de bekostiging worden verlegd van de kernkorpsen naar het KLPD en zal de ontvlechting plaatsvinden. Een nadere toelichting van het KLPD-budget is opgenomen in paragraaf 4. Baten-lastendiensten, KLPD;
– verstrekken van bijdragen voor de inrichting van 6 bovenregionale teams (BRT/IFT-combinaties) belast met de bestrijding van middelzware criminaliteit op bovenregionaal niveau en horizontale fraude. De omvang van de bijdragen wordt bepaald door 1% van het budget van de regionale korpsen te verleggen naar 6 centrumkorpsen, ieder met een eigen verzorgingsgebied. De uitkomst hiervan wordt verhoogd met de beschikbare budgetten voor de Interregionale Fraudeteams (IFT). De bovenregionale combinaties worden aangestuurd door de regionale driehoek van de regio's waar de combinaties worden gesitueerd en door het Bovenregionaal Rechercheoverleg (BRO);
– een betere afbakening van en afstemming tussen regionale, bovenregionale en landelijke recherchetaken. De aanpak van regionale criminaliteit blijft georganiseerd op regionaal niveau onder de verantwoordelijkheid van de regionale driehoek.
– politiekorpsen uitrusten met bijzondere materiële voorzieningen die op landelijk niveau worden beheerd. Met het vervangen, uitbreiden, updaten en onderhouden van bovenregionale materiële voorzieningen, zoals waterwerpers, bewakingscontainers en voertuigen voor verscherpt rijdend toezicht (VRT's) wordt de toegenomen vraag naar en het geïntensiveerde gebruik van deze voorzieningen beantwoord;
– het nieuwe stelsel van bewaken en beveiligen leidt tot een versterking van de uitvoeringsorganisatie voor bewakings- en beveiligingstaken (kamerstukken II, 2003/2003, 28 974, nr. 2). Zowel bij het KLPD als bij de regionale korpsen wordt de analysecapaciteit uitgebreid. Daarnaast vindt een uitbreiding plaats van de capaciteit voor persoonsbewaking en -beveiliging bij het KLPD en voor objectbewaking en -beveiliging bij de regionale korpsen. De samenhangende uitgaven voor de regiokorpsen zijn opgenomen onder operationele doelstelling 2 en die voor de opleidingen onder operationele doelstelling 5.
2. Maken en nakomen van internationale afspraken:
– bekostigen van Ambassaderaden (i.s.m. Justitie) om de politiesamenwerking en informatievoorziening met de meest relevante landen te bevorderen. Ambassaderaden zijn geplaatst in Washington, Parijs, Berlijn en Brussel;
– coördineren van de politiesamenwerking met de Nederlandse Antillen en Aruba;
– coördineren van de rol van de Nederlandse politie inzake terrorismebestrijding en veiligheid;
– stimuleren en ordenen van de internationale, niet operationele samenwerking van en door de korpsen, onder aansturing van de Stuurgroep Internationale Politiesamenwerking. Deze is vooral gericht op de buurlanden, overige EU-lidstaten en kandidaat lidstaten alsmede het stimuleren van de grensoverschrijdende samenwerking met Duitsland en België;
– coördineren van de inzet van politiefunctionarissen ten behoeve van vredesmissies door VN, OVSE en EU en het in Europees verband bijdragen aan besluitvorming hieromtrent;
– voorbereiden van besluitvorming in de Europese Unie inzake politie en de uitvoering daarvan in gang zetten. Dit geldt tevens voor de Raad van Europa. De voorbereiding van het Nederlands voorzitterschap van de EU in 2004 en van de Raad van Europa vragen een grote inzet.
In 2004 is voor dit operationele doel € 420,5 mln beschikbaar.
Aantal BVE's | Bedrag 2004 (x € 1 mln) | |
KLPD (excl. NR) | 290,0 | |
Nationale Recherche (KLPD) | 953 | 59,7 |
BRT/IFT combinaties | 642 | 40,2 |
Grensoverschrijdende Observatieteams | 62 | 3,9 |
Centraal Informatiepunt Voetbalvandalisme | 7 | 0,4 |
Parketpolitie | 12 | 0,8 |
Nederlands Centrum Internationale Politiesamenwerking | 27 | 1,8 |
Internationale betrekkingen | 8,9 | |
Taakontwikkeling/diversen | 11,9 | |
Bijzondere materiële voorzieningen | 2,9 |
Met ingang van de begroting 2004 worden de uitgaven voor het Expertisecentrum Diversiteit (ECD) geraamd op operationele doelstelling 2.5 Personeels- en arbeidsvoorwaardenbeleid politie, onder het onderdeel werving, selectie, onderwijs LSOP.
Overzicht beleidsevaluatie | |||
Operationele doelstelling | Startdatum | Einddatum | Onderwerp |
2.3: Bovenregionale en landelijke politiezorg | 2003 | 2004 | Bekostigingsonderzoek KLPD. |
Operationele doelstelling 4: Prestatievermogen van de politie
Vergroting van het prestatievermogen van de politieorganisatie door het hanteren van het systeem van prestatiebekostiging, het verstrekken van doelsubsidies en het uitvoeren van beleidsonderzoek.
De volgende elementen dragen bij aan het bereiken van deze operationele doelstelling:
– het bevorderen van resultaatgericht werken door het hanteren van het systeem van prestatiebekostiging, dat is gebaseerd op de in het Landelijk Kader gemaakte resultaatafspraken;
– het bevorderen van het innovatief vermogen van de korpsen en het borgen van aandacht voor bijzondere onderwerpen, zoals de politiële jeugdtaak;
– het uitvoeren van strategisch onderzoek en evaluatieonderzoek.
– Prestatiebekostiging. De prestatiebekostiging wordt gehanteerd ter bevordering van de realisatie van de afspraken uit het Landelijk Kader. Het uitgangspunt is daarbij dat de korpsen die de gemaakte afspraken in voldoende mate weten te realiseren, voor prestatiebekostiging in aanmerking komen. Van het voor de korpsen beschikbare budget wordt 75% uitgekeerd aan de korpsen die de gemaakte afspraken nakomen en 25% van het budget is beschikbaar voor benchmarking.
– Innovatiebevordering en bijzondere onderwerpen. In het kader van het innovatiebeleid worden subsidies verstrekt voor projecten en ideeën in het politieveld die de kwaliteit van de politiezorg verhogen. In 2004 komen vooral projecten en ideeën in aanmerking die zijn ontleend aan het Veiligheidsprogramma. Wederom zal daarbij de nadruk liggen op het onderling uitwisselen van innovatieve ideeën en het implementeren van regionaal ontwikkelde best practices.
Daarnaast worden subsidies verstrekt aan korpsen om de aandacht te borgen voor een aantal bijzondere beleidsonderwerpen, zoals de versterking van de politiële jeugdtaak. Ter versterking van de politiële jeugdtaak voeren de regionale politiekorpsen in 2003 en 2004 de regionale implementatieplannen uit. In de regionale implementatieplannen geven de politiekorpsen aan hoe kwaliteitsverbeteringen, bijvoorbeeld op het gebied van de taakafbakening en de borging van de politiële jeugdtaak, worden geïmplementeerd. Tevens neemt de minister van BZK in 2004 een besluit over het al dan niet verlengen van de markering van de zogenaamde Bolkesteingelden als bijzondere bijdrage jeugdcriminaliteit. De resultaten van het onderzoek van de Inspectie voor Openbare Orde en Veiligheid naar de politiële jeugdtaak (start tweede helft 2003) zullen bij deze beoordeling worden betrokken.
– Onderzoek. In 2004 wordt in het onderzoek op het terrein van politie en veiligheid de nadruk gelegd op het uitvoeren van strategisch-verkennend onderzoek, onderzoek gerelateerd aan de beleidsthema's uit het Veiligheidsprogramma, alsmede het uitvoeren van beleidsevaluaties. Een overzicht van de beleidsevaluaties 2004 is opgenomen onder de Algemene Beleidsdoelstelling van dit artikel.
Voor deze operationele doelstelling is in 2004 in totaal € 75,2 mln beschikbaar.
Bedrag 2004 (x € 1 mln) | |
Prestatiebekostiging | 52,6 |
Bijzondere Bijdrage Jeugdcriminaliteit (Bolkesteingelden) | 11,3 |
Overige doelsubsidies | 2,7 |
Strategisch onderzoek en beleidsevaluaties | 4,1 |
Diversen | 4,5 |
Het budget voor bovenregionale bijzondere materiële voorzieningen is overgeboekt naar operationele doelstelling 2.3 Bovenregionale en landelijke politiezorg omdat dit budget beter onder die doelstelling past.
Overzicht prestatiegegevens | ||
Prestatie-indicatoren | Basiswaarde | Streefwaarde |
Aantal gesubsidieerde innovatieve projecten | 6 (2002) | 7 (2004) |
Aantal korpsen dat regionaal implementatieplan versterking politiële jeugdtaak voor 2003 en 2004 heeft uitgevoerd (Bolkesteingelden) | 0 (2003) | 15 (2004) |
Overzicht beleidsevaluatie | |||
Operationele doelstelling | Startdatum | Einddatum | Onderwerp |
2.4: Verbeteren prestatievermogen politie | 2004 | 2004 | Onderzoek expertisefunctie opsporing. |
2004 | 2004 | Bijzondere bijdrage Jeugdcriminaliteit (Bolkesteingelden). | |
2004 | 2004 | Evaluatie van forensisch technisch onderzoek. | |
mrt 2001 | mrt 2005 | Gevolgen invoering pepperspray en de invloed ervan op geweldgebruik door en tegen Politie. |
Operationele doelstelling 5: Personeels- en arbeidsvoorwaardenbeleid politie
Beschikken over voldoende gekwalificeerd en gemotiveerd politiepersoneel.
Op vijf deelterreinen dragen de volgende elementen bij aan het bereiken van deze operationele doelstelling:
1. Personeels- en loopbaanbeleid: versterking van een landelijk geïntegreerd personeels- en loopbaanbeleid en terugdringen van ziekteverzuim;
2. Politieonderwijs (LSOP): verbetering bedrijfsvoering;
3. Geweldsmiddelen: toetsen van politieambtenaren die zijn uitgerust met geweldsmiddelen;
4. Capaciteitsmanagement: een betere benutting van de beschikbare capaciteit van het politiepersoneel door vraaggerichte planning van de inzet van personeel;
5. Tewerkstelling personeel bij Nationale en Bovenregionale Recherche.
De minister van BZK is als sectorwerkgever voor de politie verantwoordelijk voor de randvoorwaarden voor het personeelsbeleid dat de korpsen uitvoeren. Daarom geeft BZK beleidskaders en richtlijnen en draagt BZK zorg voor de monitoring. Het personeelsbeleid van de Nederlandse politie is gericht op de inzetbaarheid, de ontwikkeling en motivatie van het personeel.
In het najaar van 2003 zullen de onderhandelingen met de politievakorganisaties over een nieuw arbeidsvoorwaardenakkoord (Politie-CAO) per 2004 beginnen. Daarom ligt het personeels- en arbeidsvoorwaardenbeleid van de Nederlandse politie voor 2004 nog niet volledig vast.
ad 1. Het onderwerp Personeels- en loopbaanbeleid heeft op de onderdelen werving & selectie, loopbaanbeleid en ziekteverzuim twee speerpunten:
– er worden eenduidige functieomschrijvingen, zogenaamde functierasters, ontwikkeld voor eenheid en samenhang in de gehele recherchekolom. In een later stadium zullen de functierasters worden uitgebreid met andere politietaken voor meer zicht op loopbaanmogelijkheden binnen en tussen korpsen;
– in de regionale convenanten zijn per korps afspraken gemaakt over terugdringen van het ziekteverzuim.
ad 2. Het LSOP, Politieonderwijs- en Kenniscentrum is een zelfstandig bestuursorgaan dat volledig wordt bekostigd vanuit de BZK-begroting.
De bedrijfsvoering van het LSOP is gebaat bij een evenwichtige jaarlijkse instroom van studenten, gecombineerd met een zekere mate van flexibiliteit zonder extra kosten. De 4000 extra fte uit de sterktedoelstelling leiden tot een gemiddelde instroom van 2000 studenten per jaar, inclusief de vervangingsvraag. Gecombineerd met een zekere mate van flexibiliteit wordt de bedrijfsvoering verder afgestemd op een instroom van maximaal 2 200 studenten per jaar. In het convenant worden hierover afspraken gemaakt.
In 2004 wordt de samenwerking met regionale opleidingscentra geëvalueerd om de samenwerking te versterken.
ad 3. De nieuwe toets Aanhoudings- en Zelfverdedigingsvaardigheden vraagt van korpsen extra inspanning naast de overige toetsen op grond van de Regeling Toetsing Geweldbeheersing Politie (RTGP). Het doel van deze toets en de overige toetsen van de RTGP is een slagingspercentage van ten minste 90%. Een streefwaarde van 100% is niet haalbaar, bijvoorbeeld door ziekteverzuim.
ad 4. De inzet van het politiepersoneel wordt verbeterd door een vraaggerichte planning in plaats van een capaciteitsgerichte (aanbodgerichte) planning. De kern van vraaggerichte planning is systematisch inzicht in de vraag naar politiezorg en in de prioriteiten die daarbij worden gesteld. Daarom ondersteunt BZK het project van de korpsen Optimalisering capaciteitsmanagement (looptijd tot en met 2005). Het nieuwe landelijke planningssysteem CMS wordt daarbij gebruikt als instrument. BZK verstrekt richtlijnen aan de korpsen ter verbetering van de inzet van personeel over het toepassen van de normen van de Arbeidstijdenwet (ATW) en het gebruik van de verruimende bepalingen. Het aantal verschoven diensten per werknemer per kwartaal wordt door BZK gevolgd als (voorlopige) prestatie-indicator voor het resultaat van verbetering van capaciteitsmanagement.
ad 5. De rechtspositionele regelgeving voor de Nationale Recherche en de Bovenregionale Recherche zal in 2004 worden geïmplementeerd. BZK zal de implementatie monitoren.
Voor dit operationele doel is in 2004 een budget beschikbaar van € 175,1mln.
Bedrag 2004 (x € 1 mln) | |
Werving, selectie, onderwijs LSOP | 102,9 |
Personeelsbeleid | 33,0 |
Arbeidsomstandigheden en gezondheid | 39,2 |
Het Landelijk Expertisecentrum Diversiteit (LECD) wordt nu geraamd op dit operationele doel en is ondergebracht onder werving, selectie, onderwijs LSOP. Voor 2004 is een budget van € 1,3 mln beschikbaar.
Het onderdeel Arbeidsomstandigheden en gezondheid wordt met ingang van deze begroting verantwoord onder operationele doelstelling 2.6. Geneeskundige verzorging politie.
Overzicht prestatiegegevens | ||
Prestatie-indicatoren | Basiswaarde | Streefwaarde |
Verhouding aangemeld: geselecteerd voor selectieprocedure | 5:1 (2002) | 3:1 (2004) |
% Met goed gevolg door selectieprocedure LSOP | 20 (2002) | 35 (2004) |
% Geslaagden initiële opleiding per kwalificatieniveau | – | 92 (2006) |
% Wapendragenden dat toetsen met goed gevolg aflegt | 90 | 90 |
% Ziekteverzuim | 9,5 | 6,7 (2007) |
Aantal verschoven diensten per werknemer per kwartaal | 5,1 (4e kwartaal 2002) | PM |
Naast de prestatie-indicatoren zijn er de volgende beleidsrelevante kengetallen:
Kengetallen | Waarde |
Aantal fte uitstroom regionale korpsen | 1 920 (2002) |
Aantal fte instroom regionale korpsen | 3 933 (2002) |
Aantal deelnemers School voor Politie Leiderschap | 156 (2002) |
% Personeel dat gebruik maakt van flexibele arbeidsvoorwaarden | Nihil |
% Vrouwen executief personeel (personen; executief) | 19,2 |
% Allochtonen (personen; executief + administratief-technisch) | 6,0 |
Overzicht beleidsevaluatie | |||
Operationele doelstelling | Startdatum | Einddatum | Onderwerp |
2.5: Personeels- en | 2004 | 2004 | Loopbaanbeleid binnen korpsen. |
arbeidsvoorwaardenbeleid politie | 2004 | 2004 | Samenhang P&O-beleid korpsen. |
Operationele doelstelling 6: Geneeskundige verzorging politie (GVP)
Een adequate ziektekostenvoorziening voor het actieve en gepensioneerde politiepersoneel en hun gezinsleden.
De regeling geneeskundige verzorging politie is een verplichte ziektekostenvoorziening voor het politiepersoneel en het gepensioneerde politiepersoneel. Op basis van vrijwilligheid worden gezinsleden verzekerd voor zover zij niet zelfstandig zijn verzekerd voor hun ziektekosten. Het verstrekkingenpakket waarin de regeling voorziet is ruimer dan het ziekenfondspakket omdat het betrekking heeft op het zogenoemde tweede en derde compartiment van de zorg. Hierbij is ook rekening gehouden met de specifieke omstandigheden van de verzekerde beroepsgroep. De regeling kent een systeem van eigen bijdragen per verstrekking en een restitutiesysteem, dat bijdraagt aan een remmende werking op het onnodig consumeren van zorg.
De regeling wordt uitgevoerd door de Dienst geneeskundige verzorging politie (DGVP) via een publiekrechtelijke regeling. De AGIS-groep is feitelijk belast met de uitvoering van de regeling op basis van een administratieovereenkomst. Op het gebied van de zorginkoop wordt samengewerkt met de AGIS-groep en de koepelorganisatie voor publiekrechtelijke ziektekostenverzekeringen (KPZ).
De DGVP ressorteert comptabel onder de minister van BZK. Aan het hoofd van de DGVP staat een commissie die bestaat uit door de minister van BZK benoemde leden namens werkgevers (BZK en de korpsen) en werknemers (namens de vier landelijke politievakorganisaties). De commissie brengt jaarlijks een begroting en kostendekkend premieadvies uit aan de minister van BZK, en een advies over wijzigingen in het verzekeringspakket.
Er wordt een verplichte nieuwe basisverzekering ziektekosten ontwikkeld voor alle Nederlanders; daarom wordt bezien of en hoe de DGVP als zorgverzekeraar de specifieke taak voor de politiesector kan voortzetten. De uitvoering van de kerntaak staat voorop, waarbij een bijdrage wordt geleverd aan de inzetbaarheid van het politiepersoneel en waarbij gaten in de keten rondom ziekteverzuim worden gedicht. Vanuit dit perspectief zal de inzet van de DGVP gericht zijn op:
1. het handhaven van de hoge servicegraad voor de verzekerden door het hoge niveau en de kwaliteit van de automatisering en daarmee een snelle en efficiënte behandeling van ziektekostennota's;
2. het verstevigen van de band met verzekerden, korpsen, arbodiensten en reïntegratiebedrijven;
3. het verder uitbouwen van succesvolle projecten over de specifieke omstandigheden van het politiepersoneel (zorg op maat);
4. het verder ontwikkelen van nieuwe producten en diensten om de inzetbaarheid van het politiepersoneel te vergroten (zorgbemiddeling).
Het beschikbare budget op de BZK-begroting bedraagt € 181,9 mln.
Met ingang van 2004 wordt DGVP als aparte operationele doelstelling geraamd om beter inzichtelijk te maken dat de uitgaven en de premieontvangsten voor de DGVP per saldo in evenwicht zijn.
Het budget voor de DGVP wordt op basis van een fifty-fifty verdeling opgebracht door premies van de politiewerkgevers en het politiepersoneel. Deze premies worden als ontvangsten geboekt op de BZK-begroting. De DGVP gebruikt het budget om vergoedingen aan de verzekerden uit te keren. De vergoedingen voor ziektekostendeclaraties worden op deze operationele doelstelling geboekt als uitgaven. Aan de uitgavenkant is ook de werkgeversbijdrage GVP voor het gepensioneerde politiepersoneel geboekt die BZK afdraagt aan de DGVP.
Voor het ramen van de uitgaven wordt uitgegaan van een kostendekkende premieheffing bij het politiepersoneel en de politiewerkgevers. Gelet op de onvoorspelbaarheid van vooral de ziektekostendeclaraties zijn de uitgaven en ontvangsten in enig jaar zelden gelijk, maar meerjarig wel budgettair neutraal vanwege de kostendekkende premiestelling. De (tijdelijke) exploitatieverschillen worden extracomptabel bijgehouden (bedrijfsreserve c.q. schommelfonds).
Kengetallen | Waarde |
Totaal aantal verzekerden ultimo 2002 | 134 869 |
– waarvan actieve deelnemers | 58 252 |
– waarvan meeverzekerde gezinsleden actieve deelnemers | 52 475 |
– waarvan niet-actieve deelnemers | 16 597 |
– waarvan meeverzekerde gezinsleden niet-actieve deelnemers | 7 545 |
Zorgkosten per verzekerde (2002) | € 1 284 |
3. Tabel Budgettaire gevolgen van beleid
Budgettaire gevolgen van beleid (x € 1 000) | |||||||
2: Politie | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 |
Verplichtingen | 3 853 892 | 3 811 326 | 3 969 396 | 4 053 988 | 4 183 037 | 4 243 007 | 4 277 534 |
1. apparaat | 14 733 | 15 126 | 15 975 | 16 104 | 15 166 | 15 166 | 15 166 |
2. politie op regionaal niveau | 3 061 675 | 3 029 753 | 3 099 994 | 3 158 218 | 3 259 311 | 3 298 177 | 3 317 229 |
3. politie op bovenregionaal en landelijk niveau | 386 368 | 386 306 | 421 140 | 427 735 | 439 075 | 439 383 | 440 858 |
4. prestatievermogen van de politie | 24 111 | 60 096 | 75 326 | 69 793 | 69 691 | 70 886 | 70 886 |
5. adequaat niveau van politiepersoneel | 367 005 | 320 045 | 175 019 | 191 831 | 200 779 | 211 314 | 225 314 |
6. geneeskundige verzorging politie | 181 942 | 190 307 | 199 015 | 208 081 | 208 081 | ||
Uitgaven | 3 614 803 | 3 852 781 | 3 940 061 | 4 037 608 | 4 166 657 | 4 226 627 | 4 261 154 |
1. apparaat | 14 231 | 15 126 | 15 975 | 16 105 | 15 166 | 15 166 | 15 166 |
2. politie op regionaal niveau | 2 832 802 | 3 071 768 | 3 071 286 | 3 142 160 | 3 243 254 | 3 282 120 | 3 301 172 |
3. politie op bovenregionaal en landelijk niveau | 380 213 | 385 388 | 420 512 | 427 489 | 438 829 | 439 137 | 440 612 |
4. prestatievermogen van de politie | 19 037 | 59 569 | 75 238 | 69 716 | 69 614 | 70 809 | 70 809 |
5. adequaat niveau van politiepersoneel | 368 520 | 320 930 | 175 108 | 191 831 | 200 779 | 211 314 | 225 314 |
6. geneeskundige verzorging politie | 181 942 | 190 307 | 199 015 | 208 081 | 208 081 | ||
Ontvangsten | 231 521 | 160 199 | 180 159 | 188 522 | 197 230 | 2 06 296 | 206 296 |
Budgetflexibiliteit (kasflexibiliteit) (x € 1 000) | ||||||||||
2: Politie | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | |||||
1. Totaal geraamde kasuitgaven | 3 940 061 | 4 037 608 | 4 166 657 | 4 226 627 | 4 261 154 | |||||
2. Waarvan apparaatuitgaven | 15 975 | 16 105 | 15 166 | 15 166 | 15 166 | |||||
3. Dus programma-uitgaven | 3 924 086 | 4 021 503 | 4 151 491 | 4 211 461 | 4 245 988 | |||||
Waarvan op 1 januari 2004: | ||||||||||
4. juridisch verplicht | 97% | 3 799 674 | 0% | 12 060 | 0% | 12 782 | 0% | 102 | 0% | 105 |
5. complementair noodzakelijk | 1% | 55 514 | 1% | 55 569 | 1% | 55 569 | 2% | 54 369 | 1% | 54 369 |
6. bestuurlijk gebonden (maar niet juridisch) | 1% | 20 226 | 97% | 3 891 896 | 97% | 4 025 500 | 97% | 4 104 804 | 98% | 4 142 942 |
7. beleidsmatig gereserveerd (o.g.v. een wettelijke regeling of beleidsprogramma) | 1% | 48 672 | 1% | 61 978 | 1% | 57 640 | 1% | 52 186 | 1% | 48 572 |
8. beleidsmatig nog niet ingevuld | 0% | 0 | 0% | 0 | 0% | 0 | 0% | 0 | 0% | 0 |
9. Totaal (=3) | 100% | 3 924 086 | 100% | 4 021 503 | 100% | 4 151 491 | 100% | 4 211 461 | 100% | 4 245 988 |
De algemene bijdrage aan de regionale korpsen, het KLPD en het LSOP wordt een jaar voor de verstrekking vastgelegd. De algemene bijdrage wordt meerjarig bekendgemaakt op grond van de Politiewet 1993 en de LSOP-wet. De algemene bijdrage is bedoeld voor de bekostiging van de personele en materiële kosten en investeringen van de korpsen en het LSOP. Deze budgetten zijn daarom niet flexibel.
5. Veronderstellingen in effectbereiking, doelmatigheid en raming
De toelichting op het beleidsartikel is gebaseerd op de doelstellingen (en de bijbehorende prestatie-indicatoren) die zijn gehanteerd bij het opstellen van het Veiligheidsprogramma en het Landelijk Kader. Deze zijn toegelicht onder het Algemeen deel van dit beleidsartikel. De doelstellingen Intensivering toezicht en handhaving en Versterking van de algemene criminaliteitsbestrijding zijn opnieuw geformuleerd. Als derde doelstelling is nu gekozen voor verbetering van de doelmatigheid met de nieuwe prestatie-indicator aantal fte vrijgespeeld voor primaire taken.
De prestatie-indicatoren (met basis- en streefwaarden) zijn overgenomen uit het Veiligheidsprogramma en het Landelijk Kader, tenzij er sprake was van specifieke operationele doelen. De prestatie-indicator Ophelderingspercentage is daarbij vervallen. Deze is ook niet meer opgenomen in het Veiligheidsprogramma omdat het percentage te weinig zegt over de aard en ernst van de criminaliteit die wordt opgehelderd en de veiligheid van de burger.
De effecten van het Hoofdlijnenakkoord zijn zoveel mogelijk verwerkt, in elk geval in budgettaire zin. De effecten van de bezuinigingen op de uitvoering van de beleidsvoornemens uit het Strategisch Akkoord en het Hoofdlijnenakkoord zijn op de langere termijn nog niet volledig in te schatten.
Veel hangt af van de afspraken in de convenanten met de regiokorpsen, van de uitvoering ervan en van de informatievoorziening daarover. Inzicht in de toekomstige organisatie (besteldiscussie) en de bedrijfsvoering zijn essentieel. Daarmee hangt ook de opleidingsbehoefte samen. Deze onderwerpen zijn te beïnvloeden. Tegelijkertijd bestaat de kans dat de bezuinigingen de onderlinge verhoudingen niet vergemakkelijken.
Door de prestatieafspraken in het Landelijk Kader en in de regionale convenanten komt er de komende jaren meer en beter meetbaar inzicht in de mate waarin de beleidsdoelen worden bereikt. Op dit moment is het nog niet mogelijk om een analyse van de verwachte trends te maken. De afgesproken prestaties zullen in 2006 moeten worden bereikt. Op dit moment is echter nog niet vast te stellen wanneer welke tussenresultaten kunnen worden verwacht. Het is de bedoeling om hierop in de Verantwoording 2004 terug te komen.
6. Groeiparagraaf implementatie VBTB
In de begroting 2003 is de opzet van dit artikel grondig herzien. In deze begroting 2004 is deze opzet grotendeels gehandhaafd. Onder de algemene beleidsdoelstelling zijn de doelstellingen uit het Veiligheidsprogramma samengevat en voorzien van indicatoren. Vervolgens zijn de operationele doelen toegelicht volgens de geldstromen van het Rijk naar het politieveld. Door de aard van de bekostiging van het veld (in hoofdzaak: lumpsumbekostiging) kunnen de doelen en de beschikbare budgetten niet één op één worden gekoppeld. Door het Landelijk Kader en de convenanten met prestatieafspraken komt er de komende jaren wel betrouwbaarder informatie beschikbaar over de mate waarin de doelen worden bereikt.
Over de prestatie-indicatoren valt ten slotte nog op te merken:
– in enkele gevallen kon de waarde van prestatiegegevens nog niet worden vastgesteld. Naar verwachting kunnen alle basis- en streefwaarden in 2003 worden bepaald;
– de streefwaarden van de prestatiegegevens betreffen 2006, zoals ook opgenomen in het Veiligheidsprogramma en het Landelijk Kader. Het is niet goed mogelijk om een verwachte groei van de prestaties in de jaren 2004 en 2005 op te nemen. De verwachte prestaties kunnen niet gelijkelijk worden verdeeld over deze jaren. Dit komt door de aard van de gegevens maar ook doordat een aantal ontwikkelingen nu in gang is gezet en nog niet goed is te voorspellen wanneer die meetbare resultaten zullen opleveren. In de verantwoording 2004 zullen de dan bekende prestaties worden toegelicht;
– in de verantwoording 2004 zullen daarnaast meer algemeen vergelijkende kengetallen worden opgenomen. Bijvoorbeeld: outputindicatoren over de jaren heen, prestaties gerelateerd aan het aantal (executieve) fte en benchmarkinformatie.
BELEIDSARTIKEL 3: RAMPENBEHEERSING EN BRANDWEER
1. Algemene beleidsdoelstelling
Bevorderen dat de rampenbeheersing en de brandweer op een kwalitatief en kwantitatief adequaat niveau zijn.
Veiligheid is een kerntaak van de overheid. De minister van BZK ontwikkelt ten aanzien van die kerntaak beleid over het voorkomen, beperken en beheersen van branden, zware ongevallen en rampen en draagt zorg voor een structurele inbedding van veiligheid in besluitvormingsprocessen op rijksniveau. Dit gebeurt in samenwerking met lokale, nationale en internationale partners.
De rampenbeheersing en de brandweerzorg is allereerst een gemeentelijke verantwoordelijkheid. De brandweer heeft een spilfunctie in de rampenbestrijding en de onderlinge bijstand dient in alle gevallen te zijn gewaarborgd. Daarom heeft de minister van BZK bevoegdheden ten aanzien van de brandweer op grond van de Brandweerwet 1985. Zo kan de minister van BZK regels stellen ten aanzien van functie- en opleidingseisen van brandweerpersoneel, draagt hij zorg voor de opleiding van beroepsbrandweerofficieren en kan hij eisen stellen aan het materieel.
Daarnaast is de minister van BZK systeemverantwoordelijk voor de rampenbeheersing. Hij schept de noodzakelijke voorwaarden, opdat alle verantwoordelijke besturen en diensten in samenhang hun taken kunnen uitoefenen. Dit betekent dat de minister van BZK zorgdraagt voor de totstandkoming van wet- en regelgeving en de voorstellen voor de eventuele wijzigingen hiervan, voor de inrichting en het functioneren en voor de financiering van een gedeelte van de kosten. Een voorbeeld hiervan is het wetsvoorstel Kwaliteitsbevordering rampenbestrijding, waarvan de inwerkingtreding is voorzien op 1 januari 2004. Door deze wetswijziging wordt de planvorming binnen de rampenbestrijdingsorganisatie op een dwingender manier gestalte gegeven.
Tevens zorgt de bewindspersoon voor bepaalde landelijke voorzieningen, zoals het waarschuwingsstelsel en biedt hij inhoudelijke ondersteuning aan gemeenten, regio's en provincies op terrein van beheersing van veiligheidsrisico's, waaronder ook de dreiging van Nucleaire, Biologische en Chemische (NBC) aanslagen.
Het is echter niet alleen een taak van de overheid dat het veiligheidsniveau verhoogd wordt. Ook het gedrag van de burger dient bij te dragen aan een verhoging van het niveau van veiligheid. De uitvoering van het actieprogramma Bewust Veiliger heeft onder meer als doel het bewustzijn van veiligheid bij de burger te vergroten.
2. Nader geoperationaliseerde doelstellingen
Operationele doelstelling 2: Ondersteunen en bevorderen dat de brandweer zijn wettelijke taken kan uitoefenen, waarbij het verbeteren van het prestatievermogen een belangrijk element is
Ten behoeve van het goed functioneren van de brandweer zijn de volgende doelen gesteld:
A. een effectieve brandweerorganisatie;
B. kwalitatief hoogwaardig brandweerpersoneel;
C. voldoende beschikbaarheid van brandweerpersoneel op alle niveaus, waarbij de brandweer zoveel als mogelijk een afspiegeling vormt van de lokale bevolkingssamenstelling.
A. – bevorderen dat gemeenten zorgdragen voor de ontwikkeling van een samenhangend kwaliteitssysteem met criteria voor de brandweerzorg. Deze zal begin 2004 gereed zijn. In 2004 wordt gestart met de implementatie. De volledige doorvoering beslaat een periode van drie jaar,
– actualisering van de Handleiding brandweerzorg. In 2004 zal een geactualiseerde Handleiding brandweerzorg beschikbaar zijn;
B. – met de afronding van het project In goede banen is de basis gelegd voor de verdere professionalisering van de brandweer. In de eerste plaats zal, in overleg met vertegenwoordigers van werkgevers en bestuur, een begin worden gemaakt met de standaardisering van de selectie voor repressieve brandweerfuncties,
– verder zullen in 2004 de uitkomsten van het project toekomstbeeld opleidingen, met name voor het brandweeronderwijs, verder worden uitgewerkt. Bij de concretisering van de verschillende scenario's zal de afstemming op het reguliere onderwijs aan de orde komen,
– in 2003 is een begin gemaakt met de omschakeling van ranggericht naar functiegericht opleiden door middel van het project competentiegericht opleiden op officiersniveau. Dit zal in 2005 van start gaan;
C. – Campagnes, gericht op meer vrouwen bij de brandweer, voortzetten en afronden en gericht op meer allochtonen bij de brandweer starten,
– Het beeld van het werken bij de brandweer bijstellen, opdat de toestroom van nieuw personeel met een breed samengestelde achtergrond gegarandeerd kan worden,
– Bijdrage verstrekken aan het Nederlands Instituut voor Brandweer en Rampenbestrijding (NIBRA) in de kosten van de officiersopleiding.
A. bevorderen effectieve brandweerorganisatie | € 0,400 mln |
B. professionalisering brandweerpersoneel | € 0,650 mln |
C. stimuleren toestroom nieuw personeel | € 7,400 mln |
Overige kosten: | |
– Bijdragen instellingen | € 0,125 mln |
– Brandweer Nederlandse Antillen en Aruba | € 0,275 mln |
Overzicht prestatiegegevens | ||
Prestatie-indicatoren | Basiswaarde | Streefwaarde |
De effectiviteit van de brandweerorganisatie. | Er ontbreekt een samenhangend kwaliteitssysteem met criteria voor de basis brandweerzorg. | De ontwikkeling van het systeem door de VNG is begin 2004 gereed. De implementatie start in 2004. De handleiding brandweerzorg is verouderd. Eind 2004 is de geactualiseerde handleiding brandweerzorg gereed. |
De kwaliteit van brandweerpersoneel. | Er zijn geen gestandaardiseerde selectie-eisen voor de brandweerfuncties. | Implementatie van het project In goede banen, met als beoogd resultaat standaardisering van de selectie-eisen voor repressieve brandweerfuncties. De afronding ervan is eind 2004. |
Het brandweeronderwijs behoeft aanpassing. | De uitvoering van de herstructurering van het brandweeronderwijs zal vanaf 2003 plaatsvinden. | |
De beschikbaarheid van brandweerpersoneel. | Er werken te weinig vrouwen en allochtonen in operationele functies bij de brandweer. | Eind 2004 zijn er 24 meer beroepsbrandweervrouwen ten opzichte van 2002 en een verdubbeling van het aantal vrouwelijke vrijwilligers ten opzichte van 2001. Het allochtonenbeleid zal in 2004 worden geïmplementeerd. |
De brandweer is te weinig bekend als organisatie waar een verscheidenheid aan werk is. | Het imago van de brandweer in zijn algemeenheid is verbeterd. |
Operationele doelstelling 3: Ondersteunen en bevorderen dat de partners in de rampenbestrijding hun wettelijke taken kunnen uitoefenen, waarbij het verbeteren van het prestatievermogen een belangrijk element is
Ten behoeve van het goed functioneren van de rampenbestrijdingsorganisatie en het vergroten van het veiligheidsbewustzijn is een aantal doelen gesteld. Als belangrijkste zijn te noemen:
A. Risicoanalyse en planvorming:
– alle regio's hebben eind 2004 een bestuurlijk vastgesteld beheersplan rampenbestrijding, waarin de regionale maatscenario's en te leveren operationele prestaties in relatie tot onderkende risico's zijn opgenomen. De optelsom van deze regionale plannen heeft een landelijk beeld opgeleverd. Vanuit dit landelijk beeld wordt bezien of het ontwikkelen van een zorgnormenkader voor operationele prestaties bij rampenbestrijding mogelijk en noodzakelijk is,
– alle rampenplannen en rampbestrijdingsplannen zijn actueel en getoetst met behulp van het toetsingskader rampenplannen en rampbestrijdingsplannen,
– de beheerorganisatie documentatie rampenbestrijding (handboek Voorbereiding rampenbestrijding en digitale bibliotheek) is operationeel,
– er is overeenstemming over de aanpak van de afstemming tussen land- en zeeregelingen,
– de kwaliteit en uniformiteit in de landelijke planvorming is gestimuleerd,
– de bevolking is geïnformeerd over wat zij moeten doen ten tijde van een ramp,
– de rampenplannen en rampbestrijdingsplannen, die betrekking hebben op de waterstaatszorg, zijn actueel en afgestemd op de calamiteitenplannen van de beheerder van de waterstaatswerken,
– de samenwerking tussen algemene keten en functionele waterketen met betrekking tot elkaars taakuitoefening en hantering van bevoegdheden in geval van natte rampen is bevorderd en heeft meer bekendheid gekregen;
B. Operationalisering:
– de professionalisering van het opleiden en oefenen is ondersteund door het beschikbaar stellen van (aanvullende) faciliteiten aan de regio's,
– er is een lange termijn visie ontwikkeld ten aanzien van opleiden en oefenen,
– er is een lange termijn visie ontwikkeld ten aanzien van operationele informatievoorziening;
C. Kwaliteit, bestuur en toezicht:
– er is een kwaliteitsstelsel voor de rampenbestrijding gedefinieerd,
– er is een actieprogramma verhoging veiligheidsbewustzijn bestuurders beschikbaar,
– er is een heldere verdeelsystematiek van de Rijksbijdrage voor rampenbestrijding als opvolger van de huidige IBDUR ontwikkeld,
– de wijze waarop de financiering, inbedding, ambtelijke structuur en aansturing van de veiligheidsregio's op regionaal niveau vorm moet krijgen, is ten aanzien van politie, de GHOR en de brandweer nader uitgewerkt;
D. Geneeskundige hulpverlening bij rampen (GHOR). Het GHOR-bureau en de GHOR-regio's hebben een grote kwaliteitsverbeteringslag gemaakt ten aanzien van de bedrijfsvoering en de uitvoering van haar wettelijke taken en verantwoordelijkheden;
E. Risicobeleid en veiligheidsbewustzijn:
– een gecoördineerd en samenhangend (veiligheids)beleid op rijksniveau en op gemeentelijk en provinciaal niveau, op het gebied van risicobeleid met nadruk op de aspecten van zelfredzaamheid en hulpverlening,
– een versterkt veiligheidsbewustzijn bij burgers, ondernemingen, instellingen en het openbaar bestuur;
F. Internationale samenwerking. Versterking van de internationale samenwerking op het terrein van de rampenbestrijding;
G. Materiële voorzieningen en landelijke faciliteiten:
– goed functionerend waarschuwingsstelsel,
– in stand houden van een goede bereikbaarheid van de regionale brandweren door middel van goede telecommunicatiemiddelen,
– instandhouding van het materieel voor de rampenbestrijding en geneeskundige hulpverlening,
– ontwikkeling, onderzoek en voorlichting uitrusting rampenbestrijding en geneeskundige hulpverlening;
H. Financiering partners in de rampenbestrijding. De partners in de rampenbestrijding wordt het door medefinanciering mogelijk gemaakt voldoende te zijn voorbereid op de bestrijding en hulpverlening bij rampen en zware ongevallen.
I. Een adequate organisatie van de informatiehuishouding en communicatie;
J. Een bovenregionaal, alsmede een internationaal inzetbare voorziening ten behoeve van de rampenbestrijding is operationeel;
K. De uitvoering van het Bijdragebesluit kosten ruiming explosieven Tweede Wereldoorlog.
A. – medio 2003 is er een model regionaal beheersplan rampenbestrijding beschikbaar voor de regio's. Het regionale proces tot invulling van het beheersplan en de bestuurlijke vaststelling van regionale ambities wordt gevolgd en waar nodig en mogelijk wordt er bestuurlijke en inhoudelijke ondersteuning gegeven vanuit Nederlandse Vereniging voor Brandweer en Rampenbestrijding (NVBR) en BZK,
– verder worden de regionale uitkomsten geïnventariseerd om te komen tot een landelijk beeld van de regionale ambities ten aanzien van maatscenario's en de daarbij te leveren operationele prestaties in relatie tot onderkende risico's. Tevens vormt dit beeld de basis voor landelijk op te pakken operationele planvorming voor regio-overstijgende risico's,
– een toetsingskader voor zowel rampenplannen en rampbestrijdingsplannen wordt aan Gedeputeerde Staten beschikbaar gesteld. Het actualiseren en vaststellen is een lokaal proces. BZK zal dit proces waar nodig ondersteunen,
– om te waarborgen dat het Handboek Voorbereiding rampenbestrijding actueel is en blijft wordt een beheersorganisatie opgericht,
– het plan van aanpak voor de afstemming van de land- en zeeregelingen wordt opgesteld en er wordt een projectorganisatie ingericht,
– naar aanleiding van de uitkomsten van leidraad maatramp en leidraad operationele prestaties zullen op landelijk niveau de preparatie op de rampenbestrijding worden gestimuleerd,
– uitvoeren van een beperkte campagne met betrekking tot voorlichting bij rampen,
– voortzetting ondersteuning van de Uniecommissie rampen en ongevallenbestrijding (Unie van Waterschappen, V&W en BZK) om het daadwerkelijk opstellen van plannen, het opleiden en oefenen bij waterschappen en hulpverleningsdiensten te bevorderen. Tevens het stimuleren van maatregelen ter preventie van watergerelateerde rampen en ongevallen en voorkomen/tegengaan van schadelijke gevolgen daarvan,
– ondersteunen van gemeenten en regio's bij de implementatie van aangepaste wetgeving (Waterstaatswet en Wrzo) aangaande watergerelateerde rampbestrijdingsplannen en calamiteitenplannen;
B. – vastleggen van een lange termijn visie ten aanzien van opleiden en oefenen (in samenspraak met de werkgevers en de partners in de rampenbestrijding),
– professionalisering van het opleiden en oefenen d.m.v. het realiseren van een betere aansluiting op het reguliere onderwijs en het beschikbaar stellen en houden van oefenfaciliteiten,
– ontwikkelen van een visie voor de operationele informatievoorziening om uitvoerend beleid richting te geven,
– samen met de partners afronden van de implementatie van het EU-mechanisme;
C. – beschrijven kwaliteitsstelsel en deze verankeren binnen de rampenbestrijding als vast kader,
– ontwikkelen en implementeren van een actieprogramma waarmee lokale bestuurders bewuster worden van het thema veiligheid en rampenbestrijding,
– met gebruikmaking van pilots, onderzoek en best practices, brandweer- en GHOR-regio's stimuleren bestuurlijk te integreren en congruent te worden met het regionaal college van de politie;
D. – de GHOR-regio's informeren over de beleidscyclus en het leren omgaan met de beschikbare hulpmiddelen voor beleidsimplementatie,
– verstrekken van gerichte subsidies aan het GHOR-bureau voor het versterken van bedrijfsvoeringsaspecten en aan de GHOR-regio's voor de implementatie van beleid(sinstrumenten);
E. – een bijdrage wordt geleverd aan normalisering en certificering van brandveiligheid voor gebouwen,
– ontwikkelen en actualiseren van brandbeveiligingsconcepten,
– mogelijkheden bepalen om de rol van lokale partijen rond veiligheid bij grote infrastructurele projecten te versterken,
– ontwikkeling van normen voor veiligheid in treinen,
– in het kader van het project Tunnelveiligheid (V&W, BZK en VROM) wordt regelgeving voorbereid en flankerend beleid ingevuld om te komen tot een verbetering van de veiligheid in tunnels,
– het Besluit risico's zware ongevallen (Brzo '99) en de uitvoering ervan wordt gewijzigd naar aanleiding van de evaluatie van dit besluit (in 2003 gehouden) en naar aanleiding van een wijziging van de richtlijn door de EU,
– het uitvoeren van een evaluatie van het Besluit bedrijfsbrandweren, om het besluit aan te passen aan nieuwe beleidsontwikkelingen,
– in het kader van het project Versterking Pro-actie en Preventie wordt een bijdrage geleverd voor de opleiding van veiligheidsmanagers voor de brandweerregio's,
– de volgende activiteiten op het terrein van vergroting van het veiligheidsbewustzijn bij burgers, ondernemingen, instellingen zullen worden uitgevoerd:
* het Nationaal Voorlichtingsprogramma brandveiligheid wordt uitgewerkt. Dit programma beoogt via zowel massamediale als doelgroepgerichte voorlichting het brandveiligheidbewustzijn van burgers, bedrijven en overheden te vergroten en loopt door tot eind 2006,
* risico-communicatie: het faciliteren van gemeenten bij het communiceren over risico's in de woon- en leefomgeving van burgers. De risicokaart is één van de instrumenten die hiervoor beschikbaar is gesteld. Een vervolgtraject op het project Model Risicokaart, ingezet in 2003, wordt gecontinueerd in 2004. Hiervoor zijn ondersteuning van het IPO en bijdragen aan afzonderlijke provincies noodzakelijk. Doel hiervan is de situatie te bereiken waarin alle provincies en gemeenten gebruik maken van de risicokaart. Het traject loopt door tot medio 2006;
F. – grensoverschrijdende samenwerking: adequate alarmering en informatievoorziening, afstemming van planvorming en bevorderen van grensoverschrijdend oefenen,
– coördinatie van en deelname aan de bijeenkomsten en seminars van de Civil Protection Committee (CPC) en de Senior Civil Emergency Planning Committee (SCEPC),
– uitwerking van het werkprogramma 2004 met de Visegradlanden (Tsjechië, Slowakije, Hongarije, Polen) en opbouwen van nieuwe contacten (Bulgarije, Turkije, Roemenië),
– voorbereiding invulling Nederlands voorzitterschap van de EU in de tweede helft van 2004 op het terrein van civiele bescherming,
– het bevorderen van de bilaterale samenwerking met andere landen (niet Visegrad, niet NAVO en niet EU) in het kader van internationale afspraken;
G. – de in gang gezette verdichting van het waarschuwingsstelsel zal worden afgerond;
– het verbindingsnet ten behoeve van de brandweer zal in stand worden gehouden tot de komst van C2000, inclusief de mobiele component;
– het mede er voor zorgen dat er een aan de behoeftes aangepaste noodvoorziening voor de telecommunicatie komt;
– de operationele voorraad van het rampbestrijdingsmaterieel zal in stand worden gehouden;
– met betrekking tot de geneeskundige uitrusting zullen de expirerende goederen worden vervangen;
– er zal een onderzoek plaatsvinden naar de fysieke belasting van het brandweerpersoneel bij operationeel optreden in relatie tot de ARBO-wetgeving. Tevens vind er onderzoek en advisering plaats bij de Europese normering van de brandweer uitrusting;
H. de partners in de rampenbestrijding (brandweer- en GHOR-regio's, Nederlandse Rode Kruis en Reddingsbrigades Nederland) wordt een financiële bijdrage verstrekt in de kosten van de organisatie van de rampenbestrijding en hulpverlening.
I. kwantitatieve monitoring, organiseren van regiobijeenkomsten en optimalisering van de internetsite.
J. – een bovenregionaal, internationaal inzetbare bijstandseenheid (Urban Search and Rescue–USAR) is in 2003 samengesteld. Door middel van een bijdrage voor opleidingen en oefenen en beheer van materieel zal de operationaliteit van deze bijstandseenheid worden gewaarborgd,
– het realiseren van de opzet van een landelijke kenniscentrum voor brandweer en rampenbestrijding en een landelijke ondersteuningsfaciliteit, i.c. de Landelijke Faciliteit Rampenbestrijding (LFR), van waaruit de regio's ondersteuning kunnen krijgen bij hun activiteiten in het kader van de rampenbeheersing;
K. aan gemeenten wordt een bijdrage verstrekt in de kosten van de opsporing en ruiming van explosieven uit de Tweede Wereldoorlog. Het Bijdragebesluit kosten ruiming explosieven Tweede Wereldoorlog 1999 is een regeling die toeziet op de toekenning van bijdragen aan gemeenten ter zake van de kosten van de ruiming of opsporing van als gevolg van de Tweede Wereldoorlog achtergebleven explosieven. Sinds 1 januari 2003 is de door de gemeente te betalen drempelbijdrage verhoogd naar € 2,50 per inwoner (zonder maximum) en is het uitkeringspercentage verlaagd van 90% naar maximaal 80%.
Er wordt gewerkt aan een nieuw Bijdragebesluit waarin verwezen wordt naar de beoordelingsrichtlijn van SZW waarin de voorwaarden staan waaraan een (civieltechnisch explosieven)opsporingsbedrijf moet voldoen. Daarnaast biedt het nieuwe Bijdragebesluit meer houvast voor gemeenten bij de aanbesteding van nieuwe projecten.
A. Risicoanalyse en planvorming | € 1,525 mln |
B. Operationalisering | € 2,200 mln |
C. Kwaliteit, bestuur en toezicht | € 1,375 mln |
D. Geneeskundige hulpverlening bij rampen (GHOR) | € 0,550 mln |
E. Risicobeleid en veiligheidsbewustzijn | € 1,500 mln |
F. Internationale samenwerking | € 0,405 mln |
G. Materiële voorzieningen en landelijke faciliteiten | € 9,086 mln |
H. Financiering partners in de rampenbestrijding | € 62,298 mln |
I. Adequate organisatie informatiehuishouding en communicatie | € 0,198 mln |
J. Bovenregionaal/internationaal inzetbare voorziening ten behoeve van de rampenbestrijding | € 3,630 mln |
K. Uitvoering Bijdragebesluit kosten ruiming explosieven Tweede Wereldoorlog | € 29,992 mln |
Overige kosten operationele doelstelling 3
Inzetkosten bij rampen. | Uitvoering van de Wet tegemoetkoming schade bij rampen en zware ongevallen. |
Bijdrage Kenniscentrum Psychosociale hulpverlening. | Bijdrage leveren aan het verbeteren van de psychosociale zorg na rampen. |
Jaarlijkse bijdragen aan instellingen op het terrein van rampenbeheersing en geneeskundige hulpverlening. | Bijdrage leveren aan de voorbereiding, uitvoering en nazorg van de geneeskundige hulpverlening bij zware ongevallen en rampen. Bijdrage leveren aan de ontwikkeling van kennis op het gebied van de urgentiegeneeskunde. Bijdrage leveren aan de totstandkoming van een samenhangend en gecoördineerd beleid van rijk, provincies en gemeenten ten aanzien van de rampenbestrijding in brede zin. |
Rechtspositionele voorzieningen. | Uitvoering van een aantal rechtpositionele voorzieningen ten behoeve van (ex-)rampbestrijders. |
Nationaal Meetnet Radioactiviteit (NMR). | Instandhouding van het meetnet. |
Verstrekken van uitkeringen en bijdragen.
Inzetkosten bij rampen | € 0,453 mln |
Jaarlijkse bijdragen | € 0,621 mln |
Rechtspositionele voorzieningen | € 1,745 mln |
NMR | € 0,545 mln |
Overzicht prestatiegegevens | ||
Prestatie-indicatoren | Basiswaarde | Streefwaarde |
Risicoanalyse en planvorming | ||
De prestaties ten aanzien van de rampenbeheersing in relatie tot de geïnventariseerde risico's. | Het model voor het regionaal beheersplan rampenbestrijding is in 2003 beschikbaar. | Alle regio's hebben eind 2004 een bestuurlijk vastgesteld beheersplan rampenbestrijding, waarin de regionale maatscenario's en te leveren operationele prestaties in relatie tot onderkende risico's zijn opgenomen. |
De gemeentelijke planvorming op het gebied van rampenbeheersing. | Alle doelgroepen beschikken in 2003 over het Handboek Voorbereiding Rampenbestrijding en de digitale bibliotheek is operationeel. | De beheersorganisatie van de documentatie rampenbestrijding is in 2004 operationeel. |
Operationalisering rampenbestrijding | ||
De mate en de kwaliteit van het opleiden en oefenen als onderdeel van de voorbereiding op het bestrijden van rampen en zware ongevallen | Het beleid t.a.v. het opleiden en oefenen is te weinig praktijk georiënteerd, te vrijblijvend en sluit te weinig aan op het kwaliteitsbeleid. Het oefenen is onvoldoende cyclisch van aard, er wordt te weinig van geleerd en is te gecompliceerd. | De partners in de rampenbestrijding hebben eind 2004 de opleidingen aangepast, zodat ze beter aansluiten op het reguliere onderwijs. Het oefenproces wordt ondersteund door IT en niet-geautomatiseerde oefenmethodieken. Opleiden en oefenen sluiten integraal op elkaar aan en vormt onderdeel van de kwaliteitsborging. |
De operationele informatievoorziening als onderdeel van de rampenbestrijding. | Het ontbreekt aan een integrale visie ten aanzien van operationele informatievoorziening. | In de loop van 2004 is er een visie ontwikkeld, die is vastgesteld door de partners. Deze visie bepaalt de kaders voor het uitvoerend beleid. Het uitvoerend beleid wordt ingevuld door de ICT-Raad rampenbestrijding en crisisbeheersing. |
Een bovenregionale en een internationaal inzetbare voorbereiding op de rampenbestrijding. | In 2003 zijn de voorbereidingen voor een bovenregionaal inzetbare voorziening en een landelijke ondersteuningsfaciliteit zijn getroffen. | Een bovenregionaal inzetbare voorziening is in 2004 operatoneel en een landelijke ondersteuningsfaciliteit is voorbereid. |
Kwaliteit, bestuur en toezicht | ||
De kwaliteit van de organisatie, de structuur en het toezichtarrangement van de rampenbeheersing. | Bestuurders zijn onvoldoende bewust van de eigen verantwoordelijkheid rondom veiligheid en rampenbestrijding. | Er is in 2004 een actieprogramma verhoging veiligheidsbewustzijn bestuurders beschikbaar gesteld. |
Veiligheidsregio's | ||
Territoriale congruentie, schaalgrootte en bestuurlijke integratie. | De brandweer- en GHOR regio's zijn bijna allemaal territoriaal congruent met de politieregio, maar nog niet overal bestuurlijk geïntegreerd. Over de bestuurlijke vorm van de veiligheidsregio en de financiële structuur daarvan moet een standpunt worden geformuleerd. | De wijze waarop de financiering, inbedding, aansturing en ambtelijke structuur van de veiligheidsregio's op regionaal niveau vorm moet krijgen is in 2004 ten aanzien van de politie, de GHOR en de gemeentelijke en regionale brandweren nader uitgewerkt. |
Risicobeleid en veiligheidsbewustzijn | ||
Model risicokaart. | Er is een functioneel ontwerp gemaakt voor het model risicokaart. | De risicokaart is geïmplementeerd en in 2004 in gebruik bij gemeenten. |
Zelfredzaamheid en hulpverlening. | De borging van zelfredzaamheid en hulpverlening in regelgeving is onvoldoende. | De rol van zelfredzaamheid en hulpverlening is in regelgeving geborgd voor onder meer vervoer gevaarlijke stoffen (2007) en tunnelveiligheid (2005). |
Informatie bevolking. | De bevolking is onvoldoende op de hoogte van wat zij moet doen ten tijde van een ramp. | De VORAMP-campagne is in 2004 wederom uitgevoerd en de bevolking is voldoende op de hoogte van wat zij moet doen ten tijde van een ramp. |
Overzicht beleidsevaluatie | |||
Operationele doelstelling | Startdatum | Einddatum | Onderwerp |
3.3: Ondersteunen partners in Rampenbestrijding. | Jan-04 | Okt-04 | Evaluatie Wet tegemoetkoming schade bij rampen en zware ongevallen. |
Jan-04 | Juli-04 | Evaluatie Besluit Bedrijfsbrandweren. |
Het aantal voorgenomen beleidsevaluaties is beperkt. Enerzijds heeft dit als oorzaak dat onlangs een omvangrijke, tussentijdse evaluatie heeft plaatsgevonden van de beleidsnota rampenbestrijding 2000–2004. Hiermee is een tussentijds beeld verkregen van de versterking van de rampenbestrijding, i.c. het proces dat in 1998 in gang is gezet. Anderzijds is een aantal beleidsonderwerpen, voortgekomen uit de kabinetsstandpunten Enschede en Volendam, onlangs afgerond. Evaluatie van dit beleid is eerst op langere termijn aan de orde.
3. Tabel Budgettaire gevolgen van beleid
Budgettaire gevolgen van beleid (x € 1 000) | |||||||
3: Rampenbeheersing en brandweer | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 |
Verplichtingen | 163 131 | 164 833 | 137 462 | 152 295 | 157 107 | 158 075 | 158 075 |
1. apparaat | 12 879 | 9 959 | 9 843 | 9 839 | 9 837 | 9 834 | 9 834 |
2. ondersteunen brandweer | 8 856 | 10 558 | 7 776 | 7 574 | 8 267 | 8 268 | 8 268 |
3. ondersteunen partners in rampenbestrijding | 141 396 | 144 316 | 119 843 | 134 882 | 139 003 | 139 973 | 139 973 |
Uitgaven | 159 965 | 165 488 | 138 854 | 153 687 | 158 499 | 159 466 | 159 466 |
1. apparaat | 12 319 | 9 959 | 9 843 | 9 839 | 9 837 | 9 834 | 9 834 |
2. ondersteunen brandweer | 9 227 | 10 586 | 7 804 | 7 602 | 8 295 | 8 295 | 8 295 |
3. ondersteunen partners in rampenbestrijding | 138 419 | 144 943 | 121 207 | 136 246 | 140 367 | 141 337 | 141 337 |
Ontvangsten | 1 242 | 250 | 250 | 250 | 250 | 250 | 250 |
Budgetflexibiliteit (kasflexibiliteit) (x € 1 000) | ||||||||||
3: Rampenbeheersing en brandweer | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | |||||
1. Totaal geraamde kasuitgaven | 138 854 | 153 687 | 158 499 | 159 466 | 159 466 | |||||
2. Waarvan apparaatuitgaven | 9 843 | 9 839 | 9 837 | 9 834 | 9 834 | |||||
3. Dus programma-uitgaven | 129 011 | 143 848 | 148 662 | 149 632 | 149 632 | |||||
Waarvan op 1 januari 2004: | ||||||||||
4. juridisch verplicht | 10% | 12 880 | 2% | 2 873 | 1% | 1 485 | 1% | 1 494 | 1% | 1 494 |
5. complementair noodzakelijk | 6% | 7 728 | 6% | 8 618 | 6% | 8 907 | 6% | 8 965 | 6% | 8 965 |
6. bestuurlijk gebonden (maar niet juridisch) | 74% | 95 313 | 74% | 106 292 | 65% | 96 494 | 63% | 94 136 | 63% | 94 136 |
7. beleidsmatig gereserveerd (o.g.v. een wettelijke regeling of beleidsprogramma) | 10% | 13 090 | 18% | 26 065 | 28% | 41 776 | 30% | 45 037 | 30% | 45 037 |
8. beleidsmatig nog niet ingevuld | ||||||||||
9. Totaal (=3) | 100% | 129 011 | 100% | 143 848 | 100% | 148 662 | 100% | 149 632 | 100% | 149 632 |
5. Veronderstellingen in effectbereiking, doelmatigheid en raming
Aan de hiervoor geformuleerde operationele doelstellingen heeft een aantal veronderstellingen ten grondslag gelegen:
– eind 2002 is het wetsvoorstel kwaliteitsbevordering rampenbestrijding aan de Tweede Kamer aangeboden. Een aantal voorgenomen activiteiten is gebaseerd op dit wetsvoorstel. Er is van uit gegaan dat de Wet kwaliteitsbevordering rampenbestrijding (Wkr) per 1 januari 2004 van kracht zal zijn,
– het huidige aantal vrijwilligers bij de brandweer van circa 22000 zal constant blijven,
– de wijze van financiering van de Brandweer- en GHOR-regio's door het rijk, i.c. de toepassing van het Interim Besluit bestrijding van rampen en zware ongevallen (IBDUR) en daarnaast vanuit het gemeentefonds zal in 2004 niet veranderen.
6. Groeiparagraaf implementatie VBTB
De rampenbestrijding en de brandweerzorg is allereerst een gemeentelijke verantwoordelijkheid. De minister van BZK is systeemverantwoordelijk. Dat wil zeggen, de minister van BZK verschaft instrumenten aan de operationele organisaties. Hiermee wordt het mogelijk gemaakt effectief te kunnen optreden. Het is afhankelijk van het gebruik ervan door deze organisaties of daarmee ook de beoogde effectiviteit, i.c. de verbetering van het prestatievermogen, wordt gerealiseerd.
Als prestatie-indicator zijn in de begroting in veel gevallen de door de minister van BZK aangereikte instrumenten opgenomen. Hiermee wordt een beeld gegeven in hoeverre de minister van BZK het mogelijk heeft gemaakt de brandweer en rampenbestrijdingsorganisatie effectief te laten functioneren. Het effect, dat met deze instrumenten wordt bereikt, zal echter niet op korte termijn meetbaar zijn. Bovendien zijn de effecten, in de vorm van meetbare prestatiegegevens, niet in alle gevallen voorhanden. De effecten van het beleid zullen om die reden op een andere wijze dan het gebruik kunnen maken van bestaande gegevens onderzocht moeten worden. Bezien zal worden welke mogelijkheden hiervoor bestaan alsmede de consequenties hiervan voor de toelichting in de begroting in de komende jaren.
BELEIDSARTIKEL 4: PARTNERS IN VEILIGHEID
1. Algemene beleidsdoelstelling
Het verbeteren c.q. optimaliseren van het functioneren van en de samenwerking tussen de partners in veiligheid (politie, Marechaussee, brandweer, ambulancediensten, Krijgsmacht, centrale overheid, gemeenten en bedrijven), opdat zij de openbare orde kunnen handhaven en de veiligheid in Nederland kunnen verhogen.
De volgende operationele doelstellingen moeten een bijdrage leveren voor het verbeteren en optimaliseren van het functioneren en samenwerken van de partners in veiligheid:
– het bevorderen van een adequaat integraal veiligheidsbeleid. De veiligheid van de burgers in Nederland moet worden vergroot. Dit vergt een geïntegreerde aanpak van de veiligheidsproblematiek op alle bestuurlijke niveaus. De minister van BZK treedt hierbij coördinerend op;
– een adequate bestuurlijke coördinatie van orde- en veiligheidsmaatregelen, bijstandsverlening en crisisbeheersing. De minister van BZK is verantwoordelijk voor het adequaat coördineren van de crisisbeheersing. De crisisbesluitvorming op rijksniveau wordt door het Nationaal Coördinatiecentrum (NCC) gefaciliteerd. Het NCC ondersteunt de betrokken ministers ten tijde van crises en daarnaast coördineert het NCC het beleid en de uitvoering daarvan op het gebied van de crisisbeheersing;
– het bijdragen aan samenhang in een gemeenschappelijk gebruik van de ICT-infrastructuur. Door een samenhangend geheel van ICT-voorzieningen kunnen de partners efficiënter en effectiever opereren en communiceren. Op het gebied van de politie wordt op dit moment een inhaalslag gemaakt. Daarnaast is begonnen met het aanbrengen van samenhang tussen de verschillende diensten en er wordt naar gestreefd het project C2000 in 2004 te hebben afgerond. De minister van BZK voert dit beleid uit in samenwerking met de andere ketenpartners;
– het realiseren van het netwerk C2000. Er wordt naar gestreefd het project C2000 in 2004 te hebben afgerond.
2. Nader geoperationaliseerde doelstellingen
Operationele doelstelling 2: Het bevorderen van een adequaat integraal veiligheidsbeleid
2.1. Integraal Veiligheidsbeleid
– Verbeteren van de meetbaarheid van de veiligheid in Nederland en de veiligheidsgevoelens van de burgers. Het kabinet heeft het programma Naar een veiliger samenleving (kamerstukken II, 2002/2003, 28 684, nr 9) naar de Tweede Kamer gestuurd. De veiligheid zal door prestatiemeting, effectmeting en evaluaties objectief aantoonbaar en kwantitatief zichtbaar verbeterd moeten zijn. Of dat zo is, zal blijken uit de Jaarrapportage Veiligheid die tegelijk verschijnt met de oktoberrapportage over de voortgang van het Veiligheidsprogramma.
– Tegengaan van versnippering. Daartoe is het nodig de rol van de minister van BZK als coördinerend bewindspersoon voor het integraal veiligheidsbeleid te versterken, onder meer aan de hand van het adjunct-secretariaat in de huidige Raad voor de Veiligheid en het co-secretariaat van het Nationaal Platform voor Criminaliteitsbeheersing. In de Raad voor de Veiligheid worden (maatschappelijke) knelpunten op het gebied van de veiligheid geagendeerd en opgelost in samenspraak met betrokken bewindslieden. Deze maatschappelijke knelpunten zullen via een MDW-achtige aanpak (marktwerking, deregulering en wetgevingskwaliteit) worden aangepakt. Dat wil zeggen dat over de jaarlijks door de politiek te prioriteren 5 tot 10 onderwerpen met behulp van de meest betrokken partners binnen een kort tijdsbestek oplossingsrichtingen aan de Raad voor de Veiligheid zullen worden voorgelegd. De minister van BZK coördineert tevens de pijler veiligheid in het kader van het Grotestedenbeleid (GSB). De coördinerende rol wordt daarnaast nog versterkt via intensivering van de publiek-private samenwerking met het bedrijfsleven. Op gemeentelijk niveau ligt de verantwoordelijkheid voor het realiseren van lokaal integraal veiligheidsbeleid, dat is gebaseerd op een vooraf door het lokale bestuur uitgevoerde veiligheidsanalyse. Tot slot zal in de uitvoering van het veiligheidsbeleid een bundeling van activiteiten met Justitie en andere partners in veiligheid in gang worden gezet om versnippering tegen te gaan.
– In het kader van het Veiligheidsprogramma zullen de effecten van de aanvullende afspraken die met de grote steden (G30) zijn gemaakt op het terrein van veiligheid (de vierde pijler van het GSB), worden gemeten via de voortgangsrapportage van het Veiligheidsbeleid. Deze rapportage sluit volledig aan bij de rapportage over de veiligheid in de GSB-monitor. De afspraken vormen een opmaat voor de convenantperiode 2005–2009 van het grote stedenbeleid (GSB III). In 2004 zal verder invulling worden gegeven aan de maatregelen zoals die in genoemd programma zijn verwoord. Daarbij kan onder meer worden gedacht aan versterking van de bestuurlijke handhaving, de ambities rond de keurmerken Veilig Wonen en Veilig Ondernemen en de Kwaliteitsmeter Veilig Uitgaan, beveiliging van diefstalgevoelige apparaten, de vormgeving en inrichting van urgentiegebieden.
Behalve met de G30 worden ook met de overige gemeenten in Nederland afspraken gemaakt om Nederland concreet veiliger te maken. Datzelfde geldt voor de private partijen (bijv. Verbond voor Verzekeraars). Ook over de voortgang van de uitvoering van deze afspraken wordt gerapporteerd via de voortgangsrapportages van het Veiligheidsprogramma.
In het Centrum voor criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV), ingangsdatum eind 2003, wordt een aantal versnipperde activiteiten samengebracht. Volgens het Veiligheidsprogramma is het noodzakelijk kennis en expertise te bundelen en een brede toepassing van preventieve maatregelen te bevorderen. Het CCV ondersteunt gemeenten en private partijen bij het implementeren van integraal veiligheidsbeleid en van criminaliteitspreventie. De primaire inzet van het CCV is aangegeven in de jaarprogrammering, die is goedgekeurd door de ministers van BZK en van Justitie. Uiterlijk begin 2004 is bekend wat deze jaarprogrammering voor dat jaar inhoudt.
– Het uitbrengen van de Jaarrapportage Veiligheid, waarin onder andere de actuele standen van de beoogde maatschappelijke effecten (outcome) van het Veiligheidsprogramma en een vergelijking tussen regio's en/of gemeenten op het gebied van veiligheid (benchmark) aan de orde komen. De Monitor Bedrijven en Instellingen (MBI), die de stand van zaken rond veiligheid in een aantal bedrijven en (overheids-)instellingen meet, wordt in samenwerking met Justitie opnieuw uitgebracht. De MBI levert gegevens die ook van belang zijn voor het veiligheidsprogramma.
– Om de samenhang en de samenwerking met betrekking tot het Integraal Veiligheidsbeleid te bevorderen zullen daarop gerichte publieke en publiek-private initiatieven waar mogelijk worden gecontinueerd en versterkt. Het gaat hier om het ontwikkelen, implementeren en communiceren van veiligheidsconcepten- en arrangementen zoals keurmerken, Veiligheidseffectrapportage, een fietsenregistratiesysteem. Waar mogelijk en gewenst worden dergelijke activiteiten aan het CCV gerelateerd, zodat aan de implementatie daarvan een extra impuls wordt gegeven. Er wordt een onderzoek verricht naar de effecten van enkele keurmerken op het gebied van de integrale veiligheid.
Opbouwen en onderhouden van netwerken met de veiligheidspartners op centraal, regionaal en lokaal niveau | € 1,639 mln |
Monitoring (Jaarrapportage Veiligheid), onderzoek en strategie-ontwikkeling | € 0,386 mln |
Waar mogelijk financiële ondersteuning publiek-private initiatieven voor bevordering samenhang en samenwerking bij het integraal veiligheidsbeleid | € 1,580 mln |
Overzicht prestatiegegevens | |||
Operationele doelstellingen | Prestatie-indicatoren | Basiswaarde1 | Streefwaarde1 |
4.2: Het bevorderen van een adequaat integraal Veiligheidsbeleid. | Uitbrengen van een Jaarrapportage Veiligheid met meting van de effecten van het Veiligheidsprogramma. | 0 | 1 |
Uitbrengen van de Monitor Bedrijven en Instellingen (MBI). | 0 | 1 |
1 De bovenstaande basiswaarde heeft betrekking op 1 januari 2004 en de streefwaarde op 31 december 2004.
Bij de aanduiding van de prestatie-indicatoren bij de begroting 2004 is uitgegaan van de door BZK te beïnvloeden factoren. Deze factoren zijn gericht op het in kaart brengen van, stimuleren en implementeren van integraal veiligheidsbeleid op lokaal niveau.
Zoals ook uit de daaraan voorafgaande paragrafen blijkt, worden er meer (beleids)produkten gegenereerd die zich echter niet in basis- en streefwaarden laten registreren.
Overzicht beleidsevaluatie | |||
Operationele doelstelling | Startdatum | Einddatum | Onderwerp |
4.2: Onderzoek en Strategieontwikkeling. | Mrt 2003 | Sep 2004 | Veiligheidsrapportage 2004. |
Onderzoek. | Dec 2004 | Juni 2005 | Evaluatie stelsel Bewaking en Beveiliging. |
2.2. Een adequate bestuurlijke coördinatie van orde- en veiligheidsmaatregelen, bijstandsverlening en crisisbeheersing
Een optimale coördinatie van orde- en veiligheidsmaatregelen, bijstandsverlening en crisisbeheersing door middel van het realiseren van de volgende subdoelstellingen:
1. adequate informatie-uitwisseling en communicatie tussen bestuurlijke partners;
2. versterkte operationele paraatheid en bestuurlijke coördinatie bij het nemen van orde- en veiligheidsmaatregelen waaronder bewaking en beveiliging van mensen en objecten – en van de bijstandsverlening;
3. het tot stand brengen van een samenhangend stelsel van voorzieningen om – in samenwerking met andere organisaties in (acute) noodsituaties de veiligheid te waarborgen;
4. waarborgen van de continuïteit van vitale producten en diensten van overheid en bedrijfsleven, waaronder ICT;
5. intensivering van opleidingen en (internationale) oefeningen.
ad 1. Invoeren van een nieuw meldingenbeheersysteem en verbeteren van het informatie- en documentatiesysteem. Vanuit deze informatiepositie zorgen voor een op de behoefte afgestemde uitwisseling van geverifieerde informatie tussen de verschillende overheden over (dreigende) grootschalige c.q. ernstige verstoringen van de openbare orde en veiligheid en crisisomstandigheden;
ad 2. De 24-uurs openstelling stelt het NCC in staat om onder alle omstandigheden alert op gebeurtenissen te reageren en de vereiste sturing en afstemming van de te nemen maatregelen direct ter hand te nemen;
ad 3. Om het integrale crisisbeheersingsbeleid daadwerkelijk gestalte te geven wordt het volgende ondernomen:
– samenwerking met alle betrokken partijen ten behoeve van de vormgeving van het crisisbeheersingsbeleid: ministeries, medeoverheden, operationele instanties, maatschappelijke organisaties en bedrijfsleven,
– het formuleren van een helder begrippenkader (betekenis van gangbare, maar door elkaar gebruikte begrippen als crisisbeheersing, risicobeheersing, rampenbeheersing/-bestrijding, interne en externe veiligheid etc. en hun onderlinge relatie),
– het versterken van de beleidsontwikkeling op het terrein van crisisbeheersing en het bevorderen van de onderlinge samenhang van deelterreinen: multidisciplinariteit en integraal crisisbeheersingsbeleid,
– het aangeven van de speerpunten in het crisisbeheersingsbeleid voor de periode 2004–2007,
– het (nader) inhoud en vorm geven aan coördinatie, onderlinge uitwisseling van informatie en afstemming, overlegstructuur, borging van beleid, toezicht en rapportage; het gaat hier om aspecten die tot de normale taakuitoefening behoren, maar niet of onvoldoende worden uitgevoerd,
– aanpassing van het Nationaal Handboek Crisisbesluitvorming,
– in 2004 zullen de eerste resultaten in praktijk worden gebracht van een kwaliteitszorgsysteem voor crisisbeheersing door de rijksoverheid. Het betreft de implementatie van het deelproject Preparatie. Voor uitbouw van het systeem zal in 2004 een volgend deelproject worden gedefinieerd;
ad 4. De bevindingen van het project Bescherming Vitale Infrastructuur zullen een duidelijk beeld geven van de robuustheid van de Nederlandse infrastructuur. Inzicht zal worden verschaft in de kwetsbaarheid van vitale producten en diensten en in de omvang en effectiviteit van reeds getroffen beschermingsmaatregelen. Ook zullen tekortkomingen worden gesignaleerd waarvoor een samenhangend pakket van maatregelen zal worden ontwikkeld dat de continuïteit van vitale producten en diensten moet waarborgen. Het ontwikkelen van een pakket van maatregelen is geen éénmalige exercitie en zal daarom verankerd worden in de reguliere bedrijfsvoering van overheid en bedrijfsleven.
ad 5. Een goede voorbereiding op crises kenmerkt zich ook door het opleiden en oefenen van betrokkenen (ambtenaren en ministers). Daarnaast zijn oefeningen het instrument bij uitstek voor het testen van structuren en de evaluatie van beleid en procedures. Oefeningen leveren een belangrijke bijdrage aan de aanleg en onderhoud van (crisis)netwerken. Bovendien maken ze een wezenlijk onderdeel uit van het systeem van kwaliteitsborging voor crisisbeheersingsbeleid.
Tegen deze achtergrond organiseert het NCC onder meer interdepartementale oefeningen op niveau van interdepartementaal beleidsteam (jaarlijks) en ministerieel beleidsteam (tweejaarlijks), coördineert het de interdepartementale inbreng bij internationale oefeningen en zal het NCC een interdepartementaal opleidingsplan ontwikkelen.
Voor de programma-uitgaven is € 1,349 mln beschikbaar.
Overzicht prestatiegegevens | |||
Operationele doelstellingen | Prestatie-indicatoren | Basiswaarde1 | Streefwaarde1 |
4.2: Een adequate bestuurlijke coördinatie van orde- en veiligheidsmaatregelen, bijstandsverlening en Crisisbeheersing. | Oplevering nieuw Meldingenbeheersysteem (MBS). | 0 | 1 |
Aanpassing Handboek Crisisbesluitvorming. | 0 | 1 | |
Rapport Bescherming Vitale Infrastructuur. | 0 | 1 | |
Interdepartementaal opleidingsplan. | 0 | 1 | |
Jaarlijkse oefening interdepartementaal beleidsteam. | 0 | 1 | |
Jaarlijkse internationale oefening crisismanagement (civiel-militair). | 0 | 1 |
1 De bovenstaande basiswaarde heeft betrekking op 1 januari 2004 en de streefwaarde op 31 december 2004.
Operationele doelstelling 3: Het bijdragen aan samenhang in een gemeenschappelijk gebruik van de ICT-infrastructuur
De samenhang en samenwerking bij de ICT-voorzieningen in de OOV-sector moeten verder worden versterkt om het veiligheidsbeleid van het kabinet optimaal te kunnen ondersteunen. Dat gebeurt langs de volgende wegen:
– het realiseren van een ICT-basisvoorziening (LIB) voor alle veiligheidspartners, naast het verder ontwikkelen van de ICT-voorzieningen per OOV-sector. Het dagelijkse beheer van bestaande bovenregionale en landelijke ICT-voorzieningen met de daarbij behorende budgetten worden overgedragen aan het veld, waarbij het ministerie zich primair richt op het ontwikkelen van beleidskaders en het strategische beheer voor de ICT-voorzieningen in de OOV-sector;
– de uitvoering van het ICT-bestek Politie 2001–2005 voor de vernieuwing van de informatiehuishouding van de politie, waaronder de invoering van de elektronische aangifte, het elektronisch proces-verbaal en de bundeling van de ICT-voorzieningen van de 26 politiekorpsen in een beperkt aantal ICT-verzorgingsgebieden ten behoeve van de korpsen;
– het opstellen van samenhangend ICT-programma op het terrein van de rampenbestrijding, dat is gericht op de ontwikkeling van een kwalitatief goede informatievoorziening tussen de veiligheidspartners en het stellen van prioriteiten voor de daarbij te nemen stappen;
– een operationeel Geïntegreerd Meldkamer Systeem in alle meldkamers van de veiligheidsregio's.
– Voor de OOV-partners (politie, brandweer) en overige veiligheidspartners wordt een gezamenlijke datatransportdienst ontwikkeld, die wordt geïntegreerd met andere basisvoorzieningen als C2000, GMS en basisgegevensregistraties als het Nationaal Locatiebestand (NLB).
– Bijdragen aan de bekostiging, monitoring en sturing van de uitvoering van het ICT-bestek Politie en de daarop gebaseerde jaarplannen van de Regieraad ICT Politie en de coöperaties CIP en ISC.
– Het organiseren en faciliteren van een Adviescommissie ICT Rampenbestrijding die adviseert in een samenhangend ICT-programma voor de rampenbestrijding.
– Afronding van de invoering van GMS in de meldkamers van de OOV sector.
Voor deze operationele doelstelling is een totaal budget beschikbaar van € 76,116 mln, dat als volgt is onderverdeeld:
Beleidsontwikkeling en strategisch beheer van de bovenregionale landelijke infrastructuur, gegevensbestanden en applicaties | € 26,654 mln |
Bijdrage aan de Regieraad ICT-Politie ten behoeve van de realisatie van het Bestek ICT-Politie 2001–2005 | € 47,379 mln |
Ten behoeve van de Adviescommissie ICT Rampenbestrijding voor het voeren van het secretariaat en externe advisering | € 0,315 mln |
Afronding en implementatie van het project GMS | € 1,768 mln |
Overzicht prestatiegegevens | |||
Operationele doelstellingen | Prestatie-indicatoren | Basiswaarde1 | Streefwaarde1 |
4.3: Het bijdragen aan samenhang in een gemeenschappelijk gebruik van de infrastructuur. | Beschikbaarheid 1-1-2 netwerk. | 95% | 99,8% |
Aantal verzorgingsgebieden met een gemeenschappelijk rekencentrum voor de inliggende politieregio's. | 0 | 3 | |
Aantal gemeenschappelijke informatiesystemen voor de Nederlandse Politie. | 2 | 6 | |
Wettelijke basis voor een publiekrechtelijke samenwerkingsvoorziening ICT-politie. | Wetsvoorstel aangeboden aan de TK | Vastgestelde Wetswijziging | |
Projectplan ICT-raad Rampenbestrijding (inclusief financieel plan). | 0 | 1 | |
Aantal meldkamers van de BAP-diensten die voorzien zijn van een Geïntegreerd Meldkamersysteem (GMS). | 26 | 27 |
1 De bovenstaande basiswaarde heeft betrekking op 1 januari 2004 en de streefwaarde op 31 december 2004.
Operationele doelstelling 4: Realiseren van het netwerk C2000
– In de loop van 2004 wordt de uitrol van het landelijke netwerk C2000 afgerond.
– Het digitale radiocommunicatienetwerk voor politie, brandweer, geneeskundige hulpverleningsdiensten en Koninklijke Marechaussee zal operationeel zijn en door deze partijen in gebruik worden genomen.
– Het oprichten van een netwerkbeheerorganisatie bij ITO.
– In 2004 vinden de laatste afrondende werkzaamheden van het project C2000 plaats. Zo worden, als onderdeel van de infrastructuur, in het eerste kwartaal de laatste 50 opstelpunten opgeleverd; dit resulteert in het totale aantal van 385 opstelpunten.
– De huidige relatie tussen BZK en ITO in de rol van opdrachtgever en opdrachtnemer, leidt in de praktijk tot weinig doortastende besluitvorming en onduidelijkheid bij de leveranciers en het veld over de verantwoordelijkheidsverdeling. De projectdirectie Verbindingen en meldkamerdomein, onder directe aansturing van de directeur-generaal Openbare Orde en Veiligheid, is belast met de directe verantwoordelijkheid voor het contractmanagement en de directe aansturing van de leverancier. Met deze ingreep wordt die onduidelijkheid weggenomen. Daar moet overigens bij worden aangetekend dat dit voor de aansturing en regie een belangrijke stap is, maar organisatorisch een beperkte wijziging inhoudt. Dat is van belang omdat anders de aandacht teveel zou worden gericht op de interne organisatie.
– Er zal een intensief bestuurlijk informatietraject van start gaan, waarin met regionale bestuurders overleg wordt gevoerd over de specifieke zorgpunten uit de regio. Er zal duidelijkheid worden verschaft over de dekking van het netwerk. Als na testen van het netwerk blijkt dat de 95% niet wordt gehaald, zal BZK maatregelen treffen om alsnog de gegarandeerde dekking te realiseren. Daarnaast zal benchmarking worden gestimuleerd zodat de veiligheidsregio's van elkaars aanpak en oplossingen kennis kunnen nemen.
– Het project C2000 zal in 2004 overgaan van projectfase naar beheerfase.
Zodra het project is afgerond zal een eindrapportage naar de Tweede Kamer worden verzonden.
Voor het project C2000 is € 166,683 mln beschikbaar:
Voor netwerk gereserveerd | € 100,533 mln |
Projectkosten Verbindingen en Meldkamerdomein | € 17,622 mln |
Oprichten netwerkbeheerorganisatie, alsmede exploitatiekosten V&M | € 48,528 mln |
Overzicht prestatiegegevens | |||
Operationele doelstellingen | Prestatie-indicatoren | Basiswaarde1 | Streefwaarde1 |
4.4: Het realiseren van het netwerk C2000. | Opstelpunten netwerk C2000. | 335 | 385 |
Aangesloten meldkamers op C2000 netwerk. | 26 | 27 |
1 De bovenstaande basiswaarde heeft betrekking op 1 januari 2004 en de streefwaarde op 31 december 2004.
Operationele doelstelling 5: Realiseren van multidisciplinaire projecten
De slachtoffers van de Nieuwjaarsbrand in Volendam wordt maximale hulp en ondersteuning geboden bij het opbouwen van een eigen bestaan en het verwerven van een zelfstandige, onafhankelijke economische positie in de maatschappij. Het Centrum voor Reïntegratie en Nazorg (CRN) treedt hierbij naar getroffenen en zorgaanbieders adviserend en informerend, maar ook regisserend en coördinerend op.
Het CRN biedt de slachtoffers en hun naasten het volgende:
– ondersteuning in het zoeken van mogelijkheden op maat voor (bij)scholing en (her)intreding op de arbeidsmarkt;
– begeleiding in het zoeken van de juiste lichamelijke en psycho-sociale nazorg;
– verlaging van drempels van instellingen en coördinatie van hun aanbod;
– hulp bij het vinden van oplossingen via regelingen;
– praktische en emotionele ondersteuning dicht bij huis;
– een ontmoetingsplaats.
Het budget voor de activiteiten voor het CRN bedraagt € 1,008 mln.
Voor iedere veiligheidsregio het naar één locatie brengen en samenvoegen van de meldkamers van de politie, brandweer en ambulancediensten.
Er zullen 25 meldkamers moeten worden gecolokeerd in de 25 veiligheidsregio's. De meldkamers moeten voorafgaand of parallel aan de uitrol van C2000 gecolokeerd zijn, dan wel tijdelijke voorzieningen treffen om de installatie van C2000 doorgang te laten vinden. Het ondersteunen van de veiligheidsregio's door BZK bij het colokeren van de meldkamers is gestart in juli 2001 en zal doorlopen tot eind 2004.
Eind 2003 zijn 17 meldkamers van de in totaal 25 regio's gecolokeerd. Alle overige regio's hebben voor de landelijke invoering van C2000 vooruitlopend op de bouw van de gecolokeerde meldkamer, tijdelijke voorzieningen in de huidige meldkamers getroffen. Van de resterende 8 regio's zullen in de loop van 2004 vijf regio's over een gecolokeerde meldkamer gaan beschikken. Daarmee wordt de tijdelijke voorziening die in 2003 is getroffen beëindigd. De tijdelijke voorziening bij de regio Kennemerland zal in 2005 worden omgezet in een definitief gecolokeerde meldkamer en in Rotterdam in 2006. Van de laatste regio (Amsterdam-Amstelland) is nog niet bekend wanneer wordt overgegaan naar een gecolokeerde meldkamer. Het colokeren is een proces dat plaatsvindt onder verantwoordelijkheid van de regio.
Het budget voor deze activiteiten in 2004 bedraagt € 0,347 mln.
5.3. Landelijk Operationeel Coördinatiecentrum (LOCC)
Na de vuurwerkramp en de nieuwjaarsbrand hebben de verschillende disciplines die betrokken zijn bij de rampenbestrijding de behoefte uitgesproken aan een vorm van landelijke operationele coördinatie. Hiertoe zal in 2004 het Landelijk Operationeel Coördinatiecentrum worden gerealiseerd, met als hoofdtaak de coördinatie van de multidisciplinaire operationele ondersteuning bij grootschalige rampen en evenementen.
Het LOCC vormt als een faciliterende en coördinerende organisatie een belangrijke schakel in de operationele opschaling. De kerntaak betreft de coördinatie van de operationele ondersteuning van de diverse disciplines bij grootschalige rampen en evenementen en de advisering hieromtrent aan het NCC en de regio's. Het LOCC zal beschikken over een permanente kernbezetting van waaruit opgeschaald kan worden. Het LOCC zal ook reguliere operationele taken uitvoeren aansluitend op de geuite behoefte vanuit de diverse disciplines. Een snelle en efficiënte opschaling zal hierdoor bevorderd worden.
Het LOCC dient op grond van bovenstaande punten in elk geval te voorzien in:
– operationele coördinatie op landelijk niveau zowel ter ondersteuning van het NCC als de regio's;
– de organisatie van geïntegreerde multidisciplinaire informatievoorziening ten behoeve van de regio's en het NCC;
– een stevige backoffice waarin de operationele aspecten van de diverse disciplines in samenhang kunnen worden voorbereid;
– de beschikbaarheid van een actuele databank waarin alle beschikbare menskracht en middelen zijn opgenomen die nodig zijn bij rampen of andere activiteiten die groot of zeer ernstig van aard zijn;
– het inzicht en de kennis inzake de processen die zich tijdens calamiteiten voordoen.
Het budget voor de activiteiten van het LOCC bedraagt € 1,5 mln.
Overzicht prestatiegegevens | |||
Operationele doelstellingen | Prestatie-indicatoren | Basiswaarde1 | Streefwaarde1 |
4.5: Het realiseren van multidisciplinaire projecten. | Realiseren van 25 gecolokeerde meldkamers. | 17 | 22 |
1 De bovenstaande basiswaarde heeft betrekking op 1 januari 2004 en de streefwaarde op 31 december 2004.
3. Tabel Budgettaire gevolgen van beleid
Budgettaire gevolgen van beleid (x € 1 000) | |||||||
4: Partners in veiligheid | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 |
Verplichtingen | 200 833 | 154 798 | 222 130 | 98 720 | 61 876 | 83 043 | 83 043 |
1. apparaat | 9 582 | 7 487 | 6 697 | 6 915 | 6 873 | 6 872 | 6 872 |
2. integraal veiligheidsbeleid | 52 640 | 10 052 | 4 954 | 4 175 | 4 086 | 4 065 | 4 065 |
3. ICT-infrastructuur | 97 771 | 82 241 | 76 116 | 67 563 | 31 080 | 52 280 | 52 280 |
4. netwerk C2000 | 40 840 | 37 863 | 132 508 | 18 557 | 18 327 | 18 326 | 18 326 |
5. projecten | 0 | 17 155 | 1 855 | 1 510 | 1 510 | 1 500 | 1 500 |
Uitgaven | 247 351 | 246 331 | 257 305 | 99 720 | 62 876 | 83 043 | 83 043 |
1. apparaat | 8 795 | 7 487 | 6 697 | 6 915 | 6 873 | 6 872 | 6 872 |
2. integraal veiligheidsbeleid | 49 035 | 10 052 | 4 954 | 4 175 | 4 086 | 4 065 | 4 065 |
3. ICT-infrastructuur | 95 507 | 82 241 | 76 116 | 67 563 | 31 080 | 52 280 | 52 280 |
4. netwerk C2000 | 94 014 | 132 396 | 166 683 | 18 557 | 18 327 | 18 326 | 18 326 |
5. projecten | 0 | 14 155 | 2 855 | 2 510 | 2 510 | 1 500 | 1 500 |
Ontvangsten | 4 312 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Budgetflexibiliteit (kasflexibiliteit) (x € 1 000) | ||||||||||
4: Partners in veiligheid | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | |||||
1. Totaal geraamde kasuitgaven | 257 305 | 99 720 | 62 876 | 83 043 | 83 043 | |||||
2. Waarvan apparaatuitgaven | 6 697 | 6 915 | 6 873 | 6 872 | 6 872 | |||||
3. Dus programma-uitgaven | 250 608 | 92 805 | 56 003 | 76 171 | 76 171 | |||||
Waarvan op 1 januari 2004: | ||||||||||
4. juridisch verplicht | 11% | 26 594 | 6% | 5 246 | 2% | 1 000 | ||||
5. complementair noodzakelijk | ||||||||||
6. bestuurlijk gebonden (maar niet juridisch) | 89% | 224 014 | 94% | 87 443 | 91% | 50 934 | 95% | 72 103 | 95% | 72 103 |
7. beleidsmatig gereserveerd (o.g.v. een wettelijke regeling of beleidsprogramma) | 116 | 7% | 4 069 | 5% | 4 068 | 5% | 4 068 | |||
8. beleidsmatig nog niet ingevuld | ||||||||||
9. Totaal (=3) | 100% | 250 608 | 100% | 92 805 | 100% | 56 003 | 100% | 76 171 | 100% | 76 171 |
Ad 6. Specificatie:
Onderwerp | Document | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 |
C2000. | Eindrapport werkgroep Kosten en Baten versie 1.0. | 166 683 | 18 800 | 18 800 | 18 800 | 18 800 |
Regieraad ICT Politie. | Meerjarenraming Regieraad. | 47 250 | 38 207 | 1 778 | 22 433 | 22 433 |
Integraal veiligheidsbeleid. | Actieprogramma naar een veiliger samenleving. | 3 586 | 3 586 | 3 586 | 3 586 | 3 586 |
Geïntegreerd Meldkamersysteem. | Brief (GMS96/308) aan TK waarin is verwoord dat het Rijk 50% van de beheerkosten voor haar rekening neemt. | 1 763 | 1 763 | 1 763 | 1 763 | 1 763 |
Landelijk telefoon- nummer politie. | Bijdrage Nederlands Politie Instituut. | 1 150 | 1 150 | 1 150 | 1 150 | 1 150 |
ICT-raad rampenbestrijding. | Actieprogramma bewust veiliger. | 315 | 315 | 315 | 315 | 315 |
Multidisciplinaire en internationale basisvoorzieningen voor ICT. | Actieprogramma naar een veiliger samenleving en bewust veiliger. | 18 675 | 18 595 | 19 109 | 19 109 | |
Borging essentiële ICT voorzieningen. | Verdrag van Schengen en bestek ICT politie. | 2 535 | 4 000 | 4 000 | 4 000 | 4 000 |
NCC. | Instellingsbesluit DGOOV. | 732 | 947 | 947 | 947 | 947 |
Totaal categorie 6 | 224 014 | 87 443 | 50 934 | 72 103 | 72 103 |
5. Veronderstellingen in effectbereiking, doelmatigheid en raming
– Operationele doelstelling 2: Verondersteld mag worden dat de veranderingen die zijn aangebracht in de prestatie-indicatoren, in het bijzonder voor veiligheidsbeleid, beter stuurbaar en controleerbaar zullen zijn.
Het opgenomen budget (apparaat- en programma-uitgaven) voor het NCC is gebaseerd op reguliere activiteiten. In crisissituaties wordt het NCC opgeschaald om bestuurders te faciliteren in het nemen van orde- en veiligheidsmaatregelen. De daarmee samenhangende kosten zijn niet voorspelbaar en derhalve niet begroot binnen dit artikel.
Het programma Naar een veiliger samenleving geeft aan welke concrete doelstelllingen het kabinet voor 2006 nastreeft en hoe het kabinet die doelstelling wil bereiken. Er bestaat een risico dat voor realiseren van alle genoemde doelstellingen onvoldoende budget beschikbaar zal zijn.
– Operationele doelstelling 3: Er is een risico dat de vervanging van het huidige PolitieNet niet goed of tijdig geschiedt. Als maatregel wordt de eis gesteld dat ISC (de aanbodcoöperatie) als directievoerder namens BZK jegens ITO tijdig en voldoende de vervanger van PolitieNet oplevert, eventueel het huidige PolitieNet langer subsidiëren. Daarnaast bestaat het risico dat regionale politiekorpsen niet meewerken aan de overgang naar de vervanger van PolitieNet. Als maatregel kan de overgang naar de vervanger van het PolitieNet, door regelgeving, verplicht worden gesteld.
– Operationele doelstelling 4: Voor het project C2000 wordt verondersteld dat in de loop van 2004 het digitale radiocommunicatienetwerk voor politie, brandweer, Koninklijke Marechaussee en geneeskundige hulpverleningsdiensten operationeel is. Na realisatie doet de beheerfase haar intrede. De beheerfase maakt onderdeel uit van operationele doelstelling 3 (bijdragen aan samenhang in en gemeenschappelijk gebruik van de ICT-infrastructuur) waardoor waarschijnlijk operationele doelstelling 4 (realiseren van het netwerk C2000) zal komen te vervallen.
Als risico's voor het project C2000 worden gezien het draagvlak bij de gebruikers, de dekking van het netwerk en de haalbaarheid van de einddatum van het project. Daarnaast hebben de betrokken partijen een eigen verantwoordelijkheid voor het daadwerkelijk in gebruik nemen van C2000 en de voorbereidingen daarop. BZK vervult hierbij een voorwaardenscheppende en ondersteunende rol.
– Operationele doelstelling 5: Voor het project Colokatie Meldkamers gelden dezelfde risico's als benoemd onder operationele doelstelling 4.
6. Groeiparagraaf implementatie VBTB
In algemene zin geldt voor het begrotingsjaar 2004 dat een verbeterslag is gemaakt ten aanzien van de prestatie-indicatoren op het gebied van veiligheidsbeleid. Nagenoeg alle operationele doelstellingen zijn gedekt door prestatie-indicatoren. Beleidsevaluatie is een verbeterpunt voor het jaar 2004.
Ten aanzien van operationele doelstelling 2 geldt dat hierin eveneens de activiteiten van het Nationaal Coördinatiecentrum (NCC) zijn opgenomen. Gezien de huidige ontwikkelingen op het gebied van beveiliging en crisisbeheersing (aanbevelingen commissie Van den Haak ten aanzien van het feitenonderzoek beveiliging Pim Fortuyn) wordt in 2004 bezien of een aparte operationele doelstelling noodzakelijk is.
Als onderdeel van de oprichting van het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) zal in het kader van VBTB een nulmeting in 2004 worden gehouden, om tot een verbetering te komen van de huidige praktijk.
BELEIDSARTIKEL 5: NATIONALE VEILIGHEID
1. Algemene beleidsdoelstelling
De Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) bevordert de nationale veiligheid als bedoeld in de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (Wiv) en de Wet veiligheidsonderzoeken (Wvo).
In de Wiv en de Wvo zijn de taken van de AIVD en de daartoe aan de dienst verleende bevoegdheden vastgelegd. Op grond hiervan doet de AIVD onderzoek naar personen, stromingen en fenomenen, (inter)nationale organisaties en maatschappelijke en politieke ontwikkelingen in binnen- en buitenland die een gevaar vormen voor de democratische rechtsorde, de staatsveiligheid of andere gewichtige belangen van de staat, en rapporteert de dienst relevante bevindingen aan beleidsverantwoordelijken en andere belanghebbenden. Voorts verricht de AIVD beveiligingsbevorderende activiteiten en voert hij met het oog hierop veiligheidsonderzoeken uit. Tenslotte heeft de AIVD een inlichtingentaak betreffende het buitenland.
Ingevolge het Actieplan Terrorismebestrijding en Veiligheid is in 2002 een personele groei van de AIVD ingezet, waarvan in 2006 het structurele niveau wordt bereikt. In 2004 zal de AIVD de met behulp van deze groei geïntensiveerde aandacht voor het identificeren en controleren van potentiële terroristen en hun helpers, het onderkennen en observeren van mogelijke kweekvijvers voor nieuwe terroristen en het analyseren en exploiteren van informatie met het oog op beleidsvorming en beveiligingsmaatregelen voortzetten en verder uitbouwen.
2. Nader geoperationaliseerde doelstellingen
Naast de apparaatsdoelstelling wordt de beleidsdoelstelling van de AIVD in de begroting niet verder uitgewerkt naar operationele doelstellingen. Wel worden per werkterrein het beoogde effect en de daartoe te verrichten activiteiten, alsmede de daartoe te maken kosten benoemd.
Het beschikken over een effectieve, efficiënte organisatie, waarin de wettelijke taken op een samenhangende wijze worden uitgevoerd.
– het implementeren en uitvoeren van een integraal kwaliteitsbeleid volgens de uitgangspunten van het INK-model;
– het inrichten en instandhouden van een adequate informatiehuishouding;
– het in overleg met afnemers en ketenpartners waarborgen van een taakuitoefening die voldoet aan de wensen van de externe omgeving;
– het opzetten en implementeren van een effectief management-control systeem.
De apparaatskosten bedragen in totaal circa € 90,1 mln.
In het Overzicht kengetallen wordt de daadwerkelijke bezetting van de AIVD genoemd in een gemiddeld aantal fte over het gehele jaar:
Overzicht kengetallen | ||
Operationele doelstelling | Onderwerp | Kengetal |
5.1: Apparaat | Bezetting (gemiddeld in fte) | 890 |
In het Overzicht prestatiegegevens worden prestatiegegevens genoemd op het terrein van veiligheidsonderzoeken:
Overzicht prestatiegegevens | |||
Operationele doelstellingen | Prestatie-indicatoren | Basiswaarde1 | Streefwaarde2 |
5.1: Apparaat | Aantal veiligheidsonderzoeken | ||
a. door AIVD | 12 255 | 14 185 | |
b. door derden, onder verantwoordelijkheid van AIVD (Kmar, Politie) | 49 250 | 42 370 |
1 De basiswaarden zijn afgestemd op de in 2003 ingezette capaciteit.
2 De streefwaarden zijn afgestemd op de in 2004 in te zetten capaciteit; hiermee kan ong. 95% van de verwachte vraag naar veiligheidsonderzoeken worden gedekt; in de streefwaarden zijn de consequenties van de invoering van een Verklaring Omtrent het Gedrag voor een groot deel van het luchthavenpersoneel, de uitvoering van onderzoeken voor defensie-orderbedrijven door de MIVD, het aanpassen van het aantal vertrouwensfuncties bij de rijksoverheid en de groei van het aantal vertrouwensfuncties bij de politie niet verwerkt.
In het Overzicht beleidsevaluatie worden de voorgenomen onderzoeken genoemd, alsmede de beoogde start- en einddatum:
Overzicht beleidsevaluatie | ||
Operationele doelstelling | Periode | Onderwerp |
5.1: Apparaat | Eerste helft 2004 | Informatieverstrekking inzake contraproliferatie van massavernietigingswapens. |
Eerste helft 2004 | Opzet en werking interne bereikbaarheids- en berichtgevingsstructuur (duty-officer). | |
Tweede helft 2004 | Inrichting interne informatiehuishouding (opslag en terugvindbaarheid). | |
Tweede helft 2004 | Proces van werving en selectie van nieuw personeel. |
Werkterrein 1: Bescherming van de democratische rechtsorde, staatsveiligheid en andere gewichtige belangen van de staat
1. Het adequaat informeren van verantwoordelijken op het gebied van:
a. terrorisme, teneinde terroristische activiteiten in Nederland, of elders met voorbereiding of ondersteuning vanuit Nederland, te voorkomen en radicaliseringsprocessen tegen te gaan die leiden tot aanwas van het terroristisch potentieel;
b. gewelddadig politiek activisme, teneinde grootschalige (gewelddadige) verstoringen van de openbare orde en/of het (met geweld) ontregelen van democratische besluitvorming te voorkomen;
c. radicaliseringstendensen, teneinde pogingen tegen te gaan die tot doel hebben de integratie van etnische minderheden in de Nederlandse samenleving te belemmeren en radicaliseringsprocessen af te stoppen die die polarisatie tussen bevolkingsgroepen in de hand werken;
d. ongewenste bemoeienis van vreemde mogendheden, teneinde politieke en economische spionage door vreemde mogendheden te voorkomen, beïnvloeding van migrantengroepen door vreemde mogendheden tegen te gaan en geëigende maatregelen te nemen tegen buitenlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten die op ongewenste wijze betrokken zijn bij legale en illegale migratie, proliferatie van massavernietigingswapens en terrorisme;
e. contra-proliferatie van massavernietigingswapens, teneinde verspreiding te voorkomen vanuit of via Nederland van goederen, technologie en kennis die van belang zijn voor de productie van massavernietigingswapens en hun overbrengingsmiddelen;
f. internationale organisaties, teneinde fysieke dreigingen tegen de gebouwen, het personeel en de bezoekers van de organisaties tegen te gaan en ontvreemding van informatie binnen de internationale organisaties te voorkomen;
g. migratie, teneinde het reizen naar of via Nederland en het verblijven in Nederland van personen die een risico vormen voor de nationale veiligheid te voorkomen.
2. Het effectief samenwerken met en verlenen van ondersteuning aan zusterdiensten op de Antillen en Aruba.
1. a. Het onderzoeken, helpen beheersen, verstoren en helpen voorkomen van terroristische activiteiten in of vanuit Nederland. Bestrijding van terrorisme geschiedt in Nederland op basis van een brede benadering en in een situatie van asymmetrie. De brede benadering omvat twee elementen:
1. terrorisme wordt niet als een geïsoleerd fenomeen bestreden maar in combinatie met aangrenzende fenomenen van radicalisering, rekrutering, illegale migratie, proliferatie van massavernietigingswapens en financieringsconstructies,
2. bij de bestrijding wordt gebruik gemaakt van een gevarieerd instrumentarium, dat zowel politieke, bestuurlijke, financiële, strafrechtelijke als veiligheidsdienst-operationele middelen omvat, die enkel- of meervoudig worden ingezet tegen terrorisme en de aanpalende fenomenen.
De asymmetrie bestaat hieruit, dat de bestrijding van terrorisme in brede zin in Nederland plaatsvindt in een feitelijke vredessituatie, met inzet van rechtstatelijke middelen, tegen terroristen die zich met het Westen in oorlog wanen. De consequentie hiervan is dat de instrumenten ter bestrijding van terrorisme niet altijd optimaal zijn toe te snijden op de middelen die de tegenstander – de terrorist – gebruikt (unequal arms). Een rechtstatelijke brede bestrijding van terrorisme vergt grote zorgvuldigheid (respecteren van grondrechten, wettelijke bepalingen), een langdurige en consequente inspanning, zeer intensieve nationale en internationale samenwerking (EU-samenwerking, verplichtingen in het kader van VN-veiligheidsraadresoluties en verder opgevoerde samenwerking met I&V-diensten en politiediensten) en veel geld.
b. Het onderzoeken en (helpen) afstoppen van in aanleg c.q. potentie gewelddadige groepen en stromingen. Met het oog op het Europese voorzitterschap zal het accent daarbij liggen op de meer radicale segmenten binnen het anti-globalisme. Daarnaast krijgt ook het dierenrechtactivisme bijzondere aandacht wegens het huidige virulente karakter van dit type activisme.
c. Het onderzoeken van radicaliseringsprocessen, met name onder moslims in Nederland en het verstrekken van informatie hierover teneinde het weerstandsvermogen hiertegen binnen de samenleving en in het bijzonder de moslimgemeenschap te bevorderen; het onderzoeken van integratiebelemmerende krachten binnen (relatief) nieuwe etnische minderheidsgroepen in Nederland.
d. Het onderzoeken van inlichtingenactiviteiten van buitenlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten in Nederland, met, naast politieke spionage, bijzondere aandacht voor inlichtingenactiviteiten binnen de ICT-sector en economische spionage, en trachten dergelijke activiteiten te frustreren; het verrichten van onderzoek naar activiteiten van buitenlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten in relatie tot (financiering van) terrorisme, verspreiding van massavernietigingswapens en (illegale) migratie en trachten dergelijke activiteiten te frustreren.
e. Het verrichten van onderzoek naar de verwervingsactiviteiten door diverse staten (onder andere Iran, Noord-Korea, Pakistan en Libië) van grondstoffen, andere materialen en kennis die van belang zijn voor de productie van massavernietigingswapens en hun overbrengingsmiddelen; het leveren van bijdragen aan andere overheidsonderdelen ten behoeve van de beleidsvorming en handhaving op het terrein van contra-proliferatie; het bevorderen van awareness bij bedrijven.
f. Met name International criminal Tribunal for the former Yugoslavia (ICTY) en International criminal court of justice (ICC). Het onderzoeken van (potentiële) gewelddadige of terroristische dreigingen ten aanzien van internationale organisaties, teneinde vroegtijdig risicoanalyses op te kunnen stellen en acute veiligheidsrisico's te onderkennen en deze te (laten) neutraliseren; het onderzoeken van manipulatieve of intimiderende activiteiten in Nederland die het ongestoord functioneren van internationale organisaties kunnen belemmeren; het verrichten van onderzoek naar personen die, onder het cover van internationale organisaties, in en gericht tegen Nederland inlichtingenactiviteiten ondernemen.
g. Het verrichten van onderzoek naar gebruik/misbruik van migratiekanalen door politieken religieus-extremistische groeperingen en door inlichtingendiensten van vreemde mogendheden; onderzoeken van integriteitsaantastingen bij Nederlandse overheidsorganisaties in relatie tot (illegale) migratie; onderzoeken van asielaanvragers die mogelijk op grond van het feit dat zij betrokken zijn geweest bij oorlogsmidaden een verblijfsstatus wordt geweigerd (de zogenaamde 1F-procedure); verder uitbouwen en benutten van de samenwerking met Nederlandse overheidsinstanties.
2. Het doen van gezamenlijk onderzoek met de VNA en de VDA naar internationaal terrorisme, naar integriteitproblemen in de openbare sector alsook naar bestuurlijke tekortkomingen in de Nederlandse Antillen en Aruba; ondersteunen van de VDA in de vorm van coaching en opleiding.
Deze aandachtsgebieden vragen als gevolg van diverse ontwikkelingen regelmatig bijstelling van de inzet. Naar huidig inzicht bedragen de kosten van de inzet circa € 50,5 mln (circa 56% van het apparaat).
Werkterrein 2: Veiligheidsonderzoeken
Het minimaliseren van het risico dat niet de juiste personen een vertrouwensfunctie gaan vervullen.
– het uitvoeren van veiligheidsonderzoeken naar personen die vertrouwensfuncties (gaan) bekleden en het afgeven, intrekken of weigeren van verklaringen van geen bezwaar;
– het houden van toezicht op veiligheidsonderzoeken die, onder mandaat van de AIVD, worden uitgevoerd door de politie en de Koninklijke marechaussee.
Deze aandachtsgebieden vragen als gevolg van diverse ontwikkelingen regelmatig bijstelling van de inzet. Naar huidig inzicht bedragen de kosten van de inzet circa € 13,7 mln (circa 15% van het apparaat).
Werkterrein 3: Beveiligingsbevordering
Het minimaliseren van het risico van aantastingen van de nationale veiligheid door het bevorderen van het weerstandsvermogen van de overheid en van die onderdelen van het bedrijfsleven die door de overheid als vitaal zijn aangemerkt.
– het leveren van beleidsbijdragen en ontwikkelen van regelgeving (zowel nationaal en internationaal) op het gebied van beveiliging;
– het instellen van onderzoeken naar beveiliging van personen, gebouwen, terreinen, processen en gegevensstromen, het geven van beveiligingsadviezen en het (mede) vaststellen van functies als vertrouwensfunctie en het verstrekken van dreigingsinschattingen en dreigingsmeldingen die vanuit de A-taak ontvangen zijn;
– het in het kader van het nieuwe stelsel van bewaking en beveiliging, op basis van dreigingsinformatie die vanuit de A-taak ontvangen is, opstellen en verstrekken van dreigingsinschattingen en dreigings- en risicoanalyses voor personen en objecten die tot het publieke, rijksdomein behoren;
– het doen bepalen van en voorzien in de behoefte van de overheid aan cryptografische producten, het evalueren van beveiligingssoftware en -hardware en het verzorgen van het sleutelmanagement in het kader van cryptoverbindingen;
– het bevorderen van integriteitszorg en het fungeren als Meldpunt voor Integriteitsaantastingen (Mepia).
Deze aandachtsgebieden vragen als gevolg van diverse ontwikkelingen regelmatig bijstelling van de inzet.
Naar huidig inzicht bedragen de kosten van de inzet circa € 18 mln (circa 20% van het apparaat en € 1,4 mln programmagelden).
Werkterrein 4: Inlichtingen betreffende andere landen
Het verwerven van inzicht in ontwikkelingen in andere landen die relevant zijn voor de internationale rechtsorde, vrede en veiligheid en de positie van Nederland in internationaal verband en die noodzakelijk zijn voor onze nationale veiligheid.
Het verrichten van onderzoek betreffende andere landen ten aanzien van onderwerpen die door de Nederlandse regering in het kader van de nationale veiligheid van belang worden geacht.
Deze aandachtsgebieden vragen als gevolg van diverse ontwikkelingen regelmatig bijstelling van de inzet. Naar huidig inzicht bedragen de kosten van de inzet circa € 8,6 mln (circa 9% van het apparaat).
3. Tabel Budgettaire gevolgen van beleid
Budgettaire gevolgen van beleid (x € 1 000) | |||||||
5: Nationale Veiligheid | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 |
Verplichtingen | 71 317 | 77 916 | 81 550 | 88 641 | 105 371 | 105 369 | 95 369 |
1. apparaat | 69 333 | 74 493 | 78 477 | 85 568 | 102 298 | 102 296 | 92 296 |
2. geheime uitgaven | 1 984 | 3 423 | 3 073 | 3 073 | 3 073 | 3 073 | 3 073 |
Uitgaven | 67 365 | 77 916 | 81 550 | 88 641 | 105 371 | 105 369 | 95 369 |
1. apparaat | 65 381 | 74 493 | 78 477 | 85 568 | 102 298 | 102 296 | 92 296 |
2. geheime uitgaven | 1 984 | 3 423 | 3 073 | 3 073 | 3 073 | 3 073 | 3 073 |
Ontvangsten | 1 106 | 1 029 | 91 | 91 | 91 | 91 | 91 |
In de budgetcijfers voor 2006 en 2007 is jaarlijks € 10 mln opgenomen voor de kosten van investeringen in nieuwe huisvesting van de AIVD. Deze bedragen zijn toegekend aan 2004 en 2005 in de eerste nota van wijziging van de begroting 2002, op basis van voorlopige herhuisvestingsplannen. Door middel van een gelijktijdige verlaging van het budget in 2004 en 2005 en een verhoging van het budget in 2006 en 2007 is het toegekende budget beschikbaar voor 2006 en 2007.
Voor artikel 5 zijn de verplichtingen- en kasramingen gelijk.
5. Veronderstellingen in effectbereiking, doelmatigheid en raming
Geen.
6. Groeiparagraaf implementatie VBTB
Het jaarverslag van de AIVD vormt inmiddels de nadere onderbouwing van de realisatie van de begroting en de meer gedetailleerde toelichting op het departementale jaarverslag. Voor 2004 zullen het jaarplan en de tussentijdse rapportages voor interne doeleinden op vergelijkbare wijze worden uitgebouwd.
Voorts zal de AIVD in 2004 voor de eerste maal een mededeling over de bedrijfsvoering publiceren. Bij alle ontwikkelingen vormen het karakter van de AIVD en de noodzakelijke bescherming van bronnen, werkwijzen en actueel kennisniveau overigens een beperkende factor.
BELEIDSARTIKEL 6: FUNCTIONEREN OPENBAAR BESTUUR
1. Algemene beleidsdoelstelling
Het bevorderen van een doeltreffende, doelmatige en democratische inrichting en werking van het openbaar bestuur zoals onder meer neergelegd in de Grondwet en in andere wetten, en optimalisering van de interbestuurlijke samenwerking.
De minister van BZK is verantwoordelijk voor het bevorderen van een goed functioneren van het openbaar bestuur en de interbestuurlijke samenwerking. Zowel de inrichting als de werking van het openbaar bestuur dienen doeltreffend, doelmatig en democratisch te zijn. Het functioneren van het openbaar bestuur en de interbestuurlijke samenwerking wordt bevorderd met behulp van een aantal instrumenten dat nader wordt uitgewerkt bij de operationele doelen.
2. Nader geoperationaliseerde doelstellingen
Operationele doelstelling 2: Het ontwikkelen en onderhouden van beleid en regelgeving op het terrein van de inrichting van de rijksoverheid, de medeoverheden en de financiële en bestuurlijke verhoudingen
A. Gemeenten en provincies. BZK is systeemverantwoordelijk voor een goede bestuurlijke en financiële inrichting en werking van het lokale en provinciale bestuur. Speerpunten zijn de herkenbaarheid en de aanspreekbaarheid van de gekozen vertegenwoordigers voor de burger, het probleemoplossende vermogen van het bestuur, een adequate dienstverlening door het ambtelijke apparaat, een goede ontwikkeling van centrumsteden in relatie tot hun omgeving.
B. Rijk. De minister voor BVK is systeemverantwoordelijk voor de organisatie en kwaliteit van de rijksoverheid. Centraal staat de doelstelling te bevorderen dat organisaties op het niveau van de rijksoverheid ten behoeve van de samenleving doeltreffender en doelmatiger functioneren. Daarbij komen onder andere ministeriële verantwoordelijkheid, sturing, toezicht, publieke verantwoording en de relatie met de burgers aan de orde. Zoals aangegeven in het Hoofdlijnenakkoord zullen daarbij ook de taken, werkwijze en omvang van de ZBO's tegen het licht worden gehouden.
Ministeries zijn zelf verantwoordelijk voor de inrichting van hun toezichtarrangementen; BZK heeft als doel ondersteuning van en advisering bij deze processen. De zelfevaluaties toezichtarrangementen hebben ten doel de verbetering van de positionering en inrichting van de toezichthouders.
Het voeren van beleidsvisitaties heeft als doel de kwaliteit van de beleidsprocessen binnen de overheid te verbeteren.
De doelstelling van de Kaderwet adviescolleges en het beleid van de minister voor BVK is om het publieke adviesstelsel sober en transparant te houden en de uniformiteit te bevorderen. De Kaderwet adviescolleges en de werking van het publieke adviesstelsel zijn reeds in 2001 geëvalueerd (kamerstukken II, 2001/2002, 28 101, nr 1 en 2). Op basis daarvan zullen, zoals aangegeven in het Hoofdlijnenakkoord, de taken, werkwijze en omvang van de adviesraden tegen het licht worden gehouden.
C. Interbestuurlijke samenwerking. Burgers vragen om een overheid die problemen oplost. Om te voorkomen dat overheden elkaar in het wiel rijden of naar burgers en instellingen tegenstrijdige signalen afgeven, is samenwerking tussen overheden onontbeerlijk. Interbestuurlijke samenwerking maakt een belangrijk onderdeel uit van verbetering van de kwaliteit van het openbaar bestuur. De ministers van BZK en voor BVK dragen verantwoordelijkheid voor de bestuurlijke en financiële verhoudingen en de vernieuwing daarbinnen. Om de kwaliteit van de samenwerking te verbeteren is het nodig aan mede-overheden ruimte te bieden en om gezamenlijke resultaatsafspraken te maken om maatschappelijke problemen die meerdere overheden raken aan te pakken. Ruimte bieden aan overheden vraagt om een duidelijke verantwoordelijkheidsverdeling tussen de overheden. Samenwerking komt concreet naar voren bij afstemming van het beleid in de regio, bijvoorbeeld rond de grote steden.
A. De herkenbaarheid en de aanspreekbaarheid van gekozen vertegenwoordigers voor de burger wordt verbeterd door de komende invoering van de gekozen burgemeester en door de dualisering van provincies en gemeenten die in gang is gezet. De gekozen burgemeester zal zijn intrede doen in ons lokale bestuur. Een notitie over de hoofdlijnen van het stelsel van de gekozen burgemeester zal op korte termijn aan de Tweede Kamer worden aangeboden. Deze notitie vormt de basis voor de noodzakelijke aanpassing van de wet- en regelgeving, die nog in deze kabinetsperiode tot stand zal worden gebracht.
De Vernieuwingsimpulsen voor dualisme in het lokale en provinciale bestuur worden voortgezet in samenwerking met de gemeenten en de provincies. Tegelijkertijd vindt een verdere verduidelijking van de rolverdeling binnen gemeenten en provincies plaats door middel van aanpassing van medebewindswetten, algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen. Verder zal in 2004 een evaluatie plaatsvinden van de eerste fase van de dualisering in de gemeenten.
Voor het bevorderen van binnengemeentelijk zelfbestuur en het stimuleren van concrete prestatievergelijkingen tussen gemeenten (benchmarking) wordt onder andere een algemeen toegankelijke website ingericht met behulp waarvan prestaties en kosten transparanter worden gemaakt. Hiermee wordt het makkelijker voor burgers, bedrijven en instellingen om het bestuur gericht op zijn verantwoordelijkheden aan te spreken. In het kader van het herindelingsbeleid zullen zonodig, wanneer daartoe het verzoek wordt ingediend bij de minister van BZK, (te) kleine gemeenten worden samengevoegd.
De financiële verhouding van gemeenten en provincies met het rijk moet zodanig zijn dat de medeoverheden adequaat en op democratisch gelegitimeerde wijze invulling kunnen geven aan hun taken. BZK en Financiën zorgen voor voortdurend onderhoud van het verdeelstelsel van gemeentefonds en provinciefonds, een kritische toets op zowel het eigen inkomstengebied van gemeenten, als ook op de verstrekking van specifieke uitkeringen door de ministeries.
Tevens zal vanaf 2004 systematisch worden nagegaan of de nieuwe regelgeving ter versterking van de financiële functie van gemeenten en provincies (waaronder het besluit begroting en verantwoording voor gemeenten en provincies) aan de verwachtingen voldoet.
B. BZK adviseert in samenwerking met Financiën over voorstellen tot verzelfstandiging van publieke taken. Deze voorstellen dienen te voldoen aan de eisen van de beleidskaders die er voor verzelfstandiging zijn. Op basis van onder meer de advieservaring bereidt BZK beleid voor over nieuwe organisatievormen voor de uitvoering van publieke taken.
De in 2003 gestarte evaluatie naar het functioneren van ZBO's zal uiterlijk in 2004 worden afgerond. Deze evaluatie zal ook aandacht schenken aan de relatie tussen ZBO's en burgers. Op basis van de resultaten van het evaluatieonderzoek naar de sturings- en verantwoordingsrelaties tussen ZBO's en ministeries wordt het normenkader terzake bijgesteld.
Om voor de burgers duidelijk te maken wat tot de rijksoverheid behoort, is de Minister voor BVK voornemens een openbaar register van ZBO's in te stellen. Het openbaar bestuur moet transparant zijn ingericht. Daarvoor is het van belang dat er voor burgers/bedrijven, het parlement en overheidsinstanties een openbaar register van zelfstandige bestuursorganen komt. Dat bevordert de duidelijkheid over wat tot het openbaar bestuur (i.c. ZBO's) behoort.
In het kader van de verbetering van de kwaliteit van de uitvoering van publieke taken door uitvoeringsorganisaties (veelal ZBO's) participeert BZK in het samenwerkingsverband van beroepsuitoefenaars van uitvoeringsorganisaties. BZK ondersteunt de tweede benchmark van uitvoeringsorganisaties. Onder benchmark wordt verstaan het uitvoeren van een vergelijkend onderzoek met als doel best practices te benoemen, hiervan de oorzaken te achterhalen en daarvan te leren voor de eigen uitvoeringsorganisatie.
De bestaande toezichtarrangementen worden getoetst aan de in 2001 vastgestelde Kaderstellende visie Toezicht. De ministeries zijn zelf verantwoordelijk voor de inrichting van hun toezichtarrangementen. Alle ministeries evalueren in de periode 2003 t/m 2005 hun toezichtarrangementen die vervolgens door een interdepartementale commissie (Ambtelijke Commissie Toezicht II) worden getoetst. Deze commissie wordt door medewerkers BZK ondersteund.
Het instrument van de interdepartementale beleidsvisitatie naar interdepartementale beleidsprocessen wordt geëvalueerd, nadat in 2004 de laatste twee beleidsterreinen zijn gevisiteerd.
Ook in 2004 worden weer drie debatten gewijd aan actuele ontwikkelingen binnen de organisatie van de rijksdienst. BZK benut de debatten mede als voertuig voor eigen visieontwikkeling op een bepaald actueel thema. Na afloop van de debatten verschijnt een publicatie.
In 2004 zal de Minister voor BVK er naar streven om het publieke adviesstelsel sober te houden. Dat betekent grotere terughoudendheid bij de instelling van nieuwe adviescolleges. Ook zal worden bevorderd dat de adviescolleges meer uniform worden ingesteld en ingericht. Instrumenten daartoe zijn de toepassing van de Kaderwet adviescolleges, de checklist benoemingen en de standaard-instellingsregeling. Voorts zal een aanvang worden gemaakt met een ingrijpendere versobering van het bestaande adviesstelsel.
C. De verplichtende gemeentelijke samenwerking rond de zeven stedelijke regio's wordt voortgezet. Per 1 januari 2005 is daarvoor een nieuwe wettelijke voorziening noodzakelijk. Begin 2004 zal daartoe een wetsvoorstel worden ingediend bij het parlement.
Om de kwaliteit van de interbestuurlijke betrekkingen te verbeteren worden alternatieve sturingsinstrumenten ontwikkeld. Zo wordt ketenregie als alternatief sturingsmodel in het sociale domein ontwikkeld. Ketenregie kan met name binnen het sociale domein van nut zijn, omdat hierbij sprake is van complexe situaties met meerdere actoren die een bijdrage leveren aan het oplossen van maatschappelijke problemen (bijv. jeugdbeleid). Ingezet wordt op het stimuleren en faciliteren van gemeenten en instellingen in de uitvoeringspraktijk. Hiervoor ontwikkelt BZK een implementatieplan dat in 2004 tot uitvoering komt. De praktische handleiding ketenregie zal hierbij in ieder geval een rol spelen.
Vergroting van de kwaliteit van het openbaar bestuur kan ook worden bereikt door voortzetting van een goede interbestuurlijke samenwerking met VNG/gemeenten en IPO/provincies. Het kabinet wil een vervolg-bestuursakkoord met VNG en IPO opstellen waarin diverse acties via twee stromen bijeenkomen: ruimte bieden aan medeoverheden (kwaliteit openbaar bestuur) en inhoudelijke resultaatsafspraken op met name het fysieke terrein. De minister van BZK is de coördinerende minister voor een vervolg-bestuursakkoord. Het kabinet denkt ruimte te bieden aan mede-overheden door onder meer centrale regels en planvoorschriften te verminderen en door sanering of bundeling van specifieke uitkeringen. Het halfjaarlijkse Overhedenoverleg onder leiding van de minister-president wordt nieuw leven in geblazen en agendeert knelpunten binnen beide stromen én biedt ruimte voor actuele onderwerpen.
Verbetering van de kwaliteit van het openbaar bestuur kan worden bereikt door deregulering en het terugdringen van bestuurslasten bij decentrale overheden. In 2003 is in het Overzicht Specifieke Uitkeringen (OSU) geconstateerd dat specifieke uitkeringen niet altijd een heldere taakverdeling tussen rijk en decentrale overheden als grondslag hebben. Bovendien is niet altijd het nut van bepaalde bestuurslasten aangetoond. Het kabinet wil dan ook in 2004 aan de hand van het OSU het bestaansrecht van specifieke uitkeringen beoordelen. Inzichtelijk wordt gemaakt welke specifieke uitkeringen overgeheveld kunnen worden naar het gemeentefonds of provincie-fonds of bundeling tot brede doeluitkeringen. Deze operatie komt voort uit de wens het bestuurlijke en financiële arrangement van specifieke uitkeringen te verbeteren. De minister voor BVK coördineert deze operatie.
In totaal is voor dit artikelonderdeel € 16,634 mln beschikbaar.
Overzicht prestatiegegevens | |||
Operationele doelstellingen | Prestatie-indicatoren | Basiswaarde | Streefwaarde |
6.2: Het ontwikkelen en onderhouden van beleid en regelgeving op het terrein van de inrichting van de rijksoverheid, de medeoverheden en de financiële en bestuurlijke verhoudingen. | 1. Dualisering gemeenten om de rolverdeling tussen gemeenteraad en college van B&W te verhelderen en de positie van de raad als kaderstellend, controlerend en volksvertegenwoordigend orgaan te versterken. | 1. De rolverdeling zoals die is gegroeid vòòr de invoering van de dualisering per 7-3-2002; zie de analyse van de Staatscommissie dua- lisme en lokale democratie d.d. 17 januari 2000 en het kabinetsstandpunt daarover van 22 mei 2000. | 1. – Cultuuromslag tot en met 2006 volgens het plan van aanpak tweede fase Vernieuwingsimpuls gemeenten. – Inzicht in de stand van zaken mbt de dualisering (via evaluatie van de relevante Gemeentewettelijke bepalingen) in 2004. – Wijziging van de mede-bewindswetgeving in 2004. |
2. Dualisering provincies om de rolverdeling tussen provinciale staten en gedeputeerde staten te verhelderen en de positie van provinciale staten als kaderstellend, controlerend en volksvertegenwoordi- gend orgaan te versterken. | 2. De rolverdeling zoals die is gegroeid vòòr de invoering van de dualisering; zie de analyse van de Staatscom- missie dualisme en lokale democratie d.d. 17 januari 2000 en het kabinetsstand- punt daarover van 22 mei 2000. | 2. – Cultuuromslag tot en met 2007 volgens het plan van aanpak tweede fase Ver- nieuwingsimpuls provin- cies. – Inzicht in de stand van zaken mbt de dualisering (via evaluatie van de relevante Provinciewette- lijke bepalingen) in 2005. – Wijziging van de mede-bewindswetgeving in 2005. | |
3. Versterking lokaal bestuur door het scheppen van voorwaarden voor betere participatie van burgers en voor betere dienstverlening van het ambtelijke apparaat. | 3. – Beleidskader herindeling van dec. 2002. – Overzicht van best practices d.d. juli 2002 van binnengemeentelijke decentralisatie. – Kwaliteitsmonitor lokaal bestuur d.d. dec. 2001. | 3. – Afronding lopende wetge- vingsprocessen tot her- indeling van gemeenten in het Westland, van Geldrop en Mierlo en in de Ach- terhoek c.a. in 2004. – Meer aandacht van provincies voor de kwaliteit van het lokale bestuur in hun provincie. – Meer inzet van gemeenten bij het toepassen van vormen van binnenge- meentelijke decentralisatie. – Verdere ontwikkeling en toepassing kwaliteitsmaatstaven lokaal bestuur. | |
4. Voortzetting bestuurlijke samenwerking op regionaal niveau door het bevorderen van een heldere taakverdeling en werkwijze tussen de samenwerkende gemeenten, de provincies en het Rijk op een aantal concrete beleidsterreinen, waaronder vooral Ruimtelijke Ordening en Verkeer & Vervoer. | 4. De huidige taakverdeling en werkwijze op basis van de Kaderwet bestuur in ver- andering; huidige Kaderwetgebieden verdwijnen met ingang van 1-1-2005. | 4. Nieuwe wettelijke verankering van verplichte samenwerking tussen gemeenten per 1-1-2005. | |
5. Het bevorderen van een adequate financiële en bestuurlijke verhouding en het democratisch functioneren van de medeoverheden, zodat zij adequaat invulling kunnen geven aan de gestelde taken. Inzicht in de financiële en bestuurlijke verhouding is dan onontbeerlijk. Daartoe worden instrumenten ontwikkeld. | 5. De basiswaarde is de huidige financiële en bestuurlijke verhouding. Voor het inzicht zijn de volgende instrumenten beschikbaar: * Periodiek onderhoudsrapport gemeente- en provinciefonds; * Financieel overzicht gemeenten en provincies; * Benchmarking; * Kader versterking financiële functie. | 5. Het onderhouden van de financiële en bestuurlijke verhouding door uitvoering te geven aan het programma van Plavat en POR. Naast de verdere ontwikkeling en onderlinge afstemming van bestaande instrumenten zal het instrumentarium in 2004 uitgebreid worden met een belastingpanel en de moni- toring van het kader finan- ciële functie. Ten slotte zal toepassing van benchmarking (= bedrijfsvergelijking in brede zin) worden gestimuleerd als middel om het (democratisch) functioneren van medeoverheden te bevorderen. | |
6. Voortgang onderzoeksprogramma ketenregie als sturingsmodel voor het sociale domein. | 6. Praktische handleiding ketenregie. | 6. a. Uitvoering implementatieplan ter stimulering van ketenregie in het sociale domein. b. Verfijning en toetsing van het methodisch kader en de handleiding ketenregie. | |
7. Een goede inrichting van specifieke uitkeringen, waarbij het financiële arrangement aansluit op het bestuurlijke arrangement en de bestuurlijke lasten beperkt zijn. | 7. Het aantal en de huidige inrichting van specifieke uitkeringen. Het instrument Overzicht Specifieke Uitkeringen (OSU) geeft hiervoor het juiste inzicht. | 7. Aan de hand van OSU2004 inzicht in en oordeel over bestaansrecht specifieke uitkeringen. Inzicht in mogelijkheid van overheveling van specifieke uitkeringen naar gemeentefonds of provinciefonds of bundeling tot brede doeluitkeringen. | |
8. Voortzetting resultaatgerichte, interbestuurlijke samenwerking met IPO/provincies en VNG/gemeenten | 8. a. BANS 1999–2002. b. Intenties van Rijk/IPO/VNG ten aanzien van interbestuurlijke samenwerking 2002–2006 vastgelegd tijdens het Overhe- denoverleg 24 april 2002. | 8. Opstellen van een vervolgbestuursakkoord met IPO en VNG langs twee stromen: ruimte bieden aan medeoverheden en inhoudelijke resultaatsafspraken.Nieuw leven inblazen van Overhedenoverleg. | |
9. Naleving beleidskaders verzelfstandiging publieke taken en bevordering kwaliteit uitvoering van publieke taken. | 9. De door het kabinet vast- gestelde kaders; het gaat hierbij m.n. om de volgende beleidskaders:– Verantwoord verzelf- standigen, rapportage van de commissie Sint, (1994); – Aanwijzingen voor de regelgeving (1996); – Kabinetsstandpunt Borging van publieke belangen (kamerstukken II, 2000/2001, 27 771, nr 1). | 9. – Voorstellen voor verzelfstandiging van publieke taken van de ministeries en de relaties tussen ministeries en ZBO's voldoen aan de eisen van de beleidskaders. In sommige gevallen leidt politiek overleg tot afwijking van het beleids- kader. In 2004 wordt de evaluatie naar het func- tioneren van ZBO's afge- rond. Dat zal naar ver- wachting leiden tot aan- passing van het beleidskader inzake sturing en verantwoording ZBO's. – In 2004 wordt met ondersteuning vanuit BZK de tweede benchmark van uitvoeringsorganisaties afgerond om de kwaliteitsverbetering van hun eigen organisatie te bevorderen. | |
10. Ontwikkeling van een openbaar register ZBO's. | 10. Artikel 40 voorstel Kaderwet ZBO's en andere wettelijke eisen (Awb, Wet nationale ombudsman) inzake relatie burger – openbaar bestuur. | 10. Zodra de Kaderwet ZBO's in werking treedt, zal er een openbaar register ZBO's zijn dat burgers inzicht verschaft welke instanties tot de centrale overheid behoren en waardoor transparant wordt gemaakt welke rechten en plichten er zijn ten aanzien van deze bestuursorganen. | |
11. Naleving kaderstellende visie Toezicht. | 11. De door het kabinet vast- gestelde kaderstellende visie Toezicht (kamerstukken II, 2001/2002, 27 831, nr 1). | 11. BZK bevordert vanuit de systeemverantwoordelijkheid dat de te evalueren toezichtarrangementen van de ministeries naar aanleiding van de zelfevaluaties zoveel mogelijk zijn aangepast aan de kaderstellende visie Toezicht. | |
12. Stimuleren van een samen- hangende aanpak van beleidsterreinen binnen de rijksoverheid. | 12. Een samenhangende kwali- teitsaanpak waaronder toe- passing van twee interdepartementale beleidsvisita- ties en evaluatie van de in 2003 uitgevoerde beleidsvisitaties. | 12. Een ontkokerde werkwijze op twee interdepartementale beleidsterreinen om de kwaliteit van de beleidsprocessen te verbeteren. | |
13. Versobering van en meer uniformiteit in het publieke adviesstelsel. | 13. Kaderwet adviescolleges, De staat van advies (kamerstukken II, 2001/2002, 28 101, nr 1), Checklist benoemingen en standaard-instellings- besluit. | 13. Minder adviescolleges dan in 2003.Meer uniformiteit bij de instelling en inrichting van adviescolleges cf de Kaderwet adviescolleges. | |
14. Heroverweging aanstellingswijze burgemeester. | 14. – Het huidige stelsel betreffende de aanstelling van de burgemeester. – De verkennende notitie invoering direct gekozen burgemeester d.d. 2 januari 2003. | 14. – Voorbereiding van de her- overweging en verwerking eventuele resultaten in de Gemeentewet en andere regelingen. – Afschaffing openbaarheid van de aanbeveling en afschaffing van de moge- lijkheid van een burge- meestersreferendum. |
Overzicht beleidsevaluatie | ||
Operationele doelstelling | Planning | Onderwerp |
6.2: inrichting en werking openbaar bestuur | Eind 2004/begin 2005 | Evaluatie interdep.beleidsvisitatie naar interdep.beleidsprocessen |
Eind 2004 | Evaluatie dualisering gemeenten en provincies. |
Operationele doelstelling 3: Het ontwikkelen van de rechtspositie en van het arbeidsvoorwaardenbeleid van politieke ambtsdragers
BZK wil randvoorwaarden scheppen om de toegang tot het openbaar bestuur en volksvertegenwoordiging te waarborgen. De bezoldiging en de overige rechtspositionele voorzieningen dienen passend en toereikend te zijn.
Ten einde burgemeesters optimaal toe te rusten voor de uitoefening van het ambt worden nieuwe personeelsinstrumenten ontwikkeld en ondersteunende faciliteiten geboden. De toepassing van bestuurscompetenties blijft daarbij niet beperkt tot het selectieproces. Door de verschillende onderdelen van het opleidingsaanbod voor burgemeesters samen met het Nederlands Genootschap Burgemeesters (NGB) te definiëren in competenties moet het mogelijk worden een individueel ontwikkelingstraject gebaseerd op een persoonlijk profiel te volgen. Voorts zullen de competenties worden benut voor de verdere structurering en objectivering van de inhoud van de functioneringsgesprekken tussen raad en burgemeester.
De belangstelling voor een voortzetting van de loopbaan buiten het ambt is sterk toegenomen. Nader onderzocht zal worden welke factoren in de loopbaan van de burgemeester bepalend zijn voor een succesvolle uitstroom en welke instrumenten daaraan kunnen bijdragen.
De snel op elkaar volgende ontwikkelingen maken een goed zicht op de veranderende aspecten van het ambt in de vorm van een toegankelijk datasysteem noodzakelijk.
In de integrale beleidsnotitie rechtspositie politieke ambtsdragers (kamerstukken 28 479) worden samenhangende voorstellen gedaan, waarvan de uitvoering zal leiden tot normalisering en modernisering van de regelgeving, vooral op de terreinen van het primaire inkomen, neveninkomsten, pensioenen en de uitkeringen bij aftreden van politieke ambtsdragers.
Het organiseren van een (jaarlijkse) workshop voor gemeenten over bestuurscompetenties; het (her)definiëren van het scholingsaanbod in termen van competenties; het opstellen van een handreiking voor de functioneringsgesprekken tussen de burgemeester en gemeenteraad; het ondersteunen van de commissarissen van de Koningin bij de voorselectie van geschikte kandidaten.
De in 2003 gestarte pilot loopbaanoriëntatie wordt opnieuw aan een twintigtal burgemeesters aangeboden. De verkenning van de loopbaanmogelijkheden voor burgemeesters in de Rijksdienst zal worden gecontinueerd.
Kennisontwikkeling door kennisdeling: opzetten van een database die toegankelijk verzicht biedt van kenmerken van burgemeesters en een communicatiestructuur over deze kenmerken.
Op de rechtspositionele voorzieningen en arbeidsvoorwaarden politieke ambtsdragers en burgemeesters is in totaal € 6,345 mln beschikbaar. Hierin zit nadrukkelijk begrepen alle wachtgeldkosten voor burgemeesters die bij herindeling ontslag kregen.
Overzicht prestatiegegevens | |||
Operationele doelstellingen | Prestatie-indicatoren | Basiswaarde | Streefwaarde |
6.3: Het ontwikkelen van de rechtspositie en van het arbeidsvoorwaardenbeleid van politieke ambtsdragers. | 1. Het zorgdragen voor arbeidsvoorwaarden die in overeenstemming zijn met de aard en de zwaarte van de politieke functies en die in redelijke verhouding staan tot de beloningsstructuur in met name de publieke sector. | 1. – De huidige rechtspositiebesluiten. – de notitie rechtspositie politieke ambtsdragers (2002) en het over deze notitie uit te brengen advies van de Adviescommissie beloning en rechtspositie ambtelijke en politieke topstructuur (2004). | 1. Normalisering en modernisering van de regelgeving met betrekking tot de rechtspositie, met name op het terrein van het primaire inkomen, neveninkomsten, pensioenen en op de uitkeringen bij aftreden. |
2. Het verruimen van de loopbaanmogelijkheden van burgemeesters teneinde de doorstroming in het burgemeestersambt te bevorderen. | 2. a. In 2003 is een pilot loop- baanoriëntatie gestart met als doel de loopbaanmogelijkheden van een twintigtal burgemeesters te onderzoeken. b. I.s.m. de Algemene Bestuursdienst is een traject gestart waarbij voor 10 burgemeesters de mogelijkheden voor een functie in de Rijksdienst worden onderzocht. | 2. a. Een nieuwe groep van 20 burgemeesters wordt de mogelijkheid geboden deel te nemen aan een loopbaanoriëntatie traject. b. 10 burgemeesters nemen deel aan het ABD-traject. | |
3. Het vergroten van de kennis en verzamelen van gege- vens over het burgemees- tersambt en samenstelling van de beroepsgroep met het oog op de instroom en doorstroom. | 3. In 2003 is er geen toegankelijke database. | 3. In 2004 is er een toegankelijke database beschikbaar. Kennis over burgmeesters is niet meer fragmentarisch maar wordt met andere belanghebbende gedeeld en gecommuniceerd. |
Operationele doelstelling 4: Het faciliteren van politieke partijen door uitvoering van de Wet op de subsidiëring politieke partijen
Politieke partijen vervullen een essentiële functie binnen het stelsel van de representatieve democratie. Uit de voorwaardenscheppende taak van het Rijk voor het democratisch bestel vloeit de zorg voort voor een adequaat niveau alsmede een transparant systeem van inkomsten van politieke partijen, dat past bij de maatschappelijke ontwikkelingen.
Aan partijen die zetels hebben behaald in de Eerste en/of Tweede Kamer wordt jaarlijks subsidie verstrekt. Om de gestelde doelen te bereiken is een wijziging van het wettelijk stelsel gewenst. Het streven is gericht op een nieuwe Wet op de partijfinanciering, waarin het resultaat van de nog te voeren politieke discussie over onder meer het systeem van de subsidie, over het uitbreiden van de subsidiabele doelen, over het aanscherpen van de regels voor giften en partijsponsoring en over mogelijke steun aan lokale politieke partijen moet neerslaan.
De subsidie is per 1 januari 2001, 1 januari 2002 en per 1 januari 2004 verhoogd. Het totale subsidiebedrag komt daarmee op € 15,609 mln.
Overzicht prestatiegegevens | |||
Operationele doelstellingen | Prestatie-indicatoren | Basiswaarde | Streefwaarde |
6.4: Het faciliteren van politieke partijen door de uitvoering van de wet op de subsidiëring politieke partijen. | Het scheppen van randvoorwaarden voor het democratisch proces en het daartoe inrichten van een inzichtelijk systeem voor de financiering van politieke partijen. | De notitie herijking subsidiëring politieke partijen van april 2002;De (gewijzigde) wet subsidiëring politieke partijen. | Uitbreiding van de wet subsidiëring politieke partijen tot een wet op de partijfinanciering. |
3. Tabel Budgettaire gevolgen van beleid
Budgettaire gevolgen van beleid (x € 1 000) | |||||||
6: Functioneren Openbaar Bestuur | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 |
Verplichtingen | 76 101 | 24 753 | 35 210 | 35 066 | 34 014 | 33 104 | 33 104 |
1. apparaat | 8 001 | 8 228 | 8 222 | 8 049 | 7 973 | 7 972 | 7 972 |
2. inrichting en werking openbaar bestuur | 49 243 | – 1 014 | 5 634 | 5 631 | 5 630 | 4 185 | 4 185 |
3. rechtspositie en arbeidsvoorwaardenbeleid politieke ambtsdragers | 6 268 | 7 439 | 5 745 | 5 778 | 5 526 | 6 061 | 6 061 |
4. faciliteren politieke partijen | 12 589 | 10 100 | 15 609 | 15 608 | 14 885 | 14 886 | 14 886 |
Uitgaven | 51 672 | 34 861 | 46 810 | 35 866 | 34 014 | 33 104 | 33 104 |
1. apparaat | 7 861 | 8 228 | 8 222 | 8 049 | 7 973 | 7 972 | 7 972 |
2. inrichting en werking openbaar bestuur | 26 481 | 9 986 | 16 634 | 5 631 | 5 630 | 4 185 | 4 185 |
3. rechtspositie en arbeidsvoorwaardenbeleid politieke ambtsdragers | 6 049 | 6 039 | 6 345 | 6 578 | 5 526 | 6 061 | 6 061 |
4. faciliteren politieke partijen | 11 281 | 10 608 | 15 609 | 15 608 | 14 885 | 14 886 | 14 886 |
Ontvangsten | 4 901 | 172 | 168 | 163 | 159 | 155 | 155 |
Budgetflexibiliteit (kasflexibiliteit) (x € 1 000) | ||||||||||
6: Functioneren Openbaar Bestuur | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | |||||
1. Totaal geraamde kasuitgaven | 46 810 | 35 866 | 34 014 | 33 104 | 33 104 | |||||
2. Waarvan apparaatuitgaven | 8 301 | 8 127 | 8 050 | 8 049 | 8 049 | |||||
3. Dus programma-uitgaven | 38 509 | 27 739 | 25 964 | 25 055 | 25 055 | |||||
Waarvan op 1 januari 2004: | ||||||||||
4. juridisch verplicht | 92% | 35 245 | 88% | 24 482 | 87% | 22 707 | 93% | 23 243 | 93% | 23 243 |
5. complementair noodzakelijk | ||||||||||
6. bestuurlijk gebonden (maar niet juridisch) | 2% | 770 | 2% | 555 | 3% | 779 | 3% | 752 | 3% | 752 |
7. beleidsmatig gereserveerd (o.g.v. een wettelijke regeling of beleidsprogramma) | 6% | 2 494 | 10% | 2 702 | ||||||
8. beleidsmatig nog niet ingevuld | 10% | 2 478 | 4% | 1 060 | 4% | 1 060 | ||||
9. Totaal (=3) | 100% | 38 509 | 100% | 27 739 | 100% | 25 964 | 100% | 25 055 | 100% | 25 055 |
5. Veronderstellingen in effectbereiking, doelmatigheid en raming
Operationele doelstelling 6.2:
A. – Dualisering gemeenten en provincies: Aan het beleid tot verduidelijking van de rolverdeling tussen gemeenteraden en provinciale staten enerzijds, en de colleges van burgemeesters en wethouders respectievelijk de colleges van gedeputeerde staten anderzijds (dualisering gemeenten en provincies), ligt de veronderstelling ten grondslag dat daarmee de volksvertegenwoordigende, controlerende en kaderstellende functies van raden en staten worden versterkt, dat het bestuur transparanter wordt voor burgers en maatschappelijke organisaties en dat de kwaliteit van het bestuur wordt vergroot;
– WGR: Aan het streven naar voortzetting van de meer verplichtende bestuurlijke samenwerking op regionaal niveau ligt de veronderstelling ten grondslag dat deze samenwerking bijdraagt aan de oplossing van regionale problemen, vooral op het terrein van ruimtelijke ordening en verkeer en vervoer. Een betere regionale afstemming van het grotestedenbeleid is onontbeerlijk voor het bereiken van de maatschappelijke doelstellingen van het grote-stedenbeleid;
– Benoemingswijze burgemeesters: Aan het beleid tot heroverweging van de aanstellingswijze van de burgemeester ligt de veronderstelling ten grondslag dat de huidige procedure voor burgemeesterbenoemingen niet in alle opzichten bevredigend is.
B. De veronderstelling is dat de inzet van het Begeleidingsteam Verzelfstandigingen van BZK en Financiën leidt tot betere naleving van de beleidskaders inzake verzelfstandiging van publieke taken. Volgens Aanwijzing voor de regelgeving dient het Begeleidingsteam bij voorstellen tot verzelfstandiging te worden ingeschakeld. Aan de evaluatie van zelfstandige bestuursorganen ligt onder meer de veronderstelling ten grondslag dat bepaalde normen zoals de Aanwijzingen voor de regelgeving geactualiseerd moeten worden. Met de ontwikkeling van een openbaar register inzake ZBO's wordt het effect beoogd, dat er een voor een ieder toegankelijk overzicht van zelfstandige bestuursorganen komt, dat beter inzicht geeft in welke instanties tot de overheid behoren en daarmee welke rechten en plichten er zijn.
De veronderstelling is dat de zelfevaluaties van toezichtarrangement door de ministeries en vervolgens de toetsing daarvan door de Ambtelijke Commissie Toezicht II (ACT II) zullen bijdragen aan de naleving van de Kaderstellende visie op toezicht. In het Instellingsbesluit ACT II (Stcrt. 2003, nr 63) zijn de taken van deze commissie geregeld. Het effect van dit proces zullen beter georganiseerde en ingerichte toezichtarrangementen zijn.
Aan de interdepartementale beleidsvisitaties ligt de veronderstelling ten grondslag dat deze kunnen bijdragen tot ontkokering en verbetering van de interdepartementale samenwerking op verschillende beleidsterreinen.
De Kaderwet adviescolleges en het beleid inzake het publieke adviesstelsel heeft ten doel het adviesstelsel sober te houden. De veronderstelling is dat zonder de Kaderwet en beleid van BZK het aantal adviescolleges onverantwoord zal toenemen met als gevolg ondoelmatigheid en vertraging in de politieke besluitvorming. Gelet op de wens uit het Hoofdlijnenakkoord om adviesraden tegen het licht te houden, is naast het tegengaan van de toename ook een verdere versobering van het bestaande adviesstelsel nodig. Daartoe zal de Overgang naar een Adviesstelsel van Soberheid en Eenvoud (OASE) worden gestart.
C. Interbestuurlijke samenwerking en samenhang tussen bestuurlijke en financiële arrangementen vergroten de beleidseffectiviteit. Het betrekken van partners voorkomt dat betrokkenen elkaar in de wielen rijden en zorgt ervoor dat alle partners hetzelfde doel nastreven. Consensus over een gezamenlijk referentiekader is daarbij een voorwaarde.
Operationele doelstelling 6.3: Aan het beleid tot het ontwikkelen van een rechtspositie en arbeidsvoorwaardenbeleid voor politieke ambtsdragers ligt de veronderstelling ten grondslag dat de dynamische ontwikkelingen in het lokale openbaar bestuur op termijn tot een wijziging van de functie-inhoud leiden en daarmee andere eisen aan de burgemeester zal stellen. Met de voorgestelde beleidsontwikkeling wordt hierop geanticipeerd. Het doel is kwaliteit en continuïteit van het bestuur te waarborgen.
6. Groeiparagraaf implementatie VBTB
Operationele doelstelling 6.2: Op basis van de uitkomsten van de evaluatie van ZBO's en de bepalingen uit het Hoofdlijnenakkoord ter zake van ZBO's zullen het beleid en de wet- en regelgeving inzake verzelfstandiging worden aangepast. Dat betekent actualisering van de basis- en streefwaarden in 2004. In de jaren daarna zal dat rijksdienstbreed zijn uitwerking bij de verschillende concrete verzelfstandigingen hebben.
Het kabinet zal uiterlijk 31 juli 2005 een evaluatie gereed hebben van de Kaderstellende visie en de checklist en de mate waarin de toezichthouders op rijksniveau aan de vernieuwde checklist voldoen. Op dat moment zullen de prestatie-indicatoren, basiswaarden en streefwaarden opnieuw worden bezien.
De Minister voor BVK dient in 2005 een evaluatie van de doeltreffendheid en effecten van de Kaderwet adviescolleges in de praktijk naar de Tweede en Eerste Kamer te sturen. Op dat moment of, zo mogelijk, eerder zal de streefwaarde met het oog op versobering van het adviesstelsel worden aangescherpt. Dit mede in het perspectief van het Hoofdlijnenakkoord waarbij taken, werkwijze en omvang van adviesraden tegen het licht dienen te worden gehouden.
Operationele doelstelling 6.3: Er is met het oog op de beleidsontwikkeling al langer behoefte aan het over een periode van meerdere jaren op gestructureerde wijze verzamelen van (cijfermatige) gegevens en inzichten over de ontwikkelingen in en rond het ambt met inbegrip van de wijzigende samenstelling van de beroepsgroep burgemeesters. Stond 2003 in het teken van het inventariseren van de nog gefragmenteerde versnipperde kennisbestanden, met ingang van 2004 zal een begin worden gemaakt met een toegankelijke database, die in de komende jaren nog verder zal worden uitgebreid. Deze database zal ertoe leiden dat de prestatie-indicatoren beter meetbaar zullen worden.
BELEIDSARTIKEL 7: INFORMATIEBELEID OPENBARE SECTOR
1. Algemene beleidsdoelstelling
Door de inzet van informatie- en communicatietechnologie (ICT) bijdragen aan een beter presterende en geloofwaardige overheid die bevordert dat gegevens omtrent de identiteit van burgers zorgvuldig worden vastgesteld, vastgelegd en gebruikt.
De beleidsfocus is gericht op alle burgers, bedrijven en maatschappelijke instellingen. De Minister van BZK is verantwoordelijk voor de stimulering van alle overheidsorganisaties – en in het bijzonder de Rijksoverheid – om ICT te benutten om te komen tot:
– een beter presterende overheid, een overheid die:
* beter haar doelen bereikt (verbetering effectiviteit),
* met lagere kosten (verbetering efficiëntie);
* met minder bureaucratie en regelzucht;
* op een dienstverlenende, vraaggerichte wijze, zodat burgers, bedrijven en instellingen goed geïnformeerd eigen keuzes kunnen maken en zichzelf kunnen ontplooien;
– een overheid die persoonsgegevens zorgvuldig vaststelt, vastlegt en gebruikt;
– een overheid die in het gebruik van ICT en het daarbij behorende overheidsinformatiebeleid tot de koplopers in Europa behoort.
2. Nader geoperationaliseerde doelstellingen
Operationele doelstelling 2: Verbeteren van zowel de publieke dienstverlening als van de toegankelijkheid van overheidsinformatie en het bewerkstelligen van een goed functionerende en betrouwbare informatie- en communicatie-infrastructuur binnen de openbare sector
Dienstverlening. Een toegankelijke overheid met een niveau van dienstverlening dat voldoet aan de hoge verwachtingen van de samenleving in de 21ste eeuw, waarbij niet het product maar de wensen van de burgers centraal staan is het einddoel. Om dit te bereiken zijn voor 2004 de volgende subdoelen geformuleerd:
– ultimo 2004 kan minimaal 45% van de totale publieke dienstverlening elektronisch worden afgehandeld;
– ultimo 2004 zal 60% van alle formulieren elektronisch beschikbaar zijn;
– Kiezen Op Afstand. Het doel is op termijn het stemproces zoveel mogelijk plaatsonafhankelijk te maken zodat de kiezer meer mogelijkheden heeft om te stemmen. Een stapsgewijze aanpak wordt voorgestaan om dat doel te bereiken. De stapsgewijze aanpak houdt onder meer in dat er in 2004 bij verkiezingen wordt geëxperimenteerd met vormen van plaatsonafhankelijk stemmen;
– in 2004 zullen vijf Innovatie-kanskaarten uitgevoerd worden om de toegevoegde waarde van ICT in sectoren te verkennen. Maatschappelijke problemen vormen het uitgangspunt bij het formuleren van het onderwerp voor een Innovatie-kanskaart. In 2004 zullen ten minste drie gesignaleerde kansen handen en voeten krijgen door middel van een pilotproject en/of verdiepingsstudie.
Toegankelijkheid. Ultimo 2004 wordt 50% van de verordeningen van provincies, gemeenten en waterschappen ontsloten via een decentrale wettenbank.
Communicatie- en informatie-infrastructuur. In 2004 zal het aantal elektronische transacties waarbij een door PKI ondersteunde elektronische handtekening wordt gebruikt binnen de domeinen overheid-overheid en overheid-bedrijfsleven zijn vermeerderd met 50 000 ten opzichte van 2003.
Dienstverlening. In het project Dienstverlening zonder bureaucratie wordt gewerkt aan de introductie van elektronische formulieren en het eenmalige verzamelen van gegevens. Dit vormt de aangewezen route om de interne organisatie en de informatiehuishouding van de overheid op orde te brengen en onnodige (handmatige) handelingen te elimineren. Daarmee wordt niet alleen de publieke dienstverlening gediend, maar ook de interne efficiency van de overheid. Het project Dienstverlening zonder bureaucratie zal ook een brede verkenning uitvoeren naar concrete mogelijkheden om de bureaucratie van de dienstverlening terug te dringen.
Het programma Elektronische Gemeente (Egem) zal gemeenten ondersteunen bij de inzet van ICT om beter te kunnen presteren.
In 2004 wordt het project superpilots afgerond. Dit project heeft tot doel tot een zo volledig mogelijk aanbod te komen van elektronische publieke dienstverlening.
Toegankelijkheid. Burgers hebben recht op een overheid waar ze eenvoudig zaken mee kunnen doen. Toegankelijkheid is een voorwaarde voor goede dienstverlening.
Met basisinformatie van de democratische rechtsstaat wordt bedoeld alle wet- en regelgeving, informatie van gekozen bestuursorganen en rechterlijke uitspraken. Deze informatie hoort zelfstandig, gratis en in onderlinge samenhang elektronisch raadpleegbaar en opnieuw bruikbaar te worden gemaakt. Verordeningen van provincies, gemeenten en waterschappen zijn niet opgenomen in de overheidswettenbank. Toegankelijkheid van algemeen verbindende voorschriften van lagere overheden kan sterk worden vergroot als de decentrale overheden ertoe zouden overgaan om op uniforme wijze geconsolideerde regelgeving op internet te publiceren, inclusief versiebeheer en wel zodanig dat alle lokale verordeningen vanuit één ingang elektronisch toegankelijk zijn. Dit kan alleen worden bewerkstelligd als deze overheden het consolidatie- en publicatieproces verrichten volgens een bepaalde standaard.
In 2004 zullen gemeenten, provincies en waterschappen actief worden gestimuleerd om hun regelgeving in geconsolideerde vorm via internet toegankelijk te maken. Dit zal gebeuren door een praktisch handboek voor het bouwen van een decentrale wettenbank voor de lagere overheden uit te geven. Met behulp van externe middelen (bijvoorbeeld uit het Nationaal Actieplan Elektronische Snelwegen) zal het stimuleringsbeleid geïntensiveerd worden (bijvoorbeeld door het maken van een stimuleringsregeling). Dit moet ertoe leiden dat eind 2005 100% van de publieke instanties voldoet aan de minimum richtlijnen omtrent democratische basisinformatie op de website.
Wetgeving kan nog niet elektronisch officieel bekend worden gemaakt. Hiervoor is een aantal wetswijzigingen vereist. Voorbereiding van deze wetswijzigingen worden in 2004 verder getroffen. Gedacht wordt aan een wettelijke verplichting om verordeningen langs elektronische weg officieel bekend te maken. Op deze wijze ontstaat een authentieke registratie (waarvan ook de overheidswettenbank deel uitmaakt) van alle algemeen verbindende voorschriften van de Nederlandse overheid. Burgers hebben recht op toegang tot deze informatie.
In 2004 zal een overheidsmetadatamodel worden ontwikkeld. Dit instrument verbetert de toegankelijkheid en beheersbaarheid van overheidsinformatie voor burgers en overheden.
De overheid kan als katalysator fungeren voor nieuwe diensten in de informatiemaatschappij. Bij de implementatie van de EU Richtlijn Commerciële exploitatie van overheidsinformatie wordt waar mogelijk de bestaande beleidslijn Naar optimale beschikbaarheid van overheidsinformatie verankerd in bestaande wet en regelgeving. Een publiekrechtelijke regeling ter effectuering van de beleidslijn zal gelden voor alle informatie die bestuursorganen verstrekken, verplicht of onverplicht, met uitzondering van de informatie waarvoor al uitdrukkelijk is bepaald dat de overheid deze niet mag exploiteren of waarvoor in bijzondere wetten een speciale regeling van de kosten is getroffen.
Communicatie- en informatie-infrastructuur. Het programma Architectuur van de Overheid zorgt voor een gemeenschappelijke, organisatieoverschrijdende aanpak van automatisering. Nevendoel is het verbeteren van de kwaliteit, consistentie en beheersbaarheid van ICT projecten binnen de overheid.
In 2004 wordt er gewerkt aan standaardisering van processen, gegevensstructuren, technieken en communicatiemethoden. Als voorlopige activiteiten zijn voorzien:
– het ontwikkelen van een gestandaardiseerde basis voor een integratie-architectuur van de Nederlandse Overheid;
– vereenvoudiging van de toepassing van bestaande generieke instrumenten, en uniformering van de implementatie;
– het uitvoeren van een aantal projecten die ketenproblemen aanpakken en die met een architectuurbenadering oplosbaar zijn.
In de motie Vendrik (kamerstukken II, 2002/2003, 28 600 XIII, nr 30) wordt aan het kabinet gevraagd om er voor te zorgen dat in 2006 de gehele publieke sector gebruik maakt van open standaarden en om een ambitieus plan neer te zetten voor Open Source Software. Onder meer in reactie hierop hebben BZK en EZ het programma OSOSS opgezet, dat als doel heeft overheden te ondersteunen indien ze gebruik willen maken van Open Standaarden en Open Source Software. Daartoe zullen in 2004 instrumenten worden ontwikkeld en aangereikt die hen helpen om de toepassing van Open Standaarden en Open Source Software intern te organiseren. Dit zijn een catalogus voor open standaarden, een uitwisselingsplatform voor Open Source Software, een handleiding om zelf een community op te zetten en advies op maat. Verder zal onderzocht worden of dit voldoende is voor acceptatie van Open Standaarden of dat een vorm van voorschrijven noodzakelijk zal zijn.
Voor de elektronische communicatie van burger, bedrijven en instellingen met de overheid en tussen overheidsorganisaties onderling is ook in 2004 een Public Key infrastructuur (PKI) nodig die goed functioneert en waarlangs berichten en gegevens zodanig kunnen worden uitgewisseld dat:
– ze ongeschonden verstuurd worden en aankomen;
– vaststelbaar is van wie ze afkomstig zijn;
– vertrouwelijkheid wordt gegarandeerd.
In 2004 zal de inzet van het expertise centrum PKI primair gericht zijn op de domeinen overheid-overheid en overheid-bedrijfsleven, omdat daar een gekwalificeerde elektronische handtekening het meest urgent blijft. Naast het op peil houden van de kennis op het gebied van PKI zal met name ondersteuning geboden worden bij concrete adviezen.
De uitkomsten van de actielijnen die in 2002 zijn uitgezet om tot implementatie van het persoonsnummerbeleid te komen (kamerstukken II, 2002/2003, 28 600 VII, nr 21), worden samengenomen in een implementatieplan dat in oktober 2003 aan de Tweede Kamer zal worden aangeboden. Dit plan moet duidelijkheid verschaffen over de organisatorische, technische, juridische en financiële consequenties die aan de introductie van een burgerservicenummer verbonden zijn, zodat een definitief besluit over invoering genomen kan worden. Dan zal het plan vanaf 2004 worden uitgevoerd.
In 2004 zal ofwel via pilots ofwel door een traject van samenwerking met gemeenten en stakeholders onderzocht worden of invoering van een digitale kluis haalbaar en wenselijk is. Op basis van de uitkomsten zal de Tweede Kamer worden geïnformeerd. Doel van de digitale kluis is dat burgers meer regie krijgen over hun eigen persoonsgegevens.
KOA. De eerste twee experimenten met plaatsonafhankelijk stemmen gaan plaatsvinden bij de verkiezing voor het Europees Parlement (10 juni 2004). Voor het experiment met pc- en telefoonstemmen wordt in 2003 de stemdienst ontwikkeld, getest en in de praktijk beproefd. Het experiment zelf begint op 10 december 2003 (start van de registratie van de kiezers in het buitenland) en duurt tot 10 juni 2004 (21.00 uur Nederlandse tijd). Gedurende die periode worden de kiezers geregistreerd, de gegevens van de kiezers geanonimiseerd, de stembescheiden gemaakt en verzonden naar de kiezers, voorlichting gegeven en kan er worden gestemd voor de verkiezing van het Europees Parlement.
De gemeenten die gaan experimenteren met het stemmen in een stemlokaal van eigen keuze binnen de gemeente zullen nieuwe oproepingskaarten (met echtheidskenmerken) ontwikkelen, een register opstellen en bijhouden van vervallen verklaarde oproepingskaarten, voorlichting geven over de nieuwe wijze van stemmen en de leden van de stembureaus opleiden. De experimenten worden vervolgens geëvalueerd waarna het kabinet zal besluiten over eventuele verdere experimenten.
Totaal is voor de realisatie van deze operationele doelstelling € 11,419 mln beschikbaar.
Overzicht prestatiegegevens | |||
Operationele doelstellingen | Prestatie-indicatoren | Basiswaarde | Streefwaarde |
7.2: Verbeteren van zowel de publieke dienstverlening als van de toegankelijkheid van overheidsinformatie en het bewerkstelligen van een goed functionerende en betrouwbare informatie- en communicatie-infrastructuur binnen de openbare sector. | 1. Percentage van de totale publieke dienstverlening dat elektronisch kan worden afgehandeld. | 35% | 45% |
2. Percentage beschikbare elektronische formulieren. | 35% | 60% | |
3. Percentage verordeningen van provincies, gemeenten en waterschappen dat ontsloten is via een decentrale wettenbank. | n.v.t. | 50% | |
4. Aantal elektronische transacties waarbij een door PKI ondersteunde elektronische handtekening wordt gebruikt binnen de domeinen overheid-overheid en overheid-bedrijfsleven. | nog niet beschikbaar | 50 000 meer dan in 2003 |
Operationele doelstelling 3: Het instandhouden en optimaliseren en het bevorderen van het gebruik van overheidsbrede ICT-voorzieningen
De afgelopen jaren is op het gebied van de elektronische overheid een groot aantal programma's en projecten gestart. Verschillende van die programma's hebben reeds geleid tot de realisatie van overheidsbrede ICT-voorzieningen. Deze krijgen nu een structurele organisatorische inbedding binnen de Rijksoverheid waarbij de nadruk ligt op het beheer en de instandhouding van deze voorzieningen, op de optimalisering van de prestaties en het bevorderen van het gebruik.
Het gaat hierbij om:
– het Kenniscentrum Elektronische Overheid (ELO);
– het overheidsportaal Overheid.nl;
– het Computer Emergency Response Team van de overheid GOVCERT.NL;
– het Rijksoverheidsintranet RYX;
– het beleidsorgaan voor de PKI voor de Overheid, de Policy Authority PKI;
– de Handelingenbank, een instrument voor de selectie van overheidsarchieven en de ontsluiting van overheidsdocumenten;
Voor al deze voorzieningen zal op basis van een gedifferentieerde set van beschikbaarheids-, output-, gebruiks- en tevredenheidsindicatoren een kwaliteitsindex worden ontwikkeld. Het streven is voor elk van deze voorzieningen een continu kwaliteitsniveau van minimaal een zeven te realiseren op een schaal van tien.
– Het ELO is opgericht ten behoeve van kennisuitwisseling en het verstrekken van algemene adviezen en voorlichting over en voor de elektronische overheid in brede zin. In 2004 wordt het Kenniscentrum verder ontwikkeld. Dit krijgt vorm door het beheer van een digitale kennisbank waarin inhoudelijke kennis over de inzet van ICT door overheden wordt verzameld en beschikbaar gemaakt. Daarin wordt tevens de kennis van afgeronde ELO-programma's gebundeld (zoals Overheidsloket 2000 en Stroomlijning Basisgegevens). Daarnaast wordt gewerkt aan de verdere professionalisering van de voorlichtings- en adviesfunctie van het Kenniscentrum.
– De website www.overheid.nl zal in 2004 worden verbeterd en uitgebreid. Met betrekking tot de officiële publicaties (Staatsblad, Tractatenblad, Staatscourant, Kamerstukken) zal een eigen database in gebruik worden genomen die de gebruiksmogelijkheden vergroot. Het wettenbestand zal fasegewijs worden uitgebreid en er worden links aangebracht tussen wetten en officiële publicaties. De kwaliteit en actualiteit van de almanak met overheidsorganisaties zal worden verbeterd. Het overheidsloket dat 2 500 overheidsdiensten bevat zal worden verbonden met productoverzichten van gemeenten, provincies en waterschappen en de afstemming met postbus51.nl zal worden verbeterd. Daarnaast zal het gebruik van de website zoveel mogelijk worden bevorderd.
– GOVCERT.NL is organisatorisch ondergebracht bij de Stichting ICTU. In 2004 zal een besluit worden genomen over de structurele organisatorische ophanging en rechtsvorm van GOVCERT.NL, waarbij vooral gezocht zal worden naar synergie met de te treffen maatregelen op het terrein van de bescherming van de vitale infrastructuur.
– Het Rijksoverheidsintranet RYX is per 1 april 2003 de beheerfase in gegaan. Hierin staat centraal het verhogen van het nut dat de gebruikers ervaren door enerzijds het voortdurend aanpassen van het aanbod op de vraag naar informatiebronnen en functionaliteiten, en anderzijds door het bevorderen van het gebruik van RYX door overheidsorganisaties om specifieke doelgroepen binnen de Rijksdienst te bereiken. Het speerpunt daarbij zal zijn het benutten van RYX als infrastructuur voor de dienstverlening van het op te richten Shared Servicecentrum HRM aan medewerkers, managers en personeelsadviseurs. De Stichting ICTU, die RYX beheert, onderhoudt de basisinfrastructuur en ontwikkelt en implementeert eventuele nieuwe functionaliteiten en content.
– Om het stelsel van de PKI voor de Overheid goed te laten verlopen, is een toezichthouder nodig die beziet of de partijen voldoen c.q. blijven voldoen aan het Programma van Eisen. Daarnaast dient het stamcertificaat van de Overheid en het Programma van Eisen beheerd te worden. Daartoe is in 2003 een Policy Authority (PA) ingesteld, die in 2004 als organisatieonderdeel zal worden ingebed in BPR. De PA beheert de toelatingseisen en de basiscertificaten op basis waarvan burgers, bedrijven, instellingen en overheidsorganisaties een elektronische handtekening die voldoet aan de PKI-eisen, kunnen verkrijgen.
– De handelingenbank is een instrument dat gebruikt wordt bij de digitalisering van overheidsdocumenten en archieven. Om het gebruik en de verdere ontwikkeling van de Handelingenbank te stimuleren is een gebruikersplatform ingesteld, waarin de participerende overheidsorganisaties zitting hebben. Het Gebruikersplatform stuurt en coördineert het beheer van de Handelingenbank. Er wordt een website ontwikkeld via welke implementatieplannen, opleidingen en de software (onder open source licentie) ter beschikking worden gesteld aan de gebruikers.
Centrale Archief Selectiedienst (CAS). De CAS houdt zich bezig met het bewerken, beheren en beschikbaar stellen van archieven van ministeries en Hoge colleges van staat. Om te voldoen aan de verplichtingen die zijn vastgelegd in raamconvenanten met ministeries en Hoge Colleges van Staat worden 96 860 uur geleverd voor de uitvoering van door de opdrachtgevers aangedragen projecten. Daarnaast biedt de CAS ondersteuning aan ministeries en de Hoge colleges van staat bij het streven naar effectief archief- en informatiebeheer, door middel van adviesen uitvoeringsprojecten. Hiervoor is 13 442 uur beschikbaar. Tevens is de CAS voornemens het beheren en beschikbaar stellen van circa 58 km archief te realiseren. Voor deze beheersactiviteit zijn 8 487 uur beschikbaar.
Totaal is voor de realisatie van deze doelstelling € 17,993 mln beschikbaar. Een gedeelte van dit bedrag is de bijdrage van BZK aan CAS, namelijk € 5,118 mln.
Overzicht prestatiegegevens | |||
Operationele doelstellingen | Prestatie-indicatoren | Basiswaarde | Streefwaarde |
7.3: Het instandhouden en optimaliseren en het bevorderen van het gebruik van overheidsbrede ICT-voorzieningen. | 1. Overheidsportaal Overheid.nl. | nog niet beschikbaar | 7 (kwaliteitsniveau) |
2. Computer Emergency Response Team van de overheid GOVCERT.NL | nog niet beschikbaar | 7 | |
3. Rijksoverheidsintranet RYX | nog niet beschikbaar | 7 |
Operationele doelstelling 4: Het instandhouden en optimaliseren van de reisdocumentenketen en het instandhouden en ontwikkelen van het stelsel van de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (GBA) zoals neergelegd in de Paspoortwet en de wet GBA
1. Het optimaliseren van het GBA-stelsel door het op termijn online maken van het GBA-stelsel en het vergroten van de flexibiliteit en kwaliteit in de vorm van een verregaande standaardisatie van de decentraal gebruikte GBA-systemen.
2. Garanderen van de kwaliteit van het uitgifteproces reisdocumenten en de beveiliging bij de uitgevende instanties. Harmonisatie van de beveiligingseisen gesteld in de Paspoort Uitvoeringsregeling Nederland (PUN) 2001 en de Wet GBA.
3. Invulling geven aan het kabinetsstreven om identiteitsfraude tegen te gaan door opname van biometrie op reisdocumenten, zijnde identiteitsdocumenten. Tevens voldoen aan de internationale standaarden voor biometrie op reisdocumenten.
1. In 2004 zal de nadruk liggen op het uitwerken van de adviezen van de commissie Toekomst van de GBA om te komen tot een volledig online GBA-stelsel en verdere flexibilisering. Bepalend zullen hierbij zijn de uitkomsten van de impactanalyse naar financiële, organisatorische en technische consequenties van het door het kabinet voorgestelde GBA-startpakket op de burgerzakensystemen. Indien uit deze impactanalyse blijkt dat invoering van een GBA-startpakket tegen redelijke kosten onmogelijk blijkt of andere belemmeringen in dit kader naar voren komen zal gezocht moeten worden naar alternatieven om tegemoet te komen aan de doelstellingen die met de modernisering van de GBA worden beoogd. In 2003 zal met de gemeenten en afnemers overleg worden gevoerd over de uitkomsten van de impactanalyse en over de eventueel noodzakelijke alternatieven. Aansluitend hierop worden in 2004 de voorbereidingen getroffen voor de ontwikkeling van een GBA-startpakket of een nader te bepalen alternatief.
2. In 2004 wordt gestart met het uitvoeren van de eerste externe onderzoeken naar de toepassing van de beveiligingsmaatregelen voor de reisdocumenten bij gemeenten. De resultaten worden gebruikt voor de verdere ontwikkeling van het externe onderzoek en voor de verbetering van de kwaliteit van het uitgifteproces bij gemeenten. In 2004 wordt gestart met het harmoniseren van de beveiligingseisen gesteld in de PUN 2001 en de Wet GBA. Met de harmonisatie worden de beveiligingseisen van de GBA en de PUN 2001 aangepast aan de beveiligingsvereisten die een online GBA stelt. De harmonisatie van de beveiligingseisen zullen van invloed zijn op de GBA-audit en het externe onderzoek naar de toepassing van de beveiligingsmaatregelen voor de reisdocumenten bij gemeenten. Het proces van harmonisatie van de beveiligingseisen loopt gelijk met de modernisering van de GBA en duurt tot circa 2008.
3. In 2003 zal de Kamer over de resultaten van het onderzoek naar en het kabinetsstandpunt over de toe te passen biometrische technologie ter bestrijding van look-alike fraude en over de wijze van invoering worden geïnformeerd. Tevens worden de consequenties op het gebied van wetgeving en financiën besproken. Aansluitend op de besluitvorming van de Kamer zullen, afhankelijk van de uitkomst, in de tweede helft van 2003 voorbereidingen worden getroffen voor de aanbesteding van de noodzakelijke aanpassingen in documenten en apparatuur en zal een plan voor de invoering van biometrie worden opgesteld. Recent heeft ICAO (een internationale organisatie die standaarden vaststelt voor reisdocumenten) besloten de gelaatsherkenning als primair biometrisch kenmerk aan te wijzen. In het kabinetsstandpunt wordt op deze ontwikkelingen ingegaan.
Voor bovenstaande activiteiten 1 en 2 is in totaal beschikbaar € 4,738 mln.
Overzicht prestatiegegevens | |||
Operationele doelstellingen | Prestatie-indicatoren | Basiswaarde | Streefwaarde |
7.4: Het instandhouden en optimaliseren van de reisdocumentenketen en het instandhouden en ontwikkelen van het GBA-stelsel zoals neergelegd in de Paspoortwet en de Wet GBA. | 1. klanttevredenheid. | 7,0 | 7,1 |
2. GBA-audit: percentage van gemeenten die in één keer slagen. | 30% | 40% | |
3. reisdocumentenaudit percentage gemeenten die slagen. | nog niet beschikbaar | nog niet beschikbaar |
3. Tabel Budgettaire gevolgen van beleid
Budgettaire gevolgen van beleid (x € 1 000) | |||||||
7: Informatiebeleid Openbare Sector | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 |
Verplichtingen | 109 299 | 125 459 | 51 053 | 39 576 | 41 537 | 52 477 | 55 458 |
1. apparaat | 2 338 | 2 512 | 2 199 | 2 103 | 2 083 | 2 083 | 2 083 |
2. verbeteren ICT-voorzieningen | 14 907 | 35 814 | 8 192 | 6 725 | 404 | 5 504 | 11 504 |
3. instandhouden en optimaliseren ICT-voorzieningen | 45 038 | 47 722 | 5 164 | 1 709 | 7 067 | 9 088 | 9 088 |
4. reisdocumenten en GBA-stelsel | 47 016 | 39 411 | 35 498 | 29 039 | 31 983 | 35 802 | 32 783 |
Uitgaven | 93 618 | 77 603 | 67 109 | 56 255 | 52 658 | 56 477 | 55 458 |
1. apparaat | 2 373 | 2 512 | 2 199 | 2 103 | 2 083 | 2 083 | 2 083 |
2. verbeteren ICT-voorzieningen | 14 795 | 13 177 | 11 419 | 10 725 | 4 404 | 9 504 | 11 504 |
3. instandhouden en optimaliseren ICT-voorzieningen | 29 434 | 22 503 | 17 993 | 14 388 | 14 188 | 9 088 | 9 088 |
4. reisdocumenten en GBA-stelsel | 47 016 | 39 411 | 35 498 | 29 039 | 31 983 | 35 802 | 32 783 |
Ontvangsten | 53 671 | 35 232 | 28 596 | 27 759 | 29 892 | 33 711 | 32 765 |
Budgetflexibiliteit (kasflexibiliteit) (x € 1 000) | ||||||||||
7: Informatiebeleid Openbare Sector | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | |||||
1. Totaal geraamde kasuitgaven | 67 109 | 56 255 | 52 658 | 56 477 | 55 458 | |||||
2. Waarvan apparaatuitgaven | 2 199 | 2 103 | 2 083 | 2 083 | 2 083 | |||||
3. Dus programma-uitgaven | 64 910 | 54 152 | 50 575 | 54 394 | 53 375 | |||||
Waarvan op 1 januari 2004: | ||||||||||
4. juridisch verplicht | 82% | 53 243 | 80% | 43 252 | 91% | 45 927 | 82% | 44 647 | 84% | 44 647 |
5. complementair noodzakelijk | ||||||||||
6. bestuurlijk gebonden (maar niet juridisch) | 6% | 3 792 | 7% | 4 000 | 8% | 4 000 | 7% | 4 000 | 7% | 4 000 |
7. beleidsmatig gereserveerd (o.g.v. een wettelijke regeling of beleidsprogramma) | 12% | 7 875 | 13% | 6 900 | ||||||
8. beleidsmatig nog niet ingevuld | 1% | 648 | 11% | 5 747 | 9% | 4 728 | ||||
9. Totaal (=3) | 100% | 64 910 | 100% | 54 152 | 100% | 50 575 | 100% | 54 394 | 100% | 53 375 |
5. Veronderstellingen in effectbereiking, doelmatigheid en raming
Operationele doelstelling 7.2: Bij het formuleren van de operationele doelstellingen van artikel 7 is steeds aangegeven hoe deze doelen bereikt zullen worden. Hierbij wordt uitgegaan van een aantal veronderstellingen. Een van de belangrijkste veronderstellingen voor het beleid in 2004 is dat de streefwaarden die geformuleerd zijn voor eind 2003 worden gehaald. Mochten deze waarden lager uitvallen dan zal dit consequenties hebben voor het beleid van 2004.
Een andere veronderstelling is dat voor het bereiken van de doelstellingen van het komende jaar gedeeltelijk financiering plaatsvindt uit nog niet definitief toegewezen middelen van het Nederlands Actieprogramma elektronische Snelwegen (NAP). Voor de programma's OSSOS, Egem, Architectuur van de Overheid en Dienstverlening zonder bureaucratie zijn dergelijke claims neergelegd. Het geformuleerde beleid voor deze acties gaat uit van toekenning van de claims.
Met KOA wordt het stemproces plaatsonafhankelijker gemaakt. Dat biedt de kiezer meer faciliteiten en dus ook meer flexibiliteit bij het uitbrengen van zijn/haar stem. Met experimenten, te beginnen in 2004, wordt vastgesteld of de kiezer met de nieuwe faciliteiten weet om te gaan en hoe de kiezer de faciliteiten waardeert.
Operationele doelstelling 7.4: De activiteiten die samenhangen met activiteit 3 (biometrie) zijn afhankelijk van de uitkomst van het onderzoek naar en het kabinetstandpunt over de toe te passen biometrische technologie. Hierover wordt de Tweede Kamer in het najaar van 2003 geïnformeerd.
6. Groeiparagraaf implementatie VBTB
De operationele doelstellingen 7.2 en 7.3 zijn nieuw in vergelijking met de begroting voor 2003. Operationele doelstelling 7.2 is een samenvoeging van de oude operationele doelstellingen 7.2 en 7.3 om zo ruimte te maken voor een nieuwe operationele doelstelling 7.3. De oorspronkelijke indeling van de activiteiten gericht op enerzijds de front-office (de dienstverlening aan burgers en bedrijven) en anderzijds de back-office (al hetgeen binnen overheidsorganisaties moet gebeuren om die dienstverlening mogelijk te maken) werd vanuit sturingsoogpunt meer en meer als kunstmatig gezien, omdat de doelen op het ene terrein niet gerealiseerd kunnen worden onafhankelijk van de voortgang op het andere terrein. Zinvoller is een onderscheid tussen activiteiten die zich nog in de beleidsvormings- en ontwikkelfase bevinden en waar de initiële projectdoelen nog gehaald moeten worden (de nieuwe operationele doelstelling 7.2) en voorzieningen die al zijn gerealiseerd en waarbij de nadruk komt te liggen op instandhouding en optimalisering (de nieuwe operationele doelstelling 7.3). Ook qua financiële sturing is dat onderscheid zinvol, omdat het budget gekoppeld aan operationele doelstelling 7.3 al belegd is met meerjarige verplichtingen en daardoor niet of nauwelijks flexibel is. Bij operationele doelstelling 7.2 gaat het vooral om kortlopende verplichtingen nodig om beleid te vormen of projecten uit te voeren.
Voor de prestatie-indicatoren betekent dit dat voor operationele doelstelling 7.3 geheel nieuwe indicatoren moeten worden ontwikkeld. Het karakter van die indicatoren is inmiddels duidelijk: voor al deze voorzieningen zal op basis van een gedifferentieerde set van beschikbaarheids-, output-, gebruiks- en tevredenheidsindicatoren een kwaliteitsindex worden ontwikkeld. Het streven is voor elk van deze voorzieningen een continue kwaliteitsniveau van minimaal een zeven te realiseren op een schaal van tien. De indexen zelf en de onderliggende indicatoren moeten echter nog worden ontwikkeld.
De prestatie-indicator voor PKI is nieuw in vergelijking met de begroting voor 2003. In de begroting 2003 werd ernaar gestreefd dat eind 2003 bij 5% van alle mogelijke elektronische transacties binnen de domeinen overheid-overheid en overheid-bedrijfsleven een door PKI ondersteunde elektronische handtekening wordt gebruikt. De meetbaarheid van deze indicator laat te wensen over aangezien het lastig is te bepalen wat wordt verstaan onder alle mogelijke elektronische transacties, en dat vervolgens te meten. Daarom wordt voor 2004 gekozen voor een prestatie-indicator die nominaal meetbaar is. In 2004 zal het aantal elektronische transacties waarbij een door PKI ondersteunde elektronische handtekening wordt gebruikt binnen de domeinen overheid-overheid en overheid-bedrijfsleven zijn vermeerderd met 50 000 ten opzichte van 2003. Daartoe wordt eind 2003 een nulmeting uitgevoerd.
De prestatie-indicatoren voor operationele doelstelling 7.4 zijn in 2004: klanttevredenheid en slagingspercentage GBA-audit. Vanaf najaar 2004 worden tevens de eerste reisdocumentenaudits bij gemeenten uitgevoerd. Als streefwaarde is opgenomen een percentage van 10% gemeenten dat slaagt voor de audit. Een en ander is echter afhankelijk van het aantal gemeenten dat in 2004 een externe audit zal doen uitvoeren.
De waarden genoemd bij het klanttevredenheidsonderzoek en GBA-audit zijn gelijk aan 2003. Ten aanzien van het klanttevredenheidsonderzoek is gesteld door expertbureaus (zoals het NIPO) dat dit de maximaal haalbare waarde is. BPR wenst meer inzicht te krijgen of afnemers van de GBA de gegevens daadwerkelijk overeenkomstig de daartoe door de Minister van BZK verstrekte autorisaties gebruiken.
In overleg met het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) zal hiervoor een controle-instrument worden ontwikkeld. Het streven is erop gericht om een convenant te sluiten met het CBP op basis waarvan het controle instrument kan worden vormgegeven. Nagegaan zal worden of het mogelijk is ook ten aanzien van de audit bij afnemers een prestatie-indicator worden ontwikkeld.
BELEIDSARTIKEL 8: INTEGRATIE MINDERHEDEN
3. Tabel Budgettaire gevolgen van beleid
Budgettaire gevolgen van beleid (x € 1 000) | |||||||
8: Integratie Minderheden | 2002 | 2003* | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 |
Verplichtingen | 216 762 | Vervallen | |||||
1. apparaat | 4 273 | ||||||
2. positieverbetering etnische minderheden | 38 904 | ||||||
3. coördineren inburgering nieuwkomers en oudkomers | 121 203 | ||||||
4. huisvesting statushouders door gemeenten | 24 415 | ||||||
5. remigratieregeling | 27 967 | ||||||
Uitgaven | 161 095 | Vervallen | |||||
1. apparaat | 4 273 | ||||||
2. positieverbetering etnische minderheden | 25 230 | ||||||
3. coördineren inburgering nieuwkomers en oudkomers | 82 662 | ||||||
4. huisvesting statushouders door gemeenten | 24 425 | ||||||
5. remigratieregeling | 24 505 | ||||||
Ontvangsten | 3 648 | Vervallen |
* Met ingang van de ontwerp-begroting 2003 overgegaan naar de begroting van Justitie (VI).
BELEIDSARTIKEL 9: GROTESTEDENBELEID
1. Algemene beleidsdoelstelling
Beleidsartikel 9 van de BZK-begroting is de centrale plaats binnen de rijksbegroting waar een horizontaal overzicht wordt gegeven van de kabinetsbrede doelstellingen van het grotestedenbeleid (GSB). De eigen verantwoordelijkheden en doelstellingen van de andere bij het GSB betrokken ministers worden in de desbetreffende departementale begrotingen opgenomen. Hier wordt weergegeven welke operationele doelstellingen de Minister voor BVK heeft met betrekking tot zijn systeemverantwoordelijkheid en budgettaire medeverantwoordelijkheid voor het GSB.
Complete en vitale grote steden
De grote steden1 hebben een achterstand op het gebied van de veiligheid en sociale, fysieke en economische infrastructuur. Op belangrijke punten als het verbeteren van de veiligheid, bevorderen van de integratie, versterken van de sociale infrastructuur, tegengaan van (langdurige) werkloosheid en de differentiatie van woonwijken staan de steden voor absoluut en relatief grote opgaven. Het uiteindelijke doel van het GSB in de periode 1999–2004 is om te komen tot een leefbare en veilige stad, die in fysiek, economisch en sociaal opzicht voldoet aan de – steeds hogere– eisen die bewoners, bedrijven, instellingen, bezoekers en recreanten nu en in de toekomst aan de stad stellen: een stad die sociaal, leefbaar en veilig is en kansen biedt aan burgers die kansen nodig hebben en ze ook daadwerkelijk benutten en zo te komen tot een meer dan gemiddelde vooruitgang op de hierna genoemde doelstellingen. Een economisch vitale stad, met hoogwaardige vestigingslocaties, die werk biedt aan wie dat zoekt.
Dit uiteindelijke doel wordt geconcretiseerd in 9 meetbare maatschappelijke doelstellingen die een indicatie geven van de achterstanden en aandachtspunten in de grote steden:
9 Doelstellingen | 16 Indicatoren | Ontwikkeling vanaf 1998 | |
---|---|---|---|
1a | Terugdringing van de (structurele) werkloosheid. | Percentage geregistreerde werklozen (GWL) op stadsniveau. Aandeel Niet Werkende Werkzoekenden in de potentiële beroepsbevolking in de aangewezen wijken ten opzichte van het stedelijk gemiddelde (naar etnische herkomst en werkloosheidsduur). | In de G4 gedaald van 8,2% (1998) naar 4,4% (2000), in de G21 gedaald van 5,8% (1998) naar 3,5% (2000).De werkloosheid in aandachtswijken daalt tussen 1998 en 2001 iets sneller dan het stadsgemiddelde (41% tegenover 40%). |
1b | Bevordering van de arbeidsplaatsen. | Aantal werkzame personen (=arbeidsplaatsen). | In 1999–2001 is het aantal banen in Nederland met 4,7% gestegen. In de G4 en de G21 was dat resp. 2,3% en 5,2%. In de G5 was dat 6,1%. |
2 | Versterking van de economische concurrentiepositie. | Gemiddeld rapportcijfer ondernemersklimaat in de gemeente. | Van 2000 tot 2002 is dit cijfer in de G4 gestegen van 6,2 naar 6,5. In de G21 van 6,5 naar 6,6 en in de G5 ook van 6,5 naar 6,6. |
3 | Verbetering van de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt. | Aandeel op de bevolking (van 16 tot 25 jaar) dat maximaal over een vbo/mavo-diploma beschikt. | Op stadsniveau geen cijfers beschikbaar, na invoering leerlingenvolgsysteem is indicator te volgen. |
4 | Versterking van de positie van de stedelijke woonmilieus op de regionale woningmarkt. | Aandeel huishoudens behorend tot de midden- en hogere inkomensgroepen. | In de G4 gestegen van 46% (1998) naar 47% (2000), in de G21 gedaald van 52% (1998) naar 51% (2000). In de G5 gelijk gebleven (61%). (Nederland ook gelijk gebleven met 60%). |
5 | Verbetering van de fysieke leefomgeving en leefbaarheid. | Gemiddeld rapportcijfer voor de woonomgeving. | Onvoldoende bekend over gemiddelde ontwikkeling. |
Aandeel inwoners dat (zeer) tevreden is over de groenvoorziening in de buurt. | Aandeel bevolking dat tevreden is over groenvoorzieningen is voor de G30 tussen 97 en 2002 constant gebleven in G30. | ||
Kengetal verloedering. | In de G4 tussen 1997en 2002 licht gestegen van 5,1 naar 5,3; in G21 van 4,1 naar 4,2. | ||
6 | Vergroting van de bereikbaarheid van economische activiteiten. | Geen indicator beschikbaar. | |
7 | Versterking van de sociale infrastructuur. | Kengetal sociale kwaliteit van de woonomgeving. | In alle steden constant gebleven tussen 97 en 2002 (6,1 voor G30). |
Beleid ten aanzien van kwetsbare groepen. | Geen kwantitatieve informatie. | ||
8 | Verbetering van de veiligheid, tevens veiligheid op scholen. | Slachtofferschap van vermogensmisdrijven, vernielingen en verstoring van de openbare orde, geweldsdelicten. Aandeel in de bevolking dat zich wel eens onveilig voelt. | In periode 1997–2001: G4: percentage slachtoffers van inbraak, auto en fiets daalt, geweld en vernielingen stijgen echter licht. G21: voor alle categorieën percentage slachtoffers afgenomen. Tussen 97–2002: G4 toename van 41% naar 44%. G21 afname van 37% naar 32%. |
Aandeel in de bevolking dat zich in de eigen buurt wel eens onveilig voelt. | Tussen 97–2002: G4 toename van 26% naar 34%; G21 afname van 27% naar 23%; | ||
Aandeel jeugdige delictplegers per 1 000 inwoners van de leeftijdscategorie 12–25 jaar. | Van 98 tot en met 2001: G4: daling van 42 naar 36; G21: constant (29). | ||
Veiligheid op scholen. | Geen kwantitatieve gegevens. | ||
9 | Duurzaam herstel van de kwetsbare wijken. | Relatieve stijging van de gemiddelde waarde van onroerende goederen in het kader van de Wet Onroerende Zaakbelasting. | CBS nog geen nieuwe cijfers op wijkniveau beschikbaar. |
Grootstedelijke problematiek heeft een meervoudig karakter en dient daarom integraal benaderd te worden. Het vraagt om een programmatische aanpak, zodat steden de (implementatie van) beleid naar eigen inzicht kunnen spreiden over de convenantsperiode. Door de steden worden de in de tabel genoemde 9 doelstellingen gerealiseerd door een samenhangende aanpak op de pijlers fysiek, sociaal, veiligheid en werk en economie. Maatwerk is vereist zodat de stedelijke aanpak beter aansluit op vragen en noden van burgers, bedrijven en instellingen. Maatwerk is daarom ook toegepast bij de ontwikkeling van Meerjarige Ontwikkelingsprogramma's (MOP's) door de steden. Deze zijn per stad gebaseerd op een stadsvisie tot 2010. In convenanten tussen de G25 en het Rijk zijn voor de periode 1999–2003 (GSB II) afspraken gemaakt over de prestatie-indicatoren bij de 9 (outcome-) doelstellingen per stad in hun MOP's. De G5 hebben een meerjarig wijkprogramma tot en met 2003 opgesteld met betrekking tot Leefbaarheid, hierover zijn in 2000 convenanten afgesloten.
De steden moeten hun inzet zoveel mogelijk kunnen richten op het bereiken van (meetbare) resultaten, met een minimum aan bureaucratie. Het Rijk faciliteert de steden daarbij door in te zetten op ingrijpende vermindering van de rijksbureaucratie, beperking van de rijkssturing tot hoofdlijnen, ontschotting van geldstromen, vereenvoudiging van de programmavereisten, afschaffing van de dubbele verantwoording en meerjarige zekerheid voor de duur van het convenant.
Het kabinet is gezamenlijk verantwoordelijk voor het stimuleren van complete steden door het ontwikkelen van een samenhangend, gecoördineerd en ontkokerd beleid, zoals vastgelegd in de convenanten met de grote steden. De vakministers zijn onverkort inhoudelijk en beleidsmatig verantwoordelijk voor het sectorale GSB-beleid. Om de samenwerking tussen en samenhang binnen de pijlers in het GSB te verbeteren is per pijler één ministerie verantwoordelijk voor de pijlercoördinatie: VROM voor de fysieke pijler, EZ voor de pijler werk en economie, VWS voor de sociale pijler en BZK en Justitie voor de pijler veiligheid. De pijlercoördinatoren dragen zorg voor een gecoördineerd optreden per pijler richting de steden. De uitvoering van de MOP's is de verantwoordelijkheid van de steden.
In het Actieplan GSB van eind 2002 is afgesproken om met ingang van 1-1-2005 de rijksuitkeringen voor het GSB te bundelen in een beperkt aantal brede doeluitkeringen (BDU's). Voor deze BDU's worden voor de nieuwe convenantsperiode (2005–2009) resultaatafspraken met de steden gemaakt gebaseerd op één geïntegreerd beleidskader.
In het Actieplan is ook afgesproken dat de huidige convenantsperiode met een jaar wordt verlengd. Hiertoe worden aanvullende outputafspraken gemaakt tussen het Rijk en de steden op het gebied van veiligheid en inburgering. Deze afspraken vormen de opmaat voor (de aanpak) in GSB III. Daarnaast zullen de G30 de bestaande outcome-afspraken naar evenredigheid aan passen. In 2005 wordt de huidige convenantsperiode verantwoord. Eind 2004 worden in nieuwe convenanten tussen steden en Rijk voor de periode GSB III afgesloten.
De Minister voor BVK heeft systeemverantwoordelijkheid met betrekking tot de gecoördineerde aanpak van het GSB en is verantwoordelijk voor de inhoudelijke en procesmatige coördinatie van het GSB. Deze coördinerende rol wordt uitgeoefend ten opzichte van alle bij het GSB betrokken ministeries en steden en de op steden gerichte Europese structuurfondsen. Hiertoe heeft hij tevens budgettaire medeverantwoordelijkheid, die hem de bevoegdheid geeft mee te beslissen over de beleidsterreinen binnen het GSB ten einde een gecoördineerde aanpak te bewaken. Rijksbreed zijn alle voor GSB relevante regelingen en hun budgettaire omvang weergegeven in het Extra Comptabel Overzicht (ECO) GSB. Per regeling is daarin aangegeven hoeveel geld beschikbaar is voor het totale beleidsterrein en hoeveel daarvan naar de G25 gaat. Daarnaast is de Minister voor BVK tevens verantwoordelijk voor de coördinatie van het Europese GSB dat in tien Nederlandse steden wordt gevoerd.
Om de samenwerking tussen en samenhang binnen de pijlers in het GSB te verbeteren is per pijler één ministerie verantwoordelijk voor de pijlercoördinatie.
2. Nader geoperationaliseerde doelstellingen
Operationele doelstelling 2: Het ontwikkelen van een samenhangend gecoördineerd en ontkokerd beleid
Operationele doelstelling 2 betreft het beleid waarmee BZK zelf vorm geeft aan haar systeemverantwoordelijkheid en de budgettaire medeverantwoordelijkheid voor de algemene GSB-doelstelling Complete en vitale grote steden. Het doel van BZK is faciliteren van de steden bij het behalen van resultaten op de 9 doelstellingen door in te zetten op ingrijpende vermindering van de rijksbureaucratie, beperking van de rijkssturing tot hoofdlijnen, ontschotting van geldstromen, vereenvoudiging van de programmavereisten, afschaffing van de dubbele verantwoording en meerjarige zekerheid voor de duur van het convenant. De Minister voor BVK ontwikkelt en coördineert de randvoorwaarden voor de aanpak en de inhoud van het GSB beleid richting de steden en de betrokken ministeries.
De volgende instrumenten worden ingezet:
1. de jaarlijkse GSB-monitor, het Jaarboek GSB, biedt inzicht in de situatie in de grote steden, de voortgang van de steden;
2. in 2004 coördineert BZK de ontwikkeling en actualisatie door de pijlercoördinatoren van de geharmoniseerde verantwoordingsdocumenten per pijler t.b.v. de financiële verantwoording van de steden over 2003.
De verantwoording over de periode GSB II bestaat uit twee onderdelen: de beleidsmatige en de financiële verantwoordingen over de bestedingen en de verantwoording over de MOP's. Uitgangspunt bij de verantwoording over de GSB II periode is dat de verantwoordingen qua proces en inhoud op elkaar worden afgestemd. De beleidsmatige en financiële verantwoording over de bestedingen valt onder primaire verantwoordelijkheid van het regelingsverantwoordelijke ministerie. De verantwoording over de MOP's valt primair onder verantwoordelijkheid van de coördinerend minister. In 2004 faciliteert BZK de steden bij het opstellen van de verantwoording GSB II over de MOP's;
3. door het Rijk worden budgetten beschikbaar gesteld aan de steden ten behoeve van de uitvoering van hun MOP's. Het extra-comptabel overzicht (ECO) maakt inzichtelijk en transparant welke regelingen in het GSB zijn opgenomen en wat hun budgettaire omvang is. Voor steden biedt het ECO een meerwaarde omdat het indicatief overzicht hen inzicht geeft in de omvang van de middelen die aan hen beschikbaar worden gesteld. Steden en de Tweede Kamer hebben op deze manier inzicht in de geldstromen van het GSB. Met het oog op de coördinerende rol en budgettaire medeverantwoordelijkheid van de Minister van BZK wordt in de toekomst meer gebruik gemaakt van de mogelijkheden die het ECO als (sturings)instrument heeft. Het ECO levert dan voor alle betrokkenen een meerwaarde op ten opzichte van de huidige situatie. De implementatie van het Plan van Aanpak ECO in de toekomst wordt in 2004 afgerond. De steden en de ministeries worden hierbij betrokken;
4. met ingang van 1 januari 2005 worden de rijksuitkeringen voor het GSB gebundeld in een beperkt aantal brede doeluitkeringen (BDU's). De BDU's zijn de instrumenten waarmee het rijk GSB uitvoert en de steden faciliteert. Het geïntegreerde beleidskader levert de doelstellingen voor de BDU's. De afspraken over deze doelstellingen worden in convenanten tussen steden rijk vastgelegd. Via de BDU's ontvangen steden de bijbehorende financiële middelen. Kenmerk van de BDU's is meer bestedings- en beleidsruimte voor steden zodat zij resultaatgerichter te werk kunnen gaan. Bij de ontwikkeling van de BDU's wordt programmatische verantwoording ingevoerd en rekening gehouden met de overige uitgangspunten van de harmonisering Financiële Verantwoordingen GSB. De enorme verscheidenheid en hoeveelheid aan rijksvoorwaarden die verbonden zijn aan de afzonderlijke regelingen in GSB II worden in de BDU's gestroomlijnd respectievelijk verminderd. In 2003 heeft de inventarisatie plaatsgevonden van de interdepartementale regelingen die gebundeld kunnen worden tot BDU's. De inhoudelijke prioriteiten voor GSB III zijn leidend bij de bundeling van de rijksuitkeringen. De BDU's krijgen hun beslag in regelgeving. Het traject van aanpassing van bestaande wetgeving, het schrijven van nieuwe wetgeving en de besluitvorming daarover dient vóór 2005 afgerond te zijn;
5. eind 2004 maken Rijk en steden in de maatwerkconvenanten meetbare afspraken op de doelstellingen uit het geïntegreerde beleidskader. Ex-ante toetst het Rijk het ambitieniveau van de stad aan de hand van de omvang en de maatschappelijke urgentie van de lokale problematiek en de omvang van de financiële rijksbijdrage. Het overleg daarover is gericht op overeenstemming die wordt bekrachtigd door het convenant;
6. BZK faciliteert kennisuitwisseling over grootstedelijke problematiek door deel te nemen aan de programmaraad van het Kenniscentrum Grote Steden (KC GS), een onafhankelijke en zelfstandige stichting. Daarnaast is BZK waarnemend lid van het bestuur van het KC GS. Het KC GS heeft als doelstellingen: het bevorderen van kennisverspreiding tussen steden, vergroten van kennisuitwisseling tussen onderzoeksinstellingen en de beleidspraktijk en het systematischer vertalen van kennis uit het buitenland over het oplossen van stedelijke problemen naar de Nederlandse praktijk. Medio 2003 is het KCGS geëvalueerd. De resultaten van deze evaluatie geven aanleiding voor continuering van het KC GS. In 2004 streeft BZK er naar om via het bestuur en de programmaraad hetzelfde niveau van kennisuitwisseling als in 2003 te realiseren.
Het Expertteam GSB is in 2003 operationeel geworden. Het ressorteert onder het KC GS. Hierdoor is het onafhankelijk van BZK. Het Expertteam wordt door de steden ingeschakeld. Doel van het Expertteam is om de steden te ondersteunen in het oplossen van knelpunten in de uitvoering van GSB II en bij te dragen aan een snelle verspreiding van goede voorbeelden. Op die manier krijgt de uitvoering van GSB II een extra impuls. Afhankelijk van de uitkomsten van de evaluatie in 2004 zal het Expertteam worden stopgezet dan wel gecontinueerd in 2005;
7. de structuurfondsenprogramma's Doelstelling 2 stedelijke gebieden en het Urban II programma zijn in aanvulling op het nationale GSB gericht op een verdere ontwikkeling van een aantal achterblijvende gebieden in tien grote steden. De programma's lopen tot en met 2006. Het doel is het verkleinen van sociaal economische achterstanden. Jaarlijks wordt eind juni het jaarverslag gepresenteerd. Het doel van BZK is om meer aandacht voor stedelijke problematiek en integrale benadering van het GSB op Europees niveau te vragen. Samen met de steden worden acties ondernomen om op Europees niveau uitwisseling van ervaringen en best practices te bewerkstelligen. Onder het URBACT-programma van de EU worden zogenaamde Thematische netwerken opgericht, waarbij Europese steden best practices, kennis en ervaringen uitwisselen, mede met het oog op de inzet voor stedelijk beleid na 2006. De wederzijdse leereffecten kunnen tevens worden benut voor het Nederlandse GSB. Daarenboven kunnen (tussentijdse) resultaten worden ingezet tijdens het Nederlands voorzitterschap van de EU in 2004. Het voorzitterschap zal benut worden om het Nederlands GSB onder de aandacht te brengen en te versterken.Ten tijde van het Nederlands voorzitterschap wordt een informele ministersconferentie georganiseerd over de toekomst van stedelijk beleid in Europa. Het Nederlands voorzitterschap is een goede kans om stedelijk beleid te agenderen en te positioneren.
Voor de uitvoering van het GSB door de Minister voor BVK is in 2004 € 3,715 mln beschikbaar.
In onderstaande tabel staan de operationele doelstellingen en prestatie-indicatoren van de Minister voor BVK met betrekking tot de algemene doelstelling van het GSB zoals geformuleerd in paragraaf 1.
Overzicht prestatiegegevens | |||
Operationele doelstellingen | Prestatie-indicatoren | Basiswaarde | Streefwaarde |
9.2: Het ontwikkelen van een samenhangend gecoördineerd en ontkokerd beleid. | 1. Monitoring en onderzoek GSB. | 1. GSB-monitor 2002 (Jaarboek GSB). | 1a. Jaarlijks uitbrengen en verbeteren van jaarboek GSB. |
2. Financiële verantwoordingen GSB en verantwoording over resultaten MOP's GSB II. | 2a. In 2001 is er geen sprake van geharmoniseerde verantwoordingen over regelingen in het GSB. | 2a. In 2004 leveren de pijler-coördinatoren tijdig geharmoniseerde verant-woordingsdocumenten per pijler t.b.v. de verantwoording 2003. | |
2b. In 2001 is er geen sprake van één (virtueel) loket voor beleidsinformatie en verantwoordingsinformatie. | 2b. In 2004 kan bij de indie-ning van de financiële verantwoording over 2003 en van beleidsinformatie gebruik worden gemaakt van een (virtueel) loket. | ||
2c. In GSB I geen verantwoording door de steden over outcomeresultaten op programmaniveau. | 2c. Op basis van het Plan van aanpak Beleidsmatige verantwoording GSB II leveren de G30 15 juli 2005 beleidsinformatie in bij Rijk t.b.v. van de verantwoording over de MOP's. | ||
3. Invulling budgettaire medeverantwoordelijkheid Minister voor BVK. | 3. Werking en informatieve waarde van het ECO in 2002. | 3. ECO als sturings- en informatieinstrument in 2004. | |
4. Beleids- en bestedingsruimte steden. | 4a. Grote verscheidenheid aan rijksvoorwaarden, beleidskaders en doelstellingen in 2003. | 4a. In 2004 één gezamenlijk geïntegreerd beleidskader t.b.v. GSB III. | |
4b. (Vrijwel) niet gebundelde (veelal) op verschillende sturingsprincipes gestoelde specifieke uitkeringen in 2003. | 4b. Ontschotting en bundeling van geldstromen door instellen van brede doeluitkeringen met ingang van 1-1-2005 in GSB III. | ||
4c. In 2003 is sprake van dubbele verantwoording door steden over GSB. | 4c. In GSB III geen dubbele verantwoordingsstructuur. | ||
4d. Afronden van het wet- en regelgevingstraject in 2004. | |||
5. Prestatieafspraken maken met de G30. 5. Convenanten GSB II | 5. Afsluiten convenanten GSB III tussen de G30 en het rijk in 2004. | ||
6. Facilitering van kennisuitwisseling over grootstedelijke problematiek in en tussen de grote steden. | 6. Het Expertteam GSB is in 2003 van kracht. | 6. Versnelling uitvoering GSB II. | |
7. Positionering GSB in Europees verband en coördinatie van Doelstelling 2 en Urban II. | 7a. Sinds 1997 staat stedelijk beleid op de Europese agenda. | 7a. In 2004 Nederland voorzitter EU. | |
7b. Uitvoeringsconvenanten voor D 2 en Urban II uit 2000 en 2001 met afspraken tussen Rijk en steden. | 7b. Verdere coördinatie in 2004 van de programma's voor D 2 en Urban II. | ||
8. Communicatie over GSB. | 8a. Tot en met 2003 is in GSB geen sprake van een gezamenlijke noemer voor het kabinet. | 8a. Het GSB in 2004 positioneren als kabinetsbreed beleid door te communiceren onder een gezamenlijke noemer. | |
8b. In de huidige convenanten is geen communicatieparagraaf opgenomen. | 8b. In de nieuwe convenanten wordt een communicatieparagraaf opgenomen. |
Overzicht beleidsevaluatie | ||
---|---|---|
Prestatie-indicatoren | Planning | Onderwerp |
9.2 – 1 | Mei 2004 | Jaarboek 2003 |
9.2 – 2 | 2005 | Eindverantwoording GSB II |
9.2 – 5 | 2007 | Mid term review GSB II |
9.2 – 6 | 2004 | Evaluatie Expertteam |
9.2 – 8 | 2005 | Pijlercoördinatie |
n.v.t. | Procesevaluatie Experiment Drechtsteden |
Operationele doelstelling 3: Het stimuleren van grote steden tot het realiseren van de GSB-doelstellingen
Operationele doelstelling 3 betreft het beleid waarmee BZK zelf vorm geeft aan haar systeemverantwoordelijkheid en de budgetttaire medeverantwoordelijkheid voor de algemene GSB-doelstelling Complete en vitale grote steden. Het doel van BZK is het stimuleren van de steden bij het behalen van resultaten op de 9 doelstellingen door het beschikbaar stellen van middelen. In het kader van de verlenging van GSB II heeft BZK de regeling Sociale Integratie en Veiligheid (SIV) G25 en Leefbaarheid Partiële steden met een jaar verlengd naar 2004. Voor beide regelingen is het grootste gedeelte van het budget doorgetrokken naar 20041. Hierover zijn aanvullende afspraken gemaakt passend bij de doelstellingen van de regelingen.
In 2004 is € 10 mln vrijgemaakt voor de G30 voor het regulier maken van ID-banen of voor doorstroming naar reguliere arbeidsplaatsen. Bij de behandeling van de begroting 2003 van BZK is het amendement Rietkerk aangenomen voor de opvang van overlastgevende dak- en thuislozen. Deze middelen zijn toegevoegd aan de bijdrageregeling SIV G25 en de regeling Leefbaarheid partiële steden. Vooruitlopend op de systematiek in GSB III zijn outputdoelstellingen op het gebied van veiligheid en inburgering toegevoegd aan de regelingen, waarover extra afspraken gemaakt zijn:
– realisatie van een verbeterde nazorg van stelselmatige daders;
– realisatie van een sluitende aanpak van sociale opvang en hulpverlening gericht op overlastgevende personen (waaronder dak- en thuislozen) met gecompliceerde, meervoudige problemen;
– realisatie van toezicht op locaties met een verhoogd risico;
– aantal succesvol afgeronde inburgeringstrajecten.
Vanuit BZK worden budgetten beschikbaar gesteld aan de steden om hun MOP's tot uitvoering te brengen.
Voor de uitvoering van de doelstelling van dit artikelonderdeel is in totaal € 128,035 mln beschikbaar.
In onderstaande tabel staat de operationele doelstelling en prestatie-indicator van de Minister voor BVK met betrekking tot de algemene doelstelling van het GSB zoals geformuleerd in paragraaf 1.
Overzicht prestatiegegevens | |||
---|---|---|---|
Operationele doelstellingen | Prestatie-indicatoren | Basiswaarde | Streefwaarde |
9.3: Het stimuleren van grote steden tot het realiseren van de GSB-doelstellingen. | Bijdrageregeling SIV G25 en de regeling Leefbaarheid partiële steden. | De situatie met betrekking tot sociale integratie en veiligheid respectievelijk leefbaarheid in 1998/1999 bij aanvang van de huidige convenantsperiode in de grote steden. | Verbetering van de situatie in 2004 aan het einde van de huidige convenantsperiode in de grote steden met betrekking tot sociale integratie en veiligheid. |
3. Tabel Budgettaire gevolgen van beleid
Budgettaire gevolgen van beleid (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
9: Grotestedenbeleid | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 |
Verplichtingen | 433 349 | 33 841 | 101 987 | 73 164 | 73 303 | 73 272 | 73 372 |
1. apparaat | 4 230 | 4 099 | 3 600 | 3 529 | 3 493 | 3 493 | 3 493 |
2. faciliteren grotestedenbeleid | 7 453 | 8 290 | 3 181 | 2 622 | 2 940 | 2 911 | 3 011 |
3. stimuleren grotestedenbeleid | 421 666 | 21 452 | 95 206 | 67 013 | 66 870 | 66 868 | 66 868 |
Uitgaven | 141 987 | 167 043 | 135 350 | 106 858 | 106 232 | 106 201 | 106 201 |
1. apparaat | 4 224 | 4 099 | 3 600 | 3 529 | 3 493 | 3 493 | 3 493 |
2. faciliteren grotestedenbeleid | 4 444 | 9 834 | 3 715 | 3 487 | 3 040 | 3 011 | 3 011 |
3. stimuleren grotestedenbeleid | 133 319 | 153 110 | 128 035 | 99 842 | 99 699 | 99 697 | 99 697 |
Ontvangsten | 323 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Budgetflexibiliteit (kasflexibiliteit) (x € 1 000) | ||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
9: Grotestedenbeleid | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | |||||
1. Totaal geraamde kasuitgaven | 135 350 | 106 858 | 106 232 | 106 201 | 106 201 | |||||
2. Waarvan apparaatuitgaven | 3 600 | 3 529 | 3 493 | 3 493 | 3 493 | |||||
3. Dus programma-uitgaven | 131 750 | 103 329 | 102 739 | 102 708 | 102 708 | |||||
Waarvan op 1 januari 2004: | ||||||||||
4. juridisch verplicht | 97% | 127 798 | 11% | 11 366 | 11% | 11 301 | 11% | 11 298 | 11% | 11 298 |
5. complementair noodzakelijk | ||||||||||
6. bestuurlijk gebonden (maar niet juridisch) | 86% | 88 512 | 86% | 88 432 | 86% | 88 433 | 86% | 88 433 | ||
7. beleidsmatig gereserveerd (o.g.v. een wettelijke regeling of beleidsprogramma) | 3% | 3 953 | 3% | 3 451 | ||||||
8. beleidsmatig nog niet ingevuld | 3% | 3 006 | 3% | 2 977 | 3% | 2 977 | ||||
9. Totaal (=3) | 100% | 131 751 | 100% | 103 329 | 100% | 102 739 | 100% | 102 708 | 100% | 102 708 |
5. Veronderstellingen in effectbereiking, doelmatigheid en raming
Binnen het GSB wordt uitgegaan van een meerjarige, programmafilosofie wat betekent dat de steden in hun meerjarige ontwikkelingsprogramma's op basis van de 9 doelstellingen meerjarige resultaatafspraken opnemen. De uitvoering van deze resultaatafspraken is de verantwoordelijkheid van de stad. Op stedelijk niveau is daarom op gedetailleerder niveau zichtbaar wat de problemen zijn en hoe deze het beste opgelost kunnen worden.
6. Groeiparagraaf implementatie VBTB
In 2003 worden de outputindicatoren ontwikkeld die horen bij het geïntegreerde beleidskader GSB III. Deze vormen de basis voor de meerjarige afspraken met de steden voor de periode 2005–2009. Deze nieuwe doelstellingen en outputindicatoren zullen naar verwachting in de begroting voor 2005 verwerkt worden. Verder wil BZK het horizontale karakter van dit artikel versterken. Zoals hiervoor aangegeven wordt het ECO verbeterd. Het zal in 2004 meer rijksbrede beleidsmatige informatie bevatten. Het lijkt daarom logisch dat het ECO dan niet alleen in een bijlage wordt opgenomen. Bezien wordt of het ECO integraal onderdeel uit kan maken van het begrotingsartikel van GSB. Het ECO krijgt dan een beleidsmatig karakter dat past bij de budgettaire medeverantwoordelijkheid van de Minister voor BVK. In dat kader wordt tevens bezien of het Overzicht Specifieke Uitkeringen (OSU) en het ECO elkaar kunnen versterken. Het OSU wordt jaarlijks door BZK uitgebracht. In 2003 is veel aandacht besteed aan de verbetering van de beleidsmatige informatie in het OSU.
BELEIDSARTIKEL 10: ARBEIDSZAKEN OVERHEID
1. Algemene beleidsdoelstelling
Het verbeteren van de kwaliteit van de collectieve sector door er voor te zorgen dat er enerzijds binnen een goed functionerende arbeidsorganisatie, tegen zo beperkt mogelijke kosten, voldoende gekwalificeerd personeel beschikbaar is en anderzijds het vermogen om te moderniseren/verbeteren toeneemt.
Een goede bedrijfsvoering is binnen de collectieve sector een noodzakelijke voorwaarde voor het leveren van goede beleidsprestaties. Samen met diverse andere instellingen creëert BZK voorwaarden (kaderstelling, stimuleren en faciliteren) voor die goede bedrijfsvoering. Daarbij spitsen de werkzaamheden zich toe op het aspect arbeid/HRM. Naast de coördinerende rol op het terrein van arbeidszaken (arbeidsvoorwaardenvorming, arbeidsmarkt en arbeidsverhoudingen) wordt bovendien energie gestopt in het stimuleren en faciliteren van processen die binnen de collectieve sector moeten leiden tot modernisering/verbetering. De komende jaren zal binnen deze context vooral aandacht en energie worden gestopt in het realiseren van een verantwoorde loonontwikkeling binnen de collectieve sector, het vormgeven van een eigentijds werkgeverschap, het dossier topinkomens, het dossier integriteit en het Programma Modernisering Overheid.
In dit onderhavige artikel is een stevige sanering doorgevoerd. Daarbij is een flink aantal lopende activiteiten en daarmee samenhangende uitgaven komen te vervallen. Hiermee is niet alleen invulling gegeven aan de bij het hoofdlijnenakkoord opgelegde taakstelling arbeidsmarktcommunicatie en informatiebeleid, er is tevens geld en menskracht vrijgespeeld om een bijdrage te kunnen leveren aan het Programma Modernisering Overheid. In het Programma Modernisering Overheid wordt bezien in hoeverre activiteiten ter stimulering van innovatie die eerder binnen BZK werden uitgevoerd, kunnen worden voortgezet. Een samenhangende visie en aanpak van de Minister van BVK zal separaat worden aangeboden.
De collectieve sector, waar de activiteiten zich op richten, heeft een totale loonsom van circa € 70,1 mld. Deze loonsom is terug te vinden op diverse begrotingen. De verdeling is in de onderstaande tabel weergegeven:
Sector | Volume werkzame personen (ultimo 2001) in fte's | Grondslag loonsom 2003 (in € 1 mld) |
Rijk | 111 346 | 5,6 |
Onderwijs totaal | 315 587 | 16,4 |
waaronder Hoger Beroepsonderwijs | 22 498 | |
waaronder Universiteiten | 42 211 | |
en Onderzoeksinstellingen | 2 959 | |
Defensie | 72 156 | 3,9 |
Politie | 54 954 | 3 |
Rechterlijke Macht | 2 586 | 0,3 |
Gemeenten, inclusief Gemeenschappelijke regelingen | 179 009 | 7,5 |
Provincies | 12 183 | 0,6 |
Waterschappen | 8 699 | 0,4 |
Totaal overheidssectoren | 756 611 | 37,7 |
G&G-regulier | 160 526 | 6,1 |
w.o. welzijn | 75 857 | |
zorg premie | 540 700 | 26,3 |
(waaronder de Academische Ziekenhuizen) | 40 881 | |
Totaal collectieve sector | 1 574 575 | 70,1 |
2. Nader geoperationaliseerde doelstellingen
Operationele doelstellingen 2, 3 en 4: Met ingang van de ontwerp-begroting 2004 zijn deze operationele doelstellingen samengevoegd in de nieuwe operationele doelstelling 6 (zie ook B.5.3. Was/wordt-tabel).
Operationele doelstelling 5: Niet aan doelen toe te rekenen uitgaven
Van oudsher ligt de verantwoordelijkheid voor de pensioenen voor de Nederlandse ambtenaren uit de overzeese gebiedsdelen en hun nagelaten betrekkingen bij BZK. Deze verantwoordelijkheid omvat het onderhoud en beheer van de regelingen en het adequaat uitbetalen van de uitkeringen. Het uitkeren van de pensioenen zelf is door BZK uitbesteed aan een hiertoe opgerichte stichting.
– Het onderhouden en beheren van de betreffende regelingen.
– Het op een juiste wijze toepassen van de betreffende regelingen.
– Signaleren van relevante ontwikkelingen.
– Inhoudelijke en beleidsmatige ondersteuning van de instanties waaraan het uitvoerende werk is besteed en het beschikbaar stellen van voldoende middelen om de uitkeringen te kunnen doen.
Rechtspositie postactieven (voormalig) overzeese gebiedsdelen | 50 085 |
Wet Rietkerk-uitkering | 2 261 |
Uitvoering APPA-regelingen | 4 995 |
Wachtgelden en uitkeringen | 172 |
Totaal | 57 513 |
Operationele doelstelling 6: Het scheppen van randvoorwaarden (te weten kaderstellen, stimuleren en faciliteren) richting sectoren/overheidsinstellingen bij het realiseren van de doelstellingen 1 t/m 4 zoals hieronder verwoord
1. Voldoende gekwalificeerd personeel. Ten eerste dient geborgd te worden dat er te allen tijde voldoende gekwalificeerd personeel aanwezig is binnen de collectieve sector (dit omvat overigens ook de vertegenwoordiging van Nederlanders in Europese vertegenwoordigende lichamen). Om dit te borgen zal beleid moeten worden ontwikkeld dat leidt tot het:
a. vergroten van de aantrekkelijkheid van de werkgever, zodat het arbeidsaanbod toeneemt,
b. vergroten van de arbeidsparticipatie, ofwel het voorkomen van uitval/reïntegreren zodat de arbeidsvraag afneemt,
c. verhogen van de arbeidsproductiviteit, zodat eveneens de arbeidsvraag afneemt.
2. Een goed functionerende arbeidsorganisatie. Naast deze meer beleidsinhoudelijke doelstelling is er ook de kwaliteit van het opereren van de arbeidsorganisatie van belang. Deze tweede doelstelling omvat onderwerpen als:
a. verbeteren van het arbeidsvoorwaardenvormingsproces collectieve sector,
b. verbeteren van de arbeidsverhoudingen/relaties (waaronder integriteit).
3. Tegen zo beperkt mogelijke kosten. Het spreekt voor zich dat ieder streven vergezeld gaat van een financiële beperking. Dit vertaalt zich niet alleen in transparantie betreffende de kosten die door BZK worden gemaakt om haar rol te vervullen maar ook in de totale kosten die aan de factor arbeid zijn te relateren binnen de collectieve sector. Om het streven naar beheersing van dit laatste aspect meer zichtbaar te maken is een aparte subdoelstelling geformuleerd. Deze subdoelstelling valt in feite in 4 onderdelen uiteen, te weten:
a. beperken/beheersen van de totale loonkosten,
b. beperken/beheersen van de kosten van sociale regelingen incl. bovenwettelijke uitkeringen,
c. beperken/beheersen van de kosten voor pensioenvoorziening,
d. beperken/beheersen van de transactiekosten van de arbeidsvoorwaardenvorming en HRM-kolom.
4. Het vermogen om te moderniseren/verbeteren neemt toe. Een van de meest belangrijke doelen van dit kabinet is het creëren van een gemoderniseerde overheid. Burgergericht, daadkrachtig en betrouwbaar zijn hierbij de trefwoorden.
– Kaderstellende activiteiten richting de sectoren in de vorm van het vaststellen van de beschikbare budgettaire ruimte voor sectorale CAO's, alsmede het monitoren van de processen en uitkomsten van CAO-onderhandelingen. Daarnaast het aanpassen van de regelgeving m.b.t. het ambtenarenrecht, de Indische pensioenen en de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers.
– Stimulerende activiteiten richting de overheidsinstellingen in de vorm van informatie- en kennisoverdracht. Dit zal worden ingevuld via zelfstandige onderzoeksrapportages en publicaties in tijdschriften. Daarnaast zal via conferenties, campagnes, speeches, presentaties en diverse internetfaciliteiten informatie worden uitgewisseld. Hiervoor worden ook de reguliere intersectorale overleggen gebruikt. Tevens dragen het verzamelen en verspreiden van goede praktijkvoorbeelden en het vergroten van de mogelijkheden tot bedrijfsvergelijking bij aan de informatie en kennisoverdracht.
– Faciliterende activiteiten richting de overheidsinstellingen via subsidie- en bijdrageverstrekking aan instellingen en het voeren van ondersteunende secretariaatstaken.
– Beleidsvorming via advisering bij beleidsbrieven en het opstellen van de jaarlijkse Trendnota Arbeidszaken Overheid en participatie in diverse overleggen. Tevens zal via het onderhouden en het ontwikkelen van een kennisinfrastructuur inhoud worden gegeven aan de beleidsvorming.
Subdoelstelling: | Belangrijkste activiteiten | Kosten |
1. Het scheppen van randvoorwaarden voor sectoren/overheidsinstellingen bij het realiseren van de beschikbaarheid van voldoende gekwalificeerd personeel. | DG-conferentie, onderzoek, subsidie en bijdrage verstrtekking, Arbeidsmarktmodel inclusief kenniscentrum. | 2 025 |
2. Het scheppen van randvoorwaarden voor sectoren/overheidsinstellingen bij het realiseren van een goed functionerende arbeidsorganisatie. | Subsidie en bijdrage verstrtekking, onderzoek, congres Integriteit. | 6 940 |
3. Het scheppen van randvoorwaarden voor sectoren/overheidsinstellingen bij het beperken van de kosten. | Onderzoek. | 333 |
4. Het scheppen van randvoorwaarden voor sectoren/overheidsinstellingen bij het realiseren van een toename van het vermogen om te moderniseren. | 3e internationale kwaliteitsconferentie, Bijdrage aan programma modernisering, Lopende verplichting Inaxis/IKP | 9 380 |
– Nog niet verwerkte subsidietaakstelling | – 543 | |
TOTAAL | 18 135 |
Het betreft met name de ontvangsten met betrekking tot de Garantiewet Surinaamse pensioenen. Dit betreft het jaarlijkse aandeel van Buitenlandse Zaken in de betalingen op grond van deze wet ter grootte van € 590 000.
De effectmeting komt tot stand door waarden toe te kennen aan indicatoren die rechtstreeks samenhangen met de operationele doelstelling. Is er sprake van voldoende gekwalificeerd personeel? Functioneert de arbeidsorganisatie naar behoren? Is er sprake van kostenbeheersing? Is het vermogen om te verbeteren/moderniseren daadwerkelijk toegenomen? Antwoord op de bovengenoemde vragen levert overigens nog onvoldoende informatie op om het beleid op een verantwoorde wijze aan te passen/bij te sturen. Hiervoor is er per subdoelstelling een verdiepingsslag nodig, waarbij de, voor de betreffende subdoelstelling, kritische factoren worden benoemd. Zo zal in het geval van de operationele doelstelling voldoende gekwalificeerd personeel nader worden bezien hoe de arbeidsproductiviteit, de arbeidsparticipatie en de waardering voor de overheid als aantrekkelijke werkgever zich ontwikkelen.
Daarnaast dient men zich er rekenschap van te geven dat goede scores op de operationele doelstelling geenszins hoeven te betekenen dat BZK haar voorwaardenscheppende rol goed vervult. Om meer zicht te krijgen op de prestatie van BZK is bij het onderdeel beleidsevaluatie onderzoek opgenomen dat periodiek zal worden uitgevoerd waarbij wordt gefocust op die rol.
Overzicht prestatiegegevens | ||||
---|---|---|---|---|
Operationele doelstelling | Prestatie-indicatoren | Basiswaarde | Streefwaarde | |
10.6: | Het scheppen van randvoorwaarden voor sectoren/overheidsinstellingen bij het realiseren van: | |||
1. Voldoende gekwalificeerd personeel; | Percentage openstaande vacatures per sector nu en op termijn. | 1.6% (gemiddeld over de sectoren). | Maximaal 1.5% per sector. | |
2. Een goed functionerende arbeidsorganisatie; | Expertoordeel. | Kwalificatie goed bij de meest recente evaluatie (2001). | Behoud van dat niveau bij nieuwe evaluatie (2006). | |
3. Tegen zo beperkt mogelijke kosten; | – Totale loonsom coll.sector; | 70.1 mld | ||
– Kosten sociale regelingen; | ||||
– Huidige en toekomstige pensioenaanspraken; | ||||
– Transactiekosten arbeid (kosten HRM-organisaties). | ||||
4. Het vermogen om te verbeteren toeneemt. | Mate waarin sectoren niet alleen kennis hebben genomen van goede ontwikkelingen in andere sectoren en er ook wat mee doen (gericht evaluatie-onderzoek mede op onderstaande aspecten). | Toename van het aantal publieke instellingen dat goede praktijkvoorbeelden heeft overgenomen en toegepast. |
Voor een nadere toelichting bij de te ontwikkelen basis- en streefwaarden zie de groeiparagraaf.
Overzicht beleidsevaluatie | |||
---|---|---|---|
Operationele doelstelling | Startdatum | Einddatum | Onderwerp |
Het scheppen van randvoorwaarden | Jan. 2004 | Dec. 2004 | Ontwikkeling en eerste uitvoering van tevredenheids-onderzoek/effectmeting bij o.a. sectoren en experts naar de prestatie van BZK. |
a) hebben van voldoende gekwalificeerd personeel | Dec. 2003 | April 2004 | Trendnota Arbeidszaken Overheid. |
b) creeren van een goed functionerende arbeidsorganisatie | Jan. 2004 | Dec. 2004 | Functioneren CAOP. |
c) beperken/beheersen loonkosten | Jan. 2004 | Dec. 2004 | Follow up-Beloningsonderzoek 2003. Volume ontwikkeling in de sector Rijk (1976–2002). |
d) laten toenemen van het vermogen te verbeteren/moderniseren | Aanpak en doorlooptijd van het onderzoek zal nader worden bezien. |
Eén van de evaluatieonderzoeken is gericht op het ontwikkelen van een opzet voor een periodiek terugkerend tevredenheidonderzoek dat na uitvoering zicht geeft op de prestaties die BZK levert als (rand)voorwaardenscheppende instantie. Meer concreet zou dit tevredenheidonderzoek antwoord moeten geven op de vragen of:
a. met enige zekerheid is vast te stellen dat de sectoren door onze stimulerende en faciliterende activiteiten ook daadwerkelijk zijn gestimuleerd/gefaciliteerd en zijn de hiermee gemoeide kosten in proportie;
b. experts/sectoren tevreden zijn over onze kaderstellende activiteiten.
Wanneer de opzet is goedgekeurd zal het onderzoek in de tweede helft van 2004 ook daadwerkelijk worden uitgevoerd. Daarmee vindt in feite een nulmeting plaats. Het streven is deze uitkomsten zoveel mogelijk mee te nemen in de begrotingsvoorbereiding 2005.
Daarnaast wordt onderzoek gedaan naar de kosten van de collectieve sector mogelijk in de vorm van een beloningsonderzoek. Bovendien zal onderzoek worden gedaan naar de ontwikkeling van de omvang van het rijk in de periode 1976–2002 en ontwikkelscenario's voor de middellange termijn. Het functioneren van het CAOP en het sectorenmodel zijn eveneens onderwerp van evaluatie. De vraag of er arbeidsmarktknelpunten zijn wordt jaarlijks in het reguliere onderzoeksprogramma meegenomen.
3. Tabel Budgettaire gevolgen van beleid
Budgettaire gevolgen van beleid (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
10: Arbeidszaken overheid | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 |
Verplichtingen | 34 685 | 32 449 | 88 308 | 84 872 | 85 024 | 84 275 | 84 175 |
1. apparaat | 23 622 | 13 209 | 12 660 | 12 346 | 11 797 | 11 688 | 11 688 |
2. arbeidsmarktpositie collectieve sector | 3 358 | 11 249 | |||||
3. ambtelijk overlegstelsel en integriteitsvraagstukken | 6 746 | 6 752 | |||||
4. Nederlandse Presentie in organen van de EU | 959 | 1 239 | |||||
5. uitkeringsregelingen | 57 513 | 57 222 | 57 123 | 57 136 | 57 036 | ||
6. randvoorwaarden sectoren/overheid | 18 135 | 15 304 | 16 104 | 15 451 | 15 451 | ||
Uitgaven | 34 090 | 32 449 | 88 308 | 84 872 | 85 024 | 84 275 | 84 175 |
1. apparaat | 23 577 | 13 209 | 12 660 | 12 346 | 11 797 | 11 688 | 11 688 |
2. arbeidsmarktpositie collectieve sector | 2 881 | 11 249 | |||||
3. ambtelijk overlegstelsel en integriteitsvraagstukken | 6 746 | 6 752 | |||||
4. Nederlandse Presentie in organen van de EU | 886 | 1 239 | |||||
5. uitkeringsregelingen | 57 513 | 57 222 | 57 123 | 57 136 | 57 036 | ||
6. randvoorwaarden sectoren/overheid | 18 135 | 15 304 | 16 104 | 15 451 | 15 451 | ||
Ontvangsten | 8 074 | 29 | 619 | 619 | 619 | 619 | 619 |
Budgetflexibiliteit (kasflexibiliteit) (x € 1 000) | ||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
10: Arbeidszaken overheid | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | |||||
1. Totaal geraamde kasuitgaven | 88 308 | 84 872 | 85 024 | 84 275 | 84 175 | |||||
2. Waarvan apparaatuitgaven | 12 660 | 12 346 | 11 797 | 11 688 | 1 688 | |||||
3. Dus programma-uitgaven | 75 648 | 72 526 | 73 227 | 72 587 | 72 487 | |||||
Waarvan op 1 januari 2004: | ||||||||||
4. juridisch verplicht | 86% | 64 673 | 87% | 62 957 | 77% | 56 151 | 77% | 55 961 | 77% | 55 861 |
5. complementair noodzakelijk | 4% | 3 385 | 2% | 1 569 | 2% | 1 619 | 2% | 1 611 | 2% | 1 759 |
6. bestuurlijk gebonden (maar niet juridisch) | 10% | 7 500 | 11% | 8 000 | 21% | 15 457 | 21% | 15 015 | 21% | 14 867 |
7. beleidsmatig gereserveerd (o.g.v. een wettelijke regeling of beleidsprogramma) | ||||||||||
8. beleidsmatig nog niet ingevuld | ||||||||||
9. Totaal (=3) | 100% | 75 558 | 100% | 72 526 | 100% | 73 227 | 100% | 72 587 | 100% | 72 487 |
5. Veronderstellingen in effectbereiking, doelmatigheid en raming
1. Bij de effectbereiking (zie ook prestatiegegevens) dient men zich te realiseren dat de rol van BZK zoals gesteld in hoge mate een voorwaardenscheppende is. Mede daarom wordt in het evaluatieonderzoek apart ingezoomd op de meer directe prestaties van BZK ter zake.
2. Bij het ramen van de budgetten is van de volgende veronderstellingen uitgegaan:
– het voor onderzoek geraamde bedrag is gebaseerd op de ervaringscijfers van de afgelopen jaren;
– het opgenomen bedrag voor de APPA-regelingen is geraamd op basis van ervaringscijfers. Of en in hoeverre de uitgaven voor de APPA-uitkeringen zullen stijgen is afhankelijk van eventuele wisselingen in het kabinet.
– bij de raming voor de APPA pensioenwaarde-overdracht en waarde-overname is aangenomen en dat er sprake is van inverdieneffecten. De overdrachtssommen van een waarde-overdracht en een waarde-overname zijn echter onvoorspelbaar, omdat zij het gevolg zijn van niet te plannen oorzaken zoals de wisseling van een kabinet, de persoonlijke pensioensituatie en persoonlijke voorkeur van een Appa-gerechtigde. Dat maakt een 100% dekkingsgraad van de raming onzeker;
– de bedragen die gemoeid zijn met de regelingen met betrekking tot de rechtspositie postactieven (voormalig) overzeese gebiedsdelen vertonen al enige jaren een dalende tendens. Die tendens zal zich doorzetten, nu, gelet op de leeftijdsopbouw van het bestand, het aantal uitkeringsgerechtigden in de komende jaren zal blijven afnemen. Er zal nauwelijks sprake zijn van enige instroom.
6. Groeiparagraaf implementatie VBTB
Bij de opstelling van de begroting 2004 is veel werk verzet om begrotingsartikel 10 meer VBTB-proof te maken. Hiermee is een forse verbeterslag gerealiseerd, maar het beeld is nog niet helemaal compleet. Via het opzetten van een programma van beleidsevaluaties zullen gegevens worden verzameld die de effectiviteit van het beleid zullen moeten onderbouwen.
Bij de doelstellingen en prestatie-indicatoren dient men zich te realiseren dat BZK in hoge mate slechts in voorwaardenscheppende zin kan bijdragen. De nog te ontwerpen evaluatieonderzoeken moeten de komende periode helderheid verschaffen ten aanzien van de vraag of en in hoeverre de activiteiten van BZK ook effectief zijn. Het streven is de uitkomsten hiervan zoveel mogelijk mee te nemen in de begrotingsvoorbereiding 2005. Omdat alle prestatie-indicatoren zijn herzien en een zogenaamde nulmeting nog niet heeft plaatsgevonden, zijn nog niet alle indicatoren van waarden voorzien. Ook hiervan is het streven dat voor de begroting 2005 deze waarden zo veel mogelijk bekend zijn.
Uiteindelijk doel is om de oordelen terug te brengen tot een (samengesteld) rapportcijfer over de effecten van beleid in algemene zin en het functioneren van BZK op het betreffende terrein in specifieke zin.
Er wordt een begin gemaakt met het inventariseren van maatregelen die door overheden en overheidsinstellingen zijn getroffen op het terrein van integriteit. Op basis daarvan zal voor de prestatie-indicator op dit beleidsterrein voor de begroting 2005 zowel een basiswaarde als een streefwaarde worden bepaald.
BELEIDSARTIKEL 11: KWALITEIT RIJKSDIENST
1. Algemene beleidsdoelstelling
De zorg voor een goede personele en organisatorische kwaliteit van het Rijk. De prestaties van het Rijk staan of vallen met de gemotiveerde inzet van mensen: de ambtenaren in dienst van het Rijk.
Het Hoofdlijnenakkoord heeft de nieuwe agenda gezet voor het beleid gericht op de kwaliteit van het Rijk. De komende jaren zal het zich concentreren op twee hoofdprioriteiten: het programma modernisering overheid en de arbeidsvoorwaardenproblematiek.
Het kwaliteitsbeleid zet in op prestatieverhoging en verbetering en minder bureaucratie en regels. Voor het verhogen van de slagvaardigheid van de overheid voorziet het Hoofdlijnenakkoord in een takenoperatie waarin regelgeving, staand beleid en organisatie van de rijksdienst ter hand wordt genomen. Daarbij zullen ook de taken, werkwijze en omvang van de zelfstandige bestuursorganen, gedeconcentreerde rijksdiensten en adviesraden tegen het licht worden gehouden. Bij de uitvoering van taken zal intensiever en efficiënter gebruik worden gemaakt van ICT. Deze operatie stelt mede daardoor ook zwaardere eisen aan de kwaliteit van het management in het Rijk. Beoogd wordt de effectiviteit, slagkracht en luisterend vermogen van de overheid te vergroten.
Het arbeidsvoorwaardenbeleid staat in het teken van het bijdragen aan het herstel van de economische groei en de werkgelegenheid. De overheid geeft hierbij zelf het voorbeeld, want de arbeidsvoorwaardenruimte in de publieke sectoren is begrensd met 1%-punt per jaar ten opzichte van de huidige middellange termijn prognose. Daar bovenop wordt de arbeidsvoorwaardenruimte voor de ambtenaren belast door stijging van de werkgeverspremies voor de pensioenen.
Het programmabudget binnen artikel 11 is met ruim 60% gereduceerd als gevolg van de taakstelling ter grootte van structureel € 45 mln op het arbeidsmarkt- en informatiebeleid van het Rijk. Gestopt worden de programma's Waarderen en Belonen, Investeren in Leren en startfinancieringen ten behoeve van expertprogramma's. Hierop vooruitlopend wordt in overleg en in samenwerking met de ministeries ernaar gestreefd om activiteiten, gericht op de positionering van het Rijk als arbeidsorganisatie in 2004 versneld kostendekkend te krijgen op basis van financiering door de gebruikers. Daarmee wordt binnen het resterende budget maximale ruimte gecreëerd voor het programma Modernisering Overheid en de inzet voor de nieuwe CAO.
Het programma modernisering overheid kent voor de HRM-kolom in het Rijk de ambitieuze vertaling in de oprichting van een shared servicecenter HRM Rijk. Voor de periode tot 2006 betreft het opdrachtgeverschap aan de ontwikkeling van de shared service HRM op het terrein van de personeelsregistratie en salarisadministratie enerzijds en het met de ministeries gezamenlijk oppakken van het delen van instrumentontwikkeling en expertises. Deze ontwikkeling past in het al eerder ingezette beleid richting één concern Rijk en leidt tot doelmatigheidswinst. Na de oprichtingsfase gaat het om het invullen van het opdrachtgeverschap op een wijze die maakt dat de shared service HRM met z'n tijd meegaat en vanuit de klant georiënteerd zorgt voor een hoogwaardige kwalitatieve dienstverlening. De shared service HRM draait dan kostendekkend en biedt het Rijk een behoorlijk inverdieneffect.
Het is de komende jaren een belangrijke opgave om personele mobiliteit en capaciteitsreductie zodanig te combineren, dat een minimale gedwongen uitstroom wordt gerealiseerd, terwijl er ruimte blijft voor de instroom van vers bloed en de doorstroom van jong (management-)talent. De instroom van vers bloed en de doorstroom van (management-) talent is niet alleen belangrijk voor de interne kwaliteit van het Rijk maar ook voor het imago van het Rijk op de arbeidsmarkt. Dit imago dient te worden gehandhaafd en zo mogelijk te worden versterkt.
Door de bezuinigingen dient de interne capaciteit optimaal te worden benut en zal een verantwoorde uitstroom worden bevorderd. Het flankerend sociaal beleid is erop gericht om medewerkers van werk naar werk te geleiden, zowel in geval van ziekte en arbeidsongeschiktheid als bij het vervallen van arbeidsplaatsen.
Ter bevordering van deze in-, door- en uitstroom zal de transparantie van de in- en externe arbeidsmarkt van het Rijk verhoogd dienen te worden. De benodigde infrastructuur zal in samenwerking met diverse partners op alle niveaus versterkt worden. Hiertoe worden plaatsen van vraag en aanbod in kaart gebracht en wordt het werving- en selectieproces actief en interdepartementaal gefaciliteerd. Bij de bevordering van de transparantie van de arbeidsmarkt voor (top-)managers zal het managementpotentieel Rijksbreed in beeld gebracht worden.
Bij alle maatregelen staat het management in het Rijk voor de afweging om ieder voor zich de problemen aan te pakken of meer rijksbreed op te trekken. Maatgevend in deze afweging zou moeten zijn of een zoveel mogelijk rijksbrede aanpak uiteindelijk goedkoper is en een kwalitatief beter georganiseerde rijksdienst oplevert dan individuele maatregelen. Een incentive daarbij is om inverdieneffecten te realiseren die uit een efficiëntere organisatie en werkwijze van de rijksdienst voortvloeien.
2. Nader geoperationaliseerde doelstellingen
Operationele doelstelling 2: Het Rijk beschikt nu en in de toekomst over professionele, goed toegeruste topmanagers
Stelselmatig bevorderen en onderhouden van de kwaliteit van het management in de Algemene Bestuursdienst (ABD); daartoe voldoende talent in beeld hebben en ontwikkelen om te voldoen aan de opvolgingsvraag waarvoor het Rijk zich de komende jaren gesteld ziet en versterken van concern-management development binnen het Rijk.
Selectie. De advisering aan opdrachtgevers over de selectie van topmanagers is één van de hoofdtaken van Bureau ABD. De juiste persoon op de juiste tijd op de juiste plek: de perfecte match is het doel van alle selectieactiviteiten. Deze selectieactiviteiten bestaan uit searchactiviteiten, vacaturevervulling, werkzaamheden rond het werkgeverschap van de leden van de Top Management Groep, aandacht voor diversiteit en de coördinatie van EU topbenoemingen.
Ontwikkeling. Het aanbod van ontwikkelactiviteiten beoogt de vaardigheden van de ABD-leden te vergroten en draagt bij aan de uitbreiding van het concernbrede netwerk van overheidsmanagers. Loopbaanadvies, opleidingen, netwerkbijeenkomsten en coaching en intervisie door intercollegiale consultatie zijn voorbeelden van ontwikkelactiviteiten. Naast dit aanbod is het kandidatenprogramma ontwikkeld. Dit is een ontwikkelingstraject voor managers in schaal 14 en schaal 15 dat uitzicht biedt op ABD functies. Er is permanent aandacht voor diversiteit bij al deze activiteiten. Ze dragen alle bij aan de beschikbaarheid van goed toegeruste en professionele managers. In 2002 is besloten tot de opzet van de ABD-interim, een pool ten behoeve van de flexibele inzet van topmanagers op interimopdrachten bij het Rijk. Gezien de beoogde terugdringing van de inhuur van externe interimmanagers en adviseurs wordt de verdere ontwikkeling van de ABD-interim ter hand genomen. Bureau ABD biedt ontwikkelactiviteiten aan en matcht de vraag aan genoemd aanbod. In 2004 worden de ontwikkelactiviteiten sterker gerelateerd aan de concernstrategie op HRM-gebied. Op basis van de kwaliteitsmonitor die medio 2003 start zal het ontwikkelaanbod bovendien vraaggerichter worden gemaakt.
Concern MD. Op het terrein van HRM maakt het Rijk de afgelopen jaren een sterke ontwikkeling door naar een concernorganisatie. Daaruit is onder meer de behoefte ontstaan aan een structurele professionele advisering over managementontwikkeling vanuit een door het concern gedragen beleid: Concern MD. Speerpunt van de activiteiten van Bureau ABD op dit terrein is in 2004 de verdere professionalisering van het Talent Review Process (TRP). In het TRP worden de organisatiebehoeften van het ministerie en het concern in verband gebracht met de opvolgingsplanning. Ministeries brengen hun managementtalent in beeld, mede ten behoeve van het concern. Zo kan aan MD op concern niveau een strategische invulling worden gegeven (denk bijv. aan concernbrede opvolgingsscenario's). Het TRP leidt tot verdere interdepartementale afstemming en samenwerking op het gebied van MD.
Search en selectie | 120 |
Ontwikkeling | 5 949 |
Concern MD | 140 |
Totaal | 6 209 |
Overzicht prestatiegegevens | |||
---|---|---|---|
Operationele doelstelling | Prestatie-indicatoren | Basiswaarde (2002) | Streefwaarde (2004) |
11.2: Het Rijk beschikt nu en in de toekomst, over professionele, goed toegeruste topmanagers. | Herkomst benoemingen: verhouding ABD/overig rijk/markt. | 6:3:1 | 6:3:1 |
Overzicht beleidsevaluatie | |||
---|---|---|---|
Operationele doelstelling | Startdatum | Einddatum | Onderwerp |
11.2: Het houden van een kwaliteitsmonitor. | mei 2003 | december 2003 | In 2003 houdt Bureau ABD een kwaliteitsmeting van zijn dienstverlening. E.e.a. moet uitmonden in een vorm van kwaliteitscontrole. De resultaten hiervan zullen leiden tot het inzicht dat op gebieden actie ondernomen moet worden. |
Onderzoek In/door/uitstroom. | juli 2003 | januari 2004 | In 2003 is een evaluatie gestart naar het kwantitatieve mobiliteitsbeleid (In/door/uitstroom) van het Bureau ter vervanging van voormalige prestatieindicatoren. De resultaten hiervan zullen leiden tot een nadere specificering en definiëring van het mobiliteitsbeleid voor de ABD en de mogelijke ontwikkeling van een prestatieindicator met een basiswaarde. |
Vervolgonderzoek In/door/uitstroom. | augustus 2004 | januari 2005 | In 2004 worden de resultaten van het onderzoek naar het kwantitatieve mobiliteitsbeleid getoetst aan de werkelijke realisatie. Het resultaat hiervan leidt tot de invoering van één of meer kwantitatieve mobiliteitsindicatoren of tot een kwantitatieve mobiliteitsmonitor. |
Onderzoek kwalitatief mobiliteitsbeleid. | juli 2003 | januari 2004 | In 2003 is gestart met een onderzoek naar kwalitatief mobiliteitsbeleid ter vervanging van voormalige prestatieindicatoren. De resultaten hiervan zullen leiden tot een nadere specificering en definiëring van het kwalitatief mobiliteitsbeleid in het kader van de ontwikkeling van ABD-leden en de vormgeving van een monitor naar kwalitatief mobiliteitsbeleid. |
Vervolgonderzoek kwalitatief mobiliteitsbeleid. | augustus 2004 | januari 2005 | In 2004 worden de resultaten van het onderzoek naar het kwantitatieve mobiliteitsbeleid getoetst aan de werkelijke realisatie. Het resultaat hiervan leidt tot de invoering van eenzee monitor naar kwalitatief mobiliteitsbeleid of tot één of meer indicatoren voor kwalitatief mobiliteitsbeleid. |
Operationele doelstelling 3 en 4: Met ingang van de ontwerp-begroting 2004 zijn deze operationele doelstellingen samengevoegd in operationele doelstellingen 6, 7 en 8 deels inspelend op nieuwe activiteiten in het licht van het hoofdlijnenakkoord, deels vanwege een andere ordening van het artikel (zie ook B.5.3. Was/wordt-tabel).
Operationele doelstelling 5: Garantieregelingen
In 1974 is door de toenmalige minister van BiZa de mogelijkheid geschapen om een hypotheekgarantie te verlenen voor tijdige betaling van rente en aflossing op een hypothecaire geldlening, die in verband met de aankoop van een woning is afgesloten. Voor het burgerlijk rijkspersoneel is de hypotheekgarantie met ingang van 8 december 1990 ingetrokken, zodat deze regeling in principe geen kosten meer met zich meebrengt. Wel moet rekening worden gehouden met een risico van de reeds toegekende garanties.
Monitoren voortgang aflossingen hypotheek en beoordelen van het uitstaande risico op de verleende garanties.
Aangenomen kan worden dat indien niet aan een aflossingverplichting kan worden voldaan, de opbrengst van gedwongen verkoop voldoende zal zijn om de resterende schuld te voldoen. Daarom wordt € 1,363 mln als theoretisch risico beschouwd per 1-1-2004.
Operationele doelstelling 6: Professionele en goed toegeruste medewerkers voor nu en in de toekomst
Het verkrijgen van inzicht op het niveau van het Rijk in de plekken waar de komende jaren, vanwege een herschikking van taken en modernisering overheid, sprake zal zijn van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt;
Het onderhouden van het imago van het Rijk op de arbeidsmarkt.
De infrastructuur voor een effectieve doorstroom van Rijksambtenaren zal in samenwerking met partners binnen en buiten de overheid versterkt worden. Hiertoe wordt een samenwerkingsverband van mobiliteitscentra in het leven geroepen.
Continuering van het traineeprogramma op basis van de vraag van en financiering door de deelnemende ministeries.
Continueren van een minimaal pakket aan arbeidsmarktcommunicatie-activiteiten. Tevens worden de ervaringen en de opgebouwde bekendheid van het Rijk dankzij de imagocampagne Werken bij het Rijk. Als je verder denkt gebruikt voor de rijksbrede ontwikkeling o.l.v. de Rijksvoorlichtingsdienst van een corporate identity van het Rijk. Dit tevens in aansluiting op het programma modernisering overheid.
De digitale arbeidsmarkt continueren en verdere acties ondernemen om via dit medium besparingen te realiseren op de wervings- en wachtgeldkosten van personeel.
Begrensde loonontwikkeling conform regeerakkoord. Vergroten van de efficiency bij de uitvoering van het arbeidsvoorwaardenbeleid.
Het afsluiten van een CAO, conform de kaders die het Regeerakkoord geeft; de CAO zal de komende jaren door grote soberheid gekenmerkt worden.
Harmonisatie en vereenvoudiging van secundaire arbeidsvoorwaarden. Dit is van belang voor de reductie van de administratieve last van de secundaire arbeidsvoorwaarden en tevens vergemakkelijkt het de mobiliteit van ambtenaren. Het is een uitvoeringsvoorwaarde voor de Shared Service Center HRM.
Het implementeren van de maatregelen in de lopende CAO waaronder een eenvoudiger vervoersregeling en kinderopvangregeling.
Interdepartementale doorstroom van personeel, waar nodig ondersteund door om- en bijscholing, verhogen.
Doelmatigheid en doelgerichtheid van de investeringen in opleiding en ontwikkeling van rijksambtenaren verhogen.
De bijdrage van medewerkers en managers aan het primaire proces optimaliseren door het faciliteren van beleidsinnovatie.
Vernieuwing in scholing en employability stimuleren via de inzet van het A+O fonds Rijk.
Organisatie van een loopbaandag, bedoeld om de transparantie van de interne arbeidsmarkt van het Rijk voor rijksambtenaren te verhogen en hen meer inzicht te bieden in de mogelijkheden tot om- en bijscholing.
Het uitbouwen van de mogelijkheden van het ontwikkelplein: dit is een intranet-site die inzicht geeft in het aanbod en kwaliteit van opleidingen.
Samenwerking faciliteren tussen diverse Rijksacademies en andere partners die zich bezig houden met beleidsinnovatie.
De inzet van het A+O fonds Rijk richten op innovatieve ontwikkelingen binnen het Rijk.
Via een effectief sociaal beleid de gewenste afslanking van het aantal ambtenaren te realiseren zodanig dat een kwalitatief hoogwaardig apparaat in stand blijft en waarmee het percentage allochtonen en andere voorkeursgroepen in de organisaties op gelijk niveau blijft; evenredige deelname van ouderen aan het arbeidsproces betekent voor het Rijk dat het aantal ouderen in dienst van het Rijk in de komende jaren zal afnemen.
Een op termijn betaalbare pensioenvoorziening te realiseren welke een acceptabel beslag op de arbeidsvoorwaardenruimte legt.
Verdere verlaging ziekteverzuim en WAO instroom.
Overeenstemming bereiken met de werknemersvertegenwoordigingen over een verantwoord sociaal statuut.
Het inrichten van een interdepartementale voorziening voor herplaatsing van medewerkers uit delen van het Rijk waar afslanking plaatsvindt. Zodanig dat optimaal gebruik gemaakt wordt van de binnen het Rijk aanwezige talenten. Hierbij wordt optimaal gebruik gemaakt van bestaande en nieuwe digitale kennisen informatiesystemen (zie instroom en ontwikkelen).
Overeenstemming bereiken met andere overheidssectoren, werknemersvertegenwoordigingen en ABP over een betaalbare pensioenvoorziening.
Evaluatie van het lopende Arbo-convenant en bezien of voortzetting van het convenant t.b.v. diensten of ministeries met een bovengemiddeld ziekteverzuim wenselijk is.
Instroom | 7 686 |
Arbeidsvoorwaarden | 73 414 |
Ontwikkelen | 4 071 |
Sociaal beleid | 350 |
Totaal | 85 521 |
Overzicht prestatiegegevens | |||
---|---|---|---|
Operationele doelstelling | Prestatie-indicatoren | Basiswaarde (2002) | Streefwaarde (2004) |
11.6: Het Rijk beschikt over professionele en goed toegeruste medewerkers voor nu en in de toekomst. | – Diversiteit in het personeelsbestand percentage allochtonen (e.e.a afhankelijk van voortzetting registratieplicht in kader wet Samen); | 8%, stand 2002 | 9% |
– Gemiddelde leeftijd onder medewerkers bij het Rijk; | 41,8 jr | 42 jr | |
– Ziekteverzuim; | 7% | 6,5% | |
– WAO-instroom. | 1,01% | 1,01% |
Overzicht beleidsevaluatie | |||
---|---|---|---|
Operationele doelstelling | Startdatum | Einddatum | Onderwerp |
11.6: Het Rijk beschikt over professionele en goed toegeruste medewerkers voor nu en in de toekomst. | Sep 2003 | Jun 2004 | Evaluatie convenant inzake aanpak werkdruk, ziekteverzuim en (re)integratie van langdurig zieke werknemers en arbeidsgehandicapten in de sector Rijk. |
Operationele doelstelling 7: Een goed functionerende organisatie
Het herinrichten van de rijksdienst met het oog op betere dienstverlening aan burger, synergie (raakvlakken) en efficiëntie (kostenreductie).
Het in samenwerking met andere ministeries ontwikkelen van voorstellen voor de verbeterde dienstverlening, herinrichting en ontbureaucratisering van het Rijk. Zoals in de beleidsagenda is aangegeven, is er binnen het Programma Modernisering Overheid dat in het najaar 2003 aan de Tweede Kamer zal worden voorgelegd een specifiek deelprogramma gericht op de sector Rijk.
Het monitoren van het (personeels)volume van het Rijk en het gebruik van externen gedurende de komende kabinetsperiode.
Voor de kosten wordt verwezen naar artikel 10, programma modernisering overheid.
Overzicht prestatiegegevens | |||
---|---|---|---|
Operationele doelstelling | Prestatie-indicatoren | Basiswaarde (2002) | Streefwaarde (2004) |
11.7: Een goed functionerende organisatie. | – In overleg met Minister voor BVK zijn knelpunten benoemd die prioriteit hebben. | 0 | 1 |
Overzicht beleidsevaluatie | |||
---|---|---|---|
Operationele doelstelling | Startdatum | Einddatum | Onderwerp |
11.7: Een goed functionerende organisatie. | december 2003 | mei 2005 | Monitor Volumeontwikkeling Personeel Rijk. |
december 2003 | mei 2005 | Monitor inhuur externen Rijk. |
Operationele doelstelling 8: Een goed functionerende (integrale) bedrijfsvoering, in het bijzonder een kwalitatief hoogwaardige en efficiënt ingerichte organisatie van de HRM-functie
Onder de titel Vernieuwing HRM-stelsel Rijk zal een samenhangend programma worden uitgevoerd met als algemeen doel het zodanig om te vormen en in te richten van het HRM-stelsel dat de kwaliteit van de HRM-functie bij de afzonderlijke ministeries en voor het Rijk als geheel wordt verhoogd. Daarmee worden de volgende vier beoogde effecten nagestreefd:
– het optimaliseren van de dienstverlening, gericht op de HRM-functie en het HR-instrumentarium in zijn algemeenheid en de HRM-professional in het bijzonder;
– het introduceren van een nieuw concept van zelfbediening: medewerkers, managers en HRM-professionals kunnen via digitale zelfbediening een aantal administratieve en registratieve werkzaamheden op een eenvoudige wijze geautomatiseerd zelf afhandelen;
– managers: balans tussen inhoud, mensen en organisatie: een versnelde versterking van de ontwikkeling van de managers waarin de focus wordt verbreed van de inhoud van (beleids-) inhoudelijke thema's naar meer aandacht voor medewerkers;
– het tot stand brengen van integrale managementinformatie. Het doel is deze informatie meer te stroomlijnen door het afspreken van eenduidige definities, standaardisatie en informatie-uitwisseling.
Het faciliteren en volgen van de uitvoering van departementale plannen ter verhoging van de kwaliteit van de HRM functie. Centraal zal hierin staan de ontwikkeling van de HRM functie naar een strategische adviesfunctie en het ontwikkelen van resultaatgericht management.
Het inrichten van een Shared Service Centrum HRM. In dit centrum zullen en personeelsregistratie en salarisadministratie van alle ministeries gebundeld worden verzorgd. Op basis van een concept van zelfbediening van medewerkers, managers en HRM-professionals zullen kwaliteit en kosten in een aanmerkelijk betere verhouding komen.
De inzet van het instrument benchmarking voor personeelsmanagement, waarmee organisaties, in eerste instantie binnen de rijksoverheid, met elkaar vergeleken worden. Zo worden organisaties gestimuleerd te leren van elkaar door middel van best practices en tot beter functioneren.
Het stroomlijnen en verder ontwikkelen van informatievoorziening op hrm-gebied.
Dit betreft beleidsverantwoording door middel van up-date van databases/modellen en een sociaal jaarverslag, het onderhouden van het HRM netwerk van P&O directies (ICPR), Communicatie over HRM beleid via HRM magazine BinnenbeRijk.
HRM stelsel | 16 880 |
Algemeen | 735 |
Totaal | 17 615 |
Overzicht prestatiegegevens | |||
---|---|---|---|
Operationele doelstelling | Prestatie-indicatoren | Basiswaarde (2002) | Streefwaarde (2004) |
11.8: Een goed functionerende (integrale) bedrijfsvoering in het bijzonder een kwalitatief hoogwaardige enefficiënt ingerichte organisatie van de HRM functie. | – Eind 2005 is een oplos- sing beschikbaar voor personeelsadministratie en salarisverwerking; | 0 | 1 |
– De Pilot benchmarken is uitgevoerd; | 0 | 1 | |
– Percentage medewerkers dat aangeeft per jaar tenminste 1 formeel gesprek te hebben gehad over functio- neren/ontwikkeling/resultaten, gekoppeld aan beloningsafspraken | 77% | 88% | |
– Percentage concrete resultaatafspraken, direct afgeleid uit directiejaarplannen (volgens de VBTB-systematiek | 57% | 68% |
Overzicht beleidsevaluatie | |||
---|---|---|---|
Operationele doelstelling | Startdatum | Einddatum | Onderwerp |
11.8: Een goed functionerende (integrale) bedrijfsvoering, in het bijzonder een kwalitatief hoogwaardige en efficiënt ingerichte organisatie van de HRM-functie. | Okt 2003 | Mrt 2004 | Monitor op voortgang programma Vernieuwing HRM-stelsel Rijk. |
Okt 2003 | Mrt 2004 | Beloningsmonitor: stand van zaken van praktijk rond waarderen en belonen, enquete onder leidinggevenden en medewerkers. | |
2003 | 2004 | Via Benchmarking:Tevredenheid onder medewerkers meten over hun werk, management, loopbaanperpectief (er wordt een instrument aangeboden dat de manager eens in de 1 jaar kan inzetten, dus eind 2004 is de nulmeting rond). | |
2003 | 2004 | Tevredenheid onder managers meten over de geboden ondersteuning van personeelsinstrumenten en personeelsadvies. | |
2003 | 2004 | Tevredenheid onder directies P&O meten over de ondersteuning vanuit het concernniveau bij het verrichten van hun werk. |
3. Tabel Budgettaire gevolgen van beleid
Budgettaire gevolgen van beleid (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
11: Kwaliteit Rijksdienst | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 |
Verplichtingen | 76 729 | 138 926 | 119 420 | 111 338 | 112 779 | 107 890 | 101 890 |
1. apparaat | 9 881 | 11 393 | 10 075 | 9 556 | 9 459 | 8 631 | 8 631 |
2. topmanagers rijksdienst | 1 184 | 4 028 | 6 209 | 6 781 | 6 780 | 6 781 | 6 781 |
3. concurrerende arbeidsvoorwaarden sector rijk | 41 257 | 60 646 | |||||
4. samenstelling en effectieve organisatie van de rijkssector | 24 407 | 62 859 | |||||
5. garantieregelingen | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | ||
6. professionele en goede medewerkers | 85 521 | 77 436 | 77 005 | 78 943 | 78 943 | ||
7. functionerende organisatie | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | ||
8. functionerende bedrijfsvoering | 17 615 | 17 565 | 19 535 | 13 535 | 7 535 | ||
(garantieverplichtingen*) | (1 363) | (1 250) | (1 138) | (1 032) | (926) | ||
Uitgaven | 71 175 | 138 926 | 119 420 | 111 338 | 112 779 | 107 890 | 101 890 |
1. apparaat | 9 660 | 11 393 | 10 075 | 9 556 | 9 459 | 8 631 | 8 631 |
2. topmanagers rijksdienst | 1 116 | 4 028 | 6 209 | 6 781 | 6 780 | 6 781 | 6 781 |
3. concurrerende arbeidsvoorwaarden sector rijk | 34 854 | 60 646 | |||||
4. samenstelling en effectieve organisatie van de rijkssector | 25 545 | 62 859 | |||||
5. garantieregelingen | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | ||
6. professionele en goede medewerkers | 85 521 | 77 436 | 77 005 | 78 943 | 78 943 | ||
7. functionerende organisatie | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | ||
8. functionerende bedrijfsvoering | 17 615 | 17 565 | 19 535 | 13 535 | 7 535 | ||
Ontvangsten | 1 595 | 804 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
* Garantieverplichtingen zijn niet meegenomen in de totaaltelling. Tot en met 2003 geraamd op artikel 12.
Budgetflexibiliteit (kasflexibiliteit) (x € 1 000) | ||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
11: Kwaliteit Rijksdienst | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | |||||
1. Totaal geraamde kasuitgaven | 119 420 | 111 338 | 112 779 | 107 890 | 101 890 | |||||
2. Waarvan apparaatuitgaven | 10 075 | 9 556 | 9 459 | 8 631 | 8 631 | |||||
3. Dus programma-uitgaven | 109 345 | 101 782 | 103 320 | 99 259 | 93 259 | |||||
Waarvan op 1 januari 2004: | ||||||||||
4. juridisch verplicht | 47% | 51 365 | 49% | 50 280 | 45% | 46 752 | 44% | 43 332 | 46% | 43 332 |
5. complementair noodzakelijk | 19% | 21 309 | 21% | 21 428 | 23% | 23 719 | 18% | 17 731 | 13% | 11 731 |
6. bestuurlijk gebonden (maar niet juridisch) | 34% | 36 671 | 30% | 30 074 | 32% | 32 849 | 38% | 38 196 | 41% | 38 196 |
7. beleidsmatig gereserveerd (o.g.v. een wettelijke regeling of beleidsprogramma) | ||||||||||
8. beleidsmatig nog niet ingevuld | ||||||||||
9. Totaal (=3) | 100% | 109 345 | 100% | 101 782 | 100% | 103 320 | 100% | 99 259 | 100% | 93 259 |
5. Veronderstellingen in effectbereiking, doelmatigheid en raming
Operationele doelstelling 2: Zoals aangekondigd in de groeiparagraaf van de begroting 2003 is hard gewerkt aan de formulering van betere prestatie-indicatoren voor artikel 11.2. In deze begroting is de weerslag daarvan zichtbaar.
De prestatie-indicator herkomst benoemingen geeft inzicht in de mate waarin de rijksoverheid er in is geslaagd managementkwaliteiten van buiten de eigen ABD-populatie aan te trekken en vanuit het Rijk de ABD in te laten stromen. Het cijfer geeft inzicht in de verhouding tussen het aantal vacatures waarop een persoon uit de ABD is benoemd en de van personen die van buiten het Rijk (markt) of vanuit de lagere echelons van de eigen organisatie (overig rijk) zijn benoemd. Onder personen uit de lagere echelons wordt natuurlijk mede begrepen de instroom uit het ABD-kandidatenprogramma. Bij aanstelling op een nieuwe functie wordt de herkomst (vorige functie) van een ABD-lid geadministreerd.
Ondanks de te verwachten krimp van de organisatie wordt gestreefd naar handhaving van de verhouding zoals die in 2002 is gerealiseerd.
6. Groeiparagraaf implementatie VBTB
In algemene zin geldt dat de operationele doelstellingen zijn aangepast, dat wil zeggen, de huidige operationele doelstelling 6 is een samenvoeging van de oude doelstellingen 3 en 4.
Operationele doelstellingen 7 en 8 zijn nieuw, deels inspelend op nieuwe activiteiten in het licht van het hoofdlijnenakkoord, deels vanwege een andere ordening van de begroting.
Ook de prestatie-indicatoren zijn tegen het licht gehouden en aangepast aan de te ondernemen nieuwe activiteiten.
Was er vorig jaar nog naast de begroting een aparte Personeelsbrief waarin het te voeren rijkspersoneelsbeleid en activiteiten opgetekend stond, dit jaar is er voor gekozen om geen aparte Personeelsbrief uit te brengen, maar de begroting te gebruiken om het personeelsbeleid te schetsen.
Operationele doelstelling 2: In de eerste helft van 2003 is een kwaliteitsmonitor ontwikkeld. De monitor is een evaluatie van het leeuwendeel van de activiteiten van Bureau ABD die bijdragen aan de operationele doelstelling van het bureau. In de tweede helft van 2003 zal deze monitor geoperationaliseerd worden en periodiek herhaald worden. Op basis hiervan zal een systeem van evaluatieplanning worden opgezet. In de groeiparagraaf van de volgende begroting wordt over de resultaten daarvan gerapporteerd. Met dit instrument wordt beoogd de kwaliteit van de dienstverlening van Bureau ABD structureel in kaart brengen om hieruit verbeteracties te destilleren.
NIET-BELEIDSARTIKEL 12: ALGEMEEN
1. Algemene beleidsdoelstelling
Op dit artikel worden die uitgaven verantwoord die betrekking hebben op de bedrijfsvoering van het ministerie. Tevens wordt op dit artikel de uitvoering van een niet beleidsmatige activiteit verantwoord, namelijk de bijdrage van BZK aan de functionele kosten Koninklijk Huis.
Als algemeen begrotingsartikel zijn aan dit artikel geen kwantificeerbare prestatiegegevens gekoppeld.
2. Nader geoperationaliseerde doelstellingen
De Centrale Stafdiensten (CS) kennen de volgende taken om het ministerie te ondersteunen in de uitvoering van haar beleidsactiviteiten: financiën, personeel en organisatie, informatie voorziening, voorlichting en communicatie, auditdienst en facilitaire zaken. Het streven hierbij is om deze taken zo transparant mogelijk uit te voeren, om zo verantwoording af te kunnen leggen naar de klanten van de CS en uiteindelijk naar het parlement. Dit heeft zich in onderstaande doelstellingen voor de CS vertaald.
Operationele doelstelling 1: Apparaat
De Centrale Stafdiensten willen op professionele wijze diensten verlenen aan haar klanten, i.c. de lijnorganisatie en de bewindspersonen. Hierbij wordt vraaggestuurd gewerkt, dat wil zeggen, de producten en diensten met het bijbehorende kwaliteitsniveau komen altijd in nauw overleg tot stand met de klanten. Periodiek wordt gemeten of de dienstverlening ook aansluit bij de behoeften van de klanten, waarbij de dienstverlening indien nodig wordt bijgesteld. De dienstverlening kenmerkt zich door in een integrale aanpak en advisering, waarbij resultaatgericht en kostenbewust opereren centraal staan. Uitgangspunt hierbij is dat het huidige dienstenniveau minstens gehandhaafd wordt of zelfs een hoger dienstenniveau kan worden geboden.
De Centrale Stafdiensten bestaan uit acht directies die elk naast de dagelijkse dienstverlening een aantal speerpunten hebben voor 2004, die een bijdrage leveren aan bovenstaande doelstelling. De belangrijkste speerpunten zijn:
1. bevorderen van resultaatgerichte cultuur door medewerkers te stimuleren in hun werk en persoonlijke ontwikkeling, waarbij transparantie in waardering en beloning wordt uitgedrukt;
2. uitwerken en implementeren van een modern, op outputsturing gericht planning & control systeem;
3. uitwerken en uitvoeren van het verbeterplan voor een optimaal inkoopbeleid;
4. efficiënter maken van de werkprocessen middels innovatieve ICT middelen.
In 2004 zullen verder de resultaten van het BZK-brede verbeterproject Leeuwensprong zichtbaar worden. Leeuwensprong heeft als één van de belangrijkste doelstellingen de stafdiensten doelmatiger en efficiënter te laten werken. De realisatie van een aantal van de genoemde speerpunten is geïntegreerd in het project Leeuwensprong.
De projectdirectie Nieuwe Huisvesting zal in het tweede jaar van haar bestaan voor de geplande nieuwbouw van de Ministeries van Justitie en van BZK verder gaan met het ontwikkelen van een stimulerende werkomgeving, het afronden van het programma van eisen van inbouw en gebruikersvoorzieningen en het stimuleren van shared facilities met Justitie.
De totale uitgaven aan apparaat van de Centrale Stafdiensten bedragen voor 2004 € 70,709 mln.
Overzicht beleidsevaluatie | |||
---|---|---|---|
Operationele doelstelling | Startdatum | Einddatum | Onderwerp |
12.1: Apparaat | 1 januari 2004 | 1 juli 2004 | Evaluatie VBTB (jaarlijks). |
1 april 2004 | 1 juli 2004 | Evaluatie formatieaanpassing DI. | |
1 april 2004 | 1 juli 2004 | Medewerker/stakeholdersonderzoek. |
Operationele doelstelling 2: Bijdrage functionele kosten Koninklijk Huis
Op grond van de Wet van 10 december 1970 Stb. 573, houdende herziening van het financieel statuut voor het Koninklijk Huis, komen een aantal uitgaven van H.M. de Koningin en H.K.H. Prinses Juliana ten laste van de BZK-begroting. Het betreft een bijdrage in de functionele kosten Koninklijk Huis en een subsidie aan de Stichting Koninklijk Paleis te Amsterdam.
De totale bijdrage in de functionele kosten Koninklijk Huis bedraagt in 2004 € 10,797 mln.
3. Tabel Budgettaire gevolgen van beleid
Budgettaire gevolgen van beleid (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
12: Algemeen | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 |
Verplichtingen | 362 119 | 150 575 | 81 506 | 85 282 | 85 867 | 90 137 | 108 937 |
1. apparaat | 78 590 | 75 692 | 70 709 | 74 563 | 75 227 | 79 497 | 98 297 |
2. bijdrage functionele kosten Koninklijk Huis1 | 283 529 | 74 883 | 10 797 | 10 719 | 10 640 | 10 640 | 10 640 |
(garantie-verplichtingen2) | (1 599) | (1 475) | |||||
Uitgaven | 172 712 | 173 105 | 81 506 | 85 282 | 85 867 | 90 137 | 108 937 |
1. apparaat | 73 619 | 75 692 | 70 709 | 74 563 | 75 227 | 79 497 | 98 297 |
2. bijdrage functionele kosten Koninklijk Huis | 99 093 | 97 413 | 10 797 | 10 719 | 10 640 | 10 640 | 10 640 |
Ontvangsten1 | 9 765 | 4 373 | 983 | 983 | 983 | 983 | 983 |
1 De niet aan doelen toe te rekenen (rechtspositionele) regelingen worden vanaf 2004 geraamd op de artikelen 6.2, 9.3 en 10.5. De doorberekening garantiewet Surinaamse pensioenen worden vanaf 2004 geraamd op ontvangstenartikel 10. Voor een uitgebreid overzicht wordt verwezen naar de was/wordt-tabel (B.5.3.).
2 Garantieverplichtingen zijn niet meegenomen in de totaaltelling. Vanaf 2004 geraamd op artikel 11.
Voor apparaatuitgaven (artikel 12.1) zijn de uitgaven gelijk aan de verplichtingen. Dit geldt ook voor de bijdrage functionele kosten Koninklijk Huis (artikel 12.2).
5. Veronderstellingen in effectbereiking, doelmatigheid en raming
Geen.
6. Groeiparagraaf implementatie VBTB
Artikel 12 is een niet-beleidsartikel en kent daarom geen prestatie-indicatoren.
NIET-BELEIDSARTIKEL 13: NOMINAAL EN ONVOORZIEN
3. Tabel Budgettaire gevolgen van beleid
Budgettaire gevolgen van beleid (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
13: Nominaal en onvoorzien | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 |
Verplichtingen | 0 | – 30 | – 1 226 | – 2 424 | – 3 588 | – 5 986 | – 5 986 |
1. loonbijstelling | 0 | 2 | 1 | ||||
2. prijsbijstelling | 0 | – 39 | – 38 | – 36 | |||
3. onvoorzien | 0 | 9 | – 1 190 | – 2 389 | – 3 588 | – 5 986 | – 5 986 |
Uitgaven | 0 | – 30 | – 1 226 | – 2 424 | – 3 588 | – 5 986 | – 5 986 |
1. loonbijstelling | 0 | 2 | 1 | ||||
2. prijsbijstelling | 0 | – 39 | – 38 | – 36 | |||
3. onvoorzien | 0 | 9 | – 1 190 | – 2 389 | – 3 588 | – 5 986 | – 5 986 |
BELEIDSARTIKEL 14: TOEZICHT EN ONDERZOEK OPENBARE ORDE EN VEILIGHEID
1. Algemene beleidsdoelstelling
A. Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (Inspectie OOV) draagt bij aan het behoud c.q. vergroten van publieke waarde, dat wil zeggen het vermogen om publieke taken naar behoren uit te voeren, van politie, brandweer en rampenbestrijding.
B. Onderzoeksraad voor veiligheid (Ovv) draagt bij aan het verwerven van inzichten naar de aard, oorzaak en gevolg van grote ongevallen en incidenten.
2. Nader geoperationaliseerde doelstellingen
Operationele doelstelling 1: Inspectie Openbare Orde en Veiligheid
Inspectie OOV richt zich op kwaliteitsverbetering van politie, politieonderwijs, brandweer en rampenbestrijding op het niveau van individuele organisaties. De beoogde kwaliteitsverbetering draagt bij aan de publieke waarde van de betrokken organisaties, dat wil zeggen het vermogen om publieke taken van de betrokken organisaties naar behoren uit te voeren.
Naar aanleiding van het kabinetsstandpunt Kaderstellende Visie op Toezicht en het kabinetsstandpunt Vuurwerkramp wordt het toezicht op het terrein van de openbare orde en veiligheid geïntensiveerd en versterkt. De Minister van BZK draagt algemene verantwoordelijkheid voor het beleid met betrekking tot de brandweerzorg, rampenbestrijding, politiezorg en politieonderwijs in Nederland. Daarnaast dragen regionale en gemeentelijke besturen verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de openbare orde en veiligheid. Op basis van stimulerend toezicht stelt de Inspectie OOV de verantwoordelijke besturen in staat de veiligheid van de burger te vergroten.
Het in stand houden, c.q. verbeteren van de kwaliteit van politie, politieonderwijs, brandweer en rampenbestrijding door middel van systematisch en repeterend uitgevoerde inspecties op het niveau van individuele organisaties. De inspecties worden aangevuld met thematische onderzoeken.
– Met betrekking tot het inspecteren van de politie en gemeentelijke brandweren worden, op basis van de uitwerking van de publieke waarde, toezichtsarrangementen en bijbehorend instrumentarium ontwikkeld.
– Het toezichtsinstrument zal (geheel of gedeeltelijk) in tenminste vier politiekorpsen worden beproefd.
– Het toezichtsinstrument zal bij een nader te bepalen aantal gemeentelijke brandweren worden beproefd.
– In de regio's Twente, Brabant Zuid Oost, Utrecht, Groningen en Hollands Midden wordt, in samenwerking met andere betrokken rijksinspecties de voorbereiding van de rampenbestrijding doorgelicht.
– De bestandsopname van het presterend vermogen van de politie-onderwijsinstellingen wordt afgerond.
– Diverse thematische onderzoeken op het terrein van politie, brandweer en rampenbestrijding.
– De Inspectie OOV rapporteert over haar bevindingen aan de verantwoordelijke besturen, de betrokken organisaties en, door tussenkomst van de verantwoordelijke ministers, aan de Tweede Kamer.
– De Inspectie OOV beschrijft haar activiteiten uitgebreid in het werkplan 2004 dat door de Minister van BZK, in overeenstemming met de Minister van Justitie, aan de Tweede Kamer wordt aangeboden.
€ 3,5 mln.
Overzicht beleidsevaluatie | |||
---|---|---|---|
Operationele doelstelling | Startdatum | Einddatum | Onderwerp |
14.1: Inspectie Openbare orde en Veiligheid | Sep 2003 | Mrt 2004 | Als onderdeel van de rijksbrede evaluatie van de kaderstellende visie op toezicht zal de Inspectie OOV in 2004 op basis van de bijbehorende checklist een zelfevaluatie uitvoeren die door de ACT II zal worden beoordeeld. |
Apr 2004 | Okt 2004 | Evaluatie van de toepassing en instrumentarium van de Algemene Doorlichting Rampenbestrijding. |
Operationele doelstelling 2: Onderzoeksraad voor veiligheid
Naar aanleiding van het Onderzoeksrapport van de Commissie Onderzoek Vuurwerkramp en het eindrapport van de Commissie Onderzoek Cafébrand heeft het Kabinet destijds nut en noodzaak onderschreven van het onafhankelijk integraal ongevallenonderzoek. Door dit onderzoek wordt lering getrokken uit de gebeurtenissen en voorkomen dat soortgelijke voorvallen zich in de toekomst herhalen. Per 1 januari 2004 fungeert de Onderzoeksraad voor veiligheid (Ovv) als onafhankelijk onderzoeksorgaan in het koninkrijk, dat op eigen gezag besluit tot het doen van onderzoek naar de oorzaak van (ernstige) ongevallen en rampen of een dreiging daartoe. Uit het onderzoek dient lering te worden getrokken en aanbevelingen te worden gedaan om de structurele veiligheid te vergroten.
Formuleren van zodanige aanbevelingen, opgenomen in de onderzoeksrapporten van de Ovv en gericht aan overheden en bedrijfsleven, dat zij bijdragen tot het vergroten van de structurele veiligheid binnen het Koninkrijk.
Doen van onderzoek en aanbevelingen naar aanleiding van een voorval of (reeks van) incidenten.
Afkomstig uit het BZK-budget van de Raad voor Rampen en Calamiteiten: € 2,475 mln.
De budgetten voor respectievelijk de Defensie-ongevallenraad i.o. en de Raad voor de Transportveiligheid zullen (na feitelijke formele oprichting van de Ovv) worden overgeheveld naar artikel 14 op de BZK-begroting en zijn bestemd voor de Ovv.
Overzicht prestatiegegevens | ||
---|---|---|
Prestatie-indicatoren | Basiswaarde | Streefwaarde |
Realiseren beoogde personele capaciteit Ovv. | pm | pm |
Onderzoek transportsector initiëren en continueren van door RvTV reeds in gang gezette onderzoeken op deze sector. | pm | pm |
Onderzoek initïeren op niet-transportsectoren. | pm | pm |
3. Tabel Budgettaire gevolgen van beleid
Budgettaire gevolgen van beleid (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
14: Toezicht en onderzoek openbare orde en veiligheid | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 |
Verplichtingen | 7 789 | 5 915 | 5 869 | 5 900 | 5 900 | 5 900 | |
1. Inspectie Openbare orde en Veiligheid | 3 514 | 3 440 | 3 394 | 3 425 | 3 425 | 3 425 | |
2. Onderzoeksraad voor veiligheid | 4 275 | 2 475 | 2 475 | 2 475 | 2 475 | 2 475 | |
Uitgaven | 7 789 | 5 915 | 5 869 | 5 900 | 5 900 | 5 900 | |
1. Inspectie Openbare orde en Veiligheid | 3 514 | 3 440 | 3 394 | 3 425 | 3 425 | 3 425 | |
2. Onderzoeksraad voor veiligheid | 4 275 | 2 475 | 2 475 | 2 475 | 2 475 | 2 475 |
Budgetflexibiliteit (kasflexibiliteit) (x € 1 000) | ||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
14.1: Inspectie Openbare orde en Veiligheid | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | |||||
1. Totaal geraamde kasuitgaven | 3 440 | 3 394 | 3 425 | 3 425 | 3 425 | |||||
2. Waarvan apparaatuitgaven | 3 156 | 3 156 | 3 156 | 3 156 | 3 156 | |||||
3. Dus programma-uitgaven | 284 | 238 | 269 | 269 | 269 | |||||
Waarvan op 1 januari 2004: | ||||||||||
4. juridisch verplicht | ||||||||||
5. complementair noodzakelijk | ||||||||||
6. bestuurlijk gebonden (maar niet juridisch) | ||||||||||
7. beleidsmatig gereserveerd (o.g.v. een wettelijke regeling of beleidsprogramma) | 100% | 284 | 100% | 238 | 100% | 269 | 100% | 269 | 100% | 269 |
8. beleidsmatig nog niet ingevuld | ||||||||||
9. Totaal (=3) | 100% | 284 | 100% | 238 | 100% | 269 | 100% | 269 | 100% | 269 |
Budgetflexibiliteit (kasflexibiliteit) (x € 1 000) | ||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
14.2: Onderzoeksraad voor veiligheid | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | |||||
1. Totaal geraamde kasuitgaven | 2 475 | 2 475 | 2 475 | 2 475 | 2 475 | |||||
2. Waarvan apparaatuitgaven | ||||||||||
3. Dus programma-uitgaven | 2 475 | 2 475 | 2 475 | 2 475 | 2 475 | |||||
Waarvan op 1 januari 2004: | ||||||||||
4. juridisch verplicht | ||||||||||
5. complementair noodzakelijk | ||||||||||
6. bestuurlijk gebonden (maar niet juridisch) | ||||||||||
7. beleidsmatig gereserveerd (o.g.v. een wettelijke regeling of beleidsprogramma) | 100% | 2 475 | 100% | 2 475 | 100% | 2 475 | 100% | 2 475 | 100% | 2 475 |
8. beleidsmatig nog niet ingevuld | ||||||||||
9. Totaal (=3) | 100% | 2 475 | 100% | 2 475 | 100% | 2 475 | 100% | 2 475 | 100% | 2 475 |
Aangezien de Inspectie OOV en de Ovv twee verschillende organiaties zijn, is er voor gekozen de budgetflexibiliteit afzonderlijk voor de operationele doelstellingen weer te geven.
5. Veronderstellingen in effectbereiking, doelmatigheid en raming
– Inspectie OOV: Inspecteren van politie, politieonderwijs, brandweer en rampenbestrijding op basis van publieke waarde impliceert een bredere normatiek dan uitsluitend naleving van wet- en regelgeving en de daarbij behorende normen. Een dergelijke interpretatie van de inspectiefunctie dient (mede) gedragen te worden door de belanghebbenden, hetgeen van belang is voor de te behalen resultaten.
– Ovv: De vaststelling van het jaarbedrag is gebaseerd op aannames van onderzoekskosten voor V&W, Defensie en BZK (incl overige terreinen. Hoe de financiële groei van de nieuwe raad zich de komende jaren manifesteert is nog niet geheel duidelijk. Voor een prognose van de meerjarencijfers zijn geen concrete gegevens over de onderzoekskosten voor de niet-transportsectoren voorhanden. De komende jaren zullen dus op basis van het onderzoeksaanbod op alle sectoren en de onderzoekservaringen de meerkosten voor de Ovv nader moeten worden vastgesteld.
6. Groeiparagraaf implementatie VBTB
– Inspectie OOV: De Inspectie OOV streeft er naar om alle politiekorpsen, politieonderwijsinstellingen en rampenbestrijdingsorganisaties éénmaal per vier jaar te inspecteren. Dat houdt in dat in de periode 2004 t/m 2007 een «bestandsopname» wordt gedaan. In de daaropvolgende cyclus van inspecties moeten de effecten van verbetering aantoonbaar zijn en kan aan onderlinge vergelijking worden gedaan. In deze periode zal tussentijds aan effectmeting worden gedaan door bij de verantwoordelijke besturen te informeren naar de mate waarin de aanbevelingen van de Inspectie OOV worden uitgewerkt. In 2004 en later zullen de verschillende toezichtsarrangementen worden geëvalueerd. Op basis hiervan worden ervaringsgegevens gegenereerd die zullen uitwijzen of het streven haalbaar is c.q. moet worden bijgestuurd.
– Ovv: Aangezien de Ovv per 1 januari 2004 met zijn werkzaamheden aanvangt zal nagegaan worden op welke wijze de effecten van de aanbevelingen naar aanleiding van de onderzoeksrapporten meetbaar zijn in het beleid.
Een effectieve en efficiënte uitvoering van de taken – mede in het licht van de taakstellingen van het Kabinet – noodzaken tot een herbezinning op de organisatie van BZK. In dit kader heeft BZK zich voor de komende jaren een organisatieverandering voorgenomen.
Het betreft enerzijds een wijziging van de hoofdstructuur, waarbij het aantal directoraten-generaal door middel van een meer logische clustering van taken van vier tot drie wordt teruggebracht. Anderzijds worden tegelijkertijd de stafdiensten opnieuw ingericht, waarbij gemeenschappelijke dienstverlening het uitgangspunt is. De uitvoering van de voornemens zal in goed overleg met onder meer de groepsondernemingsraad in 2003/2004 plaatsvinden.
De Organisatie Informatie- en communicatietechnologie OOV (ITO) is onderdeel van het directoraat-generaal voor Openbare Orde en Veiligheid (DGOOV). Per 1 mei 1998 is aan ITO de status van baten-lastendienst van BZK verleend. ITO verleent diensten op het gebied van informatie- en communicatietechnologie (ICT) ten behoeve van de politie, brandweer en rampenbestrijdingsorganisaties, Justitie en andere opsporings- en hulpverleningsorganisaties. In 2002 heeft de Tweede Kamer der Staten-Generaal een wetsvoorstel tot wijziging van artikel 53d van de Politiewet 1993 aangenomen, waarin de taken van ITO zijn vermeld.
De missie van ITO, zoals verwoord in het ondernemingsplan 2002–2005, luidt: ITO ontwikkelt, implementeert en beheert besloten en bedrijfszekere informatie- en communicatietechnologiediensten en draagt op die manier bij aan de kwaliteit en effectiviteit van de sectoren Openbare Orde en Veiligheid (OOV) en justitie.
De wettelijke basis voor de taken van ITO is 1 december 2002 van kracht geworden. Artikel 53d van de Politiewet 1993, het 1e tot en met 5e lid, waarin de taken van ITO worden geregeld, luidt als volgt:
1. Onze Minister van BZK draagt zorg voor de landelijke informatie- en communicatievoorzieningen en het beheer daarvan voor de politie ten behoeve van de taakuitvoering door de politie;
2. Onze Minister van BZK draagt op verzoek van een of meer korpsbeheerders zorg voor de informatie- en communicatievoorzieningen en het beheer daarvan, indien dit naar zijn oordeel noodzakelijk is voor de taakuitvoering van de politie;
3. Indien dit naar zijn oordeel noodzakelijk is voor de samenwerking tussen de politie en de desbetreffende diensten of organisaties draagt Onze Minister van BZK zorg voor de voorzieningen op het gebied van de informatie- en communicatiehuishouding en het beheer daarvan, op verzoek van
a. Onze Minister die het aangaat ten behoeve van de onder hem ressorterende diensten;
b. Een regionale brandweer als bedoeld in de Brandweerwet 1985;
c. Een centrale post ambulancevervoer als bedoeld in de Wet ambulancevervoer;
4. Onze Minister van BZK stelt voor de voorzieningen aan de regionale politiekorpsen en het Korps landelijke politiediensten, alsmede aan de diensten en organisaties, bedoeld in het 3e lid, kostendekkende tarieven vast;
5. De Organisatie Informatie- en communicatietechnologie OOV is belast met de uitvoering van de werkzaamheden ten behoeve van de in het 1e tot en met het 3e lid bedoelde voorzieningen;
Het onderscheid tussen de taken onder 1 tot en met 3 bestaat uit de wijze waarop de financiering van deze taken plaatsvindt. De taken onder 1 worden voornamelijk bekostigd door het moederministerie, de taken onder 2 betreffen vergoedingen die rechtstreeks in rekening worden gebracht bij de regionale politiekorpsen en de taken onder 3 betreffen vergoedingen die rechtstreeks in rekening worden gebracht bij de in dit lid bedoelde diensten.
Per hoofdtaak is aangegeven wat ITO wil bereiken, welke activiteiten daarvoor worden uitgevoerd en wat die in het begrotingsjaar 2004 gaan kosten:
A. De zorg voor en het beheer van de landelijke informatie- en communicatievoorzieningen voor de politie. De doelen voor 2004 die het ITO zich gesteld heeft betreffen het realiseren van een naadloze overgang van de huidige regionale analoge mobiele netwerken naar het landelijke mobiele digitale netwerk C2000 en het realiseren van een moderne, toekomstvaste ICT infrastructuur voor de gehele Nederlandse politie. Verder zullen de landelijke informatiesystemen adequaat worden ontwikkeld en beheerd op een dusdanige wijze dat deze systemen voldoen aan de eisen van deze tijd. Op een betrouwbare en veilige manier zal worden voorzien in de informatiebehoeften van de klanten van ITO.
Daarnaast wordt deskundigheid geleverd op het gebied van ICT en beveiliging bij de verdere vernieuwing van de landelijke ICT-voorzieningen. Het jaar 2004 zal verder in het teken staan van de continuering van het frequentiebeheer, monitoren van en participeren in ontwikkelingen van de Tetrastandaard (C2000), beheren van de BIP2000-standaards voor de nutsvoorziening en de homogene infrastructuren en de werkplekken.
Om de gestelde doelen te realiseren zal ITO de landelijke informatiesystemen en infrastructuren beheren, waardoor deze adequaat en betrouwbaar blijven functioneren. De migratie van de landelijke informatiesystemen naar de nieuwe systeemstructuur en -architectuur zal plaatsvinden. De beveiligingsarchitectuur (Thrusted Third Party/Public Key Infrastructure) en een uniforme en universele dragerdienst voor OOV-diensten en Justitie zal verder worden uitgewerkt. Tenslotte zal ITO adviseren aan CIP over de verdere integratie van de infrastructuren en applicatieportfolio.
De begroting voor 2004 gaat uit van totale uitgaven van € 71 mln voor het realiseren van deze taak (exclusief de projecten C2000 en GMS, waarvan de uitgaven zijn begrepen onder taak C).
B. De zorg voor en het beheer van de informatie- en communicatievoorzieningen van politiekorpsen, de Coöperatie Informatiemanagement Politie (CIP) en de ICT Service Coöperatie voor Politie, Justitie & Veiligheid (ISC). Het ontwikkelen en beheren van niet-landelijke informatiesystemen en infrastructuren van de Nederlandse politiekorpsen, CIP en ISC die beantwoorden aan de eigentijdse eisen.
De activiteiten richten zich op het beheren en de vernieuwing van ICT-voorzieningen van de regionale politiekorpsen en het Korps landelijke politiediensten. Hierbij wordt eveneens gebruik gemaakt van de uniforme en breed geaccepteerde technische standaards.
Voor het realiseren van deze taak gaat de begroting 2004 uit van een totaal van € 74 mln. Hiervan is € 61 mln toe te rekenen aan CIP/ISC.
C. De zorg voor en het beheer van voorzieningen voor informatie- en communicatiehuishouding van aangewezen overheidsdiensten die met de politie samenwerken, waaronder justitie, brandweer en ambulancediensten. Het verzorgen van de verdere migratie, realisatie en uitrol van de projecten C2000 en GMS bij politie, Koninklijke marechaussee, brandweer en ambulancediensten. Het aanbieden en leveren van ICT-brede dienstverlening aan overige ketenpartners en overige klanten.
Het verzorgen van de oplevering van het netwerk C2000 en de ingebruikname van de radiobediensystemen. Daarnaast wordt een begin gemaakt met het inrichten van de beheerorganisatie en het beheren van het netwerk. De projectorganisatie GMS wordt afgerond met de overdracht van de beheertaken naar de reguliere ITO-organisatie. Voor zover mogelijk worden de opdrachten voor de overige dienstverlening projectmatig uitgevoerd.
Voor 2004 zijn de totale uitgaven begroot op € 65 mln, waarvan voor C2000 en GMS is inbegrepen € 47 mln.
De totale begrote baten over 2004 zijn als volgt te verdelen naar de taken A tot en met C (x € 1 mln):
Taak | Opbouw baten naar taken | Baten 2004 |
---|---|---|
A | De zorg voor en het beheer van de landelijke informatie- en communicatievoorzieningen voor de politie | 71 |
B | De zorg voor en het beheer van de informatie- en communicatievoorzieningen van politiekorpsen, CIP en ISC | 74 |
C | De zorg voor en het beheer van voorzieningen voor informatieen communicatiehuishouding van aangewezen overheidsdiensten die met de politie samenwerken, waaronder justitie, brandweer en ambulancediensten | 65 |
Eindtotaal | 210 |
Eind 2002 is gestart met de uitvoering van een meerjarig plan ter verbetering van de bedrijfsvoering. Het plan heeft tot doel het management beter in staat te stellen de organisatie te beheersen. Dit moet leiden tot het efficiënt en effectief bereiken van de gestelde doelen en het voldoen aan de geldende normen en regelgeving.
Het verbeterplan is gebaseerd op onder meer de rapportages over de bedrijfsvoering over de afgelopen jaren. Op basis van een analyse van knelpunten en risico's zijn de oorzaken en aanbevelingen vertaald naar concrete en meetbare maatregelen die gericht zijn op het wegnemen van de geconstateerde bevindingen.
Borging van de voorgenomen maatregelen in de organisatie en communicatie over concipiëren, uitvoeren en realiseren van het verbeterplan draagt bij aan het succesvol zijn van het verbeterplan.
Op basis van de kritische succesdoelen zal de directie van ITO de beleidsprioriteiten voor 2004 bepalen. De interne sturing zal sterk gericht zijn op het realiseren van deze beleidsprioriteiten.
1.3. Toekomstige ontwikkelingen
In het ICT-bestek politie 2001–2005 zijn drie belangrijke hoofdlijnen voor veranderingen uiteengezet. Het gaat hierbij om duidelijkheid over de sturing van ICT-hoofdprocessen en het versterken van de ICT-vraag en het -aanbod. Om deze veranderingen door te voeren, wijzigt de organisatie van de ICT bij de Nederlandse politie. Er zijn in 2001 twee coöperaties opgericht: de CIP voor de ICT-vraagzijde en de ISC voor de ICT-aanbodzijde. Na een overgangsperiode zullen deze coöperaties uiteindelijk opgaan in één of twee publiekrechtelijke organisaties. In deze publiekrechtelijke organisatie(s) zullen diverse (project)organisaties die nu ook al betrokken zijn bij de vraag en/of het aanbod van ICT-voorzieningen, worden samengevoegd. De intentie is om op termijn samen te gaan met de (eventueel) publiekrechtelijke opvolger(s) van CIP en ISC.
In 2002 is tussen BZK, CIP/ISC en ITO een convenant gesloten om nauwe samenwerking tussen CIP/ISC en ITO te regelen. Deze operationele integratie zal op termijn plaatsvinden. ITO functioneert in de aanloop naar deze integratie naar de klant Politie al zoveel mogelijk alsof zij geïntegreerd is met ISC.
De formele personele, organisatorische en juridische integratie van ITO met ISC zal pas kunnen worden afgerond na oprichting van een (eventueel) publiekrechtelijke aanbodorganisatie (naar verwachting 2005).
Hoewel ISC in eerste instantie de aanbiedende partij is voor politie, zal de nieuwe organisatie zich ontwikkelen tot een aanbieder van ICT-voorzieningen aan heel OOV en Justitie.
Uitgangspunten. Bij de opstelling van de begroting is uitgegaan van een aantal aannames en inschattingen ten aanzien van de verwachte ontwikkelingen voor de komende jaren in de producten- en dienstenportfolio.
Het financieel regime en het toezicht daarop is voor de huidige privaatrechtelijke ISC en de publiekrechtelijke baten-lastendienst ITO niet gelijk. De eisen ten aanzien van de financiële huishouding na de bovengenoemde operationele integratie zijn nog niet bepaald. Afstemming hierover zal in de loop van 2003 plaats vinden. Dit betekent dat na de operationele integratie van de taken met het ISC, de statutair directeur ITO formeel aangewezen blijft voor de verantwoording aan het moederministerie. Hiertoe zal voor 2004 een management contract tussen de Directeur Generaal Openbare Orde en Veiligheid en de Directeur ITO worden gesloten. Voor de uitvoering van deze taak zal de statutair directeur ITO een eigen staf ter beschikking hebben. De extra kosten van de integratie zijn niet in de begroting opgenomen.
De belangrijkste aannames bij de opstelling van de begroting zijn:
– gestreefd wordt om de projectorganisatie C2000 in 2004 te beëindigen. In de exploitatie zijn alleen de binnen de scope van de huidige projectovereenkomst opgenomen activiteiten begroot,
– bij het opstellen van de begroting is geen formeel besluit bekend over het moment van integratie met het publiekrechtelijke ISC. Als gevolg hiervan is de begroting opgesteld in de veronderstelling van een eventuele zelfstandige voortzetting van de activiteiten van ITO in 2004,
– op grond van de huidige ontwikkelingen zal de dienst JustitieNet eindigen per 1 juli 2004. Door deze voortijdige stopzetting van netwerkdiensten aan Justitie ontstaan bijzondere lasten, die op dit moment vooralsnog worden ingeschat op € 5,9 mln. Deze bijzondere lasten hebben betrekking op onder meer het afwaarderen van activa doordat het netwerk gedeeltelijk afgebouwd dient te worden. Daarnaast ontstaan verwachte verliezen op de dienstverlening aan LIO, KLPD, PolitieNet, AmbulanceNet en BZKnet als gevolg van negatieve synergie effecten. Hiermee wordt de bedrijfszekere dienstverlening via ITO losgelaten. Deze kosten zullen in rekening worden gebracht bij Justitie,
– investeringen ten behoeve van het beheer van de nutsvoorziening zijn buiten de begroting 2004 gehouden. De financiering vindt plaats via het privaatrechtelijke ISC. De exploitatie wordt door ITO doorberekend aan het ISC.
De verschillende producten en diensten zijn als gevolg van technische innovaties die kenmerkend zijn voor ICT producten en diensten voortdurend aan veranderingen onderhevig. De bestuurlijke- en politieke omgeving van ITO is complex en daarnaast sterk in beweging. Dit heeft vanzelfsprekend gevolgen voor de besluitvorming van klanten en opdrachtgevers. Deze besluitvorming heeft grote financiële implicaties voor de meerjarenbegroting van ITO. De onzekerheid van de financiële implicaties neemt, naarmate het begrotingsjaar verder in de toekomst ligt, vanzelfsprekend toe.
Voorts is bij de opstelling van de (meerjaren) begroting uitgegaan dat de huidige contractuele afspraken met de klanten van ITO worden verlengd. Ten aanzien van Justitie wordt een afbouw van de afname van datacommunicatievoorzieningen voorzien medio juni 2004. Ten aanzien van het project nutsvoorziening is verondersteld dat de projectactiviteiten in 2004 (belang € 7,4 mln) worden voortgezet. De nutsvoorziening is een nieuwe technische infrastructuur met aanverwante diensten die geschikt is voor spraakdata integratie, videoconferencing, communicatie met externe partners en die koppelbaar is met mobiele netwerken waarop alle politielocaties worden aangesloten. De nutsvoorziening vormt de basis waarop de verdere vernieuwing van de politiële informatievoorziening wordt vormgegeven.
2. Begroting van baten en lasten
In onderstaande tabel is de begroting van baten en lasten over de periode 2003 tot en met 2008 weergegeven. Vanaf 2005 zal ITO zijn opgegaan in een nieuwe publiekrechtelijke organisatie:
Begroting van baten en lasten voor het jaar 2004 (in € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Baten-lastendienst ITO | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 |
Baten | |||||||
Opbrengst moederministerie | 99 926 | 188 607 | 117 858 | 121 394 | 125 036 | 128 787 | 132 650 |
Opbrengst overige ministeries | 23 456 | 21 907 | 17 774 | 515 | 530 | 546 | 563 |
Opbrengst derden | 18 510 | 10 448 | 74 347 | 76 577 | 78 875 | 81 241 | 83 678 |
Opbrengst overige | 1 229 | ||||||
Rentebaten | 189 | 2 317 | 225 | 225 | 225 | 225 | 225 |
Buitengewone baten | 767 | – | – | – | – | – | – |
Exploitatiebijdrage | – | – | – | – | – | – | |
Totaal baten | 144 077 | 223 279 | 210 204 | 198 711 | 204 666 | 210 799 | 217 116 |
Lasten | |||||||
Apparaatskosten | |||||||
* personele kosten | 64 466 | 77 519 | 68 495 | 70 550 | 72 666 | 74 846 | 77 092 |
* materiële kosten | 78 906 | 138 056 | 122 959 | 114 678 | 118 172 | 121 896 | 125 845 |
Rentelasten | 1 346 | 2 604 | 2 812 | 3 189 | 3 269 | 3 227 | 3 070 |
Afschrijvingskosten | 3 242 | ||||||
* materieel | 4 000 | 8 538 | 8 794 | 9 058 | 9 330 | 9 610 | |
* immaterieel | – | – | |||||
Dotaties voorzieningen | 1 542 | 100 | – | ||||
Buitengewone lasten | 1 131 | – | 5 900 | – | – | – | – |
Totaal lasten | 150 633 | 222 279 | 208 704 | 197 211 | 203 165 | 209 299 | 215 616 |
Saldo van baten en lasten | – 6 556 | 1 000 | 1 500 | 1 500 | 1 500 | 1 500 | 1 500 |
De daling van de baten bij het moederministerie wordt veroorzaakt door met name de afronding van het project C2000 (effect inclusief de beheerorganisatie € 30 mln) en de materiële verschuiving van product en projectopdrachten naar het ISC/CIP. Deze bedragen zijn in de begroting 2004 gepresenteerd onder opbrengst derden.
De baten opbrengst ministeries bestaat uit een deel reguliere JustitieNet business over de eerste zes maanden van 2004 van € 11,9 mln en uit een incidentele vergoeding van € 5,9 mln van Justitie in verband met het vervroegd stoppen met de afname van netwerkdiensten.
De afwijking in de baten 2004 van de categorie opbrengst derden ten opzichte van de begroting 2003 is een gevolg van het opnemen van de baten van ISC en CIP voor totaal € 61 mln. Een belangrijk deel hiervan vormt de nutsvoorziening van € 32 mln. Voor 2003 was dit voor € 8,7 mln begrepen onder de baten moederministerie.
De baten en lasten zijn te verdelen in product- en projectopbrengsten. De producten zijn opgenomen in de productencatalogus, de projecten komen via een traject van voorcalculatie tot stand en worden voornamelijk op regiebasis uitgevoerd. Het project C2000 is een zogenaamd groot project, waarover, conform de procedure regeling grote projecten, periodiek wordt gerapporteerd aan de Tweede Kamer.
De verdeling is als volgt (x € 1 000):
Totaal 2004 | Producten | Projecten | Project C2000 | Overige baten | |
---|---|---|---|---|---|
Moederrministerie | 117 858 | 69 751 | 3 000 | 45 107 | |
Overige ministeries | 17 774 | 17 774 | |||
Opbrengst derden | 74 347 | 52 955 | 21 392 | ||
Rentebaten | 225 | 225 | |||
Buitengewone baten | – | ||||
Totaal | 210 204 | 140 480 | 24 392 | 45 107 | 225 |
2.1. Toelichting bij de begroting van baten en lasten
De baten die aan de diverse opdrachtgevers in rekening worden gebracht zijn onder te verdelen naar de producten en projecten, waarbij de projecten nader uiteengezet zijn in projecten ITO en het project C2000.
De belangrijkste opdrachtgever is het moederministerie, hetgeen voornamelijk een gevolg is van het omvangrijke C2000 project (inclusief het beheer deel). Onder de baten opbrengst ministeries zijn de opbrengsten van Justitie verwerkt. De dienstverlening aan Justitie is opgezegd en zal eindigen ultimo juni 2004. In de exploitatie is hiermee rekening gehouden. De opbrengst derden voor 2004 betreft de opbrengsten van het ISC, CIP, de regionale politiekorpsen, de Koninklijke marechaussee en overige afnemers. Het ISC en CIP waren in 2003 opgenomen onder het moederministerie. De rentebaten bestaan uit de begrote rentebaten over het saldo van de rekening Rijkshoofdboekhouding.
Onderstaand overzicht geeft een uitsplitsing van het saldo van baten en lasten naar producten, projecten en overige:
Begroting van baten en lasten naar producten, projecten, C2000 en overige (x € 1 000) | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
baten | baten | lasten | lasten | saldo | saldo | |
2004 | 2003 | 2004 | 2003 | 2004 | 2003 | |
Producten | 140 480 | 55 904 | 136 393 | 54 617 | 4 087 | 1 287 |
Projecten | 24 392 | 25 122 | 24 392 | 25 122 | – | – |
C2000 | 45 107 | 139 936 | 45 107 | 139 936 | – | – |
Overige | 225 | 2 317 | 2 812 | 2 604 | – 2 587 | – 287 |
Eindtotaal | 210 204 | 223 279 | 208 704 | 222 279 | 1 500 | 1 000 |
Het negatieve resultaat op de post overige bestaat voor € 2,6 mln uit financiële baten en lasten.
Personele kosten. De personele lasten die in de begroting zijn opgenomen omvatten de interne personele kosten en de kosten van externe inhuur. De interne personele kosten van de staande organisatie zijn totstandgekomen op basis van de verwachte formatieve bezetting in fte vermenigvuldigd met een begroot gemiddeld jaarloon per interne fte. De interne personele kosten van de projectorganisatie C2000 zijn bepaald op basis van een gemiddeld uurtarief per interne medewerker, verhoogd met een opslag voor algemene (overhead) kosten vermenigvuldigd met het aantal verwachte declarabele uren. Ten aanzien van de kosten externe inhuur is een inschatting gemaakt van het aantal benodigde uren die zijn omgerekend met een gemiddeld uurtarief (inclusief omzetbelasting):
Personele kosten (x € 1 000) | Staande organisatie | Project | Totaal C2000 |
---|---|---|---|
Personele kosten intern | 34,775 | 1,587 | 36,362 |
Kosten externe inhuur | 26,600 | 5,533 | 32,133 |
Totaal | 61,375 | 7,120 | 68,495 |
Het gemiddeld aantal fte op jaarbasis is in onderstaande tabel weergegeven, eveneens uitgesplitst naar de staande organisatie en het project C2000. De feitelijke bezetting voor het project C2000 zal gedurende de eerste zes maanden van 2004 naar verwachting op 16 interne medewerkers en 26 externe medewerkers liggen.
De verhouding intern/extern is bij de staande organisatie vastgesteld op 80%-20%:
Gemiddeld aantal fte | Staande organisatie | Project | Totaal C2000 |
---|---|---|---|
Interne fte | 535 | 8 | 543 |
Externe fte | 133 | 13 | 146 |
Totaal | 668 | 21 | 689 |
Rentelasten. Dit is de rente die door Financiën in rekening wordt gebracht voor aangegane leningen die worden aangewend ter financiering van investeringen in vaste activa. De belangrijkste lening betreft de lening voor de Radiobediensystemen. De rentelasten hangen voornamelijk samen met het beroep op de leenfaciliteit voor de financiering van productinvesteringen. Deze lasten maken integraal onderdeel uit van de tarieven.
Afschrijvingskosten. De afschrijvingskosten omvatten met name de kosten van automatiseringsapparatuur en software en de afschrijvingen op de radiobediensystemen. De post van € 8,5 mln is als volgt opgebouwd:
Afschrijvingskosten | 2004 |
---|---|
Automatiseringsapparatuur en software | 2,500 |
Overige categorieën | 1,500 |
Radiobediensystemen | 4,538 |
Totaal | 8,538 |
Buitengewone lasten. De buitengewone lasten hangen samen met de kosten als gevolg van de vroegtijdige stopzetting van de dienstverlening aan Justitie. Deze kosten van € 5,9 mln zijn ook als baten in de begroting 2004 opgenomen onder de categorie opbrengst ministeries.
3. Overzicht vermogensontwikkeling
Overzicht vermogensontwikkeling (x € 1 000) | ||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Baten-lastendienst ITO | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | |
1. | Eigen vermogen per 1 januari | 2 827 | 571 | 1 571 | 3 071 | 4 571 | 6 071 | 7 571 |
2. | Saldo van baten en lasten voorafgaand jaar | – 6 556 | 1 000 | 1 500 | 1 500 | 1 500 | 1 500 | 1 500 |
3a. Uitkering aan moederministerie | – 2 408 | – | – | – | – | – | – | |
3b. Bijdrage moederministerie ter versterking van eigen vermogen | 6 708 | – | – | – | – | – | – | |
3c. Overige mutaties in eigen vermogen | – | – | – | – | – | – | ||
3. | Totaal directe mutaties in eigen vermogen | 4 300 | – | – | – | – | – | – |
4. | Eigen vermogen per 31 december (1+2+3) | 571 | 1 571 | 3 071 | 4 571 | 6 071 | 7 571 | 9 071 |
Kasstroomoverzicht 2004 (x € 1 000) | ||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Baten-lastendienst ITO | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | |
1. | Rekening courant RIC 1 januari (incl. deposito) | 15 867 | 56 238 | 11 451 | 9 641 | 9 172 | 8 778 | 8 659 |
2. | Totaal operationele kasstroom | 21 581 | – 30 000 | 7 500 | 10 000 | 12 500 | 15 000 | 17 500 |
3a. -/- totaal investeringen | – 9 499 | – 24 587 | – 7 645 | – 12 500 | – 12 500 | – 12 500 | – 12 500 | |
3b. +/+ totaal boekwaarde desinvesteringen | 138 | 150 | 150 | 150 | 150 | 150 | 150 | |
3. | Totaal investeringskasstroom | – 9 361 | – 24 437 | – 7 495 | – 12 350 | – 12 350 | – 12 350 | – 12 350 |
4a. -/- eenmalige uitkering aan moederministerie | – 2 408 | – | – | – | – | – | – | |
4b. +/+ eenmalige storting door moederministerie | 6 708 | – | – | – | – | – | – | |
4c. -/- aflossingen op leningen | – 1 438 | – 1 018 | – 7 260 | – 10 619 | – 13 044 | – 15 269 | – 16 213 | |
4d. +/+ beroep op leenfaciliteit | 25 289 | 10 668 | 5 445 | 12 500 | 12 500 | 12 500 | 12 500 | |
4. | Totaal financieringskasstroom | 28 151 | 9 650 | – 1 815 | 1 881 | – 544 | – 2 769 | – 3 713 |
5. | Rekening courant RIC 31 december (incl. deposito) (=1+2+3+4) | 56 238 | 11 451 | 9 641 | 9 172 | 8 778 | 8 659 | 10 096 |
(maximale roodstand € 0,5 mln) |
Het beroep op de leenfaciliteit 2004 betreft de faciliteit voor de reguliere investeringen 2004 (€ 5,445 mln). Over de leningen voor de radiobediensystemen zal de eerste aflossing in 2004 plaatsvinden. Deze aflossing is begrepen in het bedrag van € 7,26 mln.
Kengetallen | |||
---|---|---|---|
Baten-lastendienst ITO | 2002 | 2003 | 2004 |
Ontwikkeling aantal servicecalls | 9,000 | 10,000 | 12,000 |
Declarabele uren | 637,000 | 700,000 | 715,000 |
Aantal interne fte | 443 | 539 | 543 |
Aantal externe fte | 154 | 213 | 146 |
Totaal aantal fte | 597 | 752 | 689 |
De beschrijving van de kengetallen is als volgt:
– Het aantal servicecalls geeft een indicatie van het activiteitenniveau van ITO als gevolg van meldingen van klanten. Alhoewel de werkzaamheden per call verschillen geeft het hogere aantal calls in de begroting 2004 een indicatie van de bedrijvigheid binnen ITO van onder andere de engineeringbureaus.
– Het aantal declarabele uren omvat het aantal uren dat vanuit de productieve afdelingen wordt toegerekend aan de producten en projecten.
– Het aantal fte geeft aan de verwachte gemiddelde personele bezetting, onderverdeeld naar interne en externe medewerkers. De daling ten opzichte van 2003 wordt veroorzaakt door de afbouw van de projectorganisatie C2000.
Het Korps landelijke politiediensten (KLPD) kent drie soorten taken:
– Zelfstandige taken. Deze taaksoort omvat uitvoerende politietaken die om redenen van efficiency en (inter)nationale belangen aan het KLPD zijn opgedragen. Met het beleidsplan Nederlandse Politie als leidraad richt het KLPD zich bij de uitvoering van deze taken direct op de samenleving. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om het uitvoeren van rechercheonderzoeken, het verlenen van internationale rechtshulp en de bestrijding van jeugdcriminaliteit.
– Ondersteunende taken. Deze taaksoort omvat taken die vanwege specifieke deskundigheid of vanwege efficiënte allocatie van middelen aan het KLPD zijn opgedragen. Volgens een klantgerichte werkwijze verricht het KLPD deze taken ter ondersteuning van de hele Nederlandse politie of andere (bijzondere) handhavingdiensten. Hiertoe behoren bijvoorbeeld taken van de politie Luchtvaartdienst, de dienst Levende Have, de dienst Logistiek en de dienst Specialistische Recherche toepassingen.
– Coördinerende taken. Uit hoofde van zijn coördinerende taken faciliteert het KLPD de samenwerking binnen de Nederlandse politie en andere handhavingdiensten. In de eerste plaats betreft dit de coördinatie van nationale en internationale opsporingsinformatie en datamodellering. Andere coördinerende taken liggen op het operationele vlak, zoals de coördinatie van de inzet van het Rampen Identificatie Team en de Bijzondere Bijstand Eenheid.
De bovengenoemde taken worden uitgevoerd door de twaalf operationele diensten van het KLPD hierbij ondersteund door vier concerndiensten en vier stafbureaus. Onderstaand worden de taken van de operationele diensten nader belicht. Tevens wordt in deze paragraaf een indicatieve relatie gelegd tussen de raming van de directe kosten 2004 per dienst naar de resultaatgebieden van het Informatiemodel Nederlandse Politie.
– Dienst Nationale Recherche (i.o.). In het Strategisch Akkoord is vastgesteld dat de kernteams worden samengevoegd tot een Nationale Recherche, gepositioneerd bij het KLPD en rechtstreeks aangestuurd door het Openbaar Ministerie (OM). Uit de evaluatie van de kernteams is gebleken dat op dit punt verbeteringen noodzakelijk en mogelijk zijn. Ook beheersmatig wordt met deze oplossing veel eenduidigheid bereikt. De samenvoeging beoogt een efficiëntere inzet van capaciteit en een eenduidige aansturing. De Nationale Recherche wordt gevormd door de huidige zes kernteams alsmede het Landelijk Recherche Team (LRT), de Unit Synthetische Drugs, de Unit Mensensmokkel en de XTC-teams en worden beheersmatig ondergebracht bij het KLPD. De dienst Recherche Onderzoek wordt hierbij begrepen. De Nationale Recherche wordt gedeconcentreerd gehuisvest. Voor deconcentratie is gekozen op grond van overwegingen op het gebied van informatie-uitwisseling, samenwerking met de politieregio's, het personeelsbeleid, effectiviteit en efficiency. De dienst opereert specifiek op het terrein van de bestrijding van zware en/of georganiseerde criminaliteit. Deze vormen van criminaliteit zijn een ernstige bedreiging van de rechtsorde binnen Nederland en/of in internationaal verband. Het OM stelt de onderzoeksprioriteiten vast, de driehoek van het KLPD (OM, BZK, KLPD) zorgt voor de uitvoering en capaciteitstoedeling. De Nationale Recherche zal in 2003 feitelijk operationeel zijn. Per 1 januari 2004 zal de Nationale Recherche beheersmatig zijn onderbracht bij het KLPD. In deze begroting is de overheveling van bijdragen en kosten budgettair neutraal opgenomen.
– Dienst Specialistische Recherche Toepassingen (DSRT). Met tactische en technische expertise ondersteunt de dienst op een innovatieve wijze de Nederlandse politie en andere opsporingsinstanties op het terrein van de bestrijding van zwareen georganiseerde criminaliteit en speelt daarbij in op politieke en/of maatschappelijke veranderingen.
– Dienst Internationale Netwerken (DIN). In de internationale opsporingsketen levert de dienst een bijdrage aan de internationale rechtshandhaving door het ontwikkelen van expertise en het fungeren als centrale, controlerende en coördinerende instantie bij alle vormen van rechtshulp(verzoeken). Daarnaast vervult zij de coördinerende en adviserende rol en vertegenwoordigt zij de Nederlandse politie voor internationale operationele politiesamenwerking.
– Dienst Nationale Recherche Informatie (DNRI). De laatste jaren heeft de dienst een toenemende rol verkregen in de aanpak van de regio-overschrijdende middencriminaliteit en de ernstige vormen van criminaliteit met een grote maatschappelijke impact, alsook in de analyse van veiligheidsrisico's. Hoewel er ook internationale activiteiten worden verricht, zijn die altijd te herleiden naar een bijdrage aan de Nederlandse rechtsorde. Het karakter van de bijdrage is gericht op het verstrekken van gegevens en informatie, het ter beschikking stellen van kennis en expertise en het doen van beleidsadvisering aan die actoren in de keten, die daarmee op effectieve en efficiënte wijze de criminaliteit kunnen bestrijden.
– Dienst Verkeerspolitie. De dienst richt zich vooral op de verbetering van de mobiliteit en veiligheid van verkeer en vervoer op het hoofdwegennet. Ook wordt aan de beperking van de milieubelasting, veroorzaakt door verkeer en vervoer, evenals de voorkoming en beheersing van de verkeersvervoerscriminaliteit veel aandacht besteed.
– Dienst Waterpolitie. De Waterpolitie richt zich met name op de bevordering van de veiligheid, de beperking van de milieubelasting en de beheersing van de vaartuig- en transportcriminaliteit te water. Tevens wordt nautische ondersteuning verleend aan regionale politiekorpsen en andere relevante partners zowel nationaal als internationaal.
– Dienst Spoorwegpolitie. De kerntaken van de Spoorwegpolitie richten zich naast de algemene veiligheid op het voorkomen van en optreden tegen incidenten en inbreuken op het systeem van betaald openbaar vervoer, het voorkomen en onderzoeken van incidenten en/of ongevallen met een strafrechtelijk of ordeverstorend karakter. Het voorkomen van en optreden tegen incidenten die de veiligheid en leefbaarheid in en nabij de stations en in de treinen verstoren met het doel het (sociale) veiligheidsgevoel van reizigers en treinpersoneel te verhogen.
– Dienst Luchtvaartpolitie. De dienst levert luchtsteun aan de Nederlandse politie, gebruik makend van een luchtvloot en hoogwaardige technische opsporingsmiddelen. De dienst richt zich op het strafrechtelijk afhandelen van luchtvaartongevallen, het adviseren, voorlichten, toezien op en controleren van de luchtvaartregelgeving.
– Dienst Operationele Ondersteuning en Coördinatie. Voor de behoeften van de openbare orde en de veiligheidsdiensten wordt specifieke of specialistische ondersteuning geboden, die niet door andere publieke of private partijen geleverd kan worden en/of om efficiencyredenen bij haar zijn ondergebracht. De dienst heeft een leidende rol bij specialistische operationele ondersteuning, coördinatie en informatie.
– Dienst Levende Have Politie. De dienst richt zich voornamelijk op het ter beschikking stellen van beredenen, praktijkgerichte opleidingen aan personeel en het africhten van honden en paarden. Daarnaast wordt door het beschikbaar stellen van paarden en speur- en surveillancehonden een op de vraag afgestemde bijdrage geleverd aan de openbare orde en veiligheid, de criminaliteitsbestrijding en de handhaving van de rechtsorde.
– Dienst Koninklijke en Diplomatieke Beveiliging (DKDB). De Nederlandse Staat heeft belang bij de veiligheid van publieke personen met een nationaal en/of internationaal afbreukrisico. De zorg voor deze veiligheid heeft een wettelijke basis en is gestoeld op opdrachten van Justitie met betrekking tot andere daartoe aangewezen (diplomatiek) personen. De vraag naar persoonsbeveiliging is in de afgelopen jaren fors toegenomen. De verwachting bestaat dat ook in de komende jaren deze vraag verder zal toenemen. De dienst DKDB draagt zorg voor een maximale beveiliging met minimale inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van deze personen. De mate van beveiliging is afhankelijk van de opdracht en de risicoanalyse. In de begroting is rekening gehouden met uitbreiding van de capaciteit op basis van de beschikbaar gestelde gelden in het kader van het nieuwe stelsel van beveiligen.
– Dienst Logistiek. Deze dienst is het facilitaire bedrijf van en voor de Nederlandse politie. Naast in- en verkoop alsmede distributie vindt ontwikkeling, advisering en bemiddeling plaats voor kleding, uitrusting, wapens, munitie, voertuigen en politieapparatuur. In het dienstenpakket is tevens opgenomen het inspecteren en repareren van de wapens van de Nederlandse politie en het vervoer, de bewaring en vernietiging van gerechtelijke wapens, het landelijke transport van DNA en het vervoer stukken van overtuiging naar het Nederlands Forensisch Instituut.
Indicatieve kostentoerekening per dienst naar resultaatgebied
De doelstellingen en activiteiten onderverdeeld binnen het Informatiemodel Nederlandse Politie laten zich voor 2004 in (directe) kostenraming (indicatief) als volgt toerekenen (x € 1 mln):
TAAKVELD | Veiligheid | Leefbaarheid | Maatschap-pelijke integriteit | Dienstverlening | Bijzondere politietaken | Totaal | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Dienst | Beveiliging | Water, Lucht, Levende have | Recherche-onder-zoeken | |||||
Nationale recherche (incl DRO) | 0,4 | 1,0 | 0,7 | 0,3 | 63,8 | 66,2 | ||
SRT | 0,2 | 0,7 | 0,9 | 0,6 | 1,7 | 17,0 | 21,1 | |
NRI | 1,2 | 3,1 | 1,5 | 9,3* | 13,6* | 28,7 | ||
Internationale netwerken | 0,2 | 11,1 | 0,2 | 11,5 | ||||
Verkeerspolitie | 0,9 | 3,8 | 27,4 | 0,6 | 1,5 | 34,2 | ||
Waterpolitie | 1,8 | 3,1 | 1,1 | 0,3 | 0,1 | 20,0 | 26,4 | |
Spoorwegpolitie | 4,6 | 6,9 | 2,7 | 14,1 | 28,3 | |||
Luchtvaartpolitie | 0,9 | 0,2 | 1,0 | 0,2 | 8,3 | 0,8 | 11,4 | |
Levende Have | 0,7 | 2,4 | 1,3 | 0,2 | 0,3 | 3,3 | 0,5 | 8,7 |
Operationele Coördinatie | 0,8 | 0,1 | 10,4 | 9,4 | 0,1 | 0,1 | 20,9 | |
DKDB | 0,6 | 1,8 | 22,3 | 24,7 | ||||
Logistiek | 7,6 | 7,6 | ||||||
RST | 1,4 | 9,5 | 10,9 | |||||
Subtotaal operationeel | 11,5 | 21,9 | 46,9 | 66,2 | 26,6 | 31,7 | 95,8 | 300,6 |
* In de loop van 2003 zal bij de toerekening ook aandacht besteed worden aan de bijzondere politietaak beveiliging.
De vorenstaande indicatieve toerekening heeft plaatsgevonden op basis van de voorlopige kaderbepaling 2004 naar de diensten en een indicatie van de tijdsbesteding.
Aansluiting met de onderhavige lastenbegroting
De totale directe lasten voor de voornoemde resultaatgebieden omvatten een totaalbedrag van € 300,6 mln. Daarnaast moet rekening gehouden worden met de onderstaande nog toe te rekenen (in)directe kosten.
Omschrijving | Bedrag |
---|---|
Direct toegerekende kosten naar resultaatgebieden | 300,6 |
opleidingskosten aspiranten incl werving en overhead | 4,2 |
nog toe te rekenen personeelskosten decentrale diensten | 1,0 |
nog toe te rekenen afschrijving en rente | 18,7 |
centrale ICT-kosten t.b.v. decentrale diensten | 21,1 |
kosten C2000 | pm |
centrale facilitaire kosten | 12,9 |
korpsbrede bijdragen en activiteiten | 5,0 |
postactieven | 0,5 |
centrale projecten | 4,0 |
overige kosten waaronder beheer en management | 37,5 |
stelpost indirecte kosten kernteams (w.o. beheer en overhead) | 5,2 |
stelpost beheer uitbreiding beveiliging (w.o. beheer en overhead) | 0,9 |
subtotaal | 411,6 |
waarvan voorziening reorganisatie en TOR | – 4,3 |
aansluiting met de lastenbegroting 2004 | 407,3 |
Mede naar aanleiding van de aankondiging van de Algemene Rekenkamer in het Rapport bij de financiële verantwoording 2000 dat zij een bezwaaronderzoek zal uitvoeren bij het KLPD, zijn in de jaren 2001–2003 maatregelen binnen het KLPD getroffen op het gebied van beheer. In het kader van de korpsbrede reorganisatie is tevens de organisatie van het beheer heringericht. Verder is in 2001 een Programma Integrale Verbetering Bedrijfsvoering KLPD gestart. In het eerste jaar van het Programma Integrale Verbetering Bedrijfsvoering KLPD is een aantal urgente beheersmatige financiële knelpunten opgelost, is de sturingsrelatie met BZK vastgelegd in een regeling Agentschap KLPD inclusief informatieprotocol en is een start gemaakt met een korpsbreed AO/IC-traject. In 2002 en 2003 is de aandacht vanuit het programma verder uitgebreid naar de verbetering van de bedrijfsvoering van alle concerndiensten en de desbetreffende stafbureau's.
Naar huidig inzicht zullen eind 2003 de geconstateerde knelpunten op het gebied van beheer grotendeels zijn opgelost en zal het Programma Integrale Verbetering Bedrijfsvoering KLPD worden beëindigd. In 2004 zal de verdere verbetering van het beheer binnen het KLPD door de staande organisatie worden opgepakt. Verdere optimalisatie van de samenwerking op het gebied van beheer, binnen de verschillende beheersdiensten enerzijds en met de operationele diensten anderzijds, is een belangrijk aandachtpunt. Het traject van Europese aanbestedingen krijgt verder ruim aandacht.
2. Totaal overzicht van baten- en lasten
Begroting van baten en lasten voor het jaar 2004 | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Baten-lastendienst KLPD | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 |
Baten | |||||||
opbrengst moederministerie | 303 662 | 315 347 | 368 789 | 373 262 | 384 655 | 384 834 | 384 834 |
opbrengst overige ministeries | 7 380 | 17 982 | 13 918 | 9 663 | 8 584 | 8 584 | 8 584 |
opbrengst derden | 6 184 | 22 380 | 23 440 | 27 331 | 27 517 | 27 470 | 27 131 |
rentebaten | 589 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
buitengewone baten | 4 292 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
exploitatiebijdrage | 0 | 2 017 | 1 200 | 350 | 300 | 300 | 0 |
Totaal baten | 322 107 | 357 726 | 407 347 | 410 606 | 421 056 | 421 188 | 420 549 |
Lasten | |||||||
apparaatskosten | |||||||
* personele kosten | 216 401 | 254 256 | 283 234 | 282 672 | 286 941 | 285 181 | 284 033 |
* materiële kosten | 67 030 | 77 427 | 85 058 | 84 535 | 85 882 | 85 586 | 85 912 |
rentelasten | 3 614 | 5 927 | 7 652 | 7 780 | 7 875 | 7 886 | 7 758 |
afschrijvingskosten | |||||||
* materieel | 19 256 | 26 428 | 35 611 | 38 788 | 42 305 | 44 186 | 43 575 |
* immaterieel | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
dotaties voorzieningen | 18 600 | – 6 388 | – 4 296 | – 3 305 | – 2 057 | – 1 796 | – 836 |
buitengewone lasten | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Totaal lasten | 324 901 | 357 650 | 407 259 | 410 470 | 420 946 | 421 043 | 420 441 |
Saldo van baten en lasten | – 2 794 | 76 | 88 | 136 | 110 | 145 | 108 |
In 2002 zijn voorzieningen getroffen voor de reorganisatiekosten en kosten TOR. In de jaren 2003 tot en met 2005 worden de reorganisatiekosten genomen, terwijl de voorziening TOR doorloopt tot en met het jaar 2009.
Zoals uit vorenstaand overzicht blijkt, geven de begroting 2004 en de meerjarencijfers tot en met 2008 in meerjarig perspectief een sluitend resultaat, waarbij is opgenomen:
– Vorming Nationale Recherche. Per 1 januari 2004 wordt de Nationale Recherche beheersmatig ondergebracht bij het KLPD. In deze begroting is de overheveling van bijdragen en kosten budgettair neutraal opgenomen. De kosten voor de Nationale Recherche worden specifiek ten laste van de hiervoor bestemde bijzondere bijdrage verantwoord. Een in een uitvoeringsjaar eventueel te realiseren resultaat wordt, conform regelgeving, separaat opgenomen in de balans. De incidentele kosten en financiering (2004) voor de vorming van de Nationale Recherche zijn nog niet verwerkt.
– Uitbreiding Nationaal Opsporing en Vervolging Oorlogsmisdrijventeam (Novo). In de meerjarenraming is een sterkte-uitbreiding van 20 fte opgenomen onder gelijktijdige inboeking van een verhoging van de bijdrage hiervoor.
– Maatregelen ten behoeve van de dienst persoonsbeveiliging. De vraag naar persoonsbeveiliging is vanaf 2001 fors toegenomen. De verwachting bestaat dat ook in de komende jaren deze vraag verder zal toenemen. In de begroting is rekening gehouden met uitbreiding van de capaciteit op basis van de beschikbaar gestelde gelden in het kader van het nieuwe stelsel van beveiligen.
– Sociale veiligheid. De gemiddelde sterkte van de dienst spoorwegpolitie zal, gelet op inrichting van 3 teams Veel Voorkomende Criminaliteit (VVC-team) de komende jaren toenemen.
– Continuering van het project samenwerken aan bereikbaarheid (SWAB). In de meerjarenraming is rekening gehouden met de aanname dat het convenant met V&W zal worden verlengd.
– Uitbreiding Recherche Samenwerking Nederlandse Antillen (RST). In de begroting en meerjarenraming is rekening gehouden met de voorgenomen uitbreiding van de capaciteit van het RST voor ondermeer intensivering van onderzoeken.
– Uitbreiding, verbetering huisvesting. De groei van de sterkte van het KLPD enerzijds en de Arbo-wetgeving anderzijds maakt een uitbreiding en verbetering in huisvesting noodzakelijk.
– Landelijke ICT-ontwikkeling. In de meerjarenraming is mede onder verwijzing naar de rapportage Onderzoek kosten regionale politiekorpsen rekening gehouden met een toename van exploitatiekosten ICT. Vooruitlopend hierop dient de basis Korpsinfrastructuur omgebouwd te worden naar het ontwerp van de toekomstige nutsvoorziening Nederlandse Politie. De initiële kosten doen zich voor in 2003/2004; de structurele meerkosten vanaf 2004.
– Nieuwe Luchtvloot. In de begroting en meerjarenraming is zowel in de exploitatie als afschrijving en rente rekening gehouden met de uitlevering van 8 nieuwe helikopters bij de dienst luchtvaartpolitie. Indien het uitleveringsschema zal wijzigen zal aanpassing van de kostenraming plaatsvinden.
– Verbindingsnetwerk C2000. Op basis van de huidige inzichten en calculaties is, in zowel de investeringensfeer als de exploitatie, rekening gehouden met de uitrol van het nieuwe verbindingsnetwerk C2000 evenals de ontmanteling van de bestaande netwerken (Alex 90 het Netwerk Spoorwegpolitie). In de begroting zijn vooralsnog de meerkosten bugettair neutraal opgenomen. Overleg hierover met BZK is gaande.
– Opleiding aspiranten. Gelet op de gemaakte afspraken tussen alle politiekorpsen over het werven van personeel bij andere politiekorpsen (het zgn. gentlemen-agreement) en de relatief onevenwichtige leeftijdsopbouw binnen het korps, is vanaf 2001 de werving/selectie alsmede het opleiden van aspiranten zelf ter hand genomen. In de begroting wordt rekening gehouden met jaarlijks 120 aspiranten, waarvoor een bijdrage voor 60 aspiranten op jaarbasis wordt ontvangen van BZK.
In deze begroting is nog geen rekening gehouden met de overdracht van personeel en middelen ten behoeve van de inrichting van de Coöperatieve vraag en aanbod organisatie (ISC/CIP). Eveneens heeft in de raming nog geen vertaling plaats gevonden van de meerkosten die zullen gaan ontstaan in verband met het Voorzitterschap EU in 2004.
2.1. Toelichting bij de begroting van baten en lasten
Opbouw baten moederministerie. De bijdrage moederministerie, zie artikel 2.3 van de BZK-begroting, is opgebouwd uit een algemene bijdrage en een aantal doeluitkeringen. De bijdrage moederministerie vormt circa 83% van de totale batenbegroting. In onderstaande tabel wordt de opbouw moederministerie weergegeven:
Totaal Bijdrage BZK | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 |
---|---|---|---|---|---|---|---|
OW 2003 (algemene en bijzondere bijdrage) | 278 195 | 277 513 | 278 531 | 279 413 | 279 413 | 279 413 | |
Mutaties | 21 472 | 20 572 | 23 612 | 33 154 | 33 322 | 33 322 | |
mutaties bijzondere bijdrage | 5 180 | 59 804 | 60 219 | 61 188 | 61 199 | 61 199 | |
Overige Bijdragen BZK | 10 500 | 10 900 | 10 900 | 10 900 | 10 900 | 10 900 | |
Totaal Bijdrage BZK | 303 662 | 315 347 | 368 789 | 373 262 | 384 655 | 384 834 | 384 834 |
De bijdrage moederministerie is opgebouwd vanuit de stand ontwerpbegroting 2003, aangevuld met de mutaties voorjaarsnota. In bovengenoemde bijdrage is nog geen rekening gehouden met bijdragen waarover nog overleg gaande is. Gelet op het feit dat hiervoor wel kosten bestaan, zijn deze bijdragen in de opstelling bijdragen derden en overige opbrengsten separaat geraamd.
Hiernaast ontvangt het KLPD een bijzondere bijdrage voor de taak Recherche Samenwerking Nederlandse Antillen (RST), zie ook de begroting van Koninkrijkrelaties (IV).
In de begroting en meerjarenraming is met betrekking tot RST rekening gehouden met een ophoging van de bijdrage ten behoeve van een vergroting van de capaciteit voor de intensivering van onderzoeken. De bestaande rechtspositieregeling voor langdurige uitzending van politiepersoneel wordt momenteel herzien. Nog geen rekening is gehouden met de effecten hiervan.
Opbouw baten overige ministeries
Totaal Bijdrage overige ministeries | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Totaal gelabelde doeluitkeringen MvJ | 11 427 | 8 867 | 8 574 | 8 584 | 8 584 | 8 584 | |
Totaal overige bijdragen | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Totaal Bijdragen V&W | 6 555 | 5 051 | 1 089 | 0 | 0 | 0 | |
Totaal Bijdragen overige ministeries | 7 380 | 17 982 | 13 918 | 9 663 | 8 584 | 8 584 | 8 584 |
Van Justitie worden (doel)uitkeringen ontvangen voor onder meer de beveiliging van het ICTY (Joegoslavië-tribunaal), de bestrijding van zware en georganiseerde criminaliteit, Informatie en Analysecentrum Mensensmokkel (IAM) en voor de apparaatskosten van de bijzondere bijstandseenheid (BBE). De bijdrage voor LRT (€ 2,5 mln) is vanaf 2004 meegenomen in de bijdrage vanuit het moederministerie.
De doeluitkeringen van V&W zijn bestemd voor de bevordering van verkeersveiligheid en doorstroming van verkeer op het hoofdwegennet. Het betreft hier de bijdrage voor Samenwerken aan bereikbaarheid (SWAB) en Weight in Motion (Wim. NL). In de bijdrage SWAB is rekening gehouden met het basis convenant tot 2003, aangevuld met de verlenging van deze werkzaamheden tot en met 2004. In de post opbrengsten derden en overige opbrengsten is geraamd dat de taak ten behoeve van SWAB zal worden gecontinueerd. Gelet op het feit, dat hier sprake is van specifieke doeluitkeringen wordt in de begroting uitgegaan van een budgettair neutraal karakter. Een in een uitvoeringsjaar eventueel te realiseren resultaat zal, conform afspraak, worden opgenomen in de balans.
Bijdragen Derden BZK | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 |
---|---|---|---|---|---|---|
Bekostiging aspiranten | 1 965 | 2 170 | 2 415 | 2 519 | 2 519 | 2 519 |
Taakstelling Logistiek | 4 538 | – | – | – | – | – |
Recherche magazine | 454 | 454 | 454 | 454 | 454 | 454 |
TOR | 282 | 494 | 704 | 786 | 739 | 400 |
Bolkesteingelden | 227 | 227 | 227 | 227 | 227 | 227 |
Landelijk loket horizontale fraude (LLHF) | 227 | 227 | 227 | 227 | 227 | 227 |
Liasions VS | 227 | 227 | 227 | 227 | 227 | 227 |
Ambassaderaad | 186 | 186 | 186 | 186 | 186 | 186 |
Verhoging bijdrage interpol | 148 | 148 | 148 | 148 | 148 | 148 |
Bijdrage samenw. KLPD-regio's | 77 | 77 | ||||
Bijdrage Europese regionale conferentie (ERC) | 21 | |||||
Totaal BZK | 8 352 | 4 210 | 4 588 | 4 774 | 4 727 | 4 388 |
Andere ministeries | ||||||
Verlenging convenant SWAB (V&W) | 0 | 0 | 3 500 | 3 500 | 3 500 | 3 500 |
BVOM (JUST) | 3 425 | 3 425 | 3 425 | 3 425 | 3 425 | 3 425 |
Uitbreiding Novo (JUST) | 1 700 | 1 700 | 1 700 | 1 700 | 1 700 | 1 700 |
Gedragsdeskundige Zeden (JUST) | 90 | 90 | 90 | 90 | 90 | 90 |
Landelijk Parket financieel rechercheren (JUST) | 90 | 90 | 90 | 90 | 90 | 90 |
Sweepen ambassade (BUIZA) | 270 | 270 | 270 | 270 | 270 | 270 |
Prijsbijstelling RGD (VROM) | 550 | 550 | 550 | 550 | 550 | 550 |
Totaal andere ministeries | 6 125 | 6 125 | 9 625 | 9 625 | 9 625 | 9 625 |
Diversen | ||||||
Marge en doorberekening logistiek | 2 660 | 7 638 | 7 638 | 7 638 | 7 638 | 7 638 |
Bijdrage Landelijke milieugroep (LMG) | 900 | 900 | 900 | 900 | .900 | 900 |
Landelijk telefoonnummer Politie | 815 | 839 | 839 | 839 | 839 | 839 |
Edison/Vis | 766 | 766 | 766 | 766 | 766 | 766 |
Participanten Tap-faciliteit | 387 | 387 | 387 | 387 | 387 | 387 |
Project M | 356 | 462 | 462 | 462 | 462 | 462 |
Pit | 326 | 326 | 326 | 326 | 326 | 326 |
EER | 272 | 272 | 272 | 272 | 272 | 272 |
LICC | 45 | 45 | 45 | 45 | 45 | 45 |
Diverse opbrengsten | 260 | 250 | 250 | 250 | 250 | 250 |
Doorbelasting vluchten Rotterdam | 200 | 200 | 200 | 200 | 200 | 200 |
Twinning | 180 | 180 | 180 | 180 | 180 | 180 |
Landelijk platform vuurwapens | 170 | 170 | 170 | 170 | 170 | 170 |
bijdrage C2000 participanten | 121 | 670 | 683 | 683 | 683 | 683 |
Saop | 195 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Vordering luchtvloot | 250 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Totaal diversen | 7 903 | 13 105 | 13 118 | 13 118 | 13 118 | 13 118 |
Totaal Generaal DERDEN | 22 380 | 23 440 | 27 331 | 27 517 | 27 470 | 27 131 |
De raming bijdragen derden bestaat uit zogenaamde bijdragen onderweg en overige opbrengsten. De bijdragen onderweg zijn te beschouwen als nog te ontvangen bijdragen, waarover (nagenoeg) overeenstemming bestaat dan wel overleg gaande is. Na formele afwikkeling kunnen deze bijdragen worden overgeboekt naar de bijdrage moederministerie of de bijdrage overige ministeries. Hiernaast zijn posten opgenomen waarover meer sluitende afspraken noodzakelijk zijn, doch, waarvan in het kader van de uit te voeren taken aangenomen wordt dat deze in de begroting tot baten zullen leiden. Ten slotte zijn hierin ook baten opgenomen die beschouwd dienen te worden als opbrengsten. Deze ontstaan door middel van facturering.
Zoals uit vorenstaand overzicht blijkt wordt in meerjarig perspectief ruim driekwart van deze baten verklaard door de navolgende posten:
– bekostiging aspiranten,
– taakstelling Logistiek,
– verlenging van het convenant SWAB,
– bijdrage van het OM voor snelheidshandhaving,
– uitbreiding Novo.
Opbouw exploitatiebijdrage. Onder de post exploitatiebijdragen, is in het kader van de herstructurering van de bedrijfsvoering spoorwegpolitie, een bijdrage opgenomen.
Personele lasten. De huidige kostenbegroting van het KLPD bestaat voor 67% uit personele kosten. Hiervan heeft circa 85% betrekking op de salarissen en sociale lasten.
Personeelskosten totaal | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Salarissen, toelagen sociale lasten | 197 736 | 236 211 | 237 235 | 238 797 | 237 522 | 236 565 | |
Verhaal personeelskosten | – 3 585 | – 1 745 | – 1 497 | – 1 248 | – 1 248 | – 1 248 | |
salariskosten -/- doorberekening | 194 151 | 234 466 | 235 738 | 237 549 | 236 274 | 235 317 | |
Opleiding en vorming | 7 394 | 9 034 | 9 427 | 11 748 | 11 706 | 11 645 | |
Overige personeelskosten | 26 768 | 29 234 | 29 707 | 29 844 | 30 101 | 29 970 | |
Postactieven | 943 | 500 | 300 | 300 | 100 | 100 | |
Personeelskosten eigen personeel | 229 256 | 273 234 | 275 172 | 279 441 | 278 181 | 277 032 | |
Personeel van derden | 25 000 | 10 000 | 7 500 | 7 500 | 7 000 | 7 000 | |
Totaal Personeelskosten | 216 401 | 254 256 | 283 234 | 282 672 | 286 941 | 285 181 | 284 032 |
De personele kosten zoals deze voor 2004 en in meerjarig perspectief zijn geraamd geven, binnen de totale raming aan personeelskosten een verschuiving te zien. Dit wordt verklaard door:
– een toename van de geraamde sterkte. In de navolgende tabel wordt inzicht verschaft in de geraamde meerjarensterkte;
– een daling van de gemiddelde loonsom als gevolg van de instroom aspiranten. Gelet op de gemaakte afspraken tussen alle politiekorpsen over het werven van personeel bij andere politiekorpsen (het zogenaamde gentlemen-agreement); en de relatief onevenwichtige leeftijdsopbouw binnen het KLPD, is vanaf 2001 besloten zelf de werving/selectie alsmede het opleiden van aspiranten ter hand te nemen. In de meerjarenraming is rekening gehouden met een dalend gemiddelde loonsom;
– een toename van kosten voor opleiding en vorming. In het onderzoek Bekostiging KLPD is vastgesteld dat het KLPD op het gebied van opleidingskosten, in relatie tot de regionale korpsen, gemiddeld per fte, een lager kostenpatroon voordoet. In de komende jaren zal een intensivering van opleiding gaan plaatsvinden;
– een daling van kosten voor inhuur personeel derden. Om enerzijds de groei in sterkte te kunnen financieren en anderzijds de toekomstige vorming van de ISC/CIP gestalte te kunnen geven, is het noodzakelijk en bestaat de mogelijkheid om in meerjarig perspectief een aanzienlijke kostendaling te realiseren met betrekking tot de inhuur van personeel derden.
In de post overige personeelskosten is de voorgenomen toename van het budget van RST volledig opgenomen. Tevens is in deze post rekening gehouden met de effecten van de Nationale Recherche.
In het navolgende overzicht is een opbouw gegeven van de sterkte. De sterkte is opgebouwd vanuit de basisformatie zoals deze is opgenomen in de organisatiebeschikking 2002. Hierop vindt aanpassing plaats voor de taken waarvoor aanvullende gelden worden verkregen.
In deze opstelling heeft tevens de verwerking plaatsgevonden van de aanvullende budgetten politie ten behoeve van de zogenaamde blauwe diensten, de toevoeging van de bestaande formatie vanuit voor de kernteams en de toevoeging ten behoeve van het nieuwe stelsel van beveiliging. Tevens is opgenomen de capaciteit die voortkomt uit werktijdverlenging en de aspiranten. Ten slotte is opgenomen de, uit de voorzieningen gedekte sterkte (reorganisatie en Tor).
Ten aanzien van de uitbreiding van de formatie van het KLPD ten behoeve van de vorming van de Nationale Recherche is in de begroting aangesloten bij de bestaande formatie van de kernteams, XTC, USD en UMS zoals deze in 2003 door de regiokorpsen is vastgesteld. De gemiddelde bezetting 2002 gaf een onderbezetting te zien van circa 100 fte. Gestreefd wordt om in 2004 de feitelijke bezetting conform de formatie te hebben ingevuld. Nadat de feitelijke beheeroverdracht in 2004 zal zijn gerealiseerd, kan op basis van de dan verkregen informatie met betrekking tot de feitelijke kosten nader worden vastgesteld naar welk niveau de definitieve meerjarige formatie zich kan ontwikkelen.
Opbouw sterkte KLPD in relatie tot geraamde bezetting (fte op basis van 36 uur) | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Structurele basisformatie (OW 2003) | 3 314 | 3 314 | 3 314 | 3 314 | 3 314 | 3 314 | 3 314 |
SWAB | 93 | 93 | 93 | 93 | 93 | 93 | 93 |
Terreurgelden | 91 | 101 | 101 | 101 | 101 | 101 | 101 |
112 centrale | 43 | 43 | 43 | 43 | 43 | 43 | 43 |
WIM NL | 42 | 42 | 42 | 42 | 42 | 42 | 42 |
Harm | 22 | 22 | |||||
BVOM | 30 | 30 | 30 | 30 | 30 | 30 | 30 |
LTP | 19 | 19 | 19 | 19 | 19 | 19 | 19 |
LMG | 12 | 12 | 12 | 12 | 12 | 12 | 12 |
RVTV-overige kamers | 10 | 10 | 10 | 10 | 10 | 10 | 10 |
wapeninspecteurs | 10 | 10 | 10 | 10 | 10 | 10 | 10 |
Bolkestein | 4 | 4 | 4 | 4 | 4 | 4 | 4 |
Focus | 4 | 4 | 4 | PM | PM | PM | PM |
Buiza Sweepen | 3 | 3 | 3 | 3 | 3 | 3 | 3 |
LARA | 2 | 2 | |||||
Liasion Nrd America, xtc-gelden | 2 | 2 | 2 | 2 | 2 | 2 | 2 |
Vuurwapenactiviteiten | 2 | 2 | 2 | 2 | 2 | 2 | 2 |
Gedragsdesk moord/zeden & fin rech land parket | 2 | 2 | 2 | 2 | 2 | 2 | 2 |
Twinning | 2 | 2 | 2 | 2 | 2 | 2 | 2 |
Vliegers Rotterdam | 2 | 2 | 2 | 2 | 2 | 2 | 2 |
LICC | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 |
Totaal formatierapport (2002) | 3 710 | 3 720 | 3 696 | 3 692 | 3 692 | 3 692 | 3 692 |
aanpassing dynamische en statische beveiliging | 16 | 16 | 16 | 16 | 16 | 16 | 16 |
subtotaal | 3 726 | 3 736 | 3 712 | 3 708 | 3 708 | 3 708 | 3 708 |
Verhoging 1-1-2 | 3 | 3 | 3 | 3 | 3 | 3 | |
uitbreiding veiligheidsenveloppe | 0 | 18 | 30 | 59 | 89 | 89 | 89 |
project Meldpunt Misdaad anoniem | 1 | 6 | 8 | 8 | 8 | 8 | 8 |
Landelijke loket horizontale fraude | 4 | 4 | 4 | 4 | 4 | 4 | |
Vervoer DNA | 2 | 3 | 3 | 3 | 3 | 3 | |
overkomst formatie kernteams, XTC, UMS, USD vanuit Regio's* | 663 | 663 | 663 | 663 | 663 | ||
Uitbreiding Novo | 20 | 20 | 20 | 20 | 20 | ||
Inbedding C2000 | 7 | 7 | 7 | 7 | 7 | ||
cie v/d Haak (beleid en expertise) | 7 | 25 | 30 | 30 | 30 | 30 | |
cie v/d Haak (persoonsbeveiliging, incl overhead) | 10 | 39 | 45 | 45 | 45 | 45 | |
Totaal capaciteit taken | 3 727 | 3 786 | 4 514 | 4 550 | 4 580 | 4 580 | 4 580 |
Aspiranten | 112 | 135 | 120 | 120 | 120 | 120 | 120 |
interne blokkade aspiranten | – 39 | – 45 | – 40 | – 40 | – 40 | – 40 | – 40 |
Aantal Tor fte's (70% deelname) | 53 | 73 | 92 | 102 | 95 | 70 | |
ambtenaren t.l.v. reorganisatievoorziening | 60 | 37 | 16 | 0 | 0 | 0 | |
werktijdverlening 36–38 uur | 98 | 98 | 98 | 98 | 98 | 98 | 98 |
Werktijdverlenging (38/40) | 14 | 30 | |||||
Gedetacheerd personeel | 60 | 53 | 15 | 5 | |||
Totaal | 3 972 | 4 170 | 4 817 | 4 841 | 4 860 | 4 853 | 4 828 |
* De toevoeging formatie kernteams betreft de voorlopige formatie zoals deze is vastgesteld op basis van inventarisatie 2003.
De vorenstaande sterkte, verminderd met het natuurlijke verloop, sluit aan bij de raming voor salarissen toelagen en sociale lasten.
Omschrijving | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Huisvesting | 11 978 | 12 989 | 13 111 | 13 675 | 13 653 | 13 586 | |
Huisvesting RGD | 18 762 | 23 091 | 23 794 | 23 443 | 23 405 | 23 290 | |
Voertuigen | 8 683 | 10 583 | 10 683 | 10 745 | 10 727 | 10 674 | |
Vliegtuigen/heli's | 2 108 | 2 500 | 2 500 | 2 500 | 2 500 | 2 500 | |
Vaartuigen | 2 050 | 2 225 | 2 225 | 2 225 | 2 225 | 2 225 | |
Verbindingen | 2 845 | 5 007 | 1 200 | 4 345 | 4 345 | 4 345 | |
Automatisering | 13 901 | 14 432 | 14 956 | 16 117 | 16 091 | 16 788 | |
Geweldsmiddelen | 1 677 | 1 924 | 1 942 | 1 954 | 1 950 | 1 941 | |
Operationele activiteiten | 16 846 | 19 931 | 20 108 | 20 229 | 20 197 | 20 104 | |
Tijdelijke taakstelling | – 1 423 | – 6 254 | – 4 354 | – 7 802 | – 7 802 | – 7 802 | |
Totaal | 77 427 | 85 058 | 84 535 | 85 882 | 85 586 | 85 912 | |
Rente | 5 927 | 7 652 | 7 780 | 7 875 | 7 886 | 7 758 | |
Afschrijvingen | 26 428 | 35 611 | 38 788 | 42 305 | 44 186 | 43 575 | |
Totaal | 89 900 | 109 782 | 128 321 | 131 103 | 136 062 | 137 658 | 137 245 |
De exploitatiekosten zullen de komende jaren toenemen als gevolg van de navolgende ontwikkelingen:
– Huisvesting. De huisvestingskosten bestaan uit algemene huisvestingskosten en kosten huren RGD. In de begroting is rekening gehouden met een toename van kosten als gevolg van de groei in sterkte en verbetering op grond van naleving Arbowetgeving.
In 2003 is door het KLPD een strategische nota huisvesting opgesteld. Afhankelijk van de keuzes hierin en de besluitvorming hierover kunnen de kosten in meerjarig perspectief wijzigen.
– Vervoermiddelen. De kosten vervoermiddelen bestaan uit de kosten onderhoud en brandstof van voertuigen, vaartuigen en vliegmiddelen. In de begroting is rekening gehouden met een toename van kosten voor voertuigen die samenhangt met de groei in sterkte, voor vaartuigen als gevolg van een toename van het aantal vaaruren en een toename van kosten voor vliegmiddelen als gevolg van de uitlevering van een nieuwe luchtvloot.
– Verbindingen. Op basis van de huidige inzichten en calculaties is, in zowel de investeringensfeer als de exploitatie, rekening gehouden met de uitrol en implementatie van het nieuwe digitale communicatie en verbindingsnetwerk C2000. In de begroting is rekening gehouden met de navolgende aannames: voor de jaren 2004 en 2005 wordt er gelet op de korting op de bijdrage van uitgegaan dat de aansluitkosten centraal worden gefinancierd. Vanaf 2006 komen de aansluitkosten ten laste van KLPD. In 2004 en 2005 bestaan er ontmantelingkosten Alex-90 en netwerk spoorwegpolitie. Gelet op de huidige discussie met BZK inzake de financiering zijn de meerkosten alsmede die behoren bij de rente en afschrijvingen geëlimineerd. De kosten zijn onder het kopje «tijdelijke taakstelling» in mindering gebracht op de totale kostenbegroting.
– Automatisering. In 2003 is door de Raad van Hoofdcommissarissen de begroting vastgesteld voor de landelijke ICT-ontwikkelingen. In de meerjarenraming is mede onder verwijzing naar de rapportage Onderzoek kosten regionale politiekorpsen rekening gehouden met een toename van exploitatiekosten ICT. Vooruitlopend op de vorming van de nieuwe vraag en aanbodorganisatie dient de basis Korpsinfrastructuur van het KLPD omgebouwd te worden naar het ontwerp van de toekomstige nutsvoorziening Nederlandse Politie. De initiële kosten doen zich voor in 2003/2004; de structurele meerkosten vanaf 2004. Ondanks het feit dat in de meerjarenraming, qua kostenontwikkeling, is gesteund op de uitkomsten uit het hiervoor genoemde onderzoek zal, gelet op de specifieke aard en taakstelling van het KLPD en de daarvoor benodigde ICT-technologie nader moeten worden vastgesteld of de geraamde verruiming binnen de begroting toereikend zal zijn om de toekomstige meerkosten op te vangen.
– Geweldsmiddelen, operationele activiteiten en beheer. De in de begroting opgenomen kostenstijging voor geweldsmiddelen, operationele activiteiten en beheer worden in zijn geheel verklaard door een stijging van de sterkte.
– Tijdelijke taakstelling C2000. Van een nadere toelichting wordt verwezen naar het onderdeel «Verbindingen».
Rente- en afschrijvingskosten. De kosten voor rente- en afschrijving stijgen de komende jaren aanzienlijk. De toename van deze kosten wordt veroorzaakt door de vervanging van de verouderde luchtvloot, de vervanging van het verbindingsnetwerk (C2000), de inpassing en de omschakeling naar een nieuwe basis Korps Infrastructuur en het meerjarige vervangingsplan vaartuigen. In de navolgende overzichten worden de rente en afschrijvingskosten in meerjarig perspectief nader onderverdeeld.
– Rentekosten. De financiering van alle investeringen vanaf 2000 dienen plaats te vinden door middel van een lening bij Financiën. Gegeven de afgesloten leningen (convenanten), de huidige aanvraag en de prognose geeft dit de onderstaande rentelast te zien (x € 1 000):
Rentekosten | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Conversie + Spopo (gesloten convenant) | 2008 | 676 | 454 | 299 | 175 | 85 | |
Algemeen 2000 (gesloten convenant) | 737 | 457 | 196 | 103 | 77 | 50 | |
Vaartuigen klein 2000–2003 | 44 | 36 | 29 | 22 | 15 | 8 | |
Vaartuigen groot 2000–2003 | 917 | 931 | 829 | 728 | 627 | 525 | |
lening 2002 (aanvraag) | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
lening 2003 (aanvraag | 1 317 | 3 214 | 3 942 | 4 497 | 4 869 | 5 122 | |
Helikopters (aanvraag) | 426 | 1 832 | 1 833 | 1 638 | 1 442 | 1 247 | |
Vaartuigen klein (aanvraag) | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Vaartuigen groot (aanvraag) | 381 | 460 | 462 | 551 | 643 | 679 | |
Provisie convenanten | 97 | 46 | 35 | 37 | 38 | 42 | |
Totaal rentekosten | 3 614 | 5 927 | 7 652 | 7 780 | 7 875 | 7 886 | 7 758 |
– Afschrijvingskosten. Mede onder invloed van de vervanging van de luchtvloot, de vervanging van de grote vaartuigen, het verbindingsnetwerk en de basisinfrastructuur stijgen de afschrijvingskosten de komende jaren (x € 1 000):
Afschrijvingskosten | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Geplande afschrijvingen | 18 082 | 14 451 | 10 862 | 7 443 | 4 980 | 3 219 | |
Afschrijving algemeen 2002 | 1 862 | 3 724 | 3 724 | 3 724 | 2 774 | 1 274 | |
Afschrijving algemeen 2003 | 4 314 | 8 627 | 8 627 | 8 627 | 6 913 | 3 607 | |
Afschrijving algemeen 2004 | 0 | 3 100 | 6 200 | 6 200 | 5 587 | 3 764 | |
Afschrijving algemeen 2005 | 0 | 0 | 3 307 | 6 613 | 6 613 | 5 959 | |
Afschrijving algemeen 2006 | 0 | 0 | 0 | 3 409 | 6 820 | 6 820 | |
Afschrijving algemeen 2007 | 0 | 0 | 0 | 0 | 3 617 | 7 234 | |
Afschrijving algemeen 2008 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 4 133 | |
Afschrijvingen vaartuigen groot | 1 215 | 1 616 | 1 702 | 1 923 | 2 516 | 3 199 | |
Afschrijvingen luchtvloot | 955 | 4 093 | 4 366 | 4 366 | 4 366 | 4 366 | |
Totaal afschrijving | 19 256 | 26 428 | 35 611 | 38 788 | 42 305 | 44 186 | 43 575 |
Bekostigingsonderzoek. In 2002 is in het kader van de toekomstige bekostiging van het KLPD, op basis van de realisatie 2001, onderzoek gedaan naar de kosten van het KLPD. Hiervoor is een rapportage opgesteld. Aangegeven is dat binnen het KLPD een basiscomponent en een bovenregionale component zullen worden onderscheiden. De basiscomponent bestaat uit taken en bedrijfsvoeringaspecten die vergelijkbaar zijn met de taken en bedrijfsvoeringaspecten van de regionale politiekorpsen. De bovenregionale component heeft voornamelijk betrekking op de landelijke taken.
Er zijn ten opzichte van de regionale korpsen kostenverschillen geconstateerd. Deze zijn deels zijn toe te schrijven aan omgevingsfactoren, evenals aan bedrijfsvoeringaspecten. Over het algemeen zijn deze kosten verschillen goed te verklaren. Zoals uit onderstaand overzicht blijkt ontwikkelen de kosten zich ten opzichte van het basisjaar 2001, anders dan is vastgesteld in bekostigingsonderzoek. Hierbij dient te worden opgemerkt dat in de geraamde kosten 2003 incidentele meerkosten aanwezig zijn die in meerjarig perspectief niet zijn meegenomen. Anderzijds zal de vervanging van de duurzame productiemiddelen van het KLPD, in de komende jaren tot aanmerkelijk hogere kosten leiden.
In onderstaand overzicht is de relatie tussen de uitkomsten uit het bekostigingsonderzoek (2001), de realisatie in het jaar 2002 en de meerjarenramingen 2003 en verdere jaren weergegeven:
Omschrijving | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Salariskosten/toelagen sociale lasten | 46 020 | 47 754 | 49 996 | 49 939 | 49 829 | 49 801 | 49 712 | 49 772 |
overige personeelskosten | 5 492 | 4 744 | 7 731 | 7 722 | 7 905 | 8 414 | 8 489 | 8 493 |
personeelskosten derden | 2 555 | 5 838 | 6 321 | 2 114 | 1 575 | 1 564 | 1 465 | 1 473 |
materiele kosten | 16 620 | 18 141 | 19 937 | 19 305 | 18 670 | 19 538 | 19 545 | 19 717 |
kosten afschrijving en rente | 7 764 | 6 189 | 8 137 | 9 147 | 9 781 | 10 465 | 10 898 | 10 800 |
totaal gemiddelde kosten | 78 451 | 82 666 | 92 166 | 88 226 | 87 761 | 89 782 | 90 109 | 90 254 |
3. Ontwikkeling eigen vermogen
Overzicht vermogensontwikkeling (in € 1 000) | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Baten-lastendienst KLPD | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | |
1. | Eigen vermogen per 1 januari | – 4 194 | 9 100 | 6 306 | 6 382 | 6 470 | 6 607 | 6 717 | 6 862 |
2. | Saldo van baten en lasten voorafgaand jaar | 13 294 | – 2 794 | 76 | 88 | 136 | 110 | 145 | 108 |
3a. Uitkering aan moederministerie | |||||||||
3b. Bijdrage moederministerie ter versterking van eigen vermogen | |||||||||
3c. Overige mutaties in eigen vermogen | |||||||||
3. | Totaal directe mutaties in eigen vermogen | ||||||||
4. | Eigen vermogen per 31 december (1+2+3) | 9 100 | 6 306 | 6 382 | 6 470 | 6 607 | 6 717 | 6 862 | 6 970 |
Gegeven het geprognosticeerde saldo van baten en lasten, zoals is opgenomen in de meerjarenbegroting zal het eigen vermogen in de jaren 2004 en 2008 licht toenemen tot € 7,0 mln. Het toegestane maximum bedraagt 5% over de gemiddelde omzet van de afgelopen drie jaren. Het eigen vermogen dient als buffer voor onverwachte en incidentele tegenvallers. Het verwachte eigen vermogen in 2004 komt in deze raming uit op 2% van het toegestane maximum.
In het gepresenteerde overzicht is nog geen rekening gehouden met de vermogensoverdracht vanuit de Regionale korpsen met betrekking tot de kernteams. Pas na opstelling van de verantwoording 2003, kan deze overdracht in de balans worden verwerkt.
4. Meerjarig Kasstroomoverzicht
Kasstroomoverzicht 2004 (in € 1 000) | ||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Baten-lastendienst KLPD | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | |
1. | Rekening courant RIC 1 januari (incl. deposito) | 26 270 | 26 064 | 18 900 | 13 049 | 10 122 | 5 856 | 5 339 |
2. | Totaal operationele kasstroom | 39 442 | 19 435 | 24 042 | 31 620 | 36 358 | 39 535 | 39 847 |
3a. -/- totaal investeringen | – 28 403 | – 97 333 | – 46 013 | – 35 047 | – 37 372 | – 38 143 | – 38 143 | |
3b. +/+ totaal boekwaarde desinvesteringen | 2 379 | pm | pm | pm | pm | pm | pm | |
3. | Totaal investeringskasstroom | – 26 024 | – 97 333 | – 46 013 | – 35 047 | – 37 372 | – 38 143 | – 38 143 |
4a. -/- eenmalige uitkering aan moederministerie | ||||||||
4b. +/+ eenmalige storting door moederministerie | ||||||||
4c. -/- aflossingen op leningen | – 18 395 | – 26 599 | – 29 893 | – 34 547 | – 40 624 | – 40 052 | – 40 052 | |
4d. +/+ beroep op leenfaciliteit | 4 771 | 97 333 | 46 013 | 35 047 | 37 372 | 38 143 | 38 143 | |
4. | Totaal financieringskasstroom | – 13 624 | 70 734 | 16 120 | 500 | – 3 252 | – 1 909 | – 1 909 |
5. | Rekening courant RIC 31 december (incl. deposito) (=1+2+3+4) | 26 064 | 18 900 | 13 049 | 10 122 | 5 856 | 5 339 | 5 134 |
(maximale roodstand € 0,5 mln) |
De stand rekening courant zal in de jaren 2004 tot en met 2008 dalen als gevolg van enerzijds afname van de voorzieningen en anderzijds een daling van de kortlopende schuld. Ook hierbij geldt dat in het gepresenteerde overzicht nog geen rekening gehouden met de verwerking van de effecten die voortkomen uit de beheeroverdracht van de kernteams.
Batenlastendienst KLPD | Resultaat 2001 | Resultaat 2002 | Stand ontwerpbegroting 2003 | Ontwerp begroting 2004 |
---|---|---|---|---|
Gemiddelde bezetting | 3 534 | 3 678 | 4 067 | 4 730 |
Gemiddelde prijs per fte in € | 46 028 | 47 974 | 48 475 | 49 939 |
BPR (Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten) heeft als algemene beleidsdoelstelling te bevorderen dat de identiteit van de burger zorgvuldig wordt vastgesteld, vastgelegd en verstrekt ten behoeve van publieke dienstverlening.
Het gaat daarbij om de volgende, namens de Minister van BZK uitgevoerde taken:
– de voorbereiding van het beleid en de wet- en regelgeving ten aanzien van de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (GBA) en reisdocumenten;
– de ontwikkeling en uitvoering van het kwaliteitsbeleid inzake de GBA en reisdocumenten;
– het geven van voorlichtingen en ondersteuning ten aanzien van de GBA en reisdocumenten aan burgers en overheden;
– het uitoefenen van controle op de ontwikkeling, productie en distributie van reisdocumenten;
– het bijhouden van een basisregister en een signaleringsregister reisdocumenten;
– de inning van de leges voor reisdocumenten;
– het beheer van het GBA-netwerk, inclusief de inning van de berichtkosten;
– de toetsing van de aangesloten GBA-systemen.
Het in stand houden en ontwikkelen van het GBA-stelsel zoals neergelegd in de wet GBA en het in stand houden en optimaliseren van de reisdocumentenketen zoals neergelegd in de paspoortwet.
– De kosten voor het in stand houden en beheren van het GBA-stelsel worden doorberekend aan de gebruikers in de vorm van een kostendekkende prijs per bericht. Het GBA-tarief 2004 is in juli 2003 vastgesteld.
– De kosten voor het in stand houden van de reisdocumentenketen worden gedekt uit het tarief voor het reisdocument dat in juli 2003 vastgesteld zal worden. De activiteiten voor beleidsontwikkeling wet- en regelgeving GBA en reisdocumenten worden door BZK betaald.
De beheeractiviteiten van BPR zijn in paragraaf 1.1 inhoudelijk reeds toegelicht.
1.3. Strategische Ontwikkelingsprojecten
Onder deze activiteiten komen de ontwikkelingsprojecten aan bod die van strategisch belang zijn, hetzij omdat ze betrekking hebben op zaken die op langere termijn grote impact hebben op de beheertaken van BPR, hetzij omdat zij invulling geven aan de strategische doelen van BZK. Voor een deel gaat het om (grootschalige) ontwikkel- en implementatieprojecten die bij BPR zijn belegd, voor een ander deel om beleidsdossiers waar BPR nauw bij betrokken is, maar waarvoor de verantwoordelijkheid bij andere eenheden ligt.
De projecten Modernisering GBA, Biometrie en Kiezen op Afstand worden verantwoord in de begroting van baten en lasten van BPR.
2. Begroting van baten en lasten
Begroting van baten en lasten voor het jaar 2004 (in € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Baten-lastendienst BPR | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 |
Baten | |||||||
Opbrengst GBA-Beheer | 12 501 | 10 409 | 10 800 | 10 800 | 10 800 | 10 800 | 10 800 |
Opbrengst GBA-Beleid | 1 725 | 2 187 | 2 243 | 1 286 | 2 097 | 2 097 | 2 097 |
Opbrengst Reisdocumenten | 38 342 | 31 127 | 28 596 | 27 759 | 29 892 | 33 712 | 30 668 |
Opbrengst Modernisering GBA | 2 332 | 3 297 | 4 538 | ||||
Opbrengst EID/Biometrie | 2 410 | 2 269 | |||||
Opbrengst Kiezen op afstand | 1 000 | 4 653 | 3 800 | ||||
Buitengewone baten | |||||||
Opbrengst | |||||||
Totaal baten | 58 310 | 53 942 | 49 977 | 39 845 | 42 789 | 46 609 | 43 565 |
Lasten | |||||||
Apparaatskosten | |||||||
* personele kosten | 4 219 | 3 474 | 4 189 | 4 189 | 4 189 | 4 189 | 4 189 |
* materiële kosten | 1 426 | 1 355 | 1 548 | 1 548 | 1 548 | 1 548 | 1 548 |
GBA-Beheer | 8 146 | 7 793 | 8 200 | 8 200 | 8 200 | 8 200 | 8 200 |
GBA-Beleid | 938 | 1 484 | 1 581 | 624 | 1 435 | 1 435 | 1 435 |
Reisdocumenten | 34 777 | 28 943 | 26 725 | 25 888 | 28 021 | 31 841 | 28 797 |
Modernisering GBA | 2 261 | 2 410 | 4 418 | ||||
EID | 954 | 69 | |||||
Biometrie | 755 | 2 099 | |||||
Kiezen op afstand | 784 | 4 442 | 3 558 | ||||
Totaal lasten | 54 260 | 52 069 | 50 219 | 40 449 | 43 393 | 47 213 | 44 169 |
Saldo van baten en lasten | 4 050 | 1 873 | – 242 | – 604 | – 604 | – 604 | – 604 |
De baten voor GBA-beleid en Modernisering GBA komen voor € 6,781 mln uit artikel 7.4. Dit is exclusief Biometrie want dit bedrag is 0. De baten voor KOA komen uit artikel 7.2 voor een bedrag van € 3 800. De totale bijdrage van het moederministerie voor 2004 bedraagt derhalve € 10,581 mln.
2.1. Toelichting bij de begroting van baten en lasten
– Opbrengst GBA Beheer. Betreft de aan de gebruikers van de GBA in rekening gebrachte berichten. Het opgenomen bedrag is gebaseerd op:
* 80 mln berichten;
* een tarief voor 2004 van € 0,135 per bericht.
– Opbrengst GBA-Beleid. Het CBS participeert als enige afnemer van de GBA niet in het financieringsmodel GBA. Voor het berichtenverkeer ten behoeve van het CBS wordt van BZK een bijdrage van € 0,608 mln ontvangen. Aangezien eventuele verschillen tussen deze bijdragen en de werkelijke kosten door BPR zelf moeten worden betaald, is dit verantwoord onder GBA-Beleid.
Voor het reguliere beleid GBA wordt een bijdrage van € 0,735 mln ontvangen van BZK door BPR.
– Opbrengst Reisdocumenten. Betreft de aan uitgevende instanties in rekening gebrachte reisdocumenten. Uitgegaan is van de door BPR in de kaderbrief opgenomen ontvangsten reisdocumenten.
– Opbrengst Modernisering GBA. Voor het project Modernisering GBA zijn in 2001 claim gelden toegekend voor de periode 2001–2004. Voor 2004 is dit een bedrag van € 4,538 mln.
– Opbrengst Biometrie. Voor het project Biometrie zijn nog geen gelden toegekend voor 2004 ev.
– Opbrengst KOA. Voor het project Kiezen Op Afstand is € 3,8 mln beschikbaar. KOA wordt verantwoord onder artikel 7.2.
De lasten van BPR worden verantwoord onder de vijf hoofdproducten. De lasten zijn gesplitst in personele, materiele en overige lasten.
– Personele kosten. De geraamde loonkosten zijn gebaseerd op de vastgestelde vaste formatieve bezetting van 60 fte.
De kosten zijn doorberekend naar de verschillende hoofdproducten. Basis voor de doorberekening is de relatieve inzet van alle personeelsleden binnen een organisatorisch onderdeel ten behoeve van de verschillende hoofdproducten. De personele kosten worden herleid naar personeelsleden en vervolgens toegerekend aan het organisatorisch onderdeel waartoe een personeelslid behoort.
De kosten voor extern personeel zijn gebaseerd op de geraamde extra inzet in 2004 ten gevolge van vervanging door ziekte of vacatures en voor incidentele werkzaamheden.
De kosten voor opleiding en werving en de reiskosten zijn gebaseerd op ervaringscijfers.
– Materiele kosten. Basis voor de doorberekening aan de hoofdproducten is dezelfde als voor personele kosten. Huur, service- en huisvestingskosten naar rato van het gebruik van de ruimte; kantoorkosten naar rato van het aantal formatieplaatsen. Aan de projecten zal op basis van het DAR tarief de kosten in rekening gebracht worden.
De huur heeft betrekking op de kale huurprijs voor de kantoorruimte aan het Lange Vijverberg. Onder servicekosten vallen alle met het huurcontract samenhangende kosten, zoals beveiliging, catering en huur parkeerplaatsen. De huisvestingskosten omvatten de ten laste van de huurder zelf komende kosten, zoals water, elektra en schoonmaken.
De kantoorkosten hebben betrekking op kantoorartikelen, computerbenodigdheden, onderhoud aan hard-software en aan kantoormachines, porti, telefoon e.d.
De afschrijvingskosten hebben betrekking op de materiele vaste activa (automatiseringsapparatuur en programmatuur, inventaris en overige) en het relatiebeheersysteem.
– GBA-Beheer. Op basis van de geraamde berichten zijn de lasten voor het instandhouden van het GBA-stelsel begroot. De dotatie ten behoeve van het schommelfonds dienen voor de stabilisatie van het GBA-tarief Het saldi van inkomsten en uitgaven GBA-Beheer zal conform regelgeving worden verrekend worden met de GBA-Gebruikers.
– GBA-Beleid. De kosten van het CBS berichtenverkeer en beleidsontwikkelingen GBA worden hieronder verantwoord.
– Reisdocumenten. De activiteiten met betrekking tot de kosten van de reisdocumentenketen (onder andere productie, distributie, ICT, IAR en kwaliteitsbevorderende maatregelen) worden hier verantwoord. De kosten worden op basis van de in de kostprijs opgenomen component verantwoord.
– Modernisering GBA. De kosten van de activiteiten i.h.k.v. modernisering GBA worden hieronder verantwoord. De geplande activiteiten kunnen alleen worden uitgevoerd indien de benodigde gelden ter beschikking worden gesteld.
Biometrie. De activiteiten met betrekking tot haalbaarheid en de uitrol van Biometrie in reisdocumenten worden hier verantwoord.
– Kiezen op afstand. De activiteiten in het kader van Kiezen op Afstand worden hieronder verantwoord. De geplande activiteiten kunnen alleen worden uitgevoerd indien de benodigde gelden terBuitengewone lasten. beschikking worden gesteld.
– BPR heeft geen buitengewone lasten.
– Saldo van Baten en Lasten. In 2004 wordt er een negatief saldo van € 0,242 mln voorzien. Dit betreft de door te belasten kosten voor P&M inzake de projecten KOA en Biometrie. Afhankelijk van het ter beschikking komen van extra additionele middelen en het uitvoeren van activiteiten ontstaat hier het saldo van Baten en Lasten.
3. Overzicht vermogensontwikkeling
Overzicht vermogensontwikkeling (in € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Baten-lastendienst BPR | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 |
1. Eigen vermogen per 1 januari | 618 | 2 364 | 4 122 | 3 880 | 3 276 | 2 672 | 2 068 |
2. Saldo van baten en lasten voorafgaand jaar | 1 746 | 1 873 | – 242 | – 604 | – 604 | – 604 | – 604 |
3a. Uitkering aan moederministerie | |||||||
3b. Bijdrage moederministerie ter versterking van eigen vermogen | |||||||
3c. Overige mutaties in eigen vermogen | – 115 | ||||||
3. Totaal directe mutaties in eigen vermogen | – 115 | ||||||
4. Eigen vermogen per 31 december (1+2+3) | 2 364 | 4 122 | 3 880 | 3 276 | 2 672 | 2 068 | 1 464 |
Kasstroomoverzicht 2004 (in € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Baten-lastendienst BPR | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 |
1. Rekening courant RIC 1 januari (incl. deposito) | 2 496 | 3 064 | 4 937 | 4 695 | 4 091 | 3 487 | 2 883 |
2. Totaal operationele kasstroom | 768 | 2 242 | 127 | – 235 | – 235 | – 235 | – 235 |
3a. –/– totaal investeringen | – 167 | – 369 | – 369 | – 369 | – 369 | – 369 | – 369 |
3b. +/+ totaal boekwaarde desinvesteringen | |||||||
3. Totaal investeringskasstroom | – 167 | – 369 | – 369 | – 369 | – 369 | – 369 | – 369 |
4a. –/– eenmalige uitkering aan moederministerie | |||||||
4b. +/+ eenmalige storting door moederministerie | |||||||
4c. –/– aflossingen op leningen | – 33 | ||||||
4d. +/+ beroep op leenfaciliteit | |||||||
4. Totaal financieringskasstroom | – 33 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
5. Rekening courant RIC 31 december (incl. deposito) (=1+2+3+4) | 3 064 | 4 937 | 4 695 | 4 091 | 3 487 | 2 883 | 2 279 |
maximale roodstand € 0,5 mln) |
Reisdocumenten. Ten behoeve van de verstrekking van reisdocumenten in de komende jaren wordt uitgegaan van de volgende herziene ramingen. Opgemerkt wordt dat eind 2002 een herzien ramingsmodel op basis van de evaluatie van de verstrekkingen sinds oktober 2001 (nieuwe generatie reisdocumenten) in gebruik genomen is (aantallen x 1 000):
2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
---|---|---|---|---|---|
Nationaal paspoort | 1 825 | 1 808 | 1 754 | 1 889 | 2 130 |
Nederlandse ID-kaart | 714 | 704 | 684 | 737 | 832 |
Spoed (2%) | 51 | 50 | 49 | 53 | 59 |
GBA-berichtenverkeer. De ontwikkeling van het GBA-berichtenverkeer in de komende jaren is mede afhankelijk van de ontwikkelingen rondom de Modernisering GBA. Vooralsnog is bij onderstaande kengetallen geen rekening gehouden met grootscheepse wijzigingen in de wijze waarop het berichtenverkeer plaatsvindt. De realisatie van een online raadpleegbare GBA zal uiteraard aanzienlijke consequenties hebben voor de nu gepresenteerde aantallen in de latere jaren van de meerjarenraming (aantallen x 1 000):
2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
---|---|---|---|---|---|
Productieomgeving | 70 000 | 80 000 | 80 500 | 81 500 | 82 000 |
Testomgeving | 75 | 75 | 75 | 75 | 75 |
De Centrale Archief Selectiedienst (CAS) van BZK, te Winschoten heeft als taak om in opdracht van de zorgdragers, te weten ministeries en hoge colleges van staat, werkzaamheden te verrichten in verband met archiefbewerking (KB CAS 12 december 1996). De missie van de CAS luidt: het als facilitair bedrijf binnen de Rijksoverheid optimaal uitvoeren van de kerntaak – het leveren van diensten op het terrein van archiefbewerking conform de eisen van de Archiefwet in zowel een papieren als digitale omgeving.
Als facilitaire dienst op het terrein van waardering, verrijking en beheer van overheidsinformatie beschikt de CAS over een pakket diensten en producten waarmee een belangrijke rol wordt vervuld bij het komen tot een efficiënt informatiebeheer ter waarborging van rechtmatige en doelmatige bestuurlijke en bedrijfsmatige processen.
De doelstellingen van de CAS zijn:
– het realiseren van de in de meerjarenovereenkomsten met ministeries vastgelegde verplichtingen (raamconvenanten) met betrekking tot archiefbewerking;
– het acquireren en uitvoeren van opdrachten die buiten de werking van de convenanten vallen ten einde een sluitende exploitatie te realiseren;
– het ontwikkelen van de bestaande dienstverlening door gebruik te maken van moderne Informatie Technologie;
– het bieden van full-service op het terrein van archivering door koppeling van advisering, beheer en archiefbewerking en het inspelen op de veranderende behoeften bij zorgdragers;
– het realiseren van een financieel resultaat waardoor de continuïteit van de organisatie wordt gewaarborgd.
De kerntaken van de CAS zijn:
A. Het bewerken en beheren van archieven van ministeries en hoge colleges van staat.
B. Het beschikbaar stellen van archiefruimte aan ministeries en hoge colleges van staat.
Ad. A. Het bewerken en beheren van archieven van ministeries en hoge colleges van staat
De CAS wil ook in 2004 voldoen aan de verplichtingen die zijn vastgelegd in raamconvenanten met ministeries en hoge colleges van staat. Het CAS-budget, zoals genoemd in de begroting, is bepalend voor de jaarlijks beschikbare productiecapaciteit ten behoeve van de raamconvenanten.
Daarnaast zal de CAS ondersteuning bieden aan de ministeries en de hoge colleges van staat, door middel van advies- en uitvoeringsprojecten, bij het streven naar effectief archief- en informatiebeheer. Het gaat hierbij om projecten ter verbetering van de interne bedrijfsvoering.
Hiervoor zullen projectconvenanten worden afgesloten die zoveel mogelijk binnen de werking van de afgesloten raamconvenanten vallen. Voorts zal de CAS voor dezelfde zorgdragers archieven, merendeels voorafgaand aan bewerking onderbrengen in de opslaghal (zie ad. B).
Voor het jaar 2004 betekent de uitvoering van de raamconvenanten het leveren van 96 860 uur voor de uitvoering van door de opdrachtgevers aangedragen projecten.
Als gevolg van het inspelen op de behoeften van de zorgdragers ten aanzien van betaald werk, heeft de CAS een voorschot in de afgelopen jaren hierop moeten nemen. In 2004 zal er dientengevolge minder betaald werk kunnen worden aangenomen. Gezien de flexibiliteit van raamconvenanten zal dit bij de meeste aangeboden archiefbewerkingsprojecten ook niet nodig zijn.
Voor de uitvoering van projecten in het kader van de afgesloten raamconvenanten zal in 2004 voor de convenantsverplichtingen € 4 605 768 beschikbaar zijn.
Voor projecten welke niet onder de werking van de afgesloten raamconvenanten vallen is € 954 280 beschikbaar, waarvan € 322 506 voor beheerprojecten.
Ad. B. Het beschikbaar stellen van archiefruimte aan ministeries en hoge colleges van staat.
De CAS wil op het terrein van beheren en beschikbaar stellen van archieven de natuurlijke partner worden voor de convenantspartners als het gaat om opslagcapaciteit ter beschikking te stellen voor archieven voorafgaand aan de bewerking door de CAS. Bovendien wil ze voor cliënten van de Rijksoverheid logistieke oplossingen aanbieden op het terrein van intensief dossierverkeer. De CAS bemerkt overigens een steeds grotere behoefte aan opslagcapaciteit bij zorgdragers.
De CAS zal ook in 2004 met goed toegerust personeel, goede geautomatiseerde logistieke programma's en een opslaghal die aan de eisen voldoet, het beheren en beschikbaar stellen van circa 58 km archief trachten te realiseren. De CAS zal ook in 2004 om haar natuurlijk partnerschap gestalte te kunnen geven, nog meer dan in het verleden moeten (kunnen) inspelen op de archiefbewerkings- en -opslagbehoefte van de zorgdragers.
De kosten voor het beschikbaar stellen van de opslaghal ten behoeve van het in opslag nemen van archiefbescheiden bedragen € 745 305.
De CAS zal in 2004 verder uitvoering geven aan de realisatie van het Strategisch Bedrijfsplan dat mede op basis van de resultaten van extern onderzoek is geformuleerd. Hierin worden de speerpunten gevormd door het kunnen bieden van nieuwe producten en diensten – elektronisch gegevensbeheer, online archiefbewerking en operationeel advies; het instellen van accountmanagement voor effectief contact met zorgdragers; het formeren van een volwaardige afdeling automatisering, alsmede upgrading van de gehele organisatie.
In 2004 wil de CAS uitvoering geven, in nauwe samenwerking met het Nationaal Archief en de Raad voor Cultuur, gestarte initiatief, aan het beleid met tot doel een preselectie en intradepartementale en interdepartementale prioritering van archieven van zorgdragers. Er blijkt draagvlak te bestaan bij de eindverantwoordelijken van de archieven bij de zorgdragers om een aanzet te geven tot ombuiging van het algehele archiefbeleid. Hierin worden strategische in plaats van operationele keuzes bepalend voor de voortgang van de archiefbewerking en -overdracht. Maatschappelijk en politiek relevante archieven zijn richtinggevend bij de uitvoering van dit beleid.
Door middel van dit beleid kan met en binnen de keten, zorgdrager – CAS – Nationaal Archief – burger, veel effectiever worden ingespeeld op het concept van de transparante overheid en diens verantwoording alsmede de reconstructie van processen. Bovendien speelt het in op het Rapport Wallage, dat de boodschap heeft de burger nauwer bij het handelen van de overheid te betrekken.
2. Begroting van baten en lasten
Begroting van baten en lasten voor het jaar 2004 (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Baten-lastendienst CAS | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 |
Baten | |||||||
Opbrengst moederministerie t.b.v. convenanten archiefbewerking | 4 224 | 4 589 | 4 606 | 4 574 | 4 540 | 4 540 | 4 540 |
Opbrengst archiefbewerking t.b.v. ministeries, niet zijnde convenanten | 1 206 | 856 | 954 | 1 108 | 1 155 | 1 115 | 1 084 |
Opbrengst archiefbewerking t.b.v. derden | 161 | ||||||
Opbrengst opslaghal | 626 | 683 | 746 | 746 | 746 | 746 | 746 |
Rentebaten | 24 | ||||||
Overige opbrengsten | 122 | ||||||
Exploitatiebijdrage | 586 | 496 | 524 | 524 | 524 | 524 | 524 |
Totaal baten | 6 949 | 6 624 | 6 830 | 6 952 | 6 965 | 6 925 | 6 894 |
Lasten | |||||||
Apparaatskosten | |||||||
* personele kosten | |||||||
– loonkosten | 4 145 | 4 284 | 4 461 | 4 461 | 4 461 | 4 461 | 4 461 |
– fictieve wachtgeldverplichtingen | 124 | 135 | 120 | 120 | 120 | 120 | 120 |
* materiële kosten | |||||||
– gebruikersvergoeding huur gebouwen | 1 086 | 1 083 | 1 130 | 1 130 | 1 130 | 1 130 | 1 130 |
– huisvestingskosten | 197 | 287 | 211 | 211 | 211 | 211 | 211 |
– kantoorkosten | 181 | 176 | 217 | 217 | 217 | 217 | 217 |
– productiekosten | 203 | 197 | 207 | 207 | 207 | 207 | 207 |
– marketingkosten | 24 | 19 | 19 | 19 | 19 | 19 | 19 |
– algemene kosten | 172 | 92 | 93 | 93 | 93 | 93 | 93 |
– fictieve verzekeringspremie | 27 | 27 | 27 | 27 | 27 | 27 | 27 |
Rentelasten | 33 | 19 | 15 | 12 | 9 | 6 | 4 |
Afschrijvingskosten | 397 | 305 | 330 | 455 | 471 | 434 | 405 |
Dotaties/onttrekkingen voorzieningen | 70 | ||||||
Kosten toegerekend aan projecten | 191 | ||||||
Totaal lasten | 6 850 | 6 624 | 6 830 | 6 952 | 6 965 | 6 925 | 6 894 |
Saldo van baten en lasten | 99 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
2.1. Toelichting bij de begroting van baten en lasten
Om de hierna genoemde opbrengsten te kunnen genereren heeft de CAS voor het jaar 2004 de volgende productiecapaciteit (in uren) geraamd:
3,5 formatieplaatsen à 1 450 uur per jaar | 5 075 |
---|---|
82,12 formatieplaatsen à 1 360 uur per jaar | 111 469 |
4 formatieplaatsen à 1 150 uur per jaar | 4 177 |
totaal 89,62 fte | 120 721 |
inhuurkrachten | 3 500 |
Totale productiecapaciteit | 124 221 |
N.B. van de groepen formatieplaatsen à 1 150 uur en formatieplaatsen à 1 360 uur maken 2 medewerkers gebruik van de Regeling ArbeidsparticipatieSenioren (PAS-regeling), vandaar minder dan 4 x 1 150 uur en 82,12 x 1 360 uur bij deze groepen.
Opbrengst moederministerie t.b.v. convenanten archiefbewerking. De meerjarencijfers uit de begroting zijn bepalend voor de hoeveelheid in te zetten productiecapaciteit ten behoeve van het moederministerie. Deze capaciteit wordt ingezet om de archieven te bewerken zoals genoemd in de meerjarige convenanten die BZK/CAS heeft afgesloten met de ministeries en Hoge colleges van staat.
De opbrengst archiefbewerking ten behoeve van het moederministerie in het kader van het convenantensysteem bedraagt:
Ontwerp-begroting (operationeel doel 7.3) | 5 118 000 | |
Verantwoord als exploitatiebijdrage1 | – 524 524 | |
Rente- en huisvestingsbudget ten behoeve van opslaghal2 | – 134 505 | |
Fictieve wachtgeldverplichtingen | 119 570 | |
Fictieve verzekeringspremie | 27 227 | |
Totaal fictieve kosten3 | 146 797 | |
Totale opbrengst moederministerie t.b.v. convenanten archiefbewerking | 4 605 768 |
1 Zie hetgeen hierover is vermeld bij de batenpost exploitatiebijdrage.
2 Als gevolg van de stelselwijziging Rijksgebouwendienst (RGD) en de invoering van de leenfaciliteit bij Financiën zijn in het door het moederministerie beschikbare gestelde CAS-budget voor het hoofdgebouw en de opslaghal structureel budgetten opgenomen voor de huur- en rentelasten.
De in de kostprijs opslaghal opgenomen rente- en huisvestingscomponenten (€ 9 670 voor rente en € 124 835 voor huur) hebben geen betekenis voor wat betreft de te leveren prestaties aan het moederministerie in het kader van het convenantensysteem. Jaarlijks dient de CAS een voorstel bij BZK/DGOB in te dienen voor de bestemming van deze gelden.
3Ten behoeve van de integrale kostprijsberekening worden een tweetal fictieve kostencomponenten opgenomen in de tariefberekening. Aangezien door het opnemen van deze fictieve posten er een kostprijsstijgende werking optreedt in de uurtarieven, worden de fictieve bedragen die als kosten worden begroot ook als opbrengst moederministerie begroot, zodat deze fictieve posten geen invloed hebben op de te leveren prestaties aan het moederministerie.
De opbrengst moederministerie kan als gevolg van eventuele suppletore begrotingswijzigingen in 2003 nog een wijziging ondergaan. Als gevolg hiervan zal de opbrengst archiefbewerking niet-convenanten evenredig worden aangepast.
Om de hiervoor genoemde opbrengst moederministerie ad € 4 605 768 te realiseren worden van de beschikbare productiecapaciteit de volgende uren ingezet ten behoeve van het convenantensysteem:
Tariefgroep middel à 47 | 76 930 uur |
---|---|
Tariefgroep laag à 44 | 15 889 uur |
Tariefgroep hoog à 72 | 4 041 uur |
Totaal | 96 860 uur |
De beschikbare productiecapaciteit is dan als volgt te verdelen:
Archiefbewerking t.b.v. convenanten, betaling door moederministerie | 96 860 uur |
Archiefbewerking, niet zijnde convenanten | 13 442 uur |
Uitleenactiviteiten | 8 487 uur |
Te realiseren opbrengsten | 118 789 uur |
Onzekerheidsmarge ter dekking van calculatieverliezen en ontwikkelingsprojecten | 5 432 uur |
Totaal beschikbare productiecapaciteit | 124 221 uur |
Opbrengst archiefbewerking ministeries (niet zijnde convenanten). Deze opbrengst bestaat uit twee delen, namelijk:
Opbrengst archiefbewerking, niet zijnde convenanten t.b.v. ministeries: | |
Tariefgroep middel 13 442 uur à 47 | 631 774 |
Opbrengst uitleenactiviteiten: | |
Tariefgroep uitleen 8 487 uur à 38 | 322 506 |
Totaal opbrengst archiefbewerking ministeries (niet zijnde convenanten) | 954 280 |
Opbrengst opslaghal 746 000
De beschikbare opslagcapaciteit bedraagt 65 km archief. De opbrengst is begroot op basis van de lopende contracten, zijnde 58 km opslag archief. De reservecapaciteit van 7 km blijft beschikbaar voor de klanten met wie de CAS langlopende contracten heeft afgesloten om zodoende de jaarlijkse groei van de aanwezige archiefbestanden te kunnen plaatsen in de opslaghal.
Exploitatiebijdrage 524 524
Voor de huur van het hoofdgebouw en de opslaghal wordt door de RGD € 1 129 981 in rekening gebracht. Van dit bedrag wordt € 524 524 niet meegenomen in de tariefberekening en als zodanig dus niet gedekt. Vandaar dat dit bedrag als exploitatiebijdrage wordt verantwoord. Zie ook hetgeen is vermeld onder de kostenpost gebruikersvergoeding huur gebouwen.
Totaal overzicht baten: | |
---|---|
Opbrengst moederministerie t.b.v. convenanten archiefbewerking | 4 605 768 |
Opbrengst archiefbewerking ministeries (niet zijnde convenanten) | 954 280 |
Opbrengst opslaghal | 746 000 |
Exploitatiebijdrage | 524 524 |
Totale baten | 6 830 572 |
Personele kosten, bestaande uit:
Loonkosten gebaseerd op 110 fte | |
loonkosten direct productief, 89,62 fte | 3 098 921 |
loonkosten medewerkers overhead, 20,38 fte | 962 904 |
Bij de raming van de salariskosten gebaseerd op 110 fte is rekening gehouden met de schaalindeling van de medewerkers en de geldende salarissen, sociale premies en werkgeverslasten zoals die per 1 mei 2003 van toepassing zijn. Tevens zijn gevolgen van de CAO 2002–2003 meegenomen. | |
Toeslagen formatief personeel | 51 480 |
Inhuurkrachten ten behoeve van tariefgroep uitlening | 72 100 |
Overige inhuurkrachten en externe deskundigen | 38 115 |
Overige personeelskosten, waaronder:reiskosten woon-werkverkeer, reis- en verblijfkosten voor dienstreizen, opleidingskosten, kinderopvang, representatiekosten, toeslagen e.d. | 237 132 |
Totale loonkosten | 4 460 652 |
Fictieve wachtgeldverplichtingen. Om tot een integrale kostprijs te komen dient deze post te worden meegenomen in de tariefberekening. De wachtgeldcomponent bedraagt € 1 087 per fte, conform Handleiding Overheidstarieven 2003 van Financiën.
Fictieve wachtgeldcomponent direct productieve medewerkers | 97 418 |
---|---|
Fictieve wachtgeldcomponent medewerkers overhead | 22 152 |
Totale fictieve wachtgeldverplichtingen | 119 570 |
Materiële kosten, bestaande uit:
Algemene kosten | 92 600 |
Hiertoe behoren de kosten voor telefoon, porti, catering en advieskosten. | |
Huisvestingskosten (huurderlasten) | 211 357 |
Hiertoe behoren de volgende kosten: energie, schoonmaak, belastingen, beveiliging en klein onderhoud gebouwen en terreinen. | |
Kantoorkosten | 217 104 |
Hiertoe behoren de volgende kosten: onderhoud kantoormachines, onderhoud hard- en software, kantoorartikelen, papier en enveloppen en computerbenodigdheden. | |
Marketingkosten | 19 500 |
Hiertoe behoren de kosten voor advertenties, folders en kosten PR. | |
Productiekosten | 206 530 |
Hiertoe behoren de kosten voor het transporteren van de archieven van en naar de klanten, de vernietigingskosten van voor vernietiging aangewezen archiefbestanddelen en de kosten van archiefdozen en omslagen. | |
Totale materiële kosten | 747 091 |
Gebruikersvergoeding huur gebouwen. De gebruikersvergoeding RGD bestaat uit 2 delen, namelijk de oorspronkelijke gebruikersvergoeding als gevolg van de stelselwijziging bij de RGD en de aanvullende gebruikersvergoeding als gevolg van de uitbreiding van de gebouwen die in 2001/2002 heeft plaatsgevonden. De gebruikersvergoeding is gebaseerd op het prijsniveau van het jaar 2003 en bestaat uit:
Gebruikersvergoeding hoofdgebouw | 516 364 |
Gebruikersvergoeding opslaghal | 396 660 |
Subtotaal | 913 024 |
Van deze totale gebruikersvergoeding wordt € 524 524 (€ 252. 699 voor het hoofdgebouw en € 271 825 voor de opslaghal) niet meegenomen in de tariefberekening, omdat de CAS bij de bepaling van de integrale kostprijs uitgaat van de huurprijzen die voor de regio Winschoten van toepassing zijn. Het bedrag van € 524 524 wordt verantwoord als exploitatiebijdrage BZK. | |
Extra gebruikersvergoeding als gevolg van de uitbreiding in 2001/2002: | |
Gebruikersvergoeding hoofdgebouw | 21 166 |
Gebruikersvergoeding opslaghal | 195 791 |
Subtotaal | 216 957 |
Voor de extra gebruikersvergoeding, als gevolg van de uitbreiding, wordt door het moederministerie geen budget beschikbaar gesteld. | |
Totale gebruikersvergoeding | 1 129 981 |
Fictieve verzekeringspremie 27 227
Om te komen tot een integrale kostprijs dienen alle kosten, ongeacht of deze door de CAS worden betaald, in de kostprijs te worden verwerkt. Voor bedrijfsschadenverzekeringspremie is € 27 227 meegenomen.
Afschrijvingskosten. De afschrijvingskosten zijn gebaseerd op de aanwezige materiële vaste activa per 31 december 2002 en op basis van de geplande investeringen voor de jaren 2003 en 2004. De afschrijvingskosten zijn verdeeld over het hoofdgebouw en de opslaghal en kunnen als volgt worden gespecificeerd:
Afschrijvingskosten | Hoofdgebouw | Opslaghal | Totaal |
---|---|---|---|
Gebouwen en terreinen | 3 022 | 3 022 | |
Machines en installaties | 33 320 | 34 309 | 67 629 |
Inventaris | 64 289 | 9 478 | 73 767 |
Automatiseringsapparatuur | 185 636 | – | 185 636 |
Totale afschrijvingskosten | 283 245 | 46 809 | 330 054 |
Van het totaal heeft € 128 132 betrekking op de aanwezige activa per 31 december 2002. De overige afschrijvingskosten ad. € 201 922 hebben betrekking op de investeringen in de jaren 2003 en 2004.
Vanaf 2000 wordt in de begroting de rentelast opgenomen voortvloeiend uit het beroep dat zal worden gedaan op de Leenfaciliteit bij Financiën. De rentelasten voor 2004 hebben betrekking op de lening afgesloten per 1 januari 2000. Voor investeringen in de jaren 2003 en 2004 wordt geen beroep gedaan op de leenfaciliteit.
Totaal overzicht lasten:
Personele kosten | 4 460 652 |
Fictieve wachtgeldverplichtingen | 119 570 |
Materiële kosten | 747 091 |
Gebruikersvergoeding | 1 129 981 |
Verzekeringspremie | 27 227 |
Afschrijvingskosten | 330 054 |
Rentelasten | 15 321 |
Totale lasten | 6 829 896 |
De kosten zijn als volgt verdeeld:
Directe loonkosten formatief personeel | 3 098 921 |
Fictieve wachtgeldverplichting | 97 418 |
Totale directe loonkosten formatief personeel | 3 196 339 |
Inhuurkrachten tariefgroep uitlening | 72 100 |
Totale directe loonkosten | 3 268 439 |
Toonkosten overhead formatief personeel | 962 904 |
Fictieve wachtgeldverplichting | 22 152 |
Toeslagen | 51 480 |
Overige inhuurkrachten en externe deskundigen | 38 115 |
Overige personeelskosten | 237 132 |
Totale indirecte loonkosten | 1 311 783 |
De overige kosten zijn te verdelen in kosten ten behoeve van de uurtarieven en ten behoeve van de kostprijs opslaghal:
t.b.v. uurtarieven | t.b.v. opslaghal | totaal | |
Algemene kosten | 92 600 | 92 600 | |
Huisvestingskosten | 190 157 | 21 200 | 211 357 |
Kantoorkosten | 217 104 | 217 104 | |
Marketingkosten | 19 500 | 19 500 | |
Productiekosten | 206 530 | 206 530 | |
Gebruikersvergoeding RGD | 284 831 | 320 626 | 605 457 |
Fictieve verzekeringen | 27 227 | 46 809 | 27 227 |
Afschrijvingskosten | 283 245 | 330 054 | |
Rentelasten | 5 651 | 9 670 | 15 321 |
Subtotaal | 1 326 845 | 398 305 | 1 725 150 |
Lump-sum | – 347 000 | 347 000 | 0 |
Totaal overige kosten | 979 845 | 745 305 | 1 725 150 |
Opmerking lump-sum:
Voor het jaar 2004 wordt er tegenover de kosten opslaghal van € 398 305 een opbrengst opslaghal verwacht van € 0,746 mln. Ten laste van het begrote resultaat opslaghal ad. € 347 695 wordt € 347 000 gebracht. Dit bedrag wordt in mindering gebracht op de kosten die gedekt moeten worden door het in rekening brengen van de diverse uurtarieven. Dit heeft een positief effect op de uurtarieven.
Om tot een verkoopprijs te komen wordt de kostprijs van een uurtarief verhoogd met een onzekerheidsmarge.
Deze marge dient enerzijds ter dekking van bij de voorcalculatie niet voorziene verliezen op projecten en anderzijds ten behoeve van ontwikkelingsprojecten op digitaal gebied.
De tariefberekening is als volgt (x € 1):
Tariefgroep | Directe | Indirecte | Totale | Productie | Dir.kosten | Ind.kosten | Tot. kosten | Marge | TARIEF | Marge |
loonkosten | kosten | kosten | uren | per/uur | per/uur | per/uur | in uren | |||
Middel | 2 495 985 | 1 751 482 | 4 247 467 | 94 941 | 26,29 | 18,45 | 44,74 | 2,26 | 47 | 4 569 |
Laag | 394 209 | 304 903 | 699 112 | 16 528 | 23,85 | 18,45 | 42,30 | 1,70 | 44 | 639 |
Hoog | 213 914 | 77 052 | 290 966 | 4 177 | 51,21 | 18,45 | 69,66 | 2,34 | 72 | 136 |
Uitleen | 164 331 | 158 191 | 322 522 | 8 575 | 19,16 | 18,45 | 37,61 | 0,39 | 38 | 88 |
Subtotaal | 3 268 439 | 2 291 628 | 5 560 067 | 124 221 | 5 432 | |||||
Opslaghal | 745 305 | |||||||||
Subtotaal | 6 305 372 | |||||||||
Niet in tarief opgenomen | ||||||||||
Gebruikersvergoeding RGD | 524 524 | |||||||||
Totale kosten 2004 | 6 829 896 |
3. Overzicht vermogensontwikkeling
Overzicht vermogensontwikkeling (in € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Baten-lastendienst CAS | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 |
1. Eigen vermogen per 1 januari | 674 | 397 | 307 | 307 | 307 | 307 | 307 |
2. Saldo van baten en lasten voorafgaand jaar | 99 | ||||||
3a. Uitkering aan moederministerie | – 376 | – 90 | |||||
3b. Bijdrage moederministerie ter versterking van eigen vermogen | |||||||
3c. Overige mutaties in eigen vermogen | |||||||
3. Totaal directe mutaties in eigen vermogen | – 376 | – 90 | |||||
4. Eigen vermogen per 31 december (1+2+3) | 397 | 307 | 307 | 307 | 307 | 307 | 307 |
Kasstroomoverzicht 2004 (in € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Baten-lastendienst CAS | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 |
1. Rekening courant RIC 1 januari (incl. deposito) | 1 574 | 1 163 | 1 788 | 1 877 | 1 940 | 1 777 | 1 170 |
2. Totaal operationele kasstroom | 95 | 1 028 | 989 | 301 | 115 | – 51 | – 27 |
3a. –/– totaal investeringen | – 139 | – 323 | – 836 | – 179 | – 220 | – 505 | – 232 |
3b. +/+ totaal boekwaarde desinvesteringen | |||||||
3. Totaal investeringskasstroom | – 139 | – 323 | – 836 | – 179 | – 220 | – 505 | – 232 |
4a. –/– eenmalige uitkering aan moederministerie | – 376 | – 90 | |||||
4b. +/+ eenmalige storting door moederministerie | 276 | 90 | |||||
4c. –/– aflossingen op leningen | – 267 | – 80 | – 64 | – 59 | – 58 | – 51 | – 50 |
4d. +/+ beroep op leenfaciliteit | |||||||
4. Totaal financieringskasstroom | – 367 | – 80 | – 64 | – 59 | – 58 | – 51 | – 50 |
5. Rekening courant RIC 31 december (incl. deposito) (=1+2+3+4) | 1 163 | 1 788 | 1 877 | 1 940 | 1 777 | 1 170 | 861 |
maximale roodstand € 0,5 mln) |
4.1. Toelichting bij het kasstroomoverzicht (x € 1 000)
De afname van het saldo bij het RIC met 302 in de periode 2003 tot en met 2008 wordt veroorzaakt door:
– toename liquiditeit als gevolg van afschrijvingen met 2 400,
– afname liquiditeit als gevolg van investeringen via rekening-courant voor 2 295,
– afname liquiditeit als gevolg van aflossing lening bij Financiën voor 362,
– afname liquiditeit als gevolg van afname werkkapitaal met 45.
Ramingskengetalle n | Eenheid | Realisatie 2002 | 2003 | 2004 |
---|---|---|---|---|
Tarief laag | Uur in € 1 | 42 | 42 | 44 |
Tarief middel | Uur in € 1 | 45 | 45 | 47 |
Tarief hoog | Uur in € 1 | 68 | 68 | 72 |
Tarief uitleen | Uur in € 1 | 37 | 36 | 38 |
Productieve uren per jaar per persoon | Uren | 1 363 | 1 360 | 1 360 |
Brutomarge projecten | In € 1 000 | – 168 | – 140 | – 190 |
Dekkingsresultaat | In € 1 000 | 118 | 140 | 190 |
Productierealisatie convenanten uren/meters in procenten | Procenten | 82/70 | 90/90 | 100/100 |
5.1. Toelichting bij de kengetallen
– Het kengetal brutomarge geeft weer in hoeverre de kosten van projecten worden gedekt door de opbrengsten van projecten. Door het gebruik van dit kengetal is het mogelijk om inzicht te verschaffen in hoeverre het toegepaste systeem van voorcalculatie voldoet.
– Het kengetal dekkingsresultaat is de resultante van 2 componenten, namelijk budgetresultaat en productieresultaat. Budgetresultaat geeft de verhouding weer tussen de begrote en gerealiseerde kosten. Productieresultaat geeft weer de verhouding tussen de begrote en gerealiseerde productie-uren.
– Het kengetal productierealisatie convenanten uren/meters in procenten geeft weer in hoeverre de CAS er in slaagt om de meerjarig afgesloten convenanten, tussen CAS en de diverse ministeries en Hoge Colleges, binnen het afgesproken tijdstip af te werken.
IVOP is een baten-lastendienst van BZK. De zorg voor ontwerp, ontwikkeling, bouw en het in bedrijf houden van hoogwaardige informatiesystemen op het gebied van de salaris- en financiële personeelsadministratie zijn de kerntaken van IVOP (Informatievoorziening Overheidspersoneel). Daarbij verzorgt IVOP ook gebruiksgerichte ondersteuning in de vorm van opleidingen, voorlichting en advisering. Zij heeft daartoe materiedeskundigheid en een ruime ervaring.
In de filosofie van IVOP draait het niet alleen om het systeem, maar vooral om de dienstverlening. Dienstverlening bij het vertalen van wensen en eisen van de aangesloten organisaties naar functionaliteit en mogelijkheden van de systemen.
IVOP is de uitvoeringsorganisatie die namens het samenwerkingsverband van 46 deelnemers (onder andere alle ministeries) voor in totaal 73 organisaties met ongeveer 260 000 (semi-) ambtenaren bij Pink Roccade Public (PRP) de salarisberekening en salarisbetaling laat uitvoeren.
De deelnemers zijn vertegenwoordigd in een Algemene Vergadering van Deelnemers (AVD). IVOP wordt direct aangestuurd door een bestuur dat verantwoording aflegt aan de AVD.
IVOP berekent de kosten sinds 1994 integraal door aan gebruikers van de systemen. Het contract tussen het samenwerkingsverband en Pink Roccade Public inzake beheer, onderhoud en exploitatie van het IPA-salarissysteem loopt in ieder geval tot 31 december 2003, met een optie op verlenging van telkens 12 maanden.
Zoals in de voorgaande paragraaf aangegeven draagt IVOP zorg voor ontwerp, ontwikkeling, bouw en het in bedrijf houden van hoogwaardige informatiesystemen op het gebied van de salaris- en financiële personeelsadministratie. Als logisch gevolg van deze taken zijn er in de loop der jaren andere vormen van dienstverlening bij gekomen (opleidingen, voorlichting, advisering en verwerking van individuele opdrachten).
Medio 2001 is de aanbestedingsprocedure voor de vervanging van het IPA-salarissysteem (project Toekomst) stopgezet. Reden hiervan is dat geen van beide offertes naar aard en omvang voldeden aan het gevraagde. De vervanging van het IPA-salarissysteem die vanaf het najaar van 2001 onder leiding van de nieuwe dienstverleningsorganisatie Prisc is opgepakt is in het najaar van 2002 gestopt.
Het nieuw te vormen rijksbrede SSC-HRM dat uitvoering moet geven aan de vernieuwing van het HRM-stelsel Rijk neemt de verantwoordelijkheid voor deze vervanging over. Met ingang van 1 januari 2006 moet het SSC-HRM volledig operationeel zijn. Voor IVOP heeft dat de volgende consequenties:
– De huidige IPA-dienstverlening onder leiding van IVOP wordt met ingang van 1 januari 2006 beëindigd;
– IVOP houdt op te bestaan. Rekening houdend met de afronding van zaken zal IVOP uiterlijk 31 december 2006 worden opgeheven.
In verband hiermee hanteert IVOP voor de komende jaren de volgende uitgangspunten:
– IVOP garandeert aan haar klanten en gebruikers continuïteit in niveau en kwaliteit van de huidige IPA-dienstverlening. Daar waar mogelijk en/of noodzakelijk zal de kwaliteit worden verbeterd;
– IVOP garandeert haar werknemers, afnemers en leveranciers een professionele migratie naar de nieuwe situatie. Contracten (met afnemers en leveranciers) moeten op tijd worden opgezegd.
Voor 2006 wordt IVOP opgeheven: vooralsnog wordt rekening gehouden met 10 fte personeel en € 1 mln kosten in verband met het verwijderen van het salarissysteem bij Pink Roccade Public.
De producten van IVOP kunnen in twee hoofdgroepen worden onderverdeeld:
1. Salarisinformatie
2. Personeels- en personeel/financiële informatie
ad.1. IVOP is volledig verantwoordelijk voor een correcte inhoud van de systemen voor de salarisverwerking. De producten op het gebied van salarisverwerking betreffen het onderhoud en beheer van het salarissysteem kern en de standaard interface. Er wordt onderscheid gemaakt tussen een aantal verschillende vormen van onderhoud en beheer, te weten:
– basisonderhoud,
– centrale regelgeving,
– individueel onderhoud.
De eerste twee categorieën worden doorberekend op basis van een tarief per individuele arbeidsrelatie (= een dienstbetrekking met een werknemer) (IAR) die een opdrachtgever in een van de systemen geregistreerd heeft. De totale kosten van de onderwerpen in de categorieën basisonderhoud en centrale regelgeving worden per systeem gedeeld door het aantal IAR's van de opdrachtgevers die van het systeem gebruik maken. Zo ontstaat voor die systemen een kostprijs per IAR. Op basis van de berekende kostprijs per IAR wordt – rekening houdend met eventuele tekorten of overschotten uit voorgaande jaren – door de AVD een in meerjarig perspectief kostendekkend tarief per IAR vastgesteld.
Het individueel onderhoud wordt doorberekend op basis van een offerte per aan te passen onderwerp. Wanneer hierbij sprake is van meerdere opdrachtgevers per onderwerp wordt het aantal IAR's als verdeelsleutel voor de door te berekenen bedragen gehanteerd.
De kosten van de exploitatie van het salarissysteem worden door PRP rechtstreeks bij de gebruikers in rekening gebracht. IVOP kan namens de deelnemers afspraken maken over het verrekenen van de exploitatiekosten.
ad. 2. De producten van IVOP op het gebied van de personeels- en personeel/financiële informatievoorziening betreffen de ontwikkeling, het onderhoud en beheer van diverse personeels- en personeel/financiële systemen. Ten aanzien van deze informatiesystemen worden twee soorten van onderhoud en beheer gevoerd te weten basisonderhoud en individueel onderhoud. Het basisonderhoud wordt doorberekend middels een tarief per IAR of een tarief per (soort) licentie. Het individuele onderhoud wordt doorberekend op basis van een offerte per aan te passen onderwerp.
De meetbaarheid van de producten van IVOP in termen van input en output is afhankelijk van het heterogene karakter van de producten en diensten van IVOP. De aard en omvang van de werkzaamheden worden immers enerzijds bepaald door de wensen van de deelnemers en anderzijds door de ontwikkelingen in wet- en regelgeving en arbeidsvoorwaarden. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar het gestelde bij 5. Kengetallen.
2. Begroting van baten en lasten
Begroting van baten en lasten voor het jaar 2004 (in € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Baten-lastendienst IVOP | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 |
Baten | |||||||
Opbrengst moederministerie | 2 538 | 4 316 | 331 | 348 | 1 750 | ||
Opbrengst overige ministeries | 6 225 | 5 040 | 5 254 | 4 729 | 0 | ||
Opbrengst derden | 2 690 | 2 575 | 2 682 | 2 343 | 0 | ||
Totaal omzet | 11 453 | 11 931 | 8 267 | 7 420 | 1 750 | ||
Rentebaten | 71 | 50 | 25 | 25 | 0 | ||
Buitengewone baten | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | ||
Totaal baten | 11 524 | 11 981 | 8 292 | 7 445 | 1 750 | ||
Lasten | |||||||
Kostprijs van de omzet | |||||||
Kosten IVOP | 4 500 | 5 404 | 3 154 | 2 825 | 750 | ||
Kosten extern | 6 537 | 5 639 | 4 348 | 3 846 | 1 000 | ||
Totaal kostprijs van de omzet | 11 037 | 11 043 | 7 502 | 6 671 | 1 750 | ||
Dekkingsresultaat | |||||||
Apparaatskosten | |||||||
* personele kosten | 4 329 | 4 496 | 2 598 | 2 252 | 500 | ||
* materiële kosten | 945 | 1 276 | 792 | 582 | 250 | ||
* afschrijvingskosten | 147 | 154 | 237 | 220 | 0 | ||
Totale apparaatskosten | 5 421 | 5 926 | 3 627 | 3 054 | 750 | ||
Dekking door declarabele uren | 5 066 | 5 926 | 3 627 | 3 054 | 750 | ||
Totaal dekkingsresultaat | – 355 | 0 | 0 | 0 | 0 | ||
Totaal kostprijs van de omzet | 11 392 | 11 043 | 7 502 | 6 671 | 1 750 | ||
Directe kosten voor opdrachten | 679 | 932 | 829 | 878 | 0 | ||
Afschrijvingskosten systemen | 33 | 0 | 0 | 0 | 0 | ||
Dotaties voorzieningen | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | ||
Rentelasten | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | ||
Buitengewone lasten | 112 | 0 | 0 | 0 | 0 | ||
Totaal lasten | 12 216 | 11 975 | 8 331 | 7 549 | 1 750 | ||
Saldo van baten en lasten | – 692 | 6 | – 39 | – 104 | 0 |
2.1. Toelichting bij de begroting van baten en lasten
Sinds 1997 is de indeling van de begroting van baten en lasten aangepast aan de opzet en indeling zoals die in het Jaarverslag van IVOP wordt gehanteerd. Dit Jaarverslag wordt aan de AVD ter goedkeuring voorgelegd. Op deze wijze wordt bewerkstelligd dat in alle vormen van financiële rapportage en verslaglegging, die door IVOP wordt vervaardigd, een eenduidige indeling en begripsbepaling wordt gehanteerd.
In deze begroting wordt opnieuw dezelfde systematiek gevolgd (die aansluit op de VBTB-stijl). Derhalve wordt in de resultatenrekening voor het jaar 2003 gebruik gemaakt van de cijfers zoals die in het jaarplan 2003 staan vermeld.
Bij de raming van de omzet 2004 is er van uitgegaan dat de tarieven zodanig zullen worden vastgesteld dat er sprake zal zijn van dekking van de totale kosten. De tarieven voor 2004 zullen eind 2003 door de AVD worden vastgesteld. Hierbij is het uitgangspunt dat de tarieven in meerjarig perspectief gezien kostendekkend zullen zijn.
De baten in de jaren 2002 en 2003 zijn inclusief de door te berekenen kosten van de aanpassingen in verband met de Euro. De baten in de jaren 2002 tot en met 2004 worden beïnvloed door de door te berekenen kosten verbonden aan de opbouw van Prisc, de kosten van het toegroeien van IVOP naar deze nieuwe organisatie en de kosten van het SSC-HRM voor het eerste halfjaar 2003 waarvoor IVOP op dit moment de financiële administratie voert.
De doorberekening van de SSC-HRM-kosten na medio 2003 zijn niet in de cijfers opgenomen.
Overzicht Baten (x € 1 000) | |||
---|---|---|---|
Omschrijving | 2002 | 2003 | 2004 |
Salarissysteem | 5 712 | 7 025 | 5 505 |
PF/PI systemen | 1 504 | 1 638 | 1 562 |
Overige omzet | 4 237 | 3 714 | 1 200 |
Totaal | 11 453 | 12 377 | 8 267 |
Verdeling omzet 2004 (x € 1 000) | |||
---|---|---|---|
Omschrijving | Moederministeries | Andere | Overigen ministeries |
Salarissysteem | 154 | 3 365 | 1 986 |
PF/PI systemen | 177 | 1 139 | 246 |
Overige | 750 | 450 | |
Totaal | 331 | 5 254 | 2 682 |
Specificatie opbrengst moederministerie 2004 (in € 1 000) | |
---|---|
Omschrijving | 2004 |
artikel 10 BZK | 50 |
artikel 11 BZK | 25 |
artikel 12 BZK | 178 |
KLPD en ITO | 78 |
Totaal | 331 |
– Kosten IVOP. Deze post is de som van de direct aan de opdrachten toe te wijzen kosten van IVOP. De IVOP-kosten zijn opgebouwd uit het aantal uren per type activiteit vermenigvuldigd met de kostprijs per uur.
– Externe kosten. Deze post betreft de uitbesteding van het technisch beheer en onderhoud van het IPA-Salarissysteem (Pink Roccade Public) en de Vogel-systemen (Trilogic). Deze kosten zijn structureel en hebben een gelijkmatig verloop. In de periode 2002 tot en met 2004 bevat deze post tevens de kosten van de ingehuurde expertisebureau's in het kader van de projecten Euro en Prisc en de SSC-HRM-kosten van het eerste halfjaar 2003 waarvoor IVOP op dit moment de financiële administratie voert. De SSC-HRM-kosten na medio 2003 zijn niet in de cijfers opgenomen.
Personeelskosten. De geraamde personeelskosten zijn gebaseerd op de veronderstelde benodigde capaciteit voor het jaar 2004.
Materiële kosten. Onder deze post zijn alle reguliere materiele kosten van IVOP opgenomen voor het jaar 2004.
Afschrijvingskosten IVOP. Onder deze post zijn de afschrijvingen op de bedrijfsmiddelen van IVOP opgenomen.
In 2003 wordt een grote investering in kantoorautomatisering ten behoeve van het SSC-HRM gerealiseerd. Dit veroorzaakt in 2004 en 2005 hogere afschrijvingskosten.
Afschrijvingskosten (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Omschrijving | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 |
Salarissysteem | 0 | 0 | 0 | 0 | |||
PF/PI systemen | 33 | 0 | 0 | 0 | |||
Hardware | 71 | 76 | 159 | 139 | |||
Software | 38 | 41 | 43 | 45 | |||
Inventaris | 18 | 18 | 19 | 19 | |||
Kantoorapparatuur | 20 | 15 | 16 | 17 |
Directe kosten voor opdrachten. Hieronder zijn begrepen de bestuurs- en controlekosten. Dit zijn de kosten van IVOP in het kader van de ondersteuning van het bestuur en de AVD alsmede de kosten van de EDP-auditpool.
Afschrijvingskosten systemen. De afschrijvingskosten hebben uitsluitend betrekking op de PF/PI-systemen.
Dotaties aan voorzieningen. Omdat vaststaat dat het onderhoud en beheer van de systemen door IVOP uiterlijk 31 december 2005 zal worden stopgezet en er in het verleden slechts een beperkt beroep op de voorzieningen is gedaan is besloten de voorzieningen terug te brengen naar nihil ultimo 2002. Deze versnelde afbouw van de reservepositie is van invloed geweest op de tariefstelling voor 2001 en 2002 (de afbouw van de reserve is opgenomen in de tarieven).
3. Overzicht vermogensontwikkeling
Overzicht vermogensontwikkeling (in € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Baten-lastendienst IVOP | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 |
1. Eigen vermogen per 1 januari | 836 | 144 | 150 | 111 | 7 | 7 | 7 |
2. Saldo van baten en lasten voorafgaand jaar | – 692 | 6 | – 39 | – 104 | |||
3a. Uitkering aan moederministerie | |||||||
3b. Bijdrage moederministerie ter versterking van eigen vermogen | |||||||
3c. Overige mutaties in eigen vermogen | |||||||
3. Totaal directe mutaties in eigen vermogen | |||||||
4. Eigen vermogen per 31 december (1+2+3) | 144 | 150 | 111 | 7 | 7 | 7 | 7 |
Kasstroomoverzicht 2004 (in € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Baten-lastendienst IVOP | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 |
1. Rekening courant RIC 1 januari (incl. deposito) | 7 060 | 3 707 | 1 667 | 427 | 348 | ||
2. Totaal operationele kasstroom | – 3 129 | – 1 840 | – 1 052 | 116 | |||
3a. –/– totaal investeringen | – 224 | – 200 | – 188 | – 195 | |||
3b. +/+ totaal boekwaarde desinvesteringen | |||||||
3. Totaal investeringskasstroom | – 224 | – 200 | – 188 | – 195 | |||
4a. –/– eenmalige uitkering aan moederministerie | |||||||
4b. +/+ eenmalige storting door moederministerie | |||||||
4c. –/– aflossingen op leningen | |||||||
4d. +/+ beroep op leenfaciliteit | |||||||
4. Totaal financieringskasstroom | |||||||
5. Rekening courant RIC 31 december (incl. deposito) (=1+2+3+4) | 3 707 | 1 667 | 427 | 348 | 348 | ||
maximale roodstand € 0,5 mln) |
Met betrekking tot (de meetbaarheid van) de producten IVOP is een aantal indicatoren ontwikkeld. Deze indicatoren richten zich op de kosten per categorie onderhoud en/of beheer van het salarissysteem en van de personeel-financiële systemen. De kosten voor de deelnemers worden uitgedrukt in tarieven per IAR's. Op basis hiervan kan achteraf een beeld worden geschetst van (verbetering van) de doelmatigheid van IVOP.
De totale uitgaven aan het onderhoud en beheer van het salarissysteem worden echter beïnvloed door het aantal onderhoudsopdrachten dat in een bepaald jaar moest worden uitgevoerd. Omdat kostenbeheersing voor de deelnemers aan het samenwerkingsverband een van de belangrijkste doelstellingen is, wordt de effectiviteit van IVOP mede beoordeeld aan de hand van de meerjarige ontwikkeling in de totale kosten per systeem.
In onderstaande overzichten is de ontwikkeling van de tarieven per iar aangegeven:
Tarieven voor het Salarissysteem | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 |
---|---|---|---|---|---|---|
Basisonderhoud Salarissysteem Kern | 14,73* | 17,43 | 18,85 | 19,28 | 19,00 | 19,85 |
Basisonderhoud Standaard Interface | 1,49 | 1,49 | 0,47 | 0,70 | ||
Centrale regelgeving Salarissysteem Kern | 1,24 | 1,06 | 2,90 | 3,10 | 2,60 |
* Exclusief het tarief voor het millenniumbestendig maken (22,39).
Tarieven voor de PF/PI systemen | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 |
---|---|---|---|---|---|---|
IBIS | 2,22 | 2,22 | 2,63** | 3,13** | 2,05** | 1,05** |
IBIS-individueel | 1,36 | 1,36 | 1,40 | 1,45 | 1,50 | 1,50 |
Productie IBIS (Roccade-kosten) | 1,54 | 1,02 | ||||
SNIP | 1,95 | 1,95 | 2,38** | 2,97** | 1,30** | 0,85** |
Productie SNIP | 1,09 | 1,09 | ||||
VINK | 0,54 | 0,68 | 1,24** | 1,88** | 1,00** | 0,80** |
Productie VINK | 0,32 | 0,27 | ||||
Journalisering | 0,45 | 0,22 | ||||
CBS | 0,11 | 0,11 | 0,11 |
** Inclusief de productiekosten.
Opbouw verplichtingen (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Totaal begroting | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 |
Stand ontwerp-begroting 2003 | 4 685 296 | 4 703 618 | 4 629 166 | 4 632 330 | 4 687 795 | ||
Nota van wijziging 2003 | – 147 994 | – 20 974 | 69 882 | 132 672 | 145 673 | ||
Amendement 2003 | – 20 000 | ||||||
1e suppletore begroting 2003 | 317 250 | 216 876 | 183 227 | 196 563 | 188 341 | ||
Nog niet opgenomen in een begrotingstuk | – 106 655 | – 913 | – 51 448 | – 13 596 | 12 666 | ||
Stand ontwerp-begroting 2004 | 5 606 227 | 4 727 897 | 4 898 607 | 4 830 827 | 4 947 969 | 5 034 475 | 5 074 783 |
Opbouw uitgaven (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Totaal begroting | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 |
Stand ontwerp-begroting 2003 | 4 917 380 | 4 742 817 | 4 660 114 | 4 663 278 | 4 718 732 | ||
Nota van wijziging 2003 | – 147 994 | – 20 974 | 69 882 | 132 672 | 145 673 | ||
Amendement 2003 | – 20 000 | ||||||
1e suppletore begroting 2003 | 318 750 | 216 876 | 183 227 | 196 563 | 188 341 | ||
Nog niet opgenomen in een begrotingstuk | – 87 112 | 28 139 | – 45 211 | – 14 482 | 3 669 | ||
Stand ontwerp-begroting 2004 | 4 823 326 | 4 981 024 | 4 966 858 | 4 868 012 | 4 978 031 | 5 056 415 | 5 092 623 |
Opbouw ontvangsten (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Totaal begroting | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 |
Stand ontwerp-begroting 2003 | 207 472 | 210 581 | 215 175 | 214 355 | 214 351 | ||
Nota van wijziging 2003 | – 1 588 | – 1 588 | – 1 588 | – 1 588 | – 1 588 | ||
1e suppletore begroting 2003 | – 1 976 | 2 124 | 5 051 | 16 708 | 29 593 | ||
Nog niet opgenomen in een begrotingstuk | – 1 750 | – 251 | – 251 | – 251 | – 251 | ||
Stand ontwerp-begroting 2004 | 320 526 | 202 158 | 210 866 | 218 387 | 229 224 | 242 105 | 241 159 |
Beleidsartikel 1: Grondwet en democratie
Opbouw verplichtingen (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
1: Grondwet en democratie | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 |
Stand ontwerp-begroting 2003: | 5 428 | 4 713 | 4 683 | 5 983 | 4 172 | ||
1.1: apparaat | 5 428 | 4 713 | 4 683 | 5 983 | 4 172 | ||
1e suppletore begroting 2003: | 750 | 243 | – 111 | – 111 | – 111 | ||
1.1: apparaat | 750 | 243 | – 111 | – 111 | – 111 | ||
Nog niet opgenomen in een begrotingstuk: | – 916 | 940 | – 132 | – 130 | – 149 | ||
1.1: apparaat | – 916 | 940 | – 132 | – 130 | – 149 | ||
a. verkiezingen Europees Parlement | – 1 000 | 1 000 | |||||
b. technische bijstelling | |||||||
* toedeling loon-, prijsbijstelling, ww en ww-correctie | 119 | 123 | 112 | 114 | 95 | ||
* reallocatie (diversen) | – 35 | – 183 | – 244 | – 244 | – 244 | ||
Stand ontwerp-begroting 2004: | 8 010 | 5 262 | 5 896 | 4 440 | 5 742 | 3 912 | 3 912 |
1.1: apparaat | 8 010 | 5 262 | 5 896 | 4 440 | 5 742 | 3 912 | 3 912 |
Opbouw uitgaven (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
1: Grondwet en democratie | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 |
Stand ontwerp-begroting 2003: | 5 428 | 4 713 | 4 683 | 5 983 | 4 172 | ||
1.1: apparaat | 5 428 | 4 713 | 4 683 | 5 983 | 4 172 | ||
1e suppletore begroting 2003: | 2 250 | 243 | – 111 | – 111 | – 111 | ||
1.1: apparaat | 2 250 | 243 | – 111 | – 111 | – 111 | ||
Nog niet opgenomen in een begrotingstuk: | – 916 | 940 | – 132 | – 130 | – 149 | ||
1.1: apparaat | – 916 | 940 | – 132 | – 130 | – 149 | ||
a. verkiezingen Europees Parlement | – 1 000 | 1 000 | |||||
b. technische bijstelling | |||||||
* toedeling loon-, prijsbijstelling, ww en ww-correctie | 119 | 123 | 112 | 114 | 95 | ||
* reallocatie (diversen) | – 35 | – 183 | – 244 | – 244 | – 244 | ||
Stand ontwerp-begroting 2004: | 7 493 | 6 762 | 5 896 | 4 440 | 5 742 | 3 912 | 3 912 |
1.1: apparaat | 7 493 | 6 762 | 5 896 | 4 440 | 5 742 | 3 912 | 3 912 |
Opbouw ontvangsten (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
1: Grondwet en democratie | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 |
Stand ontwerp-begroting 2003 | 70 | 0 | 0 | 0 | 0 | ||
Stand ontwerp-begroting 2004 | 368 | 70 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Opbouw verplichtingen (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2: Politie | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 |
Stand ontwerp-begroting 2003: | 3 640 313 | 3 699 399 | 3 708 627 | 3 734 700 | 3 764 607 | ||
2.1: apparaat | 11 669 | 11 869 | 11 642 | 11 552 | 11 552 | ||
2.2: politie op regionaal niveau | 2 903 197 | 2 919 014 | 2 925 054 | 2 943 305 | 2 961 390 | ||
2.3: politie op bovenregionaal en landelijk niveau | 362 622 | 362 391 | 363 536 | 365 764 | 367 086 | ||
2.4: prestatievermogen van de politie | 58 852 | 80 287 | 74 882 | 74 782 | 74 782 | ||
2.5: adequaat niveau van politiepersoneel | 303 973 | 325 838 | 333 513 | 339 297 | 349 797 | ||
Nota van wijziging 2003: | 17 000 | 130 000 | 199 800 | 257 400 | 271 400 | ||
2.2: politie op regionaal niveau | 17 000 | 127 000 | 186 800 | 237 400 | 251 400 | ||
2.5: adequaat niveau van politiepersoneel | 3 000 | 13 000 | 20 000 | 20 000 | |||
1e suppletore begroting 2003: | 29 297 | 23 409 | 32 001 | 39 828 | 48 894 | ||
2.1: apparaat | – 17 | 587 | 785 | – 121 | – 121 | ||
2.2: politie op regionaal niveau | 9 208 | – 4 265 | – 6 106 | – 10 057 | – 10 239 | ||
2.3: politie op bovenregionaal en landelijk niveau | 7 360 | 9 847 | 13 518 | 21 532 | 21 714 | ||
2.4: prestatievermogen van de politie | 1 281 | – 1 888 | – 1 888 | – 1 888 | – 1 888 | ||
2.5: adequaat niveau van politiepersoneel | 11 465 | 19 128 | 25 692 | 30 362 | 39 428 | ||
Nog niet opgenomen in een begrotingstuk: | 124 716 | 116 588 | 113 560 | 151 109 | 158 106 | ||
2.1: apparaat | 3 474 | 3 519 | 3 677 | 3 735 | 3 735 | ||
a. technische bijstelling | |||||||
* toedeling loon-, prijsbijstelling, ww en ww-correctie | 3 218 | 3 360 | 3 553 | 3 609 | 3 609 | ||
* reallocatie (diversen) | 256 | 159 | 124 | 126 | 126 | ||
2.2: politie op regionaal niveau | 100 348 | 58 245 | 52 470 | 88 663 | 95 626 | ||
a. 15%-reeks veiligheidsenveloppe | 22 500 | 37 500 | 45 000 | 52 500 | |||
b. stelsel bewaking en beveiliging (Van den Haak) | 1 114 | 3 700 | 4 371 | 4 371 | 4 371 | ||
c. technische bijstelling | |||||||
* regieraad ICT | 30 000 | 30 000 | |||||
* Irak beveiliging diplomatieke diensten | 5 000 | ||||||
* efficiency door aanpak ziekteverzuim politie | – 1 786 | – 3 571 | – 5 357 | – 7 143 | |||
* efficiency door politie | – 30 000 | – 50 000 | – 50 000 | – 50 000 | |||
* bovenregionale teams | – 30 168 | – 30 807 | – 31 804 | – 31 810 | |||
* toedeling loon-, prijsbijstelling, ww en ww-correctie | 94 268 | 93 999 | 94 977 | 96 453 | 97 708 | ||
* reallocatie | – 34 | ||||||
2.3: politie op bovenregionaal en landelijk niveau | 16 324 | 48 902 | 50 681 | 51 779 | 50 583 | ||
a. stelsel bewaking en beveiliging (Van den Haak) | 1 786 | 6 400 | 7 429 | 7 429 | 7 429 | ||
b. technische bijstelling | |||||||
* Irak opstart LSGBO | 42 | ||||||
* Irak handboek veiligheidsbeleid | 6 000 | ||||||
* bovenregionale teams | 30 168 | 30 807 | 31 804 | 31 810 | |||
* terreurgelden | 2 875 | 2 930 | 2 930 | 1 730 | |||
* toedeling loon-, prijsbijstelling, ww en ww-correctie | 8 496 | 9 459 | 9 515 | 9 616 | 9 614 | ||
2.4: prestatievermogen van de politie | – 37 | – 3 073 | – 3 201 | – 3 203 | – 2 008 | ||
a. technische bijstelling | |||||||
* terreurgelden | – 2 875 | – 2 930 | – 2 930 | – 1 730 | |||
* reallocatie (diversen) | – 37 | – 198 | – 271 | – 273 | – 278 | ||
2.5: adequaat niveau van politiepersoneel | 4 607 | – 172 947 | – 180 374 | – 188 880 | – 197 911 | ||
a. technische bijstelling | |||||||
* overgang naar 2.6: DGVP | – 181 942 | – 190 307 | – 199 015 | – 208 081 | |||
* toedeling loon-, prijsbijstelling, ww en ww-correctie | 4 607 | 8 995 | 9 933 | 10 135 | 10 170 | ||
2.6: geneeskundige verzorging politie | 181 942 | 190 307 | 199 015 | 208 081 | |||
a. technische bijstelling | |||||||
* overgang van 2.5: DGVP | 181 942 | 190 307 | 199 015 | 208 081 | |||
Stand ontwerp-begroting 2004: | 3 853 892 | 3 811 326 | 3 969 396 | 4 053 988 | 4 183 037 | 4 243 007 | 4 277 534 |
2.1: apparaat | 14 733 | 15 126 | 15 975 | 16 104 | 15 166 | 15 166 | 15 166 |
2.2: politie op regionaal niveau | 3 061 675 | 3 029 753 | 3 099 994 | 3 158 218 | 3 259 311 | 3 298 177 | 3 317 229 |
2.3: politie op bovenregionaal en landelijk niveau | 386 368 | 386 306 | 421 140 | 427 735 | 439 075 | 439 383 | 440 858 |
2.4: prestatievermogen van de politie | 24 111 | 60 096 | 75 326 | 69 793 | 69 691 | 70 886 | 70 886 |
2.5: adequaat niveau van politiepersoneel | 367 005 | 320 045 | 175 019 | 191 831 | 200 779 | 211 314 | 225 314 |
2.6: geneeskundige verzorging politie | 181 942 | 190 307 | 199 015 | 208 081 | 208 081 |
Opbouw uitgaven (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2: Politie | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 |
Stand ontwerp-begroting 2003: | 3 681 768 | 3 670 064 | 3 692 247 | 3 718 320 | 3 748 227 | ||
2.1: apparaat | 11 669 | 11 869 | 11 643 | 11 552 | 11 552 | ||
2.2: politie op regionaal niveau | 2 945 212 | 2 890 306 | 2 908 996 | 2 927 248 | 2 945 333 | ||
2.3: politie op bovenregionaal en landelijk niveau | 361 704 | 361 763 | 363 290 | 365 518 | 366 840 | ||
2.4: prestatievermogen van de politie | 58 325 | 80 199 | 74 805 | 74 705 | 74 705 | ||
2.5: adequaat niveau van politiepersoneel | 304 858 | 325 927 | 333 513 | 339 297 | 349 797 | ||
Nota van wijziging 2003: | 17 000 | 130 000 | 199 800 | 257 400 | 271 400 | ||
2.2: politie op regionaal niveau | 17 000 | 127 000 | 186 800 | 237 400 | 251 400 | ||
2.5: adequaat niveau van politiepersoneel | 3 000 | 13 000 | 20 000 | 20 000 | |||
1e suppletore begroting 2003: | 29 297 | 23 409 | 32001 | 39 828 | 48 894 | ||
2.1: apparaat | – 17 | 587 | 785 | – 121 | – 121 | ||
2.2: politie op regionaal niveau | 9 208 | – 4 265 | – 6 106 | – 10 057 | – 10 239 | ||
2.3: politie op bovenregionaal en landelijk niveau | 7 360 | 9 847 | 13 518 | 21 532 | 21 714 | ||
2.4: prestatievermogen van de politie | 1 281 | – 1 888 | – 1 888 | – 1 888 | – 1 888 | ||
2.5: adequaat niveau van politiepersoneel | 11 465 | 19 128 | 25 692 | 30 362 | 39 428 | ||
Nog niet opgenomen in een begrotingstuk: | 124 716 | 116 588 | 113 560 | 151 109 | 158 106 | ||
2.1: apparaat | 3 474 | 3 519 | 3 677 | 3 735 | 3 735 | ||
a. technische bijstelling | |||||||
* toedeling loon-, prijsbijstelling, ww en ww-correctie | 3 218 | 3 360 | 3 553 | 3 609 | 3 609 | ||
* reallocatie (diversen) | 256 | 159 | 124 | 126 | 126 | ||
2.2: politie op regionaal niveau | 100 348 | 58 245 | 52 470 | 88 663 | 95 626 | ||
a. 15%-reeks veiligheidsenveloppe | 22 500 | 37 500 | 45 000 | 52 500 | |||
b. stelsel bewaking en beveiliging (Van den Haak) | 1 114 | 3 700 | 4 371 | 4 371 | 4 371 | ||
c. technische bijstelling | |||||||
* regieraad ICT | 30 000 | 30 000 | |||||
* Irak beveiliging diplomatieke diensten | 5 000 | ||||||
* efficiency door aanpak ziekteverzuim politie | – 1 786 | – 3 571 | – 5 357 | – 7 143 | |||
* efficiency door politie | – 30 000 | – 50 000 | – 50 000 | – 50 000 | |||
* bovenregionale teams | – 30 168 | – 30 807 | – 31 804 | – 31 810 | |||
* toedeling loon-, prijsbijstelling, ww en ww-correctie | 94 268 | 93 999 | 94 977 | 96 453 | 97 708 | ||
* reallocatie | – 34 | ||||||
2.3: politie op bovenregionaal en landelijk niveau | 16 324 | 48 902 | 50 681 | 51 779 | 50 583 | ||
a. stelsel bewaking en beveiliging (Van den Haak) | 1 786 | 6 400 | 7 429 | 7 429 | 7 429 | ||
b. technische bijstelling | |||||||
* Irak opstart LSGBO | 42 | ||||||
* Irak handboek veiligheidsbeleid | 6 000 | ||||||
* bovenregionale teams | 30 168 | 30 807 | 31 804 | 31 810 | |||
* terreurgelden | 2 875 | 2 930 | 2 930 | 1 730 | |||
* toedeling loon-, prijsbijstelling, ww en ww-correctie | 8 496 | 9 459 | 9 515 | 9 616 | 9 614 | ||
2.4: prestatievermogen van de politie | – 37 | – 3 073 | – 3 201 | – 3 203 | – 2008 | ||
a. technische bijstelling | |||||||
* terreurgelden | – 2 875 | – 2 930 | – 2 930 | – 1 730 | |||
* reallocatie (diversen) | – 37 | – 198 | – 271 | – 273 | – 278 | ||
2.5: adequaat niveau van politiepersoneel | 4 607 | – 172 947 | – 180 374 | – 188 880 | – 197 911 | ||
a. technische bijstelling | |||||||
* overgang naar 2.6: DGVP | – 181 942 | – 190 307 | – 199 015 | – 208 081 | |||
* toedeling loon-, prijsbijstelling, ww en ww-correctie | 4 607 | 8 995 | 9 933 | 10 135 | 10 170 | ||
2.6: geneeskundige verzorging politie | 181 942 | 190 307 | 199 015 | 208 081 | |||
a. technische bijstelling | |||||||
* overgang van 2.5: DGVP | 181 942 | 190 307 | 199 015 | 208 081 | |||
Stand ontwerp-begroting 2004: | 3 614 803 | 3 852 781 | 3 940 061 | 4 037 608 | 4 166 657 | 4 226 627 | 4 261 154 |
2.1: apparaat | 14 231 | 15 126 | 15 975 | 16 105 | 15 166 | 15 166 | 15 166 |
2.2: politie op regionaal niveau | 2 832 802 | 3 071 768 | 3 071 286 | 3 142 160 | 3 243 254 | 3 282 120 | 3 301 172 |
2.3: politie op bovenregionaal en landelijk niveau | 380 213 | 385 388 | 420 512 | 427 489 | 438 829 | 439 137 | 440 612 |
2.4: prestatievermogen van de politie | 19 037 | 59 569 | 75 238 | 69 716 | 69 614 | 70 809 | 70 809 |
2.5: adequaat niveau van politiepersoneel | 368 520 | 320 930 | 175 108 | 191 831 | 200 779 | 211 314 | 225 314 |
2.6: geneeskundige verzorging politie | 181 942 | 190 307 | 199 015 | 208 081 | 208 081 |
Opbouw ontvangsten (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2: Politie | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 |
Stand ontwerp-begroting 2003 | 172 250 | 175 881 | 175 881 | 175 881 | 175 881 | ||
1e suppletore begroting 2003 | – 3 582 | 4 278 | 12 641 | 21 349 | 30 415 | ||
Nog niet opgenomen in een begrotingsstuk: | |||||||
a. uitname schommelfonds | – 8 469 | ||||||
Stand ontwerp-begroting 2004 | 231 521 | 160 199 | 180 159 | 188 522 | 197 230 | 206 296 | 206 296 |
2.2.a. 15%-Reeks veiligheidsenveloppe. Dit betreft de invulling van de intensivering op het gebied van Veiligheid uit het hoofdlijnenakkoord Balkenende II.
2.2.c./4.3.b. Regieraad ICT. Op basis van het convenant politie 1999 en het door de Minister van BZK aan de Tweede Kamer aangeboden ICT-bestek politie met bijbehorend rapport van de projectgroep financiën financiert de Regieraad, in samenhang met de reeds beschikbare ICT-gelden van de korpsen, de inhaalslag op het terrein van ICT bij de politie. BZK reserveert voor de dekking van de verhoogde lasten een budget van € 4,537 mln in 2001 oplopend tot € 30,858 mln in 2005 en verdere jaren.
In 1999 is besloten de extra middelen deels centraal te houden voor de inhaalslag op het terrein van de ICT-politie. Dat meerjarige budget voor de Regieraad ICT Politie is bij 1e suppletore begroting 2001 overgeheveld van dPOL (artikel 2) naar dVIP (artikel 4).
In 2006 zal dat budget na realisatie van de inhaalslag worden toegevoegd aan de normvergoeding voor de politieregio's ter dekking van de structurele kosten van exploitatie en vervanging die voor rekening van de korpsen komen (decembercirculaire 2002). Het toevoegen aan de normvergoeding wordt gerealiseerd door de voorgestelde reallocatie (€ 30 mln).
2.2.c./2.3.c. Irak opstart LSGBO en Irak handboek veiligheidsbeleid/Irakbeveiliging diplomatieke diensten. In verband met de oorlog in Irak zijn er extra kosten gemaakt. Het betreft kosten voor intensivering van bewaking en beveiliging zowel bij de KLPD als bij de regiokorpsen (waaronder de intensivering van de beveiliging van diplomatieke vestigingen), opschaling van het NCC, extra kosten AIVD, alsmede kosten van de zogeheten veiligheidsmonitor. De totale kosten hiervan, die zijn toegerekend aan de periode van de Irak-oorlog, bedragen € 12,232 mln (zie tevens artikel 4.1.b., 4.2.b., 5.1.c., 12.1.a. en 13.3.h.).
2.2.c. Efficiency door aanpak/politie. Dit betreft de invulling van de ombuigingen uit het hoofdlijnenakkoord Balkenende II.
2.2.c. Bovenregionale teams. In 2004 vindt implementatie plaats van de Nationale Recherche en de bovenregionale recherche. Om de daarbij behorende bovenregionale en landelijke voorzieningen effectief en doelmatig te organiseren worden enerzijds bijdragen verstrekt voor de inrichting van deze nieuw te vormen Nationale Recherche (NR) bij het Korps Landelijke politiediensten en anderzijds bijdragen verstrekt voor de inrichting van 6 bovenregionale teams (BRT/IFT-combinaties) belast met de bestrijding van middelzware criminaliteit op bovenregionaal niveau en horizontale fraude.
2.3.b./2.4.a. Terreurgelden . De reallocatie betreft het op de juiste operationele doelstelling ramen van de gelden die voor de bestrijding van terreur aan de BZK-begroting zijn toegevoegd. Op het moment dat de terreurgelden werden toegevoegd aan de BZK begroting zijn deze abusievelijk op operationele doelstelling 2.4 geboekt.
Beleidsartikel 3: Rampenbeheersing en brandweer
Opbouw verplichtingen (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
3: Rampenbeheersing en brandweer | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 |
Stand ontwerp-begroting 2003: | 137 780 | 134 580 | 135 751 | 135 676 | 135 677 | ||
3.1: apparaat | 6 224 | 6 265 | 6 072 | 5 997 | 5 997 | ||
3.2: ondersteunen brandweer | 7 972 | 7 960 | 7 953 | 7 953 | 7 954 | ||
3.3: ondersteunen partners in rampenbestrijding | 123 584 | 120 355 | 121 726 | 121 726 | 121 726 | ||
Nota van wijziging 2003: | 16 000 | 20 000 | 20 000 | ||||
3.3: ondersteunen partners in rampenbestrijding | 16 000 | 20 000 | 20 000 | ||||
1e suppletore begroting 2003: | 23 936 | 254 | – 1 920 | – 1 070 | – 70 | ||
3.1: apparaat | – 180 | – 162 | – 157 | ||||
3.2: ondersteunen brandweer | 668 | – 498 | – 693 | ||||
3.3: ondersteunen partners in rampenbestrijding | 23 448 | 914 | – 1 070 | – 1 070 | – 70 | ||
Nog niet opgenomen in een begrotingstuk: | 3 117 | 2 628 | 2 464 | 2 501 | 2 468 | ||
3.1: apparaat | 3 915 | 3 740 | 3 924 | 3 840 | 3 837 | ||
a. technische bijstelling | |||||||
* toedeling loon-, prijsbijstelling, ww en ww-correctie | 2 826 | 2 893 | 3 065 | 3 102 | 3 099 | ||
* reallocatie (diversen) | 1 089 | 847 | 859 | 738 | 738 | ||
3.2: ondersteunen brandweer | 1 918 | 314 | 314 | 314 | 314 | ||
a. technische bijstelling | |||||||
* toedeling loon-, prijsbijstelling, ww en ww-correctie | 102 | 104 | 104 | 104 | 104 | ||
* reallocatie | 1 606 | ||||||
* desaldering | 210 | 210 | 210 | 210 | 210 | ||
3.3: ondersteunen partners in rampenbestrijding | – 2 716 | – 1 426 | – 1 774 | – 1 653 | – 1 683 | ||
a. technische bijstelling | |||||||
* toedeling loon-, prijsbijstelling, ww en ww-correctie | 21 | 21 | 21 | 21 | 21 | ||
* reallocatie (diversen) | – 2 737 | – 1 447 | – 1 795 | – 1 674 | – 1 704 | ||
Stand ontwerp-begroting 2004: | 163 131 | 164 833 | 137 462 | 152 295 | 157 107 | 158 075 | 158 075 |
3.1: apparaat | 12 879 | 9 959 | 9 843 | 9 839 | 9 837 | 9 834 | 9 834 |
3.2: ondersteunen brandweer | 8 856 | 10 558 | 7 776 | 7 574 | 8 267 | 8 268 | 8 268 |
3.3: ondersteunen partners in rampenbestrijding | 141 396 | 144 316 | 119 843 | 134 882 | 139 003 | 139 973 | 139 973 |
Opbouw uitgaven (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
3: Rampenbeheersing en brandweer | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 |
Stand ontwerp-begroting 2003: | 138 435 | 135 972 | 137 143 | 137 068 | 137 068 | ||
3.1: apparaat | 6 224 | 6 265 | 6 072 | 5 997 | 5 997 | ||
3.2: ondersteunen brandweer | 8 000 | 7 988 | 7 981 | 7 981 | 7 981 | ||
3.3: ondersteunen partners in rampenbestrijding | 124 211 | 121 719 | 123 090 | 123 090 | 123 090 | ||
Nota van wijziging 2003: | 16 000 | 20 000 | 20 000 | ||||
3.3: ondersteunen partners in rampenbestrijding | 16 000 | 20 000 | 20 000 | ||||
1e suppletore begroting 2003: | 23 936 | 254 | – 1 920 | – 1 070 | – 70 | ||
3.1: apparaat | – 180 | – 162 | – 157 | ||||
3.2: ondersteunen brandweer | 668 | – 498 | – 693 | ||||
3.3: ondersteunen partners in rampenbestrijding | 23 448 | 914 | – 1 070 | – 1 070 | – 70 | ||
Nog niet opgenomen in een begrotingstuk: | 3 117 | 2 628 | 2 464 | 2 501 | 2 468 | ||
3.1: apparaat | 3 915 | 3 740 | 3 924 | 3 840 | 3 837 | ||
a. technische bijstelling | |||||||
* toedeling loon-, prijsbijstelling, ww en ww-correctie | 2 826 | 2 893 | 3 065 | 3 102 | 3 099 | ||
* reallocatie (diversen) | 1 089 | 847 | 859 | 738 | 738 | ||
3.2: ondersteunen brandweer | 1 918 | 314 | 314 | 314 | 314 | ||
a. technische bijstelling | |||||||
* toedeling loon-, prijsbijstelling, ww en ww-correctie | 102 | 104 | 104 | 104 | 104 | ||
* reallocatie | 1 606 | ||||||
* desaldering | 210 | 210 | 210 | 210 | 210 | ||
3.3: ondersteunen partners in rampenbestrijding | – 2 716 | – 1 426 | – 1 774 | – 1 653 | – 1 683 | ||
a. technische bijstelling | |||||||
* toedeling loon-, prijsbijstelling, ww en ww-correctie | 21 | 21 | 21 | 21 | 21 | ||
* reallocatie (diversen) | – 2 737 | – 1 447 | – 1 795 | – 1 674 | – 1 704 | ||
Stand ontwerp-begroting 2004: | 159 965 | 165 488 | 138 854 | 153 687 | 158 499 | 159 466 | 159 466 |
3.1: apparaat | 12 319 | 9 959 | 9 843 | 9 839 | 9 837 | 9 834 | 9 834 |
3.2: ondersteunen brandweer | 9 227 | 10 586 | 7 804 | 7 602 | 8 295 | 8 295 | 8 295 |
3.3: ondersteunen partners in rampenbestrijding | 138 419 | 144 943 | 121 207 | 136 246 | 140 367 | 141 337 | 141 337 |
Opbouw ontvangsten (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
3: Rampenbeheersing en brandweer | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 |
Stand ontwerp-begroting 2003 | 40 | 40 | 40 | 40 | 40 | ||
Nog niet opgenomen in een begrotingstuk: | |||||||
a. technische bijstelling | |||||||
* desaldering | 210 | 210 | 210 | 210 | 210 | ||
Stand ontwerp-begroting 2004 | 1 242 | 250 | 250 | 250 | 250 | 250 | 250 |
Beleidsartikel 4: Partners in veiligheid
Opbouw verplichtingen (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
4: Partners in veiligheid | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 |
Stand ontwerp-begroting 2003: | 179 810 | 128 855 | 81 957 | 75 195 | 74 194 | ||
4.1: apparaat | 5 346 | 4 893 | 4 635 | 4 604 | 4 604 | ||
4.2: integraal veiligheidsbeleid | 4 580 | 4 533 | 4 220 | 4 142 | 4 142 | ||
4.3: ICT-infrastructuur | 80 922 | 75 042 | 66 865 | 60 436 | 60 436 | ||
4.4: netwerk C2000 | 87 618 | 43 043 | 5 237 | 5 013 | 5 012 | ||
4.5: projecten | 1 344 | 1 344 | 1 000 | 1 000 | 0 | ||
Amendement 2003: | – 20 000 | ||||||
4.4: netwerk C2000 | – 20 000 | ||||||
1e suppletore begroting 2003: | 38 229 | 39 084 | 1 095 | 1 095 | 1 095 | ||
4.1: apparaat | 1 048 | 860 | 756 | 747 | 747 | ||
4.2: integraal veiligheidsbeleid | 2 077 | 32 | 27 | 27 | 27 | ||
4.3: ICT-infrastructuur | 732 | 529 | 418 | 429 | 429 | ||
4.4: netwerk C2000 | 22 072 | 37 663 | – 106 | – 108 | – 108 | ||
4.5: projecten | 12 300 | ||||||
Nog niet opgenomen in een begrotingstuk: | – 43 241 | 54 191 | 15 668 | – 14 414 | 7 754 | ||
4.1: apparaat | 1 093 | 944 | 1 524 | 1 522 | 1 521 | ||
a. stelsel bewaking en beveiliging (Van den Haak) | 200 | 200 | 800 | 800 | 800 | ||
b. technische bijstelling | |||||||
* Irak opschaling NCC | 145 | ||||||
* toedeling loon-, prijsbijstelling, ww en ww-correctie | 748 | 744 | 724 | 722 | 721 | ||
4.2: integraal veiligheidsbeleid | 3 395 | 389 | – 72 | – 83 | – 104 | ||
a. stelsel bewaking en beveiliging (Van den Haak) | 1 800 | 400 | |||||
b. technische bijstelling | |||||||
* Irak veiligheidsmonitor | 460 | ||||||
* toedeling loon-, prijsbijstelling, ww en ww-correctie | 48 | 47 | 44 | 43 | 43 | ||
* reallocatie (diversen) | 1 087 | – 58 | – 116 | – 126 | – 147 | ||
4.3: ICT-infrastructuur | 587 | 545 | 280 | – 29 785 | – 8 585 | ||
a. correctie extrapolatie ICT infrastructuur | 21 200 | ||||||
b. technische bijstelling | |||||||
* regieraad ICT | – 30 000 | – 30 000 | |||||
* toedeling loon-, prijsbijstelling, ww en ww-correctie | 867 | 825 | 729 | 654 | 654 | ||
* reallocatie (diversen) | – 280 | – 280 | – 449 | – 439 | – 439 | ||
4.4: netwerk C2000 | – 51 827 | 51 802 | 13 426 | 13 422 | 13 422 | ||
a. projectorganisatie | – 50 000 | 50 000 | |||||
b. bijstelling verplichtingen | – 6 047 | 12 969 | 12 969 | 12 969 | |||
c. technische bijstelling | |||||||
* toedeling loon-, prijsbijstelling, ww en ww-correctie | 4 246 | 1 938 | 457 | 453 | 453 | ||
* reallocatie | – 26 | – 136 | |||||
4.5: projecten | 3 511 | 511 | 510 | 510 | 1 500 | ||
a. stelsel bewaking en beveiliging (Van den Haak) | 500 | 1 500 | 1 500 | 1 500 | 1 500 | ||
b. verplichtingenschuif centrum reïntegratie en nazorg | 3 000 | – 1 000 | – 1 000 | – 1 000 | |||
c. technische bijstelling | |||||||
* toedeling loon-, prijsbijstelling, ww en ww-correctie | 11 | 11 | 10 | 10 | |||
Stand ontwerp-begroting 2004: | 200 833 | 154 798 | 222 130 | 98 720 | 61 876 | 83 043 | 83 043 |
4.1: apparaat | 9 582 | 7 487 | 6 697 | 6 915 | 6 873 | 6 872 | 6 872 |
4.2: integraal veiligheidsbeleid | 52 640 | 10 052 | 4 954 | 4 175 | 4 086 | 4 065 | 4 065 |
4.3: ICT-infrastructuur | 97 771 | 82 241 | 76 116 | 67 563 | 31 080 | 52 280 | 52 280 |
4.4: netwerk C2000 | 40 840 | 37 863 | 132 508 | 18 557 | 18 327 | 18 326 | 18 326 |
4.5: projecten | 0 | 17 155 | 1 855 | 1 510 | 1 510 | 1 500 | 1 500 |
Opbouw uitgaven (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
4: Partners in veiligheid | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 |
Stand ontwerp-begroting 2003: | 268 296 | 163 030 | 94 926 | 88 164 | 87 163 | ||
4.1: apparaat | 5 346 | 4 893 | 4 635 | 4 604 | 4 604 | ||
4.2: integraal veiligheidsbeleid | 4 580 | 4 533 | 4 220 | 4 142 | 4 142 | ||
4.3: ICT-infrastructuur | 80 922 | 75 042 | 66 865 | 60 436 | 60 436 | ||
4.4: netwerk C2000 | 176 104 | 77 218 | 18 206 | 17 982 | 17 981 | ||
4.5: projecten | 1 344 | 1 344 | 1 000 | 1 000 | 0 | ||
Amendement 2003: | – 20 000 | ||||||
4.4: netwerk C2000 | – 20 000 | ||||||
1e suppletore begroting 2003: | 38 229 | 39 084 | 1 095 | 1 095 | 1 095 | ||
4.1: apparaat | 1 048 | 860 | 756 | 747 | 747 | ||
4.2: integraal veiligheidsbeleid | 2 077 | 32 | 27 | 27 | 27 | ||
4.3: ICT-infrastructuur | 732 | 529 | 418 | 429 | 429 | ||
4.4: netwerk C2000 | 22 072 | 37 663 | – 106 | – 108 | – 108 | ||
4.5: projecten | 12 300 | ||||||
Nog niet opgenomen in een begrotingstuk: | – 40 194 | 55 191 | 3 699 | – 26 383 | – 5 215 | ||
4.1: apparaat | 1 093 | 944 | 1 524 | 1 522 | 1 521 | ||
a. stelsel bewaking en beveiliging (Van den Haak) | 200 | 200 | 800 | 800 | 800 | ||
b. technische bijstelling | |||||||
* Irak opschaling NCC | 145 | ||||||
* toedeling loon-, prijsbijstelling, ww en ww-correctie | 748 | 744 | 724 | 722 | 721 | ||
4.2: integraal veiligheidsbeleid | 3 395 | 389 | – 72 | – 83 | – 104 | ||
a. stelsel bewaking en beveiliging (Van den Haak) | 1 800 | 400 | |||||
b. technische bijstelling | |||||||
* Irak veiligheidsmonitor | 460 | ||||||
* toedeling loon-, prijsbijstelling, ww en ww-correctie | 48 | 47 | 44 | 43 | 43 | ||
* reallocatie (diversen) | 1 087 | – 58 | – 116 | – 126 | – 147 | ||
4.3: ICT-infrastructuur | 587 | 545 | 280 | – 29 785 | – 8 585 | ||
a. correctie extrapolatie ICT infrastructuur | 21 200 | ||||||
b. technische bijstelling | |||||||
* regieraad ICT | – 30 000 | – 30 000 | |||||
* toedeling loon-, prijsbijstelling, ww en ww-correctie | 867 | 825 | 729 | 654 | 654 | ||
* reallocatie (diversen) | – 280 | – 280 | – 449 | – 439 | – 439 | ||
4.4: netwerk C2000 | – 45 780 | 51 802 | 457 | 453 | 453 | ||
a. projectorganisatie | – 50 000 | 50 000 | |||||
c. technische bijstelling | |||||||
* toedeling loon-, prijsbijstelling, ww en ww-correctie | 4 246 | 1 938 | 457 | 453 | 453 | ||
* reallocatie | – 26 | – 136 | |||||
4.5: projecten | 511 | 1 511 | 1 510 | 1 510 | 1 500 | ||
a. stelsel bewaking en beveiliging (Van den Haak) | 500 | 1 500 | 1 500 | 1 500 | 1 500 | ||
c. technische bijstelling | |||||||
* toedeling loon-, prijsbijstelling, ww en ww-correctie | 11 | 11 | 10 | 10 | |||
Stand ontwerp-begroting 2004: | 247 351 | 246 331 | 257 305 | 99 720 | 62 876 | 83 043 | 83 043 |
4.1: apparaat | 8 795 | 7 487 | 6 697 | 6 915 | 6 873 | 6 872 | 6 872 |
4.2: integraal veiligheidsbeleid | 49 035 | 10 052 | 4 954 | 4 175 | 4 086 | 4 065 | 4 065 |
4.3: ICT-infrastructuur | 95 507 | 82 241 | 76 116 | 67 563 | 31 080 | 52 280 | 52 280 |
4.4: netwerk C2000 | 94 014 | 132 396 | 166 683 | 18 557 | 18 327 | 18 326 | 18 326 |
4.5: projecten | 0 | 14 155 | 2 855 | 2 510 | 2 510 | 1 500 | 1 500 |
Opbouw ontvangsten (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
4: Partners in veiligheid | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 |
Stand ontwerp-begroting 2003 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | ||
Stand ontwerp-begroting 2004 | 4 312 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
4.1.b./4.2.b.Irak opschaling NCC/Irak Veiligheidsmonitor. In verband met de oorlog in Irak zijn er extra kosten gemaakt. Het betreft kosten voor intensivering van bewaking en beveiliging zowel bij de KLPD als bij de regiokorpsen (waaronder de intensivering van de beveiliging van diplomatieke vestigingen), opschaling van het NCC, extra kosten AIVD, alsmede kosten van de zogeheten veiligheidsmonitor. De totale kosten hiervan, die zijn toegerekend aan de periode van de Irak-oorlog, bedragen € 12,232 mln (zie tevens artikel 2.2.d., 2.3.c., 5.1.c., 12.1.a. en 13.3.h.).
4.3.b./2.2.d.Regieraad ICT. Op basis van het convenant politie 1999 en het door de Minister van BZK aan de Tweede Kamer aangeboden ICT-bestek politie met bijbehorend rapport van de projectgroep financiën financiert de Regieraad, in samenhang met de reeds beschikbare ICT-gelden van de korpsen, de inhaalslag op het terrein van ICT bij de politie. BZK reserveert voor de dekking van de verhoogde lasten een budget van € 4,537 mln in 2001 oplopend tot € 30,858 mln in 2005 en verdere jaren.
In 1999 is besloten de extra middelen deels centraal te houden voor de inhaalslag op het terrein van de ICT-politie. Dat meerjarige budget voor de Regieraad ICT Politie is bij 1e suppletore begroting 2001 overgeheveld van dPOL (artikel 2) naar dVIP (artikel 4).
In 2006 zal dat budget na realisatie van de inhaalslag worden toegevoegd aan de normvergoeding voor de politieregio's ter dekking van de structurele kosten van exploitatie en vervanging die voor rekening van de korpsen komen (decembercirculaire 2002). Het toevoegen aan de normvergoeding wordt gerealiseerd door de voorgestelde reallocatie (€ 30 mln).
4.4.b.Bijstelling verplichtingen. Om in de komende jaren het beschikbare budget op artikel 4.4. C2000 zowel aan de kas- als verplichtingzijde synchroon te laten lopen is deze mutatie noodzakelijk. Hiermede wordt de kas=verplichting gelijk getrokken.
Beleidsartikel 5: Nationale Veiligheid
Opbouw verplichtingen en uitgaven (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
5: Nationale Veiligheid | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 |
Stand ontwerp-begroting 2003: | 71 004 | 84 816 | 90 849 | 87 610 | 87 611 | ||
5.1: apparaat | 68 004 | 81 771 | 87 804 | 84 565 | 84 566 | ||
5.2: geheime uitgaven | 3 000 | 3 045 | 3 045 | 3 045 | 3 045 | ||
1e suppletore begroting 20 032: | 3 757 | 2 270 | 2 403 | 2 403 | 2 403 | ||
5.1: apparaat | 3 362 | 2 270 | 2 403 | 2 403 | 2 403 | ||
5.2: geheime uitgaven | 395 | ||||||
Nog niet opgenomen in een begrotingstuk: | 3 155 | – 5 536 | – 4 611 | 15 358 | 15 355 | ||
5.1: apparaat | 3 127 | – 5 564 | – 4 639 | 15 330 | 15 327 | ||
a. stelsel bewaking en beveiliging (Van den Haak) | 1 000 | 3 000 | 4 000 | 4 000 | 4 000 | ||
b. huisvesting | – 10 000 | – 10 000 | 10 000 | 10 000 | |||
c. technische bijstelling | |||||||
* Irak veiligheid | 385 | ||||||
* toedeling loon-, prijsbijstelling, ww en ww-correctie | 1 598 | 2 130 | 2 275 | 2 244 | 2 241 | ||
* reallocatie | – 133 | – 694 | – 914 | – 914 | – 914 | ||
* desaldering | 277 | ||||||
5.2: geheime uitgaven | 28 | 28 | 28 | 28 | 28 | ||
a. technische bijstelling | |||||||
* toedeling loon-, prijsbijstelling, ww en ww-correctie | 28 | 28 | 28 | 28 | 28 | ||
Stand ontwerp-begroting 2004: | 71 317(67 365) | 77 916 | 81 550 | 88 641 | 105 371 | 105 369 | 95 369 |
5.1: apparaat | 69 333(65 381) | 74 493 | 78 477 | 85 568 | 102 298 | 102 296 | 92 296 |
5.2: geheime uitgaven | 1 984(1 984) | 3 423 | 3 073 | 3 073 | 3 073 | 3 073 | 3 073 |
Opbouw ontvangsten (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
5: Nationale Veiligheid | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 |
Stand ontwerp-begroting 2003 | 91 | 91 | 91 | 91 | 91 | ||
1e suppletore begroting 2003 | 661 | ||||||
Nog niet opgenomen in een begrotingstuk: | |||||||
a. technische bijstelling | |||||||
* desaldering | 277 | ||||||
Stand ontwerp-begroting 2004 | 1 106 | 1 029 | 91 | 91 | 91 | 91 | 91 |
5.1.c. Irak veiligheid. In verband met de oorlog in Irak zijn er extra kosten gemaakt. Het betreft kosten voor intensivering van bewaking en beveiliging zowel bij de KLPD als bij de regiokorpsen (waaronder de intensivering van de beveiliging van diplomatieke vestigingen), opschaling van het NCC, extra kosten AIVD, alsmede kosten van de zogeheten veiligheidsmonitor. De totale kosten hiervan, die zijn toegerekend aan de periode van de Irak-oorlog, bedragen € 12,232 mln (zie tevens artikel 2.2.d., 2.3.c., 4.1.b., 4.2.b., 12.1.a. en 13.3.h.).
Beleidsartikel 6: Functioneren Openbaar Bestuur
Opbouw verplichtingen (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
6: Functioneren Openbaar Bestuur | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 |
Stand ontwerp-begroting 2003: | 38 847 | 39 038 | 28 167 | 26 759 | 25 914 | ||
6.1: apparaat | 8 241 | 8 240 | 8 137 | 8 062 | 8 062 | ||
6.2: inrichting en werking openbaar bestuur | 14 764 | 14 748 | 3 754 | 3 754 | 2 388 | ||
6.3: rechtspositie en arbeidsvoorwaardenbeleid politieke ambtsdragers | 5 567 | 5 774 | 6 000 | 5 367 | 5 887 | ||
6.4: faciliteren politieke partijen | 10 275 | 10 276 | 10 276 | 9 576 | 9 577 | ||
1e suppletore begroting 2003: | – 318 | – 20 | |||||
6.1: apparaat | – 415 | – 20 | |||||
6.2: inrichting en werking openbaar bestuur | – 13 | ||||||
6.3: rechtspositie en arbeidsvoorwaardenbeleid politieke ambtsdragers | 110 | ||||||
Nog niet opgenomen in een begrotingstuk: | – 13 776 | – 3 808 | 6 899 | 7 255 | 7 190 | ||
6.1: apparaat | 402 | 2 | – 88 | – 89 | – 90 | ||
a. technische bijstelling | |||||||
* toedeling loon-, prijsbijstelling, ww en ww-correctie | 231 | 260 | 256 | 255 | 254 | ||
* herschikkingen DGOB | 171 | ||||||
* reallocatie (diversen) | – 258 | – 344 | – 344 | – 344 | |||
6.2: inrichting en werking openbaar bestuur | – 15 765 | – 9 114 | 1 877 | 1 876 | 1 797 | ||
a. verplichtingen Den Haag | – 11 000 | – 11 000 | |||||
b. technische bijstelling | |||||||
* overgang van 12.2: Oorlogsgravenstichting | 2 291 | 2 296 | 2 296 | 2 296 | |||
* herschikkingen DGOB | – 3 971 | – 180 | |||||
* toedeling loon-, prijsbijstelling, ww en ww-correctie | 39 | 118 | 117 | 116 | 102 | ||
* reallocatie (diversen) | – 833 | – 343 | – 536 | – 536 | – 601 | ||
6.3: rechtspositie en arbeidsvoorwaardenbeleid politieke ambtsdragers | 1 762 | – 29 | – 222 | 159 | 174 | ||
a. professionaliseringsfonds burgemeesters | 1 400 | – 600 | – 800 | ||||
b. technische bijstelling | |||||||
* toedeling loon-, prijsbijstelling, ww en ww-correctie | 162 | 171 | 178 | 159 | 174 | ||
* overboeking | 200 | 400 | 400 | ||||
6.4: faciliteren politieke partijen | – 175 | 5 333 | 5 332 | 5 309 | 5 309 | ||
a. verplichtingen subsidie politieke partijen | – 508 | ||||||
b. technische bijstelling | |||||||
* subsidie politieke partijen | 5 000 | 5 000 | 5 000 | 5 000 | |||
* toedeling loon-, prijsbijstelling, ww en ww-correctie | 333 | 333 | 332 | 309 | 309 | ||
Stand ontwerp-begroting 2004: | 76 101 | 24 753 | 35 210 | 35 066 | 34 014 | 33 104 | 33 104 |
6.1: apparaat | 8 001 | 8 228 | 8 222 | 8 049 | 7 973 | 7 972 | 7 972 |
6.2: inrichting en werking openbaar bestuur | 49 243 | – 1 014 | 5 634 | 5 631 | 5 630 | 4 185 | 4 185 |
6.3: rechtspositie en arbeidsvoorwaardenbeleid politieke ambtsdragers | 6 268 | 7 439 | 5 745 | 5 778 | 5 526 | 6 061 | 6 061 |
6.4: faciliteren politieke partijen | 12 589 | 10 100 | 15 609 | 15 608 | 14 885 | 14 886 | 14 886 |
Opbouw uitgaven (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
6: Functioneren Openbaar Bestuur | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 |
Stand ontwerp-begroting 2003: | 38 847 | 39 038 | 28 167 | 26 759 | 25 914 | ||
6.1: apparaat | 8 241 | 8 240 | 8 137 | 8 062 | 8 062 | ||
6.2: inrichting en werking openbaar bestuur | 14 764 | 14 748 | 3 754 | 3 754 | 2 388 | ||
6.3: rechtspositie en arbeidsvoorwaardenbeleid politieke ambtsdragers | 5 567 | 5 774 | 6 000 | 5 367 | 5 887 | ||
6.4: faciliteren politieke partijen | 10 275 | 10 276 | 10 276 | 9 576 | 9 577 | ||
1e suppletore begroting 2003: | – 318 | – 20 | |||||
6.1: apparaat | – 415 | – 20 | |||||
6.2: inrichting en werking openbaar bestuur | – 13 | ||||||
6.3: rechtspositie en arbeidsvoorwaardenbeleid politieke ambtsdragers | 110 | ||||||
Nog niet opgenomen in een begrotingstuk: | – 3 668 | 7 792 | 7 699 | 7 255 | 7 190 | ||
6.1: apparaat | 402 | 2 | – 88 | – 89 | – 90 | ||
a. technische bijstelling | |||||||
* toedeling loon-, prijsbijstelling, ww en ww-correctie | 231 | 260 | 256 | 255 | 254 | ||
* herschikkingen DGOB | 171 | ||||||
* reallocatie (diversen) | – 258 | – 344 | – 344 | – 344 | |||
6.2: inrichting en werking openbaar bestuur | – 4 765 | 1 886 | 1 877 | 1 876 | 1 797 | ||
b. technische bijstelling | |||||||
* overgang van 12.2: Oorlogsgravenstichting | 2 291 | 2 296 | 2 296 | 2 296 | |||
* herschikkingen DGOB | – 3 971 | – 180 | |||||
* toedeling loon-, prijsbijstelling, ww en ww-correctie | 39 | 118 | 117 | 116 | 102 | ||
* reallocatie (diversen) | – 833 | – 343 | – 536 | – 536 | – 601 | ||
6.3: rechtspositie en arbeidsvoorwaardenbeleid politieke ambtsdragers | 362 | 571 | 578 | 159 | 174 | ||
b. technische bijstelling | |||||||
* toedeling loon-, prijsbijstelling, ww en ww-correctie | 162 | 171 | 178 | 159 | 174 | ||
* overboeking | 200 | 400 | 400 | ||||
6.4: faciliteren politieke partijen | 333 | 5 333 | 5 332 | 5 309 | 5 309 | ||
b. technische bijstelling | |||||||
* subsidie politieke partijen | 5 000 | 5 000 | 5 000 | 5 000 | |||
* toedeling loon-, prijsbijstelling, ww en ww-correctie | 333 | 333 | 332 | 309 | 309 | ||
Stand ontwerp-begroting 2004: | 51 672 | 34 861 | 46 810 | 35 866 | 34 014 | 33 104 | 33 104 |
6.1: apparaat | 7 861 | 8 228 | 8 222 | 8 049 | 7 973 | 7 972 | 7 972 |
6.2: inrichting en werking openbaar bestuur | 26 481 | 9 986 | 16 634 | 5 631 | 5 630 | 4 185 | 4 185 |
6.3: rechtspositie en arbeidsvoorwaardenbeleid politieke ambtsdragers | 6 049 | 6 039 | 6 345 | 6 578 | 5 526 | 6 061 | 6 061 |
6.4: faciliteren politieke partijen | 11 281 | 10 608 | 15 609 | 15 608 | 14 885 | 14 886 | 14 886 |
Opbouw ontvangsten (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
6: Functioneren Openbaar Bestuur | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 |
Stand ontwerp-begroting 2003 | 172 | 168 | 163 | 159 | 155 | ||
Stand ontwerp-begroting 2004 | 4 901 | 172 | 168 | 163 | 159 | 155 | 155 |
6.2.a. Herindeling Den Haag. Dit zijn tegenboekingen van de verhogingen van de verplichtingenramingen die zijn gemeld bij Nota van wjjziging 2002 (kamerstukken II, 2001/2002, 28 000 VII, nr 25).
6.2.b. Oorlogsgravenstichti ng. Met ingang van de ontwerp-begroting 2004 zijn diverse regelingen die voorheen waren geraamd op artikel 12 Algemeen overgebracht naar het beleidsterrein waartoe ze behoren (zie ook 9.3.b., 10.5.a., 12.2.a. en B.5.3 Was/wordt-tabel).
Beleidsartikel 7: Informatiebeleid Openbare Sector
Opbouw verplichtingen (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
7: Informatiebeleid Openbare Sector | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 |
Stand ontwerp-begroting 2003: | 61 234 | 58 304 | 57 807 | 54 792 | 54 792 | ||
7.1: apparaat | 2 231 | 2 210 | 2 136 | 2 116 | 2 116 | ||
7.2: verbeteren ICT-voorzieningen | 9 499 | 8 904 | 8 496 | 8 495 | 8 495 | ||
7.3: instandhouden en optimaliseren ICT-voorzieningen | 15 338 | 15 233 | 15 214 | 12 225 | 12 225 | ||
7.4: reisdocumenten en GBA-stelsel | 34 166 | 31 957 | 31 961 | 31 956 | 31 956 | ||
1e suppletore begroting 2003: | 8 968 | 2 419 | – 2 898 | 51 | 3 870 | ||
7.1: apparaat | 220 | – 6 | |||||
7.2: verbeteren ICT-voorzieningen | – 884 | – 95 | 18 | 18 | 18 | ||
7.3: instandhouden en optimaliseren ICT-voorzieningen | 200 | ||||||
7.4: reisdocumenten en GBA stelsel | 9 432 | 2 520 | – 2 916 | 33 | 3 852 | ||
Nog niet opgenomen in een begrotingstuk: | 55 257 | – 9 670 | – 15 333 | – 13 306 | – 6 185 | ||
7.1: apparaat | 61 | – 5 | – 33 | – 33 | – 33 | ||
a. technische bijstelling | |||||||
* toedeling loon-, prijsbijstelling, ww en ww-correctie | 61 | 67 | 64 | 64 | 64 | ||
* reallocatie (diversen) | – 72 | – 97 | – 97 | – 97 | |||
7.2: verbeteren ICT-voorzieningen | 27 199 | – 617 | – 1 789 | – 8 109 | – 3 009 | ||
a. verplichtingen IOS | 7 637 | – 2 839 | – 2 494 | – 2 304 | |||
b. verplichtingen IOS-deel | 7 500 | – 1 500 | – 2 000 | – 2 000 | – 2 000 | ||
c. verplichtingenschuif EGEM | 7 500 | – 1 500 | – 2 000 | – 2 000 | – 2 000 | ||
d. kiezen op afstand | – 3 800 | 3 800 | |||||
e. technische bijstelling | |||||||
* correctie kiezen op afstand | 3 345 | ||||||
* bijdrage IOS | – 3 700 | – 3 700 | |||||
* NAP | 6 232 | ||||||
* omhanging IOS | – 4 189 | – 176 | 3 248 | 269 | 3 065 | ||
* herschikkingen DGOB | 1 645 | 60 | |||||
* toedeling loon-, prijsbijstelling, ww en ww-correctie | 99 | 206 | 204 | 173 | 173 | ||
* overboeking (diversen) | 1 077 | 1 577 | 2 077 | 2 077 | 2 077 | ||
* reallocatie (diversen) | 153 | – 245 | – 824 | – 624 | – 624 | ||
7.3: instandhouden en optimaliseren ICT-voorzieningen | 32 184 | – 10 069 | – 13 505 | – 5 158 | – 3 137 | ||
a. verplichtingen IOS | 10 198 | – 5 099 | – 5 099 | ||||
b. verplichtingenruimte CAS | 15 021 | – 5 118 | – 5 086 | – 4 817 | |||
c. technische bijstelling | |||||||
* omhanging IOS | 4 189 | 176 | – 3 248 | – 269 | – 3 065 | ||
* herschikkingen DGOB | 2 115 | ||||||
* toedeling loon-, prijsbijstelling, ww en ww-correctie | 198 | 93 | 88 | 88 | 88 | ||
* reallocatie (diversen) | 463 | – 121 | – 160 | – 160 | – 160 | ||
7.4: reisdocumenten en GBA-stelsel | – 4 187 | 1 021 | – 6 | – 6 | – 6 | ||
a. bijdrage aan BPR | – 900 | 900 | |||||
b. technische bijstelling | |||||||
* correctie kiezen op afstand | – 3 345 | ||||||
* herschikkingen DGOB | 40 | 120 | |||||
* toedeling loon-, prijsbijstelling, ww en ww-correctie | 18 | 19 | 18 | 18 | 18 | ||
* reallocatie | – 18 | – 24 | – 24 | – 24 | |||
Stand ontwerp-begroting 2004: | 109 299 | 125 459 | 51 053 | 39 576 | 41 537 | 52 477 | 55 458 |
7.1: apparaat | 2 338 | 2 512 | 2 199 | 2 103 | 2 083 | 2 083 | 2 083 |
7.2: verbeteren ICT-voorzieningen | 14 907 | 35 814 | 8 192 | 6 725 | 404 | 5 504 | 11 504 |
7.3: instandhouden en optimaliseren ICT-voorzieningen | 45 038 | 47 722 | 5 164 | 1 709 | 7 067 | 9 088 | 9 088 |
7.4: reisdocumenten en GBA-stelsel | 47 016 | 39 411 | 35 498 | 29 039 | 31 983 | 35 802 | 32 783 |
Opbouw uitgaven (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
7: Informatiebeleid Openbare Sector | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 |
Stand ontwerp-begroting 2003: | 61 234 | 58 304 | 57 807 | 54 792 | 54 792 | ||
7.1: apparaat | 2 231 | 2 210 | 2 136 | 2 116 | 2 116 | ||
7.2: verbeteren ICT-voorzieningen | 9 499 | 8 904 | 8 496 | 8 495 | 8 495 | ||
7.3: instandhouden en optimaliseren ICT-voorzieningen | 15 338 | 15 233 | 15 214 | 12 225 | 12 225 | ||
7.4: reisdocumenten en GBA-stelsel | 34 166 | 31 957 | 31 961 | 31 956 | 31 956 | ||
1e suppletore begroting 2003: | 8 968 | 2 419 | – 2 898 | 51 | 3 870 | ||
7.1: apparaat | 220 | – 6 | |||||
7.2: verbeteren ICT-voorzieningen | – 884 | – 95 | 18 | 18 | 18 | ||
7.3: instandhouden en optimaliseren ICT-voorzieningen | 200 | ||||||
7.4: reisdocumenten en GBA stelsel | 9 432 | 2 520 | – 2 916 | 33 | 3 852 | ||
Nog niet opgenomen in een begrotingstuk: | 7 401 | 6 386 | 1 346 | – 2 185 | – 2 185 | ||
7.1: apparaat | 61 | – 5 | – 33 | – 33 | – 33 | ||
a. technische bijstelling | |||||||
* toedeling loon-, prijsbijstelling, ww en ww-correctie | 61 | 67 | 64 | 64 | 64 | ||
* reallocatie (diversen) | – 72 | – 97 | – 97 | – 97 | |||
7.2: verbeteren ICT-voorzieningen | 4 562 | 2 610 | 2 211 | – 4 109 | 991 | ||
d. kiezen op afstand | – 3 800 | 3 800 | |||||
e. technische bijstelling | |||||||
* correctie kiezen op afstand | 3 345 | ||||||
* bijdrage IOS | – 3 700 | – 3 700 | |||||
* NAP | 6 232 | ||||||
* omhanging IOS | – 4 189 | – 2 788 | 754 | – 2 035 | 3 065 | ||
* herschikkingen DGOB | 1 645 | 60 | |||||
* toedeling loon-, prijsbijstelling, ww en ww-correctie | 99 | 206 | 204 | 173 | 173 | ||
* overboeking (diversen) | 1 077 | 1 577 | 2 077 | 2 077 | 2 077 | ||
* reallocatie (diversen) | 153 | – 245 | – 824 | – 624 | – 624 | ||
7.3: instandhouden en optimaliseren ICT-voorzieningen | 6 965 | 2 760 | – 826 | 1 963 | – 3 137 | ||
c. technische bijstelling | |||||||
* omhanging IOS | 4 189 | 2 788 | – 754 | 2 035 | – 3 065 | ||
* herschikkingen DGOB | 2 115 | ||||||
* toedeling loon-, prijsbijstelling, ww en ww-correctie | 198 | 93 | 88 | 88 | 88 | ||
* reallocatie (diversen) | 463 | – 121 | – 160 | – 160 | – 160 | ||
7.4: reisdocumenten en GBA-stelsel | – 4 187 | 1 021 | – 6 | – 6 | – 6 | ||
a. bijdrage aan BPR | – 900 | 900 | |||||
b. technische bijstelling | |||||||
* correctie kiezen op afstand | – 3 345 | ||||||
* herschikkingen DGOB | 40 | 120 | |||||
* toedeling loon-, prijsbijstelling, ww en ww-correctie | 18 | 19 | 18 | 18 | 18 | ||
* reallocatie | – 18 | – 24 | – 24 | – 24 | |||
Stand ontwerp-begroting 2004: | 93 618 | 77 603 | 67 109 | 56 255 | 52 658 | 56 477 | 55 458 |
7.1: apparaat | 2 373 | 2 512 | 2 199 | 2 103 | 2 083 | 2 083 | 2 083 |
7.2: verbeteren ICT-voorzieningen | 14 795 | 13 177 | 11 419 | 10 725 | 4 404 | 9 504 | 11 504 |
7.3: instandhouden en optimaliseren ICT-voorzieningen | 29 434 | 22 503 | 17 993 | 14 388 | 14 188 | 9 088 | 9 088 |
7.4: reisdocumenten en GBA-stelsel | 47 016 | 39 411 | 35 498 | 29 039 | 31 983 | 35 802 | 32 783 |
Opbouw ontvangsten (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
7: Informatiebeleid Openbare Sector | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 |
Stand ontwerp-begroting 2003 | 31 198 | 30 750 | 35 349 | 34 533 | 34 533 | ||
1e suppletore begroting 2003 | – 2 198 | – 2 154 | – 7 590 | – 4 641 | – 822 | ||
Nog niet opgenomen in een begrotingstuk: | |||||||
a. technische bijstelling | |||||||
* desaldering | 6 232 | ||||||
Stand ontwerp-begroting 2004 | 53 671 | 35 232 | 28 596 | 27 759 | 29 892 | 33 711 | 32 765 |
7.2.a. Verplichtingen IOS. In 2003 is de meerjarige verplichting aangelegd voor ELO, SDU, OPN en Superpilots Den Haag en Enschede. De verplichtingen met betrekking tot ELO, SDU en OPN komen tot betaling in 2004, 2005 en 2006. De verplichtingen van superpilots komen in 2004 tot betaling. Deze mutatie betreft een technische exercitie.
7.2.b./c. Verplichtingen IOS-deel/Verplichtingenschuif EGEM. In 2003 zijn meerjarige verplichtingen aangelegd voor EGEM; voor zowel deel BZK als deel VNG. De verplichtingen komen tot betaling in 2004, 2005, 2006 en 2007. Ook deze mutatie betreft een technische exercitie.
7.2.e./7.4.b. Kiezen op Afstand (KOA). Bij 1e suppletore begroting 2003 is de eindejaarsmarge 2002 met betrekking tot KOA abusievelijk op artikel 7.4 geboekt in plaats van artikel 7.2. Door middel van deze correctie vindt overboeking naar het juiste artikel.
7.2.e./7.a. NAP. De desalderingsboeking NAP heeft betrekking op de ontvangsten (en uitgaven) van gelden van EZ voor de volgende programma's OL2000, officiële publicaties, X-pin regeling, veegactie, decentrale wettenbank, rijksproductencatalogus, testbed, PKI en RYX.
7.3.a. Verplichtingen IOS. In 2003 is voor het RYX programma meerjarige verplichtingruimte naar voren gehaald. De verplichtingen komen tot betaling in 2004 en 2005. Deze mutatie betreft een technische exercitie.
7.3.b. Verplichtingenruimte CAS. Door middel van een overeenkomst tussen DGOB en de baten-lastendienst CAS is zekerheid verschaft aan CAS voor de jaren 2003 tot en met 2006 conform de in de begroting vastgelegde bedragen. In de meerjarige reeks in de begroting 2003 is voor CAS een reeks opgenomen kas=verplichtingen. Door de afspraak tussen DGOB en CAS zijn de in 2003 tot en met 2006 verschuldigde bedragen echter al in 2003 verplicht. Deze verplichtingenmutatie legt de actuele situatie vast.
Beleidsartikel 8: Integratie Minderheden
Opbouw verplichtingen en uitgaven (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
8: Integratie Minderheden | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 |
Stand ontwerp-begroting 2003: | 163 815 | 149 880 | 120 023 | 119 068 | 120 067 | ||
8.1: apparaat | 3 081 | 3 056 | 3 030 | 3 004 | 3 004 | ||
8.2: positieverbetering etnische minderheden | 27 798 | 27 650 | 5 707 | 5 680 | 5 680 | ||
8.3: coördineren inburgering nieuwkomers en oudkomers | 74 402 | 74 019 | 74 284 | 74 262 | 74 262 | ||
8.4: huisvesting statushouders door gemeenten | 25 872 | 11 505 | 2 366 | 498 | 498 | ||
8.5: remigratieregeling | 32 662 | 33 650 | 34 636 | 35 624 | 36 623 | ||
Nota van wijziging 2003: | – 163 815 | – 149 880 | – 120 023 | – 119 068 | – 120 067 | ||
8.1: apparaat | – 3 081 | – 3 056 | – 3 030 | – 3 004 | – 3 004 | ||
8.2: positieverbetering etnische minderheden | – 27 798 | – 27 650 | – 5 707 | – 5 680 | – 5 680 | ||
8.3: coördineren inburgering nieuwkomers en oudkomers | – 74 402 | – 74 019 | – 74 284 | – 74 262 | – 74 262 | ||
8.4: huisvesting statushouders door gemeenten | – 25 872 | – 11 505 | – 2 366 | – 498 | – 498 | ||
8.5: remigratieregeling | – 32 662 | – 33 650 | – 34 636 | – 35 624 | – 36 623 | ||
1e suppletore begroting 2003: | 1 600 | ||||||
8.3: coördineren inburgering nieuwkomers en oudkomers | 430 | ||||||
8.5: remigratieregeling | 1 170 | ||||||
Nog niet opgenomen in een begrotingstuk: | – 1 600 | ||||||
8.3: coördineren inburgering nieuwkomers en oudkomers | – 430 | ||||||
a. technische bijstelling | |||||||
* overboeking | – 430 | ||||||
8.5: remigratieregeling | – 1 170 | ||||||
a. technische bijstelling | |||||||
* overboeking | – 1 170 | ||||||
Stand ontwerp-begroting 2004: | 216 762(161 095) | Vervallen | Vervallen | Vervallen | Vervallen | Vervallen | |
8.1: apparaat | 4 273(4 273) | Vervallen | Vervallen | Vervallen | Vervallen | Vervallen | |
8.2: positieverbetering etnische minderheden | 38 904(25 230) | Vervallen | Vervallen | Vervallen | Vervallen | Vervallen | |
8.3: coördineren inburgering nieuwkomers en oudkomers | 121 203(82 662) | Vervallen | Vervallen | Vervallen | Vervallen | Vervallen | |
8.4: huisvesting statushouders door gemeenten | 24 415(24 425) | Vervallen | Vervallen | Vervallen | Vervallen | Vervallen | |
8.5: remigratieregeling | 27 967(24 505) | Vervallen | Vervallen | Vervallen | Vervallen | Vervallen |
Opbouw ontvangsten (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
8: Integratie Minderheden | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 |
Stand ontwerp-begroting 2003 | 1 588 | 1 588 | 1 588 | 1 588 | 1 588 | ||
Nota van wijziging 2003 | – 1 588 | – 1 588 | – 1 588 | – 1 588 | – 1 588 | ||
Stand ontwerp-begroting 2004 | 3 648 | Vervallen | Vervallen | Vervallen | Vervallen | Vervalen |
Beleidsartikel 9: Grotestedenbeleid
Opbouw verplichtingen (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
9: Grotestedenbeleid | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 |
Stand ontwerp-begroting 2003: | 68 758 | 98 212 | 97 478 | 96 697 | 96 697 | ||
9.1: apparaat | 3 605 | 3 570 | 3 534 | 3 499 | 3 499 | ||
9.2: faciliteren grotestedenbeleid | 5 069 | 3 259 | 3 265 | 3 272 | 3 272 | ||
9.3: stimuleren grotestedenbeleid | 60 084 | 91 383 | 90 679 | 89 926 | 89 926 | ||
Nota van wijziging 2003: | – 24 884 | – 24 707 | – 24 707 | ||||
9.3: stimuleren grotestedenbeleid | – 24 884 | – 24 707 | – 24 707 | ||||
Amendement 2003: | 5 000 | 5 000 | 5 000 | 5 000 | 5 000 | ||
9.3: stimuleren grotestedenbeleid | 5 000 | 5 000 | 5 000 | 5 000 | 5 000 | ||
1e suppletore begroting 2003: | 10 513 | – 9 | – 5 000 | – 5 000 | – 5 000 | ||
9.1: apparaat | 389 | 36 | 45 | 45 | 45 | ||
9.2: faciliteren grotestedenbeleid | 4 748 | 381 | 46 | 46 | 46 | ||
9.3: stimuleren grotestedenbeleid | 5 376 | – 426 | – 5 091 | – 5 091 | – 5 091 | ||
Nog niet opgenomen in een begrotingstuk: | – 50 430 | – 1 216 | 570 | 1 313 | 1 282 | ||
9.1: apparaat | 105 | – 6 | – 50 | – 51 | – 51 | ||
a. technische bijstelling | |||||||
* toedeling loon-, prijsbijstelling, ww en ww-correctie | 105 | 118 | 116 | 115 | 115 | ||
* reallocatie (diversen) | – 124 | – 166 | – 166 | – 166 | |||
9.2: faciliteren grotestedenbeleid | – 1 527 | – 459 | – 689 | – 378 | – 407 | ||
a. verplichtingenschuif | – 2 156 | – 234 | – 553 | – 100 | – 100 | ||
b. jaarboek GSB | 612 | – 300 | – 312 | ||||
c. technische bijstelling | |||||||
* toedeling loon-, prijsbijstelling, ww en ww-correctie | 53 | 34 | 34 | 34 | 34 | ||
* reallocatie (diversen) | – 36 | 41 | 142 | – 312 | – 341 | ||
9.3: stimuleren grotestedenbeleid | – 49 008 | – 751 | 1 309 | 1 742 | 1 740 | ||
a. bijstelling verplichtingen Montfrans, buurt aan zet, 24-uurs opvang | – 52 700 | ||||||
b. technische bijstelling | |||||||
* overgang van 12.2: werkgelegen-heidssimpuls | |||||||
* voortijdige schoolverlaters | 21 780 | ||||||
* inburgering oudkomers | – 24 884 | ||||||
* toedeling loon-, prijsbijstelling, ww en ww-correctie | 3 692 | 2 603 | 1 763 | 1 742 | 1 740 | ||
* reallocatie (diversen) | – 250 | – 454 | |||||
Stand ontwerp-begroting 2004: | 433 349 | 33 841 | 101 987 | 73 164 | 73 303 | 73 272 | 73 372 |
9.1: apparaat | 4 230 | 4 099 | 3 600 | 3 529 | 3 493 | 3 493 | 3 493 |
9.2: faciliteren grotestedenbeleid | 7 453 | 8 290 | 3 181 | 2 622 | 2 940 | 2 911 | 3 011 |
9.3: stimuleren grotestedenbeleid | 421 666 | 21 452 | 95 206 | 67 013 | 66 870 | 66 868 | 66 868 |
Opbouw uitgaven (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
9: Grotestedenbeleid | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 |
Stand ontwerp-begroting 2003: | 147 716 | 108 649 | 107 915 | 107 134 | 107 134 | ||
9.1: apparaat | 3 605 | 3 570 | 3 534 | 3 499 | 3 499 | ||
9.2: faciliteren grotestedenbeleid | 5 069 | 3 259 | 3 265 | 3 272 | 3 272 | ||
9.3: stimuleren grotestedenbeleid | 139 042 | 101 820 | 101 116 | 100 363 | 100 363 | ||
Nota van wijziging 2003: | – 24 884 | – 24 707 | – 24 707 | ||||
9.3: stimuleren grotestedenbeleid | – 24 884 | – 24 707 | – 24 707 | ||||
Amendement 2003: | 5 000 | 5 000 | 5 000 | 5 000 | 5 000 | ||
9.3: stimuleren grotestedenbeleid | 5 000 | 5 000 | 5 000 | 5 000 | 5 000 | ||
1e suppletore begroting 2003: | 10 513 | – 9 | – 5 000 | – 5 000 | – 5 000 | ||
9.1: apparaat | 389 | 36 | 45 | 45 | 45 | ||
9.2: faciliteren grotestedenbeleid | 4 748 | 381 | 46 | 46 | 46 | ||
9.3: stimuleren grotestedenbeleid | 5 376 | – 426 | – 5 091 | – 5 091 | – 5 091 | ||
Nog niet opgenomen in een begrotingstuk: | 3 814 | 21 710 | 23 827 | 23 805 | 23 774 | ||
9.1: apparaat | 105 | – 6 | – 50 | – 51 | – 51 | ||
a. technische bijstelling | |||||||
* toedeling loon-, prijsbijstelling, ww en ww-correctie | 105 | 118 | 116 | 115 | 115 | ||
* reallocatie (diversen) | 0 | – 124 | – 166 | – 166 | – 166 | ||
9.2: faciliteren grotestedenbeleid | 17 | 75 | 176 | – 278 | – 307 | ||
c. technische bijstelling | |||||||
* toedeling loon-, prijsbijstelling, ww en ww-correctie | 53 | 34 | 34 | 34 | 34 | ||
* reallocatie (diversen) | – 36 | 41 | 142 | – 312 | – 341 | ||
9.3: stimuleren grotestedenbeleid | 3 692 | 21 641 | 23 701 | 24 134 | 24 132 | ||
b. technische bijstelling | |||||||
* overgang van 12.2: werkgelegenheidsimpuls | 22 392 | 22 392 | 22 392 | 22 392 | |||
* voortijdige schoolverlaters | 21 780 | ||||||
* inburgering oudkomers | – 24 884 | ||||||
* toedeling loon-, prijsbijstelling, ww en ww-correctie | 3 692 | 2 603 | 1 763 | 1 742 | 1 740 | ||
* reallocatie (diversen) | – 250 | – 454 | |||||
Stand ontwerp-begroting 2004: | 141 987 | 167 043 | 135 350 | 106 858 | 106 232 | 106 201 | 106 201 |
9.1: apparaat | 4 224 | 4 099 | 3 600 | 3 529 | 3 493 | 3 493 | 3 493 |
9.2: faciliteren grotestedenbeleid | 4 444 | 9 834 | 3 715 | 3 487 | 3 040 | 3 011 | 3 011 |
9.3: stimuleren grotestedenbeleid | 133 319 | 153 110 | 128 035 | 99 842 | 99 699 | 99 697 | 99 697 |
Opbouw ontvangsten (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
9: Grotestedenbeleid | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 |
Stand ontwerp-begroting 2003 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | ||
Stand ontwerp-begroting 2004 | 323 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
9.3.a. Bijstelling verplichtingen Montfrans, buurt aan zet, 24-uurs opvang. Bij 2e suppletore begroting 2002 is besloten om het geheel van GSB-regelingen overzichtelijker te maken door de verplichtingen opnieuw aan te maken, maar dan per stad. In latere jaren leidt dit tot een neerwaartse bijstelling van de verplichtingen.
9.3.b. Werkgelegenheidsimpuls. Met ingang van de ontwerp-begroting 2004 zijn diverse regelingen die voorheen waren geraamd op artikel 12 Algemeen overgebracht naar het beleidsterrein waartoe ze behoren (zie ook 6.2.b., 10.5.a., 12.2.a. en B.5.3 Was/wordt-tabel).
Beleidsartikel 10: Arbeidszaken overheid
Opbouw verplichtingen en uitgaven (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
10: Arbeidszaken overheid | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 |
Stand ontwerp-begroting 2003: | 29 782 | 29 632 | 29 594 | 29 417 | 29 416 | ||
10.1: apparaat | 12 976 | 12 953 | 13 034 | 12 976 | 12 976 | ||
10.2: arbeidsmarktpositie collectieve sector | 8 942 | 8 934 | 8 934 | 8 934 | 8 934 | ||
10.3: ambtelijk overlegstelsel en integriteitsvraagstukken | 6 628 | 6 509 | 6 390 | 6 271 | 6 271 | ||
10.4: Nederlandse presentie in organen van de EU | 1 236 | 1 236 | 1 236 | 1 236 | 1 235 | ||
1e suppletore begroting 2003: | 2 124 | 519 | 298 | 298 | – 1 102 | ||
10.1: apparaat | – 50 | – 146 | – 386 | – 876 | – 984 | ||
10.2: arbeidsmarktpositie collectieve sector | 2 203 | 770 | 810 | 1 268 | – 24 | ||
10.3: ambtelijk overlegstelsel en integriteitsvraagstukken | – 19 | – 95 | – 116 | – 84 | – 84 | ||
10.4: Nederlandse presentie in organen van de EU | – 10 | – 10 | – 10 | – 10 | – 10 | ||
Nog niet opgenomen in een begrotingstuk: | 543 | 58 157 | 54 980 | 55 309 | 55 961 | ||
10.1: apparaat | 283 | – 147 | – 302 | – 303 | – 304 | ||
a. technische bijstelling | |||||||
* toedeling loon-, prijsbijstelling, ww en ww-correctie | 306 | 326 | 324 | 323 | 322 | ||
* reallocatie (diversen) | – 23 | – 473 | – 626 | – 626 | – 626 | ||
10.2: arbeidsmarktpositie collectieve sector | 104 | – 9 704 | – 9 744 | – 10 202 | – 8 910 | ||
a. technische bijstelling | |||||||
* overgang naar 10.6 | – 9 704 | – 9 744 | – 10 202 | – 8 910 | |||
* toedeling loon-, prijsbijstelling, ww en ww-correctie | 104 | ||||||
10.3: ambtelijk overlegstelsel en integriteitsvraagstukken | 143 | – 6 414 | – 6 274 | – 6 187 | – 6 187 | ||
a. technische bijstelling | |||||||
* overgang naar 10.6 | – 6 414 | – 6 275 | – 6 188 | – 6 188 | |||
* toedeling loon-, prijsbijstelling, ww en ww-correctie | 143 | ||||||
* reallocatie (diversen) | 1 | 1 | 1 | ||||
10.4: Nederlandse presentie in organen van de EU | 13 | – 1 226 | – 1 226 | – 1 226 | – 1 225 | ||
a. technische bijstelling | |||||||
* overgang naar 10.6 | – 1 226 | – 1 226 | – 1 226 | – 1 225 | |||
* toedeling loon-, prijsbijstelling, ww en ww-correctie | 13 | ||||||
10.5: uitkeringsregelingen | 57 513 | 57 222 | 57 123 | 57 136 | |||
a. technische bijstelling | |||||||
* overgang van 12.2: rechtspositie overzeese gebiedsdelen | 48 871 | 48 884 | 48 891 | 48 899 | |||
* overgang van 12.2: uitkering gewezen ministers | 4 145 | 4 145 | 4 338 | 4 646 | |||
* overgang van 12.2: Rietkerkuitkering | 2 240 | 2 148 | 2 057 | 1 966 | |||
* overgang van 12.2: wachtgelden en pensioenen | 270 | 270 | 269 | 262 | |||
* overgang van 12.2: APPA | 630 | 420 | 210 | ||||
* toedeling loon-, prijsbijstelling, ww en ww-correctie | 1 357 | 1 355 | 1 358 | 1 363 | |||
10.6: randvoorwaarden sectoren/overheid | 18 135 | 15 304 | 16 104 | 15 451 | |||
a. technische bijstelling | |||||||
* overgang van 10.2 | 9 704 | 9 744 | 10 202 | 8 910 | |||
* overgang van 10.3 | 6 414 | 6 275 | 6 188 | 6 188 | |||
* overgang van 10.4 | 1 226 | 1 226 | 1 226 | 1 225 | |||
* toedeling loon-, prijsbijstelling, ww en ww-correctie | 259 | 257 | 254 | 254 | |||
* invulling taakstelling arbeidsmarkt- en informatiebeleid | – 1 220 | – 785 | |||||
* reallocatie (diversen) | 532 | – 978 | – 981 | – 1 126 | |||
Stand ontwerp-begroting 2004: | 34 685(34 090) | 32 449 | 88 308 | 84 872 | 85 024 | 84 275 | 84 175 |
10.1: apparaat | 23 622(23 577) | 13 209 | 12 660 | 12 346 | 11 797 | 11 688 | 11 688 |
10.2: arbeidsmarktpositie collectieve sector | 3 358(2 881) | 11 249 | |||||
10.3: ambtelijk overlegstelsel en integriteitsvraagstukken | 6 746(6 746) | 6 752 | |||||
10.4: Nederlandse Presentie in organen van de EU | 959(886) | 1 239 | |||||
10.5: uitkeringsregelingen | 57 513 | 57 222 | 57 123 | 57 136 | 57 036 | ||
10.6: randvoorwaarden sectoren/overheid | 18 135 | 15 304 | 16 104 | 15 451 | 15 451 |
Opbouw ontvangsten (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
10: Arbeidszaken overheid | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 |
Stand ontwerp-begroting 2003 | 29 | 29 | 29 | 29 | 29 | ||
Nog niet opgenomen in een begrotingstuk: | |||||||
a. technische bijstelling | |||||||
* overgang van 12 | 590 | 590 | 590 | 590 | |||
Stand ontwerp-begroting 2004 | 8 074 | 29 | 619 | 619 | 619 | 619 | 619 |
10.5.a./10.6.a. Met ingang van de ontwerp-begroting 2004 zijn de operationele doelstellingen 2, 3 en 4 samengevoegd in de nieuwe operationele doelstelling 6 en zijn ook diverse uitkeringsregelingen die voorheen werden geraamd op artikel 12.2 overgebracht naar de nieuwe operationele doelstelling 5 waartoe zij behoren (zie ook 6.2.b., 9.3.b., 12.2.a. en B.5.3. Was/wordt-tabel).
Beleidsartikel 11: Kwaliteit Rijksdienst
Opbouw verplichtingen en uitgaven (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
11: Kwaliteit Rijksdienst | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 |
Stand ontwerp-begroting 2003: | 141 276 | 133 617 | 128 994 | 124 005 | 125 192 | ||
11.1: apparaat | 9 450 | 8 991 | 8 645 | 8 578 | 8 577 | ||
11.2: topmanagers rijksdienst | 6 524 | 6 594 | 6 594 | 6 594 | 6 595 | ||
11.3: concurrerende arbeidsvoorwaarden sector rijk | 67 725 | 67 558 | 67 559 | 67 523 | 67 524 | ||
11.4: samenstelling en effectieve organisatie van de rijkssector | 57 577 | 50 474 | 46 196 | 41 310 | 42 496 | ||
Amendement 2003: | – 5 000 | – 5 000 | – 5 000 | – 5 000 | – 5 000 | ||
11.2: topmanagers rijksdienst | – 5 000 | – 5 000 | – 5 000 | – 5 000 | – 5 000 | ||
1e suppletore begroting 2003: | 11 413 | – 6 629 | 1 508 | 1 665 | 2 235 | ||
11.1: apparaat | 1 748 | 1 167 | 1 124 | 1 097 | 269 | ||
11.2: topmanagers rijksdienst | 2 348 | 4 440 | 5 012 | 5 012 | 5 012 | ||
11.3: concurrerende arbeidsvoorwaarden sector rijk | – 1 509 | – 4 742 | – 4 743 | – 4 707 | – 4 331 | ||
11.4: samenstelling en effectieve organisatie van de rijkssector | 8 826 | – 7 494 | 115 | 263 | 1 285 | ||
Nog niet opgenomen in een begrotingstuk: | – 8 763 | – 2 568 | – 14 164 | – 7 891 | – 14 537 | ||
11.1: apparaat | 195 | – 83 | – 213 | – 216 | – 215 | ||
a. technische bijstelling | |||||||
* toedeling loon-, prijsbijstelling, ww en ww-correctie | 265 | 281 | 269 | 266 | 267 | ||
* reallocatie | – 70 | – 364 | – 482 | – 482 | – 482 | ||
11.2: topmanagers rijksdienst | 156 | 175 | 175 | 174 | 174 | ||
a. technische bijstelling | |||||||
* toedeling loon-, prijsbijstelling, ww en ww-correctie | 156 | 175 | 175 | 174 | 174 | ||
11.3: concurrerende arbeidsvoorwaarden sector rijk | – 5 570 | – 62 816 | – 62 816 | – 62 816 | – 63 193 | ||
a. technische bijstelling | |||||||
* overboeking | 364 | ||||||
* overgang naar 11.6 | – 56 046 | – 56 096 | – 56 096 | – 56 473 | |||
* overgang naar 11.8 | – 6 770 | – 6 720 | – 6 720 | – 6 720 | |||
* toedeling loon-, prijsbijstelling, ww en ww-correctie | 745 | ||||||
* invulling taakstelling arbeidsmarkt- en informatiebeleid | – 6 679 | ||||||
11.4: samenstelling en effectieve organisatie van de rijkssector | – 3 544 | – 42 980 | – 46 311 | – 41 573 | – 43 781 | ||
a. HRM stelsel: zie ook 11.8 | – 38 000 | ||||||
b. technische bijstelling | |||||||
* overgang naar 11.6 | – 42 244 | – 45 574 | – 40 836 | – 43 044 | |||
* overgang naar 11.8 | – 735 | – 735 | – 735 | – 735 | |||
* HRM stelsel | 25 000 | ||||||
* loonbijstelling herverdeling TOD; zie ook 11.6 | 8 729 | ||||||
* toedeling loon-, prijsbijstelling, ww en ww-correctie | 727 | ||||||
* reallocatie | – 1 | – 2 | – 2 | – 2 | |||
11.5: garantieregelingen | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | ||
11.6: professionele en goede medewerkers | 85 521 | 77 436 | 77 005 | 78 943 | |||
a. correctie extrapolatie | 910 | ||||||
b. technische bijstelling | |||||||
* overgang van 11.3 | 56 046 | 56 096 | 56 096 | 56 473 | |||
* overgang van 11.4 | 42 244 | 45 574 | 40 836 | 43 044 | |||
* taakstelling arbeidsmarkt- en informatiebeleid | – 37 000 | – 43 780 | – 44 215 | – 45 000 | |||
* invulling taakstelling arbeidsmarkt- en informatiebeleid | 5 000 | 5 000 | |||||
* invulling taakstelling arbeidsmarkt- en informatiebeleid | 6 679 | ||||||
* invulling taakstelling arbeidsmarkt- en informatiebeleid | 582 | 299 | |||||
* invulling taakstelling arbeidsmarkt- en informatiebeleid | 400 | 400 | |||||
* loonbijstelling herverdeling TOD | 17 808 | 17 832 | 17 953 | 17 932 | |||
* toedeling loon-, prijsbijstelling, ww en ww-correctie | 1 283 | 1 193 | 1 097 | 1 109 | |||
* reallocatie | – 1 078 | – 64 | |||||
* desaldering | – 461 | – 461 | – 461 | – 461 | |||
11.7: functionerende organisatie | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | ||
11.8: functionerende bedrijfsvoering | 17 615 | 17 565 | 19 535 | 13 535 | |||
a. HRM stelsel: zie ook 11.4 | 10 000 | 10 000 | 12 000 | 6 000 | |||
b. technische bijstelling | |||||||
* overgang van 11.3 | 6 770 | 6 720 | 6 720 | 6 720 | |||
* overgang van 11.4 | 735 | 735 | 735 | 735 | |||
* toedeling loon-, prijsbijstelling, ww en ww-correctie | 110 | 110 | 80 | 80 | |||
Stand ontwerp-begroting 2004: | 76 729(71 175) | 138 926 | 119 420 | 111 338 | 112 779 | 107 890 | 101 890 |
11.1: apparaat | 9 881(9 660) | 11 393 | 10 075 | 9 556 | 9 459 | 8 631 | 8 631 |
11.2: topmanagers rijksdienst | 1 184(1 116) | 4 028 | 6 209 | 6 781 | 6 780 | 6 781 | 6 781 |
11.3: concurrerende arbeidsvoorwaarden sector rijk | 41 257(34 854) | 60 646 | |||||
11.4: samenstelling en effectieve organisatie van de rijkssector | 24 407(25 545) | 62 859 | |||||
11.5: garantieregelingen | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | ||
11.6: professionele en goede medewerkers | 85 521 | 77 436 | 77 005 | 78 943 | 78 943 | ||
11.7: functionerende organisatie | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | ||
11.8: functionerende bedrijfsvoering | 17 615 | 17 565 | 19 535 | 13 535 | 7 535 |
Opbouw ontvangsten (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
11: Kwaliteit Rijksdienst | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 |
Stand ontwerp-begroting 2003 | 461 | 461 | 461 | 461 | 461 | ||
1e suppletore begroting 2003 | 343 | ||||||
Nog niet opgenomen in een begrotingstuk: | |||||||
a. technische bijstelling | |||||||
* lagere ontvangsten | – 461 | – 461 | – 461 | – 461 | |||
Stand ontwerp-begroting 2004 | 1 595 | 804 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
11.3.a./11.4.b. Overgang naar 11.6/11.8. Met ingang van de ontwerp-begroting 2004 zijn de operationele doelstellingen 3 en 4 samengevoegd in operationele doelstellingen 6, 7 en 8 deels inspelend op nieuwe activiteiten in het licht van het hoofdlijnenakkoord, deels vanwege een andere ordening van het artikel (zie ook B.5.3. Was/wordt-tabel).
11.4.a./11.8.a. HRM-stelsel. In het kader van de vernieuwing van het HRM-stelsel Rijk (HRM is Human Resource Management) heeft BZK € 38 mln beschikbaar gesteld voor de programmakosten van de inrichting van een Shared Service Center HRM. Door de gefaseerde invoering hiervan zijn deze bedragen de komende jaren gespreid benodigd, waardoor deze vanuit 2003 meerjarig beschikbaar komen in de jaren 2004–2007.
11.4.b. HRM-stelsel. Vanuit de arbeidsvoorwaardenruimte Rijk zijn, voortvloeiend uit de CAO-Rijk afspraken 2002, in 2003 middelen toegevoegd aan de BZK-begroting voor beleid o.a. op het gebied van vernieuwing van het HRM-stelsel.
11.4.b./11.6.b. Loonbijstelling herverdeling TOD. Vanuit de arbeidsvoorwaardenruimte Rijk zijn, voortvloeiend uit de CAO-Rijk afspraken 2002, middelen tijdelijk toegevoegd aan de BZK-begroting die weer over de begrotingen zullen worden verdeeld voor Toeslag onregelmatige diensten (TOD). Dit zal bij 2e suppletore begroting 2003 en 1e suppletore begroting 2004 plaatsvinden.
11.6.b. Taakstelling arbeidsmarkt en informatiebeleid en Invulling taakstelling arbeidsmarkt en informatiebeleid. In het Hoofdlijnenakkoord is aan BZK een taakstelling opgelegd op het gebied van arbeidsmarkt- en informatiebeleid.
Voor een deel vindt de invulling plaats via de dekking die is gevonden binnen de samenwerkingsmiddelen voor de Nederlandse Antillen.
Niet-beleidsartikel 12: Algemeen
Opbouw verplichtingen (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
12: Algemeen | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 |
Stand ontwerp-begroting 2003: | 143 734 | 140 270 | 144 148 | 141 305 | 168 333 | ||
12.1: apparaat | 71 409 | 72 147 | 76 201 | 73 353 | 100 153 | ||
12.2: niet aan doelen toe te rekenen (rechtspositionele) regelingen | 72 325 | 68 123 | 67 947 | 67 952 | 68 180 | ||
Nota van wijziging 2003: | – 1 343 | – 1 343 | – 1 343 | – 1 285 | – 1 285 | ||
12.1: apparaat | – 1 343 | – 1 343 | – 1 343 | – 1 285 | – 1 285 | ||
1e suppletore begroting 2003: | 2 577 | 116 | – 551 | – 761 | – 23 771 | ||
12.1: apparaat | 1 807 | – 514 | – 971 | – 971 | – 23 771 | ||
12.2: niet aan doelen toe te rekenen (rechtspositionele) regelingen | 770 | 630 | 420 | 210 | |||
Nog niet opgenomen in een begrotingstuk: | 5 607 | – 57 537 | – 56 972 | – 53 392 | – 53 140 | ||
12.1: apparaat | 3 819 | 419 | 676 | 4 130 | 4 400 | ||
a. technische bijstelling | |||||||
* Irak opschaling NCC | 200 | ||||||
* bijdrage IOS | 3 700 | 3 700 | |||||
* toedeling loon-, prijsbijstelling, ww en ww-correctie | 3 556 | 1 200 | 1 736 | 1 515 | 1 802 | ||
* reallocatie (diversen) | 63 | – 781 | – 1 060 | – 1 085 | – 1 102 | ||
12.2: bijdrage functionele kosten Koninklijk Huis | 1 788 | – 57 956 | – 57 648 | – 57 522 | – 57 540 | ||
a. technische bijstelling | |||||||
* overgang naar 6.2: Oorlogsgravenstichting | – 2 291 | – 2 296 | – 2 296 | – 2 296 | |||
* overgang naar 9.3: werkgelegenheidsimpuls | |||||||
* overgang naar 10.5: rechtspositie overzeese gebiedsdelen | – 48 871 | – 48 884 | – 48 891 | – 48 899 | |||
* overgang naar 10.5: uitkering gewezen ministers | – 4 145 | – 4 145 | – 4 338 | – 4 646 | |||
* overgang naar 10.5: Rietkerkuitkering | – 2 240 | – 2 148 | – 2 057 | – 1 966 | |||
* overgang naar 10.5: wachtgelden en pensioenen | – 270 | – 270 | – 269 | – 262 | |||
* overgang naar 10.5: APPA | – 630 | – 420 | – 210 | ||||
* correctie verlplichtingen Koninklijk Huis | 138 | 138 | 138 | 128 | |||
* toedeling loon-, prijsbijstelling, ww en ww-correctie | 1 808 | 303 | 302 | 301 | 301 | ||
* reallocatie (diversen) | – 20 | 50 | 75 | 100 | 100 | ||
Stand ontwerp-begroting 2004: | 362 119 | 150 575 | 81 506 | 85 282 | 85 867 | 90 137 | 108 937 |
12.1: apparaat | 78 590 | 75 692 | 70 709 | 74 563 | 75 227 | 79 497 | 98 297 |
12.2: bijdrage functionele kosten Koninklijk Huis | 283 529 | 74 883 | 10 797 | 10 719 | 10 640 | 10 640 | 10 640 |
Opbouw uitgaven (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
12: Algemeen | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 |
Stand ontwerp-begroting 2003: | 166 264 | 162 800 | 166 678 | 163 835 | 190 853 | ||
12.1: apparaat | 71 409 | 72 147 | 76 201 | 73 353 | 100 153 | ||
12.2: niet aan doelen toe te rekenen (rechtspositionele) regelingen | 94 855 | 90 653 | 90 477 | 90 482 | 90 700 | ||
Nota van wijziging 2003: | – 1 343 | – 1 343 | – 1 343 | – 1 285 | – 1 285 | ||
12.1: apparaat | – 1 343 | – 1 343 | – 1 343 | – 1 285 | – 1 285 | ||
1e suppletore begroting 2003: | 2 577 | 116 | – 551 | – 761 | – 23 771 | ||
12.1: apparaat | 1 807 | – 514 | – 971 | – 971 | – 23 771 | ||
12.2: niet aan doelen toe te rekenen (rechtspositionele) regelingen | 770 | 630 | 420 | 210 | 0 | ||
Nog niet opgenomen in een begrotingstuk: | 5 607 | – 80 067 | – 79 502 | – 75 922 | – 75 660 | ||
12.1: apparaat | 3 819 | 419 | 676 | 4 130 | 4 400 | ||
a. technische bijstelling | |||||||
* Irak opschaling NCC | 200 | ||||||
* bijdrage IOS | 3 700 | 3 700 | |||||
* toedeling loon-, prijsbijstelling, ww en ww-correctie | 3 556 | 1 200 | 1 736 | 1 515 | 1 802 | ||
* reallocatie (diversen) | 63 | – 781 | – 1 060 | – 1 085 | – 1 102 | ||
12.2: bijdrage functionele kosten Koninklijk Huis | 1 788 | – 80 486 | – 80 178 | – 80 052 | – 80 060 | ||
a. technische bijstelling | |||||||
* overgang naar 6.2: Oorlogsgravenstichting | – 2 291 | – 2 296 | – 2 296 | – 2 296 | |||
* overgang naar 9.3: werkgelegenheidsimpuls | – 22 392 | – 22 392 | – 22 392 | – 22 392 | |||
* overgang naar 10.5: rechtspositie overzeese gebiedsdelen | – 48 871 | – 48 884 | – 48 891 | – 48 899 | |||
* overgang naar 10.5: uitkering gewezen ministers | – 4 145 | – 4 145 | – 4 338 | – 4 646 | |||
* overgang naar 10.5: Rietkerkuitkering | – 2 240 | – 2 148 | – 2 057 | – 1 966 | |||
* overgang naar 10.5: wachtgelden en pensioenen | – 270 | – 270 | – 269 | – 262 | |||
* overgang naar 10.5: APPA | – 630 | – 420 | – 210 | ||||
* toedeling loon-, prijsbijstelling, ww en ww-correctie | 1 808 | 303 | 302 | 301 | 301 | ||
* reallocatie (diversen) | – 20 | 50 | 75 | 100 | 100 | ||
Stand ontwerp-begroting 2004: | 172 712 | 173 105 | 81 506 | 85 282 | 85 867 | 90 137 | 108 937 |
12.1: apparaat | 73 619 | 75 692 | 70 709 | 74 563 | 75 227 | 79 497 | 98 297 |
12.2: bijdrage functionele kosten Koninklijk Huis | 99 093 | 97 413 | 10 797 | 10 719 | 10 640 | 10 640 | 10 640 |
Opbouw ontvangsten (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
12: Algemeen | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 |
Stand ontwerp-begroting 2003 | 1 573 | 1 573 | 1 573 | 1 573 | 1 573 | ||
1e suppletore begroting 2003 | 2 800 | ||||||
Nog niet opgenomen in een begrotingstuk: | |||||||
a. technische bijstelling | |||||||
* DGMP ontvangsten: overgang naar 10 | – 590 | – 590 | – 590 | – 590 | |||
Stand ontwerp-begroting 2004 | 9 765 | 4 373 | 983 | 983 | 983 | 983 | 983 |
12.1.a. Irak opschaling NCC. In verband met de oorlog in Irak zijn er extra kosten gemaakt. Het betreft kosten voor intensivering van bewaking en beveiliging zowel bij de KLPD als bij de regiokorpsen (waaronder de intensivering van de beveiliging van diplomatieke vestigingen), opschaling van het NCC, extra kosten AIVD, alsmede kosten van de zogeheten veiligheidsmonitor. De totale kosten hiervan, die zijn toegerekend aan de periode van de Irak-oorlog, bedragen € 12,232 (zie tevens artikel 2.2.d., 2.3.c., 4.1.b., 4.2.b., 5.1.c. en 13.3.h.).
12.2.a. Diverse regelingen. Met ingang van de ontwerp-begroting 2004 zijn diverse regelingen die voorheen waren geraamd op artikel 12 Algemeen overgebracht naar het beleidsterrein waartoe ze behoren (zie ook 6.2.b., 9.3.b., 10.5.a. en B.5.3 Was/wordt-tabel).
Niet-beleidsartikel 13: Nominaal en onvoorzien
Opbouw verplichtingen en uitgaven (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
13: Nominaal en onvoorzien | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 |
Stand ontwerp-begroting 2003: | – 2 454 | – 3 667 | – 4 881 | – 4 846 | – 4 846 | ||
13.1: loonbijstelling | 0 | 2 | 1 | 0 | 0 | ||
13.2: prijsbijstelling | – 2 463 | – 3 678 | – 4 891 | – 4 855 | – 4 855 | ||
13.3: onvoorzien | 9 | 9 | 9 | 9 | 9 | ||
Nota van wijziging 2003: | 164 | 249 | 332 | 332 | 332 | ||
13.2: prijsbijstelling | 164 | 249 | 332 | 332 | 332 | ||
1e suppletore begroting 2003: | 182 694 | 155 331 | 156 532 | 158 264 | 159 997 | ||
13.1: loonbijstelling | 155 453 | 138 774 | 138 497 | 139 813 | 141 215 | ||
13.2: prijsbijstelling | 15 239 | 16 557 | 18 035 | 18 451 | 18 782 | ||
13.3: onvoorzien | 12002 | ||||||
Nog niet opgenomen in een begrotingstuk: | – 180 434 | – 153 139 | – 154 407 | – 157 338 | – 161 469 | ||
13.1: loonbijstelling | – 155 453 | – 138 774 | – 138 497 | – 139 813 | – 141 215 | ||
a. technische bijstelling | |||||||
* HRM stelsel | – 25 000 | ||||||
* loonbijstelling doorloop CAO politie | – 5 586 | ||||||
* loonbijstelling herverdeling TOD | – 8 729 | – 17 808 | – 17 832 | – 17 953 | – 17 932 | ||
* verdeling loonbijstelling | – 114 878 | – 120 966 | – 120 665 | – 121 860 | – 123 283 | ||
13.2: prijsbijstelling | – 12 979 | – 13 166 | – 13 512 | – 13 928 | – 14 259 | ||
a. technische bijstelling | |||||||
* verdeling prijsbijstelling | – 13 679 | – 13 166 | – 13 512 | – 13 928 | – 14 259 | ||
* reallocatie | 700 | ||||||
13.3: onvoorzien | – 12 002 | – 1 199 | – 2 398 | – 3 597 | – 5 995 | ||
a. efficiency politie | – 30 000 | – 50 000 | – 50 000 | – 50 000 | |||
b. specifiek arbeidsmarkt- en informatiebeleid | – 37 000 | – 45 000 | – 45 000 | – 45 000 | |||
c. subsidies BZK | 107 | 4 015 | 3 236 | 3 236 | 2 866 | ||
d. inhuur externen | – 3 641 | – 4 816 | – 4 816 | – 4 816 | |||
e. efficiency door aanpak | – 1 786 | – 3 571 | – 5 357 | – 7 143 | |||
f. additionele efficiency 1% | – 1 202 | – 2 404 | – 3 606 | – 6 010 | |||
g. doorwerking ww-maatregelen | – 100 | – 200 | – 400 | ||||
h. technische bijstelling | |||||||
* Irak verdeling | – 12 232 | ||||||
* specifiek arbeidsmarkt- en informatiebeleid | 37 000 | 45 000 | 40 000 | 40 000 | |||
* specifiek arbeidsmarkt- en informatiebeleid begroting IV | 5 000 | 5 000 | |||||
* efficiency politie | 30 000 | 50 000 | 50 000 | 50 000 | |||
* efficiency door aanpak | 1 786 | 3 571 | 5 357 | 7 143 | |||
* verdeling subsidie politieke partijen | 123 | – 4 015 | – 3 236 | – 3 236 | – 2 866 | ||
* verdeling taakstelling inhuur externen | 700 | 3 641 | 4 816 | 4 816 | 4 816 | ||
* efficiencytaakstelling IVOP | 3 | 6 | 9 | 15 | |||
* verdeling restant ww | 100 | 200 | 400 | ||||
* reallocatie | – 700 | ||||||
Stand ontwerp-begroting 2004: | 0 | – 30 | – 1 226 | – 2 424 | – 3 588 | – 5 986 | – 5 986 |
13.1: loonbijstelling | 0 | 0 | 2 | 1 | 0 | 0 | 0 |
13.2: prijsbijstelling | 0 | – 39 | – 38 | – 36 | 0 | 0 | 0 |
13.3: onvoorzien | 0 | 9 | – 1 190 | – 2 389 | – 3 588 | – 5 986 | – 5 986 |
13.3.a./g. Diversen. Dit betreffen de ombuigingen uit het hoofdlijnenakkoord Balkenende II.
13.3.h. Irak verdeling. In verband met de oorlog in Irak zijn er extra kosten gemaakt. Het betreft kosten voor intensivering van bewaking en beveiliging zowel bij de KLPD als bij de regiokorpsen (waaronder de intensivering van de beveiliging van diplomatieke vestigingen), opschaling van het NCC, extra kosten AIVD, alsmede kosten van de zogeheten veiligheidsmonitor. De totale kosten hiervan, die zijn toegerekend aan de periode van de Irak-oorlog, bedragen € 12,232 mln (zie tevens artikel 2.2.d., 2.3.c., 4.1.b., 4.2.b., 5.1.c. en 12.1.a.)
Beleidsartikel 14: Toezicht en onderzoek openbare orde en veiligheid
Opbouw verplichtingen en uitgaven (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
14: Toezicht en onderzoek openbare orde en veiligheid | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 |
Stand ontwerp-begroting 2003: | 5 969 | 5 969 | 5 969 | 5 969 | 5 969 | ||
14.1: Inspectie Openbare orde en Veiligheid | 3 519 | 3 519 | 3 519 | 3 519 | 3 519 | ||
14.2: Onderzoeksraad voor veiligheid | 2 450 | 2 450 | 2 450 | 2 450 | 2 450 | ||
1e suppletore begroting 2003: | 1 710 | – 111 | – 130 | – 99 | – 99 | ||
14.1: Inspectie Openbare orde en Veiligheid | – 90 | – 111 | – 130 | – 99 | – 99 | ||
14.2: Onderzoeksraad voor veiligheid | 1 800 | ||||||
Nog niet opgenomen in een begrotingstuk: | 110 | 57 | 30 | 30 | 30 | ||
14.1: Inspectie Openbare orde en Veiligheid | 85 | 32 | 5 | 5 | 5 | ||
a. technische bijstelling | |||||||
* toedeling loon-, prijsbijstelling, ww en ww-correctie | 101 | 114 | 114 | 114 | 114 | ||
* reallocatie | – 16 | – 82 | – 109 | – 109 | – 109 | ||
14.2: Onderzoeksraad voor veiligheid | 25 | 25 | 25 | 25 | 25 | ||
a. technische bijstelling | |||||||
* toedeling loon-, prijsbijstelling, ww en ww-correctie | 25 | 25 | 25 | 25 | 25 | ||
Stand ontwerp-begroting 2004: | 7 789 | 5 915 | 5 869 | 5 900 | 5 900 | 5 900 | |
14.1: Inspectie Openbare orde en Veiligheid | 3 514 | 3 440 | 3 394 | 3 425 | 3 425 | 3 425 | |
14.2: Onderzoeksraad voor veiligheid | 4 275 | 2 475 | 2 475 | 2 475 | 2 475 | 2 475 |
5.2. De uitsplitsing van budgetten
Uitsplitsing van budgetten (x € 1 000) | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | |
Reguliere Bijdrage | 3 073 547 | 3 112 970 | 3 191 278 | 3 287 694 | 3 320 913 | 3 339 965 |
Bovenregionaal: | ||||||
Fraudeteam | 9 930 | |||||
Kernteam | 36 344 | |||||
UMS | 5 235 | |||||
USD | 4 386 | |||||
XTC-team | 5 928 | |||||
BRT/IRF | 40 250 | 40 529 | 41 182 | 41 190 | 41 190 | |
GROT | 3 840 | 3 887 | 3 914 | 3 977 | 3 978 | 3 978 |
CIV | 434 | 439 | 442 | 449 | 449 | 449 |
FEC | 941 | 953 | 960 | 975 | 975 | 975 |
Parketpolitie | 768 | 777 | 783 | 795 | 796 | 796 |
NCIPS | 1 672 | 1 693 | 1 705 | 1 732 | 1 732 | 1 732 |
ECD | 1 164 | 1 179 | 1 187 | 1 206 | 1 206 | 1 206 |
KLPD (excl. NR en Haak) | 303 061 | 291 760 | 294 789 | 305 213 | 305 381 | 305 381 |
NR | 59 729 | 60 144 | 61 113 | 61 124 | 61 124 | |
Haak | 1 786 | 6 400 | 7 429 | 7 429 | 7 429 | 7 429 |
LSOP | 92 359 | 96 749 | 105 095 | 110 051 | 114 972 | 114 972 |
Beleidsartikel 3: Rampenbeheersing en brandweer
Uitsplitsing van budgetten (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | |
1. NIBRA | 6 775 | 7 876 | 6 700 | 6 700 | 6 700 | 6 700 | 6 700 |
2. BDUR | 57 842 | 61 327 | 61 327 | 61 327 | 61 327 | 61 327 | 61 327 |
3. Opsporen en ruimen explosieven | 44 960 | 29 992 | 29 992 | 29 992 | 29 992 | 29 992 | 29 992 |
4. Rechtspositionele voorzieningen | 1 569 | 1 910 | 1 745 | 1 745 | 1 745 | 1 745 | 1 745 |
Totaal | 111 146 | 101 105 | 99 764 | 99 765 | 99 766 | 99 767 | 99 768 |
Beleidsartikel 4: Partners in veiligheid
Uitsplitsing van budgetten (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | |
A. Integraal Veiligheidsbeleid | 3 605 | 3 229 | 3 144 | 3 123 | 3 123 | ||
B. Nationaal Coördinatiecentrum | 1 349 | 946 | 942 | 942 | 942 |
WAS:Uitgavenartikel | Operationele doelstelling | WORDT;Uitgavenartikel | Operationele doelstelling |
---|---|---|---|
2 Politie | 5 Adequaat niveau van politiepersoneel:– Geneeskundige verzorging politie | 2 Politie | 6 Geneeskundige verzorging politie |
7 Informatiebeleid Openbare Sector | 2 Publieke dienstverlening en toegankelijkheid overheidsinformatie | 7 Informatiebeleid Openbare Sector | 2 Verbeteren ICT-voorzieningen |
3 Informatie-infrastructuur binnen openbare sector | Idem | 3 Instandhouden en optimaliseren ICT-voorzieningen | |
9 Grotestedenbeleid | 2 Coördineren grotestedenbeleid | 9 Grotestedenbeleid | 2 Faciliteren grotestedenbeleid |
3 Sociale integratie en veiligheid G25 | 3 Stimuleren grotestedenbeleid | ||
10 Arbeidszaken Overheid | 2 Arbeidsmarktpositie collectieve sector | 10 Arbeidszaken Overheid | 6 Randvoorwaarden sectoren/overheid |
3 Ambtelijk overlegstelsel en integriteitsvraagstukken | Idem | 6 Randvoorwaarden sectoren/overheid | |
4 Nederlandse presentie in organen van de EU | Idem | 6 Randvoorwaarden sectoren/overheid | |
11 Kwaliteit Rijksdienst | 3 Concurerende arbeidsvoorwaarden sector Rijk | 11 Kwaliteit Rijksdienst | 6 Professionele en goede medewerkers |
8 Functionerende bedrijfsvoering | |||
4 Samenstelling en effectieve organisatie van de rijkssector | Idem | 6 Professionele en goede medewerkers | |
7 Functionerende organisatie | |||
8 Functionerende bedrijfsvoering | |||
– | – | Idem | 5 Garantieregelingen |
12 Algemeen | 2 Niet aan doelen toe te rekenen (rechts-positionele) regelingen:– Functionele kosten Koninklijk Huis | 12 Algemeen | 2 Bijdrage functionele kosten Koninklijk Huis |
– Oorlogsgravenstichting | 6 Function eren Openbaar Bestuur | 2 Inrichting en werking openbaar bestuur | |
– Werkgelegenheidsimpuls | 9 Groteste denbeleid | 3 Regeling sociale integratie en veiligheid G25 | |
– Wet Rietkerk-uitkering | 10 Arbeidszaken Overheid | 5 Uitkeringsregelingen | |
– Uitkering gewezen ministers | Idem | Idem | |
– Wachtgelden en pensioenen | Idem | Idem | |
– Rechtspositie post-actieve (voormalige) overzeese gebieden | Idem | Idem | |
14 Toezicht en onderzoek openbare orde en veiligheid | 2 Ongevallenrad | 14 Toezicht en onderzoek openbare orde en veiligheid | 2 Onderzoeksraad voor veiligheid |
WAS:Ontvangstenartikel | Operationele doelstelling | WORDT:Ontvangstenartikel | Operationele doelstelling |
---|---|---|---|
12 Algemeen | 0 Algemeen: | ||
– Doorberekening Garantiewet Surinaamse pensioenen | 10 Arbeidszaken Overheid | 0 Arbeidszaken Overheid |
6. DE BIJLAGE MOTIES EN TOEZEGGINGEN
A. Door de Staten-Generaal aanvaarde moties
A.1. In behandeling zijnde moties
Kabinetsperiode Kok (I en) II (per 1 juli 2003)
Directoraat-generaal Constitutionele Zaken en Koninkrijksrelaties | ||
---|---|---|
Omschrijving van de motie | Vindplaats | Stand van Zaken |
Minister BZKMotie-Jurgens c.s.Notitie art. 91, lid 3 Grondwet. Verzoekt de regering op korte termijn een kleine groep van deskundigen in de staatkunde en in het constitutionele recht een rapport te doen uitbrengen over de vraag in hoeverre de problematiek in art. 91, lid 3, en de verwijzing naar art. 91, lid 3, in art. 92 een andere regeling behoeft, alsmede over de vraag of, en, zo ja, hoe deze problematiek is geregeld in de lidstaten van de Europese Unie. | Kamerstukken I 2001–2002, 27 484 (R 1669), nr. 237c | De Minister van BZK heeft toegezegd de in de motie verwoorde problematiek voor te leggen aan een groep deskundigen in het staatsrecht die nu reeds bezig is met een studie naar Europa en de Grondwet n.a.v. een nadere motie van de heer Jurgens (EK 2000–2001, 26 200 VI, nr. 65, nr. 37b). De motie is niet in stemming gebracht. De motie blijft onderdeel van de beraadslaging, maar wordt voor wat betreft de afronding aangehouden tot een nader moment. Het gevraagde onderzoek volgt voorjaar 2003. |
Minister BZKMotie Jurgens c.s.Verzoekt de regering om twee varianten van een (eenmalig) terugzendrecht te onderzoeken, namelijk naar de Tweede Kamer en naar de Verenigde Vergadering. | Kamerstukken I 2001–2002, 26 976, nr. 1Handelingen I 2001–2002, nrs. 5 en 17 | De motie, ingediend tijdens het debat over de notitie Reflecties over de positie van de Eerste Kamer, is aangehouden tot na de mondelinge behandeling in de Tweede Kamer. |
Minister BZKMotie Te Veldhuis c.s.Roept de regering op in de (definitieve) Referendumwet expliciet te verankeren dat door gemeenten en provincies geen autonome raadgevende referenda kunnen worden gehouden over onderwerpen ten aanzien waarvan een beslissend correctief referendum mogelijk is op grond van het nieuwe grondwetsartikel 128 a. | Kamerstukken II 2000–2001, 27 033 en 27 034, nr. 18 | Deze motie wordt van belang op het moment dat de uitvoeringswetgeving op het nieuwe grondwetsartikel (128 a) ter hand wordt genomen. De vraag of en zo ja, wanneer dit gebeurt, hangt af van de behandeling van de tweede lezing van het voorstel tot herziening van de Grondwet inzake het correctief referendum. Behandeling hiervan wordt thans hervat. |
Directoraat-generaal Openbaar Bestuur | ||
---|---|---|
Omschrijving van de motie | Vindplaats | Stand van Zaken |
Minister GSIMotie Nicolaï c.s.Gebruik en bevordering van PET-technologieën (Privacy Enhancing Technologies) in het kader van de nieuwe Wet bescherming persoonsgegevens. | Kamerstukken II 1999–2000, 25 892, nr. 31 18 november 1999 | Er zijn twee onderzoeken uitgevoerd op het gebied van PET, waarvan het tweede nog moet worden afgerond. Er is een definitie tot stand gekomen en een beeld ontstaan in welke mate en op welke wijze PET een bijdrage kunnen leveren aan privacybescherming binnen overheidsinformatiesystemen. PET blijken in potentie een waardevolle bijdrage te kunnen leveren, maar concrete bestaande toepassingen sluiten vooralsnog onvoldoende aan op overheidsinformatieprocessen of bevinden zich nog in de pre-ontwikkelingsfase. Het stadium van succesvolle standaardisatie en productvorming is nog niet bereikt. Ontwikkeling van een inzetbaar instrument wordt verder onderzocht, maar daarnaast zal worden gestuurd op praktische ondersteuning bij de totstandkoming van systemen waarbinnen PET een toegevoegde waarde kunnen bieden. PET zal in het kader van de regie verder worden ingevuld. |
Minister BZKMotie Luchtenveld c.s.Outplacement politieke ambtsdragers. Verzoekt de regering om voor 1 maart 2002 een wetsvoorstel aan de Tweede Kamer te zenden inzake het opnemen van een recht op outplacement zowel ten behoeve van aftredende politieke ambtsdragers op centraal als decentraal niveau. | Kamerstukken II 2000–2001, 26 043, nr. 24 | Er is inmiddels een conceptwettekst opgesteld. Deze wordt binnenkort aan de nieuwe Minister van BZK voorgelegd. (De strekking van het voorstel is verwoord in de aan de Tweede Kamer bij brief van 9 juli 2002 toegezonden integrale notitie over de rechtspositie van politieke ambtsdragers (kenmerk BW2002/78 638).) |
Minister BZKMotie-Hoekema c.s.De specifieke problematiek van de gemeente Gouda komt mogelijk te weinig tot uitdrukking in de toedeling van gelden. Verzoekt de regering zich op korte termijn, bij voorkeur voor medio 2002, te laten adviseren over een verfijning van de maatstaf die recht doet aan het aspect drooglegging. | Kamerstukken II 2001–2002, 28 000 B, nr. 126 december 2001 | Er is een onderzoek gestart. De Tweede Kamer is over de opzet van het onderzoek geïnformeerd bij brief van 5 april 2002 (kamerstukken II 2001–2002, 28 000 B en 28 000 C, nr. 20). Bij brief van 19 november 2002 (OF2002/95 103) is een plan van aanpak gepresenteerd. |
Directoraat-generaal Openbare Orde en Veiligheid | ||
---|---|---|
Omschrijving van de motie | Vindplaats | Stand van Zaken |
Minister BZKMotie-Van Heemst en RietkerkVoorgesteld wordt om de Inspectie voor de politieonderzoek te laten doen naar de staat van de beroepsvaardigheden en naar eventuele verbeteringen daarvan. | Kamerstukken II 2000–2001, 27 400 VII, nr. 24 | De Tweede Kamer is over de stand van zaken geïnformeerd bij brief van 20 juni 2002 (kenmerk EIN2002/74163). Het eindrapport van de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid is nog niet gereed. |
Minister BZK Motie-PitstraVerzoekt de regering om:– het bestaande protocol inzake meldingen zelfmoord(pogingen) te herzien– spoedig maatregelen te treffen die bevorderen dat alle zelfmoordpogingen landelijk worden geregistreerd– de Tweede Kamer vóór 1 juli 2002 te rapporteren | Kamerstukken II 2001–2002, 27 800, nr. 30 | Herziening van het protocol is prematuur. Toegezegd is te onderzoeken of de commissie van toezicht op de politiecellen een rol kunnen spelen bij de melding en (landelijke) registratie van zelfmoordpogingen. Uitvoering vergt nog nader overleg. De Tweede Kamer wordt naar verwachting eind dit jaar geïnformeerd.11/2 POL: Er is nader overleg noodzakelijk met de diverse politieregio's en het NPI.Naar verwachting zal eerst in het najaar 2003 een reactie naar de TK kunnen worden verzonden. |
Minister BZKMotie-Luchtenveld c.s.Verzoekt aan de regering om nadere initiatieven te ontwikkelen teneinde via een internationale (Europese) aanpak versneld een gezamenlijk instrumentarium vergelijkbaar met Bibob te ontwikkelen. | Kamerstukken II 2001–2002, 26 883, nr. 62 | 11/2 POL: De geplande DG-overleggen met België en Duitsland hebben nog niet plaatsgevonden, maar worden beide nog voor de zomer 2003 voorzien. Daarin zal zoals eerder toegezegd van Nederlandse zijde de internationale context van BIBOB (in casu de informatie-uitwisseling terzake) worden ingebracht.Daarnaast wordt overwogen dit onderwerp tijdens het EU-voorzitter- schap van Nederland in de tweede helft van 2004 als prioritair onderwerp in te brengen. De voorbereidingen daartoe, waaronder sondering bij diverse landen, worden thans ter hand genomen. |
Minister BZKMotie RouvoetVerzoekt de regering de Kamer nader te informeren over het Amsterdamse voluntairs project en eventueel bestaande vergelijkbare initiatieven en daarbij tevens aan te geven of de regering dergelijke initiatieven zal steunen. | Kamerstukken II 2001–2002, 28 000, nr. 37 | Op het ogenblik wordt een toolkit voor de inzet van burgers bij de politie ontwikkeld en uitgeprobeerd in opdracht van het platform Basispolitiezorg. Het project volontairs wordt in deze ontwikkeling meegenomen. Naar verwachting wordt de ontwikkeling van de toolkit afgerond in mei 2003. De toolkit komt dan ter beschikking van het politieveld. Rapportage aan de Kamer zal plaatsvinden samen met het standpunt over Vrijwillige Politie. Hierover is inmiddels advies gevraagd aan de politieberaden. |
Minister BZKMotie-Th. A.M. Meijer c.s.Verzoekt aan de regering ervoor zorg te dragen dat de bestuurlijke inbedding van de veiligheidsregio's met ingang van 2004 wordt gerealiseerd. | Kamerstukken II 2001–2002, 27 575, nr. 9 | De motie zal worden behandeld bij het kabinetsstandpunt over het Rob-advies over de veiligheidsregio's. |
Kabinetsperiode Balkenende (I en) II (per 1 juli 2003)
Directoraat-generaal Openbaar Bestuur | ||
---|---|---|
Omschrijving van de motie | Vindplaats | Stand van Zaken |
Dualisering Provinciebestuur (14-01-03)Motie-Stuger c.s.Financiële doorwerking wetsvoorstel in kaart brengen overleg voeren met IPO en vóór begrotingsbehandeling BZK aangeven hoe e.e.a. wordt gefinancierd. | Kamerstukken II 2002–2003, 28 384, nr. 29 | De Minister is van mening dat deze motie op genoemde korte termijn niet uitvoerbaar is. De financiële gevolgen zullen wel in kaart worden gebracht en later wordt bezien in hoeverre compensatie noodzakelijk is. Motie wordt voor de begrotingsbehandeling niet uitgevoerd.Over de motie Stuger heeft de Minister de Kamer onmiddellijk geïnformeerd hoe hij ermee om zou gaan, en ook dat hij niet tegemoet zou kunnen komen aan de wens om nog vóór de begrotingsbehandeling uitsluitsel te geven. Toegezegd is meer duidelijkheid te bieden bij de voorjaarsnota, in verband daarmee is inmiddels ook een claim ingediend. Dus dat komt bij de voorjaarsnota terug. Vaste Commissie BZK heeft op 12 maart 2003 gevraagd naar de stand van zaken; op dit moment wordt aan het antwoord gewerkt. |
Wet Dualisering Provinciebestuur (14-01-03)Motie RehwinkelOproep om na eventuele verwerping wetsvoorstel inzake vermindering statenleden door EK niet via een omweg die verwerping ongedaan te maken. | Kamerstukken II 2002–2003, 28 384, nr. 28 | Minister van BZK is van mening dat eerst de EK-behandeling van het wetsvoorstel tot vermindering van het aantal statenleden moet worden afgewacht. De EK heeft besloten dit wetsvoorstel op korte termijn niet te agenderen. Zodra wel tot agendering wordt overgegaan en in het geval dat het wetsvoorstel wordt verworpen, zal worden bezien of het voorstellen van een nieuwe variant wenselijk is. |
Wet Dualisering Provinciebestuur (14-01-03)Motie PlatvoetVerzoekt de overdracht van medebewindsbevoegdheden op provinciaal niveau afhankelijk te maken van de uitkomst van de evaluatie van de effecten van de nieuwe Provinciewet, waarbij bijzondere aandacht | Kamerstukken I 2002–2003, 28 384, nr. 33f | De motie is aangehouden omdat volgens Platvoet de Minister middels het gevoerde debat een toezegging heeft gedaan. In behandeling op de afdeling. |
Kiezen op Afstand (29-10-02)Motie Rehwinkel/SpiesRoept de regering op te streven naar het kunnen stemmen in elk willekeurig stembureau binnen Nederland. Verzoekt de regering de experimenten bij de Europese verkiezingen in 2004 te verruimen, zodanig dat het stemmen in het stemlokaal van eigen keuze voor een beperkte groep kiezers ruimer wordt dan het stemlokaal van eigen keuze binnen de eigen gemeente, dan wel op een andere wijze. | Kamerstukken 28 600 VII, nr. 10, 12-11-2002 | De Minister van BZK heeft in de brief d.d. 25 maart 2003 (TK 28 600 VII, nr. 7) de Kamer zijn standpunt laten weten omtrent deze motie en de motie Te Veldhuis/Rehwinkel. In de brief meldt de Minister o.a.: «Bij de verkiezing voor het Europees Parlement zal ik alleen experimenten houden met het stemmen in een stemlokaal van eigen keuze binnen de eigen gemeente.» «Naar mijn mening is het de aangewezen weg om de resultaten van de experimenten in 2004 af te wachten en aan de hand daarvan te beslissen of verdere experimenten noodzakelijk c.q. wenselijk zijn.» De Kamer wordt elk half jaar over de voortgang geïnformeerd. |
Kiezen op Afstand (29-10-02)Motie Te Veldhuis/RehwinkelDe regering wordt gevraagd een serieuze inspanning om in 2007 ook internetstemmen mogelijk te maken. Vóór 2007 ook andere voor burgers gemakkelijke wijze van stemmen (zoals telefoon- en briefstemmen) te onderzoeken. Zoveel mogelijk samenwerken met andere landen. Zoveel mogelijk gebruik te maken van de ervaringen in het Verenigd Koninkrijk en de Bondsrepubliek Duitsland. | Kamerstukken 28 600 VII, nr. 11, 12-11-2002 | Zie stand van zaken motie Rehwinkel/Spies. De Minister meldt o.a. in zijn brief: «Het kabinet heeft zich echter vooralsnog uitsluitend verbonden aan het uitvoeren van experimenten in 2004 (een experiment met pc- en telefoonstemmen voor de kiezers in het buitenland en een experiment in maximaal vier gemeenten met het stemmen in een stemlokaal van eigen keuze binnen de gemeente met plaats onafhankelijk stemmen). Ik kan de Kamer daarom niet, zoals in de motie Te Veldhuis/Rehwinkel wordt gevraagd, toezeggen dat elektronisch stemmen op afstand bij de verkiezingen in 2007 zal worden ingevoerd.» |
Directoraat-generaal Openbare Orde en Veiligheid | ||
---|---|---|
Omschrijving van de motie | Vindplaats | Stand van Zaken |
Begrotingsbehandeling (27-11-2003)Motie-Van Heemst c.s.Verzoekt de regering, n.a.v. het convenant van het politiekorps Limburg-Zuid met BZK dat ze in 2003 maximaal 50 plaatsen zal inleveren, dat er geen verdere verslechtering zal optreden. | Kamerstukken II 2002–2003, 28 600-VI, 28 600 VII, nr. 83 | Nog niet in uitvoering genomen. I.o.m. Limburg-Zuid wordt bezien of en zo Ja in welke mate de voorgestelde budgetverdeling voor hen knelpunten kent, die verdere bezuinigingen in het korps noodzakelijk zouden maken. E.e.a. is ook afhankelijk van de ondertekening van het landelijk en regionaal convenant. Mogelijk vóór zomer 2003 bekend. |
Begrotingsbehandeling (27-11-2003)Motie-Dittrich c.s.Verzoekt de regering met voorstellen te komen om m.i.v. de begroting 2004 een gratis landelijk telefoonnummer van de politie te realiseren. | Kamerstukken II 2002–2003, 28 600-VI, 28 600 VII, nr. 97 | 1. In het overleg van 02/12/02 heeft de Minister aangegeven dat een gratis nummer onwenselijk is.2. Het verzoek van de tweede Kamer werd op 11 februari 2003 voorgelegd aan het Korpsbeheer- dersberaad en werd op 26 april 2003 in het KBB besproken.3. Een concept voor de KBB-reactie werd door de landelijk projectleider voorbereid. De reactie van het KBB zal waarschijnlijk een grote gelijkenis vertonen met het standpunt van de Minister van BZK.4. de reactie van het KBB mag eerdaags worden verwacht. |
Begrotingsbehandeling (27-11-2003)Gewijzigde Motie-Eerdmans c.s.Verzoekt de regering, i.v.m. het opleiden en inzetten van 4000 extra politie-agenten in de komende vier Jaar, te bewerkstelligen dat elk hiervan werkelijk zichtbaar op straat wordt ingezet. | Kamerstukken II 2002–2003, 28 600-VI, 28 600 VII, nr. 100 | 4 000 fte extra wordt afgesproken in het landelijk convenant. Ondertekening van het convenant vond plaats op 18 januari 2003. De uitvoering van de motie wordt meegenomen i.h.k.v. het Veiligheidsprogramma. |
Begrotingsbehandeling (18-09-2003)Amendement-Rietkerk€ 20 mln. naar Justitie voor aanpak veelplegers en vergroting sanctiecapaciteit van artikel 4 Partners in veiligheid en kosten externe inhuur ITO. | Kamerstukken II 2002–2003, 28 600-VII nr. 36 | Besproken in de MR op 24 januari 2003: de motie is teruggedraaid door de MR. Min Fin dient hierover de Kamer nog te informeren. Dit wordt waarschijnlijk in de Voorjaarsnota/Kaderbrief geregeld. |
Begrotingsbehandeling (27-11-2003)Motie-Luchtenveld c.s.Over het instrument van de bestuurlijke boete. | Kamerstukken II 2002–2003, 28 600-VI, 28 600 VII, nr. 58 | Door BZK en Justitie wordt thans een brief aan de Tweede Kamer voorbereid over de verstrekking van de bestuurlijke handhaving met bestuurlijke boete (planning 1/7/2003 verzending). |
Algemene Politieke Beschouwingen (18-09-02)Motie-WijnschenkOver meer blauw op straat. | Kamerstukken II 2002–2003, 28 600 VII, nr. 20 | De reactie op deze motie wordt meegenomen in de uitvoering van de maatregelen van het Veiligheidsprogramma die betrekking hebben op een intensivering van het toezicht en de handhaving in het publieke domein. |
Onderzoeksraad voor de Veiligheid (PRO) 26-06-2003Motie Van der Staaij c.s.Verzoek aan de regering het advies van de RvS in te winnen t.a.v. het interventie-artikelen 34, 36, 43, 44, 51 en 52 van het wetsvoorstel in relatie tot de ministeriële verantwoordelijkheid. | Kamerstukken II 2002–2003, 28 634, nr. 25 | Minister BZK zal trachten dit verzoek in te brengen in de MR voor aanvang van het zomerreces en vervolgens z.s.m. een adviesaanvraag indienen. |
Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst | ||
---|---|---|
Omschrijving van de motie | Vindplaats | Stand van Zaken |
Rekrutering Jihad in Nederland (17-12-02)Motie EurlingsHet doen van een onderzoek naar de mogelijkheden om rekrutering voor de Islamitische strijd te verbieden. | Kamerstukken II 2002–2003, 27 925, nr. 78 | In behandeling. |
Rekrutering Jihad in Nederland (17-12-02)Motie WildersHet doen van een onderzoek naar de mogelijkheden om te komen tot een verbod op internationale geldstromen uit militant-fundamentalistische hoek. | Kamerstukken II 2002–2003, 27 925, nr. 78 | In behandeling. |
Prinses Margarita (12-03-03)Motie HerbenOp korte termijn te komen met een lijst van alle instanties en personen die zijn gemachtigd de AIVD een verzoek dan wel een opdracht tot onderzoek te verstrekken. | Kamerstukken II 2002–2003, 28 811, nr. 6 | In behandeling. |
Prinses Margarita (12-03-03)Motie KalsbeekAl het nodige te doen opdat ministeriele verantwoordelijkheid voor het KdK ten volle tot gelding kan worden gebracht, bijv. door het KdK onder te brengen in hoofdstuk III Rijksbegroting. | Kamerstukken II 2002–2003, 28 811, nr. 6 | In behandeling. |
Kabinetsperiode Kok I en II en Balkenende I en II (per 1 juli 2003)
Directoraat-generaal Constitutionele Zaken en Koninkrijksrelaties | ||
---|---|---|
Omschrijving van de motie | Vindplaats | Stand van Zaken |
Jaarverslag Nationale OmbudsmanMotie-Scheltema-de Nie c.s.De regering wordt verzocht al dan niet met behulp van een wettelijke verplichting te bevorderen dat iedere gemeente voor 1 januari 2002 en een met waarborgen omkleden ombudsfunctie (een externe klachtvoorziening) zal hebben voorzien. | Kamerstukken II 1998–1999, 26 445, nr. 3 | Een wetsvoorstel dat een externe klachtvoorziening verplicht stelt voor decentrale overheden is bij de Tweede Kamer ingediend (kamerstukken II 2002/03, 28 747, nrs. 1–2.) |
Directoraat-generaal Openbaar Bestuur | ||
---|---|---|
Omschrijving van de motie | Vindplaats | Stand van Zaken |
Aanpassingswetten ivm inwerktreding Wet Dualisering GemeentebestuurMotie Van Gent c.s.Verzoekt de regering om gemeenten die vooruitlopen op de wettelijke bepalingen, financieel te compenseren en daarvoor voorstellen te doen bij de begroting van Binnenlandse Zaken voor 2003. | Kamerstukken II 2001–2002, 28 243, nr. 17Handelingen II 2001–2002, nr. 90, 3 juli 2002 | De motie is afgedaan. In een brief van min BZK d.d. 4 oktober 2002 is aan de TK gemeld dat, vooruitlopend op de wettelijk verplichte gemeentelijke rekenkamer, vanaf 2002 een geleidelijk oplopende bedrag aan het gemeentefonds wordt toegevoegd (kamerstuk II, 2002–2003, 28 243, nr. 19). |
GrotestedenbeleidMotie De BoerVerzoekt de regering met drie gemeenten een onderzoek te starten naar de mogelijkheid van decentralisatie van overige rijkssubsidies uit de welzijns-, onderwijs- en zorgsector, die de realisatie van een lokaal integraal jeugdbeleid vereenvoudigen en verstevigen. | Kamerstukken II 1999–2000, 21 062, nr. 95 | Ter uitvoering van de motie is in Rotterdam, Tilburg en Emmen een onderzoek naar de leefbaarheidsdoelen gestart. Het eindrapport is in december 2002 vastgesteld. De Kamer is over de resultaten geinformeerd middels een brief d.d. 21 mei 2003 (kamerstuknummer 28 880, nr. 14. |
Directoraat-generaal voor Openbare Orde en Veiligheid | ||
---|---|---|
Omschrijving van de motie | Vindplaats | Stand van Zaken |
BegrotingsbehandelingMotie Nicolaï c.s.Verzoekt de regering uiterlijk medio 2003 zeven maatregelen in te voeren voor het vergroten van de aangiftebereidheid, waaronder concernbrede elektronische aangifte. | Kamerstukken II 2001–2002, 28 000 VII, nr. 45 | Onlangs heeft de Coöperatie Informa- tiemanagement Politie een gedetailleerd plan van aanpak opgesteld. In dit plan van aanpak is aangegeven dat de ICT-voorzieningen aan het einde van het derde kwartaal gereed zullen zijn en in het vierde kwartaal door enkele politiekorpsen zullen worden beproefd. In 2004 zal elektronische aangifte worden ingevoerd in alle politiekorpsen. De Tweede Kamer is in februari 2003 geïnformeerd over deze motie door middel van een brief met als onderwerp: Reacties van het kabinet op de moties inzake het verhogen van de aangiftebereidheid. |
BegrotingsbehandelingMotie Scheltema-de Nie c.s.De regering wordt gevraagd voorstellen te ontwikkelen voor de wijze waarop de primaire verantwoordelijkheid van de ondernemer voor de brandveiligheid van zijn onderneming dmv aantoonplicht kan worden verscherpt. | Kamerstukken II 2001–2002, 28 000 VII, nr. 20 | Omdat reeds een vergunningstelsel inclusief toezicht bestaat waarbij de ondernemer moet aantonen dat zijn bedrijfsvoering brandveilig is en aangezien er nav de cafebrand Volendam verschillende actiepunten zijn die dit punt nader invullen wordt de facto reeds uitvoering gegeven. |
BegrotingsbehandelingMotie Scheltema-de Nie c.s.Verzoekt de regering een elektronisch aangiftevolgsysteem bij de politie te introduceren en te bewerkstelligen dat de elektronisch gedane aangiften werkelijk in behandeling worden genomen. | Kamerstukken II 2001–2002, 28 000 VII, nr. 36 | De Coöperatie Informatiemanage- ment Politie heeft de mogelijkheden voor de invoering van een elektronisch aangiftevolgsysteem onderzocht. Uit dit onderzoek is gebleken dat de ontwikkeling en invoering van het elektronische aangiftevolgsysteem een complexe en omvangrijke opgave is. Gelijktijdig met de invoering van elektronische aangifte zullen beperkte mogelijkheden voor het volgen van elektronische aangiften worden ingevoerd. Momenteel wordt een gedetailleerd plan van aanpak opgesteld voor de invoering van meer uitgebreide mogelijkheden. De Tweede Kamer is in februari 2003 geïnformeerd over deze motie door middel van een brief met als onderwerp: Reacties van het kabinet op de moties inzake het verhogen van de aangiftebereidheid. |
Wet BIBOBMotie DuijkersVerzoekt de regering te bevorderen dat de gemeente Amsterdam zodanig wordt gefaciliteerd, opdat de slagvaardigheid van het Wallenproject in het kader van de Wet BIBOB geen nadelige gevolgen zal ondervinden. | Kamerstukken II 2001–2002, 26 883, nr. 63 | Minister van Justitie heeft – zoals op 18 juni 2002 aangekondigd tijdens het plenaire debat in de Eerste Kamer over BIBOB – inmiddels in het kader van de Wet op de politieregisters ontheffing verlenen aan de gemeente Amsterdam, zodat men daar in staat wordt gesteld om in het kader van de bestuurlijke aanpak van georganiseerde criminaliteit politiegegevens uit te wisselen. Hierdoor wort het Van Traateam (voorheen Wallenproject) in staat gesteld om de in gang gezette werkwijze te continueren. Dit is een tijdelijke oplossing. Op termijn zal de Wet op de politieregisters worden gewijzigd waardoor een dergelijke ontheffing niet meer nodig is. |
Algemene Politieke BeschouwingenMotie-Zalm c.s.Versnelling van uitvoering van het actieplan Samen Werken aan Veiligheid. | Kamerstukken II 2002–2003, 28 600 VII, nr. 26 | Het veiligheidsprogramma is op 16 oktober 2003 aan de TK aangeboden (2002–2003, 28 684, nr. 1). |
Directoraat-generaal Management en Personeelsbeleid | ||
---|---|---|
Omschrijving van de motie | Vindplaats | Stand van Zaken |
BegrotingsbehandelingMotie-Th.C. de Graaf c.s.Verzoekt de regering vóór 22 januari 2003 een overzicht per ministerie aan de Kamer te zenden van de omvang van advisering en dienstverlening door externe, betaalde adviseurs en managers bij de Rijksoverheid en het financieel beslag dat hiermee gemoeid is. | Kamerstukken II 2002–2003, 28 600 VII, nr. 30 | Brief van Minister BZK op 10–1-2003 aan de Tweede Kamer gezonden. |
B. Door bewindslieden gedane toezeggingen
B.1. In behandeling zijnde toezeggingen
Kabinetsperiode Kok (I en) II (per 1 juli 2003)
Directoraat-generaal Constitutionele Zaken en Koninkrijksrelaties | ||
---|---|---|
Omschrijving van de toezegging | Vindplaats | Stand van Zaken |
Minister BZKDe heer Platvoet (GL) heeft gevraagd n.a.v. het amendement Rehwinkel (kamerstukken II 2000–2001, 27 034, nr. 30) of in plaats van het vaste percentage van 30% van de kiesgerechtigden niet gekozen kan worden voor percentage van de normale opkomst bij de verkiezingen van de betreffende volksvertegenwoordigende organen. | Handelingen I 2000–2001, nr. 36, blz. 1559–1560, 3 juli 2001 | Bij de verplichte evaluatie binnen drie jaar na inwerkingtreding zal de vraag moeten worden meegenomen. |
Minister BZKDe heer Platvoet (GL) heeft de Minister gevraagd om bij de evaluatie die genoemd staat in artikel 168, ook na te denken over de kwantitatieve en kwalitatieve effecten van de voorgestelde wetgeving, om zo op een goede wijze invulling te geven aan die evaluatie. | Handelingen I 2000–2001, nr. 36, blz. 1609, 3 juli 2001 | Bij de verplichte evaluatie binnen drie jaar na op zowel de kwalitatieve als op de kwantitatieve effecten. |
Minister BZKVoorstel wijziging Grondwet tijdelijke vervanging van kamerleden in geval van zwangerschap, bevalling en ziekte.Op verzoek van mw. Van der Hoeven (CDA) is de toezegging gedaan om bij de uitvoeringsregeling behorend bij het bovengenoemd voorstel aandacht te besteden aan mogelijke toepassing van de regeling voor leden van het Europees Parlement. | Kamerstukken II 2001–2002, 28 051 | Wordt meegenomen in de nog te ontvangen uitvoeringsregelgeving. Deze wordt voor de tweede lezing van de Grondwetswijziging besproken met betrokkenen.DGOB bereidt uitvoeringsregeling voor. |
Directoraat-generaal Openbaar Bestuur | ||
---|---|---|
Omschrijving van de toezegging | Vindplaats | Stand van Zaken |
Minister BZKHeroverweging schorsing- en vernietigingsbeleid. | Kamerstukken II 1999–2000, 26 721, nr. 47 oktober 1999 | Het Beleidskader is gereed, maar is voorlopig aangehouden. Nadere afstemming vindt plaats met vertegenwoordigers van provincies. |
Minister BZKNaar verwachting verschijnt eind 2000/begin 2001 het rapport van het ESBL over «gemeentelijke belastingen in de 21e eeuw». Het ESBL voert dit onderzoek uit in opdracht van de VNG. De staatssecretaris van Financiën heeft de Tweede Kamer toegezegd een reactie op het ESBL-rapport, in de vorm van een kabinetsstandpunt (na standpuntbepaling VNG), op een zodanige termijn aan de Tweede Kamer toe te sturen dat de kamerbehandeling nog voor het zomerreces 2001 kan plaatsvinden. Hij heeft bij deze toezegging wel aangegeven een slag om de arm te houden. | Kamerstukken II 1999–2000 30 oktober 2000 | Op 4 juli 2001 is het rapport van het ESBL aangeboden aan de VNG. Het standpunt van de VNG is in april 2002 uitgebracht. Het huidige kabinet zal als onderdeel van een heroriëntatie lokale belastingen een kabinetsstandpunt bepalen. |
Minister BZKOriënterende notitie over kwantitatieve gegevens m.b.t. de ambtelijke bezetting bij gemeenten (o.a. formatie aantallen, vacatures, functieniveaus). Hierover zal ook met de VNG worden gezocht. | Kamerstukken II 2000–2001 7 juni 2001 | Het onderzoek loopt nog. De eerste resultaten (formatie aantallen) daarvan zijn reeds opgenomen in de brochure Kengetallen 2002. Deze brochure is bij brief van 25 maart 2002 aan de Tweede Kamer aangeboden. |
Minister BZKTijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel Vermindering aantal leden van provinciale staten en gedeputeerde staten is toegezegd de effecten op het aantal vrouwen in provinciale staten als het wetsvoorstel van kracht is geworden, goed te volgen en na de volgende verkiezingen voor provinciale staten mee te delen aan de Tweede Kamer. | Handelingen II 2000–2001, nr. 84,7 juni 2001 | Na de volgende statenverkiezingen in 2003 zal worden nagegaan in hoeverre de verkleining van het aantal statenleden invloed heeft gehad op het aantal vrouwen in provinciale staten. De uitkomsten zullen in een rapportage aan de Tweede Kamer worden gemeld. Wetsvoorstel is nog niet behandeld en zal ook niet behandeld worden door EK. |
Minister BZKHet aantal als getuige te horen personen bij het gemeentelijk recht van onderzoek is beperkt tot mensen die werkzaam zijn of waren voor de gemeente. De Minister heeft toegezegd dat bij de evaluatie van de wet dualisering gemeentebestuur bekeken zal worden of de kring van personen die bij een gemeentelijk onderzoek betrokken kunnen worden de juiste omvang heeft. | Handelingen II 2001–2002, nr. 101, pag. 6291 | Deze toezegging wordt afgehandeld in het kader van de evaluatie van de Wet dualisering gemeentebestuur, die voor 1 januari 2005 moet plaatsvinden. |
Minister BZKHeeft toegezegd te bezien of er reden is de maatstaf herindeling van het gemeentefonds ook van toepassing te laten zijn bij (in termen van inwoners/woonruimten) grootschalige grenscorrecties. | Kamerstukken II 2001–2002, 28 000 B, nr. 1829 november 2001 | Bij brief van 26 februari 2002 is de Tweede Kamer over de opzet van het onderzoek geïnformeerd. Het onder- zoek loopt nog. |
Minister BZKTe zijner tijd het functioneren van de ontslagprocedure voor wethouders die niet langer voldoen aan de functievereisten beoordelen. | Handelingen I 2001–2002, nr. 20, 26 februari 2002 | Dit wordt betrokken bij de algemene evaluatie van de wet Dualisering gemeentebestuur, die moet plaatsvinden voor 1 januari 2005. |
Directoraat-generaal Openbare orde en Veiligheid | ||
---|---|---|
Omschrijving van de toezegging | Vindplaats | Stand van Zaken |
Minister BZKEr wordt, in overleg met de VNG, gekeken naar de mogelijkheden om de regierol van de gemeenten bij het lokaal veiligheidsbeleid te versterken. Gemeenten horen in hun veiligheidsbeleid naar plaatsen te kijken waar men zich niet veilig voelt. De veiligheidsdiscussie kan in veel gemeenteraden een prominentere plaats krijgen, met een belangrijke plaats voor de burgemeester. | Kamerstukken II 2000–2001, 27 400 VII, nr. 3220 november 2000 | Het Rob heeft in april 2002 een advies uitgebracht over integraal veilig- heidsbeleid. Hiervan is gebruikgemaakt bij de opstelling van het Veiligheidsprogramma «Naar een veiliger samenleving». In dit programma worden afspraken met GSB-steden en overige gemeenten in het vooruitzicht gesteld. Aandacht zal hierbij ook worden besteed aan de verantwoordelijkheden van de partners en de regierol van gemeenten. Kabinetstandpunt is nog in voorbereiding. |
Minister BZKNaar aanleiding van de geconstateerde lage aangiftecijfers heeft de Minister toegezegd om te bezien of en hoe bij de volgende monitor (2003) meer inzicht kan worden verkregen in de redenen waardoor de aangiftecijfers zo laag zijn. Er werd aangedrongen op een spoediger inzicht van de redenen. De Minister van BZK heeft dat tijdens het AO afgehouden. | Kamerstukken II 2001–2002, 26 345, nr. 712 oktober 2001 | Voor de volgende Politiemonitor (2003) wordt bezien of men inzicht kan verkrijgen over de redenen die er voor burgers toe leiden om aangifte achterwege te laten.11/2 POL: In de Politiemonitor Bevolking (2003) zal hier extra aandacht aan worden besteed. |
Minister BZKHeeft toegezegd op vragen van het CDA-kamerlid Van der Hoeven met de grootst mogelijke spoed contacten met andere landen zullen worden gelegd om overleg te plegen over vormen van bestuurlijke internationale informatie-uitwisseling (in kader Bibob). Gestart zal worden met België en Duitsland om te bezien of op dit vlak tot bilaterale verdragen kan worden gekomen. | Handelingen II 2001–2002, nr. 12, blz. 264/265 | POL 11/2: De geplande DG-overleg- gen met België en Duitsland hebben nog niet plaatsgevonden, maar worden beide nog voor de zomer voorzien. Daarin zal zoals eerder toegezegd van Nederlandse zijde de internationale context van BIBOB (in casu de informatie-uitwisseling terzake) worden ingebracht.Daarnaast wordt overwogen dit onderwerp tijdens het EU-voorzitter- schap van Nederland in de tweede helft van 2004 als prioritair onderwerp in te brengen.De voorbereidingen daartoe, waaronder sondering bij diverse landen, worden thans ter hand genomen. |
Minister BZKBlauwe testbuisjes (persoonlijke bescherming). | Kamerstukken II 2001–2002, 28 200 VII | Bij brief van 26 november 2001 is het rapport «Blauwe testbuisjes» van de politievakorganisatie ACP ter advisering aan de RHC en KBB aangeboden. De RHC heeft eind april advies uitgebracht aan het ministerie van BZK. Op basis daarvan is een conceptstandpunt opgesteld dat in juli 2002 met de bonden wordt besproken. Overleg met de bonden is nog gaande. |
Minister BZKAan de hand van de proef met de VER in 15 gemeenten zal op zo kort mogelijke termijn worden bekeken op welke manier de invoering bij alle overige gemeenten het beste kan plaatsvinden. | Begrotingsbehandeling 2001 | Aan de hand van de proefprojecten met de VER in 15 gemeenten is bekeken op welke manier de invoering bij alle overige gemeenten het beste kan plaatsvinden. Uit de resultaten van de proefprojecten is de eind conclusie getrokken dat de VER een goed toepasbaar instrument is maar dat onder meer gezien de gewenste beperking van regelgeving besloten is de VER een vrijwillig instrument te laten zijn. In het veiligheidsprogramma is hierover opgenomen dat het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) actief ondersteuning zal bieden aan gemeenten, het bedrijfsleven en andere instanties onder meer aan de hand van de VER ter voorkoming van criminaliteit.Het voornemen is het CCV de opdracht te geven een verdere implementatie van de Veiligheidseffectrapportage (VER) op zich te nemen. |
Minister BZKInitiëren bij NPI van centrale databank met informatie over jurisprudentie en casuïstiek inzake geweldsgebruik door de politie. | Kamerstukken II 1997–1998, 25 616, nr. 9 | Het nut en de noodzaak van zo'n databank worden nader bekeken bij het onderzoek of geweldsmetingen langs elektronische weg beschikbaar kunnen worden gesteld, zie de brief aan de Tweede Kamer van 7 januari 2002 (kamerstukken II 2001–2002, 26 345, nr. 76). De herstructurering van de melding en registratie van geweldsincidenten (inhoudelijk en procedureel) maakt onderdeel uit van de herziening van de Ambtsinstructie en het formulier geweldsmeldingen door BZK. Op dit moment behoort dit onderwerp niet tot de beleidsprioriteiten. De oude werkwijze voor het registreren en tweejaarlijks analyseren van geweldsmeldingen voldoet om input te geven aan de ontwikkeling van onderwijs en verantwoording af te leggen aan de Tweede Kamer. De huidige werkwijze zal gehandhaafd blijven behoudens een update van de vragen uit het formulier geweldsmeldingen met betrekking tot de bevoegdheid van agenten om geweldsmiddelen te dragen in lijn met de bepalingen van de nieuwe Regeling Toetsing Geweldsgebruik Politie. De update van het formulier geweldsmeldingen zal 2e helft 2003 gereed zijn. |
Minister BZKIn aansluiting op eerdere toezegging bij de behandeling van het wetsvoorstel Victor in de Tweede Kamer op 18 januari 2001 wordt tijdens de behandeling van voorstel toegezegd de notitie in het voorjaar aan de Kamer te zenden. | Handelingen I 2001–2002, nr. 17, 29 januari 2002 | Afhandeling van de toezegging wordt door het nieuwe kabinet hervat. |
Staatssecretaris BZK1. in overleg met het ministerie van Justitie, het OM en Politie vaststellen hoe het onderzoek van de Onafhankelijke onderzoeksraad voor de veiligheid zich verhoudt tot het strafrechtelijk onderzoek.2. in overleg met het OM en Politie bezien in hoeverre het praktisch haalbaar is slachtoffers van een zwaar ongeval of ramp ten bate van het strafrechtelijk onderzoek spoedig een getuigenverklaring te laten geven. | Kamerstukken II 2001–2002 26 juni 2002Voortgangsrapportage Vuurwerkramp plus CFA | Ad 1 en 2: In overleg met alle betrokken partijen is een concept samenwerkingsovereenkomst opgesteld die als basis kan dienen voor een definitieve overenkomst als de Onderzoeksraad is geïnstalleerd. |
Staatssecretaris BZKIn overweging zal worden opgenomen of een Voorlopige Onderzoeksraad voor de Veiligheid al voor de daadwerkelijke inwerkingtreding van de Rijkswet Onderszoeksraad voor de Veiligheid kan worden geïnstalleerd. | Kamerstukken II 2001–2002 26 juni 2002Voortgangsrapportage Vuurwerkramp plus CFA | Op 26 juni heeft de plenaire behandeling van het wetsvoorstel plaatsgevonden. De stemming is door de TK verschoven na het zomerreces. |
Directoraat-generaal Management en Personeelsbeleid | ||
---|---|---|
Omschrijving van de toezegging | Vindplaats | Stand van Zaken |
Minister BZKOver de registratie van toegestane draaideurconstructies wordt met het SG-beraad overlegd t.b.v. een verbeterde registratie van toegestane uitzonderingen. | Kamerstukken II 2000–2001, 26 806, nr. 813 februari 2001 | Aan de SG's is verzocht om vóór 1 september 2002 informatie aan te leveren over de toepassing van het verbod op de draaideurconstructie en over eventuele afwijkingen van dat verbod. Nog in behandeling. |
Minister BZKTen aanzien van inhuur van externen zal de manager zich vragen moeten stellen met het doel om de opdrachtverlening aan de externe adviseur de afweging te verbeteren en ervoor te zorgen dat intern gebeurt wat intern kan. | Kamerstukken I 2001–2002, 27 400, nr. 409a | Ambtelijk overleg in het PIA (project Professioneel Inkopen en Aanbesteden van EZ) is gaande. Van belang hierbij is de uitkomst van de door de ministeries uitgevoerde inkoopdiagnoses. Thans wordt binnen PIA bekeken welke conclusies kunnen worden getrokken. De voortgangsbrief Uitvoering actieplan PIA is in juli 2002 door Min EZ aan de Tweede Kamer aangeboden. |
Minister BZKZal met de Minister van EZ als coördinerend minister van het project Professioneel Inkopen en Aanbesteden (PIA) en met VNG en IPO de suggestie bespreken om na te gaan of de betreffende informatie zich ook leent voor externe raadpleging, zodat bekend is welke onderzoeken er gehouden zijn. Ook zal worden nagegaan of het delen van informatie (over externe beleidsonderzoeken) voor de VNG en de IPO op en bevredigende wijze gebeurt. | Kamerstukken I 2001–2002, 27 400, nr. 409a | Dit punt is opgebracht in ambtelijk overleg met EZ in het kader van PIA. IPO en VNG zijn schriftelijk benaderd door het ministerie van BZK. Er is nog geen reactie ontvangen. Er wordt binnenkort gerappelleerd. |
Minister BZKAls het gaat om de informatievoorziening inzake inhuur van externen wordt gedacht aan het maken van een scan naar analogie van de inkoopscans die in het project Professioneel Inkopen en Aanbesteden (PIA) van het ministerie van EZ gebruikt zijn. Hierover moet nog interdepartementaal gesproken worden; de Minister zal dit opnemen met de Minister van EZ. | Kamerstukken I 2001–2002, 27 400, nr. 409a | Er is ambtelijk overleg met de projectleiding van PIA over de ontwikkeling van de scan. In het kader van de ontwikkeling van de scan levert het ministerie van BZK een bijdrage aan het deelproject Inkoopdiagnose binnen PIA, in het bijzonder over informatievoorziening over inhuur en uitbesteding. Deze bijdrage bestaat uit een opzet voor de paragraaf van extern advies van de inkoopscan. Onduidelijk is in hoeverre dit door PIA wordt overgenomen. |
Centrale Stafdiensten | ||
---|---|---|
Omschrijving van de toezegging | Vindplaats | Stand van Zaken |
Minister BZKIn de begroting en verantwoording zal meer aandacht worden besteed aan het bestaansrecht van de agentschappen (naast de vijfjaarlijkse doorlichting). | Kamerstukken II 2001–2002, 28 380, nr. 13 19 juni 2002 (Financiële Verantwoording H VII) | Het huidige kabinet wenst de discussie rondom agentschappen te hervatten. |
Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst | ||
---|---|---|
Omschrijving van de toezegging | Vindplaats | Stand van Zaken |
Minister BZKDrie jaar na inwerkingtreding van de nieuwe Wiv wordt de commissie van toezicht geëvalueerd. | Handelingen 2001–2002 II 25 87728 juni 2002 Nieuwe Wiv | Wordt t.z.t. in behandeling genomen. |
Minister BZKHij zal met OCW nagaan of de 75-jaar termijn in artikel 15 Archiefwet 1995 kan worden verkort tot 50 jaar (betreft overbrenging archiefbescheiden). De Kamer wordt geïnformeerd over de uitkomst. | Handelingen 2001–2002 II 25 87728 juni 2002 Nieuwe Wiv | In behandeling. |
MinBZKHij heeft toegezegd dat, i.v.m. art 52a (alleen rechtbank Den Haag bevoegd voor beroep in eerste aanleg), bij Justitie zal worden nagegaan welke consequenties er zijn voor de personele bezetting bij het parket en de rechtbank Den Haag. Hij zal de Kamer over de uitkomst informeren. | Handelingen 2001–2002 II 25 87728 juni 2002 Nieuwe Wiv | Bij brief van 24–7-2002 is deze problematiek onder de aandacht gebracht van de President van de rechtbank Den Haag, de voorzitter van de Raad voor de Rechtspraak en de Minister van Justitie. |
Kabinetsperiode Balkenende (I en) II (per 1 juli 2003)
Directoraat-generaal Constitutionele Zaken en Koninkrijksrelaties | ||
---|---|---|
Omschrijving van de toezegging | Vindplaats | Stand van Zaken |
Regeringsverklaring: administratieve lastendruk (11-06-2003)Het kabinet streeft er naar dit thema een belangrijke plaats te geven op de agenda van het Nederlands Voorzitterschap in 2004. | Kamerstukken II 2002–2003 , nummer onbekend | In behandeling. |
Directoraat-generaal Openbaar Bestuur | ||
---|---|---|
Omschrijving van de toezegging | Vindplaats | Stand van Zaken |
Begrotingsbehandeling (27-11-2003)Toezegging aan de heer Rietkerk in 2003 een brief te zenden over de situatie m.b.t. de regioconvenanten (financieel perspectief en toekomst). | Handelingen II 2002–2003, 28 600 VII, 27–1981 | In afwachting van de kabinetsformatie zal er richting de Kamer geen actie worden genomen. Als het nieuwe regeerakkoord gereed is wordt bezien welke toekomst dit dossier zal krijgen. |
Kiezen op Afstand (29-10-02)De Minister van BZK is bereid om te bezien of het mogelijk is om in 2004, behalve de reeds geplande experimenten, ook een (kleinschalig) experiment met brief-, PC- en/of telefoonstemmen te houden voor kiezers die zich in Nederland bevinden. In dit kader zal door de Minister ook worden bezien of een experiment bij verkiezingen bij gemeentelijke herindeling mogelijk is. | Kamerstukken II 2002–2003, 28 600, nr 15 | De Minister van BZK heeft in de brief d.d. 25 maart 2003 (TK 286 006 VII, nr 7) de Kamer zijn standpunt laten weten inzake de moties Rehwinkel/Spies en Te Veldhuis/Rehwinkel. In dezelfde brief heeft de Minister de Kamer laten weten geen mogelijkheden te zien om andere experimenten uit te voeren dan de experimenten die in 2004 zijn voorzien. |
Dualisering Provinciebestuur (02-10-02)Er wordt in kaart gebracht wat de dualisering gemeentebesturen kost. Dit kan vóór de komende begrotingsbehandeling worden afgerond. | Kamerstukken II 2002–2003, 28 384, nr. 8 | Bij voorjaarsnota komen er voorstellen. Kamerstukken I, 2002–2003, 28 384, 33B, P21. |
Dualisering Provinciebestuur (02-10-02)De Minister streeft naar duidelijkheid t.t.v. de Voorjaarsnota in 2003 over een mogelijke compensatie van de kosten van dualisering voor de provincies. Als het mogelijk is – mede afhankelijk van de uitkomst van het monitoronderzoek Kosten dualisme bij gemeenten zal hij eerder indicaties geven. | Kamerstukken II 2002–2003, 28 384, nr. 6 | Bij voorjaarsnota komen er voorstellen. |
Dualisering Provinciebestuur (02-10-02)Alvorens wetsvoorstellen worden ingediend m.b.t. de gemeentelijke en provinciale medebewindsbevoegdheden, waarin medebewindsbevoegdheden worden toegekend aan het – vanuit dualistisch perspectief bekeken – juiste bestuursorgaan, zal nogmaals kritisch worden bezien of deze houdbaar zijn. | Kamerstukken I 2002–2003, 28 384, nr 33f | Gemeentelijke medebewindsbevoegdheden: het advies van de RvS wordt verwerkt in het wetsvoorstel. Provinciale medebewindsbevoegdheden: concept-wetsvoorstel wordt binnenkort ter advies aan de RvS voorgelegd. |
Dualisering Provinciebestuur (02-10-02)De Minister van BZK is bereid, als uit de evaluatie blijkt dat de gemeentelijke dualiserling bepaalde tekortkomingen heeft en als er signalen zijn dat het op provinciaal terrein vergelijkbare tekortkomingen zijn, om deze zo snel mogelijk te vertalen in aanpassingen ook van de Provinciewet. | Kamerstukken I 2002–2003, 28 384, nr 33f | De evaluatie van de Wet Dualisering Provinciebestuur wordt in 2004 uitgevoerd. |
Regeringsverklaring: actieprogramma modernisering overheid (11-06-2003)Minister BVK zal ook kijken naar de ZBO's en de adviesraden. In het najaar zal het kabinet met een concreet programma komen waarin op het terrein van de modernisering vd overheid meetbare resultaatsverplichtingen zijn opgenomen. | Kamerstukken II 2002–2003, nummer onbekend | In behandeling. |
Experimentenwet Kiezen op Afstand (19/06/03)«Ik wil met u kijken of het mogelijk is, bijvoorbeeld bij een herverdelingsverkiezing in 2004 in de Achterhoek. Wij kunnen de kosten daarvan nog niet precies inschatten. Het gaat niet om een paar duizend euro. Het gaat al snel om tienduizenden, misschien een paar honderdduizenden euro. Ik bekijk wat binnen het beschikbare budget mogelijk is. Ik sluit het niet uit. Ik spreek wel mijn bereidheid uit, serieus te bekijken of het mogelijk is iets te ondernemen bij die herindelingsverkiezing in het najaar van 2004.» | Kamerstukken II 2002–2003, 28 600 | In behandeling. |
Experimentenwet Kiezen op Afstand (19/06/03)«Wij hebben natuurlijk geen experiment gepland rond het mogelijke referendum ten tijde van de verkiezingen voor het Europese Parlement. Ik zeg er wel bij dat er rekening moet worden gehouden dat een uitbreiding van het experiment met internet- en telefoon-stemmen tot een referendum tot zeer aanzienlijke aanpassingen van de stemdienst zal moeten leiden, met alle kosten van dien. Ik kan de consequenties daarvan nog niet overzien. Wij gaan er grondig naar kijken en wij hopen de Kamer daarover in september te kunnen informeren.Ik spreek de intentie uit dat ik, als er zicht is op een referendum ten tijde van de verkiezingen voor het Europees parlement, zal bekijken of het mogelijk is.Ik spreek de intentie uit dat wij het als het mogelijk is, ook financieel gezien, parallel gaan doen, maar ik zeg niet van te voren dat het wel zal lukken. (elektronisch stemmen).» | Kamerstukken II 2002–2003, 28 600 | In behandeling. |
Experimentenwet Kiezen op Afstand (19/06/03)«Ik ben de heer Dubbelboer nog een antwoord schuldig over het overzicht van alle verkiezingen tot en met 2008. Ik zeg hem toe dat wij een lijstje zullen maken. Dat gaat echter niet zo ver dat wij inventariseren welke faculteitsraad wanneer op welke universiteit verkiezingen houdt, inclusief alle ondernemingsraadverkiezingen van alle bedrijven en alle overheidsinstellingen. Dan zou ik namelijk lang daarmee bezig zijn en ik denk niet dat ik daarmee iemand veel plezier zou doen. Grote verkiezingen in de sfeer van de overheid, zoals herindelingsverkiezingen, waterschapsverkiezingen en dergelijke zullen wij erbij betrekken.» | Kamerstukken II 2002–2003, 28 600 | In behandeling. |
Experimentenwet Kiezen op Afstand (19/06/03)Ik wil wel afspreken om in de halfjaarlijkse rapportage te bekijken of er meer mogelijkheden zijn die kunnen leiden tot verdere stappen die financieel mogelijk zijn. | Kamerstukken II 2002–2003, 28 600 | In behandeling. |
Directoraat-generaal Openbare Orde en Veiligheid | ||
---|---|---|
Omschrijving van de toezegging | Vindplaats | Stand van Zaken |
Externe veiligheid, rampenplannen (10-12-02)Stass heeft toegezegd een brief naar de Kamer te sturen over multidisciplinair oefenen. | Kamerstukken 2002–2003, 28 655, nr. 4 | De concept-brief aan de Kamer zal in de week van 19 mei 2003 aan de politieke leiding van BZK worden voorgelegd. Verzending aan de Kamer 2e helft 2003. |
Externe veiligheid, rampenplannen (10-12-02)Stass heeft toegezegd een brief naar de Kamer te sturen over afhandeling/stand van zaken aanbevelingen enquêtecommissie Bijlmerramp. | Kamerstukken II 2002–2003, 28 655, nr. 4 | Afspraken gemaakt met BSG over aanpak en afbakening «breedte» rapport. Er is informatie ingewonnen bij CZW en het ministerie van V&W. |
Verantwoording en toezicht bij rechtspersonen met een wettelijke taak deel 3; bevindingen over RWT's (19-12-03)De ministers FIN en BZK zullen een brief naar de Kamer zenden met daarin het tijdpad voor de realisering van de ontwikkelingen rond RWTs en ZBOs. | In behandeling. | |
Bescherming Vitale Infrastructuur (26-03-03)De Minister zal- middels een voortgangsrapportage de Kamer inlichten over o.a.:– verdere verdieping project (uitwerking vervolgtraject) – verantwoordelijkheden en kostenverdeling overheid en bedrijfsleven – internationale en grensoverschrijdende aspecten – afweging werkzaamheden onder te brengen bij nationaal operatiecentrum | Kamerstukken II 2002–2003, 26 643, nr. 40 | Zo mogelijk vóór het einde van het zomerreces zal de Kamer worden ingelicht over het al dan niet halen van 1 september 2003 als einddatum voor een inhoudelijke voortgangsrapportage. |
Bescherming Vitale Infrastructuur (26-03-03)De Minister zal de Kamer schriftelijk inlichten over:– problematiek GPS rondom radio-navigatiesystemen (uitgezet bij EZ) – relatie met Wet Milieubeheer (uitgezet bij VROM) – de geïdentificeerde knooppunten | Kamerstukken II 2002–2003, 26 643, nr. 40 | De vragen zijn uitgezet bij de betrokken ministeries. |
Politie en veiligheid (14-05-03)Geintegreerde aanpak probleem Oost-Europeanen. Hierover moeten afspraken worden gemaakt met het bestuur van de 4 grote steden en met de betrokken bewindslieden. Eerst moet worden gepeild of alle betrokken steden en bewindslieden hiertoe bereid zijn. | Kamerstukken II 2002–2003, 27 834, nr 27 | In behandeling. |
Politie en veiligheid (14-05-03)De Minister van BZK heeft toegezegd het aantal momenten waarop gerapporteerd wordt over de sterkte van de Nederlandse politie terug te brengen van 2 naar 1 maal per jaar (de stand per 31-12). | Kamerstukken II 2002–2003, 27 834, nr 27 | Tijdens het wetgevingsoverleg van 19 juni is de Minister verzocht toch vooral twee maal per jaar te blijven rapporteren over de ontwikkeling van de politiesterkte. |
Regeringsverklaring: politiesterkte (11-06-03)Bij de behandeling van de Voorjaarsnota 2003 zal tevens informatie gereed zijn over de ontwikkeling van de politiesterkte. | Kamerstukken II 2002–2003, nummer onbekend | In behandeling. |
Regeringsverklaring: privacybescherming en verruiming opsporingsbevoegdheden (11-06-03)Aan de Kamer zullen wetsvoorstellen en wetsontwerpen worden toegezonden gericht op o.a. privacybescherming en verruiming opsporingsbevoegdheden. | Kamerstukken II 2002–2003, nummer onbekend | In behandeling. |
Regeringsverklaring: antisemitisme (11-06-03)Bestrijding antisemitisme: voor de begrotingsbehandeling JUS zal aan de Kamer een brief worden gezonden over de aanpak van het antisemitisme. | Kamerstukken II 2002–2003, nummer onbekend | In behandeling. |
Regeringsverklaring: Politiebeleid (11-06-03)In het beleidsprogramma zal de Kamer worden geïnformeerd over de doelstellingen mbt het functioneren van de politie. | Kamerstukken II 2002–2003, nummer onbekend | In behandeling. |
Regeringsverklaring: Politiebeleid (11-06-03)In de Miljoenennota 2004 zal de Kamer worden geïnformeerd over de politiesterkte. | Kamerstukken II 2002–2003, nummer onbekend | In behandeling. |
Regeringsverklaring: Politiebeleid (11-06-03)Naar verwachting zal aan het eind van dit jaar (2003) een wetsvoorstel worden ingediend over de beheersbevoegdheden van de Minister van BZK | Kamerstukken II 2002–2003, nummer onbekend | In behandeling. |
Beleidskader bestrijding voetbalvandalisme en jaarverslag 2001–2001 CIV, relatie met gemeenten inzake financiering (24/06/03)Voeren van overleg met IPO, VNG en KNVB over de vraag hoe kan worden voorkomen dat profclubs in de toekomst opnieuw een beroep doen op financiële ondersteuning door de gemeenten. | Kamerstukken II 2002–2003, 28 877, nr. | Op 10 september is er een AO over voetbalvandalisme. Minister wil het overleg met IPO, VNG en KNVB vóór die datum gevoerd hebben. |
C2000(25/06/03)Overzicht van de externe adviseurs bij ITO geven. | Kamerstukken II 2002–2003, 25 124 | In behandeling. |
C2000(25/06/03)De volgende voortgangsrapportage wordt volgens de grote projecten regeling opgesteld. | Kamerstukken II 2002–2003, 25 124 | In behandeling. |
C2000(25/06/03)De Tweede Kamer wordt geïnformeerd over het rapport Bandell en de reactie hierop. | Kamerstukken II 2002–2003, 25 124 | In behandeling. |
Financiële nasleep vuurwerkramp Enschede, Eindrapportage Actiepunten Enschede en Volendam (26-06-03)Op een nader te bepalen tijdstip zal de TK worden geinformeerd over de uitkomst van het overleg met de VNG aangaande het actieprogramma Slagen voor Veiligheid. | Kamerstukken II 2002–2003, 27 157 | In behandeling. |
Financiële nasleep vuurwerkramp Enschede, Eindrapportage Actiepunten Enschede en Volendam (26-06-03)Na afronding van de regelingen die door de CFA I en II zijn ontwikkeld zal in een brief aan de TK een totaalbeeld worden geschetst van de uitvoering van deze regelingen. | Kamerstukken II 2002–2003, 27 157 | In behandeling. |
Financiële nasleep vuurwerkramp Enschede, Eindrapportage Actiepunten Enschede en Volendam (26-06-03)Er zal worden geïnformeerd naar de stand van zaken met betrekking tot de keuringen in het kader van de materiele personenschade, de aantallen en er zal worden aangedrongen op een zorgvuldige en spoedige afhandeling. Hierbij wordt specifiek aandacht geschonken aan het aantal WAO'ers dat nog gekeurd moet worden. | Kamerstukken II 2002–2003, 27 157 | In behandeling. |
Financiële nasleep vuurwerkramp Enschede, Eindrapportage Actiepunten Enschede en Volendam (26-06-03)De Minister van BZK zegt toe de kamer te informeren over wat de stand van zaken is van de AMvB kwaliteitseisen externe veiligheid inrichtingen en de AMvB vervoer. Hiermee samenhangend zal de Minister uiteen zetten wat de stand van zaken is van de circulaire die in de plaats komt van de nota risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen uit 1996. | Kamerstukken II 2002–2003, 27 157 | In behandeling. |
Directoraat-generaal Management en personeelsbeleid | ||
---|---|---|
Omschrijving van de toezegging | Vindplaats | Stand van Zaken |
Trendnota Arbeidszaken Overheid 2003, Nota Arbeidszaken id collectieve sector (BZK 02-109) (14-11-02)De Minister zegt toe elk Jaar een overzicht in de Trendnota Arbeidszaken Overheid op te nemen van de invulling van de «Van Rijn-gelden». In de praktijk zal dat het overzicht zijn dat ook in de Trendnota Arbeidszaken Overheid 2003 is opgenomen op pagina 39. | Kamerstukken II 2002–2003, 28 602, nr. 2 | Cijfers over invulling «Van Rijn-gelden» worden met ingang van 2003 elk Jaar in de Trendnota opgenomen. |
Wijziging Ambtenarenwet ivm Integriteit (21-01-03)Toezegging aan de Eerste Kamer dat nog vóór de zomer (2003) een wetsvoorstel tot wijziging van de Ambtenarenwet i.v.m. normen en waarden voor goed ambtelijk handelen en algemene regels over integriteit aan de Tweede Kamer kan worden aangeboden. | Kamerstukken I 2001–2002, 27 602, nr. 72Handelingen EK 2002–2003, nr. 15, blz. 28 | Het concept-voorstel is op 19 december 2002 in de Adviescommissie Overheidspersoneelsbeleid behandeld (thans AACS). De commissie heeft de voorstellen positief ontvangen. Kleine aanvullingen worden thans gepleegd. De Kamer zal z.s.m. worden geïnformeerd. |
Regeringsverklaring: waarden en normen (11-06-03)De regering zal komen tot concrete doelen en maatregelen. Dit zal tot uitdrukking komen in de beleidsvoornemens die in september gepresenteerd zullen worden op de onderscheiden terreinen. | Kamerstukken II 2002–2003, nummer onbekend | In behandeling. |
Diverse jaarverslagen (H I, II, VII GF en PF) 2002 plus rapporten ARK bij jaarverslagen 2002 (19-06-03)Minister BZK zegt toe in de ontwerp-begroting 2004 terug te komen op de vermindering van het aantal beleidsambtenaren bij BZK. | Kamerstukken II, 2002–2003, 28 600 diversen | In behandeling. |
Diverse jaarverslagen (H I, II, VII GF en PF) 2002 plus rapporten ARK bij jaarverslagen 2002 (19-06-03)Minister BZK heeft toegezegd na te gaan op welke wijze de Kamer adequaat geinformeerd kan worden over de implementatie van Europese regelgeving. | Kamerstukken II, 2002–2003, 28 600 diversen | In behandeling. |
Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst | ||
---|---|---|
Omschrijving van de toezegging | Vindplaats | Stand van Zaken |
Jaarverslagen BVD en AIVD 2001 (11-12-02)Veiligheidsonderzoeken m.b.t. leden van de rechterlijke macht.De Minister van BZK zal de Kamer in het voorjaar schriftelijk informeren over de mogelijkheden en de wenselijkheid van veiligheidsonderzoeken naar de zittende magistratuur. | De Minister van Justitie zal mede namens de Minister van BZK worden gevraagd de Kamer omtrent zijn visie terzake te informeren. De Minister van BZK zal de Kamer in het voorjaar schriftelijk informeren over de mogelijkheden en de wenselijkheid van veiligheidsonderzoeken naar de zittende magistratuur. Stand van zaken: Met het ministerie van Justitie is overleg gevoerd over de uitvoering van deze toezegging. Ambtelijk heeft Justitie te kennen gegeven de Minister terzake te informeren. Vervolgens zal overleg plaatsvinden met de AIVD over de voorbereiding van een brief aan de Kamer. | |
Jaarverslagen BVD en AIVD 2001 (11-12-02)Prioriteitstelling AIVDDe Minister van BZK zal aan de cie IVD meer specifieke informatie verstrekken over de prioriteitstelling van de AIVD. | In behandeling. | |
Jaarverslagen BVD en AIVD 2001 (11-12-02)Gegevens omvang buitenlandse v-dienstenDe Minister van BZK zal de vaste cie BZK vergelijkende gegevens verstrekken over de omvang van buitenlandse veiligheidsdiensten, in het licht van een algemene gedachtewisseling over de positie van de AIVD in de Nederlandse samenleving. | In behandeling. | |
Jaarverslagen BVD en AIVD 2001 (11-12-02)Groep directeuren terrorismebestrijding EUDe Minister van BZK zal de cie IVD de resultaten van het overleg van de groep directeuren terrorismebestrijding van de veiligheidsdiensten van de EU-landen toezenden. | In behandeling. | |
Rekrutering Jihad in Nederland (17-12-02)De Minister van BZK heeft de dienst verzocht op korte termijn een burgemeesters conferentie te organiseren over preventieve actie tegen rekrutering. Ook dienen depolitiekorpsen geïnformeerd en geïnstrueerd te worden inzake het vroegtijdig signaleren en helpen voorkomen van rekruteringsactiviteiten. | AO Jaarverslagen BVD en AIVD 2001 en rekrutering in Nederland voor de Jihad 1-12-2002, blz. 12–13 | In behandeling. |
Regeringsverklaring: terrorismebestrijding (11-06-2003)Een nota over de mogelijkheid tot het verbieden van terroristische organisaties zal aan de Kamer worden gezonden. | Kamerstukken II 2002–2003, nummer onbekend | Het verzoek was om eerst de nota nog vóór het AO d.d. 26 juni naar de Kamer te zenden. Echter dit AO is uitgesteld tot na het zomerreces van de Tweede Kamer. |
Kabinetsperiode Kok I en II en Balkenende I en II (per 1 juli 2003)
Directoraat-generaal Constitutionele Zaken en Koninkrijksrelaties | ||
---|---|---|
Omschrijving van de toezegging | Vindplaats | Stand van Zaken |
Algemene Politieke BeschouwingenIn het kader van de voorgenomen modernisering van hoofdstuk 7 van de Grondwet zal ook worden gekeken naar het raadsvoorzitterschap van de burgemeester (nav motie Scheltema en Halsema). Dit voornemen is ook in het kabinetsstandpunt uitgesproken. | Handelingen II 2000–2001, nr. 94, blz. 6119 ev., 29 augustus 2000. | De Rob is februari 2002 om advies gevraagd. Dit heeft geleid tot twee deeladviezen in mei en in december 2002. Een derde advies volgt in het najaar 2003. In een verkennende notitie over de invoering van de gekozen burgemeester is een samenhangend kabinetsstandpunt over de twee reeds uitgebrachte adviezen aangekondigd. |
Directoraat-generaal Openbaar Bestuur | ||
---|---|---|
Omschrijving van de toezegging | Vindplaats | Stand van Zaken |
Wetsvoorstel Wijziging GemeentewetWet Dualisering Gemeentebestuur De Kamers worden geïnformeerd over het aantal wethouders dat na de komende raadsverkiezingen – in het kader van dualisering – van buiten de raad wordt aangetrokken. | Handelingen I 2001–2002, nr. 20, 26 februari 2002 | Rapportage is op 22 oktober 2002 naar de Kamer gezonden. |
Elektronische DienstverleningDe Kamer wordt geïnformeerd over het resultaat van de PKI-aanbesteding zodra de gunning heeft plaatsgevonden. | Kamerstukken II 2001–2002, 26 387, nr. 14 AO 7 maart 2002 | Het Wetsvoorstel Elektronisch Bestuurlijk verkeer voorziet in een ontvangstbevestiging van emails die een bezwaarof beroepschrift bevatten. Dit wetsvoorstel is 22 juli 2002 aan de Kamer aangeboden (28 483, nr. 1–2). Ontvangstbevestiging van overige emails is met VNG in bestuurlijk overleg besproken. VNG beraadt zich op verdere acties. |
Elektronische DienstverleningDe Minister zal bezien of een ontvangstbevestiging van emails door de betreffende overheidsinstelling een (wettelijke) norm kan worden. | Kamerstukken II 2001–2002, 26 387, nr. 14 AO 7 maart 2002 | Het Wetsvoorstel Elektronisch Bestuurlijk verkeer voorziet in een ontvangstbevestiging van emails die een bezwaar- of beroepschrift bevatten. Zie toezegging hierboven. |
BegrotingsbehandelingToezegging aan mevrouw Smilde vóór 10/12/2002 de TK te informeren betreffende de financiële situatie van het Hof van Twente, ook i.v.m. de herindelingsgrond. | Handelingen II 2002–2003, 28 600 VII, 27–1979 | De toezegging is afgehandeld per brief aan de Kamer onder nr. 28 600 B, nr. 9. |
Kiezen op AfstandDe Minister heeft toegezegd de volgende drie vragen te beantwoorden:1. waarom moeten de huidige stemapparaten aangepast c.q. vervangen worden als PC-stemmen c.q. telefoonstemmen wordt ingevoerd? 2. kun je tijdens het experiment in 2004 met het stemlokaal van eigen keuze stemmen in een andere gemeente dan waar je woonachtig bent? 3. waarom een experiment met kiezers in het buitenland; dat is toch veel moeilijker dan een experiment in Nederland? | Kamerstukken II 2002–2003, 28 600, nr. 15 | De Kamer is geïnformeerd bij brief d.d. 20 november 2002 met kamerstuknummer 28 600, nr. 17. |
Dualisering ProvinciebestuurDe Minister van BZK heeft de Kamer toegezegd ruimschoots vóór de Jaarwisseling 2002/2003 de visie van het kabinet te zenden en een antwoord op de vraag hoe wordt omgegaan met de Kaderwetgebieden, met het wetsvoorstel bestuur stedelijke regio's en over de WGR. | Kamerstukken II 2002–2003, 28 384, nr. 6 | Nota verzonden 20 december 2002. Kamerstukken II, 2002–2003, 28 756, nr. 1. |
Dualisering ProvinciebestuurDe Minister zal laten onderzoeken of gedeputeerden, als zij straks statenleden noch ambtenaren meer zijn, niet langer strafrechtelijk aansprakelijk zijn. Zonodig zal een en ander in de aanpassingswet dualisering provinciebestuur worden gecorrigeerd. | Kamerstukken II 2002–2003, 28 384, nr. 6 | Deze toezegging is uitgewerkt in de Memorie van Antwoord aan gericht aan de Eerste Kamer d.d. 9 december 2002. |
Dualisering ProvinciebestuurOver de visie van het kabinet over de rol van de provincies en de vraag hoe wordt omgegaan met de kaderwetgebieden, krijgt de TK in de loop van de volgende maanden (met het wetsvoorstel bestuur in stedelijke regio's) opgestuurd. | Kamerstukken II 2002–2003, 28 384, nr. 8 | Nota verzonden 20 december 2002. Kamerstukken II, 2002–2003, 28 756, nr. 1. |
Directoraat-generaal voor Openbare Orde en Veiligheid | ||
---|---|---|
Omschrijving van de toezegging | Vindplaats | Stand van Zaken |
Onderzoek «Onder Schot»De centrale aanschaf van holsters wordt meegenomen in de eerstkomende wijziging van de Bewapeningsregeling politie. | Kamerstukken II 1997–1998, 25 616, nr. 9 | Vooruitlopend op de integrale wijziging is de Bewapeningsregeling inmiddels op het punt van de holsters gewijzigd: Staatscourant 30-09-02, nr. 187. |
Rechtspositie politieke ambtsdragers gemeenten en provinciesHet dwingend voorschrijven van een aantal voorzieningen in de rechtspositiebesluiten. | Kamerstukken II 2001–2002, 27 263, nr. 7, pag. 10 | De concept-AmvB is voor commentaar naar het IPO en de VNG gestuurd. Het IPO heeft bezwaren. De Tweede Kamer is hierover geïnformeerd in de notitie over de rechtspositie van politieke ambtsdragers die bij brief van 9 juli 2002 werd toegezonden. |
Financiële VerantwoordingOver een half jaar ontvangt de Tweede Kamer een actuele stand van zaken van de verbetertrajecten bij het KLPD. | Kamerstukken II 2001–2002, 28 380, nr. 13, 19 juni 2002 (Financiële Verantwoording H VII) | De Kamer is bij brief d.d. 5 juni 2003 (bzk0300362) geïnformeerd. |
Onderzoeksraad voor de Veiligheid (PRO) (11-06-03)De Minister van BZK heeft in het wetgevingsoverleg van 16 juni jl. toegezegd op een aantal zaken per brief nader in te gaan. De Minister is bereid in te gaan op het toekennen van rechtspersoonlijkheid, de uitvoeringsregelingen eenmalig aan de Tweede Kamer voor te leggen, nadere informatie over de vluchtdatarecorder, jaarlijkse rapportage door de Minister en een evaluatie over 3 jaar (zie brief d.d. 20 juni 2003). Bij deze brief is een derde nota van wijziging gevoegd. | Kamerstukken 2002–2003, 28 634, nr. 24 | Bij brief van 20 juni 2003 is op alle toezeggingen ingegaan. |
HalfJaarlijkse Voortgangsrapportage C2000De stass heeft toegezegd in december 2002 aan de TK de volgende voortgangsrapportage C2000 te zenden, dat wordt verbreed tot het project Verbindingen en Meldkamerdomein. Hierin zal tevens een financieel overzicht worden opgenomen en wordt ingegaan op het commercieel exploiteren van C2000 masten en zal een globale vergelijking worden opgesteld tussen regio's onderling over de regionale stand van zaken. | Kamerstukken II 2002–2003, 25 124, nr. 24 | De Kamer is geïnformeerd middels de Voortgangsrapportage, welke d.d. 20 december 2002 aan de Kamer is gezonden (kamerstuknr. 25 124, nr. 27). |
BegrotingsbehandelingToezegging aan de heer Teeven om navraag te doen bij het korps Rotterdam-Rijnmond naar het signaal dat er binnen dat Korps plannen zijn op preventieprojecten, zoals het VOS-Project in Rotterdam-Hoogvliet te beëindigen o.b.v. het Veiligheidsprogramma van het kabinet. | Handelingen II 2002–2003, 28 600 VII, 27–1968 | Op 5/12/2002 is een brief van de stass aan de TK gezonden (II, 2002–2003, 28 600 VII, nr. 40). |
Algemene Politieke BeschouwingenPlan van aanpak veiligheid (inclusief financiële enveloppe). Over de precieze verdeling van het extra geld voor veiligheid vanaf 2004 vindt nog nader overleg plaats tussen de betrokken ministers. De definitieve verdeling zal worden opgenomen in het programma van maatregelen. Op 11 oktober zal u hierover nader worden geïnformeerd. | Kamerstukken II 2002–2003, 28 600 VII, nr. 2 | In het Veiligheidsprogramma is een financiële paragraaf opgenomen waarin de intensivering zijn verdeeld. |
Kennismaking VC en bewindspersonen BZKDe Minister heeft aan VC BZK en VC NAAZ toegezegd medio oktober 2002 de VC BZK een veiligheidsprogramma te doen toekomen. | (Onbekend) | Het veiligheidsprogramma is d.d. 16 oktober 2002 met kamerstuknr 28 684, nr. 1 aan de Kamer gezonden. |
Directoraat-generaal Management en Personeelsbeleid | ||
---|---|---|
Omschrijving van de toezegging | Vindplaats | Stand van Zaken |
Emancipatiebeleid 2002Verschil in secundaire arbeidsvoorwaarden tussen ministeries. | Kamerstukken II 2001–2002, 28 009, nr. 4 AO 31 oktober 2001 | Een interdepartementaal onderzoek heeft uitgewezen dat er grote diversiteit is ontstaan in de aanspraken van secundaire arbeidsvoorwaarden. In de CAO 2002–2003 is daarom afgesproken dat er wat betreft de aanspraken in principe geen verschillen mogen bestaan. Gestart wordt met de uniformering van de aanspraken op het gebied van kinderopvang en woon-werkverkeer. De TK is via de CAO hierover geïnformeerd. |
Personeelsbeleid en KwaliteitRijksdienst Onderzoek naar verdere normalisering van de ambtelijke rechtspositie (d.w.z. privaatrechtelijk vormgeven van de individuele en collectieve rechtsverhouding) met aandacht voor het politiekprimaat en arbeidsmarktproblematiek en notitie daarover aan de Tweede Kamer. | Kamerstukken II 2001–2002, 28 052 AO 13 december 2001 | Zie de brief van 25 februari 2002 waarmee alle resterende vragen uit het AO zijn beantwoord. In verband met de steeds sterker wordende discussie over integriteit in de openbare dienst, de ministeriële verantwoordelijkheid e.d. zou eerst de unieke positie van de overheid als organisatie en als werkgever worden gemarkeerd. Dit zou gebeuren d.m.v. aanscherping van de AW. Een eerst wetsvoorstel tot wijziging van de AW i.v.m. integriteit is op 21 januari 2003 door de EK aanvaard. Een tweede wetsvoorstel i.v.m. Waarden en Normen zal voor de zomer 2003 aan de TK worden aangeboden. In de loop van 2003 volgt de toegezegde notitie m.b.t. verdere normalisatie van de ambtelijke rechtspositie. |
Notitie inhuur extern personeelN.a.v. de opmerkingen van de heer De Boer (GL) inzake kwaliteitsregels en gedragscodes voor externe adviseurs heeft de Minister gesteld dat er naar zijn mening door de twee grote brancheorganisaties van adviseurs wel degelijk voor wordt gezorgd, maar dat hij niet bevoegd is namens hen te spreken. Toegezegd wordt, dat de Minister een en ander zal nagaan. | Kamerstukken I 2001–2002, 27 400, nr. 409a | Ambtelijk zal bij de twee brancheorganisaties worden geïnformeerd naar het bestaan van kwaliteitsregels/gedragscodes. Op 7 juni 2002 is informatie over gedragscodes ontvangen van de Raad van Organisatieadviseurs. Deze informatie zal intern worden vergeleken met de AVORDI. Afhankelijke van de politieke situatie van dat moment wordt de TK geïnformeerd. |
Wijziging Ambtenarenwet ivm Integriteit (21-01-03)Toezegging aan de Eerste Kamer om hen, evenals de Tweede Kamer, zo spoedig mogelijk te informeren over de consequenties van de «zaak Winsum». Het betreft de uitspraak van de afdeling Bestuursrechtspraak van de RvS d.d. 7-8-2002 inzake het stemrecht van individuele raadsleden, waarbij persoonlijke belangen de besluitvorming zouden kunnen beïnvloeden. | Kamerstukken I 2001–2002, 28 243 Handelingen EK 2002–2003, nr. 15, blz. 35 | De beide kamers zijn per brief d.d. 19 mei 2003 geïnformeerd. |
BegrotingsbehandelingMotie-Th.C. de Graaf c.s. Verzoekt de regering vóór 22 Januari 2003 een overzicht per ministerie aan de Kamer te zenden van de omvang van advisering en dienstverlening door externe, betaalde adviseurs en managers bij de Rijksoverheid en het financieel beslag dat hiermee gemoeid is. | Kamerstukken II 2002–2003, 28 600 VII, nr. 30 | Brief van Minister BZK op 10-1-2003 aan de Tweede Kamer gezonden (GRS 51727). |
Bureau Algemene Bestuursdienst | ||
---|---|---|
Omschrijving van de toezegging | Vindplaats | Stand van Zaken |
BegrotingsbehandelingToezegging aan de heer Rietkerk een brief te zenden over budgetverloop en flexibiliteit, artikel 11, waarin tevens nader wordt ingegaan op de ABD-interim. | Handelingen II 2002–2003, 28 600 VII, 27–1979 | Bij brief van 4/12/2002 is voldaan aan het verzoek van de Kamer (II 2002–2003, 28 600 VII, 37). |
Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst | ||
---|---|---|
Omschrijving van de toezegging | Vindplaats | Stand van Zaken |
4e Voortgangsrapportage TerrorismebestrijdingDe Minister van BZK zegt de Kamer toe haar vóór het eind van 2002 een notitie te sturen over radicalisering en rekrutering in islamitische kring in Nederland. Hierin is o.m. aandacht voor contacten van de overheid met de (gematigde) islamitische gemeenschap in Nederland. | Kamerstukken II 2002–2003, 27 925, nr. 70 | De Kamer is d.d. 9 december 2002 per brief geïnformeerd met kamer-stuknummer 27 925, nr. 74. |
In deze bijlage is een overzicht opgenomen met de zelfstandige bestuursorganen (ZBO's) en de rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT's) waarop BZK toezicht houdt. In geval een ZBO of RWT gefinancierd wordt vanuit de BZK-begroting, wordt het betreffende beleidsartikel aangegeven en het bijbehorende geraamde budgettaire bedrag voor 2004 (x € 1 mln).
ZBO/RWT | Beleidsartikel | Geraamd bedrag 2004 |
---|---|---|
Kiesraad | 1. Grondwet en democratie | 0,0 |
Politie regio's | 2. Politie | 3 013,0 |
Landelijk Selectie- en Opleidingsinstituut Politie | 2. Politie | 102,9 |
Nederlands Instituut voor Brandweer en Rampenbestrijding (NIBRA) | 3. Rampenbeheersing en Brandweer | 6,7 |
Nederlands Bureau Brandweerexamens | 3. Rampenbeheersing en Brandweer | Geen |
Onderzoeksraad* | 14. Toezicht en onderzoek openbare orde en veiligheid | 8,2 |
Raad voor het KLPD | 2. Politie | 0,2 |
Stichting Administratie Indonesische Pensioenen | 10. Arbeidszaken overheid | 48,9 |
Stichting VUT-fonds | 10. Arbeidszaken overheid | Geen |
* Het budgettair bedrag van de Onderzoeksraad is afhankelijk van nog te ontvangen bijdragen van enkele ministeries.
8. DE BURGEMEESTERSBENOEMINGEN
Periode 16 juli 2002 tot en met 15 juli 2003.
Overzicht burgemeestersbenoemingen in relatie tot de aanbevelingen van de gemeenteraden | |
---|---|
Totaal aantal benoemingen in de periode 16 juli 2002 t/m 15 juli 2003: | 49 |
Aantal benoemingen waarbij de Minister in zijn voordracht de aanbeveling van de raad volgde: | 49 |
Aantal aanbevelingen dat naar het oordeel van de Minister niet voldeed aan de wettelijke eis van een meervoudige, openbare aanbeveling en waarbij geen sprake was van een bijzonder geval. (De Minister heeft zijn oordeel aan de betreffende gemeenteraden bekend gemaakt. De vacatures zijn opnieuw opengesteld. De gemeenteraden hebben allen een aanbeveling gedaan die voldeed aan de wettelijke eisen): | 6 |
Overzicht benoeming vrouwelijke burgemeesters | |
---|---|
Aantal vrouwelijke burgemeesters op 16 juli 2002: | 89 |
Vrouwelijke burgemeester volgt een vrouw op: | 3 |
Vrouwelijke burgemeester volgt een man op: | 2 |
Vrouwelijke burgemeester benoemd na herindeling: | 0 |
Vrouwelijke burgemeester wordt opgevolgd door een man: | 3 |
Vacature met laatstelijk een vrouwelijke burgemeester: | 1 |
Aantal vrouwelijke burgemeesters op 15 juli 2003: | 87 |
Overzicht burgemeestersposten naar politieke kleur per 15 juli 2003 | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Partijen | Posten | Percentages | Inwoners | Percentages | M | V | TK '02 |
CDA | 152 | 34,8% | 4 175 654 | 27,8% | 135 | 17 | 27,9 |
PVDA | 136 | 31,1% | 6 017 918 | 40,1% | 100 | 36 | 28,0 |
VVD | 98 | 22,4% | 3 650 591 | 24,3% | 75 | 23 | 15.4 |
D66 | 31 | 7,1% | 845 400 | 5,6% | 23 | 8 | 5,1 |
CU | 9 | 2,1% | 155 633 | 1,0% | 9 | 2,5 | |
GL | 5 | 1,1% | 85 869 | 0,6% | 2 | 3 | 7,0 |
SGP | 4 | 0,9% | 58 460 | 0,4% | 4 | 1,7 | |
Lokaal | 2 | 0,4% | 24 768 | 0,2% | 2 | ||
437 | 350 | 87 |
9. DE OVERZICHTSCONSTRUCTIE EXTRA-COMPTABEL OVERZICHT (ECO) GROTESTEDENBELEID
Voor de categorie «A»-regelingen zijn in dit ECO voor het eerst (zo veel mogelijk) de cijfers van de 5 partiële GSB-steden (Alkmaar, Amersfoort, Emmen, Lelystad, Zaanstad) opgenomen. In het GSB II maakt voor deze groep steden alleen de bijdrageregeling Leefbaarheid partiële steden onderdeel uit van het Grotestedenbeleid. Vanaf 2005 (GSB III) maken de G5 volwaardig deel uit van het GSB. De budgetten voor de G5 zijn opgenomen om een indicatie te geven van de omvang van de middelen die voor de volgende periode (2005–2010) wél onderdeel kunnen worden van de afspraken tussen rijk en steden in het kader van het GSB.
Eventuele extra maatregelen, taakstellingen en ombuigingen uit de augustusbesluitvorming van het kabinet zijn niet verwerkt in dit ECO. Het ECO bij 2e suppletore begroting 2003 zal hier naar verwachting meer inzicht in geven.
Categorie A steden zijn geadresseerden (bedragen x € 1 000) | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | Toelichting | ||||
Totaal GSB-breed | totaal beleidsterrein | 3 298 181 | 3 413 551 | 3 269 989 | 3 055 234 | 3 022 147 | 3 010 751 | 2 966 682 | Niet alle onderlig- gende budgetten zijn voor alle jaren bekend | ||
(exl. EU) | totaal G25 | 1 824 467 | 1 959 030 | 851 804 | 265 690 | 246 277 | 248 874 | 241 859 | (zie p.m.-en). | ||
totaal G5 | 102 469 | 89 420 | 21 530 | 13 347 | 13 236 | 13 565 | 13 067 | ||||
I Totaal pijler Werk en Economie | totaal beleidsterrein | 1 648 230 | 1 586 961 | 1 575 423 | 1 609 308 | 1 635 549 | 1 649 249 | 1 649 249 | |||
totaal G25 | 1 003 590 | 1 015 625 | 12 810 | p.m. | p.m. | p.m. | p.m. | ||||
totaal G5 | 46 704 | 49 230 | p.m. | p.m. | p.m. | p.m. | p.m. | ||||
II Totaal pijler Fysieke Infrastructuur | totaal beleidsterrein | 421 443 | 634 621 | 859 537 | 791 498 | 709 743 | 717 354 | 686 154 | |||
totaal G25 | 96 289 | 432 101 | 520 625 | 81 940 | 63 684 | 66 474 | 59 459 | ||||
totaal G5 | 8 954 | 905 | 902 | 901 | 897 | 1 226 | 737 | ||||
III Totaal pijler Sociale Infrastructuur | totaal beleidsterrein | 1 228 508 | 1 191 969 | 835 029 | 654 428 | 656 855 | 644 148 | 631 279 | |||
totaal G25 | 724 588 | 511 303 | 318 369 | 183 750 | 182 593 | 182 400 | 182 400 | ||||
totaal G5 | 46 811 | 39 285 | 20 628 | 12 446 | 12 339 | 12 339 | 12 339 | ||||
IV Totaal pijler EU | totaal beleidsterrein | 292 806 | 298 028 | 275 831 | 282 294 | 287 144 | p.m. | p.m. | |||
totaal G25 | 289 710 | 294 902 | 272 916 | 279 288 | 284 077 | p.m. | p.m. | ||||
totaal G5 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | p.m. | p.m. | ||||
I Pijler Werk en Economie | totaal beleidsterrein | 1 648 230 | 1 586 961 | 1 575 423 | 1 609 308 | 1 635 549 | 1 649 249 | 1 649 249 | Niet alle onderliggende budgetten zijn voor alle jaren bekend | ||
G25 | 1 003 590 | 1 015 625 | 12 810 | p.m. | p.m. | p.m. | p.m. | (zie p.m.-en). | |||
G5 | 46 704 | 49 230 | p.m. | p.m. | p.m. | p.m. | p.m. | ||||
SZW | art. 3 | Instroom- en doorstroombanen | totaal beleidsterreinG25G5 | 968 044681 81529 560 | 938 603626 05928 501 | ––– | ––– | ––– | ––– | ––– | Met ingang van 1 januari 2004 wordt dit onderdeel vervangen |
(bruto bedragen) | door/opgenomen in het flexibel reïnte-gratiebudget FWI. | ||||||||||
SZW | art. 2 | Sluitende aanpak | totaal beleidsterrein | – | – | – | – | – | – | – | Het budget sluitende aanpak is nu een ongeoormerkt |
(incl. inverdieneffecten) | G25G5 | –– | –– | –– | –– | –– | –– | –– | onderdeel van Gemeentelijk Werkfonds/Wiw. | ||
Met ingang van 1 januari 2004 gaat dit vervolgens weer op in het flexibel reintegra- tiebudget. | |||||||||||
SZW | art. 2 | Gemeentelijk Werkfonds/WIW | totaal beleidsterreinG25G5 | 665 000307 13416 600 | 634 406375 61520 729 | ––– | ––– | ––– | ––– | ––– | Met ingang van 1 januari 2004 wordt dit onderdeel vervan- gen door/opgenomen in het flexibel reïn- tegratiebudget FWI. |
SZW | art. 2 | Fonds Werk en Inkomen: Flexibel reïn- | totaal beleidsterreinG25G5 | ––– | ––– | 1 562 613p.m.p.m. | 1 598 008p.m.p.m. | 1 616 349p.m.p.m. | 1 616 349p.m.p.m. | 1 616 349p.m.p.m. | De verdeling van het flexibel reïntegratiebudget is nog niet |
tegratiebudget | bekend. De verdeling zal gemaakt worden met behulp van een | ||||||||||
objectief verdeelmodel. | |||||||||||
EZ | art. 3.10 | Stadsecono- mie, niet- fysieke deel | totaal beleidsterreinG25G5 | 31 43814 641544 | 36 03913 9510 | 41 92412 8100 | 11 300p.m.p.m. | 19 200p.m.p.m. | 32 900p.m.p.m. | 32 900p.m.p.m. | Het totale beleidsterrein bevat de budget- ten voor de stadseconomie, fysiek èn niet-fysiek. |
Omdat in GSB III (2005–2009) de relatie van fysieke stadseconomie met VROM wordt losgelaten wordt de raming voor deze periode hier op het niet-fysieke deel weergegeven. | |||||||||||
II Pijler Fysieke Infrastructuur | totaal beleidsterrein | 421 443 | 634 621 | 859 537 | 791 498 | 709 743 | 717 354 | 686 154 | Niet alle onderlig | ||
G25G5 | 96 2898 954 | 432 102905 | 520 625902 | 81 940901 | 63 684897 | 66 4741 226 | 59 459737 | gende budgetten zijn voor alle jaren bekend (zie p.m.-en). | |||
5 | |||||||||||
VenW | art. 2 | Haven interne projecten | totaal beleidsterreinG25G5 | 15 8254 674p.m. | 9 9181 812p.m. | 14 8152 559p.m. | 13 9093 459p.m. | 14 942p.m.p.m. | 14 942p.m.p.m. | 14 942p.m.p.m. | In 2001 geen uitgave rechtstreeks aan steden. In eerdere |
ECO's werd deze regeling Zeehavenontwikkeling genoemd en zat hij in de pijler Werk en Economie. | |||||||||||
VROM | p.m. | Budget inves- teringen ruim- telijke kwali- | totaal beleidsterreinG25G5 | 47 000–p.m. | p.m.p.m.p.m. | p.m.p.m.p.m. | p.m.p.m.p.m. | p.m.p.m.p.m. | p.m.p.m.p.m. | p.m.p.m.p.m. | Het betreft hier de instelling van het budget. Gezien de |
teit (BIRK) | doelstellingen past dit «trigger» budget in het GSB. In 2002 is er | ||||||||||
geen uitkering aan de G25 geweest. | |||||||||||
VROM | art. 06.14.02 | Nieuwe Sleutelprojecten | totaal beleidsterreinG25G5 | ––– | 6 7006 7000 | 17 78317 7830 | 48 79448 7940 | 48 79448 794048 794 | 48 79448 7940 | 48 79448 7940 | Dit is geld uit het FES fonds; wat in de tabel is opgenomen is |
een voorlopige uit- financiering op basis van de laatste inzich- ten in het verloop van de uitvoering. | |||||||||||
VROM | art. 04.10.58 | Investeringen Stedelijke vernieuwing (ISV) | totaal beleidsterreinG25G5 | 123 50647 287p.m. | 399 869357 600p.m. | 625 888431 255p.m. | 442 042p.m.p.m. | 372 113p.m.p.m. | 375 180p.m.p.m. | 374 929p.m.p.m. | In de reeks is de taakstelling uit het hoofdlijnenakkoord verwerkt |
EZ, art. 3.10 | Stadsecono- mie, fysiek | Totaal beleidsterreinG25G5 | 31 43816 2520 | 36 03921 271816 | 41 92429 1140 | 000 | ––– | ––– | ––– | Het gaat hier om de bijdrage van EZ aan VROM. De middelen | |
worden door VROM middels het ISV aan de steden betaald. In 2001 zijn er drie kas- schuiven geweest m.b.t. de budgetten voor de G25 (fysieke èn niet-fysieke stads- economie). Twee van 2002 naar 2001 en één van 2005 naar 2001. Over de jaren heen opgeteld is het budget voor de G25 gelijk gebleven. Het totale beleidsterrein bevat de budgetten voor de stadseconomie, fysiek èn niet-fysiek. | |||||||||||
LNV, | art. 1 | Groen in de stad | totaal beleidsterreinG25G5 | 7506 41372 | 3 4073 101306 | 3 6343 307327 | ––– | ––– | ––– | ––– | Het betreft hier de bijdrage van LNV aan VROM voor Groen in |
de Stad. | |||||||||||
Eenzelfde deel wordt door VROM bijgelegd.In 2002 heeft een kasschuif plaatsgevonden van 2002 naar 2001 van € 6,2 mln.Het totaal beleidsterrein is meerjarig niet gewijzigd. | |||||||||||
VROM | art. 4 | Stimulering herstructurering woningvoorraad | totaal beleidsterreinG25G5 | 16 43113 2358 590 | ––– | ––– | ––– | ––– | ––– | ––– | Deze regeling is opgegaan in het ISV. |
VROM | art. 04.10.59 en 05.13.04 | Innovatiebudget Stedelijke Vernieuwing (IPSV) | totaal beleidsterreinG25G5 | 30 477p.m.p.m. | 47 81237 883p.m. | 45 57040 024p.m. | 84 526p.m.p.m. | 69 558p.m.p.m. | 58 629p.m.p.m. | 51 130p.m.p.m. | Steden en niet winst- beogende instellingen kunnen jaarlijks hun innovatieve projecten indienen. |
In de reeks is voorts een aandeel in de taakstellingen van het hoofdlijnenakkoord verwerkt. | |||||||||||
VROM | art. 07.18.04 | Subsidies bodemsane- ring WBB | totaal beleidsterreinG25G5 | 133 46324 343p.m. | 122 39913 117p.m. | 108 61514 054p.m. | 155 42214 727p.m. | 158 720p.m.p.m. | 164 386p.m.p.m. | 164 386p.m.p.m. | De voormalige rege- ling Bodembescher- ming is opgegaan in de wet Bodembescherming. Het onderdeel «stedelijk» (Vinex) van de oude regeling Bodemsanering is opgegaan in ISV.In de reeks is voorts verwerkt een aandeel in de taakstellingen uit het Hoofdlijnenakkoord. |
OCW | art. 14.04 | Besluit Rijkssubsi- diëring | totaal beleidsterreinG25G5 | 54 7146 750364 | 47 83014 990905 | 47 67514 950902 | 47 66014 960901 | 47 43414 890897 | 56 49617 6801 226 | 33 80710 665737 | Emmen en Lelystad (beide (G5) hebben geen eigen budget, maar vallen onder de provincie. |
Restauratie Monumenten | |||||||||||
III Pijler Sociale Infrastructuur | totaal beleidsterreinG25G5 | 1 228 508724 58846 811 | 1 191 969511 30339 285 | 835 029318 36920 628 | 654 428183 75012 446 | 656 855182 59312 339 | 644 148182 40012 339 | 631 279182 40012 339 | Niet alle onderliggende budgetten zijn voor alle jaren bekend | ||
(zie p.m.-en). | |||||||||||
BZK | art. 9.3 | Bijdragerege- ling Sociale integratie en veiligheid | totaal beleidsterreinG25G5 | 195 225110 9010 | 192 961133 3030 | 91 52786 2320 | 69 747p.m.0 | 69 747p.m.0 | 69 747p.m.0 | 69 747p.m.0 | In het kader van de verlenging van de convenanten GSB II wordt deze regeling verlengd tot eind 2004. Daarna zal de |
regeling opgaan in één van de brede doeluitkeringen. De verdeling vanaf 2005 is nog niet bekend. | |||||||||||
bzk | Leefbaarheids-fonds | totaal beleidsterreinG25G5 | 14 52113 3870 | 22 36420 6900 | 22 36420 6900 | 22 364p.m.0 | 22 364p.m.0 | 22 364p.m.0 | 22 364p.m.0 | ||
bzk | Inburgering oudkomers | totaal beleidsterreinG25G5 | 102 92824 7930 | 77 82125 4130 | ––– | ––– | ––– | ––– | ––– | De budgetten Oudkomers staan vanaf 2004 op de begroting van Justitie/VenI en maken geen onderdeel uit van deverlengde regeling. | |
bzk | 24-uursstructuur | totaal beleidsterreinG25G5 | 7 2157 2150 | 7 2157 2150 | 7 2157 2150 | 7 215p.m.0 | 7 215p.m.0 | 7 215p.m.0 | 7 215p.m.0 | ||
bzk | Veiligheidsbeleid: Van Montfransgelden (projecten jeugd en veiligheid | totaal beleidsterreinG25G5 | 35 16831 8560 | 35 16831 8560 | 35 16831 8560 | 35 168p.m.0 | 35 168p.m.0 | 35 168p.m.0 | 35 168p.m.0 | ||
ocw | Tegengaan voortijdig schoolverla- ten in vo en mbo | totaal beleidsterreinG25G5 | 21 78021 7800 | 21 78021 7800 | 21 78021 7800 | ––– | ––– | ––– | ––– | ||
bzk | Onze Buurt Aan Zet (OBAZ) | totaal beleidsterreinG25G5 | 13 61311 8700 | 13 61311 8700 | ––– | ––– | ––– | ––– | ––– | ||
Extra bijdrage 2001 | totaal beleidsterreinG25G5 | ––– | ––– | ––– | ––– | ––– | ––– | ––– | ––– | ||
bzk | Rietkerk-middelen | totaal beleidsterreinG25G5 | ––– | 5 0004 6910 | 5 0004 6910 | 5 000p.m.0 | 5 000p.m.0 | 5 000p.m.0 | 5 000p.m.0 | ||
bzk | ID-banen | totaal beleidsterreinG25G5 | ––– | 10 0009 7880 | ––– | ––– | ––– | ––– | ––– | ||
OCenW | PM | Reservering Tegengaan voortijdig schoolverla- ten in vo en mbo | totaal beleidsterreinG25G5 | ––– | ––– | ––– | 21 780p.m.p.m. | 21 780p.m.p.m. | 21 780p.m.p.m. | 21 780p.m.p.m. | Voorheen stonden de budgetten (totale en G25) genoemd onder de noemer Regeling Sociale integratie en veiligheid G25. |
Momenteel wordt nieuw beleid ontwik- keld voor deze midde- len. | |||||||||||
Jus | art. 6.4.5 | Regelingen Oudkomers 54 gemeenten | totaal beleidsterreinG25G5 | 102 92824 2455 205 | 77 82124 2454 992 | 92 510p.m.p.m. | 95 741p.m.p.m. | 99 597p.m.p.m. | 86 697p.m.p.m. | 89 697p.m.p.m. | |
BZK | art. 9.3 | Bijdragerege- ling Leefbaarheid Partiële steden | totaal beleidsterreinG25G5 | 28 13401 891 | 50 97702 952 | 27 36401 983 | 27 3640p.m. | 27 3640p.m. | 27 3640p.m. | 27 2640p.m. | |
bzk | Leefbaarheids-fonds | totaal beleidsterrein | 14 52101 134 | 22 36401 674 | 22 36401 674 | 22 3640p.m. | 22 3640p.m. | 22 3640p.m. | 22 3640p.m. | ||
bzk | Onze buurt aan zet | totaal beleidsterreinG25G5 | 13 6130756 | 13 6130756 | ––– | ––– | ––– | ––– | ––– | ||
bzk | Rietkerk-middelen | totaal beleidsterreinG25G5 | ––– | 5 0000309 | 5 0000309 | p.m.0p.m. | p.m.0p.m. | p.m.0p.m. | p.m.0p.m. | In totaal is voor de G5 en de G25 in 2003 5 mln. structureel eneenmalig 10 mln. vrijgemaakt voor het amendement Rietkerk (opvang dak- en thuislozen) respectievelijk voor ID-banen. | |
bzk | ID-banen | totaal beleidsterreinG25G5 | ––– | 10 0000212 | ––– | ––– | ––– | ––– | ––– | Deze middelen wor- den voor de G25 via de bijdrageregeling SIV uitbetaald en voor de G5 via de bijdrage- regeling Leefbaarheid | |
Partiële steden. | |||||||||||
BZK | art. 9.3 | Digitale trapvelden | totaal beleidsterreinG25G5 | ––– | ––– | ––– | ––– | ––– | ––– | ––– | Het budget is uitge- keerd in 2000. De regeling loopt tot en met 2003. |
BZK | art. 9.3 | Digitale broedplaatsen | totaal beleidsterreinG25G5 | ––– | ––– | ––– | ––– | ––– | ––– | ––– | Het beleid heeft betrekking op de periode 2001 tot en met 2003. Het budget is in 2001 uitgekeerd. |
VWS | art. 8.1 | Sociaal beleid: «Heel de buurt» | totaal beleidsterreinG25G5 | ––– | ––– | ––– | ––– | ––– | ––– | ––– | De regeling liep tot en met 2001. |
SZW | art. 2 | Kinderopvang en naschoolse activiteiten | totaal beleidsterreinG25G5 | 68 90046 7294 955 | 68 90045 9005 385 | p.m.p.m.p.m. | ––– | ––– | ––– | ––– | Als gevolg van het strategisch akkoord van kabinet Balkendende I is kinderopvang met ingang van medio 2002 overgeheveld van VWS naar SZW. SZW draagt voortaan |
SZW | art. 11 | Kinderopvang en naschoolse activiteiten | totaal beleidsterreinG25G5 | 152 69146 4294 955 | 147 27145 9015 385 | p.m.p.m.p.m. | ––– | ––– | ––– | ––– | zowel de financiële als beleidsmatige verant- woordelijkheid het budget voor kinderopvang van VWS, blijft echter op de begroting van VWS staan. Tieneropvang blijft tot de beleidsverantwoor- delijkheid van VWS behoren. Vanaf 2005 bestaat de WBK en is er geen specifieke uitkering voor gemeenten meer. De WBK zal worden uitgevoerd door de Belastingdienst.Besluitvorming daarover moet nog plaatsvinden. |
VWS | art 7.1 | Tieneropvang (voorheen Kinderopvang) | totaal beleidsterreinG25G5 | 3 3151 033246 | 2 120675147 | ––– | ––– | ––– | ––– | ––– | De regeling loopt tot en met 2003. |
VWS | art. 9.1 | Breedtesport | totaal beleidsterreinG25G5 | 13 3923 968362 | 13 8192 975398 | 14 5961 945301 | 14 2361 350107 | 15 6761930 | 15 86900 | ––– | De regeling loopt af. Wanneer steden een- maal een aanvraag hebben gedaan, kan niet weer een beroep gedaan worden op deze regeling. Vandaar de afname van het budget voor de GSB steden.Het grootste deel van de steden heeft tussen 1999–2003 gebruikt gemaakt van deze regeling. |
OCW | art. 1.1 | GOA | totaal beleidsterreinG25G5 | 132 11886 8846 435 | 186 631p.m.p.m. | 164 920p.m.p.m. | 118 247p.m.p.m. | 118 247p.m.p.m. | 118 247p.m.p.m. | 118 247p.m.p.m. | Vanaf 1-8-2002 is sprake van één nieuw GOA-budget: de |
«oude» middelen voor GOA worden samen- gevoegd met de mid- delen voor onderwijskansen en VVE. Het GOA-budget | |||||||||||
Gemeentelijke onderwijsachter- standenbeleid | totaal beleidsterreinG25G5 | ––– | ––– | ––– | ––– | ––– | ––– | ––– | 2003 is ten opzichte van de stand 1e suppletore begroting 2003 met € 36 mln. verlaagd i.v.m. verre- kenen van minder uitgaven over de periode 2000/2002. De taakstelling 2004 e.v. uit het | ||
Vroeg- en voorschoolse educatie | totaal beleidsterreinG25G5 | 59 42928 4461 284 | ––– | ––– | ––– | ––– | ––– | ––– | «Hoofdlijnen akkoord» is nog niet verwerkt op het onderwijsachterstandenbeleid. | ||
Onderwijskansen, voor- schoolse opvang | totaal beleidsterreinG25G5 | 31 41712 7611 408 | 9 076–– | 9 076–– | 9 076–– | 9 076–– | 9 076–– | 9 076–– | Vanaf 2003 zijn de OK-middelen bestemd voor niet G25-gemeenten. | ||
OCW | art. 1.1 | Onderwijs in allochtone levende talen (OALT) | totaal beleidsterreinG25G5 | 69 21447 8423 227 | 70 26549 3433 328 | 42 09930 3652 048 | ––– | ––– | ––– | ––– | In augustus 2004 komt OALT te vervallen als gevolg van het strate- gisch akkoord in 2002. |
OCW | art 1.1 | Schoolbegeleidingsdiensten (SBD's) | totaal beleidsterreinG25G5 | 57 21115 1561 972 | 60 87015 1561 972 | 61 08915 1561 972 | Vanaf 2005 wordt deze regeling gedecentraliseerd. De middelen worden dan dus direct aan de scholen/instel- lingen overgemaakt. | ||||
JUS | art.6.4.5 | CRIEM | |||||||||
Antillianen | totaal beleidsterreinG25G5 | 2 7232 2710 | 2 7232 2710 | 2 7232 2710 | ––– | ––– | ––– | ––– | |||
Preventiebeleid | totaal beleidsterreinG25G5 | 10 9084 9911 870 | 7 48101 985 | 7 48101 985 | ––– | ––– | ––– | ––– | |||
OCW | art. 4 | Inburgering nieuwkomers (educatieve component) | totaal beleidsterreinG25G5 | 117 03263 375p.m. | ––– | ––– | ––– | ––– | ––– | ––– | De WIN is bij 1e suppl. begroting 2003 over- gegaan naar VenI. |
VWS | art. 8.1 | Inburgering nieuwkomers (welzijnscomponent) | totaal beleidsterreinG25G5 | 63 15935 205p.m. | ––– | ––– | ––– | ––– | ––– | ––– | De WIN is bij 1e suppl. Begroting 2003 over- gegaan naar VenI. |
JUS | art. 6.4.5 | Wet inburgering nieuwkomers | totaal beleidsterreinG25G5 | ––– | 177 397p.m.p.m. | 117 891p.m.p.m. | 94 484p.m.p.m. | 91 615p.m.p.m. | 91 615p.m.p.m. | 91 615p.m.p.m. | De WIN is bij 1e suppl. Begroting 2003 over- gegaan naar VenI. |
VWS | art. 3.1 | Maatschappelijke opvang, vrouwenopvang en verslavingszorg | totaal beleidsterreinG25G5 | 221 126171 96312 521 | 220 680171 96312 339 | 220 680171 96312 339 | 220 680171 96312 339 | 220 680171 96312 339 | 220 680171 96312 339 | 220 680171 96312 339 | |
VWS | art. 3.1 | Algemeen maatschappelijk werk | totaal beleidsterreinG25G5 | 12 2243 650402 | 12 2243 650402 | ––– | ––– | ––– | ––– | ––– | De regeling loopt tot en met 2003. |
VWS | art. 3.1 | Experiment Heroïneverstrekking | totaal beleidsterreinG25G5 | 5 4845 484– | 5 4845 484– | p.m.p.m.– | p.m.p.m.– | p.m.p.m.– | p.m.p.m.– | p.m.p.m.– | Met het Hoofdlijnenakkoord van Balkenende II is besloten dezeregeling te continueren. |
De regeling loopt in ieder geval door tot en met 2004. | |||||||||||
SZW | art. 2 | Subs. alg: stimuleringsprojecten allochtone groepen | totaal beleidsterreinG25G5 | 2 6022 51838 | 3 630p.m.p.m. | ––– | ––– | ––– | ––– | ––– | De projecten zijn in 2001 met 3 jaar verlengd. |
BZK | art. 9.3 | Regelingen leefbaarheid, veiligheid, | totaal beleidsterreinG25G5 | 10 43710 4370 | 10 43710 4370 | 10 43710 4370 | 10 43710 4370 | 10 43710 4370 | 10 43710 4370 | 10 43710 4370 | Het betreft een annuï- teitenregeling uit GSB I. |
stadsecono- mie | |||||||||||
EU-pijler | totaal beleidsterrein | 292 806 | 298 028 | 275 831 | 282 294 | 287 144 | p.m. | p.m. | |||
(rechtstreeks naar steden) | G25 | 289 710 | 294 902 | 272 916 | 279 288 | 284 077 | p.m. | p.m. | |||
G5 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | p.m. | p.m. | ||||
Doelstelling 2 van de Struc- tuurfondsen | totaal beleidsterreinG25G5 | 32 06628 9700 | 32 37629 2500 | 30 18527 2700 | 31 12628 1200 | 30 75727 6900 | ––– | ––– | Op basis van de uit- voering van program- ma's zullen de bedra- gen voor de steden worden vastgesteld. | ||
Urban 2 | totaal beleidsterrein | 5 140 | 4 940 | 4 540 | 5 240 | 5 540 | p.m. | p.m. | |||
G25 | 5 140 | 4 940 | 4 540 | 5 240 | 5 540 | p.m. | p.m. | ||||
G5 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | p.m. | p.m. | ||||
ESF | totaal beleidsterrein | 255 600 | 260 712 | 241 106 | 245 928 | 250 847 | p.m. | p.m. | |||
G25 | 255 600 | 260 712 | 241 106 | 245 928 | 250 847 | p.m. | p.m. | ||||
G5 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | p.m. | p.m. |
Categorie B. budgetten naar regio's (bedragen x € 1 000) | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | Toelichting | ||||
I Pijler Werk en Economie | totaal beleidsterrein | 5 445 | 9 212 | 9 212 | 9 212 | 136 | 136 | 136 | |||
G30 | 5 445 | 9 212 | 9 212 | 9 212 | 136 | 136 | 136 | ||||
OCW | art. 5 | Technocentra | totaal beleidsterrein | 5 445 | 9 212 | 9 212 | 9 212 | 136 | 136 | 136 | Er is 9,2 mln. beschik- |
technocentra in G30 | 5 445 | 9 212 | 9 212 | 9 212 | 136 | 136 | 136 | baar gekomen voor de jaren 2003–2005. | |||
II Pijler Fysieke Infrastructuur | totaal beleidsterrein | 2 244 743 | 2 305 000 | 2 105 970 | 2 047 985 | 2 200 176 | 2 407 149 | 2 418 257 | Niet alle onderlig- | ||
G25 | 1 808 728 | 1 775 541 | 2 008 442 | 1 610 431 | 1 655 987 | 1 871 373 | 1 839 697 | gende budgetten zijn voor alle jaren bekend (zie p.m.-en). | |||
VenW | art. 5 en art. 7 | Bijdrage exploitatie openbaar | totaal beleidsterreinG25 | 1 563 1561 206 200 | 1 619 7551 174 222 | 1 449 5011 108 483 | 1 411 7881 095 431 | 1 416 3081 100 354 | 1 379 9441 074 106 | 1 428 4441 106 135 | |
vervoer, veilig pers. vv. | |||||||||||
en klantgerichte pers. vv markt | |||||||||||
VenW | IF 01.03.01 en F 01.03.02 | Regionale/lokale infra- structuur subsidies | totaal beleidsterreinG25 | 370 338326 067 | 406 450391 400 | 127 153116 600 | 176 734126 100 | 340 140271 600 | 555 552490 000 | 456 865365 000 | De TK heeft niet ingestemd met het voorgenomen decen- tralisatiebesluit. Als gevolg hiervan zijn de bedragen bij 1e sup- pletore begroting weer aangepast. Uitgangspunt is nu decentralisatie per 1 januari 2004. De MIT-lijst met projecten moet opnieuw worden vastgesteld. De verde- ling over de G5 en G25 is daardoor nog niet duidelijk. Boven- dien vindt er een herprioritering van de MIT plaats als gevolg van de ombuigingen uit het hoofdlijnenakkoord. |
VenW | IF 01.03.05 | Regionale/lokale infra- structuur gebundelde doeluitkering | totaal beleidsterreinG25G5 | 170 739168 266 | 113 174113 174 | 408 617408 617 | 294 312294 312 | 281 114281 114 | 304 300304 300 | 365 595365 595 | De TK heeft niet ingestemd met het voorgenomen decen- tralisatiebesluit. Als gevolg hiervan zijn de bedragen bij 1e suppletore begroting weer aangepast. Uitgangspunt is nu decentralisatie per 1 januari 2004. |
VenW | IF 04.02 | Bodemsanering bij aanleg overige | totaal beleidsterreinG25G5 | 1 1471 061 | 36 417p.m. | 2 659p.m. | –– | –– | –– | –– | |
projecten | |||||||||||
VenW | IF 04.03 | Intermodaal vervoer (terminals en knooppunten) | totaal beleidsterreinG25 | 2 4582 315 | 3 8650 | 6 770p.m. | 7 066301 | 1 005p.m. | –– | –– | De bedragen verschil- len fors t.o.v. de stand eerste suppletore vanwege nieuw ont- vangen subsisieaanvragen, en dus een concretere invulling. De looptijd van de regeling is tot 31 december 2003. De gehonoreerde projec- ten lopen door tot 2006 afhankelijk van de realisering van het project kan betaling plaatsvinden. |
VROM | art. 07.18.04 | Subsidies bodemsanering | totaal beleidsterreinprovincies | 133 463101 655 | 122 39993 805 | 108 615372 087 | 155 42291 624 | 158 720p.m. | 164 386p.m. | 164 386p.m. | De bodemsanering in stedelijk gebied zijn hierin nietopgenomen. De middelen voor dit deel zijn ondergebracht in het ISV. Van de 23,343 miljoen uitgaven aan de G25 is 12,953 miljoen in het kader van het meer- jarenprogramma bodemsanering uitgekeerd. |
LNV | art. 1 | Kwaliteitsimpuls Groene Hart | totaal beleidsterreinlandelijke gebieden | 3 4423 442 | 2 9402 940 | 2 6552 655 | 2 6632 663 | 2 8892 889 | 2 9672 967 | 2 9672 967 | |
III Pijler Sociale Infrastructuur | totaal beleidsterrein | 3 669 964 | 3 855 576 | 3 814 629 | 3 864 525 | 3 995 815 | 3 990 766 | 3 990 766 | |||
gebieden met G25 | 3 324 360 | 3 374 864 | 3 348 614 | 3 392 941 | 3 504 900 | 3 503 677 | 3 503 677 | ||||
JU | art.3.1.12 | Justitie in de buurt | totaal beleidsterreingebieden met G25 | 6 8486 848 | 6 7046 704 | 5 9945 994 | 3 5623 562 | 2 0642 064 | 2 0652 065 | 2 0652 065 | Als gevolg van de subsidietaakstelling in het hoofdlijnenakkoord is de meer- jarige reeks verlaagd ten opzichte van de stand 1e suppletore begroting. |
JU | art. 3.4.8 | CRIEM – individuele trajectbege- leiding | totaal beleidsterreingebieden met G25 | 7 1757 175 | 8 4288 428 | 8 5608 560 | 8 5748 574 | 8 5818 581 | 8 5818 581 | 8 5818 581 | Als gevolg van de subsidietaakstelling in het hoofdlijnenakkoord is de meer- jarige reeks verlaagd ten opzichte van de stand 1e suppletore begroting. |
JU | art. 3.1.12 | CRIEM – wijkgerichte preventieve opvoedingsondersteuning | totaal beleidsterreingebieden met G25 | 1 5571 557 | 1 5201 520 | 1 4851 485 | 1 4881 488 | 1 4891 489 | 1 4891 489 | 1 4891 489 | Als gevolg van de subsidietaakstelling in het hoofdlijnenakkoord is de meer- jarige reeks verlaagd ten opzichte van de stand 1e suppletore begroting. |
JU | art. 5.1.2 | Strafrechtelijke Opvang Verslaafden (SOV) | totaal beleidsterreingebieden met G25 | 22 94822 848 | 24 50024 500 | 24 70024 700 | 26 50026 500 | 31 10031 100 | 31 10031 100 | 31 10031 100 | |
OCW | art. 4 | Tegengaan voortijdig schoolverla- ten in vo & bo (RMC) | totaal beleidsterreingebieden met G25 | 10 55610 556 | 10 55610 556 | 10 55610 556 | 10 55610 556 | 10 55610 556 | 10 55610 556 | 10 55610 556 | |
VWS | art. 7.1 | Stelsel Jeugd- zorg, doeluit- kering jeugd- hulpverlening | totaal beleidsterreinprovincies | 713 032713 032 | 713 032713 032 | 712 674712 674 | 712 612712 612 | 712 549712 549 | 712 549712 549 | 712 549712 549 | |
BZK | 2.2 | Politie | totaal beleidsterreingebieden met G25gebieden met G5 | 2 903 9962 562 344p.m. | 3 087 1762 610 124267 235 | 3 050 2992 584 645260 385 | 3 101 2332 629 649262 767 | 3 229 4762 738 561273 479 | 3 224 4262 737 337269 132 | 3 224 4262 737 337269 132 | Dit zijn de meest recente cijfers waarbij een verdeling naar de korpsen bekend is (circulaire juni 2003). De gevolgen van het hoofdlijnenakkoord zijn dus nog niet ver- werkt. De cijfers in 2008 zijn een verlo- pige raming. Regio Utrecht heeft zowel een G25 (Utrecht) als een G5-stad (Amersfoort). Om dubbelingen te voorkomen is het budget dat neer- slaat in de regio Utrecht alleen opge- nomen bij gebieden met G25. |
SZW | art. 12 | Stimuleringsregeling dag- indeling (experimenten, projecten) | totaal beleidsterreingebieden met G25 | 3 852p.m. | 3 660p.m. | 361p.m. | –– | –– | –– | –– | Regeling loopt in 2003 af. In 2004 betreft het alleen nog de afreke- ning van oude projec- ten. |
Categorie C, beleidsmatige relaties
In dit ECO kunnen geen onderwerpen worden vermeld in deze categorie. In het kader van de ontwikkeling van GSB III worden namelijk tijdens het schrijven van de begroting 2004 de beleidsonderwerpen die relevant zijn voor GSB (cat. C) in kaart gebracht. De departementen waar dit betrekking op heeft zijn EZ, OCenW, SZW, VROM, Justitie, BZK, LNV, VWS en V&W.