Base description which applies to whole site

nr. 2MEMORIE VAN TOELICHTING

Inhoudsopgave

A.Artikelsgewijze toelichting bij het begrotingswetsvoorstel2
   
B.De begrotingstoelichting3
   
1.Leeswijzer4
   
2.Het beleid7
2.1.Beleidsagenda7
2.2.De beleidsartikelen22
 Inleiding tot de beleidsartikelen22
 Beleidsartikel 01 Koninklijke marine23
 Beleidsartikel 02 Koninklijke landmacht40
 Beleidsartikel 03 Koninklijke luchtmacht60
 Beleidsartikel 04 Koninklijke marechaussee78
 Beleidsartikel 09 Uitvoeren crisisbeheersingsoperaties90
 Beleidsartikel 10 Civiele taken101
 Beleidsartikel 11 Internationale samenwerking108
2.3.De niet-beleidsartikelen118
 Niet-beleidsartikel 60 Ondersteuning krijgsmacht118
 Niet-beleidsartikel 70 Geheime uitgaven140
 Niet-beleidsartikel 80 Nominaal en onvoorzien141
 Niet-beleidsartikel 90 Algemeen142
3.De bedrijfsvoeringsparagraaf149
   
4.Baten-lastendiensten152
4.1.Defensie Telematica Organisatie152
4.2.Dienst Gebouwen, Werken en Terreinen160
4.3.Paarse Restauratieve Organisatie169
   
5.Bijlagen178
 Bijlage 1: Verdiepingsbijlage179
 Bijlage 2: Moties en toezeggingen191
 Bijlage 3: Overzicht wetgeving en ciculaires197
 Bijlage 4: Meerjarenramingen198
 Bijlage 5: Ramingskengetallen en volumegegevens212
 Bijlage 6: Toerekening uitgaven239
 Bijlage 7: Lijst van afkortingen243

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

Wetsartikel 1 (begrotingsstaat ministerie)

De begrotingsstaten die onderdeel uitmaken van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om de begrotingsstaat van het ministerie van Defensie voor het jaar 2005 vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor het jaar 2005. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota 2005.

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten voor het jaar 2005 vastgesteld. De in de begroting opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zgn. begrotingstoelichting).

Wetsartikel 2 (begrotingsstaat baten-lastendiensten)

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de baten en lasten en de kapitaaluitgaven en -ontvangsten van de baten-lastendiensten Defensie Telematica Organisatie (DTO), Dienst Gebouwen, Werken en Terreinen (DGW&T) en Paarse Restauratieve Organisatie (Paresto) voor het jaar 2005 vastgesteld. De in die begrotingen opgenomen begrotingsartikelen worden toegelicht in onderdeel B (begrotingstoelichting) van deze memorie van toelichting en wel in de paragraaf inzake de baten-lastendiensten.

De Minister van Defensie,

H. G. J. Kamp

B. BEGROTINGSTOELICHTING

1. Leeswijzer

2. Het beleid

2.1. De beleidsagenda

2.2. De beleidsartikelen

2.3. De niet-beleidsartikelen

3. De bedrijfsvoeringsparagraaf

4. Baten-lastendiensten

5. Bijlagen

1. LEESWIJZER

Indeling begroting

De indeling van de begroting 2005 is ten opzichte van de begroting 2004 niet gewijzigd, dit ondanks het feit dat de defensiebegroting grotendeels een organisatorische indeling kent en de nodige reorganisaties het komende jaar hun beslag zullen krijgen. Gekozen is om de begroting qua opzet ongewijzigd te laten, tot het moment waarop de totale reorganisatie in het kader van de bestuurlijke vernieuwing zijn beslag heeft gekregen.

Wel is het aantal diensten dat een baten-lastenstelsel voert uitgebreid. In 2004 heeft Paresto (de PAarse RESTauratieve Organisatie) als baten-lastendienst een proefperiode doorgemaakt. Paresto verzorgt defensiebreed de horecafunctie. Het voornemen bestaat om met ingang van 2005 deze organisatie de formele status van baten-lastendienst te verlenen.

Voortgang projecten in het kader van het Defensiematerieelproces (DMP)

Met ingang van de begroting 2003 is het Materieelprojectenoverzicht (MPO), dat voorheen als bijlage werd gevoegd, geïntegreerd in de artikelsgewijze toelichting. Daarin wordt informatie verstrekt over de lopende niet-gemandateerde DMP-projecten, alsmede de niet-gemandateerde DMP-projecten waarvan wordt voorzien, dat in de periode tot eind 2005 een behoeftestellingsbrief zal worden aangeboden aan de Kamer. Ondanks de integratie van de informatie uit het MPO en de artikelsgewijze toelichting, blijft het MPO als zodanig bestaan. Het is beschikbaar op de internetsite van het ministerie van Defensie (www.mindef.nl).

De informatie in de artikelsgewijze toelichting omvat de doelstelling van het project en de DMP-fasering. Voorts wordt in de inhoudelijke toelichting bij de projecten met name ingegaan op activiteiten en ontwikkelingen die in het begrotingsjaar 2005 worden voorzien. Waar mogelijk en voor zover dit uit commercieel oogpunt toelaatbaar wordt geacht, wordt nadere financiële informatie gegeven over de niet-gemandateerde DMP-projecten indien in de periode van de meerjarenbegroting een verplichting of kasuitgave wordt voorzien. In andere gevallen wordt volstaan met een indicatieve aanduiding van de financiële projectomvang.

Tevens zijn opgenomen de vervallen en verschoven projecten, voorzien van een korte toelichting. De eerste suppletore begroting zal een actualisering van de voortgangsinformatie geven. Hiermee geeft Defensie invulling aan de toezegging in de brief over de evaluatie van het Defensiematerieelkeuzeproces om twee maal per jaar een overzicht te geven van de grote investeringsprojecten.

Budgetflexibiliteit

Bij een aantal daarvoor in aanmerking komende begrotingsartikelen is een overzicht van de budgetflexibiliteit opgenomen. Dit overzicht geeft inzicht in de vrije ruimte binnen de geraamde budgetten voor programmauitgaven. Bepalend voor deze vrije ruimte zijn de bedragen die per 1 januari 2005 als juridisch verplicht en als complementair verplicht worden beschouwd.

De juridisch verplichte bedragen zijn die bedragen waarvoor per 1 januari contractuele verplichtingen bestaan, verhoogd met de onder de programmauitgaven geraamde bezoldigingsuitgaven voor militair en burgerpersoneel.

De complementaire verplichtingen betreffen de juridische verplichtingen die Defensie nog moet aangaan. Dit zijn verplichtingen die ofwel operationeel noodzakelijk zijn om al bestelde of al aanwezige (wapen-)systemen te complementeren, ofwel bedrijfsmatige vervangingen, niet zijnde vervanging van gehele wapensystemen, die essentieel zijn voor het dagelijks functioneren van de krijgsmacht. Daaraan zijn toegevoegd de onder de programmauitgaven geraamde materiële en overige personele exploitatie-uitgaven.

Algemene veronderstellingen

Deze begroting is gebaseerd op voorgenomen maatregelen als gevolg van besluitvorming in het kabinet (Strategisch Akkoord en Hoofdlijnen Akkoord) en maatregelen om de interne budgettaire problematiek op te kunnen lossen. Bij de uitwerking van de maatregelen, bijvoorbeeld in de vorm van concrete reorganisatieplannen, kunnen zich verschuivingen in tijd en geld aandienen. De maatregelen, bedoeld om de interne budgettaire problematiek op te kunnen lossen, zijn vooral gericht op het op een verantwoord en juist niveau brengen en houden van exploitatie- en investeringsbudgetten.

Ministeriële verantwoordelijkheden

De minister is resultaatverantwoordelijk voor de in de begroting geformuleerde beleidsprioriteiten en geoperationaliseerde doelstellingen en beperkt resultaatverantwoordelijk voor enkele algemene beleidsdoelstellingen. Het betreft dan algemene beleidsdoelstellingen waarvan de beoogde effecten van beleid grotendeels afhankelijk zijn van externe factoren. Dit is het geval bij de Koninklijke marechaussee (beleidsartikel 4) en bij Civiele taken (beleidsartikel 10).

Kostentoerekening

Voor de beleidsartikelen 01 tot en met 04 is een systematiek uitgewerkt om de uitgaven toe te rekenen aan de nader geoperationaliseerde doelstellingen. Bij de overige artikelen is deze toerekening al gerealiseerd in de VBTB-begroting 2002. De toerekening voor de beleidsartikelen 01 tot en met 04 wordt in eerste instantie beperkt tot de uitgaven en gepresenteerd in een extracomptabel overzicht. Uitgaven die nog niet kunnen worden toegerekend, worden tijdelijk separaat opgenomen. Deze toerekening van uitgaven van ondersteunende producten en diensten is een logische vervolgstap op het VBTB-pad. In de defensiebegroting wordt daarmee een belangrijke stap gezet om de transparantie te vergroten in de WWW-samenhang. In een later stadium worden ook kosten toegerekend. De toerekening van uitgaven is vooralsnog op grovere basis dan een kostprijscalculatie, die pas mogelijk is nadat de herstructurering van de informatievoorziening voor Defensie heeft geresulteerd in een nieuw financieel IV-systeem. In bijlage 6 is een totaaloverzicht van de kostentoerekening opgenomen.

Aanwezigheid van een dekkende evaluatieprogrammering

Voor de programmering en werkwijze van beleidsevaluaties baseert Defensie zich op de Regeling Prestatiegegevens en Evaluatieonderzoek Rijksoverheid (RPE). Onderscheiden worden beleidsevaluaties ex ante, monitoringsystemen (systemen van reguliere prestatiegegevens) en beleidsevaluaties ex post. Het betreffen methodologisch verantwoorde evaluatie-instrumenten die leiden tot periodiek beschikbare, betrouwbare en controleerbare gegevens waarmee de doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid, alsook de doelmatigheid van de bedrijfsvoering kan worden beoordeeld. De evaluatiefunctie richt zich op het hetgeen in de beleidsparagraaf van de begroting is opgenomen. Uitgangspunt is dat elke beleidsdoelstelling tenminste eens in de vijf jaar ex post wordt geëvalueerd. Met ingang van de begroting 2005 is bij de betreffende beleidsartikelen een overzicht opgenomen van de belangrijkste evaluaties die betrekking hebben op dat artikel. Daarbij worden ex ante en ex post evaluaties onderscheiden. De planning van de beleidsevaluaties ex post is onderdeel van het Meerjaren Overzicht Evaluaties Defensie. De planning van beleidsevaluaties ex ante is in overleg met beleidsmakers tot stand gekomen. De opgenomen evaluaties ex ante betreffen onderwerpen met een defensiebreed karakter en zijn om die reden niet exclusief aan een bepaald beleidsartikel toe te rekenen. Hoewel het niet de evaluatie van het niet-beleidsartikel 90 zelf betreft, zijn deze evaluaties, welke door de bestuursstaf worden uitgevoerd, opgenomen onder het niet-beleidsartikel 90 «Algemeen».

De resultaten van de evaluaties vinden hun weerslag in het departementaal jaarverslag en in het Evaluatieoverzicht Rijksoverheid.

2. HET BELEID

2.1. Beleidsagenda

In de hedendaagse wereld van mondialisering en open grenzen zijn interne en externe veiligheid onlosmakelijk met elkaar verbonden. Het internationale personenverkeer, geld- en goederenstromen en de vrijwel onbelemmerde toegang tot technologie hebben bijgedragen aan een hoge mate van vrijheid. Tegelijkertijd hebben niet staatsgebonden groeperingen hun stempel weten te drukken op internationale ontwikkelingen. De grootschalige militaire dreiging heeft plaats gemaakt voor een veelheid aan nieuwe, moeilijk te voorspellen risico's. In algemene zin doen zich thans vijf – onderling samenhangende – veiligheidsvraagstukken voor die van invloed zijn op de omvang, de samenstelling en de inrichting van onze krijgsmacht in de komende jaren:

• falende staten;

• terrorisme;

• risicolanden;

• verspreiding van massavernietigingswapens;

• interstatelijke verhoudingen.

De Nederlandse defensie-inspanning moet vooral in internationaal verband worden beoordeeld. De toekomstige relevantie en geloofwaardigheid van de Navo en het Europese veiligheids- en defensiebeleid zijn in hoge mate afhankelijk van de bereidheid van de Europese landen hun defensiemiddelen indien nodig te gebruiken, in hun krijgsmacht te blijven investeren en hun gezamenlijk militair vermogen te versterken. De defensie-inspanning van een land kan niet uitsluitend worden afgemeten aan het percentage van het bruto nationaal product dat het aan de krijgsmacht besteedt. Het gaat evenzeer om de kwaliteit en de relevantie van de bijdragen. De Nederlandse krijgsmacht onderscheidt zich door de goede kwaliteit van haar militaire bijdragen op elk geweldsniveau. Nederlandse eenheden opereren doorgaans zij aan zij met die van andere Navo-landen, zoals Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten en Canada.

De koers van Defensie voor de komende jaren is uiteengezet in de Prinsjesdagbrief en de Personeelsbrief van september 2003. De krijgsmacht ondergaat thans één van de grootste reorganisaties uit haar geschiedenis. Deze moet de toekomst van een structureel betaalbare, expeditionaire maar ook kleinere krijgsmacht waarborgen. Het ingezette proces van bestuursvernieuwing is hier onlosmakelijk mee verbonden. Defensie schrapt een bestuurslaag en stelt de gezamenlijkheid meer voorop. Het eind 2003 aanvaarde Besturingsmodel Defensie beschrijft de nieuwe besturingsrelaties en versterkt de samenhang tussen beleid, planning en begroting. In het besturingsmodel ligt de nadruk op de output van Defensie: de beschikbaarheid en inzet van militaire eenheden.

De beleidsagenda 2005 omvat geen grote koerswijzigingen, maar geeft zo concreet mogelijk richting aan de verdere uitwerking en uitvoering van de maatregelen uit de Prinsjesdagbrief en de Personeelsbrief. De beleidsagenda vormt daarmee een logisch vervolg op de beleidsprioriteiten voor 2004 met als motto: «Waarmaken wat is beloofd». Twee nieuwe beleidsprioriteiten ten opzichte van de vorige beleidsagenda zijn:

• het leveren van kwalitatief hoogwaardige bijdragen aan de snelle reactiecapaciteiten van de Navo en de Europese Unie. De Nederlandse bijdrage aan de NATO Response Force in 2005 is een uitwerking van de toezegging die Nederland in Navo-verband heeft gedaan;

• het leveren van bijdragen aan een geïntegreerd buitenlands veiligheidsbeleid van Nederland. In de Prinsjesdagbrief is geconstateerd dat buitenlands beleid, ontwikkelingssamenwerking en veiligheidsbeleid steeds meer in het verlengde van elkaar liggen. Daarom moet Nederland zijn diplomatieke, economische, financiële, humanitaire en militaire beleidsinstrumenten samenhangend toepassen.

Gelijktijdig met deze begroting ontvangt u een brief met de uitkomsten van een aantal studies mede naar aanleiding van de moties-Kortenhorst (29 200-X, nrs. 24 en 25) en de motie-Van Baalen (29 200-X, nr. 32). Ook ontvangt u een brief die uitvoerig ingaat op de voortgang van de maatregelen uit de Personeelsbrief van 16 september 2003 en op de toezeggingen dienaangaande bij de begrotingsbehandeling in oktober 2003. In deze beleidsagenda worden de belangrijkste thema's van de nieuwe personeelsbrief aangeduid.

Uit het bovenstaande vloeien voor het begrotingsjaar 2005 de volgende beleidsprioriteiten voort, waarop deze beleidsagenda nader ingaat:

1. Het tot stand brengen van een nieuw evenwicht tussen de taken en de middelen van de krijgsmacht;

2. De verbetering van de inzetbaarheid van de krijgsmacht voor crisisbeheersingsoperaties;

3. Het leveren van kwalitatief hoogwaardige bijdragen aan de snelle reactiecapaciteiten van de Navo en de Europese Unie;

4. Het leveren van bijdragen aan een geïntegreerd buitenlands veiligheidsbeleid van Nederland;

5. De verdieping van de samenwerking met civiele autoriteiten in Nederland;

6. De vernieuwing van het personeelsbeleid.

1. Hernieuwing van het evenwicht tussen de taken en de middelen van de krijgsmacht

De Prinsjesdagbrief bevat maatregelen om over de hele linie van Defensie een nieuw evenwicht tot stand te brengen tussen de taken van de krijgsmacht en de middelen die daarvoor beschikbaar zijn. Ook in andere opzichten is een nieuw evenwicht binnen de krijgsmacht geboden. Overeenkomstig de uitdrukkelijke wens van de Navo zal voorrang worden verleend aan kwaliteit boven kwantiteit. Er wordt gestreefd naar besparingen door de vermindering of de opheffing van operationele capaciteiten waaraan in het licht van de internationale veiligheidssituatie minder behoefte bestaat en door de afstoting van overbodig geworden locaties. Deze besparingen zullen voor een deel ten gunste komen van investeringen in hoogwaardige militaire capaciteiten en voor een deel worden gebruikt voor de volledige vulling van operationele eenheden. Juist investeringen vormen het belangrijkste element om de krijgsmacht aan te passen aan veranderingen in de internationale veiligheidssituatie en in de vereiste manier van militair optreden.

In de Voorjaarsnota 2004 is afgesproken dat de defensiebegroting met een bedrag van € 125 miljoen in 2004 en € 100 miljoen in 2005 wordt verlaagd om de algemene budgettaire problematiek te verlichten. Tevens is afgesproken deze bedragen in 2006 (€ 100 miljoen) en in 2007 (€ 125 miljoen) weer aan de defensiebegroting toe te voegen. De investeringsquote komt in 2005 naar verwachting uit op ruim 18 procent en stijgt in 2006 en latere jaren alsnog tot het in de Prinsjesdagbrief voorziene niveau. De maatregelen samen zullen uitmonden in een kleinere, maar kwalitatief hoogwaardige en volledig inzetbare, expeditionaire krijgsmacht, die gezamenlijk kan optreden met de krijgsmachten van onze belangrijkste bondgenoten.

Ontwikkeling investeringsquote

kst-29800-X-2-1.gif

Eerst worden de maatregelen beschreven die leiden tot verkleining van de krijgsmacht en tot besparingen op de exploitatiegelden in 2005. Vervolgens worden bij beleidsprioriteit 2 de mede daaruit te financieren investeringen in hoogwaardige militaire capaciteiten en de verbetering van de inzetbaarheid voor crisisbeheersingsoperaties beschreven.

Koninklijke marine

• Twee van in totaal acht M-fregatten, die hun operationele activiteiten in 2004 hebben beëindigd, zullen in 2005 respectievelijk 2007 worden overgedragen aan Chili;

• Twee L-fregatten die hun operationele activiteiten beëindigen in 2004 en 2005, zullen in 2005 respectievelijk 2006 worden overgedragen aan Chili;

• De operationele activiteiten van de maritieme patrouillevliegtuigen worden per 1 januari 2005 beëindigd. Vanaf het marinevliegkamp Valkenburg worden uitsluitend nog vliegbewegingen gemaakt die verband houden met het verkoopgereed maken van de vliegtuigen.

Koninklijke landmacht

• In 2004 is een begin gemaakt met de opheffing van ongeveer 80 reserve-eenheden van compagniesgrootte. In 2005 wordt de ontbinding van deze reserve-eenheden voltooid en wordt tevens begonnen met de afstoting van het materieel en de infrastructuur;

• In verband met verhuizingen ten gevolge van de sluiting van de legerplaats in Seedorf (eind 2006) en Ede-Oost (eind 2007) wordt een groot aantal infrastructurele projecten uitgevoerd in Ermelo, Stroe en Oirschot;

• De twee vuurmondbatterijen van de 41ste Afdeling veldartillerie worden van Seedorf naar Nederland verplaatst. Vervolgens worden alle vuursteuneenheden van de Koninklijke landmacht gereorganiseerd en omgevormd tot volledig parate onderdelen;

• De staf van de 25ste Afdeling Luchtdoelartillerie wordt gereorganiseerd. Hiermee is in 2005 de eerste fase van de reorganisatie van de luchtverdedigingseenheden van de Koninklijke landmacht voltooid;

• De «Pantser Rups Tegen Luchtdoelen» (PRTL-Cheetah) wordt vervangen door het Stingerplatform. De PRTL wordt vanaf 2005 afgestoten;

• Vooruitlopend op de invoering van de Pantserhouwitser 2000 worden de 120 mm mortieren bij 42 en 44 Pantserinfanteriebataljon buiten dienst gesteld;

• Het Luchtdoelartillerie Schietkamp bij Den Helder wordt op 1 januari 2005 gesloten.

Koninklijke luchtmacht

• De vliegoperaties vanaf de vliegbasis Twenthe worden eind 2005 beëindigd met het oog op sluiting in 2007. De overgebleven F-16's worden eind 2005 herverdeeld over de vliegbases Volkel en Leeuwarden. Op de vliegbasis Volkel worden infrastructurele voorzieningen getroffen voor het onderbrengen van het laatste F-16 squadron van Twenthe (€ 18 miljoen in 2005);

• In 2005 worden voorbereidingen getroffen voor de verplaatsing van de transporthelikopters van Soesterberg naar Gilze-Rijen en de opheffing van vliegbasis Soesterberg. Daartoe wordt op Gilze-Rijen begonnen met de bouw van de benodigde infrastructuur (€ 30 miljoen in 2005).

Koninklijke marechaussee

• In 2005 worden voorbereidingen getroffen voor de verplaatsing van het peloton 103 eskadron Koninklijke marechaussee Seedorf naar Nederland en de opheffing van de Brigade Koninklijke marechaussee Seedorf en van de Algemene Politiedienst van de brigade Twente van de Koninklijke marechaussee op de vliegbasis Twente;

• In het nieuwe beleidsplan «Koninklijke marechaussee 2010» worden de contouren van de operationele bedrijfsvoering en van het organisatie-, personeels- en infrastructuurbeleid voor de komende vijf jaar uiteengezet. In 2005 wordt een begin gemaakt met de uitvoering van dit beleidsplan.

Bestuursvernieuwing

Vanaf 1 januari 2005 functioneert het kerndepartement volgens het nieuwe besturingsmodel als bestuursstaf. In de loop van het jaar komen ook andere nieuwe organisatieonderdelen tot wasdom, te weten de Operationele Commando's, het Commando Dienstencentra (CDC) en de Defensie Materieel Organisatie (DMO). De invoering van het nieuwe besturingsmodel en de voltooiing van de reorganisatie van de bestuursstaf voltrekken zich gelijktijdig. Een belangrijk inrichtingsprincipe van de nieuwe defensieorganisatie is de scheiding tussen beleid, uitvoering en toezicht. Nieuwe werkwijzen vergroten het zicht op de samenhang tussen doelen, activiteiten en middelen. Hiervoor is de Beleids-, Plannings- en Begrotingsprocedure (BPB-procedure) ontworpen. In het kader van de bestuursvernieuwing worden in 2005 in totaal 1100 functies geschrapt.

De voltooiing van de reorganisatie van de bestuursstaf in 2005 hangt samen met het tijdstip van de formele beëindiging van de functie van bevelhebbers van de Koninklijke marine, de Koninklijke landmacht en de Koninklijke luchtmacht en hun ondersteunende staven. De staven van de drie Operationele Commando's moeten uiterlijk 1 januari 2006 volledig operationeel zijn, waarna de functie van de bevelhebbers en de daarmee samenhangende staffuncties worden opgeheven.

Het CDC wordt begin 2005 formeel opgericht. Naast de dienstencentra en baten-lastendiensten die reeds bij het bestaande Defensie Interservice Commando (Dico) zijn ondergebracht, maken nieuwe dienstencentra waaronder het Centraal Betaalkantoor Defensie (CBD), Paresto (de Defensie catering organisatie) en het Dienstencentrum Personeel ook deel uit van het CDC.

De DMO wordt op 1 januari 2005 formeel opgericht. De DMO ontstaat door de samenvoeging van de (centrale) hoofddirectie Materieel met de directies Materieel en de bedrijven van de drie grote krijgsmachtdelen.

2. Verbetering van de inzetbaarheid van de krijgsmacht voor crisisbeheersingsoperaties

De Nederlandse krijgsmacht treedt steeds in internationaal verband op bij crisisbeheersingsoperaties. Bij voorkeur maakt Nederland bij crisisbeheersingsoperaties zoveel mogelijk gebruik van bestaande organisaties waarvan ons land lid is, zoals de Navo, de EU en de VN. Daarnaast behoort ook de deelneming van Nederland aan een gelegenheidscoalitie tot de mogelijkheden.

De besparingen die optreden als gevolg van de maatregelen onder de noemer «nieuw evenwicht» worden gedeeltelijk aangewend om de operationele output of gevechtskracht verder te versterken. Deze intensiveringen passen binnen de toezeggingen van Nederland aan de Navo en de Europese Unie. De Navo hecht groot belang aan de verbetering van de inzetbaarheid van de bondgenootschappelijke strijdkrachten. Zo wordt het defensieplanningsproces meer georiënteerd op output en worden indicatoren voor inzetbaarheid ontwikkeld. Verbetering van de inzetbaarheid was een van de hoofdonderwerpen tijdens de Navo-top van regeringsleiders in Istanbul op 28 en 29 juni 2004. De oprichting van de NATO Response Force is mede bedoeld om dit proces te versnellen.

Ook de Europese Unie verbetert de inzetbaarheid van strijdkrachten. Onlangs heeft de EU een nieuwe capaciteitendoelstelling vastgesteld, de Headline Goal 2010. Voortbouwend op de Helsinki Headline Goal uit 1999, die in 2003 afliep, streeft de nieuwe Headline Goal vooral naar een kwalitatieve verbetering van de aangeboden eenheden. Daarbij ligt de nadruk op de inzetbaarheid, het voortzettingsvermogen en het vermogen tot gezamenlijk optreden (interoperabiliteit). Ook het onlangs opgerichte Europese Defensie Agentschap zal een belangrijke rol gaan spelen bij de beoordeling van de kwaliteit van de aangeboden militaire capaciteiten en als pleitbezorger van militaire samenwerking en materieelsamenwerking tussen Europese krijgsmachten.

De nieuwe grondwet voor de Europese Unie, waarover de Intergouvernementele Conferentie (IGC) onlangs overeenstemming bereikte, voorziet in de oprichting van een Gestructureerde Samenwerking in het EVDB. Deze Gestructureerde Samenwerking beoogt een kopgroep te vormen van lidstaten die sneller en dieper willen gaan in hun militaire samenwerking. De Gestructureerde Samenwerking staat in beginsel open voor alle lidstaten die een concrete bijdrage leveren aan de snelle reactiecapaciteit van de Europese Unie. Nederland staat positief tegenover participatie in deze kerngroep. Zodra de grondwet in werking treedt, zal de Gestructureerde Samenwerking verder inhoud krijgen.

Nederland hecht eraan dat de Navo en de EU hun activiteiten op het gebied van capaciteitsversterking onderling blijven coördineren, zodat beide organisaties elkaar aanvullen en versterken en onnodige duplicering wordt voorkomen. De Nederlandse investeringen in hoogwaardige militaire capaciteiten moeten worden beoordeeld tegen de achtergrond van de bovengenoemde ontwikkelingen van de Navo en de EU.

Het Hoofdlijnenakkoord van het tweede kabinet-Balkenende bevat een intensivering voor de verbetering van de inzetbaarheid van de krijgsmacht ten behoeve van crisisbeheersingsoperaties. Deze loopt op tot € 100 miljoen in 2007 en is daarna structureel. Deze intensivering zal worden gebruikt voor de versterking van de parate capaciteit en het voortzettingsvermogen van de krijgsmacht, voor de versterking van de strategische en tactische luchttransportcapaciteit, voor de verbetering van de commandovoering en voor de verbetering van de zelfbescherming en de logistieke ondersteuning. De € 50 miljoen die voor deze doeleinden in 2005 beschikbaar is, zal onder andere worden besteed aan:

• de uitvoering van de maatregel uit de Defensienota 2000 ter versterking van de parate pantserinfanteriecapaciteit door de oprichting van drie extra compagnieën. Deze maatregel bedraagt in 2005 € 1,7 miljoen;

• de verwerving van een Battlefield Management System voor de gemechaniseerde brigades (€ 6,4 miljoen in 2005);

• de verwerving en de exploitatie van een DC-10 transportvliegtuig voor strategisch transport van personen en goederen (€ 21,6 miljoen in 2005). Eind 2005 beschikt Defensie over dit derde DC-10 transportvliegtuig, dat vanaf 2006 inzetbaar is voor strategisch luchttransport;

• de verbetering van de inzetbaarheid van transporthelikopters (€ 5 miljoen in 2005);

• de intensivering van het Soldier Modernisation Programme (€ 10 miljoen in 2005);

• de versnelde invoering van het project TITAAN fase 2/3.

In het Strategisch Akkoord van het eerste kabinet-Balkenende is voorts voor de versterking van de Europese militaire capaciteiten een structurele voorziening getroffen die oploopt tot € 50 miljoen in 2006 (de «EVDB-voorziening»). In 2005 is € 40 miljoen uit deze voorziening beschikbaar. De inspanningen zijn er in 2005 op gericht de toezeggingen gestand te doen die Nederland heeft gedaan in het kader van het Prague Capabilities Commitment tijdens de Navo-Top van Praag (november 2002) en het European Capabilities Action Plan van de EU (eind 2001). Het gaat daarbij onder andere om de volgende projecten:

• de ombouw van voertuigen voor nucleaire en chemische verkenning: twee voertuigen van het type Fuchs zijn eind 2004 beschikbaar, vier andere voertuigen worden in 2005 opgeleverd (€ 7,1 miljoen in 2005);

• de verbetering van de commandovoering (TITAAN, bijdragen aan AGS en SOSTAR). In 2005 krijgen operationele en ondersteunende eenheden van de Koninklijke landmacht de beschikking over de TITAAN basismodules waarmee lokale netwerken kunnen worden opgezet (in totaal € 21,1 miljoen in 2005 voor TITAAN fase 2/3). Begin 2005 wordt het contract voor de ontwerpen ontwikkelingsfase van een Nato owned and operated Alliance Ground Surveillance (AGS) capaciteit ondertekend (€ 3 miljoen in 2005);

• de haalbaarheidsstudie naar de ontwikkeling en de verwerving van een gezamenlijk Frans-Nederlands onbemand verkenningsvliegtuig wordt in 2005 voltooid (€ 4 miljoen in 2005). De resultaten van deze studie zullen worden verwerkt in een operationele behoeftestelling;

• de opleiding van de laatste vijfentwintig van in totaal honderd extra marechaussees voor de inzet in internationale civiele politiemissies (€ 5,4 miljoen in 2005). De totale capaciteit komt daarmee op 230 vte'n die beschikbaar zijn voor internationale civiele politiemissies, onder meer als Nederlandse bijdrage aan de Police Headline Goal van de Europese Unie van in totaal 5 000 personen.

Teneinde een verdere verbetering van de inzetbaarheid van de Nederlandse krijgsmacht te bewerkstelligen worden in 2005 tevens de volgende maatregelen genomen:

Defensiebreed

• Investeren in de uitrusting en ondersteuning van de Koninklijke landmacht, de Koninklijke luchtmacht en de Koninklijke marine om de effectiviteit en de bescherming van de individuele militair te verbeteren: onder meer richtkijkers voor Schutters Lange Afstand (€ 11,4 miljoen in 2005) en de verwerving van verbeterde antitankmiddelen voor de korte afstand SRAT (€ 10 miljoen in 2005);

Koninklijke marine

• Om de bestrijdingscapaciteit van relatief kleine doelen in vooral de kustwateren te verbeteren, wordt de Harpoon raket tegen schepen verbeterd (€ 1 miljoen in 2005);

Koninklijke landmacht

• In het kader van de luchtverdediging nieuwe stijl worden Stinger systemen op het gepantserde voertuig Fennek en op ongepantserde voertuigen geplaatst om de mobiliteit en de bescherming te vergroten (€ 7 miljoen in 2005);

• De samenvoeging van de grondgebonden luchtverdedigingseenheden van de Koninklijke landmacht en de Koninklijke luchtmacht vanaf 2005 op luchtmachtbasis De Peel leidt tot een vernieuwing van de luchtverdediging. Ook is de oprichting van een Joint Air Defence Centre en een Joint Air Defence School voorzien. Kennis en opleidingen worden geïntegreerd en ook het materieel krijgt een kwaliteitsimpuls. De luchtverdediging krijgt de beschikking over een Battlefield Management Command and Control, Communications, Computerisation and Intelligence (BMC4I) systeem dat voorziet in een geïntegreerde opbouw van het luchtbeeld en een gecoördineerde aansturing en inzet van de Short Range Air Defence en de Stinger systemen (€ 25,4 miljoen in 2005). Dit BMC4I systeem voorziet ook in een koppeling met het Patriotsysteem, waardoor de uitwisseling van informatie en de gezamenlijke opbouw van een luchtbeeld mogelijk worden;

• In 2005 zullen vier van in totaal 57 Pantserhouwitsers 2000 beschikbaar komen (€ 31,8 miljoen in 2005). Met Noorwegen is overleg gaande over de overdracht van achttien Pantserhouwitsers in ruil voor andere wapensystemen, waaronder het Short Range Air Defence systeem;

• Met de invoering van Fysieke Distributie (FD) bij 100 Bevoorradings- en Transportbataljon wordt een begin gemaakt met de aanpassing van het logistieke concept van de Koninklijke landmacht (project Wissellaadsystemen € 85,6 miljoen in 2005).

Koninklijke luchtmacht

• De verwerving van verbeterde doelaanwijzingsapparatuur (MTADS) voor de Apache gevechtshelikopters (€ 19,4 miljoen in 2005);

• De verwerving van verbeterde zelfbeschermingsapparatuur voor de F-16 (€ 8,4 miljoen in 2005);

• De verwerving van luchtverkenningsapparatuur en identificatie- en doelaanwijzingsmiddelen voor de F-16 (respectievelijk € 17 miljoen en € 10 miljoen in 2005);

• In 2005 wordt begonnen met de modificatie van de Patriot lanceerinrichtingen als deel van het PAC-3 project (€ 22,7 miljoen in 2005).

3. Een kwalitatief hoogwaardige bijdrage aan de snelle reactiecapaciteit van Navo en EU

Zowel de Navo als de EU werkt aan de oprichting van een snelle reactiecapaciteit. Nederland wil aan beide strijdmachten een kwalitatief hoogwaardige bijdrage leveren.

De NATO Response Force, de snelle reactiemacht van de Navo, zal naar verwachting gaan bestaan uit ongeveer 25 000 militairen, met een land-, een lucht- en een maritieme component. Zij moet over goed geoefend personeel beschikken en zeer snel inzetbaar zijn. Dit personeel moet een half jaar lang in een permanente staat van gereedheid beschikbaar zijn. Dit zal een extra beslag leggen op de eenheden die aan de reactiemacht deelnemen.

In NRF 4 (eerste helft 2005) bestaat de Nederlandse bijdrage aan de maritieme en de luchtcomponent uit een plaatsvervangend commandant voor het Hoofdkwartier van de Maritieme Commandant, een fregat, een mijnenjager, een Patriot eenheid en twaalf F-16 jachtvliegtuigen. Het hoofdkwartier van het Duits-Nederlandse Legerkorps zal in deze periode de landcomponent leiden. Omdat de Navo uit het oogpunt van militaire effectiviteit een koppeling tussen het hoofdkwartier en de beschikbare landstrijdkrachten wenselijk acht, zal Nederland in deze periode ook een deel van de landstrijdkrachten leveren. De volgende bijdrage is aan NRF 4 aangeboden:

• Het Nederlandse aandeel in het hoofdkwartier van het Land Component Command en de direct ondersteunende eenheden voor het hoofdkwartier;

• het Nederlandse aandeel in het Land Component Command met ondersteuning van het Intelligence surveillance target acquisition and reconnaissance (Istar)-bataljon, het geniebataljon, Special Forces eenheden en logistieke en geneeskundige eenheden;

• het Nederlandse aandeel in de NRF-brigade:

– een brigadestaf;

– een Air Manoeuvre taakgroep van bataljonsgrootte;

– een gemechaniseerd bataljon;

– het geniebataljon;

– logistieke en geneeskundige eenheden.

Dit Nederlandse aanbod aan NRF 4 omvat in totaal ongeveer 3 700 militairen (exclusief nationale logistieke ondersteuning). Duitsland zal een bijdrage van vergelijkbare omvang leveren.

Voor NRF 5 (tweede helft van 2005) zal de Nederlandse bijdrage kleiner zijn, in totaal ongeveer 500 militairen. De volgende bijdrage is aan NRF 5 aangeboden:

• commandant en staf mijnenbestrijdingstaakgroep;

• een mijnenjager;

• twaalf F-16's (inclusief beveiligings- en EOD-peloton);

• enkele NBC-eenheden.

Aan de snelle reactiecapaciteit van de Europese Unie wil Nederland bijdragen via de snel inzetbare EU-battlegroups die in 2007 operationeel moeten zijn. Deze formaties van ruim 1 500 militairen moeten, in het bijzonder op verzoek van de Verenigde Naties, op korte termijn kunnen worden ingezet in een crisisbeheersingsoperatie buiten de EU. Nederland onderzoekt thans de mogelijkheden om samen met Duitsland en het Verenigd Koninkrijk elk een EU-battlegroup te vormen.

In het najaar 2004 sluiten Frankrijk, Italië, Nederland, Portugal en Spanje een overeenkomst over een multinationaal samenwerkingsverband van militaire politie-eenheden, de European Gendarmerie Force(EGF), die zelfstandig of als bewapend element in een civiele missie kunnen worden ingezet in de overgang van vredesafdwinging of vredeshandhaving naar wederopbouw. De EGF kan militaire politie-eenheden beschikbaar stellen aan zowel de Europese Unie als aan de Navo, de VN en de OVSE. De Koninklijke marechaussee stelt functionarissen beschikbaar voor de EGF.

4. Een bijdrage aan een geïntegreerd buitenlands veiligheidsbeleid van Nederland

Een van de belangrijkste vaststellingen in de Prinsjesdagbrief is dat buitenlands beleid, ontwikkelingssamenwerking en veiligheidsbeleid steeds meer in het verlengde van elkaar liggen. Vrede, veiligheid en stabiliteit zijn essentiële voorwaarden voor politieke, economische en sociale ontwikkeling. De verschillende beleidsinstrumenten waarover Nederland beschikt – diplomatieke, economische, financiële, humanitaire en militaire – moeten op een samenhangende manier worden ingezet. De regering deelt de constatering in het AIV-advies «Nederland en crisisbeheersing, drie actuele aspecten» dat een geïntegreerde benadering van het buitenlandse veiligheidsbeleid nodig is.

Voor Defensie is het specifiek van belang te onderkennen dat een snelle militaire overwinning en het creëren van een veilige omgeving niet per se een vreedzame stabilisatie en duurzame reconstructie garanderen. Het welslagen van een crisisbeheersingsoperatie hangt uiteindelijk af van de mate waarin een succesvolle overdracht van het gezag en de bestuurlijke verantwoordelijkheden aan civiele autoriteiten mogelijk is. Militaire middelen vormen slechts een onderdeel van het instrumentarium dat kan worden gebruikt. In postconflictsituaties zorgen militairen niet alleen voor veiligheid en de eventuele uitoefening van het bestuurlijke gezag, maar ook voor opleidingen van krijgsmachtonderdelen, hervorming van de veiligheidssector (SSR) en de ontwapening, demobilisatie en reïntegratie van strijdgroepen (DDR). Een dergelijke inzet van militaire middelen stelt eisen aan de ervaringsopbouw van het betrokken personeel en leidt tot meer «kaderzware» uitzendingen.

Defensie en Buitenlandse Zaken werken intensief aan een geïntegreerde benadering van het buitenlandse veiligheidsbeleid. Voorbeelden zijn de ontwikkeling van het beleid voor civiel-militaire samenwerking, de wederopbouw en het Afrikabeleid. De regering heeft de komende jaren voorzien in een toename van de in het kader van het Stabiliteitsfonds beschikbare middelen voor de ondersteuning van activiteiten op het snijvlak van vrede, veiligheid en ontwikkeling. De minister van Defensie participeert in de besluitvorming in het Stabiliteitsfonds voor zover de krijgsmacht wordt ingezet of bij de uitvoering van die besluiten is betrokken. Verder heeft Defensie zitting in de ambtelijke Stuurgroep Stabiliteitsfonds en is zij op die manier zeer nauw betrokken bij de besluitvorming over de aanwending van middelen uit het Stabiliteitsfonds. Ook wordt Defensie nauwer betrokken bij beleidsontwikkeling (bijvoorbeeld regionale en thematische notities) die van invloed is op de besteding van middelen uit het Stabiliteitsfonds en de prioriteitsstelling.

Nederland geeft relatief veel geld uit aan ontwikkelingssamenwerking en de bestrijding van armoede in de wereld. Dat geld kan alleen zinvol worden besteed in een veilige en stabiele omgeving. Dit kan gevolgen hebben voor het militaire uitzendbeleid. De steun van Nederland aan VN-operaties in Afghanistan en eerder in Ethiopië en Eritrea zijn in dit verband illustratief. In beide gebieden levert Nederland een grote ontwikkelingsinspanning.

Defensie wil in 2005 op de volgende manier bijdragen aan een geïntegreerd veiligheidsbeleid:

• Defensie zal actief bijdragen aan de ontwikkeling van een geïntegreerd veiligheidsbeleid met inachtneming van de coördinerende bevoegdheden van het ministerie van Buitenlandse Zaken.

• In overleg met het ministerie van Buitenlandse Zaken zal Defensie projectvoorstellen ontwikkelen en indienen bij de Stuurgroep Stabiliteitsfonds. Defensie zal tevens militaire expertise bieden voor de toetsing van de operationele haalbaarheid van projecten in instabiele regio's en waar nodig faciliteren bij de voortgangsbewaking van de projecten. Het accent hierbij ligt op de Balkan, Afghanistan, het Midden-Oosten en Afrika.

• De Nederlandse krijgsmacht zal militair-technische deskundigheid beschikbaar stellen voor de hervorming van de veiligheidssector van landen die door een gewapend conflict zijn getroffen, en voor de ontwapening, demobilisatie en reïntegratie van strijdgroepen.

• De samenwerking met Buitenlandse Zaken moet zich ook uitstrekken tot de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (bijvoorbeeld waar het de inzet van politie bij crisisbeheersingsoperaties betreft), van Justitie (als het gaat om de opbouw van een justitieel apparaat en overheidsorganen in conflictgebieden) en van Financiën en Economische Zaken (economische wederopbouw). Verder kan ook het bedrijfsleven een rol spelen in de exit strategy bij crisisbeheersingsoperaties.

5. Verdieping van de samenwerking met civiele autoriteiten in Nederland

De nauwere samenhang tussen interne en externe veiligheid komt tot uitdrukking in de maatregelen tegen de toegenomen terroristische dreiging en in het veelvuldige beroep op de krijgsmacht door civiele autoriteiten voor militaire bijstand of steunverlening bij rampen en zware ongevallen, of in het kader van de openbare orde of de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde. Deze ontwikkelingen vragen nadrukkelijk om een nauwere, structurele samenwerking tussen diverse ministeries. In overleg met de betrokken departementen werkt Defensie aan de verdieping van de samenwerking met civiele autoriteiten die van de diensten van de krijgsmacht gebruik maken. Daarnaast draagt Defensie in EU- en Navo-verband bij aan initiatieven in het kader van de strijd tegen het terrorisme.

Voorbeelden van civiele taken die Defensie onder verantwoordelijkheid van civiele autoriteiten uitvoert, zijn onder meer:

• militaire bijstand bij de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde (bijvoorbeeld de bewaking van het Nederlandse luchtruim tegen terroristische dreigingen);

• taken van de Koninklijke marechaussee in het kader van artikel 6 van de Politiewet (zoals grensbewaking, mobiel toezicht vreemdelingen, politie- en veiligheidszorg op burger-luchtvaartterreinen);

• bijdragen aan de kustwacht Nederland en de kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba, waaronder opsporings- en reddingstaken.

De minister van Justitie is verantwoordelijk voor de coördinatie van de terrorismebestrijding. In de nota «Terrorisme en de bescherming van de samenleving» van juni 2003 heeft de minister van Justitie onder meer aanvullende maatregelen aangekondigd op het gebied van contraterrorisme en bewaking en beveiliging. Defensie is, samen met de ministeries van Justitie en Buitenlandse Zaken, verantwoordelijk voor twee actiepunten uit deze nota, te weten «de verscherping van de buitengrenscontroles en het mobiel toezicht vreemdelingen» (Koninklijke marechaussee) en «actief en effectief buitenlands beleid in een steeds wijzigende veiligheidssituatie» (inzet in conflictgebieden). Daarnaast is sprake van een intensivering van een aantal taken van de Koninklijke marechaussee in het kader van het Nationale Actieplan Terrorismebestrijding en Veiligheid. Dit betreft onder meer de persoonsbeveiliging en de bestrijding van documentenfraude en migratiecriminaliteit. Ook door de uitoefening van bovengenoemde nationale taken heeft Defensie een duidelijke rol in de keten van terrorismebestrijding.

Naar aanleiding van de aanslagen in Madrid op 11 maart van dit jaar is de integrale benadering van terrorismebestrijding verder aangepast. Zo zijn onmiddellijk na de aanslagen in Madrid aanvullende maatregelen getroffen, zoals de extra beveiliging van diplomatieke vestigingen in Nederland en de alarmering van vervoersmaatschappijen en beheerders van vervoersinfrastructuur. Daarnaast wil de regering maatregelen nemen om beter voorbereid te zijn op aanslagen op zogenaamde «soft targets» (bijvoorbeeld vliegvelden en trein- en busstations). Tevens komt er een landelijk «alerteringssysteem» (het kleurensysteem) dat aansluit bij soortgelijke systemen die de Navo-bondgenoten gebruiken.

De civiele autoriteiten in Nederland kunnen naast de militaire bijstand in het kader van de Politiewet 1993 ook in het kader van de Wet Rampen en Zware Ongevallen en de ministeriële richtlijn steunverlening in het kader van Openbaar Belang een beroep doen op de krijgsmacht. Voor deze militaire bijstand en steunverlening geldt in ons land een zogenaamde vangnetconstructie. Dit betekent dat de vraag van de civiele autoriteiten om militaire steun moet worden getoetst aan de mogelijkheden van de krijgsmacht. Er is in het bijzonder aanleiding te bezien of de krijgsmacht over voldoende middelen beschikt om de door de civiele autoriteiten gevraagde steun te kunnen leveren en of de hiervoor geldende afspraken en procedures toereikend zijn. Bovendien valt het te verwachten dat – zoals ook gesignaleerd in het beleidsplan Crisisbeheersing 2004–2007 – de behoefte aan capaciteit van de krijgsmacht voor nationale crisisbeheersing in de toekomst nog verder zal toenemen. Hiertoe hebben de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Defensie in 2002 onder meer het project «Civiel-Militaire Bestuursafspraken» (CMBA) gestart. Dit project moet in 2004 resulteren in een raamconvenant tussen de betrokken departementen over de ondersteuning van de civiele autoriteiten en de manier waarop deze wordt verrekend. Aan de hand daarvan moeten de Civiel-Militaire Bestuursafspraken in 2005 hun definitieve vorm krijgen. Een betere structurering van de samenwerking tussen de krijgsmacht en de civiele autoriteiten moet het mogelijk maken effectiever op incidenten te reageren. In verband hiermee zal Defensie nadrukkelijk aandacht besteden aan de rol en omvang van het Korps nationale reserve (Natres).

Defensie is ook betrokken bij enkele andere interdepartementale projecten. De werkgroep Interne Externe Veiligheidsonderzoek (IEVO) verricht een conceptueel onderzoek naar bruikbare buitenlandse voorbeelden op het terrein van de organisatie van de interne en externe veiligheidsvoorzieningen. Het project «NBC-terrorisme» is bedoeld om de overheid en de samenleving zo goed mogelijk voor te bereiden op terroristische aanslagen met massavernietigingswapens. Het project «Bescherming vitale infrastructuur» behelst de bescherming van de maatschappelijke voorzieningen die voor het functioneren van de samenleving van cruciaal belang zijn. In 2004 is in het kader van dit project een samenhangend pakket maatregelen gepresenteerd. Het Beleidsplan crisisbeheersing integreert de resultaten van de diverse interdepartementale onderzoeken tot een samenhangend geheel met een eenduidige afbakening van de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de betrokken departementen.

Defensie zal in 2005 op de volgende manier de samenwerking van de krijgsmacht met civiele autoriteiten in Nederland verdiepen:

• De Civiel-Militaire Bestuursafspraken tussen de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Justitie en Defensie over de ondersteuning van de civiele autoriteiten door Defensie krijgen in 2005 definitief vorm. Deze bestuursafspraken worden vastgelegd in een raamconvenant waarin de aard, de omvang en de reactietijd van de ondersteuning door de krijgsmacht, evenals de financiële verrekening, de aansturing en de gezamenlijke opleiding en training worden beschreven.

• Naast het CMBA-project levert Defensie een actieve bijdrage aan gerelateerde interdepartementale initiatieven om tot een meer integrale en slagvaardige benadering van de interne en externe veiligheid te komen. Dit moet leiden tot de volgende rijksbrede producten:

* een dreigings- en risicoanalyse op het gebied van interne veiligheid;

* een rapport inventarisatie vitale infrastructuur;

* een actieplan nationale veiligheid;

* een geïntegreerd alerteringssysteem.

• In een Nota Derde Hoofdtaak vertaalt Defensie de vele interdepartementale initiatieven en maatregelen in intern beleid. Deze overkoepelende beleidsvisie beschrijft de wijze waarop Defensie de derde hoofdtaak in de toekomst op een effectievere wijze gaat uitvoeren. Daarbij moet duidelijk zijn wie waarvoor verantwoordelijk is en wat Defensie voor de civiele autoriteiten kan betekenen.

6. Vernieuwing van het personeelsbeleid

De opbouw van het personeelsbestand van Defensie moet in overeenstemming zijn met de eisen die aan een moderne, snel inzetbare en professionele krijgsmacht worden gesteld. Het huidige personeelssysteem voldoet niet aan deze eisen. Het kenmerkt zich door een relatief hoge gemiddelde leeftijd doordat een groot deel van het personeel voor onbepaalde tijd is aangesteld. Defensie streeft dan ook naar een meer flexibel personeelssysteem, waarin uitwisseling van personeel met andere grote werkgevers binnen de overheid én in de particuliere sector eenvoudiger wordt. Hierbij dienen meer sturingsmogelijkheden te komen, vooral ten behoeve van de uitstroom van personeel in de tweede fase van de loopbaan. Een en ander dient te worden vastgelegd in een wijziging van de militaire ambtenarenwet. De nadere uitwerking van dit nieuwe personeelssysteem wordt in de Personeelsbrief 2004 geschetst. Deze wordt op Prinsjesdag gezamenlijk met deze Defensiebegroting aan het parlement aangeboden.

Voorts heeft de voormalig Inspecteur Generaal der Krijgsmacht, luitenant-generaal De Veer, op 13 juli 2004 een advies over de veteranenzorg van Defensie aangeboden. Dit advies is tevens aan het parlement gezonden. De Personeelsbrief 2004 geeft een beleidsmatige beschouwing als reactie op dit rapport. Daarin komen ook de met het veteranenbeleid samenhangende beleidsintensiveringen aan de orde.

7. Financiële gevolgen van het Defensiebeleid

Om de aansluiting van de begroting 2005 met de begroting 2004 (in totalen) mogelijk te maken, is hieronder een overzicht opgenomen met de mutaties.

TOTAAL DEFENSIE200320042005200620072008
Standen ingediende ontwerp 20047 438,97 667,97 701,57 550,07 584,87 609,4
Najaarsnotamutaties 2003– 53,0     
Slotwetmutaties 200318,0     
       
Beleidsmatige mutaties      
Afstoten objecten DGW&T – 0,8– 0,8– 0,8– 0,8– 0,8
Overhevelingen naar/van andere departementen – 12,1– 21,5   
Asielbeleid 8,93,73,72,61,1
Kortingen Voorjaarsnota – 11,9– 13,6– 12,6– 12,9– 12,6
Intertemporele compensatie – 125,0– 100,0100,0125,0 
Korting PIA – 3,0– 3,6– 3,6– 3,6– 3,6
Overheveling KWNAA naar BZK – 10,1– 0,6   
Winstafdracht DTO 24,8    
HGIS-besluitvorming – 1,515,115,115,115,1
Totaal beleidsmatige mutaties – 130,7– 121,3101,8125,4– 0,8
Technische mutaties      
Doorwerking eindejaarsmarge – 26,7    
Doorwerking eindejaarsmarge HGIS 50,7    
Loonbijstelling 79,061,560,860,059,3
Prijsbijstelling 50,752,151,953,454,3
Regeling excessieve dollarkoersen – 13,8– 15,0   
Efficiencytaakstelling  – 0,2– 0,3– 0,3– 0,3
Ramingsbijstelling ontvangsten – 10,2– 5,9– 5,8– 13,9– 22,0
Ramingsaanpassing niet-relevante uitgaven – 59,40,61,50,5– 1,7
Totaal technische mutaties 70,393,1108,399,789,6
Afrondingsverschillen 0,3– 0,1 – 0,10,1
Ontwerpbegroting 20057 403,97 607,87 673,27 759,97 809,87 698,3

Toelichting mutaties

Algemeen

Beleidsmatige mutaties

Afstoting objecten Dienst Gebouwen, Werken en Terreinen (DGW&T)

Door het afstoten van objecten door de Dienst Gebouwen, Werken en Terreinen vindt er een aanpassing plaats van de door het ministerie van Financiën verstrekte rentecompensatie.

Overhevelingen naar/van andere departementen

Een vijftal overhevelingen naar andere departementen heeft geleid tot een verlaging van de defensiebegroting met ongeveer € 21,5 miljoen. De mutaties betreffen een drietal overhevelingen naar het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor de exploitatiekosten van het project C2000, bijdragen inzake de huisvesting van de Dienst ZVO en voor defensiepersoneel dat in dienst treedt bij de politie. Daarnaast zijn overhevelingen naar de ministeries van Financiën en Justitie verwerkt in verband met de deelname aan de EDP-audit pool respectievelijk voor het Tolk- en Vertaalcentrum.

Asielbeleid

Ten laste van het generale beeld zijn budgetten toegevoegd aan de begroting van de Koninklijke marechaussee in verband met het de komende jaren begeleiden van uitgeprocedeerde asielzoekers naar hun land van herkomst en voor de exploitatiekosten van het verwijdercentrum op de G-pier.

Kortingen Voorjaarsnota

Het doelmatiger kunnen aanbesteden van bouwprojecten en het defensieaandeel in de meerlasten bij de arbeidsvoorwaardensectoren Onderwijs, Rijk en Rechterlijke macht leiden tot overhevelingen ten gunste van het generale beeld.

Intertemporele compensatie

In zowel 2004 als in 2005 vindt er een temporisatie van de investeringsuitgaven plaats. In de artikelsgewijze toelichting zal nader worden ingegaan op de gevolgen hiervan voor de diverse projecten.

Korting PIA

Het betreft hier het aandeel van het ministerie van Defensie in de doelmatigheidsoperatie ten aanzien van de Professionele Inkoop en Aanbesteding.

Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba

Door de vertraagde besluitvorming over het lange termijnplan voor de Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba en door de complexe en langdurige verwervingstrajecten, zijn geplande investeringen niet gerealiseerd. Het hierdoor resterende niet gerealiseerde budget is overgeboekt naar het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, aangezien met ingang van 2004 de voor de Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba bestemde budgetten, voor zover geen betrekking hebbend op defensiemiddelen, op dat ministerie worden geraamd en verantwoord.

HGIS besluitvorming

De besluitvorming omtrent de begrotingswijzigingen binnen HGIS heeft voor Defensie betrekking op een tweetal aspecten. Op grond van de gemiddelde uitgaven over de afgelopen vijf jaar is vanaf 2005 een structurele verhoging van de budgetten voor crisisbeheersingsoperaties doorgevoerd van € 16,6 miljoen. Hiermee wordt het budget meer in lijn gebracht met het Nederlandse ambitieniveau. Tevens is vanwege het niet langer onder het begrip attaché brengen van een aantal personeelscategorieën een structurele verlaging vanaf 2004 van de raming voor attachés doorgevoerd.

Technische mutaties

De belangrijkste technische mutaties betreffen de uitdeling van de loonbijstelling en de prijsbijstelling 2004, de onttrekking, conform de systematiek van de eindejaarsmarge, van de in 2003 tot stand gekomen overschrijding van het defensiebudget (voor HGIS gold een onderschrijding van ongeveer € 50 miljoen) en de verlaging van het uitgavenbudget als gevolg van lagere ontvangsten dan voorzien. Voorts wordt het voordeel als gevolg van de lagere dan geraamde dollarkoersen ten gunste van het generale beeld gebracht en heeft een meerjarige bijstelling van de (niet-relevante) uitgavenraming voor het militair prepensioen plaatsgevonden. Dit laatste als gevolg van de nog lopende discussie over dit onderwerp, waardoor in 2004 geen uitgaven hiervoor worden verwacht. Tenslotte is er sprake van een efficiencytaakstelling op basis van de bijdragen die Defensie levert aan de Rijksgebouwendienst en TNO.

2.2. De beleidsartikelen

Inleiding tot de beleidsartikelen

De hoofdtaken van Defensie

De begroting 2005 staat in het teken van de uitvoering van de taakstelling die aan Defensie is opgelegd in het Strategisch Akkoord, het Hoofdlijnenakkoord en de Voorjaarsnota 2004. Het streven naar nieuw evenwicht tussen de taken en de middelen van de krijgsmacht heeft Defensie beschreven in de Prinsjesdagbrief en de Personeelsbrief van september 2003. Daarnaast staan de hoofdtaken van Defensie centraal in deze begroting.

De basis van de hoofdtaken van Defensie is vastgelegd in artikel 97, lid 1 van de Grondwet: «Ten behoeve van de verdediging en ter bescherming van de belangen van het Koninkrijk, alsmede ten behoeve van de handhaving en de bevordering van de internationale rechtsorde, is er een krijgsmacht». Voor de krijgsmacht gelden drie hoofddoelstellingen, te weten:

1. de bescherming van de integriteit van het eigen en bondgenootschappelijk grondgebied, inclusief de Nederlandse Antillen en Aruba;

2. de bevordering van de internationale rechtsorde en stabiliteit;

3. ondersteuning van de civiele autoriteiten bij rechtshandhaving, rampenbestrijding en humanitaire hulp, zowel nationaal als internationaal.

De drie hoofdtaken worden uitgevoerd met behulp van de vier krijgsmachtdelen. Al naar gelang de aard en wijze van optreden zijn per krijgsmachtdeel nader geoperationaliseerde doelstellingen bepaald en in het betreffende beleidsartikel opgenomen en toegelicht.

Beleidsartikel 01. Koninklijke marine

Algemene beleidsdoelstelling

De Koninklijke marine levert met haar maritiem-militair vermogen en door de gereedstelling van eenheden die voor hun taak zijn berekend, een belangrijke bijdrage aan de hoofddoelstellingen van de krijgsmacht.

De eenheden van de Koninklijke marine zijn met eenheden van andere krijgsmachtdelen (joint) en met eenheden van andere staten (combined) inpasbaar in grotere internationale verbanden. De maritieme inspanning richt zich primair op de (vrije) zee als uitvalsbasis voor operaties op of boven land (initial entry), alsmede op de ondersteuning van land- of luchtoperaties. Vanuit zee worden doelen bestreden en eenheden aan land gezet. De benodigde maritieme capaciteiten worden daartoe in taakgroepverband bijeengebracht.

Het beschikken over zeestrijdkrachten met een amfibische capaciteit biedt grote voordelen in geval van crisissituaties. Een amfibische taakgroep kan zich op volle zee voorbereiden, voorziet in voortzettingsvermogen en continue aanwezigheid nabij een crisishaard zonder het territorium van landen te schenden. Indien nodig zijn zeestrijdkrachten in staat direct (door de inzet van scheepswapens of mariniers) of indirect (door het opleggen van een embargo) de situatie op het land te beïnvloeden. In geval van een grootschalige, landgebonden operatie leveren zeestrijdkrachten cruciale ondersteuning en bescherming. De zee is vaak de voornaamste aanvoerroute van materieel en voorraden. De maritieme inspanning richt zich ook op de bescherming van het zeeverkeer, met name bij zeestraten en zeehavens die kwetsbaar zijn voor terrorisme, en op de bescherming van zeeroutes nabij conflictgebieden. Ten slotte is de maritieme inspanning gericht op politionele en justitiële taken (kustwachttaken) en taken lager in het geweldsspectrum, zoals blokkade, embargo, maritieme presentie en surveillance, zowel in kustwateren als op volle zee.

Nader geoperationaliseerde doelstellingen

De operationele doelstellingen waaraan de Koninklijke marine moet voldoen, worden weergegeven in de vorm van operationeel inzetbare eenheden. Uit de doelstellingenmatrix blijkt hoeveel eenheden (kwantiteit) binnen welke termijn (reactietijd) beschikbaar zijn. Uitgangspunt daarbij is dat binnen de aangegeven reactietijd de gereedheid kan worden geleverd die benodigd is voor optreden in het volledige geweldsspectrum (kwaliteit). De indeling van de gereedheidstermijnen sluit aan bij de Navo-indeling in High Readiness Forces (HRF) en Forces of Lower Readiness (FLR).

Groep:Eenheden:TotaalInzetbaar*** HRF (High Readiness Forces):Inzetbaar*** FLR (Forces of Lower Readiness):
   DirectOp korte termijn:Op lange termijn:
Groep EskaderschepenFregatten*10351+1
 Bevoorradingsschepen2 2 
 Amfibisch schip (LPD)1 1 
OnderzeedienstOnderzeeboten4121
 Ondersteuningsvaartuig1 1 
MijnendienstMijnenbestrijdingsvaartuigen10262
 Hydrografische vaartuigen2 2 
HelikoptergroepMaritieme helikopters20677
MarinierseenhedenMariniersbataljons211 
 Ondersteunende mariniersbataljons**312 
 Bijzondere Bijstandseenheid Mariniers11  
Caribische eenhedenFregat11  
 Maritieme helikopter11  
 Ondersteuningsvaartuig1 1 
 Marinierspelotons met gevechtssteun624 
 Pelotons Antilliaanse militie2 2 
 Peloton Arubaanse militie1 1 

* Deze opgave is inclusief het laatste L-fregat dat medio 2005 uit de dienst zal worden genomen. Het tweede fregat in de kolom FLR betreft een LCF in proeftochtstatus gedurende een deel van het jaar.

** Gevechtssteun-, het Amfibisch Ondersteunings- en het Logistieke Bataljon.

*** Reactietermijnen: HRF Direct = < 20/30 dagen; HRF kort = < 90 dagen; FLR = 180 dagen.

Budgettaire gevolgen van beleid

De financiële middelen die de Koninklijke marine ter beschikking staan voor de realisatie van de operationele doelstellingen zijn in de volgende tabel opgenomen.

Budgettaire gevolgen beleidsartikel 01 Koninklijke marine (bedragen x € 1 000)
 2003200420052006200720082009
Verplichtingen1 049 6821 176 534821 220795 623720 598807 809768 513
Uitgaven       
Programmauitgaven       
Commandant der Zeemacht in Nederland337 916335 634320 683295 388275 541266 931266 330
Commandant der Zeemacht in het Caribisch Gebied62 15656 94356 08055 84155 66555 52155 242
Commandant van het Korps Mariniers114 309122 663122 019121 525121 024122 021121 459
Subsidies en bijdragen125114105105100100100
Investeringen435 756353 851306 604345 408409 293375 651319 522
Totaal programmauitgaven950 262869 205805 491818 267861 623820 224762 653
Apparaatsuitgaven       
Admiraliteit223 684215 868177 101157 964151 179138 763142 900
Wachtgelden, inactiviteitswedden en SBK-uitgaven19 71424 67914 53513 11011 41210 2969 990
Bijdragen aan baten-lastendiensten 10 59810 59810 59810 59810 59810 598
Totaal apparaatsuitgaven243 398251 145202 234181 672173 189159 657163 488
Totale uitgaven1 193 6601 120 3501 007 725999 9391 034 812979 881926 141
Ontvangsten54 53143 32936 90839 72934 35240 25439 222

Uitgavenverdeling naar operationele doelstellingen

In bovenstaande tabel zijn de uitgaven van de Koninklijke marine gepresenteerd die samenhangen met de realisatie van de operationele doelstellingen. Daarbij is de organisatorische indeling van de Koninklijke marine gehanteerd. In onderstaande tabel worden de programma-uitgaven exclusief investeringen van de Koninklijke marine extra-comptabel toegerekend aan de operationele doelstellingen in casu de clusters van eenheden.

Extra comptabele verdeling uitgaven voor 2005 in € 1 000 Koninklijke marineOperationele commandanten (artikel 01)Admiraliteit (artikel 01)OKM, MOC en KIM (artikel 60)MB, CAMS (artikel 60)CDC eenheden (artikel 60)Totaal
Toe te rekenen uitgaven      
Eskaderschepen143 33019 68112 49175 8874 896256 285
Onderzeedienst18 6982 1171 76228 70877452 059
Mijnendienst37 4931 8293 63530 5501 54675 053
Helikoptergroep73 1212 0792 5587331 03079 521
Maritieme patrouillegroep48 0415 5942 1191 4571 80559 016
Marinierseenheden122 01912 89417 0675 9214 638162 539
Caribische eenheden56 0801 0302 5069531 03061 599
Totaal toe te rekenen498 78245 22442 138144 20915 719746 072
Nog niet toe te rekenen uitgaven 4 9103 56456 21813 61578 307
Niet toe te rekenen uitgaven      
Investeringen 306 604   306 604
Keuring/werving/initiële opleidingen 7 50838 960  46 468
Wachtgelden/inactiviteitswedden 14 535   14 535
Subsidies 105   105
Apparaat 130 057   130 057
Totaal498 782508 94384 662200 42729 3341 322 148

De toe te rekenen uitgaven betreffen de uitgaven van de operationele groepen binnen de Koninklijke marine en de ondersteunende eenheden uit het niet-beleidsartikel 60. Ondersteuning krijgsmacht (alsmede het Commando Dienstencentra (CDC)). Bij de ondersteunende eenheden (materieel-logistiek en opleidingen) zijn de direct aan producten/diensten te relateren uitgaven aan de hand van de gerealiseerde output toegerekend aan de afnemer.

Activiteiten

De activiteiten van de Koninklijke marine worden onderverdeeld in operationele, ondersteunende en bestuurlijke activiteiten, die zijn ondergebracht bij resultaatverantwoordelijke eenheden (RVE'n). De Commandant der Zeemacht in Nederland (CZMNED), de Commandant der Zeemacht in het Caribisch Gebied (CZMCARIB) en de Commandant van het Korps Mariniers (CKMARNS) zijn verantwoordelijk voor de operationele activiteiten. Het Centrum voor Automatisering van Missiekritieke Systemen (CAMS), het Marinebedrijf (MB), het Koninklijk Instituut voor de Marine (KIM) en het onderdeel Opleidingen Koninklijke marine (OKM) geven inhoud aan de ondersteunende activiteiten. De ondersteunende eenheden zijn opgenomen in niet-beleidsartikel 60. De bestuurlijke activiteiten worden door de Admiraliteit gecoördineerd en ondersteund. De Koninklijke marine kent de volgende organisatiestructuur:

kst-29800-X-2-2.gif

* Zie niet-beleidsartikel 60 «Ondersteuning krijgsmacht».

De drie hoofdactiviteiten van de operationele Resultaatverantwoordelijke eenheden (RVE'n) zijn: het gereedstellen, het inzetbaar houden en het inzetten van de operationele eenheden van de vloot, waaronder de helikopters en de eenheden van het Korps mariniers. Deze activiteiten omvatten onder andere een veelheid aan oefeningen in Navo-, Partnerschap voor Vrede-, multinationaal en nationaal verband, de uitvoering van kustwachttaken alsmede de opwerkactiviteiten op het niveau van de individuele eenheid en in nationaal verband.

Commandant der Zeemacht in Nederland (CZMNED)

CZMNED is verantwoordelijk voor het gereedstellen, inzetbaar houden en inzetten van de operationele eenheden van de vloot, met uitzondering van de eenheden die vallen onder CZMCARIB en de Bevelhebber der Zeestrijdkrachten (BDZ). Tevens vervult hij de functie van Admiraal Benelux (ABNL). Daartoe beschikt hij over een geïntegreerde Nederlands-Belgische operationele staf en taakorganisatie. De taakorganisatie realiseert de operationele inzet van de Belgische en Nederlandse eenheden. CZMNED heeft als nevenfunctie de operationele leiding over de Kustwacht Nederland (KWNED). Het Kustwachtcentrum bevindt zich op dezelfde locatie als het Marinehoofdkwartier (zie ook beleidsartikel 10 Civiele Taken).

Onder CZMNED vallen de groep Eskaderschepen, de Onderzeedienst, de Mijnendienst en de Helikoptergroep. De groep Maritieme Patrouillevliegtuigen beëindigt haar activiteiten per 1 januari 2005 onder gelijktijdige sluiting van het Marinevliegkamp Valkenburg. Activiteiten na die datum zijn uitsluitend ten behoeve van het afronden van de CUP-Orion en het verkoopgereed maken van de vliegtuigen.

Voor het uitvoeren van de taken zijn de onderstaande vaardagen en vlieguren geraamd.

Prestatiegegevens CZMNEDMeeteenheidRealisatie 2003*Vermoedelijke uitkomst 2004Raming 2005
Fregatten/bevoorradingsschepen/amfibisch schip totaalVaardagen1 0731 111961
Standing Naval Forces/NATO Response ForceVaardagen271301346
UK/NL Amphibious Force and NATO Striking Fleet AtlanticVaardagen34147
Nationale en internationale oefeningen en overige activiteitenVaardagen768810468
Onderzeeboten totaalVaardagen348430430
Nationale en internationale oefeningen en overige activiteitenVaardagen348430430
Mijnenbestrijdingsvaartuigen totaalVaardagen586500500
Mine Counter Measures Forces North and SouthVaardagen183201230
Nationale en internationale oefeningen en overige activiteitenVaardagen403299270
Hydrografische vaartuigen totaalVaardagen258330420
Hydrografische opnemingenVaardagen258330360
Secundaire taken en militaire hydrografieVaardagen60
Maritieme helikopters totaalVlieguren3 2163 7713 771
Standing Naval Forces Atlantic and MediterraneanVlieguren113500
Nationale en internationale oefeningen en overige activiteitenVlieguren3 1033 7713 271
Maritieme patrouillevliegtuigen totaalVlieguren1 1902 100450
Stationering maritiem patrouillevliegtuig KevlavikVlieguren87
Nationale en internationale oefeningen en overige activiteitenVlieguren1 1031 250**
InstandhoudingsvluchtenVlieguren850450

* Naast de in de uitsplitsing genoemde vaardagen en vlieguren zijn in 2003 voor crisisbeheersingsoperaties 211 vaardagen fregatten, 97 vaardagen onderzeeboten, 375 vlieguren helikopters en 980 vlieguren MPA's gerealiseerd. Ook zijn 26 vaardagen fregatten en 222 vlieguren MPA's gerealiseerd voor inzet ter bestrijding van internationaal terrorisme in de operatie Active Endeavour.

** Betreft 450 uur ten behoeve van CUP-Orion en 800 uur verkoopbegeleiding (opleidingen).

Bovenstaande ramingen zijn exclusief de vaardagen en vlieguren voor de Kustwacht Nederland (zie hiervoor het beleidsartikel 10 Civiele Taken) en de inzet voor crisisbeheersingsoperaties (zie hiervoor het beleidsartikel 09 Uitvoeren crisisbeheersingsoperaties).

Commandant der Zeemacht in het Caribisch Gebied (CZMCARIB)

CZMCARIB is verantwoordelijk voor het inzetbaar houden en inzetten van de operationele eenheden in zijn bevelsgebied. CZMCARIB vervult de nevenfunctie van Commandant Kustwacht Nederlandse Antillen en Aruba (zie voor deze kustwachttaak het beleidsartikel 10 Civiele Taken). In de Amerikaanse organisatie voor de bestrijding van drugshandel, de Joint Interagency Task Force South (JIATF-SOUTH), vervult CZMCARIB de functie van Commander Task Group 4.4 (CTG 4.4). De autoriteit waaronder de operationele eenheden organiek vallen, blijft logistiek verantwoordelijk. CZMCARIB is tevens belast met het oproepen, de keuring, de selectie en de plaatsing van rekruten voor de Antilliaanse en Arubaanse militie.

Met het oog op de specifieke taakstelling en de kenmerken van het bevelsgebied bestaat CZMCARIB uit vloot- en marinierseenheden alsmede eenheden van de Antilliaanse en Arubaanse militie, een hoofdkwartier, drie kazernes en ondersteunende eenheden. Het hoofdkwartier en het kustwachtcentrum zijn op één locatie ondergebracht.

Voor de activiteiten van CZMCARIB zijn de volgende vaardagen, vlieguren en mensoefendagen geraamd.

Prestatiegegevens CZMCARIBMeeteenheidRealisatie 2003Vermoedelijke uitkomst 2004Raming 2005
Fregatten totaalVaardagen437272
Presentie, surveillance en interdictie in bevelsgebiedVaardagen375959
Operationele gereedheid op peil houdenVaardagen299
Bestrijding illegale handel verdovende middelenVaardagen444
Maritieme helikopters totaalVlieguren80108108
Presentie, surveillance en interdictie in bevelsgebiedVlieguren557979
Operationele gereedheid op peil houdenVlieguren132020
Bestrijding illegale handel verdovende middelenVlieguren1299
Maritieme patrouillevliegtuigen totaalVlieguren200100
Presentie, surveillance en interdictie in bevelsgebiedVlieguren170100
Operationele gereedheid op peil houdenVlieguren30
Ondersteuningsvaartuig totaalVaardagen589090
Presentie, surveillance en interdictie in bevelsgebiedVaardagen468080
Operationele gereedheid op peil houdenVaardagen121010
Marinierspelotons met gevechtssteun totaalMensoefendagen9 10014 50014 500
Presentie, surveillance en interdictie in bevelsgebiedMensoefendagen100800800
Operationele gereedheid op peil houdenMensoefendagen9 00013 70013 700
Pelotons Antilliaanse en Arubaanse militie totaalMensoefendagen1 411800800
Presentie, surveillance en interdictie in bevelsgebiedMensoefendagen25200200
Operationele gereedheid op peil houdenMensoefendagen1 386600600

Bovenstaande ramingen zijn exclusief de dagen en uren die beschikbaar zijn voor de uitvoering van civiele taken voor de Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba (zie beleidsartikel 10 Civiele Taken) en de inzet voor crisisbeheersingsoperaties (zie hiervoor het beleidsartikel 09 Uitvoeren crisisbeheersingsoperaties).

Commandant van het Korps mariniers (CKMARNS)

CKMARNS is verantwoordelijk voor het gereedstellen en inzetbaar houden van de operationele eenheden van de mariniers.

Onder bevel van CKMARNS staan de Groep Operationele Eenheden Mariniers (GOEM), het Mariniersopleidingscentrum (MOC), de kazernes in Doorn, Rotterdam en op Texel en de Marinierskapel der Koninklijke marine. In 2004 is begonnen met de integratie van het hoofdkwartier van het Korps mariniers in de staf van het Commando Zeestrijdkrachten (CZSK) in Den Helder.

Voor de activiteiten van CKMARNS zijn de volgende mensoefendagen geraamd.

Prestatiegegevens CKMARNSMeeteenheidRealisatie 2003*Vermoedelijke uitkomst 2004Raming 2005
Mariniersbataljons en ondersteunende mariniersbataljons totaalMensoefendagen98 007118 000141 000
UK/NL Landing ForceMensoefendagen1 47320 00022 000
Beschikbaar houden noodhulpverkenningseenheidMensoefendagen02424
Training (nationaal en internationaal)Mensoefendagen76 30377 97698 976
OpleidingenMensoefendagen20 23120 00020 000
Bijzondere Bijstandseenheid Mariniers (BBE) totaalMensoefendagen4 7049 0009 000
GereedstellingMensoefendagen4 7049 0009 000

* Naast de in de tabel opgebrachte mensoefendagen zijn in 2003 ten behoeve van crisisbeheersingsoperaties 17 875 mensoefendagen toegerekend aan Stabilisation Force Iraq.

Bovenstaande ramingen zijn exclusief de inzet voor crisisbeheersingsoperaties (zie hiervoor het beleidsartikel 09 Uitvoeren crisisbeheersingsoperaties).

Admiraliteit

De Admiraliteit draagt zorg voor de coördinatie en de ondersteuning van de bestuurlijke activiteiten en bestaat uit een beleidsstaf en diverse uitvoerende diensten. De beleidsstaf ondersteunt de bevelhebber en draagt zorg voor het uitwerken van het beleid en het opstellen van plandocumenten. De grotere uitvoerende diensten zijn:

• de ARBO-dienst;

• de Audiovisuele Dienst;

• het Centrum voor Operationele Data-analyse;

• de Dienst bedrijfsgezondheidszorg;

• de Dienst der Hydrografie;

• de Dienst Maritieme Historie, inclusief de marinemusea;

• de Publicatievoorziening en Reproductie;

• de Sociaal Medische Dienst;

• het Verbindingscentrum Den Haag.

Daarnaast is de Admiraliteit verantwoordelijk voor het personeel dat in het buitenland is geplaatst (bij de Navo, de Europese Unie, de VN en de OVSE) en bij het Koninklijk Huis, alsmede personeel dat revalidatie ondergaat bij de Sociaal Medische Dienst. Met het verdwijnen van de functie van Bevelhebber, zal ook de Admiraliteit per 1 januari 2006 worden opgeheven.

Investeringen

Onderstaand wordt een toelichting gegeven bij de DMP-projecten die in uitvoering zijn en de DMP-projecten waarvoor naar verwachting in het begrotingsjaar 2005 een behoeftestellingsbrief naar het parlement zal worden gezonden.

Het beleid is gericht op de verbetering en modernisering van het bestaande materieel, de opheffing van tekortkomingen en de vervanging van verouderd materieel door modern hoogwaardig materieel.

Project Fregatten van de Zeven Provinciën-klasse

 
DoelstellingInstandhouding van capaciteiten op het vlak van maritieme commandovoering, maritieme oorlogsvoering en luchtverdediging voor de lange afstand door het in gebruik nemen van vier Luchtverdedigings- en commandofregatten (LCF).
Projectomvang € 1607,7 miljoen
 Realisatie 2003Verwachting 2004Begroting 20052006200720082009
Activiteiten Proeftocht LCF 4 Overname LCF 3 D-brief Sirius1e LCF operationeel gereed Overname LCF 4  
Financiële gevolgen       
        
Verplichtingen (x € 1 000)56 09338 90023 200 
Uitgaven (x € 1 000)138 40086 60072 70029 30039 20023 8001 200

Hr.Ms. De Zeven Provinciën (LCF-1), Hr.Ms. Tromp (LCF-2) en Hr. Ms. De Ruyter (LCF-3) zijn reeds aan de vloot toegevoegd. In 2005 zal het eerste LCF de status «operationeel gereed» bereiken en zal het vierde LCF worden overgenomen van de werf. De uitvoering van het project verloopt volgens plan. Er wordt samengewerkt met Duitsland en Canada. Over de verwerving van Sirius, een infrarood zoek- en volgsysteem, wordt de Tweede Kamer eind 2004 geïnformeerd.

Project instandhouding M-fregatten

 
DoelstellingHet implementeren van aanpassingen aan het M-fregat om de oorspronkelijk beoogde levensduur te verlengen en de capaciteiten van het schip aan te passen aan het voorziene inzetprofiel.
Projectomvang€ 133,0 miljoen
 Realisatie 2003Verwachting 2004Begroting 20052006200720082009
Activiteiten DMP-A DMP-B/C/D   
Financiële gevolgen       
        
Verplichtingen (x € 1 000)    
Uitgaven (x € 1 000)    4002 2008 900

Zes M-fregatten zullen het benodigde instandhoudingsprogramma doorlopen. Bij dit project ligt de nadruk op het vervangen van systemen die niet langer in stand te houden zijn en op noodzakelijke modificaties. Een operationele behoeftestelling wordt eind 2004 verwacht. Het instandhoudingsprogramma zal in 2011 aanvangen met het eerste M-fregat en in 2014 eindigen met het zesde M-fregat.

Project Aanpassing Mijnenbestrijdingscapaciteit (PAM)

 
DoelstellingInstandhouding van de mijnenbestrijdingscapaciteit door modernisering van de jaagcomponent (sonar/C2-deel) en het toepassen van een nieuw mijnenvernietigingsysteem (Seafox)
Projectomvang€ 190,2 miljoen
 Realisatie 2003Verwachting 2004Begroting 20052006200720082009
Activiteiten Inbouw sonar, C2 en Seafox. Proeftochten AMBV 1In uitvoering 1e AMBV gereedIn uitvoe-ringIn uitvoe-ringIn uitvoe-ringLaatste (10e) AMBV gereed
Financiële gevolgen       
        
Verplichtingen (x € 1 000)6 80520 4006 000 
Uitgaven (x € 1 000)18 36826 40028 50030 90020 80019 2007 000

Dit project betreft de modernisering van tien Alkmaar-klasse mijnenjagers. Het project wordt uitgevoerd in samenwerking met België. De veegcomponent is ten gevolge van een financiële prioriteitstelling voor onbepaalde tijd uitgesteld. In 2006 worden de mogelijkheden voor de herintroductie van de veegcapaciteit in internationaal verband nader onderzocht.

Project Hydrografische Opnemingsvaartuigen (HOV)

 
DoelstellingInstandhouding van een militaire hydrografische capaciteit door vervanging van de twee verouderde Noordzee-opnemers door twee opnemingsvaartuigen en de afstoting van Hr.Ms. Tydeman.
Projectomvang€ 54,6 miljoen
 Realisatie 2003Verwachting 2004Begroting 20052006200720082009
Activiteiten HOV 2 is over-gedragen en in dienst gesteld     
Financiële gevolgen       
        
Verplichtingen (x € 1 000)3 0552 975  
Uitgaven (x € 1 000)18 43820 900200    

De militaire hydrografische capaciteit draagt zorg voor de ondersteuning van militaire operaties en voor de uitvoering van de (civiele) hydrografische taak op het Nederlands deel van het continentaal plat en in de wateren rond de Nederlandse Antillen en Aruba. De nieuwe schepen zijn respectievelijk in 2003 en 2004 in dienst gesteld.

Project Tweede Landing Platform Dock (LPD-2)

 
DoelstellingZekerstellen van het voortzettingsvermogen van het huidige LPD (Hr.Ms. Rotterdam) alsmede de uitbreiding van de amfibische liftcapaciteit en strategische zeetransportcapaciteit door de verwerving van een tweede amfibisch transportschip. In het kader van EVDB wordt het schip voorzien van commandofaciliteiten.
Projectomvang€ 221,0 miljoen en € 39,4 miljoen voor commandofaciliteiten ten laste van beleidsartikel 11 «Internationale samenwerking»
 Realisatie 2003Verwachting 2004Begroting 20052006200720082009
Activiteiten Engineering en bouwBouwProeftochtOperationeel  
Financiële gevolgen       
        
Verplichtingen (x € 1 000)27 3038 00015 000 
Uitgaven (x € 1 000)        
LPD 2 EVDB32 2016 99135 60012 80059 7009 90064 1007 50022 0003001 000  

Eind 2003 is aangevangen met de bouw van de romp. Het LPD-2 wordt in 2006 overgedragen aan de Koninklijke marine en in 2007 operationeel gereed gesteld.

Project NH-90

 
DoelstellingInstandhouding van de algemene maritiem-militaire capaciteiten, capaciteiten op het vlak van tactisch (maritiem) luchttransport alsmede opsporing en redding door middel van de vervanging van de Lynx-helikopter door twintig NH-90 helikopters.
Projectomvang€ 882,9 miljoen
 Realisatie 2003Verwachting 2004Begroting 20052006200720082009
Activiteiten  Deelname multinationale OPEVALAflevering 1e NH-90AfleveringAflevering
Financiële gevolgen       
        
Verplichtingen (x € 1 000)37 90547 29026 300 
Uitgaven (x € 1 000)15 54821 10043 20077 300131 000124 900124 000

De Koninklijke marine neemt vanaf 2005 tot medio 2007 deel aan de internationale operationele evaluatie (OPEVAL) door de levering van schepen voor de uitvoering van de evaluatie en het wetenschappelijk onderzoek. De eerste NH-90 helikopter wordt in 2007 aan de Koninklijke marine geleverd. Naar verwachting zullen alle twintig NH-90 helikopters in 2012 zijn afgeleverd. Het project NH-90 is een multinationaal project waaraan inmiddels vijf landen deelnemen. De uiteindelijke verhouding tussen full mission capable en transporthelikopters is onderwerp van een krijgsmachtbrede studie naar de «integrale militaire helikoptercapaciteit».

Project CUP-Orion

 
DoelstellingInstandhouding van de algemene maritiem-militaire capaciteiten, capaciteiten op het gebied van surveillance boven land alsmede opsporing en redding door de modernisering van tien Orions naar eenzelfde, op oppervlakte surveillance gerichte, basisconfiguratie en de multifunctionele uitrusting van zeven van de tien Orions.
Projectomvang€ 209,0 miljoen
 Realisatie 2003Verwachting 2004Begroting 20052006200720082009
Activiteiten In uitvoering 1e gereedIn uitvoeringLaatste gereed   
Financiële gevolgen       
        
Verplichtingen (x € 1 000)12 633450800 
Uitgaven (x € 1 000)52 28432 10053 80033 0008 0001 600 

Het modificeren en testen van het eerste vliegtuig is in het eerste kwartaal 2004 afgerond, waarna het toestel is overgedragen aan de Koninklijke marine. In het project wordt samengewerkt met de Verenigde Staten.

Vervanging Verbindingsapparatuur Mariniers (NIMCIS)

 
DoelstellingVerbetering van capaciteiten voor informatie uitwisseling van de operationele marinierseenheden door de vervanging van radioapparatuur door een Nieuwe Generatie Mariniers Communicatie- en Informatiesysteem (NIMCIS).
Projectomvang€ 73,9 miljoen
 Realisatie 2003Verwachting 2004Begroting 20052006200720082009
Activiteiten B/C/D-briefUitlevering eerste systemenIn uitvoeringIn uitvoeringLevering laatste systemen 
Financiële gevolgen       
        
Verplichtingen (x € 1 000) 71 0002 900 
Uitgaven (x € 1 000) 2 40017 60033 60013 3007 000 

De eerste fase van dit project omvat de introductie van beveiligde communicatiemiddelen voor spraak en data in de VHF-, UHF- en HF-frequentiebanden en een kleine hoeveelheid informatieverwerkende systemen voor een betere situational awareness (digitale kaarten en geautomatiseerde positiebepaling). Het project houdt rekening met de interoperabiliteit met eenheden van de Koninklijke landmacht, bondgenoten en de UK/NL Amphibious Force. In 2005 worden de eerste systemen in gebruik genomen.

Project Satellietcommunicatie voor militair gebruik (MILSATCOM)

 
DoelstellingDe verbetering van command and control en informatieverwerking door introductie van lange-afstand verbindingsapparatuur op basis van satellietcommunicatie.
Projectomvang€ 255,6 miljoen. Hiervan is € 219,3 miljoen opgenomen op artikel 01 Koninklijke marine.
 Realisatie 2003Verwachting 2004Begroting 20052006200720082009
Activiteiten Begin ople-vering tac-tische termi-nals. Ankerstation operationeel. D2-brief AEHF landterminalsD2-brief AEHF-zeeter-minals. D2-brief SHF-capa-citeit SHF capaciteit beschikbaar AEHF beschikbaar
Financiële gevolgen       
        
Verplichtingen (x € 1 000)3 38084 10054 400 
Uitgaven (x € 1 000)23 46320 60022 80011 70018 00014 7009 000

Dit interservice project waarvoor de Koninklijke marine de Single Service Manager (SSM) en Single Service Procurer (SSP) is, bestaat uit twee delen. Het korte-termijn deel omvat een anker- of grondstation en bijbehorende mobiele tactische terminals voor de Koninklijke landmacht en Koninklijke luchtmacht. Het ankerstation is eind 2003 door de fabrikant overgedragen aan Defensie. Medio 2004 is aangevangen met de oplevering van tactische terminals. Operationeel gebruik is mogelijk in de loop van 2004. Het lange-termijn deel voorziet in de verwerving van aanvullende grondapparatuur en de verwerving van capaciteit op militaire communicatiesatellieten. Voor de verwerving van capaciteit op Amerikaanse AEHF-satellieten is in 2002 een MOU met de Verenigde Staten afgesloten. In 2003 en 2004 is de verwerving van capaciteit op SHF-communicatiesatellieten van een Europese bondgenoot voorbereid. De D2-brief SHF wordt naar verwachting begin 2005 aan de Tweede Kamer aangeboden. Het lange-termijn deel omvat tevens de plaatsing van een AEHF-terminal op het grondstation, scheepsterminals en tactische terminals voor de Koninklijke marine, land- en luchtmacht. De D2-brieven voor deze AEHF land- en zeeterminals worden in respectievelijk 2004 en 2005 aan de Tweede Kamer aangeboden.

Project precisie geleide wapens tegen landdoelen

 
DoelstellingBeïnvloeding van de situatie op het land vanuit de (vrije) zee door het (dreigen met) bestrijden van (strategische) doelen in vooral de beginfase van een conflict. Hiermee wordt zowel een Navo (PCC) als een Europese behoefte (HHG) ingevuld.
Projectomvang> € 100 miljoen
 Realisatie 2003Verwachting 2004Begroting 20052006200720082009
Activiteiten A-brief     
Financiële gevolgen       
        
Verplichtingen (x € 1 000)    
Uitgaven (x € 1 000)   20005 0001200021 000

Overwogen wordt de vier luchtverdedigings- en commandofregatten met kruisvluchtwapens uit te rusten.

Project Upgrade Harpoon missiles (inclusief «Service Life Surveillance programme»)

 
DoelstellingInstandhouden en verbeteren van de capaciteit van het Harpoon anti ship missile met name gericht op verbetering van de capaciteit tegen relatief kleine doelen in kustwateren.
Projectomvang€ 25 < € 100 miljoen
 Realisatie 2003Verwachting 2004Begroting 20052006200720082009
Activiteiten A-brief     
Financiële gevolgen       
        
Verplichtingen (x € 1 000)    
Uitgaven (x € 1 000) 1 0001 0005 0009 00010 3001 000

Het project betreft de instandhouding en verbetering van de oppervlaktebestrijdingsraketten voor maximaal tien fregatten (vier LC-fregatten en zes M-fregatten).

Verwerving Gepantserd «all terrain vehicle» Korps Mariniers

 
DoelstellingInstandhouden van de mobiliteit en verbeteren bescherming van de operationele marinierseenheden onder alle klimatologische en terreinomstandigheden.
Projectomvang€ 25 < € 100 miljoen
 Realisatie 2003Verwachting 2004Begroting 20052006200720082009
Activiteiten A-briefB/C-brief    
Financiële gevolgen       
        
Verplichtingen (x € 1 000)    
Uitgaven (x € 1 000)   6 40017 80016 70012 600

Dit project betreft de verwerving van gepantserde all terrain vehicles ter vervanging van een deel van de huidige BV206-voertuigen.

Overige investeringen

LCF-munitie

 
DoelstellingVoorzien in munitie voor de Luchtverdedigings- en Commandofregatten (LCF)
 Realisatie 2003Verwachting 2004Begroting 20052006200720082009
Financiële gevolgen       
        
Verplichtingen (x € 1 000)16 290130 698  
Uitgaven (x € 1 000)46 88529 80025 00023 30039 50028 90028 700

Dit project betreft het «Evolved Sea Sparrow Missile» (ESSM), het Standard Missile 2 (SM2), maritieme TMD-raketten en de munitie voor het 127mm-kanon.

Niet meer opgenomen DMP-projecten

Het project Project Maritieme Theatre Ballistic Missile Defence (MTBMD), is niet meer als investeringsproject zichtbaar, aangezien dit begrotingsjaar geen DMP-document aan de Kamer zal worden aangeboden. Wel hebben Nederland en Duitsland eind 2003 de eerste fase van een haalbaarheidsstudie afgerond, waaruit blijkt dat maritieme systemen tegen ballistische raketten aan boord van het LCF geplaatst kunnen worden. De tweede fase van deze haalbaarheidsstudie loopt tot eind 2006 en richt zich op de benodigde aanpassing van de SMART-L-radar. Uitwerking van de aanpassing van de overige systemen en de integratie hiervan met het luchtverdedigingssysteem volgen na 2006, wanneer de Verenigde Staten de ontwikkelingen aan de TBM-interceptor hebben afgerond.

Subsidies

De Koninklijke marine verleent subsidies aan instanties die activiteiten uitvoeren die het belang van de Zeemacht ondersteunen. Het betreft de Koninklijke marine Jacht Club (€ 38 000), de Marine Watersportvereniging (€ 24 500), de Koninklijke Vereniging Marine Officieren (€ 20 000) en het Zeekadettenkorps (€ 21 500). In totaal wordt in 2005 voor een bedrag van (afgerond) € 105 000 aan subsidies verleend. Deze vermelding vormt voor de onder dit artikel opgenomen subsidieverleningen de wettelijke grondslag als bedoeld in artikel 4.23, derde lid, onder c van de Algemene Wet Bestuursrecht.

Ontvangsten

De ontvangstenbegroting van de Koninklijke marine (exclusief de ontvangsten van ondersteunende diensten Koninklijke marine) beslaat in 2005 € 36,9 miljoen. Deze ontvangsten hebben onder andere betrekking op:

• aan personele uitgaven gerelateerde ontvangsten voor onder andere voeding, huisvesting, onderwijskosten van gezinsleden in het buitenland en geneeskundige declaraties;

• teruggevorderde BTW;

• ontvangsten voor werkzaamheden en dienstverlening door het Marinebedrijf;

• terugontvangsten op Foreign Military Sales-programma's;

• verrekeningen met Navo-partners;

• verrekening van (mede)gebruik van het vliegkamp De Kooy.

Indien de ontvangsten het gevolg zijn van het in rekening brengen van gemaakte kosten voor het verlenen van diensten of goederen aan andere defensieonderdelen of baten-lastendiensten van Defensie, dan worden additionele uitgaven gehanteerd.

Indien ontvangsten het gevolg zijn van het in rekening brengen van gemaakte kosten voor het verlenen van diensten en goederen aan andere ministeries of derden, dan worden respectievelijk integrale kosten en marktconforme prijzen gehanteerd.

Budgetflexibiliteit

Bedragen x € 1 000
Omschrijving 2005 2006 2007 2008 2009
Totaal geraamde kasuitgaven 1 007 725 999 939 1 034 812 979 881 926 141
Waarvan apparaatsuitgaven 202 234 181 672 173 189 159 657 163 488
Dus programmauitgaven (inclusief investeringen) 805 491 818 267 861 623 820 224 762 653
Waarvan juridisch verplicht82%656 26573%590 08362%530 99162%506 10258%439 240
Waarvan complementair noodzakelijk17%140 16324%199 55732%275 08830%246 93431%239 238
Resterende plannen1%9 0633%28 6276%55 5458%67 18811%84 175
Totaal100%805 491100%818 267100%861 623100%820 224100%762 653
kst-29800-X-2-3.gif

Evaluatieprogrammering

Gebaseerd op de Regeling prestatiegegevens en evaluatie-onderzoek Rijksoverheid (RPE) wordt binnen het beleidsartikel Koninklijke marine een ex post beleidsevaluatie uitgevoerd naar de geoperationaliseerde doelstelling «gereedheid KM» (start onderzoek februari 2005).

Beleidsartikel 02. Koninklijke landmacht

Algemene beleidsdoelstelling

De Koninklijke landmacht levert met landstrijdkrachten een belangrijke bijdrage aan de hoofddoelstellingen van de krijgsmacht en daarmee een belangrijke bijdrage aan het halen van het Nederlandse ambitieniveau. Het Nederlandse ambitieniveau, zoals verwoord in de Prinsjesdagbrief, geeft een beschrijving van de taken welke eenheden van de Koninklijke landmacht moeten kunnen uitvoeren. Het ambitieniveau is onder andere gebaseerd op internationale verplichtingen (Navo/EU) en de dreiging in verschillende scenario's. Dit garandeert dat aan de vraag naar inzetgerede eenheden van de Koninklijke landmacht voldaan kan worden, zowel voor crisisbeheersingsoperaties (inclusief Nato Respons Force-NRF) als voor nationale taken. Om dit ambitieniveau waar te kunnen maken en de inzetbaarheid op peil te houden, worden de operationele eenheden van de Koninklijke landmacht volledig gevuld en continu getraind. De keuze voor een «volledig parate Landmacht» en het gereedstellingsproces door middel van het accentmodel en het generiek jaarplan, is daarbij een logisch gevolg. De capaciteit die bij de training en crisisbeheersingsoperaties ingezet wordt is zichtbaar gemaakt bij de activiteiten van het Operationeel Commando (OpCo).

Belangrijke kenmerken van het hiervoor benodigde optreden zijn veelzijdige inzetbaarheid binnen het gehele geweldsspectrum, modulaire inpasbaarheid in multinationale verbanden en een expeditionaire oriëntatie, zodat inzet over grote afstanden en een snelle ontplooiing mogelijk zijn. De Koninklijke landmacht levert de gevechtskracht voor het fysiek bezetten en beheersen van gebieden, waarbij gebruik wordt gemaakt van middelen waarvan een belangrijke afschrikwekkende werking uitgaat en die worden gebruikt om eigen en bondgenootschappelijke troepen te beschermen en zo nodig tegenstanders uit te schakelen. Ze is in staat een verscheidenheid aan middelen in te zetten om de tactische mobiliteit te verschaffen die een strijdmacht nodig heeft om, ook op grote afstand van Nederland, de gebeurtenissen te beïnvloeden (preventief) en te kunnen reageren op onvoorziene negatieve ontwikkelingen (reactief). Met de beschikbare capaciteiten ondersteunt de Koninklijke landmacht ook civiele overheden bij de handhaving van de rechtsorde en veiligheid.

Nader geoperationaliseerde doelstellingen

De geoperationaliseerde doelstellingen waaraan de Koninklijke landmacht moet voldoen, worden weergegeven in de vorm van operationeel inzetbare eenheden. Uit de onderstaande doelstellingenmatrix blijkt hoeveel eenheden (kwantiteit) binnen welke termijn (reactietijd) beschikbaar zijn voor inzet ten behoeve van de drie hoofdtaken van Defensie. Uitgangspunt daarbij is dat de eenheden binnen de aangegeven gereedheidstermijn voor het gehele geweldsspectrum inzetbaar zijn (kwaliteit). De indeling van de gereedheidstermijnen sluit aan bij de Navo-indeling in High Readiness Forces (HRF) en Forces of Lower Readiness (FLR). In de kolom HRF-direct zijn de eenheden weergegeven die benodigd zijn om invulling te geven aan het ambitieniveau van Defensie. De kolommen HRF-kort en FLR laten de eenheden zien, benodigd voor het voortzettingsvermogen.

Doelstellingenmatrix Koninklijke landmacht 2005
Type eenheidTotaalInzetbaarheid
   HRFFLR
Operationeel Commando, waarvan:DirectKort 
HRF(L)HQ (NL-deel)Staff11  
 Staff Support Battalion11  
 CIS-Battalion11  
 Special Operations Staff11  
 Commandotroepencompagnie321 
 Kernstaf Logistieke brigade11  
 Kernstaf Geniebrigade11  
Air Manoeuvre BrigadeBrigadestaf met stafstafcompagnie11  
 Infanteriebataljon Luchtmobiel33  
 Mortiercompagnie Luchtmobiel11  
 Geniecompagnie Luchtmobiel11  
 Luchtverdedigingscompagnie11  
 Geneeskundige compagnie11  
 Bevoorradingscompagnie11  
 Herstelcompagnie11  
Gemechaniseerde BrigadeBrigadestaf met stafstafcompagnie3111
(13, 41 en 43 Mechbrig)Pantserinfanteriebataljon3111
 Tankbataljon3111
 Brigade verkenningseskadron3111
 Afdeling veldartillerie211 
 Pantsergeniecompagnie3111
 Geneeskundige compagnie3111
 Bevoorradingscompagnie3111
 Herstelcompagnie3111
Combat Support andISTAR module3111
Support Command (CSSC)Pantsergeniecompagnie11  
 Constructiecompagnie321 
 Brugcompagnie11  
 NBC-compagnie11  
 Pantserluchtdoelartilleriebatterij3111
 Verbindingsbataljon21+1/31/31/3
Divisie Logistiek CommandoBevoorradings- en transportbataljon22  
(DLC)Herstelcompagnie33  
 Geneeskundig bataljon11  
Nationale Reserve Bataljon 55  
NL-deel CIMIC Group North 12/31/3 
NL CIMIC Support Unit 11  

Reactietermijnen: HRF Direct = < 20/30 dagen; HRF kort = < 90 dagen; FLR = 180 dagen.

Budgettaire gevolgen van beleid

De financiële middelen die de Koninklijke landmacht ter beschikking staan voor het realiseren van de operationele doelstellingen en activiteiten zijn opgenomen in de volgende tabel.

Budgettaire gevolgen beleid beleidsartikel 02 Koninklijke landmacht (x € 1 000)
 2003200420052006200720082009
Verplichtingen1 734 5421 813 5951 619 2011 532 8402 426 8321 731 9271 907 405
Uitgaven       
Programmauitgaven       
Operationeel Commando946 509962 159937 638941 468936 650925 743923 217
Subsidies en bijdragen9287 7287 5637 5627 5267 5267 526
Investeringen301 574414 093500 048522 910536 579456 210500 900
Totaal programmauitgaven1 249 0111 383 9801 445 2491 471 9401 480 7551 389 4791 431 643
Apparaatsuitgaven       
Landmachtstaf155 406158 285138 513132 991130 748128 657127 361
Overige eenheden BLS181 175148 671131 389124 679131 455134 362134 320
Wachtgelden en inactiviteitswedden42 87946 24442 36644 80042 19838 28032 983
Bijdrage aan baten-lastendiensten 28 04735 56035 50135 50235 49835 500
Totaal apparaatsuitgaven379 460381 247347 828337 971339 903336 797330 164
Totaal uitgaven1 628 4711 765 2271 793 0771 809 9111 820 6581 726 2761 761 807
Ontvangsten       
Totaal ontvangsten39 23434 72134 72134 72134 72134 72134 721

Uitgavenverdeling naar operationele doelstellingen

In de bovenstaande tabel zijn de uitgaven gepresenteerd van de Koninklijke landmacht die samenhangen met de realisatie van de operationele doelstellingen. Bij deze presentatie is de organisatorische indeling van de Koninklijke landmacht gehanteerd. In onderstaande tabel zijn de programmauitgaven, exclusief investeringen en subsidies, extra-comptabel toegerekend aan de operationele doelstellingen uit de doelstellingenmatrix.

De toe te rekenen uitgaven betreffen de uitgaven aan de operationele doelstellingen uit dit beleidsartikel en de uitgaven aan ondersteunende eenheden uit het niet-beleidsartikel 60 «Ondersteuning krijgsmacht». Bij de ondersteunende eenheden zijn direct aan producten/diensten te relateren uitgaven aan de hand van de gerealiseerde output toegerekend aan de afnemer.

Voor wat betreft het MatLogCo heeft geen toerekening aan operationele doelstellingen plaatsgevonden, doch zijn de uitgaven toegerekend aan wapensystemen of bevoorradingsactiviteiten. Deze toerekening is opgenomen in niet-beleidsartikel 60 «Ondersteuning krijgsmacht». Aan de systematiek van een zuivere toerekening van de uitgaven aan afnemers, zal in het kader van een verdere uitwerking van het systeemmanagement verder invulling worden gegeven.

Extra comptabele verdeling uitgaven voor 2005 in € 1 000 Koninklijke landmachtOperationeel Commando (artikel 02)Landmacht-staf en overig KL (artikel 02)OTCO en KMA (artikel 60)MATLOGCO (artikel 60)CDC eenheden (artikel 60)Totaal
Toe te rekenen uitgaven      
HRF(L)HQ21 0364 3111 528 1 43928 314
Air Manoeuvre Brigade81 42916 68910 807 6 472115 397
Gemechaniseerde brigade 1387 49417 9329 015 7 192121 633
Gemechaniseerde brigade 4199 12920 3177 718 6 472133 636
Gemechaniseerde brigade 4384 60217 3399 447 5 753117 141
Combat Support and Support Command87 82117 99912 439 6 472124 731
Divisie logistiek Commando126 02625 82924 878 10 068186 801
Overig93 40119 14432 778  145 323
Totaal toe te rekenen680 938139 560108 61043 868972 976
Nog niet toe te rekenen uitgaven256 70051 72031 295312 10739 927691 749
Niet toe te rekenen uitgaven      
Investeringen 500 048   500 048
Keuring/werving/initiële opleidingen  104 031  104 031
Wachtgelden/inacitiviteitswedden 42 366   42 366
Subsidies 7 563   7 563
Apparaat 114 182   114 182
Totaal937 638855 439243 936312 10783 7952 432 915

Activiteiten

Algemeen

De Koninklijke landmacht beschikt voor het realiseren van de genoemde doelstellingen vanaf 1 januari 2005 over de volgende organisatiestructuur. Het Materieel-logistiek Commando (MATLOGCO) en delen van het Personeelscommando (PERSCO) gaan in 2005 over naar de Centrale organisatie. De gegevens voor deze Commando's zijn hier nog opgenomen. Dit geldt ook voor de KMA. De overige eenheden worden per 1 januari 2006 gegroepeerd in het Commando Landstrijdkrachten.

kst-29800-X-2-4.gif

De verschillende Commando's worden geraamd in diverse artikelen. In het beleidsartikel 02 «Koninklijke landmacht» worden achtereenvolgens het OPCO, de LAS en het PERSCO geraamd. In het beleidsartikel 10 «Civiele Taken» is het EOCKL opgenomen. Tot slot worden in het niet-beleidsartikel 60 «Ondersteuning Krijgsmacht» het OTCO, het MATLOGCO en de KMA geraamd.

Het Operationeel Commando KL (OPCO)

Alle operationele eenheden zijn ondergebracht bij dit commando, behoudens het HRF(L)HQ en de eenheden die direct daaraan gerelateerd zijn. De commandant van het OPCO is verantwoordelijk voor het primaire (operationele) proces van de Koninklijke landmacht: het opleiden en trainen tot operationeel gerede en zonodig inzetgerede eenheden. Verder is het OPCO verantwoordelijk voor het formeren en gereedstellen van eenheden voor specifieke crisisbeheersingsoperaties (bijvoorbeeld SFOR, NRF, enzovoorts). Tot slot is het OPCO belast met de uitvoering van uiteenlopende steunverleningsopdrachten. Het OPCO heeft de taken van de Operationele staf overgenomen met uitzondering van het Situatie Centrum. Van het oude Nationaal Commando (NATCO) is de verantwoordelijkheid voor de beveiliging van essentiële locaties (zoals havengebieden) op het Nederlands grondgebied, het onderhouden en beveiligen van militaire locaties, het verlenen van militaire bijstand en explosievenopruiming overgenomen. Ook zijn de vijf Regionale Militaire Commando's (RMC'n) en de gekoppelde bataljons Nationale Reserve (NATRES) toegevoegd aan het OPCO. Deze bataljons zijn samengesteld uit vrijwillige reservisten. Van de oorspronkelijke taak (de bewaking en de beveiliging van belangrijke objecten op het nationale grondgebied in tijden van crisis) is het accent verschoven naar de taak ondersteuning van bondgenoten die van het Nederlandse grondgebied gebruik maken (Host Nation Support) en taken in het kader van de maatschappelijke dienstverlening.

Opleiden en trainen zijn de kernactiviteiten die leiden tot het tijdig beschikbaar hebben van operationeel gerede eenheden. Hoewel het OPCO ook wordt belast met het uitvoeren van steunverlenende activiteiten en de materiële en personele instandhouding, zijn de opleidings- en trainingsactiviteiten de belangrijkste activiteiten. Eenheden die niet zijn ingezet, besteden het grootste deel van hun tijd aan deze activiteiten. Binnen deze opleidings- en trainingsactiviteiten is het oefenen één van de belangrijkste pijlers waarop de operationele gereedheid wordt gebouwd. Dit wordt in de tabel «prestatiegegevens OPCO» als volgt gekwantificeerd:

Eenheid GeoefendheidGeplande oefendagen per O&T niveau Begroting 2005
  I t/m IIIIVVVITotaalx €1 000
HRF(L) HQStaff*45  3075305
 Staff Support battalion*74   74202
 CIS battalion*74   74304
 Special Operations Staff*3   39
 Commandotroepencompagnie45330  4832 116
 Kernstaf Logistieke brigade   1818193
 Kernstaf Geniebrigade2  1113138
        
11 AMBBrigadestaf (inb ststcie)425212997588
 Infanteriebataljon Luchtmobiel1 213272336 1 82111 097
 Mortiercompagnie Luchtmobiel1151021 146890
 Geniecompagnie Luchtmobiel421921 82501
 Luchtverdedigingscompagnie71626 104631
 Geneeskundige compagnie592942 130791
 Bevoorradingscompagnie50921 80489
 Herstelcompagnie52932 93565
        
MECHBRIGBrigadestaf (inb ststcie)9  1321411 556
 Pantserinfanteriebataljon (manbat)652133250 1 0359 007
 Tankbataljon (manbat)598139246 9838 523
 Brigade Verkenningseskadron9797  1941 719
 Afdeling Veldartillerie27942495 7986 097
 Pantsergeniecompagnie132124  2562 567
 Geneeskundige compagnie10576  1811 238
 Bevoorradingscompagnie56105  1611 227
 Herstelcompagnie37112  1491 683
        
CSCISTAR module227213 2511 773
 Pantsergeniecompagnie521415 81808
 Brugcompagnie14 15 29289
 Constructiecompagnie4811045 2032 033
 NBC-compagnie202015 55552
 Pantserluchtdoelbatterij20059  2602 416
 Verbindingsbataljon19092  2822 786
        
DLCBevoorradings- en Transportbataljon224109445 7786 550
 Herstelcompagnie7473  1461 655
 400 Geneeskundig bataljon455042 1371 045
Nationale Reserve Bataljon 102   10214 597
NL-deel CIMIC Group North* 2   153
NL CIMIC Support Unit* 1   102
Totaal Begroting      86 944

* Voor deze onderdelen hebben de geraamde bedragen betrekking op uitgaven en niet zoals bij de andere onderdelen op kosten. Zodra deze eenheden zijn opgenomen in het Financieel Generiek Jaarplan kan ook voor deze eenheden met kostengegevens worden gewerkt.

HRF(L)HQ

Het Duits-Nederlandse legerkorpshoofdkwartier (High Readiness Forces (Land) Headquarters (HRF(L)HQ)) is een snel inzetbaar hoofdkwartier. Het HQ is een multinationale eenheid waarvan de kern wordt geleverd door Duitsland en Nederland. Het HQ wordt ondersteund door een binationaal «Staff Support Battalion» en een «Communication and Information System Battalion» (CIS-Bn). Het Nederlandse deel van het hoofdkwartier valt rechtstreeks onder de Bevelhebber der Landstrijdkrachten (BLS), de planning en control wordt verzorgd door het Operationeel Commando.

Landmachtstaf (LAS)

De Landmachtstaf (LAS) ondersteunt de bevelhebber bij de aansturing van de Koninklijke landmacht en bij zijn taken als bevelhebber. De LAS draagt zorg voor de ontwikkeling van het beleid en het opstellen van plandocumenten. Met het verdwijnen van de functie van bevelhebber zal ook de LAS per 1 januari 2006 opgeheven worden.

Personeelscommando (PERSCO)

Het PERSCO is verantwoordelijk voor de personele keten van de Koninklijke landmacht. Hiertoe worden de volgende taken onderkend: het inrichten en ten dele verrichten van het personele proces, het ontwikkelen van normen voor het personele proces en het ontwikkelen van functioneel personeelsbeleid, het ontwikkelen en ondersteunen van de organisatie, de planning en control van het personele proces en tot slot het beheer en het ontwikkelen van een zorgsysteem voor het personeel van de Koninklijke landmacht. Met de oprichting van het PERSCO is inhoud gegeven aan de reductiedoelstelling SBSKL (Stroomlijning Bedrijfsvoering en Staven Koninklijke landmacht).

Investeringen

Onderstaand wordt een toelichting gegeven bij de DMP-projecten die in uitvoering zijn en de DMP-projecten waarvoor naar verwachting in het begrotingsjaar 2005 een behoeftestellingsbrief naar het parlement zal worden gezonden.

Het beleid is gericht op de verbetering en modernisering van het bestaande materieel, de opheffing van tekortkomingen en de vervanging van verouderd materieel door modern hoogwaardig materieel.

Project Wissellaadsystemen (WLS) 165 kN

 
DoelstellingVergroting van de logistieke mobiliteit
Projectomvang€ 213,1 miljoen
 Realisatie 2003Verwachting 2004Begroting 20052006200720082009
ActiviteitenContract      
Financiële gevolgen       
        
Verplichtingen (x € 1 000)153 33055 820650 
Uitgaven (x € 1 000)11 85015 46085 62092 2704 600  

Dit project bestaat uit twee delen. Het eerste deel betreft de verwerving van voertuigen. Het tweede deel (WLS-overig) richt zich op de verwerving van containers, flatracks (container roll in and out platforms), aanhangwagens en overslagmiddelen. Het te verwerven voertuig kan containers en flatracks zelfstandig laden, vervoeren en lossen. De Koninklijke landmacht voert het project in single service management uit voor de andere krijgsmachtdelen. De aanvang van de serieleveringen is in 2004 voorzien.

Project Licht verkennings- en bewakingsvoertuig (FENNEK/LVB)

 
DoelstellingVervanging van de verouderde M113 en Landrover/verkenning
Projectomvang€ 253,9 miljoen
 Realisatie 2003Verwachting 2004Begroting 20052006200720082009
Activiteiten       
Financiële gevolgen       
        
Verplichtingen (x € 1 000)16 312550  
Uitgaven (x € 1 000)5 1207 90011 10067 10063 60054 8003 500

Ter vervanging van de M113 C&V en de Landrover 7,5 kN (verkenning) is het lichte verkennings- en bewakingsvoertuig van het type FENNEK aangekocht (FENNEK/LVB). Het project wordt in samenwerking met Duitsland uitgevoerd. In 2003 is de eerste FENNEK aan de Koninklijke landmacht overgedragen. De totale levering loopt vertraging op door problemen bij de producent.

Project Licht pantserwielvoertuig (FENNEK/MRAT- en AD-versie)

 
DoelstellingVoorzien in kleinere pantserwielvoertuigen voor de algemene dienst, een anti-tankversie en een stingerversie
Projectomvang€ 187,4 miljoen
 Realisatie 2003Verwachting 2004Begroting 20052006200720082009
Activiteiten       
Financiële gevolgen       
        
Verplichtingen (x € 1 000)12 340   
Uitgaven (x € 1 000)408007 00023 10039 70086 1005 900

Dit project voorziet in kleinere pantserwielvoertuigen voor zowel de algemene dienst (AD) als een anti-tankversie (MRAT) en het gepantserde Stingerplatform. Het betreft een variant van de FENNEK/LVB. De vertraging in dit deelproject is gekoppeld aan de FENNEK/LVB (zie hiervoor).

Project Gevechtswaardeverbetering Leopard 2

 
DoelstellingVersterken van de personele bescherming en vuurkracht van de Leopard 2
Projectomvang€ 364,3 miljoen
 Realisatie 2003Verwachting 2004Begroting 20052006200720082009
Activiteiten       
Financiële gevolgen       
        
Verplichtingen (x € 1 000)5 240   
Uitgaven (x € 1 000)56 3409 87011 0304 740   

Het project Verbetering Leopard 2 wordt in twee fasen uitgevoerd. De tweede fase, de bescherming van het personeel door het verbeteren van de bepantsering, is afgerond. In de eerste fase wordt de vuurkracht van de Leopard verbeterd door het aanbrengen van een verlengde schietbuis en het verwerven van verbeterde munitie. Over de uitgevoerde deelevaluatie is de Kamer geïnformeerd met Kamerstuk 27 830 nr. 23.

Project Medium Range Anti-Tank (MRAT)

 
DoelstellingVerbeteren van de anti-tankcapaciteit met een dracht tot 2000 meter
Projectomvang€ 216,3 miljoen
 Realisatie 2003Verwachting 2004Begroting 20052006200720082009
Activiteiten       
Financiële gevolgen       
        
Verplichtingen (x € 1 000)10 7334 130  
Uitgaven (x € 1 000)20 46451 84049 90010 80010 300  

Het project omvat de aanschaf van een fire and forget systeem (GILL) met een effectieve dracht van 2000 meter. Met deze aanschaf worden in de komende jaren de technisch en operationeel verouderde DRAGON en TOW-systemen van de infanterie- en verkenningseenheden van de Koninklijke landmacht en het Korps Mariniers vervangen. De invoering van de MRAT-systemen is inmiddels gestart.

Project Tactische Indoor Simulatie (TACTIS)

 
DoelstellingVoorzien in een simulatiesysteem voor verschillende eenheden en in verschillende oefenterreinen
Projectomvang€ 80,7 miljoen
 Realisatie 2003Verwachting 2004Begroting 20052006200720082009
ActiviteitenContract      
Financiële gevolgen       
        
Verplichtingen (x € 1 000)65 755   
Uitgaven (x € 1 000)6 64124 65014 26012 87018 380  

TACTIS is een simulatiesysteem waarmee in verschillende individuele en teamsamenstellingen in een door een computer gegenereerd oefenterrein, inclusief vijandvoorstelling, kan worden getraind. De resultaten van de gevechtssimulaties worden bewaakt en vastgelegd en kunnen naderhand worden geëvalueerd. De invoering van TACTIS is van groot belang voor de verbetering van de training op bataljonsniveau en lager.

Project Vervanging M109

 
DoelstellingVervanging vuurmonden M-114 en M-109
Projectomvang€ 454,7 miljoen
 Realisatie 2003Verwachting 2004Begroting 20052006200720082009
Activiteiten       
Financiële gevolgen       
Verplichtingen (x € 1 000)20 39466 450  
Uitgaven (x € 1 000)5431 30031 800103 800108 10085 10082 200

Dit project betreft de vervanging van de M109 vuurmonden, inclusief de verwerving van een initieel munitiepakket extended range 155 mm projectielen. Vanaf 2003 worden de M109 A2/90 van de parate afdelingen veldartillerie op brigadeniveau vervangen door de nieuwe vuurmond, de Pantserhouwitzer 2000 (PzH2000). Het project wordt omstreeks 2009 afgerond.

Project Battlefield Management System (BMS)

 
DoelstellingVergroten situational awareness op bataljonsniveau en lager
Projectomvang€ 68 miljoen
 Realisatie 2003Verwachting 2004Begroting 20052006200720082009
Activiteiten  DMP-C    
Financiële gevolgen       
        
Verplichtingen (x € 1 000)    
Uitgaven (x € 1 000)  6 40015 00017 600220007 000

Het Battlefield Management System (BMS) is een systeem voor de ondersteuning van Command and Control (C2) op het niveau van bataljon en lager. Met de invoering van BMS beschikken mobiele eenheden (bataljonsniveau en lager) te allen tijde over een actueel en integraal beeld van de operatie (Common Operational Picture). Hiermee wordt de effectiviteit van een operatie verhoogd en wordt de veiligheid van het personeel verbeterd.

Project Future Ground Based Air Defence Systems (FGBADS)

 
DoelstellingVerbeteren van de informatievoorziening in de grondluchtverdediging
Projectomvang€ 151,8 miljoen
 Realisatie 2003Verwachting 2004Begroting 20052006200720082009
ActiviteitenDMP-B/CContract     
Financiële gevolgen       
        
Verplichtingen (x € 1 000)36244 734  
Uitgaven (x € 1 000)2 63310 43025 40010 000200021 00023 000

Het project FGBADS bestaat uit twee delen. Het eerste deel, BMC4I (Battlefield Management Command, Control, Communication, Computerisation and Intelligence), bestaat onder andere uit sensoren, randapparatuur, radars en datacommunicatiemiddelen. De eerste fase (€ 52,8 miljoen) voorziet in een initiële operationele capaciteit BMC4I-middelen (inclusief drie sensoren). De tweede fase (€ 99 miljoen) voorziet vanaf 2006 in een uitbreiding (inclusief vijf sensoren) van de initiële BMC4I-middelen tot een volledig operationele capaciteit.

Het tweede deel betreft Short Range Air Defence (SHORAD), de zogenaamde shooters. Hieraan wordt inhoud gegeven door de voorgenomen materieelruil met Noorwegen (de Noorse Deal), waarvoor een beginselovereenkomst is gesloten.

Project Groot pantserwielvoertuig (Boxer)

 
DoelstellingVervanging pantserrupsvoertuigen
Projectomvang€ 547 miljoen gebaseerd op de eerste serie van 200 Boxers (inclusief € 113 miljoen voor de ontwikkelingsfase)
 Realisatie 2003Verwachting 2004Begroting 20052006200720082009
Activiteiten  DMP-D    
Financiële gevolgen       
        
Verplichtingen (x € 1 000)22317 830  
Uitgaven (x € 1 000)13 59519 20013 5009 800  43 000

Dit project voorziet in de verwerving van een groot gepantserd wielvoertuig (Boxer) in de versies voor algemene diensten (transport), gewondentransport, commandovoering, Battle Damage Repair (BDR) en genie. Hiervoor is aansluiting gezocht bij het Duits-Britse pantserwielvoertuigenproject GTK/MRAV. Recentelijk heeft de Britse overheid bekend gemaakt niet langer te willen deelnemen aan dit project. Duitsland en Nederland zoeken naar een bilaterale oplossing voor de realisatie van het Boxer-programma binnen de huidige randvoorwaarden. Parallel wordt een marktonderzoek uitgevoerd naar alternatieven voor de Boxer. De totale behoefte is neerwaarts bijgesteld naar 257 Boxers. De aangegeven reeks betreft de ontwikkelingsfase en de verwerving van een eerste serie van 200 Boxers.

Project Infanterie gevechtsvoertuig (IGV)

 
DoelstellingVervanging van het pantserinfanteriegevechtsvoertuig (YPR-765)
Projectomvang€ 895,9 miljoen
 Realisatie 2003Verwachting 2004Begroting 20052006200720082009
Activiteiten DMP-C/D     
Financiële gevolgen       
        
Verplichtingen (x € 1 000)5614 40010 500 
Uitgaven (x € 1 000)1764 4005 0006 100110 000110 000130 000

Naast de FENNEK (MRAD/AD) en de Boxer is dit het laatste deel van het overkoepelende project Vervanging Pantservoertuigen. Dit deelproject betreft de vervanging van de technisch en operationeel sterk verouderde YPR-PRI door een nieuw infanteriegevechtsvoertuig. Met dit nieuwe infanteriegevechtsvoertuig wordt voldaan aan de operationele eisen van het moderne optreden: betere bescherming, grote mobiliteit en goede vuurkracht.

Project Short Range Anti-Tank (SRAT)

 
DoelstellingVerbeteren van de anti-tankcapaciteit met een dracht tot 1000 meter
Projectomvang€ 66,6 miljoen waarvan € 53,6 miljoen op artikel 02 Koninklijke landmacht
 Realisatie 2003Verwachting 2004Begroting 20052006200720082009
Activiteiten DMP-D     
Financiële gevolgen       
        
Verplichtingen (x € 1 000) 53 000  
Uitgaven (x € 1 000) 8 0008 0008 00022 0007 000 

Doel van dit project is de directe zelfbescherming van het laagste organisatieniveau (de groep of het enkele voertuig) tegen gepantserde doelen. Het optreden bij vrijwel alle soorten eenheden, en vooral in verstedelijkt gebied, vereist op basis van de schootsafstanden en de te bestrijden doelen, pantserbestrijdingsmiddelen met een korte dracht (tot 1000 meter). Door dit project wordt het technisch en operationeel verouderde AT-4 systeem vervangen. De Koninklijke landmacht voert dit project in single service management uit, ook ten behoeve van het Korps mariniers.

Voorzieningen contramobiliteit 11 AMB

 
DoelstellingMiddelen ter bescherming van eenheden van 11 AMB
Projectomvang€ 25 miljoen
 Realisatie 2003Verwachting 2004Begroting 20052006200720082009
Activiteiten  DMP-CDMP-D   
Financiële gevolgen       
        
Verplichtingen (x € 1 000)    
Uitgaven (x € 1 000)    4 5004 5004 500

Dit project voorziet in middelen (anti-tankmijnen aangevuld met alternatieve middelen om vroegtijdige ruiming door vijandelijk personeel te voorkomen) ter bescherming van eenheden van 11 AMB, die handmatig kunnen worden gelegd teneinde de eigen positie te behoeden voor vijandelijke overrompeling.

Verbetering mobiliteit Stinger (Stingerplatforms)

 
DoelstellingVerbetering mobiliteit STINGER
Projectomvang€ 36 miljoen
 Realisatie 2003Verwachting 2004Begroting 20052006200720082009
Activiteiten       
Financiële gevolgen       
        
Verplichtingen (x € 1 000)  36 000 
Uitgaven (x € 1 000)  7 00010 00012 0007 000 

Dit project maakt onderdeel uit van de maatregel «Grondgebonden luchtverdediging» en voorziet in de verwerving van luchtverdedigingsystemen voor de korte afstand (VSHORAD) ter vervanging van de pantserrupsvoertuigen tegen luchtdoelen (PRTL). In dit project worden Stinger-systemen geplaatst op het gepantserde FENNEK-voertuig en op ongepantserde voertuigen van Mercedes-Benz.

Project Soldier Modernisation Programme (SMP)

 
DoelstellingVerhogen effectiviteit en verbeteren van de persoonlijke bescherming van de soldaat
Projectomvang€ 283,3 waarvan € 221,6 miljoen op artikel 02 Koninklijke landmacht
 Realisatie 2003Verwachting 2004Begroting 20052006200720082009
Activiteiten       
Financiële gevolgen       
        
Verplichtingen (x € 1 000)3 00313 20029 000 
Uitgaven (x € 1 000)3 3909 17010 00013 00015 40019 80020 000

Het Soldier Modernisation Programme (SMP) moet leiden tot een verhoging van de effectiviteit van de (gevechts)soldaat en een verbetering van de persoonlijke bescherming. Hierdoor kan de (gevechts)soldaat een grotere individuele bijdrage leveren aan de effectiviteit van kleine, mobiele en flexibel optredende eenheden. Het SMP bestaat voornamelijk uit kleinere, veelal niet DMP-projecten. In het SMP wordt nauw samengewerkt met het Korps mariniers en de Koninklijke luchtmacht.

Project Verbeterd Zicht

 
DoelstellingVerbeteren van waarnemingen onder verminderd zicht omstandigheden
Projectomvang€ 25 < € 100 miljoen
 Realisatie 2003Verwachting 2004Begroting 20052006200720082009
Activiteiten DMP-A DMP-D   
Financiële gevolgen       
        
Verplichtingen (x € 1 000)    
Uitgaven (x € 1 000)    7 00010 0009 800

Met het project «Verbeterd Zicht» worden geavanceerde niet systeem-gebonden nachtricht- en zichtmiddelen verworven. Het stelt te voet optredend personeel in staat op te treden bij verminderd zicht, zowel bij dag als bij nacht, tijdens alle vormen van operationele inzet. In 2003 zijn deelproeven verricht en zijn kleinschalige operationele testen gestart.

Project Vervanging Trekkeropleggercombinaties (Tropco's) 400kN en 650 kN

 
DoelstellingVervoeren van het toekomstige infanterievoertuig en de zwaardere tank met ingang van 2004
Projectomvang€ 57,5 miljoen
 Realisatie 2003Verwachting 2004Begroting 20052006200720082009
Activiteiten       
Financiële gevolgen       
        
Verplichtingen (x € 1 000)1 500   
Uitgaven (x € 1 000) 4 64041 59011 270   

Dit gemandateerde project voorziet in de verwerving van twee typen trekkeropleggercombinaties (tropco's). De lichte versie van 400kN is geschikt voor het vervoer van het toekomstige infanterie(gevechts-)voertuig en andere uitrustingsstukken zoals brugdelen. De zware versie van 650kN is geschikt voor het vervoer van de (gemodificeerde) gevechtstank en afgeleide versies daarvan en voor de Pantserhouwitzer (Pzh)-2000. De pré-serie is inmiddels geleverd. Vanaf 2004 is de instroom voorzien.

Project Theatre Independent Tactical Army and Airforce Network (TITAAN)

 
DoelstellingVerbeteren van de C3I-ondersteuning op de niveaus legerkorps, divisie, brigade en bataljon
Projectomvang€ 137,9 miljoen (KL € 30 miljoen inclusief infrastructuur; KLu € 11,5 miljoen; EVDB € 96,4 miljoen)
 Realisatie 2003Verwachting 2004Begroting 20052006200720082009
Activiteiten       
Financiële gevolgen       
        
Verplichtingen (x € 1 000)5 01010 500  
Uitgaven (x € 1 000)3 26414 0004801 300   

Dit project, dat grotendeels gefinancierd wordt uit EVDB-gelden, voorziet in de verwerving van een beveiligd, flexibel en geïntegreerd communicatie- en informatiesysteem dat in staat is grote hoeveelheden spraak- en datacommunicatie te verwerken en het optreden over grote afstanden in elk terrein te ondersteunen. TITAAN is modulair opgebouwd en maakt gebruik van civiele en Navo-standaarden. Het stelt eenheden op alle niveaus in staat autonoom of geïntegreerd op te treden. Samen met het Battlefield Management System (BMS) vormt dit systeem de ruggengraat van het grondgebonden optreden in het kader van Network Centric Warfare (Operations).

Aangezien de behoeften van de Koninklijke land- en luchtmacht grote overeenkomsten vertonen en zij bovendien met elkaar moeten kunnen samenwerken, is besloten deze gezamenlijk te verwerven. Ook de logistieke ondersteuning en de opleidingen worden zoveel mogelijk gecombineerd.

Infrastructuur

Infrastructuurproject De Peel

 
DoelstellingConcentratie van de luchtverdediging van de KL en KLu op de luchtmachtbasis De Peel
Projectomvang€ 27,1 miljoen
 Realisatie 2003Verwachting 2004Begroting 20052006200720082009
Activiteiten       
Financiële gevolgen       
        
Verplichtingen (x € 1 000) 5 00022 100 
Uitgaven (x € 1 000)  5 00016 0006 100  

Voor de concentratie van de luchtverdedigingseenheden van de Koninklijke landmacht en de Koninklijke luchtmacht worden een Joint Air Defence School en een Joint Air Defence Centre opgericht. Het project op luchtmachtbasis De Peel omvat de verbouw van bestaande infrastructuur en nieuwbouw. Het project is aangepast op de consequenties van de maatregelen voor de grondgebonden luchtverdediging, zoals deze in de Prinsjesdagbrief 2003 zijn vermeld. De aanschaf van een nieuwe Stingertrainer maakt niet langer deel uit van dit project, maar zal als afzonderlijk investeringsproject worden gerealiseerd.

Infrastructuur De Strijpse Kampen

 
DoelstellingNieuwbouw voor het Opleidings- en Trainingscentrum Rijden
Projectomvang€ 67,8 miljoen
 Realisatie 2003Verwachting 2004Begroting 20052006200720082009
Activiteiten       
Financiële gevolgen       
        
Verplichtingen (x € 1 000)54 8008 500300 
Uitgaven (x € 1 000)52 3005 3006 000    

De eenheden van het Opleidings- en Trainingscentrum Rijden op het Prinses Irene Kamp te Eindhoven en de Frederik Hendrikkazerne in Venlo zijn in 2003 geconcentreerd op de Strijpse Kampen in Oirschot. Dit project wordt volledig door nieuwbouw gerealiseerd. Enkele nieuwbouwprojecten (zoals een sporthal en een werkplaats) worden in de komende jaren gerealiseerd.

Infrastructuurprogramma «Nieuw Evenwicht» Koninklijke Landmacht

 
DoelstellingInfraconsequenties parate KL, opheffen 41e Brigade, sluiten Seedorf en Ede-Oost
Projectomvang€ 140 miljoen
 Realisatie 2003Verwachting 2004Begroting 20052006200720082009
Activiteiten       
Financiële gevolgen       
        
Verplichtingen (x € 1 000)    
Uitgaven (x € 1 000) 36 00049 0004200013 000  

De begroting 2004 vermeldt het infrastructuurproject Opheffen Brigade Seedorf. Andere maatregelen uit de Prinsjesdagbrief 2003 en de Najaarsbrief 2002 hebben ingrijpende infrastructurele gevolgen voor de Koninklijke landmacht, zoals de ontruiming van de locatie Ede-Oost en de omvorming tot een volledig parate Koninklijke landmacht.

Bij de uitwerking van de infrastructuurplannen is gebleken dat de genoemde maatregelen zo nauw met elkaar verweven zijn, dat de onderliggende infrastructurele projecten veelal niet aan specifieke maatregelen toe te rekenen zijn. De infrastructurele projecten die samenhangen met de vorming van een volledig parate Koninklijke landmacht, de opheffing van de 41e Gemechaniseerde Brigade en de sluiting van de legerplaats Seedorf en het kazernecomplex Ede-Oost zijn daarom geclusterd tot het programma «Infrastructurele consequenties nieuw evenwicht KL». Hierover is de Tweede Kamer geïnformeerd (Kamerbrief 29 200 X, nr. 68, d.d. 19 maart 2004).

Infrastructuurproject Koninklijke Militaire Academie

 
DoelstellingVerbetering van infra en nieuwbouw voor de Koninklijke Militaire Academie
Projectomvang€ 29,6 miljoen (inclusief bijdragen KLu en Kmar)
 Realisatie 2003Verwachting 2004Begroting 20052006200720082009
Activiteiten       
Financiële gevolgen       
        
Verplichtingen (x € 1 000) 12 4007 800    
Uitgaven (x € 1 000) 4 3008 1006 2001 600  

De op de KMA aanwezige infrastructuur voldoet niet meer aan de thans geldende normen. Teneinde de situatie te verbeteren zijn investeringen noodzakelijk. De Tweede Kamer is in 2003 over dit project geïnformeerd. De infrastructurele voorzieningen om het IDL in Breda onder te brengen, maken geen deel uit van dit project. Het project «Verhuizen IDL naar KMA» is opgenomen onder niet-beleidsartikel 60 «Ondersteuning krijgsmacht».

Niet meer opgenomen DMP-projecten

In de begroting 2004 werden als separaat project vermeld:

Infrastructuurproject Hoger Onderhoud KL. Dit project heeft een kleinere omvang dan € 25 miljoen en is daarom niet langer apart opgenomen.

Infrastructuurproject Opheffen Brigade Seedorf. Dit project is opgegaan in het nieuwe Infrastructuurprogramma «Nieuw Evenwicht» Koninklijke landmacht en is daarmee vervallen als apart project.

Subsidies en bijdragen

De Koninklijke landmacht verleent subsidies aan de stichtingen «Het Militair Historisch Museum» (€ 7,4 miljoen) en Jeugdwerk Duitsland (€ 0,14 miljoen). Deze vermelding vormt, voor de onder dit artikel opgenomen subsidieverleningen, de wettelijke grondslag als bedoeld in artikel 4.23, derde lid, onder c van de Algemene Wet Bestuursrecht.

Het Militair Historisch Museum stelt voorwerpen van krijgsgeschiedkundige aard ten toon. Het budget is vooral bestemd voor personeels- en huisvestingskosten.

De stichting Jeugdwerk Duitsland richt zich op de uitvoering van jeugd- en jongerenwerk ten behoeve van in Duitsland woonachtige Nederlandse gezinnen.

Ontvangsten

De ontvangstenraming van de Koninklijke landmacht beslaat in 2005 € 34,7 miljoen. In de ontvangstenbegroting zijn de ontvangsten geraamd die in het bijzonder betrekking hebben op de personele, de materiële en de specifieke ontvangsten.

Indien de ontvangsten het gevolg zijn van het in rekening brengen van gemaakte kosten voor het verlenen van diensten of goederen aan andere defensieonderdelen of baten-lastendiensten van Defensie, dan worden additionele uitgaven gehanteerd.

Indien ontvangsten het gevolg zijn van het in rekening brengen van gemaakte kosten voor het verlenen van diensten en goederen aan andere ministeries of derden, dan worden respectievelijk integrale kosten en marktconforme prijzen gehanteerd.

Budgetflexibiliteit

Bedragen x € 1 000
Omschrijving 2005 2006 2007 2008 2009
Totaal geraamde kasuitgaven 1 793 077 1 809 911 1 820 658 1 726 276 1 761 807
Waarvan apparaatsuitgaven 347 828 337 971 339 903 336 797 330 164
Dus programmauitgaven 1 445 249 1 471 940 1 480 755 1 389 479 1 431 643
Waarvan juridisch verplicht71%1 019 10968%1 001 01061%902 33552%728 79948%690 707
Waarvan complementair28%403 93628%406 68434%507 53139%537 08542%607 817
Resterende plannen1%22 2044%64 2465%70 8899%123 59510%133 119
Totaal100%1 445 249100%1 471 940100%1 480 755100%1 389 479100%1 431 643

Budgetflexibiliteit

kst-29800-X-2-5.gif

Competitieve dienstverlening (CDV)

Competitieve dienstverlening is binnen de Koninklijke landmacht reeds enige jaren ingevoerd en doorgevoerd. Een aantal van de dienstverlenende onderdelen is aan de CDV-toets onderworpen en voor sommige onderdelen, waarvan de toets uitwees dat uitbesteding of de Meest Efficiënte Organisatie (MEO) een doelmatiger uitvoering van de dienstverlening met zich meebracht, is een migratietraject naar MEO of uitbesteding gestart.

Bij grote investeringen die worden overwogen, wordt tevens de CDV-toets genomen, hetgeen betekent dat de mogelijkheden van civiele toepassingen van het militaire materieel of van civiele invulling van de (militaire) behoeftestellingen worden nagegaan.

Beleidsartikel 03. Koninklijke luchtmacht

Algemene beleidsdoelstelling

De Koninklijke luchtmacht levert met luchtstrijdkrachten een belangrijke bijdrage aan de realisatie van de drie hoofddoelstellingen van de krijgsmacht. Personeel en middelen worden daartoe inzetgereed gesteld en gehouden. De Koninklijke luchtmacht levert slagkracht in en vanuit de lucht. Met haar wapensystemen is zij in staat het luchtruim te domineren en daarmee vrijheid van handelen te creëren voor operaties vanuit de lucht, op het land en vanaf de zee. Luchtstrijdkrachten kunnen zich goed aanpassen aan wisselende omstandigheden door hun reactiesnelheid, precieze inzet en gedoseerde slagkracht en het vermogen snel te escaleren en te deëscaleren.

Nader geoperationaliseerde doelstellingen

De operationele doelstellingen staan in de onderstaande doelstellingenmatrix. Hierin is weergegeven hoeveel eenheden (kwantiteit) binnen welke termijn (reactietijd) beschikbaar dienen te zijn voor inzet ten behoeve van de hoofddoelstellingen van Defensie. Uitgangspunt daarbij is dat de eenheden binnen de aangegeven gereedheidstermijn voor het gehele geweldsspectrum inzetbaar zijn (kwaliteit). De indeling van de gereedheidstermijnen sluiten aan bij de Navo-indeling in «High Readiness Forces» (HRF), «Forces of Lower Readiness» (FLR) en «Long Term Build-up Forces» (LTBF).

DOELSTELLINGENMATRIXHRFFLR/LTBF
Gereedheidstermijn Type eenheidTotale capaciteitDirect inzetbaarOp korte termijn inzetbaarOp lange termijn inzetbaar/Reserve
Tactische Luchtstrijdkrachten, waarvan    
Squadron Jachtvliegtuigen541 
Squadron Gevechtshelikopters11  
Squadron Transporthelikopters22  
Squadron Lutra/tankervliegtuigen11  
Geleide Wapen fire platoons44  
Air Operations Control Station11  

Reactietermijnen: HRF Direct = < 20/30 dagen; HRF kort = < 90 dagen; FLR = 180 dagen.

Budgettaire gevolgen van beleid

De financiële middelen die ter beschikking van de Koninklijke luchtmacht staan voor de realisatie van de operationele doelstellingen zijn in navolgende tabel opgenomen.

Budgettaire gevolgen beleid beleidsartikel 03 Koninklijke luchtmacht (x € 1 000)
 2003200420052006200720082009
Verplichtingen1 032 9191 402 2891 143 6543 633 5501 041 922863 827839 296
Uitgaven       
Programmauitgaven       
Tactische Luchtmacht473 790466 443452 569455 107442 801428 377423 769
Investeringen296 629352 107294 584373 845456 614519 100584 799
Totaal programmauitgaven770 419818 550747 153828 952899 415947 4771 008 568
Apparaatsuitgaven       
Staf Bevelhebber der Luchtstrijdkrachten372 243336 376338 302321 635286 163283 262286 005
Wachtgelden en inactiviteitswedden10 34611 69712 1224 5194 0304 4164 416
Bijdragen aan baten-lastendiensten08 5488 5488 5488 5488 5488 548
Totaal apparaatsuitgaven382 589356 621358 972334 702298 741296 226298 969
Totaal uitgaven1 153 0081 175 1711 106 1251 163 6541 198 1561 243 7031 307 537
Ontvangsten       
Totaal ontvangsten36 52436 99736 99736 99736 99736 99736 997

Uitgavenverdeling naar operationele doelstellingen

In de onderstaande tabel zijn de uitgaven voor de begroting 2005 zoveel mogelijk toegerekend aan de operationele doelstellingen zoals deze in de doelstellingenmatrix zijn opgenomen.

De toe te rekenen uitgaven betreffen de uitgaven aan de operationele doelstelling uit dit beleidsartikel en de uitgaven aan ondersteunende eenheden uit het niet-beleidsartikel 60 Ondersteuning krijgsmacht. Bij de ondersteunende eenheden zijn de direct aan producten/diensten te relateren uitgaven aan de hand van de gerealiseerde output toegerekend aan de afnemer. De uitgaven voor het ressort Opleidingen (OKLu) zijn vooralsnog niet toe te rekenen aan wapensystemen. De uitgaven van het ressort Logistiek Centrum KLu (LCKLu) in de kolom Onderhoud zijn toegerekend voor wat betreft het groot onderhoud, de overige uitgaven kunnen nog niet worden toegerekend.

Extra comptabele verdeling uitgaven voor 2005 in € 1 000 Koninklijke luchtmachtTactische Luchtmacht (artikel 03)Staf BDL (artikel 03)OKLu (artikel 60)LCKLu (artikel 60)CDC eenheden (artikel 60)Totaal
Toe te rekenen uitgaven      
Jachtvliegtuigen195 47367 468 35 2066 840304 987
Helikopters115 66640 786 28 3803 420188 252
Luchttransport42 0129 281 2 1681 22254 683
Geleide wapens43 59322 080 6 8971 46774 037
Commandovoering26 292   97627 268
Totaal toe te rekenen423 036139 615 72 65113 925649 227
Nog niet toe te rekenen uitgaven29 533207 23567 20681 01611 515396 505
Niet toe te rekenen uitgaven      
Investeringen 294 584   294 584
Wachtgelden/inactiviteitswedden 12 122   12 122
Totaal452 569653 55667 206153 66725 4401 352 438

Activiteiten

De Koninklijke luchtmacht kent de onderstaande organisatiestructuur:

kst-29800-X-2-6.gif

De doelstellingen van de Koninklijke luchtmacht worden uitgedrukt in operationele gereedheid (zie doelstellingenmatrix). Na politieke besluitvorming zijn de eenheden van de Koninklijke luchtmacht binnen een vooraf afgesproken tijd inzetgereed. De Tactische Luchtmacht (TL) levert de inzetgerede eenheden. De ondersteunende ressorts (LCKLu en OKLu) alsmede de Staf van de Bevelhebber der Luchtstrijdkrachten (BDL) dragen hieraan bij.

Ressort Tactische Luchtmacht

De Tactische Luchtmacht bestaat uit een staf en operationele onderdelen. De operationele eenheden zijn verdeeld in vijf clusters, te weten: jachtvliegtuigen, helikopters, luchttransport, grond-lucht geleide wapens en commandovoering. Naast voornoemde clusters bevindt zich op Vliegbasis Woensdrecht de Luchtmacht Meteorologische Groep (LMG), op Vliegbasis Gilze Rijen het Vliegveiligheids Oefen- en TestCentrum (VOTC), op Vliegbasis Soesterberg de Luchtmacht Commando-en informatiesystemen (CIS) Groep (LCG) en op de drie Main Operation bases (MOB's) elkéén peloton voor de object/grondverdediging (OGRV). Ook de Nederlandse opleidingsdetachementen in de Verenigde Staten (te Fort Rucker, Tucson, Sheppard, Fort Bliss en Fort Hood) ressorteren onder de Tactische Luchtmacht.

Jachtvliegtuigen

De Nederlandse F-16 squadrons werken in nationaal en internationaal verband samen met diverse eenheden. Enkele voorbeelden hiervan zijn onder andere de samenwerking met de Koninklijke landmacht in de «close air support» rol (FAC), de samenwerking met Navo-eenheden waaronder tankers, «Airborne Early Warning and Control System» (AWACS) en grond-luchtverdedigingseenheden tijdens geïntegreerde oefeningen zoals Optic Windmill, Red Flag en Maple Flag. De jachtvliegtuigen worden ingezet in internationaal verband onder leiding van de «Joint Forces Air Component Commander». Zo worden jachtvliegtuigen aangeboden in het kader van de NATO Response Force (NRF). Deze luchtmachtbijdrage zal, waar mogelijk, geschieden in het kader van de «EPAF Expeditionary Air Wing» (EEAW); een internationaal samenwerkingsverband van Nederland, België, Noorwegen, Denemarken en Portugal. De EEAW-bijdrage in het kader van de NRF wordt specifiek afgestemd op de politieke en militaire missie (op maat gesneden) en bestaat uit «self-supporting» luchtmachtmodules van de deelnemende landen.

Activiteiten

Prestatiegegevens Jachtvliegtuigen
 MeeteenheidRealisatie 2003Vermoedelijke uitkomst 2004Begroting 2005
Prestaties    
JachtvliegtuigenVlieguren21 77319 00019 000
Soort oefening    
Nationale oefeningen en evaluatiesOefendagen184828
Internationale oefeningen en evaluatiesOefendagen150280256
Export training in verband met geluidOefendagen120126126

Helikopters

De helikoptervloot van de Koninklijke luchtmacht is ingedeeld bij de THGKLu en de SAR. De SAR-helikopters zijn gestationeerd op de vliegbasis Leeuwarden. De helikopters van de THGKLu zijn thans nog gestationeerd op vliegbases Soesterberg en Gilze-Rijen. Vanaf 2008 zal de gehele THGKLu opereren vanaf de vliegbasis Gilze-Rijen. De helikopters van de THGKLu vormen samen met 11 LMB tijdens oefeningen en inzet de «11 Air Manoeuvre Brigade» (11AMB). Naast de inzet met 11 LMB worden de helikopters onder meer ingezet voor het Korps commandotroepen en het Korps mariniers. Voorts worden helikopterdetachementen ingezet tijdens operaties. Zoals bijvoorbeeld in Irak (SFIR) en Afghanistan (ISAF).

Activiteiten

Prestatiegegevens Helikopters
 MeeteenheidRealisatie 2003Vermoedelijke uitkomst 2004Begroting 2005
Prestaties    
GevechtshelikoptersVlieguren4 8144 6004 600
TransporthelikoptersVlieguren5 1637 0307 030
Lichte helikopters (AL-III )Vlieguren735800800
SAR-helikoptersVlieguren9361 0501 050
Soort oefeningType helikopterMeeteenheidMeeteenheidMeeteenheid
  OefendagenOefendagenOefendagen
Transport- en gevechtshelikoptersTH en GH6511759
TransporthelikoptersTH162415
GevechtshelikoptersGH576 
KCT training (voornamelijk 1-daagse ondersteuning)TH en GH1821774

Luchttransport en «Air-to-Air-refuelling»

De luchttransportvloot voorziet in de luchttransportbehoefte van de krijgsmacht en wordt verder ingezet voor paradroppings van het Korps commandotroepen en het Korps mariniers. Daarnaast wordt de transportvloot ingezet voor nationale en internationale humanitaire hulpverlening, medische evacuatie (MEDEVAC) en vluchten in het kader van ontwikkelingssamenwerking en vreemdelingenbeleid. Tevens verzorgt de luchttransportvloot het vervoer van leden van het Koninklijk Huis, regering, departementen en andere Navo-krijgsmachten. De KDC-10's worden hoofdzakelijk ingezet voor «Air-to-Air-Refuelling» (AAR) van jachtvliegtuigen van de Koninklijke luchtmacht en andere luchtmachten.

In 2004 heeft de Tweede Kamer ingestemd met de behoeftestelling van een derde DC-10, die specifiek wordt ingericht voor strategisch transport van mensen en materieel. In 2005 zullen noodzakelijke aanpassingen en opleidingen plaatsvinden, waarna naar verwachting in 2006 het vliegtuig in gebruik kan worden genomen.

Activiteiten

Prestatiegegevens Luchttransport
 MeeteenheidRealisatie 2003Vermoedelijke uitkomst 2004Begroting 2005
Prestaties    
LuchttransportVlieguren5 9738 0008 000
Soort oefeningType vliegtuigMeeteenheidMeeteenheidMeeteenheid
  OefendagenOefendagenOefendagen
Tactische oefeningen gecombineerdF-60/C-130123241
Tactische oefeningen C-130C-130 1831

Grond-lucht geleide wapens

De Grondgebonden Luchtverdediging (GLVD) beschikt over vier inzetbare PATRIOT-wapensystemen verdeeld over twee operationele clusters. Deze clusters worden aangestuurd door Command and Control-entiteiten en zijn voorzien van «Stinger Short Range Air Defence»-eenheden ter zelfbescherming. Beide clusters zijn aangeboden aan de Navo en EU en zullen een bijdrage leveren aan de NRF. De GLVD-eenheden werken in nationaal en internationaal verband samen met diverse eenheden. Voorts nemen zij jaarlijks deel aan (inter)nationale en Navo-oefeningen, zodat wordt voldaan aan Navo-criteria voor deelneming aan Crisis Response operaties.

Activiteiten

Prestatiegegevens Geleide Wapens
 MeeteenheidRealisatie 2003Vermoedelijke uitkomst 2004Begroting 2005
Prestaties    
GeoefendheidMensoefendagen11 243*27 50030 000
Soort oefening    
EvaluatiesOefendagen 730
Oefeningen USAOefendagen 2020
Nationale en lokale oefeningenOefendagen62102102
Internationale oefeningenOefendagen 1510
Internationale Militaire SamenwerkingOefendagen  5

* De realisatie van het aantal mensoefendagen in 2003 valt laag uit door het vervallen van grote oefeningen ingevolge de oorlog in Irak en de inzet in «Operation Display Deterrence». Indien deze inzet als «oefendagen» zou worden gerekend bedraagt de realisatie 2003 in totaal 32 533 oefendagen.

Commandovoering

Het «Air Operations Control Station Nieuw Milligen» (AOCS NM) omvat het «Control and Reporting Centre» (CRC) en het «Military Air Traffic Control Centre» (MilATCC). Het CRC maakt deel uit van het «NATO Integrated Extended Air Defence System» (NATINEADS) en bewaakt permanent de integriteit van het Nederlandse en toegewezen Navo-luchtruim.

Activiteiten

Prestatiegegevens Commandovoering
  Realisatie 2003Vermoedelijke uitkomst 2004Begroting 2005
PrestatiesMeeteenheid   
Gevechts- en verkeersleidingInzetdagen365366365
Soort oefeningEenheidMeeteenheidMeeteenheidMeeteenheid
  OefendagenOefendagenOefendagen
Internationale oefeningenAOCS363944
Nationale oefeningenAOCS727677
Lokale oefeningen en oefenondersteuningAOCS34118127
Tactical Leadership ProgrammeDuur variabel5 x 1 mnd5 x 1 mnd5 x 1 mnd
Basis WindmillDuur variabel40 (weken)40 (weken)40 (weken)

Investeringen

Onderstaand wordt een toelichting gegeven bij de DMP-projecten die in uitvoering zijn en de DMP-projecten waarvoor naar verwachting in het begrotingsjaar 2005 een behoeftestellingsbrief naar het parlement zal worden gezonden.

Het beleid is gericht op de verbetering en modernisering van het bestaande materieel, de opheffing van tekortkomingen en de vervanging van verouderd materieel door modern hoogwaardig materieel.

Jachtvliegtuigen

LG-bewapening (fase 1)

 
DoelstellingVerbetering precisie wapenpakket jachtvliegtuigen voor gronddoelen
Projectomvang€ 72,5 miljoen
 Realisatie 2003Verwachting 2004Begroting 20052006200720082009
Activiteiten       
Financiële gevolgen       
        
Verplichtingen (x € 1 000) 35 00037 500 
Uitgaven (x € 1 000) 6 00023 00028 90014 600  

Lucht-grond wapens dienen dag en nacht onder alle weersomstandigheden accuraat, met de juiste uitwerking en met een minimale kans op onbedoelde nevenschade of risico voor het eigen personeel te kunnen worden ingezet. Het project F-16 Verbetering Lucht-Grond bewapening geeft nadere invulling aan de «Air to Surface» taak en voorziet tevens in een Navo en Europese behoefte aan precisiegeleide Lucht-Grond bewapening.

Fase 1 betreft de verwerving van laser, «Global Positioning System» (GPS) en/of geïntegreerde combinatie van laser en GPS geleide precisiebewapening alsmede de verwerving van verbeterde munitie voor het F-16 boordkanon. De verwerving wordt gestart. Bij deze verwerving wordt rekening gehouden met nieuwe technologische ontwikkelingen (geïntegreerde laser en GPS-geleiding in één precisiewapen) en de ervaringen tijdens de operaties in Irak en Afghanistan.

Link-16

 
DoelstellingUitrusting van de F-16 met de Navo-standaard Link-16 datalink apparatuur ten behoeve van de verbetering van de informatie-uitwisseling bij het uitvoeren van operaties
Projectomvang€ 121,1 miljoen
 Realisatie 2003Verwachting 2004Begroting 20052006200720082009
Activiteiten       
Financiële gevolgen        
        
Verplichtingen (x € 1 000)27 54714 35817 007 
Uitgaven (x € 1 000)11 58120 66221 75919 51518 1638 6011 055

Accurate en snelle informatievoorziening is essentieel voor de effectieve uitvoering van militaire operaties. Met Link-16 worden de F-16 jachtvliegtuigen uitgerust met een tactische datalink conform Navo-standaard en kan de F-16-vlieger snel en accuraat van tactische informatie worden voorzien. Het project is in uitvoering in combinatie met de M3 modificatie van de jachtvliegtuigen.

F-16 Zelfbescherming (fase 1)

 
DoelstellingModernisering van de F-16 zelfbeschermingscapaciteit
Projectomvang€ 25 < € 100 miljoen
 Realisatie 2003Verwachting 2004Begroting 20052006200720082009
Activiteiten DMP-A     
Financiële gevolgen       
        
Verplichtingen (x € 1 000)  71 450 
Uitgaven (x € 1 000)  8 445120051200017 00018 000

F-16 jachtvliegtuigen kunnen worden ingezet voor operaties in het gehele geweldsspectrum. Bijgevolg worden de vliegtuigen blootgesteld aan vijandelijke wapensystemen. De huidige technologische tegenmaatregelen voor zelfbescherming van de F-16 zijn operationeel en technisch verouderd. Aanpassing van de zelfbescherming is zodoende noodzakelijk.

F-16 Targeting Pods

 
DoelstellingVerbetering precisiecapaciteit F-16 jachtvliegtuigen
Projectomvang€ 25 < € 100 miljoen
 Realisatie 2003Verwachting 2004Begroting 20052006200720082009
Activiteiten DMP-A     
Financiële gevolgen       
        
Verplichtingen (x € 1 000)  45 000 
Uitgaven (x € 1 000)  10 00010 00015 00010 000 

Bij de recente inzet van jachtvliegtuigen voor crisisbeheersingsoperaties is gebleken dat precisiewapens en targeting pods (TGP) essentieel zijn voor een effectieve inzet alsmede om onbedoelde nevenschade en onverhoopte aanvallen op eigen eenheden te voorkomen. De ambitie is om twee squadrons van achttien jachtvliegtuigen in te zetten in alle delen van het geweldsspectrum. Het huidige beschikbare aantal targeting pods wordt zodoende aangevuld.

F-16 Luchtverkenning

 
DoelstellingVervanging van de huidige luchtverkenningsystemen om aan de operationele (inter)nationale luchtverkenningstaken te kunnen blijven voldoen
Projectomvang€ 35,0 miljoen
 Realisatie 2003Verwachting 2004Begroting 20052006200720082009
Activiteiten DMP-BC     
Financiële gevolgen       
        
Verplichtingen (x € 1 000)85 34 800 
Uitgaven (x € 1 000)2613017 01012 8005 000  

Defensie heeft behoefte aan adequate systemen voor doelherkenning waarmee tevens een goed tactisch beeld van de omgeving rond het doel kan worden verkregen. Tactische luchtverkenningsystemen en MALE-UAV systemen zijn complementair aan elkaar. De huidige F-16 systemen zijn operationeel en technisch verouderd. Dit project geeft invulling aan de verwerving van tactische luchtverkenningsystemen.

F-16 LG-Bewapening (Fase 2)

 
DoelstellingVerbetering precisie wapenpakket jachtvliegtuigen voor gronddoelen
Projectomvang> € 100 miljoen
 Realisatie 2003Verwachting 2004Begroting 20052006200720082009
Activiteiten  DMP-A    
Financiële gevolgen       
        
Verplichtingen (x € 1 000)    
Uitgaven (x € 1 000)    16 10013 40048 400

Het project F-16 Verbetering Lucht-Grond Bewapening (Fase 2) voorziet mede in de Navo- en Europese behoefte aan precisiegeleide Lucht-Grond bewapening. De operationele behoeftestelling voor Fase 2 zal naar verwachting in 2005 aan het parlement worden aangeboden.

F-16 M5 Modificatie

 
DoelstellingOpwaardering van de operationele en technische modificatiestandaard
Projectomvang€ 25 < € 100 miljoen
 Realisatie 2003Verwachting 2004Begroting 20052006200720082009
Activiteiten DMP-A     
Financiële gevolgen       
        
Verplichtingen (x € 1 000)  62 000 
Uitgaven (x € 1 000)  6 0009 00010 00011 00014 000

Voor het op operationele en technische standaard houden van de F-16 wordt het jachtvliegtuig iedere twee à drie jaar opgewaardeerd. De ontwikkeling en de uitvoering van deze soft- en hardware upgrades vinden plaats in «Multi Nation Fighter Programme» verband waardoor gebruik kan worden gemaakt van schaalvoordelen. Tevens ontstaat hierdoor standaardisatie binnen het coalitieverband, hetgeen de interoperabiliteit tijdens operationele inzet vergroot.

De ontwikkeling voor de M5-modificatie bevindt zich thans in de definitiefase. De M5-modificatie omvat onder meer verbeteringen voor de vliegveiligheid, aanpassing aan reeds geformuleerde nieuwe (inter)nationale luchtvaartwetgeving en de integratie van nieuwe wapens

Opvolger F-16

F-16 Vervanging-SDD-Fase

 
DoelstellingTijdig voorzien in adequate vervanging van de F-16 vliegtuigen van de Nederlandse krijgsmacht
Projectomvang€ 769,1 miljoen
 Realisatie 2003Verwachting 2004Begroting 20052006200720082009
Activiteiten       
Financiële gevolgen       
        
Verplichtingen (x € 1 000)    
Uitgaven (x € 1 000)101 89153 311126 077133 654118 22573 40826 515

Het Project F-16 Vervanging «System, Design and Development» (SDD) betreft het uitvoeren van alle activiteiten die nodig zijn om de rechten en plichten van het SDD «level-2» partnerschap te kunnen uitoefenen. Het gaat om het zo goed mogelijk zeker stellen van de Nederlandse belangen ten aanzien van capaciteiten die betrekking hebben op interoperabiliteit, betrouwbaarheid, instandhouding, betaalbaarheid en de aspecten ARBO en milieu. Verder wordt de benodigde informatie verzameld teneinde de verwervings- en transitievoorbereiding adequaat te kunnen uitvoeren. Daarnaast worden voorbereidingen getroffen voor de wijze waarop de instandhoudingsfase van de JSF in Europees verband wordt ingericht. Voorts wordt de realisatie van de te behalen Nederlandse militair-financieel-industriële voordelen gevolgd.

F-16 Vervanging Nederlandse Projecten

 
DoelstellingTijdig voorzien in adequate vervanging van de F-16 vliegtuigen van de Nederlandse krijgsmacht
Projectomvang€ 43,2 miljoen
 Realisatie 2003Verwachting 2004Begroting 20052006200720082009
Activiteiten       
Financiële gevolgen       
        
Verplichtingen (x € 1 000)    
Uitgaven (x € 1 000)2 099  7 89611 54811 32210 359

In de MoU voor het SDD is opgenomen dat van de totale financiële bijdrage $ 50 miljoen mag worden besteed in Nederland. Nederland kan daartoe voorstellen indienen die ook moeten worden goedgekeurd door de JSF «Program Director».

F-16 Vervanging Productiefase

 
DoelstellingHet voorzien in adequate vervanging van de F-16 vliegtuigen van de Nederlandse krijgsmacht
Projectomvang> € 250 miljoen
 Realisatie 2003Verwachting 2004Begroting 20052006200720082009
Activiteiten  DMP-D    
Financiële gevolgen       
        
Verplichtingen (x € 1 000)    
Uitgaven (x € 1 000)     111 800189 800

Het project F-16 Vervanging heeft tot doel tijdig in adequate vervanging van de huidige MLU F-16's te voorzien. Naast de verwerving van nieuwe vervangende jachtvliegtuigen gaat het tevens om de verwerving van bijbehorende simulatoren, initiële opleidingen, initiële reservedelen, speciale gereedschappen, meet- en testapparatuur, documentatie, transport, infrastructuur en de betaling van BTW en mogelijke invoerrechten.

Helikopters

AH-64D ASE

 
DoelstellingVerbetering van de zelfbescherming van de gevechtshelikopter
Projectomvang> € 100 miljoen
 Realisatie 2003Verwachting 2004Begroting 20052006200720082009
Activiteiten  DMP-A    
Financiële gevolgen       
        
Verplichtingen (x € 1 000)    
Uitgaven (x € 1 000) 14 600   14 00032 000

Een van de voornaamste voorwaarden bij het uitvoeren van zowel vredes- als gevechtsoperaties is de bescherming van eigen middelen. Zelfbeschermingsmiddelen (ook wel bekend onder de term «Aircraft Survivability Equipment») bieden bescherming tegen infrarood en radargeleide luchtafweersystemen. In verband met de inzet van zes Apaches AH-64D in Afghanistan (ISAF) en zes Apaches in Irak (SFIR) en de aldaar aanwezige dreiging van zogenaamde «Man Portable Air Defence Systems» (Manpads) is een deel van dit project in 2004 als interim-oplossing uitgevoerd.

AH-64D Modernized Tads

 
DoelstellingVerbetering van de operationele capaciteiten van de gevechtshelikopter gericht op detectie en doelidentificatie
Projectomvang€ 132,0 miljoen
 Realisatie 2003Verwachting 2004Begroting 20052006200720082009
ActiviteitenDMP-BCD      
Financiële gevolgen       
        
Verplichtingen (x € 1 000)112 038   
Uitgaven (x € 1 000)15 113 19 40019 40019 40026 54012 200

De gevechtshelikopters worden uitgerust met het gemoderniseerde zichtsysteem «Modernized Target Acquisition and Designationsystem» (MTADS). Deze modernisering van het huidige infrarood systeem leidt tot operationeel effectievere inzet en tot verbetering van de vliegveiligheid. Met MTADS kunnen de vliegers de vijand vanaf grotere afstand waarnemen, identificeren en bestrijden. Naar verwachting kan eind 2004 het contract met de VS worden aangegaan. Naar verwachting zal het contract begin 2005 worden geëffectueerd.

Transporthelikopters Zelfbescherming

 
DoelstellingTransporthelikopters voorzien van elektronische zelfbescherming om inzet in het gehele gewelds- en dreigingspectrum mogelijk te maken
Projectomvang€ 60,6 miljoen
 Realisatie 2003Verwachting 2004Begroting 20052006200720082009
Activiteiten       
Financiële gevolgen       
        
Verplichtingen (x € 1 000)    
Uitgaven (x € 1 000)48 6538 6021 139    

Met dit project worden de helikopters voorzien van zelfbescherming, die bestaat uit «Radar Warning Receivers, Missile Approach Warning Systems» en «Chaff/Flare dispensers».

Grootproject 11 Luchtmobiele Brigade (11 LMB)

De aanschaf van drie helikoptertypen vormde onderdeel van het grote project 11 LMB. Het betrof de drie projecten Aanschaf Chinooks, Lichte Transporthelikopter (Cougar) en Aanschaf Bewapende Helikopter. In de begroting 2004 is aangekondigd dat het project LUMOB wordt beëindigd. In genoemde projecten worden nog restbetalingen gedaan.

Aanschaf Bewapende Helikopter

 
DoelstellingAanschaf gevechtshelikopter Tactische Helikopter Groep KLu in het kader van de oprichting van de 11 Luchtmobiele Brigade
Projectomvang€ 596,1 miljoen
 Realisatie 2003Verwachting 2004Begroting 20052006200720082009
Activiteiten       
Financiële gevolgen       
        
Verplichtingen (x € 1 000) 10 499  
Uitgaven (x € 1 000)557 0004 6397 5238 63818 370  

Aanschaf Chinooks

 
DoelstellingAanschaf middelzware transporthelikopter Tactische Helikopter Groep KLu in het kader van de oprichting van de 11 Luchtmobiele Brigade
Projectomvang€ 90,9 miljoen
 Realisatie 2003Verwachting 2004Begroting 20052006200720082009
Activiteiten       
Financiële gevolgen       
        
Verplichtingen (x € 1 000)1 4724 2195 973 
Uitgaven (x € 1 000)79 1003 7583 3542 6632 038  

Lichte Transport Helikopter (Cougar)

 
DoelstellingAanschaf lichte transporthelikopter Tactische Helikopter Groep KLu in het kader van de oprichting van de 11 Luchtmobiele Brigade
Projectomvang€ 18,6 miljoen
 Realisatie 2003Verwachting 2004Begroting 20052006200720082009
Activiteiten       
Financiële gevolgen       
        
Verplichtingen (x € 1 000)1 4573 106523 
Uitgaven (x € 1 000)11 9004 3492 096234   

Luchttransport

Aanschaf DC-10 Vliegtuig (Categorie A)

 
DoelstellingTekortkomingen opheffen op het gebied van strategisch luchttransport
Projectomvang€ 41,5 miljoen
 Realisatie 2003Verwachting 2004Begroting 20052006200720082009
ActiviteitenDMP-A      
Financiële gevolgen       
        
Verplichtingen (x € 1 000) 41 500  
Uitgaven (x € 1 000) 13 40021 6003 0003 500  

De jachtvliegtuigen van de Koninklijke luchtmacht worden vanaf 2006 op twee Main Operating Bases geconcentreerd. Dit betekent dat op beide bases de geluidsbelasting, bij het uitblijven van maatregelen toeneemt. Daarom zullen de twee KDC-10 tankervliegtuigen in toenemende mate worden ingezet voor het exploiteren van geluidsruimte. Het gevolg is dat deze vliegtuigen minder beschikbaar zijn voor strategisch luchttransport. Daarnaast is een toename van het aantal uitzendingen kwantificeerbaar. Vervolgens vereist de verandering in de internationale veiligheidssituatie een krijgsmacht met een meer expeditionair karakter waar luchttransport een belangrijk deel van uitmaakt. Om dit nationaal tekort aan te vullen wordt een extra DC-10 aangeschaft voor personen- en/of goederenvervoer. De verplichtingen voor dit project zijn aangegaan in 2004. De DC-10 wordt naar verwachting operationeel gesteld in 2006.

Geleide wapens

Patriot Vervanging Compatriot

 
DoelstellingVervanging van het huidige commandovoering- en verbindingsysteem van de Patriot
Projectomvang€ 25 < € 100 miljoen
 Realisatie 2003Verwachting 2004Begroting 20052006200720082009
Activiteiten DMP-A     
Financiële gevolgen       
        
Verplichtingen (x € 1 000)  32 000 
Uitgaven (x € 1 000)  10 00011 00011 000  

Compatriot is het systeem dat de Geleide Wapencomponent voorziet van een beveiligd, intern communicatienetwerk voor zowel tactische datalinks als spraakverbindingen. De vervanger van Compatriot is gebaseerd op het «Theatre Independent Tactical Army and Airforce Network» (Titaan).

Patriot Update PAC-3

 
DoelstellingCapaciteitsverbetering van luchtverdedigingssystemen door aanpassingen van de commandocentrale, de verwerving van PAC-III raketten alsmede de invoering van PAC-III lanceerinrichtingen
Projectomvang€ 117,2 miljoen
 Realisatie 2003Verwachting 2004Begroting 20052006200720082009
ActiviteitenDMP-BCD      
Financiële gevolgen       
        
Verplichtingen (x € 1 000) 117 205  
Uitgaven (x € 1 000) 6 22022 67629 01833 14121 74716 053

Dit project omvat de aanpassing van de lanceerinrichtingen naar PAC-3, de verwerving van additionele conventionele lanceerinrichtingen en de verwerving van 32 PAC-3 raketten. Daarmee wordt de Patriot-capaciteit voor de verdediging tegen de dreiging van ballistische raketten (TBM's) aanmerkelijk verbeterd.

Infrastructuur

Herbelegging MOB's

 
DoelstellingHet realiseren van infrastructuur voor de verplaatsing van F-16 jachtvliegtuigen
Projectomvang€ 39,6 miljoen
 Realisatie 2003Verwachting 2004Begroting 20052006200720082009
Activiteiten DMP-A     
Financiële gevolgen       
        
Verplichtingen (x € 1 000) 10 00029 600 
Uitgaven (x € 1 000) 3 00018 00012 0002 6004 000 

Het project omvat alle infrastructurele werken welke samenhangen met de sluiting van de Vliegbasis Twenthe en de verplaatsing van F-16 vliegtuigen naar Vliegbasis Volkel. Over de behoefte is het parlement geïnformeerd met Kamerbrief nr. 20 200 X nr. 75 van 28 april 2004.

Verhuizing SSB

 
DoelstellingHerbelegging infrastructuur Gilze Rijen zodat verhuizing van Soesterberg naar Gilze Rijen mogelijk kan worden gemaakt en Soesterberg per 1-8-2008 kan worden gesloten
Projectomvang€ 189,5 miljoen
 Realisatie 2003Verwachting 2004Begroting 20052006200720082009
Activiteiten DMP-A     
Financiële gevolgen       
        
Verplichtingen (x € 1 000) 5 00080 000 
Uitgaven (x € 1 000) 5 00031 00070 00056 50027 000 

Per 1 januari 2008 dienen alle operaties van de THGKLu vanaf Gilze Rijen mogelijk te zijn. Het project omvat naast realisatie van squadron- en onderhoudsfaciliteiten ook aanpassing en/of uitbreiding van de ondersteunende functies (zoals brandweer, meteo, luchtverkeersleiding, opslagfaciliteiten, communicatiesystemen) en aanpassing en/of uitbreiding van de verzorgingsfuncties op de basis (zoals restaurant, legering, sportfaciliteiten, medische faciliteiten).

In het herbeleggingsproject worden ook aanpassingen van het militair luchtvaartterrein Deelen (MLT DL) meegenomen. MLT DL wordt momenteel als zogenaamde Forward Operating Base (FOB) gebruikt voor het trainen van personeel van de Luchtmobiele Brigade in het opereren met tactische (transport)helikopters. Als gevolg van de uitbreiding van het aantal helikopters en het afstoten van de locatie Soesterberg zal het gebruik van MLT DL toenemen. In de huidige situatie worden operaties en oefeningen op MLT DL ondersteund vanaf Soesterberg. Dit betekent dat diverse ondersteunende functies (zoals bijvoorbeeld brandweer) thans alleen gedurende de openstelling van MLT DL daar aanwezig zijn. De ondersteuning zal worden overgenomen door Gilze Rijen. Door de grote afstand tussen MLT DL en Gilze Rijen is de huidige wijze van ondersteuning niet meer realistisch en doelmatig. Daarom dienen enkele voorzieningen permanent op MLT DL te worden ondergebracht.

Ontvangsten

De ontvangstenbegroting beslaat in 2005 € 37,0 miljoen.

Indien de ontvangsten het gevolg zijn van het in rekening brengen van gemaakte kosten voor het verlenen van diensten of goederen aan andere defensieonderdelen of baten-lastendiensten van Defensie, dan worden additionele uitgaven gehanteerd.

Indien ontvangsten het gevolg zijn van het in rekening brengen van gemaakte kosten voor het verlenen van diensten en goederen aan andere ministeries of derden, dan worden respectievelijk integrale kosten en marktconforme prijzen gehanteerd.

Budgetflexibiliteit

De budgetflexibiliteit wordt in onderstaande tabel weergegeven.

Bedragen x € 1 000
Omschrijving 2005 2006 2007 2008 2009
Totaal geraamde kasuitgaven 1 106 125 1 163 654 1 198 156 1 243 703 1 307 537
Waarvan apparaatsuitgaven 358 972 334 702 298 741 296 226 298 969
Dus programmauitgaven 747 153 828 952 899 415 947 477 1 008 568
Waarvan juridisch verplicht72%537 22270%577 85453%476 71941%388 42130%298 397
Waarvan complementair noodzakelijk27%202 25725%203 87423%202 52019%180 61117%167 555
Resterende plannen1%7 6745%47 22424%220 17640%378 44453%542 616
Totaal100%747 153100%828 952100%899 415100%947 477100%1 008 568
kst-29800-X-2-7.gif

Beleidsartikel 04. Koninklijke marechaussee

Algemene beleidsdoelstellingen

De Koninklijke marechaussee is een politieorganisatie met een militaire status. Met een in de politiewet vastgelegd takenpakket is de Koninklijke marechaussee onderdeel van het politiebestel in Nederland, maar zij ressorteert als een zelfstandig krijgsmachtdeel onder het ministerie van Defensie. Kenmerkend voor de Koninklijke marechaussee is de landelijke organisatiestructuur, een centrale aansturing, de scheiding tussen het gezag en het beheer, en een afgebakend takenpakket zoals opgedragen in artikel 6 van de politiewet 1993.

De Koninklijke marechaussee draagt zorg voor de handhaving van de rechtsorde en de hulpverlening aan hen die dat behoeven. De Koninklijke marechaussee voert haar taak uit in ondergeschiktheid aan het bevoegd gezag en in overeenstemming met de geldende rechtsregels. Dit komt tot uitdrukking in de algemene beleidsdoelstellingen van de Koninklijke marechaussee:

1. de uitvoering van de hoofdtaken van de krijgsmacht, in het bijzonder ten aanzien van crisisbeheersing en humanitaire taken;

2. de handhaving van de rechtsorde en de integriteit van de krijgsmacht en haar personeel, zowel in Nederland als daarbuiten en

3. het leveren van een bijdrage aan de interne, nationale veiligheid door middel van de handhaving van de openbare orde en de strafrechtelijke en bestuurlijke handhaving van de rechtsorde.

Nader geoperationaliseerde doelstellingen

De algemene beleidsdoelstellingen van de Koninklijke marechaussee worden vertaald in operationele doelstellingen die geclusterd zijn in een vijftal taakvelden. De operationele doelstellingen worden hoofdzakelijk vastgesteld op basis van de beleidslijnen van de verschillende gezagsdragers. De toelichting per taakveld is gebaseerd op deze doelstellingen en de daaraan gekoppelde activiteiten en budgetten.

TaakveldenDoelstelling
I. BeveiligingHet taakveld Beveiliging betreft de beveiliging van aangewezen objecten, personen, de burgerluchtvaart en waardetransporten van de Nederlandsche Bank. Ook vallen ceremoniële diensten onder dit taakveld.«Het handhaven van het veiligheidsniveau overeenkomstig de geldende veiligheidsconcepten, zoals deze zijn bekrachtigd door het bevoegd gezag.»
  
II. Handhaving vreemdelingenwetBinnen het taakveld Handhaving Vreemdelingenwet wordt Grensbewaking aan de Schengen buitengrenzen en Mobiel Toezicht Vreemdelingen aan de Schengen binnengrenzen uitgevoerd. Daarnaast maakt de ondersteuning in het kader van de asielprocedure en de verwijderingsactiviteiten deel uit van dit taakveld.«Het uitvoeren van haar wettelijke taken in overeenstemming met de geldende wet- en regelgeving en binnen de met het gezag overeengekomen, of nog overeen te komen normafspraken.»
  
III. Politietaken DefensieHet taakveld Politietaken Defensie omvat de politietaak ten behoeve van de krijgsmacht exclusief de civiele politiemissies in het kader van internationale crisisbeheersings- of humanitaire operaties. Deze operaties zijn terug te vinden in de defensiebrede beleidsdoelstelling «inzetbaarheid voor crisisbeheersingsoperaties».«Het handhaven van de openbare orde op en rondom de militaire terreinen en het handhaven van strafrechtelijke rechtsorde binnen de krijgsmacht en jegens militaire justitiabelen zowel in Nederland als in internationaal verband, alsmede het verlenen van hulp aan hen die dat behoeven.»
  
IV. Politietaken burgerluchtvaartterreinenHet taakveld Politietaken burgerluchtvaartterreinen beslaat de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde, de handhaving van de openbare orde en hulpverlening. De strafrechtelijke handhaving geschiedt onder het gezag van het Openbaar Ministerie en richt zich zowel op de uitvoering van de basispolitiezorg als op de recherche.«Het handhaven van de openbare orde en de strafrechtelijke rechtsorde op de aangewezen nationale luchthavens in overeenstemming met de met het bevoegd gezag gemaakte afspraken alsmede het verlenen van hulp aan hen die dat behoeven.»
  
V. Assistentieverlening, samenwerking en bijstandDe Koninklijke marechaussee verleent op diverse manieren bijstand en assistentie aan of werkt samen met de politie. De inzet kan bestaan uit het leveren van capaciteit op het gebied van recherche (inclusief arrestatie- en opsporingseenheden en observatieteams) persoons- en objectbeveiliging en eenheden voor de inzet bij grootschalig en bijzonder politieoptreden. Ook de samenwerking met de politie in het kader van de reguliere taakuitvoering op basis van een convenant valt binnen dit taakveld.«Het zorgdragen voor het gereedhouden van het bijstandsreservoir alsmede het op verzoek van het bevoegd gezag leveren van personeel, eenheden en materieel voor de samenwerking, bijstand en assistentieverlening aan de politie.»

Budgettaire gevolgen van beleid

Algemeen

De financiële middelen die de Koninklijke marechaussee ter beschikking staan voor de verwezenlijking van de operationele doelstellingen en voor de apparaatsuitgaven zijn in de volgende tabel opgenomen:

Budgettaire gevolgen beleid beleidsartikel 04 Koninklijke marechaussee (bedragen x € 1 000)
 2003200420052006200720082009
Verplichtingen338 589351 662356 180362 063367 761369 158356 369
Uitgaven       
Programmauitgaven       
Operationele taakvelden240 671245 271249 338253 048248 274239 355241 281
Investeringen30 57648 38043 10039 26849 06659 86246 136
Totaal programmauitgaven271 247293 651292 438292 316297 340299 217287 417
Apparaatsuitgaven       
Staf Koninklijke Marechaussee44 82347 41650 40252 19651 57250 07050 474
Wachtgelden en inactiviteitswedden693796783630615559548
Bijdragen aan baten-lastendiensten01 2491 5561 5561 5561 5561 556
Totaal apparaatsuitgaven45 51649 46152 74154 38253 74352 18552 578
Totaal uitgaven316 763343 112345 179346 698351 083351 402339 995
Ontvangsten       
Totaal ontvangsten7 5608 0008 0008 0008 0008 0008 000

Uitgavenverdeling naar operationele doelstelling

In onderstaande tabel zijn de programmauitgaven, exclusief investeringen, extra-comptabel toegerekend aan de operationele taakvelden uit de taakveldenmatrix.

De inzet van personeel is voor het overgrote deel bepalend voor de te leveren prestaties. Het budget van de Koninklijke marechaussee wordt derhalve in hoge mate bepaald door personeelsgerelateerde uitgaven. De verdeling van uitgaven naar taakveld geschiedt dan ook op basis van het aantal vte'n zoals opgenomen in de formatieve sterkte.

De Koninklijke marechaussee heeft de uitgaven voor het Opleidingscentrum Koninklijke marechaussee (OCKMar) separaat geraamd bij het niet-beleidsartikel 60 «Ondersteuning krijgsmacht».

Extra comptabele verdeling uitgaven voor 2005 in € 1 000 Koninklijke marechausseeOperationele eenheden (artikel 04)Staf Kmar (artikel 04)OCKmar (artikel 60)CDC (artikel 60)Totaal
Toe te rekenen uitgaven     
Taakveld 1 Beveiliging49 457  1 26150 718
Taakveld 2 Handhaving vreemdelingenwet120 495  3 058123 553
Taakveld 3 Politietaken Defensie63 245  1 61564 860
Taakveld 4 Politietaken burgerluchtvaartterreinen10 791  27411 065
Taakveld 5 Assistentieverlening en bijstand5 395  1375 532
Totaal toe te rekenen249 384  6 345255 729
Nog niet toe te rekenen uitgaven1 556 33 9934 50340 052
Niet toe te rekenen uitgaven     
Investeringen 43 100  43 100
Wachtgelden/inactiviteitswedden 783  783
Apparaat 50 356  50 356
Totaal250 94094 23933 99310 848390 020

Activiteiten

De Koninklijke marechaussee beschikt voor de verwezenlijking van voorgaande doelstellingen over zeven districten en het opleidingscentrum die het tactische niveau van de organisatie vormen. Onder de districten ressorteren de brigades van de Koninklijke marechaussee. De korpsstaf Koninklijke marechaussee draagt, namens de Bevelhebber der Koninklijke marechaussee, zorg voor het algemeen operationeel beleidskader en vervult een sturende en coördinerende rol bij zaken die het districtsniveau te boven gaan.

kst-29800-X-2-8.gif

I. Taakveld Beveiliging

De Koninklijke marechaussee is belast met de veiligheid van de leden van het Koninklijk Huis. Hiertoe worden de volgende objecten beveiligd: paleis Huis Ten Bosch, paleis Noordeinde, paleis Soestdijk, kasteel Drakensteijn, Het Loo en De Eikenhorst.

Tevens voert de Koninklijke marechaussee de politietaak uit ten behoeve van de Nederlandse en andere strijdkrachten en internationale militaire hoofdkwartieren, alsmede de tot die strijdkrachten en hoofdkwartieren behorende personen. Voorts wordt de ambtswoning van de minister-president beveiligd.

In het kader van de politietaak ten behoeve van Nederlandse en andere strijdkrachten wordt ook de beveiliging van hoge militairen die Nederland bezoeken aan de Koninklijke marechaussee opgedragen.

De beveiliging van de burgerluchtvaart is een aangelegenheid van internationale aard. In annex 17 bij het Verdrag van Chicago (1944) inzake de internationale burgerluchtvaart (ICAO) zijn normen en methoden beschreven ter beveiliging van de burgerluchtvaart. Europese landen volgen de principes en methoden vastgesteld door de European Civil Aviation Conference (ECAC). De internationale verdragsverplichtingen zijn overgenomen in de Luchtvaartwet. De Koninklijke marechaussee houdt toezicht op de controle van passagiers en hun bagage, die wordt uitgevoerd door of namens de exploitant van een luchtvaartterrein, alsmede op de beveiligingsmaatregelen betreffende post en vracht.

De beveiliging van de waardetransporten van De Nederlandsche Bank NV wordt door de Koninklijke marechaussee in opdracht van de minister van Justitie uitgevoerd.

Het subtaakveld ceremoniële diensten omvat het leveren van onder meer erewachten, ereposten, couloirs en ere-escortes. Deze taken worden uitgevoerd in opdracht van de chef van het Militaire Huis of de minister van Defensie.

ActiviteitenPrestatie-indicatorenNormering/streefwaarde
1. Het beveiligen van objecten, het adviseren en ondersteunen ten aanzien van het beveiligen van objecten en optreden in geval van incidenten bij het beveiligen van objectenOnbevoegde betreding van het te beveiligen objectNul
   
2. Het beveiligen van personen en het optreden in geval van incidenten bij het beveiligen van personen Fysieke schendingen van de integriteit van de te beveiligen persoonNul
   
3. Het houden van toezicht op de beveiliging van de burgerluchtvaart, waaronder «high risk» vluchten, het optreden in geval van incidenten en het uitvoeren van gewapende beveiliging Kapingen en aanslagen op vliegtuigen en luchthavensNul
   
4. Het beveiligen van waardetransporten van de DNBOvervallen op het waardetransportNul

II. Taakveld Handhaving Vreemdelingenwet

De handhaving van de vreemdelingenwetgeving door de Koninklijke marechaussee is onderverdeeld in vier subtaakvelden. Allereerst de grensbewaking aan de (Schengen-)buitengrenzen. Ten tweede het Mobiel Toezicht Vreemdelingen (MTV) aan de binnengrenzen. Een derde subtaakveld betreft de ondersteuning van asielprocedures en ten vierde het uitvoeren van verwijderingen.

ActiviteitenPrestatie-indicatorenNormering/streefwaarde
1. Het uitvoeren van de grensbewaking, waaronder het uitvoeren van persoonscontroles en het verstrekken van nooddocumentenSchengenconforme controleBurgerluchtvaart: 100% fysieke controle op in- en uitreis; Ferry's: 100% fysieke controle op in- en uitreis; Cruiseschepen: 100% administratieve controle op in- en uitreis; 30% fysieke controle op in- en uitreis; Pleziervaart:10 dagen per jaar een 100% fysieke controle per haven; Vissersschepen: 50% controle (voorlopige norm) mede afhankelijk van de doorlaatpost; Vrachtschepen: afhankelijk van doorlaatpost.
 Wachtrij op de luchthaven Schiphol95% van de passagiers bij aankomst mag maximaal 10 minuten wachten voorafgaand aan paspoortcontrole 95% van de vertrekkende of transfererende passagiers mag maximaal 6 minuten wachten voorafgaand aan paspoortcontrole.
   
2. Het uitvoeren van het mobiel toezicht vreemdelingen (MTV), waaronder het houden van controlesAantal illegalen dat is aangetroffen in het grensgebied.(10% meer ten opzichte van 2004)
   
3. Het geven van ondersteuning bij de asielprocedure op de AC'a Schiphol, Rijsbergen en Ter ApelAantal identiteitsvaststellingen in het AC-proces.80%
   
4. Het verwijderen van vreemdelingenAantal vreemdelingen dat Nederland is uitgezet25 500
   
5. Het uitvoeren van strafrechtelijke onderzoeken mensensmokkelAantal middelgrote onderzoeken mensensmokkel Aantal kleine onderzoeken mensensmokkel in het kader van grensbewaking Aantal kleine onderzoeken mensensmokkel in het kader van MTV30 200 130

III. Taakveld Politietaken Defensie

Het taakveld politietaken Defensie bestaat uit de handhaving van de militaire- en openbare orde op militaire terreinen, de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde en de noodhulpfunctie ten aanzien van de krijgsmacht. De handhaving van de militaire orde valt onder het gezag van de commandant van het militaire onderdeel. De handhaving van de openbare orde berust bij de burgemeester in wiens gemeente de taak wordt uitgevoerd. De strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde geschiedt onder het gezag van het Openbaar Ministerie.

ActiviteitenPrestatie-indicatorenNormering/streefwaarde
1. De zogenoemde beschikbaarheid en bereikbaarheidfunctie ten behoeve van noodhulpResponstijdenIn minimaal 90% van de meldingen is de Algemene Politiedienst (APD) binnen 30 minuten ter plaatse
   
2. Het handhaven van de openbare orde en de rechtsorde1) Aantal misdrijfverbalen1 2) Percentage proces-verbaal (pv) «lik-op-stuk» 3) Aantal uitgevoerde middelgrote/grote rechercheonderzoeken 4) Percentage technisch sepot 5) Gemiddelde doorlooptijd tussen plegen van het feit en sluiting van het pv 6) Gemiddelde doorlooptijd tussen het laatste verhoor en het sluiten van het pv 7) Gemiddelde doorlooptijd tussen het sluiten van het pv en het inzenden naar het OM1) 1 500 2) 50% 3) 9 4) 5% 5) 60 dagen 6) 30 dagen 7) 20 dagen

1 Dit betreft de normering van het Arrondissementsparket Arnhem.

IV. Taakveld Politietaken Burgerluchtvaartterreinen

Het taakveld politietaak burgerluchtvaartterreinen omvat de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde, de handhaving van de openbare orde en hulpverlening. De strafrechtelijke handhaving vindt plaats onder het gezag van het Openbaar Ministerie en richt zich zowel op de uitvoering van de basis politiezorg als op de recherche.

ActiviteitenPrestatie-indicatorenNormering/streefwaarde
1. De zogenoemde beschikbaarheid en bereikbaarheidfunctie ten behoeve van noodhulpResponstijdenSchiphol: In minimaal 90% van de prio 1 meldingen in de Terminal en op Schiphol Centrum is de APD binnen 5 minuten ter plaatse (op Schiphol Oost binnen 8 minuten). In 90% van de prio 2 meldingen is de APD binnen 10 minuten ter plaatse Overige luchthavens: In minimaal 90% van de meldingen is de Kmar binnen 30 minuten ter plaatse
   
2. Het handhaven van de openbare orde en de rechtsorde (Schiphol)1) Aantal 100% controles op risicovluchten 2) Aantal drugskoeriers (invoer) 3) Aantal drugskoeriers (uitvoer) 4) Aantal uitgevoerde middelgrote/grote rechercheonderzoeken1) Zodanig aantal dat de invoer wordt ontmoedigd 2) Geen 3) Geen 4) Geen

V. Taakveld Assistentieverlening, Samenwerking en Bijstand

De Koninklijke marechaussee kan op diverse manieren bijstand en assistentie verlenen aan, dan wel samenwerken met, de politie. Hierbij zijn raakvlakken met de andere taakvelden. De inzet kan een (semi) permanent karakter hebben, maar kan ook incidenteel en tijdelijk zijn. De inzet kan bestaan uit het leveren van capaciteit op het gebied van recherche (inclusief AOE en OT), persoons- en objectbeveiliging en eenheden voor de inzet bij grootschalig en bijzonder politieoptreden. Ook de samenwerking met de politie in het kader van de reguliere taakuitvoering op basis van een convenant valt binnen dit taakveld.

ActiviteitenPrestatie-indicatorenNormering/streefwaarde
1. Het operationeel gereed stellen en inzetten van ME-eenheden, pantserwagenpelotons en de BBE-K1) Inzetbaarheid van 8,5 ME-eenheden1 2) Inzetbaarheid van 4 pantserwagen- pelotons 3) Inzetbaarheid van de bijstandseenheid8,5 inzetbare ME-pelotons 4 pantserwagenpelotons 1 bijstandseenheid BBE-K

1 In de Bestuursraad is afgesproken dat deze norm wordt gevalideerd door het ministerie van BZK

Investeringen

De financieel omvangrijke investeringsprojecten worden hieronder vermeld. De overige investeringen betreffen kleine projecten, bedrijfsmatige investeringen en vervangingsinvesteringen.

Project «C2000 Landelijke Roll-out Defensie»

 
DoelstellingHet implementeren en invoeren van C2000 communicatieapparatuur voor de KMar en voor KM-, KL- en KLu-eenheden met taken op het gebied van de openbare orde en veiligheid. Tevens omvat het project de verzorging van opleidingen van eindgebruikers en de inrichting van een beheersorganisatie.
Projectomvang€ 10,1 miljoen
 Realisatie 2003Verwachting 2004Begroting 20052006200720082009
Activiteiten       
Financiële gevolgen       
        
Verplichtingen (x € 1 000)1 0507 7371 263 
Uitgaven (x € 1 000)8326 3222 897    

Het Project «C2000 Landelijke Roll-out Defensie» is vertraagd door enkele onvoorziene technische problemen. De ingebruikname en operationalisering van het netwerk C2000 zal gefaseerd plaatsvinden, maar is zes maanden vertraagd. Onder leiding van het Korps Landelijke Politie Diensten is een raamovereenkomst gesloten. Op basis van deze raamovereenkomst zal de Koninklijke marechaussee in de loop van 2004 nadere overeenkomsten voor het verwerven van randapparatuur sluiten. De Koninklijke marechaussee opereert hierin als single service manager voor de Koninklijke landmacht, de Koninklijke marine en de Koninklijke luchtmacht. Volledige operationalisering van het netwerk is voorzien begin 2005, conform de intentieverklaring van de opdrachtgevende departementen met de OOV (Openbare Orde en Veiligheid) partners. De (financiële) afronding van het project is voorzien medio 2005.

Project «Nieuwbouw District Noord-Holland/Utrecht»

 
DoelstellingNieuwbouw op het terrein van de Marinekazerne in Amsterdam
Projectomvang€ 11,9 miljoen
 Realisatie 2003Verwachting 2004Begroting 20052006200720082009
Activiteiten       
Financiële gevolgen       
        
Verplichtingen (x € 1 000)261 5358 317 
Uitgaven (x € 1 000)2341 1123 5006 223740  

Het project «nieuwbouw op het terrein van de Marinekazerne in Amsterdam» is in de afgelopen periode onderwerp van besluitvorming geweest. Zowel ten aanzien van de toekomst van de Marinekazerne te Amsterdam, de beoogde bouwlocatie, als voor wat betreft de kostenontwikkeling is duidelijkheid verkregen. Het project wordt voortgezet en de opdracht voor het uitwerken van het definitief ontwerp is verstrekt. De totale projectkosten worden geraamd op € 11,85 miljoen en oplevering van de nieuwbouw wordt in het voorjaar van 2007 voorzien.

Project «Infrastructuur Schiphol»

 
DoelstellingNieuwbouw ten behoeve van het District Schiphol
Projectomvang€ 110,7 miljoen
 Realisatie 2003Verwachting 2004Begroting 20052006200720082009
Activiteiten       
Financiële gevolgen       
        
Verplichtingen (x € 1 000)22 20010 70069 200 
Uitgaven (x € 1 000)21 9004 30021 10035 90026 700  

Op de luchthaven Schiphol wordt voor het District Schiphol van de Koninklijke marechaussee een nieuw complex gerealiseerd teneinde de bestaande – gehuurde en verspreid liggende – accommodatie te vervangen en de uitbreiding van de formatie op te vangen. Het betreft kantooraccommodatie, legering en sport- en schietfaciliteiten.

De uitwerking van de bestekken zal evenals de aanbesteding en gunning en de uitvoering van de bouwwerkzaamheden gefaseerd plaatsvinden. De oplevering van de nieuwbouw staat gepland voor het eerste kwartaal 2007.

Slechts een deel van de investeringsuitgaven komt direct ten laste van dit beleidsartikel. Het project wordt gerealiseerd door de baten-lastendienst DGW&T, die ook het overgrote deel van de financiering voor haar rekening neemt.

Project «Infrastructuur OCKMar»

 
DoelstellingNieuwbouw voor het Opleidingscentrum Kmar op het Kamp Nieuw Milligen
Projectomvang€ 138,0 miljoen
 Realisatie 2003Verwachting 2004Begroting 20052006200720082009
Activiteiten DMP-A     
Financiële gevolgen       
        
Verplichtingen (x € 1 000)6002 40057 700 
Uitgaven (x € 1 000)1008009 80072 00043 00012 300 

De behoefte aan initiële, loopbaan- en functieopleidingen voor de Koninklijke marechaussee is de laatste jaren sterk toegenomen als gevolg van de intensivering en uitbreiding van taken en de hieraan gekoppelde uitbreiding van formatie. De huidige huisvesting van het OCKMar te Apeldoorn is te klein geworden en verouderd. Om de huisvesting van het OCKMar weer op niveau te brengen is in 2000 een project opgestart, gericht op de aanpassing en uitbreiding van de huisvesting te Apeldoorn. Gelet op de ontwikkeling van de kosten voor dit project, de beperkte ruimtelijke mogelijkheden te Apeldoorn en de wens om het aantal defensiecomplexen terug te dringen is dit project in het najaar van 2002 stopgezet en is een nieuw project opgestart gericht op de realisatie van een nieuw OCKMar op het Kamp Nieuw Milligen. Met dit project krijgt de Koninklijke marechaussee de beschikking over een nieuw opleidingscentrum dat aan de modernste eisen voldoet. Het betreft de nieuwbouw van legeringsaccommodatie, een keuken-, eetzaal- en kantinecomplex, lesfaciliteiten, sport- en schietfaciliteiten en kantooraccommodatie voor het OCKMar. Bij dit project wordt ook de herhuisvesting van de operationele eenheid 103 EskadronKMar (103 Esk KMar) betrokken.

De oplevering van de nieuwbouw is voorzien in 2008.

Slechts een deel van de investeringsuitgaven komt direct ten laste van dit beleidsartikel. Het project wordt gerealiseerd door de baten-lastendienst DGW&T, die ook het overgrote deel van de financiering voor haar rekening neemt.

Project «Veldtenue KMar (VT Blauw)»

 
Doelstelling 
Projectomvang€ 8,5 miljoen
 Realisatie 2003Verwachting 2004Begroting 20052006200720082009
Activiteiten       
Financiële gevolgen       
        
Verplichtingen (x € 1 000)2003002 700 
Uitgaven (x € 1 000) 2 4004 8001 300   

Het project «VT Blauw» is gericht op het verbeteren van de veiligheid en het draagcomfort van de kleding. In 2004 wordt een beproevingstraject doorlopen waarna de instroom van het nieuwe tenue in de loop van 2005 plaatsvindt.

Ontvangsten

De ontvangsten van de Koninklijke marechaussee bedragen in totaal € 8,0 miljoen en hebben betrekking op:

• verhaalde salaris- en ziektekosten bij ongevallen;

• inhoudingen wegens het verstrekken van kleding, voeding en huisvesting;

• verrekeningen met derden in verband met dienstverlening.

Indien de ontvangsten het gevolg zijn van het in rekening brengen van gemaakte kosten voor het verlenen van diensten of goederen aan andere defensieonderdelen of baten-lastendiensten van Defensie, dan worden additionele uitgaven gehanteerd.

Indien ontvangsten het gevolg zijn van het in rekening brengen van gemaakte kosten voor het verlenen van diensten en goederen aan andere ministeries of derden, dan worden respectievelijk integrale kosten en marktconforme prijzen gehanteerd.

Budgetflexibiliteit

De budgetflexibiliteit voor dit beleidsartikel is in onderstaande tabel weergegeven:

Bedragen x € 1 000
Omschrijving 2005 2006 2007 2008 2009
Totaal geraamde kasuitgaven 345 179 346 698 351 083 351 402 339 995
Waarvan apparaatsuitgaven 53 105 54 445 53 807 52 248 52 636
Dus programmauitgaven (inclusief investeringen) 292 074 292 253 297 276 299 154 287 359
Waarvan juridisch verplicht58%170 71357%164 58553%155 62749%147 04850%142 993
Waarvan complementair noodzakelijk28%81 53028%82 42827%80 51625%74 63226%74 410
Resterende plannen14%39 83115%45 24020%61 13326%77 47424%69 956
Totaal100%292 074100%292 253100%297 276100%299 154100%287 359
kst-29800-X-2-9.gif

Beleidsartikel 09. Uitvoeren crisisbeheersingsoperaties

Algemene beleidsdoelstelling

Nederland draagt onverminderd bij aan de handhaving en bevordering van de internationale rechtsorde. Nederland voert daartoe een actief veiligheidsbeleid, dat zich niet beperkt tot de bescherming van de integriteit van het eigen en bondgenootschappelijk grondgebied. Nederland levert een bijdrage aan vrede, veiligheid en stabiliteit, zowel in Europa als daarbuiten, door middel van conflictpreventie, crisisbeheersing en vredesopbouw. Deelneming aan crisisbeheersingsoperaties maakt daar deel van uit.

Nader geoperationaliseerde doelstellingen

De krijgsmacht is in staat tot het leveren van een kwalitatief en technologisch hoogwaardige militaire bijdrage aan internationale operaties in alle delen van het geweldsspectrum en alle fasen van een operatie. Het gaat hierbij in het bijzonder om de volgende militaire bijdragen:

• een bijdrage voor zowel het ambitieniveau van de Europese Unie – het vermogen om binnen zestig dagen een troepenmacht van 50 000 tot 60 000 militairen te kunnen ontplooien – als het ambitieniveau van de Navo om gelijktijdig drie grote crisisbeheersingsoperaties op legerkorpsniveau in het gehele geweldsspectrum uit te kunnen voeren, waaronder de beginfase van een crisisbeheersingsoperatie gericht op het zonodig gewapenderhand verkrijgen van toegang tot een gebied. In verband hiermee moet de krijgsmacht als geheel tevens een bijdrage kunnen leveren aan de NATO Response Force;

• deelneming voor maximaal een jaar aan een operatie in het hogere deel van het geweldsspectrum met één op de missie toegesneden brigade (taakgroep) van landstrijdkrachten, twee squadrons met elk achttien jachtvliegtuigen, een maritieme taakgroep met maximaal vijf fregatten of een combinatie hiervan. Afhankelijk van de missie en van de bijdragen van andere landen worden de Nederlandse bijdragen samengesteld. Bij deelneming aan een vredesafdwingende operatie kan het noodzakelijk zijn ook eenheden in te zetten die in het kader van crisisbeheersingsoperaties elders zijn ontplooid;

• deelneming aan maximaal drie operaties in het lagere deel van het geweldsspectrum met bijdragen van bataljonsgrootte of, bij zee- en luchtoperaties, equivalenten daarvan;

• het optreden als «lead nation» op het niveau van een brigade of, bij zee- en luchtoperaties, het equivalent daarvan alsmede gezamenlijk met andere landen op legerkorpsniveau.

Voor de uitvoering van deze doelstellingen put Defensie uit de beschikbare eenheden van de krijgsmachtdelen. De voor inzet gerede militaire eenheden zijn geschikt voor wereldwijde inzet en voldoen aan de criteria die bij crisisbeheersingsoperaties zijn gesteld. De belangrijkste criteria die aan gereedstelling van de operationele eenheden worden gesteld, zijn:

• het kunnen optreden onder uiteenlopende geografische en klimatologische omstandigheden;

• het tijdig kunnen optreden met de juiste middelen, inclusief logistieke ondersteuning tijdens ontplooiing en inzet;

• het kunnen optreden met andere krijgsmachtdelen (joint) en andere krijgsmachten (combined).

De doelstellingen van de missies en daaraan gerelateerde activiteiten

Bijdrage aan snelle reactiemachten

De regeringsleiders van de Navo-lidstaten hebben tijdens de Top van Praag in november 2002 ingestemd met de oprichting van de NATO Response Force (NRF). De NRF heeft in haar uiteindelijke samenstelling een omvang van ongeveer 20 000 militairen en kan binnen korte tijd (uiterlijk dertig dagen) worden ingezet voor bondgenootschappelijke verdedigingstaken, in de beginfase van crisisbeheersingsoperaties of bij een onverwachte escalatie van een conflict. De vulling van deze strijdmacht geschiedt op basis van een roulatiemechanisme, waarin landen voor een periode van zes maanden eenheden beschikbaar stellen. In het daaraan voorafgaande half jaar worden de desbetreffende eenheden getraind en gecertificeerd. De NRF is niet alleen een snelle en kwalitatief hoogwaardige reactiemacht, maar moet tevens de modernisering van vooral de Europese Navo-strijdkrachten bevorderen. Ook Nederland levert een kwalitatief hoogwaardige bijdrage aan de NRF. Het herziene ambitieniveau zoals vastgelegd in de begroting 2004 bepaalt onder meer dat de krijgsmacht als geheel tot een dergelijke bijdrage in staat moet zijn. De NRF bereikt in oktober 2004 de initiële operationele status. De onderwerpen doctrine, organisatie, training, certificatieprocedures, commandovoering en ondersteuning worden inmiddels verder uitgewerkt, geoefend en getest. Uiterlijk in 2006 zal de NRF over zijn volledige operationele capaciteit moeten beschikken.

Over het aanbod aan de NRF roulatie 4, die medio januari 2005 aanvangt, is de Tweede Kamer reeds separaat geïnformeerd (Kamerstuk 28 676, nr. 9). Het proces van force generation voor de NRF roulaties 5 (juli '05–jan '06) en 6 (jan–juli '06) is inmiddels gestart. De definitieve Nederlandse bijdrage hieraan staat nog niet vast. De Koninklijke landmacht zal naar verwachting niet substantieel bijdragen aan de roulaties 5 en 6. De bijdrage van de Koninklijke marine en de Koninklijke luchtmacht zal vermoedelijk bestaan uit een fregat, een mijnenjager, een amfibische component, 12 F-16's en een Patriot-eenheid.

EU Rapid Response

In het kader van de Helsinki Headline Goal wordt in EU-verband het Rapid Response concept uitgewerkt. De Europese Unie en de Navo streven in dit kader beide een gelijksoortige doelstelling na, maar er zijn ook duidelijke verschillen. De NRF zal zich meer richten op snelle inzet binnen het hele geweldsspectrum (met inbegrip van artikel 5 operaties en vredesafdwinging), terwijl de EU Rapid Response capaciteit zich in het kader van de EVDB-taken, wat betreft de snelle inzet, vooral zal richten op evacuatieoperaties, humanitaire ondersteuning alsmede, in het geval van kleinere crises, op initial entry-operaties en conflictpreventie. De NRF is een gezamenlijk getrainde eenheid, terwijl het EU Rapid Response-concept vooralsnog uitgaat van een aantal coherente militaire formaties waarop indien nodig een beroep kan worden gedaan.

Deze battlegroups worden geformeerd op het niveau van «bataljon plus». Zij bestaan elk uit ongeveer 1 500 militairen inclusief gevechtssteun, logistiek en (strategische) transportcapaciteit, zijn in staat om gedurende 30 tot 120 dagen te opereren en kennen een inzetgereedheid van 15 dagen of minder. Inzet geschiedt in eerste instantie in het kader van autonome EU-operaties (dus zonder Navo-middelen) op verzoek van de VN, al behoren ook operaties op basis van de «Berlijn Plus» arrangementen tot de mogelijkheden. De huidige opzet van het initiatief voorziet in zeven tot negen battlegroups, die medio 2007 volledig operationeel moeten zijn.

De basis voor het genereren van de battlegroups ligt in de initiatieven die de EU-lidstaten zelf ontplooien om snel inzetbare eenheden voor een bepaalde periode ter beschikking te stellen. Het militair comité van de EU (EUMC) zal dit proces coördineren en in de tijd vastleggen. Dit moet de permanente beschikbaarheid van voldoende battlegroups garanderen, maar biedt tegelijkertijd voldoende flexibiliteit en ruimte voor de EU-lidstaten die eenheden aanbieden.

DEELNEMING CRISISBEHEERSINGSOPERATIES

De internationale veiligheidssituatie blijft onvoorspelbaar. Nederlandse deelneming aan crisisbeheersingsoperaties kan derhalve niet op voorhand worden gepland. In 2003 heeft Defensie bijgedragen aan 16 verschillende operaties en missies. Naar verwachting draagt Nederland in 2004 bij aan een vergelijkbaar aantal operaties en missies.

MISSIES IN EUROPA

SFOR

Begin december 2003 besloot de Navo de SFOR-troepenmacht van 12 000 militairen terug te brengen tot 7 000 in 2004. In de nieuwe opzet van SFOR, de zogenaamde deterrent presence, zullen de Navo-eenheden een actieve bijdrage blijven leveren aan de veiligheidssituatie in Bosnië-Herzegovina. Meer nadruk wordt gelegd op het verzamelen van inlichtingen en het stimuleren van de Bosnische autoriteiten om de eigen verantwoordelijkheid te nemen.

De Multinationale Brigade Noord West is met ingang van 1 juni 2004 overgegaan in de «Multinationale Task Force Noord West (MNTF NW)». Naast Nederland nemen Canada en het Verenigd Koninkrijk op gelijke voet aan MNTF NW deel. De drie bataljons van de voormalige brigade zijn gereorganiseerd tot één bataljon onder Britse leiding. Daarnaast beschikt de task force over een verkenningscompagnie en een eenheid voor het vergaren van operationele inlichtingen.

In de nieuwe opzet van de MNTF is de Nederlandse militaire bijdrage teruggebracht tot ongeveer 500 militairen. De Nederlandse bijdrage bestaat uit twee LOT-sectorteams van achttien personen en vier LOT-teams van acht personen. Daarnaast levert Nederland ten behoeve van de MNTF-commandant een compagnie in het Britse bataljon, een aantal militairen in de eenheid die specifieke inlichtingen vergaart, personeel in de hoofdkwartieren van respectievelijk SFOR in Sarajevo en de MNTF in Banja Luka, een verbindingsgroep, een detachement van de Koninklijke marechaussee voor de multinationale politie-eenheid in de task force, medische capaciteiten en een nationaal support element. In het voormalig Nederlands vak zijn als gevolg van deze wijzigingen de bases in Novi Travnik, Suica, Jaice en Split ontmanteld.

De Navo heeft tijdens de Top in Istanbul besloten de stationering van SFOR eind 2004 te beëindigen. De Europese Unie heeft daarop besloten de internationale veiligheidspresentie op zich te willen nemen (EUFOR). Een EVDB-missie, gebruikmakend van Navo-middelen en capaciteiten, zal worden gecombineerd met een klein Navo-hoofdkwartier gericht op advisering van de Bosnische autoriteiten in het kader van het Partnerschap voor Vrede (PVV). Daarnaast zal de Navo een rol spelen bij het bestrijden van terrorisme, opsporen en aanhouden van oorlogsmisdadigers en mogelijk het inzetten van de strategische reserve ten behoeve van EUFOR. De EU-geleide veiligheidspresentie zal ook over een civiel instrumentarium beschikken waaronder een politie-element. Voor de EUPM en EUMM geldt dat een heroverweging van de missies wellicht noodzakelijk is in het licht van de nieuwe EU-geleide veiligheidspresentie. Hoewel nog geen besluit is genomen over de mogelijke bijdrage van Nederland aan de militaire missie van de EU (EUFOR), wordt planmatig rekening gehouden met een bijdrage die initieel globaal dezelfde sterkte heeft als de huidige Nederlandse bijdrage aan SFOR. Besluitvorming hierover moet nog plaatsvinden. Zodra de regering een besluit genomen heeft, zal het parlement overeenkomstig artikel 100 Grondwet en het Toetsingskader 2001 worden geïnformeerd. Als ramingskengetal worden in onderstaande tabel de genoemde aantallen onder Begroting 2005 gehanteerd.

Missie Periode NL deelnemingBijdrageMeeteenheidRealisatie 2003Vermoedelijke uitkomst 2004Begroting 2005
SFORVanaf '95Gem. BezettingPersoneelsaantal1 019627452
  HQ SFORMensinzetdagen114 05013 50513 505
  HQ MND NW/MNTF NWMensinzetdagen15 69013 14012 045
  Div Sup GrpMensinzetdagen3 6501 2000
  ContigentsCdoMensinzetdagen7 3005 4755 475
  Mech BataljonMensinzetdagen198 56065 2800
  Inf coyMensinzetdagen028 80043 800
  Stafwacht pelMensinzetdagen5 4751 8000
  POD PelotonMensinzetdagen5 4701 8000
  Nat SupportMensinzetdagen67 55052 20045 625
  EOV DetMensinzetdagen5482400
  Verbindings CieMensinzetdagen17 1555 6400
  GNK DetMensinzetdagen5 7506 0006 205
  SupportSqnMensinzetdagen5 7501 9200
  KMar detMensinzetdagen8 0305 0403 650
  Heli detMensinzetdagen9 8553 2400
  MOSTMensinzetdagen018 00027 375
  ISRMensinzetdagen04 8007 300
  TransportheliVlieguren1 2904000
  LuchttransportVlieguren912700512

1 Onder mensinzetdagen wordt het aantal militairen x kalenderdagen verstaan.

Kleinere missies

European Union Police Misson (EUPM)

Na beëindiging van de missie van United Nations International Police Task Force (UNIPTF) is op 1 januari 2003 de EUPM van start gegaan. Doel van de EUPM is het begeleiden van het Bosnische midden- en hogere politiekader in de uitoefening van politietaken naar Europees model. De EUPM heeft geen executieve taken meer zoals UNIPTF en verricht haar taken ongewapend. De Nederlandse bijdrage bestaat uit 21 militairen van de Koninklijke marechaussee en 11 civiele politieagenten.

PROXIMA

Op verzoek van de regering van de Former Yugoslav Republic of Macedonia (FYROM) is de EU militaire missie Condordia op 15 december 2003 opgevolgd door een EU-politiemissie genaamd Proxima. Proxima heeft tot doel bij te dragen aan de implementatie van de Ohrid Framework Agreement en de Stabilisatie- en Associatie Overeenkomst (SAO), alsmede de Macedonische autoriteiten te helpen bij de vormgeving van een rechtvaardig, efficiënt en multi-etnisch politiekorps. Ook Proxima heeft geen executieve taken en verricht haar taken ongewapend. De Nederlandse bijdrage bestaat uit zes militairen van de Koninklijke marechaussee en zeven civiele politieagenten.

Navo-missie «FYROM»

Nederland levert een militair adviseur en een assistent aan de Navo-ambassadeur te Skopje en een militair bij het Navo-hoofdkwartier te Skopje.

KFOR

Nederland levert op dit moment geen operationele eenheden. Wel worden Nederlandse militairen van verschillende krijgsmachtdelen die geplaatst zijn bij Navo-hoofdkwartieren, in een enkel geval uitgezonden naar het KFOR-hoofdkwartier in Pristina.

Bosnia-Herzogovina Mine Action Centre (BHMAC)

In 2002 is het Federation Mine Action Centre (FEDMAC) opgegaan in het Bosnia-Herzogovina Mine Action Centre. Het BHMAC coördineert en inventariseert de informatie over en de ruiming van de talrijke achtergebleven mijnen en ongesprongen explosieven. Nederland was in deze organisatie vertegenwoordigd met één militaire adviseur op het gebied van bedrijfsvoering. De functie van militaire adviseur is per 9 juli 2004 opgeheven. Nederland levert op dit moment geen militaire bijdrage meer, maar zet de financiële ondersteuning van BHMAC voort.

European Union Monitoring Mission (EUMM)

De EUMM is sinds 1991 belast met het toezicht op de militaire, politieke, humanitaire en economische ontwikkelingen in de voormalige republiek Joegoslavië. De waarnemers werken onder meer in Albanië, Kosovo, Bosnië-Herzegovina, Kroatië en Macedonië. Nederland draagt met drie militaire en twee civiele (afkomstig van het ministerie van Buitenlandse Zaken) waarnemers bij aan de EUMM.

OVSE Moldavië

De OVSE-missie in Moldavië bestaat uit acht personen uit diverse landen. Het doel van de OVSE-missie in Moldavië is het assisteren bij de totstandkoming van een allesomvattende politieke oplossing voor het conflict tussen Moldavië en Rusland over de terugtrekking van het materiaal van 14e Russische Leger uit Moldavië en het geschil over de status van het gebied Transdnjestrië. Sinds 1993 neemt Nederland deel aan de missie met één officier van de Koninklijke landmacht.

OVSE Macedonië

De missie heeft tot doel het monitoren van de ontwikkelingen langs de grens tussen Macedonië en Servië (Kosovo) en de ontwikkelingen in andere gebieden die risico lopen betrokken te raken bij het conflict in voormalig Joegoslavië (Kosovo). Onderdeel van de Spillover Monitor Mission is de OSCE Police Development Unit (PDU). Doel van de PDU is het trainen van 1000 nieuwe politieagenten. Nederland neemt deel aan de missie met één kolonel van de Koninklijke marechaussee.

Bosnia Kosovo Air Component (BKAC)

Nederland neemt deel aan de BKAC, de missie van de Navo-luchtstrijdkrachten ter ondersteuning van de militaire grondoperaties in de Balkan. De Koninklijke luchtmacht houdt vier F-16's, een KDC-10 tanker/transportvliegtuig en een Fokker 60 in de «Medevac»-uitvoering (medische evacuaties) in Nederland paraat voor inzet op de Balkan. Nederland assisteerde tevens diverse malen met een korte inzet van een P-3C Orion maritiem patrouillevliegtuig bij het toezicht op de naleving van het bestand in Kosovo (VN-resolutie 1244).

Missie Periode NL deelnemingBijdrageMeeteenheidRealisatie 2003Vermoedelijke uitkomst 2004Begroting 2005
EUPMVanaf '03Gem. bezettingPersoneelsaantal212121
PROXIMAVanaf dec '03Gem. bezettingPersoneelsaantal66
NAVO FYROMVanaf 03Gem. bezettingPersoneelsaantal333
KFOR'99Gem. bezettingPersoneelsaantal666
BHMACVanaf juni '98Gem. bezettingPersoneelsaantal110
OVSE MacedonieVanaf okt '01Gem. bezettingPersoneelsaantal111
EUMMVanaf '96Gem. bezettingPersoneelsaantal333
OVSE MoldavieVanaf '93Gem. bezettingPersoneelsaantal111
BKACVanaf '95Gem. bezettingPersoneelsaantal333
  P-3C OrionVlieguren198100 

MIDDEN-OOSTEN

Stabilisation Force Iraq (SFIR)

Op 6 juni 2003 besloot het kabinet tot een militaire bijdrage aan de multinationale troepenmacht in Irak. Op 11 juni 2004 is besloten de bijdrage voor de tweede keer te verlengen, ditmaal met acht maanden. De Nederlandse troepen zullen bij gevolg tot maart 2005 in Irak blijven. De bijdrage bestaat uit een bataljon met ondersteunende eenheden (ongeveer 1350 militairen). Ter ondersteuning van het bataljon zijn helikopters, genieconstructietroepen, Koninklijke marechaussee, logistieke ondersteuning en een veldhospitaal toegevoegd. Het Nederlandse contingent valt onder operationeel bevel van de door de Britten geleide «Multinationale Divisie South-East». Het gebied onder Nederlandse verantwoordelijkheid omvat de provincie al-Muthanna. De opdracht van het Nederlandse contingent luidt: «Assisteren in de wederopbouw van Irak door het creëren van een veilige en stabiele omgeving». De taken van het Nederlandse contingent zijn gericht op ondersteuning bij de wederopbouw van het land door bij te dragen aan de orde en veiligheid alsmede de uitvoering van kleinschalige Cimic-projecten. Nederland levert een aantal stafofficieren voor verschillende hoofdkwartieren in Irak, te weten: de Multinationale Divisie South-East te Basrah, de door Polen geleide Multinationale Divisie South-Central te Babylon en het hoofdkwartier van de coalitietroepen te Bagdad. In de maanden februari en maart 2004 is SFIR versterkt met 101 militairen voor de uitbreiding van de opleidingscapaciteit van Irakese veiligheidstroepen en om de Nederlandse commandant de beschikking te geven over capaciteit op het gebied van Crowd and Riot Control. Bij de rotatie afgelopen juli is slechts een deel van dit personeel vervangen. In mei is het detachement versterkt met zes Apache-helikopters waarvan vier operationeel inzetbaar zijn, plus twee toestellen als reserve. Bij het besluit tot verlenging op 11 juni is vooralsnog rekening gehouden met een inzet van de Apache-helikopters tot aan het einde van het jaar. Als de omstandigheden het toelaten, zullen zij worden teruggetrokken.

Missie Periode NL deelnemingBijdrageMeeteenheidRealisatie 2003Vermoedelijke uitkomst 2004Begroting 2005
SFIRJul '03–mrt '05Gem. bezettingPersoneelsaantal1 1001 1001 160
  Inf bataljonMensinzetdagen115 428260 00065 000
  KMar PelMensinzetdagen4 36810 0002 500
  ContigentscdoMensinzetdagen3 1927 0001 750
  KMar DetMensinzetdagen2 1925 0001 250
  TransportheliMensinzetdagen13 944320008 000
  TransportheliVlieguren 495800200
  Constructie CompagnieMensinzetdagen7 9000 
  Nat. SupportMensinzetdagen28 39265 00016 250
  Medisch teamMensinzetdagen7 39220 0005 000
  Liaison OffMensinzetdagen7 56020 0005 000

UN World Food Programme Iraq

Op verzoek van de VN heeft Nederland voor een periode van zes maanden (1 februari tot 1 augustus 2004) een F-60 transportvliegtuig aan het UN World Food Programme geleverd. De F-60 werd ingezet voor het vervoer van hulpverleners, vooral VN-personeel, en hulpgoederen tussen Jordanië en de verschillende steden in Irak.

Missie Periode NL deelnemingBijdrageMeeteenheidRealisatie 2003Vermoedelijke uitkomst 2004Begroting 2005
UNWFP IRAKFeb–aug '04Gem. bezettingPersoneelsaantal20
   Vlieguren200 

UN Truce Supervision Organisation (UNTSO)

In de UNTSO houden militaire waarnemers toezicht op de bestandslijnen tussen Israël en haar buurlanden. Zolang er nog geen definitieve oplossing bestaat omtrent de omstreden (grens)gebieden blijft de aanwezigheid van UNTSO noodzakelijk. Aan UNTSO nemen momenteel 13 Nederlandse militairen deel.

Missie Periode NL deelnemingBijdrageMeeteenheidRealisatie 2003Vermoedelijke uitkomst 2004Begroting 2005
UNTSOVanaf '56Gem. bezettingPersoneelsaantal131211

AFGHANISTAN

International Security Assistance Force (ISAF)

ISAF staat sinds augustus 2003 onder leiding van de Navo. Ongeveer dertig Nederlandse militairen in Navo-dienst maken deel uit van het ISAF-hoofdkwartier. Voorts heeft Nederland ten behoeve van de ondersteuning van ISAF zijn bijdrage voortgezet aan het Multinational Movement Coördination Centre (MNMCC) te Eindhoven, dat onder de naam Allied Movement Coördination Centre (AMCC) op de vliegbasis Eindhoven gesitueerd blijft.

Op 13 oktober 2003 heeft de VN-Veiligheidsraad met resolutie 1510 het mandaat van ISAF verruimd, waardoor optreden in geheel Afghanistan mogelijk wordt. De Navo heeft in dat kader op 31 december 2003 het Provincial Reconstruction Team (PRT) te Kunduz onder bevel genomen met Duitsland als «lead nation.» Daarbij werden de vier noordoostelijke provincies aan het ISAF-verantwoordelijkheidsgebied toegevoegd.

Om verdere uitbreiding van het verantwoordelijkheidsgebied van ISAF mogelijk te maken waren bijdragen door lidstaten met aanvullende middelen noodzakelijk. Op verzoek van de toenmalige Secretaris-Generaal van de Navo, Lord Robertson, is op 2 december 2003 een onderzoek gestart naar de deelneming aan ISAF met Apache-gevechtshelikopters. Op 30 januari 2004 heeft het kabinet ingestemd met een bijdrage aan ISAF van vier Apache-gevechtshelikopters, plus twee toestellen als operationele en technische reserve voor de duur van zes maanden. Op 30 maart zijn de Apache-gevechtshelikopters onder bevel gesteld van de commandant van ISAF.

Provincial Reconstruction Team (PRT) in Afghanistan

Op 1 juli 2004 werden de vijf noordelijke provincies aan het ISAF-verantwoordelijkheidsgebied toegevoegd. In een later stadium zullen, zodra de omstandigheden dat toelaten, gefaseerd de overige provincies van Afghanistan volgen. De vestiging van nieuwe PRT's of de overneming van bestaande PRT's vormen de concrete uitwerking van deze gefaseerde uitbreiding.

In maart 2004 heeft Nederland een eerste oriëntatiemissie in Afghanistan uitgevoerd in het kader van een onderzoek naar de wenselijkheid en mogelijkheid van een bijdrage aan een PRT. Naar aanleiding van de uitkomsten van dit onderzoek heeft de regering op 28 juni 2004 besloten de leiding te nemen van een PRT in de Afghaanse provincie Baghlan. Het PRT komt onder commando van de internationale troepenmacht ISAF. De Tweede Kamer heeft op 5 juli 2004 ingestemd met het zenden van het PRT naar Baghlan.

Met dit besluit is de inzet van 120 tot 150 Nederlandse militairen gemoeid. Het merendeel is afkomstig van de Groep Geleide Wapens van de luchtmachtbasis De Peel. De groep wordt aangevuld met een aantal militairen van andere krijgsmachtdelen. De Nederlandse bijdrage geldt vooralsnog voor een periode van één jaar. Vanwege de voorziene langjarige behoefte aan PRT`s is het voorstelbaar dat de Nederlandse bijdrage zal worden verlengd. Een dergelijke verlenging vergt separate besluitvorming.

Het PRT heeft tot taak de Afghaanse overheid te assisteren bij het vergroten van de stabiliteit, om daarmee de Afghaanse centrale regering in staat te stellen haar gezag in de provincie te vergroten en wederopbouwactiviteiten van de Afghaanse regering of andere actoren mogelijk te maken. Het PRT valt onder commando van ISAF en kan voor logistieke en medische ondersteuning een beroep doen op de voorzieningen van deze veilligheidsmacht. Voor hulp in noodsituaties kan het PRT rekenen op ondersteuning door ISAF, in de vorm van onder meer een snelle reactiemacht.

Missie Periode NL deelnemingBijdrageMeeteenheidRealisatie 2003Vermoedelijke uitkomst 2004Begroting 2005
ISAFVanaf jan '02Gem. bezettingPersoneelsaantal65716025
  HQ ISAFMensinzetdagen31 3209 1259 125
  Inf CompagnieMensinzetdagen34 310
  MOR & MOGOSMensinzetdagen9 307
  Logistiek PelotonMensinzetdagen10 950
  KCTMensinzetdagen8 212
  SNR detachementMensinzetdagen8 342
  Genieconstructie- compagnieMensinzetdagen13 870
  Stafpersoneel KMNBMensinzetdagen3 102
  LuchttransportVlieguren699  
  Helikopter DetachementMensinzetdagen 24 800 
  Vlieguren  1 140 
PRT ISAFSept '04–sept '05 Gemiddelde bezettingPersoneelsaantal 150150
  Groep Geleide wapensMensinzetdagen 15 60035 100
  GenieconstructieMensinzetdagen 1 800 

AFRIKA

United Nations Mission in Liberia (UNMIL)

Na een staakt-het-vuren in juni 2003 en een vredesakkoord tussen de strijdende partijen in Liberia heeft de VN met Veiligheidsraadresolutie 1509 het mandaat van UNMIL vastgesteld. UNMIL is op 1 oktober 2003 van start gegaan en heeft als doel de overgangsregering te ondersteunen bij het creëren van een veilig en stabiel Liberia, het herstel van het staatsgezag en het houden van democratische verkiezingen. De missie is inmiddels beëindigd. Op verzoek van de VN heeft Nederland het amfibisch transportschip, Hr. Ms. Rotterdam, voor de duur van ruim drie maanden ter beschikking gesteld voor de ontplooiing van eenheden en het leveren van medische ondersteuning. Op 28 februari 2004 is de Hr. Ms. Rotterdam teruggekeerd in Nederland.

Missie Periode NL deelnemingBijdrageMeeteenheidRealisatie 2003Vermoedelijke uitkomst 2004Begroting 2005
UNMILVanaf nov '03Gem. bezettingPersoneelsaantal270270
  LPDVaardagen4350
  Maritieme heliVlieguren10823

NB: Aantal vlieguren (exclusief nationaal uitgevoerde vluchten zoals bijvoorbeeld het ophalen van artikelen op internationaal vliegveld) en vaardagen (exclusief heen- en terugvaart) onder VN-vlag.

Budgettaire gevolgen van beleid

De financiële middelen die thans planmatig voor crisisbeheersingsoperaties ter beschikking staan voor de uitvoering van de operationele doelstellingen, zijn in onderstaande tabel opgenomen.

Budgettaire gevolgen beleid beleidsartikel 09 Uitvoeren crisisbeheersingsoperaties (x € 1 000)
 2003200420052006200720082009
Verplichtingen210 661229 157195 000195 000195 000195 000195 000
Uitgaven       
VN-contributies34 32245 00049 50049 50049 50049 50049 500
SFOR/EUFOR60 02040 00038 00038 00038 00038 00038 000
Afghanistan Apaches 15 0002 500    
PRT Afghanistan 5 00011 000    
ISAF/HQ ISAF31 8325 000     
Enduring Freedom31 782      
Stabilisatiemacht Irak36 54268 00034 000    
World Food Programm (F 60) 2 500     
Task Force Fox2 017      
Display Deterrence7 237      
EUPM1 4422 0002 0002 000   
UNMIL8482 100     
Navo PSO/EU-operatie2 3802 9002 9001 9001 9001 9001 900
Overige operaties5 5663 9005 9003 7003 7003 7003 700
Restant voorziening crisisbeheersingsoperaties 37 75749 20099 900101 900101 900101 900
Totaal uitgaven213 988229 157195 000195 000195 000195 000195 000
Ontvangsten       
Totaal ontvangsten8 0011 4071 4071 4071 4071 4071 407

Budgetflexibiliteit

De budgetflexibiliteit wordt in onderstaande tabel weergegeven.

Bedragen x € 1 000
Omschrijving 2005 2006 2007 2008 2009
Totaal geraamde kasuitgaven 195 000 195 000 195 000 195 000 195 000
Waarvan juridisch verplicht26%49 50026%49 50026%49 50026%49 50026%49 500
Waarvan complementair noodzakelijk49%96 30023%45 60022%43 60022%43 60022%43 600
Resterende plannen25%49 20051%99 90052%101 90052%101 90052%101 900
Totaal100%195 000100%195 000100%195 000100%195 000100%195 000
kst-29800-X-2-10.gif

Evaluatieprogrammering

Gebaseerd op de RPE wordt binnen het beleidsartikel Uitvoeren crisisbeheersingsoperaties een ex post beleidsevaluatie uitgevoerd naar de geoperationaliseerde doelstelling «inzetbaarheid bij crisisbeheersingsoperaties» (start onderzoek mei 2005).

Beleidsartikel 10. Civiele Taken

Algemene beleidsdoelstelling

Met de huidige capaciteit voert Defensie ook een aantal niet-specifieke defensietaken uit. Op verzoek en onder gezag van civiele autoriteiten worden militairen en burgerpersoneel ingezet voor civiele taken. Dit betekent het bijdragen aan de handhaving van de openbare orde en veiligheid in het koninkrijk, het leveren van bijstand bij (dreigende) calamiteiten en zware ongevallen en het verlenen van steun in het kader van het algemene belang.

De verplichtingen, uitgaven en ontvangsten voor civiele taken worden op dit beleidsartikel geraamd en verantwoord. Onder civiele taken worden verstaan de activiteiten in het kader van de Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba (KWNA&A), de Kustwacht Nederland (KWNED), de Explosievenopruiming en hulp aan civiele overheden.

Nader geoperationaliseerde doelstellingen

Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba

De doelstelling van de KWNA&A is het leveren van een maritieme bijdrage aan het voorkomen, vaststellen en optreden tegen ongewenst gedrag bij noodsituaties. Dit kan worden omschreven als het beschermen van de gemeenschap tegen aantasting van de rechtsorde en tegen de daaruit voortvloeiende gevaren dan wel bedreigingen voor de veiligheid en voor de persoonlijke levenssfeer.

Kustwacht Nederland

Doelstellingen van de KWNED zijn de bescherming tegen de aantasting van de rechtsorde en de daaruit voortvloeiende gevaren en bedreigingen van de veiligheid en van de persoonlijke levenssfeer alsmede de steunverlening op zee-, kust- en aangewezen binnenwateren bij (dreigende) noodsituaties die het gevolg zijn van ongevallen en rampen.

Explosievenopruiming

De explosievenopruimingsdiensten voorzien in capaciteit voor het opsporen, identificeren en ruimen van explosieven. Het betreft conventionele explosieven, vermoede explosieven en geïmproviseerde explosieven in Nederland, zowel op land als in het water en op zee.

Deze capaciteit kan overal ter wereld ingezet worden in het kader van een bondgenootschap, verdragsorganisatie of een bilaterale overeenkomst. In 2004 is een evaluatieonderzoek gehouden van de doelstellingen van de explosievenopruimingsdiensten.

Hulp aan civiele overheden

Het project «Civiel Militaire Bestuursafspraken» (CMBA) moet uiterlijk in 2005 resulteren in een convenant over de ondersteuning van de civiele autoriteiten en de manier waarop deze wordt verrekend. De samenwerking tussen de krijgsmacht en de civiele autoriteiten wordt beter gestructureerd teneinde effectiever op rampen en zware ongevallen te kunnen reageren.

Budgettaire gevolgen van beleid

De financiële middelen die onder dit beleidsartikel ter beschikking staan voor de realisatie van de nader geoperationaliseerde doelstellingen, zijn in de volgende tabel opgenomen.

Budgettaire gevolgen van het beleid beleidsartikel 10 Civiele taken (x € 1 000)
 2003200420052006200720082009
Verplichtingen32 43826 54535 23420 20320 11520 19720 135
Uitgaven       
Kustwacht Nederlandse Antillen en Aruba10 76010 84621 5716 5716 5716 5716 571
Kustwacht Nederland5 9887 7185 4145 3725 2635 3455 263
Explosievenopruiming8 1167 5568 0928 1038 1248 1248 124
Hulp aan civiele overheden8 144272     
Totaal uitgaven33 00826 39235 07720 04619 95820 04019 958
Ontvangsten       
Totaal ontvangsten6 1061 0721 0721 0721 0721 0721 072

De uitgaven voor de KWNA&A die ten laste van dit beleidsartikel worden gebracht, zijn de uitgaven voor de inzet van defensiemiddelen, meer specifiek: middelen van de Koninklijke marine. De uitgaven voor de inzet van de defensiemiddelen zijn additioneel en worden waar mogelijk geraamd en gerealiseerd met behulp van tarieven. Alle andere uitgaven voor de KWNA&A worden geraamd en gerealiseerd in de begroting van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

De operationele activiteiten met de maritieme patrouillevliegtuigen van de Koninklijke marine worden per 1 januari 2005 beëindigd. Hierdoor vervalt de mogelijkheid om met deze middelen luchtverkenningstaken van de KWNA&A te kunnen uitvoeren. Het is de intentie dat deze taak uiteindelijk wordt overgenomen door een civiele organisatie, waarvoor een aanbestedingstraject is gestart. Het is niet mogelijk gebleken deze civiele capaciteit beschikbaar te hebben per 1 januari 2005. Als interim-oplossing zullen twee F-60's van de Koninklijke luchtmacht worden ingezet voor luchtverkenning ten behoeve van de KWNA&A. In de Ministerraad van 27 februari 2004 is besloten dat de uitgaven voor (alternatieve) luchtverkenningcapaciteit voor de KWNA&A in 2004 en 2005 nog ten laste komen van Defensie en daarna ten laste van het generale beeld worden gebracht.

De budgettaire verantwoording en verantwoordelijkheid zal vanaf 2006 lopen via het Kabinet voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken.

Ook bij de explosievenopruiming lopen de uitgaven van de verschillende eenheden door elkaar met de uitgaven van de defensieonderdelen. De uitgaven voor de explosievenopruiming die ten laste van dit beleidsartikel worden gebracht betreffen alle uitgaven voor het daarbij geplaatst personeel en de direct toerekenbare uitgaven.

Vanwege het onvoorspelbare karakter van hulp aan civiele overheden, worden geen uitgaven geraamd. In voorkomend geval zullen slechts de additionele uitgaven ten laste van dit beleidsartikel worden gebracht.

Activiteiten

Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba (KWNA&A)

De Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba is een civiele organisatie, waarvan de minister van Defensie beheerder is. De Kustwachtcommissie waarin de drie landen van het Koninkrijk vertegenwoordigd zijn, bereidt het beleid voor de Kustwacht voor. De Rijksministerraad stelt de beleidsdocumenten vervolgens vast. De Commandant der Zeemacht in het Caribisch gebied (CZMCARIB) voert als Commandant Kustwacht (CKW) dienstverlenende, toezichthoudende en opsporings-taken uit.

De Kustwacht neemt in het kader van de internationale en regionale maritieme samenwerking deel aan drugsbestrijdingsoperaties.

De KWNA&A voert de onderstaande activiteiten uit:

Toezichthoudende en opsporingstaken:

• algemene politietaken, waaronder het uitvoeren van (internationale) drugsbestrijdingsoperaties;

• grensbewaking;

• douanetoezicht in samenwerking met de douanediensten en politiekorpsen (vreemdelingendiensten) van de Nederlandse Antillen en Aruba;

• toezicht op milieu en visserij;

• toezicht op de scheepvaart, waaronder het verkeer en de uitrusting van schepen.

Dienstverlenende taken:

• hulpverlening en rampenbestrijding, waaronder ook opsporings- en reddingstaken, al dan niet in samenwerking met particuliere, binnenlandse en/of buitenlandse organisaties;

• afwikkeling van nood-, spoed- en veiligheidsverkeer.

De dienstverlenende taken, en met name opsporings- en reddingstaken, krijgen de hoogste prioriteit indien deze zich voordoen. Een indicatie van de omvang van de activiteiten wordt verkregen aan de hand van de cijfers over de voorgaande jaren:

OmschrijvingMeeteenheidRealisatie 2002Realisatie2003
In beslag genomen drugsIn kilo's7 9895 869
Gered of in veiligheid gebrachtPersonen271297
Controle scheepvaartProcessen verbaal3647
MilieuverontreinigingProcessen verbaal65
Illegale visserijProcessen verbaal2928
Illegale immigratieProcessen verbaal74193

Voor de taken stelt de Koninklijke marine, naast functionarissen voor onder meer de bezetting van het Kustwachtcentrum, de volgende vaardagen en vlieguren ter beschikking:

Prestatiegegevens KWNA&AAantalMeeteenheidRealisatie 2003Vermoedelijke uitkomst 2004Raming 2005
Fregat1Vaardagen929291
Maritieme helikopter1Vlieguren280390390
Maritieme patrouillevliegtuigen3Vlieguren1 9501 9002 000*
AS355 helikopter1Vlieguren496500500

* Deze opgave is inclusief 100 vlieguren ten behoeve van CTG 4.4 voor het uitvoeren van «counterdrugs»-operaties onder leiding van de Joint Inter-agency Task Force South (JIATF-S).

Kustwacht Nederland (KWNED)

De KWNED is een samenwerkingsorganisatie van zes departementen (de ministeries van Verkeer en Waterstaat, Defensie, Justitie, Financiën, Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties). De operationele leiding is in handen van de Koninklijke marine. Voor de uitvoering van deze taken worden door de participerende diensten varende en vliegende eenheden ter beschikking gesteld. De Kustwacht beschikt over een kustwachtcentrum in Den Helder. Dit centrum heeft een 24-uurs bezetting en fungeert als centraal meld-, informatie- en coördinatiecentrum. Het is tevens het Nationale Maritieme- en Aëronautische Redding Coördinatie Centrum (RCC).

De beleidsmatige aansturing voor de uitvoering van deze taken geschiedt door het ministerie van Verkeer en Waterstaat wat verkeerstaken betreft en door het ministerie van Justitie wat handhavingstaken betreft.

De KWNED voert de volgende activiteiten uit:

Toezichthoudende en opsporingstaken:

• controle op vangstbeperkende en technische maatregelen die van toepassing zijn op de zeevisserij;

• controle op de naleving van voorschriften voor het scheepvaartverkeer;

• toezicht op de uitrusting van schepen;

• handhaving van milieuvoorschriften;

• controle op de door-, uit- en invoer van goederen;

• weren van ongewenste vreemdelingen.

Dienstverlenende taken:

• permanent afluisteren en afwikkelen van nood-, spoed- en veiligheidsverkeer;

• coördinatie en uitvoering van hulpverlenings- en reddingsacties, al dan niet in samenwerking met de Koninklijke marine en andere particuliere c.q. buitenlandse organisaties;

• bij voorkomende noodzaak zorgdragen voor scheepvaart- en verkeersbegeleidende maatregelen;

• verlenen van hulp.

Een indicatie van de omvang van de activiteiten kan worden verkregen aan de hand van de cijfers over de voorgaande jaren:

OmschrijvingRealisatie 2002Realisatie 2003
Aantal opgevolgde alarmeringen3 0462 911
Aantal maritieme reddingsacties1 4111 395
Aantal aëronautische reddingsacties7357

Voor het uitvoeren van de taken van de KWNED stelt de Koninklijke marine, naast functionarissen voor onder meer de bezetting van het Kustwachtcentrum, de volgende aantallen vaardagen en vlieguren ter beschikking.

Prestatiegegevens KWNEDMeeteenheidRealisatie 2003Vermoedelijke uitkomst 2004Raming 2005
MijnenbestrijdingsvaartuigenVaardagen80140140
Maritieme helikoptersVlieguren125230230
Maritieme patrouillevliegtuigenVlieguren354350 

De operationele activiteiten met de maritieme patrouillevliegtuigen van de Koninklijke marine worden per 1 januari 2005 beëindigd. Hierdoor vervalt de mogelijkheid om met deze middelen taken van de KWNED uit te kunnen voeren. Het ministerie van Verkeer en Waterstaat neemt deze taken met ingang van 1 januari 2005 over van Defensie.

Voor de uitoefening van de taken beschikt de KWNED voorts over een bergingsvaartuig, een patrouillevliegtuig, surveillancevaartuigen, betonningsvaartuigen en een oliebestrijdingsvaartuig. Deze eenheden worden voor de kustwachttaken beschikbaar gesteld door de betrokken diensten van de betreffende ministeries. De financiering hiervan wordt bij de diensten van die ministeries geraamd en verantwoord.

Explosievenopruiming

De explosievenopruimingsdiensten verrichten civiele werkzaamheden in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van het ministerie van Justitie of van gemeenten. Het betreft de eerste verkennende zoekactie alsmede het opsporen en/of ruimen van conventionele of geïmproviseerde explosieven. Voorts wordt preventief onderzoek verricht van locaties. Voor noodgevallen zijn permanent ruimingsploegen op afroep beschikbaar. In 2003 is een joint EOD-kenniscentrum opgericht.

Het opsporen van conventionele explosieven kan geschieden door zowel civiele bedrijven als door de overheid. Het ruimen van explosieven is voorbehouden aan de rijksoverheid. Defensie voert deze permanente bijstandstaak uit. Het opsporen, de daaraan voorafgaande verkennende zoekacties en het ruimen van explosieven wordt binnen Defensie verricht door de Duik- en Demonteergroep Koninklijke marine (DDG-KM), het Explosieven-opruimingscommando Koninklijke landmacht (EOCKL) en de Explosievenopruimingsdienst Koninklijke luchtmacht (EOD-KLu). Elk van deze diensten bestrijkt een specifieke regio van Nederland. Voorts is alles onder water en op zee de verantwoordelijkheid van de DDG-KM en zorgt het EOCKL voor de algehele coördinatie van de ruimingen in Nederland. Het kustwachtcentrum Nederland draagt zorg voor de coördinatie op zee.

De verantwoordelijkheid voor de openbare orde en veiligheid in Nederland ligt bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het in dat kader opsporen en ruimen van explosieven uit de Tweede Wereldoorlog (conventionele explosieven) is in beginsel een gemeentelijke aangelegenheid. Het opsporen en ruimen van geïmproviseerde explosieven, alsmede het preventief onderzoek van locaties is in eerste instantie een verantwoordelijkheid van de politie en het ministerie van Justitie.

Indien en voor zover de taken die uit de nader geoperationaliseerde doelstelling voortvloeien worden verricht in opdracht van militaire autoriteiten, vallen deze onder de militaire taakuitoefening. Voor zover civiele autoriteiten de opdrachtgever zijn, vallen zij onder de civiele taakuitoefening.

Een indicatie van de omvang van de activiteiten kan worden verkregen aan de hand van de cijfers over de voorgaande jaren:

Omschrijving activiteitenRealisatie 2002Realisatie 2003
Ruimingen2 4362 213
Zoekacties/opsporingen71
Justitiële bijstand125142

Naast genoemde civiele taken wordt bij vrijwel alle uitzendingen van eenheden van de krijgsmacht naar gebieden van crises en oorlogsdreiging een beroep gedaan op personeel van de DDG-KM, het EOCKL en de EODKLu. De opdrachten aan deze diensten zijn zowel militair als civiel. Ze variëren van het steunen van Navo-bataljons bij het ruimen van aangetroffen explosieven tot het opzetten van «mijnscholen» voor de opleiding van (buitenlandse) lokale ruimploegen.

Ontvangsten

Kustwacht Nederland

Ten behoeve van derden in Nederland worden op aanvraag navigatieberichten doorgegeven. Deze worden in rekening gebracht. Tevens worden op structurele basis navigatieberichten aan het Duitse ministerie van Defensie verstrekt. De raming van de ontvangsten bedraagt in 2005 € 0,2 miljoen.

Explosievenopruiming

De mate waarin en de manier waarop de verrekening van de uitgaven van civiele opdrachten plaatsvindt is afhankelijk van de soort dienst. Voor het opsporen van conventionele explosieven wordt de integrale kostprijs in rekening gebracht. Voor 2005 wordt hiervoor een ontvangst van € 0,9 miljoen geraamd. Voor het ruimen van die explosieven worden geen kosten in rekening gebracht.

Evaluatieprogrammering

Gebaseerd op de RPE wordt binnen het beleidsartikel Civiele taken een ex post beleidsevaluatie uitgevoerd naar:

• de geoperationaliseerde doelstelling «verdieping samenwerking civiele autoriteiten» (start onderzoek september 2005);

• de geoperationaliseerde doelstelling «hulp civiele overheden» (start onderzoek september 2005).

Beleidsartikel 11. Internationale Samenwerking

Algemene beleidsdoelstelling

Nederland voert een actief veiligheids- en defensiebeleid, gericht op zowel de veiligheid van het eigen en bondgenootschappelijk grondgebied, als op conflictpreventie, crisisbeheersing en vredesopbouw, zowel in Europa als daarbuiten. Internationale samenwerking draagt bij aan de verwezenlijking van de doelstellingen van het Nederlandse veiligheids- en defensiebeleid. Bij de invulling van internationale samenwerking spelen internationale organisaties als de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (Navo) en de Europese Unie (EU), alsmede de Verenigde Naties (VN) en de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) een belangrijke rol. Het belang van internationale samenwerking is toegenomen ten gevolge van het versterken van de Europese crisisbeheersingscapaciteiten en het vergroten van de effectiviteit en de doelmatigheid van de Europese defensie-inspanningen binnen de Navo en de EU. De Nederlandse krijgsmacht is vergaand internationaal ingebed. De bi- en multinationale militaire samenwerking met bondgenoten en partners zal verder worden versterkt.

De toekomstige relevantie en geloofwaardigheid van de Navo en het Europees Veiligheids- en Defensiebeleid (EVDB) zijn in hoge mate afhankelijk van de bereidheid van de Europese landen hun defensiemiddelen in te zetten en hun expeditionair militair vermogen te versterken. Ook het transatlantisch evenwicht binnen het bondgenootschap is hiermee gediend. Nederland heeft toegezegd actief bij te dragen aan de versterking van dit vermogen, onder meer in het kader van het Prague Capabilities Commitment (PCC) tijdens de Navo-Top in Praag in november 2002 en in het kader van het European Capabilities Action Plan (ECAP) van de Europese Unie.

De voortgaande verspreiding naar risicolanden van massavernietigingswapens en hun overbrengingsmiddelen, zoals ballistische raketten met een toenemend bereik, baart onverminderd zorg. Dit geldt tevens voor de opkomst van het internationale terrorisme, te meer omdat het netwerken betreft die in staat moeten worden geacht massavernietigingswapens te verwerven en in te zetten. De afgelopen jaren is duidelijk geworden dat de internationale verhoudingen in belangrijke mate worden bepaald door deze nieuwe dreigingen. In delen van de wereld is de instabiliteit de afgelopen jaren toegenomen, hetgeen kan uitmonden in nieuwe conflicten. In Europa is de stabilisering van de Balkan nog niet voltooid en blijven de onopgeloste conflicten in Oost-Europa, vooral in Moldavië en de Kaukasus, een bron van zorg. Georgië heeft een vreedzame machtswisseling meegemaakt, maar het eerder door burgeroorlog geteisterde land is nog niet stabiel. De situatie in het Midden-Oosten, de Arabische Golf en grote delen van Azië en Afrika blijft zorgwekkend. Herstel van vrede en stabiliteit is in Afrika van groot belang voor duurzame ontwikkeling.

Defensie stelt zich ten doel dat:

• Nederland aan zijn (financiële) verplichtingen die voortvloeien uit het Navo-lidmaatschap blijft voldoen;

• de schaarse middelen van Defensie optimaal worden aangewend, waarbij prioriteit wordt gegeven aan het versterken van Europese militaire capaciteiten die de tekortkomingen, zoals geïdentificeerd in de «Helsinki Headline Goal»(HLG) en het «Prague Capabilities Commitment» (PCC), kunnen opheffen dan wel reduceren;

• de effectiviteit van de Europese defensie-inspanningen verbetert, door versterking van de samenwerking en coördinatie tussen de partners van de EU en de Navo, en door het voorkomen van duplicatie van activiteiten die zowel binnen het European Capabilities Action Plan (ECAP) als het PCC worden uitgewerkt. Sleutelwoorden zijn complementariteit en synergie;

• meer doelmatigheid wordt verkregen door het verder uitwerken van de modulegedachte, het intensiveren van de bi- of multilaterale samenwerking bij de verwerving van militaire capaciteiten, concentratie op «pooling of forces» en taakspecialisatie;

• de Midden- en Oost-Europese (MOE-)landen zichzelf opwerken tot volwaardige partners waarmee Nederland militair-operationeel kan samenwerken. In dat kader ondersteunt Defensie de inspanningen van de MOE-landen om hun krijgsmacht zodanig te positioneren, in te richten en in te zetten, dat een optimale bijdrage kan worden geleverd aan de internationale vrede en veiligheid.

Nader geoperationaliseerde doelstellingen

Bijdragen aan de gemeenschappelijke Navo-begroting

De Navo is de hoeksteen van het Nederlandse veiligheidsbeleid. Het Navo-lidmaatschap is het primaire instrument om de integriteit van het eigen grondgebied te waarborgen. Het vergroot tevens de mogelijkheden tot handhaving van de internationale rechtsorde en veiligheid. Door bij te dragen aan de financiering van de internationale staven, de gezamenlijke middelen voor bevelvoering en communicatie en bondgenootschappelijke programma's draagt Nederland bij aan de instandhouding van de geïntegreerde militaire structuur en de noodzakelijke capaciteiten van de Navo. De transformatie van de «oude» statische Navo-capaciteiten naar expeditionaire capaciteiten is in gang gezet. Dit wordt echter nog onvoldoende weerspiegeld in de gemeenschappelijke financiering van de verschillende Navo-programma's. Nederland streeft naar het afbouwen van de financiering van arrangementen en (infrastructuur)projecten die niet bijdragen aan de ontwikkeling van de moderne en expeditionaire capaciteiten van de Navo, opdat de vrijkomende middelen kunnen worden aangewend voor het opheffen van de geconstateerde tekortkomingen (more capabilities, less concrete). Nederland hecht veel belang aan een adequaat prioriteitenmechanisme, aan de hand waarvan de meest noodzakelijke projecten kunnen worden gefinancierd. Hiermee wordt bewerkstelligd dat de belangrijkste gemeenschappelijke capaciteiten zoveel mogelijk binnen de bestaande budgetplafonds worden verwezenlijkt.

Versterking van de Europese militaire capaciteiten ten behoeve van de HLG en het PCC (EVDB-voorziening en EVDB-intensivering)

De versterking van de Europese militaire capaciteiten, nodig voor een grotere Europese rol en een evenwichtiger lastenverdeling tussen de transatlantische partners, blijft een belangrijke beleidsdoelstelling van Defensie. De opheffing van Europese militaire tekortkomingen wordt nagestreefd. Uitgangspunt daarbij is dat intensieve militaire samenwerking en een gezamenlijke aanpak leiden tot een zo groot mogelijke effectiviteit en doelmatigheid, waarbij Nederland voorrang geeft aan elementen die bijdragen aan zowel de verwezenlijking van de HLG als het PCC. De nadruk ligt op versterking van de strategische Europese capaciteiten: bevelvoering, inlichtingenverzameling en strategisch transport. Daarnaast is er aandacht voor tekortkomingen op het terrein van logistiek, medische voorzieningen en mobiliteit (snelle ontplooiing).

Attachés

Militaire attachés dragen bij aan enerzijds de informatievoorziening ten behoeve van het ministerie van Defensie en anderzijds aan het informeren van bondgenoten en partners over het Nederlandse veiligheids- en defensiebeleid. Op grond van de politieke en militaire actualiteit en onder handhaving van het huidige budgetniveau wordt, in samenspraak met het ministerie van Buitenlandse Zaken, met bestaande en nieuwe posten een adequate mondiale spreiding tot stand gebracht.

Conventionele wapenbeheersing

Nederland is partij bij een reeks van internationale verdragen en overeenkomsten op het gebied van conventionele wapenbeheersing waaruit een uitgebreid stelsel van rechten en plichten voortvloeit. De uitvoering van de verplichtingen voortvloeiend uit deze overeenkomsten is sinds jaar en dag een aangelegenheid voor het ministerie van Defensie onder medeverantwoordelijkheid van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Na reorganisatie in 2004 draagt één gecentraliseerde en «joint» Defensie Wapenbeheersingsorganisatie (DWBO) op dagelijkse basis zorg voor de fysieke uitvoering van onder meer inkomende en uitgaande inspecties, informatieverstrekking en participatie in de sturingsorganen van de diverse overeenkomsten. In dit verband zijn het Verdrag over Conventionele Strijdkrachten in Europa (CSE-verdrag, van kracht sedert 1992) en het «Open Skies» luchtobservatieverdrag (van kracht sedert 1 januari 2002) veruit het meest arbeidsintensief. Daarnaast leidt de uitvoering van de vertrouwenwekkende en veiligheidbevorderende maatregelen uit het Weens Document 1999 tot inspanningsverplichtingen van defensiezijde in de vorm van informatie-uitwisseling, inspecties en evaluatiebezoeken.

Overige internationale samenwerking

Door de toetreding van de Baltische staten, Slowakije, Roemenië, Bulgarije en Slovenië tot de Navo in 2004 is de samenwerking met de MOE-landen veranderd. De bilaterale programma's met deze landen waren tot op heden gericht op ondersteuning bij het toetredingsproces. Met ingang van 2005 zal vooral op basis van gelijkwaardigheid worden samengewerkt en wordt de steunverlening geleidelijk afgebouwd. Het doel van het MOE-beleid is om bilateraal en multilateraal de aandacht te richten op de resterende MAP-landen (deelnemers aan het Navo Membership Action Plan) Albanië, Kroatië en Macedonië. Ook zal de prille bilaterale relatie met Servië-Montenegro een veel prominentere plaats in het MOE-beleid krijgen, evenals de reeds bestaande contacten met Oekraïne en de Russische Federatie en de ontwikkeling van een relatie met de Kaukasus en de Centraal-Aziatische landen.

In het kader van het Afrika-beleid van het kabinet zal Defensie vooral met landen in het Grote-Meren gebied en in de Hoorn van Afrika samenwerkingsprogramma's ontwikkelen.

Nederland draagt bij aan de uitgaven van het Centrale Satellietcentrum van de Europese Unie en aan de pensioenvergoeding van het personeel van het Satelliet Centrum. Het doel van deze bijdrage is dat Defensie de beschikking krijgt over satellietbeelden ten behoeve van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD).

Snelle Reactiemacht

Nederland zal een kwalitatief hoogwaardige bijdrage leveren aan de snelle reactiecapaciteit van de Navo en de Europese Unie. Als onderdeel van het PCC is door de regeringsleiders van de Navo-lidstaten ingestemd met de oprichting van de «NATO Response Force» (NRF). De NRF kan na een korte reactietijd worden ingezet voor Navo-operaties. De vulling van de NRF geschiedt op basis van een roulatiemechanisme, waarbij landen voor een periode van steeds zes maanden eenheden beschikbaar stellen. De NRF is niet alleen een snelle en kwalitatief hoogwaardige reactiemacht, maar moet tevens de conceptuele en technische modernisering van vooral de Europese Navo-strijdkrachten bevorderen. Nederland draagt sinds oktober 2003 bij aan de NRF. Voor NRF4 (eerste helft 2005) zijn een battle staff in de rol van Deputy Maritime Component Commander, een fregat, een mijnenjager, een Patriot-eenheid en twaalf F-16's aangeboden. Het Duits-Nederlandse hoofdkwartier is – als één van de in totaal zes snel inzetbare hoofdkwartieren van de Navo – in deze periode aangewezen om de landcomponent van de NRF te leiden. Omdat de Navo uit oogpunt van militaire effectiviteit een koppeling tussen het hoofdkwartier en de beschikbare landstrijdkrachten noodzakelijk acht, zullen Duitsland en Nederland in deze periode ook een groot deel van de landstrijdkrachten leveren.

Ook de EU heeft de behoefte aan een flexibele en mobiele «rapid response»-capaciteit onderkend. Het is de bedoeling dat uiterlijk in 2007 nationale of multinationale gevechtseenheden voor zogenaamde EU Battle Groups (EUBG) beschikbaar zijn, die op verzoek van de Verenigde Naties binnen 5 tot 30 dagen kunnen worden ingezet voor een periode van maximaal drie maanden. De Battle Groups kunnen vanaf hun voorgenomen operationalisering in 2007 een belangrijke bijdrage leveren aan de noodzakelijke versterking van het snelle reactievermogen van de Unie en, aldus, aan de bevordering van internationale veiligheid en stabiliteit. Nederland heeft het initiatief dan ook verwelkomd en staat in beginsel positief tegenover deelname. De mogelijkheden in dezen worden thans onderzocht, waarbij bijzondere aandacht uitgaat naar de coördinatie met de Nato Response Force (NRF). De krijgsmachten van de meeste EU- en Navo-lidstaten worden immers gereed gehouden voor inzet in zowel Navo- als EU-geleide operaties. Verder dient het initiatief militair-operationeel zorgvuldig te worden ingevuld, onder meer qua ondersteuning (logistiek, transport, enz.).

De recente uitbreiding van de Navo met zeven nieuwe lidstaten heeft geleid tot een behoefte in ondersteuning van de nationale verdediging van Slovenië en de Baltische staten, met name op het gebied van «air policing». De Baltische staten en Slovenië hebben geen eigen middelen om het luchtruim te verdedigen. Zij hebben hiervoor een beroep gedaan op de Navo. Een permanente oplossing is nog niet gevonden. Vooralsnog is ingestemd met een interim oplossing. Deze tijdelijke voorziening behelst het op roulatiebasis uitvoeren van «air policing» voor Slovenië en de Baltische staten door andere Navo-lidstaten. Naar verwachting zal deze interim oplossing voorlopig nog voortduren. «Burden sharing» lijkt derhalve aannemelijk. Nederland onderzoekt de mogelijkheden ook een deel van de «last» voor haar rekening nemen. Het geniet in voorkomend geval de voorkeur om deze «air policing» taak in EEAW- (EPAF {European Participating Air Forces} Expeditionary Air Wing) verband in te vullen. De Koninklijke luchtmacht beziet momenteel of deze gelegenheid is te combineren met de export van Nederlandse oefenruimte naar de betreffende landen.

Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen beleid beleidsartikel 11 Internationale samenwerking (x € 1 000)
 2003200420052006200720082009
Verplichtingen135 021249 867210 714218 591218 416208 734205 274
Uitgaven       
Bijdrage aan de Navo77 25686 60599 85295 15489 42575 14373 671
EVDB22 293139 53487 900107 700108 800111 100107 700
Attachés16 84022 11022 10922 10922 10921 87122 109
Overige internationale samenwerking1 3201 4301 5651 6401 7941 7941 794
Totaal uitgaven117 709249 679211 426226 603222 128209 908205 274
Ontvangsten       
Totaal ontvangsten12 51419 24231 71528 38222 7338 4506 978

Activiteiten

Bijdrage aan de Navo

Nederland draagt bij aan diverse onderling overeengekomen gemeenschappelijk gefinancierde Navo-programma's. Dit betreft de Navo-projecten in Nederland, het Navo Veiligheids- en Investeringsprogramma (NVIP), het AWACS-investeringsprogramma, het AWACS-exploitatiebudget, het militaire budget van de Navo (MB) en de administratieve kosten van de hoofdkwartieren en agentschappen van de Navo (overige bijdragen). Door de Navo wordt een Medium Term Resource Plan (MTRP) en een hieraan gerelateerd Medium Term Financial Plan (MTFP) opgesteld waarin de plannen en prioriteiten van de Navo voor de komende vijf jaar alsmede de financiële consequenties daarvan worden weergegeven. Het MTRP en MTFP vormen de basis voor de hoogte van de bijdrage van Defensie aan de Navo.

Navo-projecten in Nederland betreffen projecten die in Nederland worden uitgevoerd en waarvan de noodzaak of omvang uitstijgt boven datgene wat normaliter nationaal vereist is («over and above» principe). De Navo-projecten in Nederland komen gedeeltelijk in aanmerking voor financiering uit het NVIP budget. Het «over and above»-deel wordt door de Navo met Nederland verrekend. De ontvangsten in de begroting zijn gelijk aan deze met de Navo te verrekenen projectkosten.

In deze planperiode zijn grotere projecten zoals «Sanering Cannerberg» en «ARS Nieuw Milligen» in uitvoering. Daarnaast wordt vanwege de uitbreiding van de Navo een groot aantal nieuwe infrastructuurprojecten op het RHQ AFNORTH (Allied Forces Northern Europe) in Brunssum voorzien. Een ander groot project betreft de vernieuwing van de brandstofpijplijn tussen Nederland en België. Hierdoor zijn met name in 2005–2007 significant hogere uitgaven voorzien. Deze hogere uitgaven worden deels gecompenseerd door hogere ontvangsten.

Nederland is kritisch over de kostenbeheersing van het NVIP. Doel is niet langer te investeren in statische entiteiten, maar te concentreren op capaciteiten die wereldwijde snelle ontplooiing van troepen mogelijk maken. Nederland is van mening dat het bestaande budgetplafond (€ 640 miljoen) moet worden gehandhaafd. De Nederlandse bijdrage aan het NVIP is door de toetreding van de nieuwe lidstaten neerwaarts bijgesteld. Voorts zijn er projecten die in de afgelopen tien jaar zijn goedgekeurd en thans nog steeds betalingen vergen.

Voor het AWACS-investeringsbudget geldt dat Nederland naar rato (3,6%) bijdraagt aan het Mid Term Modernization Program (MTRP) van de AWACS-vliegtuigen (Global Solution). Dit is overigens niet het laatste aan AWACS gerelateerde investeringsprogramma. De veroudering van de motoren en het platform van het E3A vliegtuig nopen tot een nieuw modificatietraject vanaf 2008 (re-engining of re-platforming), afhankelijk van de besluitvorming medio 2004. In de begroting is hiermee rekening gehouden vanaf 2007. Vooruitlopend hierop zal Nederland bijdragen aan een urgente operationele behoefte voor de zelfbescherming van de AWACS-vliegtuigen (het aandeel van Nederland bedraagt ongeveer € 8 miljoen), hetgeen in de begroting is verwerkt.

Voor het AWACS-exploitatiebudget geldt eveneens dat Nederland naar rato (3,6%) bijdraagt aan de kosten van de inzet van de AWACS-vliegtuigen in Navo-verband. Door stijgende brandstofprijzen, wisselkoersverschillen en hoge kosten van met name het motoronderhoud is er sprake van een structurele stijging van het AWACS-exploitatiebudget, waardoor de Nederlandse bijdrage navenant zal stijgen. Door de Navo worden maatregelen genomen om de stijgende kosten binnen een budgetplafond te houden, dat gebaseerd is op het uitvoeren van minimum critical operations.

Het militair budget van de Navo betreft de exploitatiekosten van de Navo. Dit budget staat al enige tijd onder druk. Steeds meer zaken worden op de unfunded list geplaatst teneinde de begroting in de hand te houden. Uit het budget worden tevens oude elementen gefinancierd, zoals de kosten van hoofdkwartierbunkers, bijzondere financieringsarrangementen van bepaalde landen, relatief dure en verouderde communicatiemiddelen en grote aantallen lokale inhuurkrachten. Nederland vindt dat het beslag op het militair budget voor deze zaken moet worden afgebouwd. Totdat hierover consensus bestaat, staat Nederland bij de vaststelling van het MTFP een reële nulgroei voor (extra kosten van salarissen en inflatie worden meegenomen). Als gevolg van de toetreding van de nieuwe lidstaten en door participatie van Frankrijk in de Navo Commandostructuur is de procentuele bijdrage van Nederland sinds 2004 licht gedaald.

De overige bijdragen betreffen voornamelijk de pensioenkosten van bij de Navo tewerkgesteld personeel.

Versterking van de Europese militaire capaciteiten ten behoeve van de HLG en het PCC (EVDB-voorziening en EVDB-intensivering)

Nederland hecht grote waarde aan de verdere ontwikkeling van het Europese Veiligheids- en Defensiebeleid (EVDB), met inbegrip van civiele crisisbeheersingstaken. Nederland is één van de pleitbezorgers van toereikende samenwerkingsregelingen tussen EU en Navo. Nederland stelt de volgende prioriteiten op EVDB-gebied:

• het opheffen van bestaande tekortkomingen uit de Headline Goal 2003 en het verder uitwerken van de Helsinki Headline Goal 2010 die voortvloeit uit de EU-veiligheidstrategie (Solana-paper);

• het voorkomen en beheersen van crises, het tegengaan van de proliferatie van massavernietigingswapens en de bestrijding van het terrorisme, waarbij gebruik wordt gemaakt van een breed instrumentarium;

• het nemen van een grotere verantwoordelijkheid op veiligheidsgebied, vooral in Europa, maar ook daarbuiten, naar analogie van de overname van de door de Navo geleide operatie in Bosnië-Herzegovina door de EU;

• het invoeren van vormen van gestructureerde samenwerking – zoveel mogelijk ingebed in de EU-structuren – en de oprichting van het Europees agentschap voor capaciteitversterking en materieelverwerving.

De Headline Goal (HLG) behelst het streven om in 2003 maximaal 60 000 militairen binnen zestig dagen gedurende tenminste een jaar te kunnen inzetten voor crisisbeheersingsoperaties. Om de inzetbaarheid, de ontplooibaarheid, de interoperabiliteit en de bruikbaarheid van de Europese strijdkrachten verder te verbeteren, is naar aanleiding van de European Security Strategy (ESS) de Headline Goal 2010 geformuleerd. De aanpak van de resterende tekortkomingen moet, aan de hand van de roadmap voor de projectgroepen van het European Capability Action Plan (ECAP), voortvarend ter hand worden genomen.

In juni 2004 is overeenstemming bereikt over de oprichting van het Europees Defensie Agentschap. De hoofdtaken van dit agentschap zijn:

• bijdragen aan de versterking van de militaire capaciteiten;

• bijdragen aan samenwerking op het gebied van materieelzaken;

• bijdragen aan de totstandkoming van een competitieve Europese defensiemarkt en aan de versterking van de Europese defensietechnologie en -industrie;

• een coördinerende en stimulerende rol op het gebied van research and technology.

Het Europees Defensie Agentschap krijgt een centrale rol bij de versterking van de Europese militaire capaciteiten en moet een politiek instrument zijn bij de verwezenlijking van de capaciteitendoelstellingen van de Europese Unie. Verder moet het agentschap toezicht houden op de kwaliteit van de huidige en toekomstige militaire bijdragen van landen aan de Headline Goal. De Nederlandse contributie voor deelname aan het agentschap komt ten laste van het onderdeel EVDB in de begroting. De Nederlandse bijdrage is gebaseerd op de bij de EU gebruikelijke kostenverdeelsleutel op basis van het Bruto Nationaal Product. De kosten van eventuele samenwerkingsprojecten van enkele of meerdere landen binnen het agentschap komen voor rekening van de desbetreffende landen.

Nederland draagt naar vermogen bij teneinde de geconstateerde tekortkomingen in de vier zogenaamde key operational capability areas op te heffen. Dit krijgt gestalte enerzijds door aanpassing van (bestaande) nationale plannen waarmee in internationaal verband de doelmatigheid kan worden vergroot en anderzijds door additionele Europese projecten die worden gefinancierd uit de initiële EVDB-voorziening en de EVDB-intensivering die in het Strategisch Akkoord is opgenomen.

De volgende projecten zijn geïdentificeerd (gekoppeld aan de vier key operational capability areas).

1. Verdediging tegen chemische, biologische, radiologische en nucleaire (CBRN) aanvallen

NBC-detectiecapaciteit. Hiertoe behoren drie deelprojecten. Initieel worden zes Fuchs-verkenningsvoertuigen voorzien van een C-detectiecapaciteit. Parallel hieraan heeft een studie plaats naar B-detectiemogelijkheden, hetgeen moet leiden tot het aanbrengen van een B-detectiecapaciteit in de Fuchsen.

Invulling «Bronson-proposals». Nederland onderzoekt de mogelijkheid tot samenwerking met Duitsland om een Deployable NBC Analytical Lab tot stand te brengen. Verder voorziet Nederland de opname van een NBC Event Response Team in de NBC-compagnie, dat onderdeel kan gaan uitmaken van een pool of capabilities. Daarnaast is er het voornemen om met andere landen te investeren in een Disease Surveillance System.

Collective Protection (COLPRO). Nederland zal de huidige middelen uitbreiden teneinde de inzetbaarheid en het voortzettingsvermogen van eenheden in door de Navo- of EU-geleide operaties te vergroten.

Point Detection. Verwerving van chemische detectiemiddelen om de inzetbaarheid en het voortzettingsvermogen van eenheden in door de Navo- of EU-geleide operaties te vergroten, waarbij Nederland multinationale verwerving als uitgangspunt hanteert.

Krijgsmachtbrede NBC. Voorziet in de behoefte aan algemene NBC-capaciteit.

2. Veilige verbindingen en commandovoering en «information superiority»

• TITAAN/HRF(L) HQ. Voor de transformatie van het hoofdkwartier van het Duits-Nederlandse legerkorps naar High Readiness Forces (Land) Headquarters zijn EVDB-gelden beschikbaar gesteld voor de gefaseerde implementatie van het beveiligde, flexibel inzetbare communicatie- en informatiesysteem Titaan.

Commandofaciliteiten LPD II. Met de installatie van commandofaciliteiten op het LPD II kan Nederland tijdens crisisbeheersingsoperaties een internationale commandostaf leveren.

Unmanned (Reconnaissance) Aerial Vehicles (URAV). URAV's dienen om nagenoeg real time een strategisch en tactisch beeld van een operatiegebied te genereren, ter ondersteuning van tijdige en adequate besluitvorming. Het project URAV's betreft een samenwerking met Frankrijk om een Nederlandse Medium Altitude, Long Endurance (MALE) UAV-capaciteit binnen een bi-nationale (Frans-Nederlandse) MALE UAV-eenheid te verwerven (operationeel vanaf 2009).

• Stand-Off Surveillance and Target Acquisition Radar (SOSTAR-X). Nederland neemt deel aan de ontwikkeling van het technology concept demonstrator programma van een SOSTAR-X, ter voorbereiding op de verwezenlijking van een bruikbare grondwaarnemingscapaciteit.

Alliance Ground Surveillance (AGS). AGS moet voorzien in de uiteindelijk gewenste grondwaarnemingscapaciteit, volgend op het programma van de SOSTAR-X. De Navo wil in 2010 over een AGS kerncapaciteit beschikken. Nederland neemt deel aan het multinationale programma.

Waarnemingssatellieten. Een belangrijk onderdeel van een grondwaarnemingscapaciteit is het gebruik maken van satellietbeelden. Nederland intensiveert het gebruik van reeds beschikbare (commerciële) satellietbeelden voor informatievergaring door de MIVD.

3. Interoperabiliteit en gevechtskracht van ontplooide eenheden

Battlefield Management System (BMS). Alle operationele eenheden van de Koninklijke landmacht zullen worden uitgerust met het BMS. De commandant van een eenheid tot op bataljonsniveau krijgt hiermee automatisch en near real time de beschikking over bijgewerkte omgevingsinformatie (situational awareness). Geautomatiseerde informatie-uitwisseling moet zorgen voor synchronisatie met andere elementen en eenheden in het operatiegebied. De implementatie bestrijkt de periode 2005 tot 2009.

Transporthelikopters. Nederland is voornemens € 181,5 miljoen te investeren in extra (middel)zware transporthelikoptercapaciteit.

4. Snelle ontplooiing en voortzettingsvermogen van strijdkrachten

Tracking en Tracing. In 2001 is een begin gemaakt met de invoering van dit systeem dat inzicht geeft in de goederenstroom van en naar het operatiegebied. Het systeem draagt bij aan de rapid deployment capaciteit van de Nederlandse krijgsmacht, hetgeen past in de HLG- en PCC-behoefte.

Reception, Staging and Onward Movement (RSOM). Nederland streeft ernaar om met het Verenigd Koninkrijk, Polen, Denemarken, Noorwegen en België een RSOM-capaciteit op te zetten, waarbij rol- en taakspecialisatie worden nagestreefd.

Attachés

Momenteel ontvangen 105 defensiemedewerkers een vergoeding volgens het Dienst Buitenlandse Zaken Voorzieningenstelsel (DBZV). Deze medewerkers zijn werkzaam op 25 Nederlandse vertegenwoordigingen in het buitenland.

Overige Internationale Samenwerking

Het MOE-beleid spitst zich toe op de ondersteuning van de resterende MAP-landen (Albanië, Macedonië en Kroatië) en de voortzetting van de regionale ondersteuning aan de landen in de Balkan, de Kaukasus en Centraal-Azië. Daarnaast is de aandacht gericht op Afrika, waar samenwerkingsprogramma's in De Hoorn van Afrika en het Grote-Merengebied moeten bijdragen aan de stabiliteit van de regio. Belangrijk instrument daarbij zijn de specifieke internationale cursussen die door het Instituut Defensie Leergangen worden gegeven. Ook zullen de mogelijkheden voor het opzetten van lokale opleidingsfaciliteiten in kaart worden gebracht.

Ontvangsten

De ontvangstbegroting van beleidsartikel 11 beslaat in 2005 € 31,7 miljoen. Dit betreft ontvangsten die betrekking hebben op de compensatie door de Navo van verrekenbare kosten van specifieke Navo-projecten in Nederland.

Budgetflexibiliteit

De budgetflexibiliteit wordt in onderstaande tabel weergegeven.

Bedragen x € 1 000
Omschrijving 2005 2006 2007 2008 2009
Totaal geraamde kasuitgaven 211 426 226 603 222 128 210 146 205 274
Waarvan juridisch verplicht50%105 92947%106 87848%105 56650%105 63851%105 638
Waarvan complementair noodzakelijk11%22 30010%22 30010%22 30011%22 30011%22 300
Resterende plannen39%83 19743%97 42542%94 26239%82 20838%77 336
Totaal100%211 426100%226 603100%222 128100%210 146100%205 274
kst-29800-X-2-11.gif

Evaluatieprogrammering

Gebaseerd op de RPE wordt binnen het beleidsartikel Internationale samenwerking een ex post beleidsevaluatie uitgevoerd naar de geoperationaliseerde doelstellingen:

• bijdrage aan de Navo-begroting (start onderzoek september 2005);

• bijdrage versterking Europese capaciteit (start onderzoek september 2005);

• attachés (start onderzoek september 2005);

• overige internationale samenwerking (start onderzoek september 2005).

2.3. De niet-beleidsartikelen

Niet-beleidsartikel 60. Ondersteuning Krijgsmacht

Grondslag van het artikel

In dit artikel zijn de uitgaven en ontvangsten van alle ondersteunende eenheden van de krijgsmacht opgenomen. Dit artikel is nader opgedeeld in ondersteuning door en ten behoeve van de Koninklijke marine, de Koninklijke landmacht, de Koninklijke luchtmacht en de Koninklijke marechaussee en de interservice ondersteuning door het Commando Dienstencentra. Bij deze ondersteuning zijn producten en diensten in concrete prestatiegegevens uitgedrukt.

De relatie met de doelstellingen in de beleidsartikelen wordt in beginsel verkregen door toevoeging van de afnemers in de vorm van de operationele doelstellingen (eenheden). Tot slot zijn de uitgaven zoveel mogelijk toegerekend aan deze combinatie van producten en afnemers. Hierbij wordt opgemerkt dat dit uitsluitend de uitgaven betreffen die in de regel door deling of percentages zijn toegerekend. Verwezen wordt ook naar de groeiparagraaf waarin het vervolgtraject is opgenomen.

De in dit artikel opgenomen uitgaven zijn vervolgens te groeperen per nader geoperationaliseerde doelstelling (conform de matrices uit de beleidsartikelen). Deze overzichten van uitgaven zijn opgenomen bij de betreffende beleidsartikelen en hebben een extra-comptabel karakter. Daar wordt onder verstaan dat de autorisatie niet in het beleidsartikel maar in dit niet-beleidsartikel wordt gemaakt bij de eenheden waar de uitgaven worden gemaakt. In bijlage 6 is een totaal overzicht opgenomen voor de gehele defensiebegroting, inclusief een technische toelichting.

Budgettaire gevolgen

De financiële middelen die ter beschikking staan voor het realiseren van de operationele doelstellingen zijn in onderstaande tabel opgenomen. De begrotingen van de diensten die een baten-lastenstelsel voeren, zijn vanwege het bijzondere karakter in een baten-lastendienstenparagraaf van de begroting opgenomen.

Budgettaire gevolgen niet-beleidsartikel 60 Ondersteuning krijgsmacht (x € 1 000)
 2003200420052006200720082009
Verplichtingen1 456 8141 510 5991 404 6761 337 8111 359 6311 351 0911 345 791
Uitgaven       
Ondersteuning Koninklijke marine318 510293 639285 089284 628283 028283 610280 756
Ondersteuning Koninklijke landmacht599 274583 190556 043539 650533 864539 378535 028
Ondersteuning Koninklijke luchtmacht246 641218 003217 591226 789218 786217 930217 084
Ondersteuning Koninklijke marechaussee41 99241 41532 66730 94232 72234 48234 376
Ondersteuning Commando Dienstencentra263 678298 768292 305302 162315 886298 197293 679
Bijdragen aan baten-lastendiensten 5 8306 1166 1166 1166 1166 116
Totaal uitgaven1 470 0951 440 8451 389 8111 390 2871 390 4021 379 7131 367 039
Ontvangsten       
Totale ontvangsten58 32155 66345 55644 89444 68944 68144 597

Ondersteuning door ondersteunende eenheden Koninklijke marine

De ondersteunende eenheden van de Koninklijke marine zijn het Marinebedrijf (MB), het Centrum voor Automatisering van Missiekritieke Systemen (CAMS), het Koninklijk Instituut voor de Marine (KIM), de Opleidingen Koninklijke Marine (OKM) en het Mariniers Opleidingscentrum (MOC).

Bij de opgenomen activiteiten zijn de afnemers vermeld. Onder de categorie «overig» worden ook begrepen de afnemers buiten de Koninklijke marine, zoals de Koninklijke landmacht, de Koninklijke luchtmacht en Navo-partners.

Marinebedrijf

Het Marinebedrijf levert, evenals het Centrum voor Automatisering van Missiekritieke Systemen (zie hieronder), een belangrijke bijdrage aan het totale materieel-logistieke proces binnen de Koninklijke marine. Dit proces omvat het voorzien in, de instandhouding van en de afstoting van onder meer platform-, sensor-, wapen- en commandosystemen van de eenheden van de Koninklijke marine alsmede het beschikbaar stellen van materiële middelen die nodig zijn om het materieel van de Koninklijke marine in gebruiksgerede staat te brengen en te houden.

De belangrijkste activiteiten van het Marinebedrijf worden als volgt gekwantificeerd.

Prestatiegegevens MB Operationele doelstellingOmschrijvingMeeteenheidRealisatie 2003Vermoedelijke uitkomst 2004Raming 2005 in aantallenUitgaven 2005 (x € 1000)
EskaderschepenMeerjaarlijks onderhoudAantal100 
 Tussentijds onderhoudAantal222 
 ReparatieordersAantal6 253*4 6304 650 
 Modificatie opdrachtenAantal771*228*228* 
Totaal EskaderschepenUitgaven   75 888
OnderzeedienstMeerjaarlijks onderhoudAantal011 
 Tussentijds onderhoudAantal010 
 ReparatieordersAantal1 7991 6001 760 
Totaal OnderzeedienstUitgaven   28 708
MijnendienstMeerjaarlijks onderhoudAantal031 
 Tussentijds onderhoudAantal000 
 ReparatieordersAantal3 5182 5302 340 
Totaal MijnendienstUitgaven   30 550
HelikoptergroepReparatieordersAantal578585 
Totaal HelikoptergroepUitgaven   733
Maritieme patrouillegroepReparatieordersAantal12211595 
Totaal Maritieme patrouillegr.Uitgaven   1 457
MarinierseenhedenReparatieordersAantal8641 000950 
 Modificatie opdrachtenAantal11515 
Totaal MarinierseenhedenUitgaven   5 920
Caribische eenhedenTussentijds onderhoudAantal101 
 ReparatieordersAantal201120120 
Totaal Caribische eenhedenUitgaven   953
OverigProjecten voor nieuwbouwAantal665 
 Projecten voor afstotingAantal222 
Totaal toe te rekenenUitgaven   144 209
Niet of nog niet toe te rekenen uitgavenUitgaven   48 459
Totaal Uitgaven   192 668

* Reparatie- en modificatieopdrachten voor budgethouder «CZMNED» (inclusief Admiraliteit) zijn volledig opgebracht bij de Groep Eskaderschepen.

Het meerjaarlijks onderhoud (MJO) is het onderhoud aan een eenheid van de vloot dat nodig is om de materiële gereedheid ten minste tot aan de volgende geplande onderhoudsperiode van die eenheid kostenefficiënt op peil te houden. Het tussentijds onderhoud (TTO) is een tussen de MJO's vallende korte reparatieperiode, inclusief dokbeurt, waarbij in principe alleen de met de directe veiligheid en materiële gereedheid verband houdende werkzaamheden worden uitgevoerd. Het uitvoeren van noodzakelijke onderhoudsopdrachten tussen de geplande reparatieperiodes (MJO/TTO) betreft het incidenteel onderhoud.

Centrum voor Automatisering van Missiekritieke systemen

De belangrijkste activiteiten van het Centrum voor Automatisering van Missiekritieke systemen (CAMS) worden als volgt gekwantificeerd.

Prestatiegegevens CAMS Operationele doelstellingOmschrijvingMeeteenheidRealisatie 2003Vermoedelijke uitkomst 2004Raming 2005 in aantallenUitgaven 2005 (x € 1000)
CZMNEDLeverantiesAantal1247 
OverigLeverantiesAantal210 
CZMNEDAdviesAantal678157143 
OverigAdviesAantal587500480 
Niet of nog niet toe te rekenen uitgavenUitgaven   7 759

Het CAMS ontwikkelt en implementeert software-producten (leveranties) voor combat management-systemen aan boord van de eenheden van de Koninklijke marine. Het bedrijf levert eveneens de in-service support voor deze software producten (door middel van leveranties). De adviesfunctie wordt gebruikt voor consultancy, forward design en ontwerp van combat management systemen.

Koninklijk Instituut voor de Marine

Het Koninklijk Instituut voor de Marine (KIM), de Opleidingen Koninklijke Marine en het Mariniers Opleidingscentrum dragen zorg voor de initiële opleidingen, bijscholings- en functieopleidingen (zie onderstaande tabellen). Dit onderwijs bestaat uit initiële opleidingen voor nieuw personeel, cursussen en opleidingen voor het vervullen van specifieke functies, loopbaanfase-opleidingen voor de ontwikkeling en de voorbereiding op een hoger functieniveau, de professionele ondersteuning bij het opwerken van operationele eenheden en de ontwikkeling van cursussen en opleidingen voor de bediening, het onderhoud en de opsporing van storingen bij nieuw materieel.

De belangrijkste activiteiten van het KIM worden als volgt gekwantificeerd:

Prestatiegegevens KIM AfnemerSoort opleidingMeeteenheidRealisatie 2003Vermoedelijke uitkomst 2004Raming 2005 in aantallenUitgaven 2005 (x € 1000)
CZMNEDInitiële opleidingenGeslaagde cursisten77110100 
 Bij-/omscholingsopleidingenGeslaagde cursisten444545 
MarinierseenhedenInitiële opleidingenGeslaagde cursisten61310 
 Bij-/omscholingsopleidingenGeslaagde cursisten101010 
Caribische eenhedenBij-/omscholingsopleidingenGeslaagde cursisten 
AlgemeenKIM-publicatiesAantal554040 
Totaal niet toe te rekenen uitgaven (initieel) Uitgaven   20 984

Opleidingen Koninklijke Marine

De belangrijkste activiteiten van het OKM worden als volgt gekwantificeerd:

Prestatiegegevens OKMten behoeve van operationele doelstellingOmschrijving activiteitenMeeteenheidRealisatie 2003*Vermoedelijke uitkomst 2004Raming 2005 in aantallenUitgaven 2005 (x € 1000)
CZMNEDInitiële opleidingenGeslaagde cursisten888685672 
Niet toe te rekenen uitgaven     17 977
EskaderschepenBij-/omscholingsopl.Geslaagde cursisten9 0662 2972 29712 491
OnderzeedienstBij-/omscholingsopl.Geslaagde cursisten 5225221 762
MijnendienstBij-/omscholingsopl.Geslaagde cursisten 6266263 635
HelikoptergroepBij-/omscholingsopl.Geslaagde cursisten 6266262 558
Maritieme patrouillegroepBij-/omscholingsopl.Geslaagde cursisten 6266262 119
MarinierseenhedenBij-/omscholingsopl.Geslaagde cursisten2 2651 1481 1484 748
Caribische eenhedenBij-/omscholingsopl.Geslaagde cursisten1 0592092092 505
Totaal toe te rekenen uitgaven     29 818
Nog niet toe te rekenen uitgaven     3 564
Totaal     51 359

* Over 2003 is geen uitsplitsing beschikbaar over de operationele doelstellingen.

Mariniers Opleidings Centrum

De belangrijkste activiteiten van het MOC worden als volgt gekwantificeerd:

Prestatiegegevens MOC AfnemerSoort opleidingMeeteenheidRealisatie 2003Vermoedelijke uitkomst 2004Raming 2005 in aantallenUitgaven 2005 (x € 1000)
MarinierseenhedenInitiële opleidingen*Geslaagde cursisten36769250 
 Bij- en omscholingsopleidingenGeslaagde cursisten8018541 355 
CZMNEDBij- en omscholingsopleidingenGeslaagde cursisten42020 
Caribische eenhedenBij- en omscholingsopleidingenGeslaagde cursisten43174 
OverigBij- en omscholingsopleidingenGeslaagde cursisten23038 
Totaal toe te rekenen aan marinierseenheden     12 319

* Als gevolg van het niet volledig paraat stellen van 3MARNSBAT is de opleidingsinspanning in 2003 en 2004 tijdelijk op een lager niveau gebracht. Met ingang van 2005 wordt uitgegaan van ongeveer 250 geslaagde cursisten per jaar bij de initiële opleidingen.

Ondersteuning door ondersteunende eenheden Koninklijke landmacht

De ondersteunende eenheden van de Koninklijke landmacht zijn ondergebracht bij het Materieellogistiek Commando (Matlogco) en het Opleidings- en Trainingscommando (OTCO).

Materieellogistiek Commando

Het Matlogco is verantwoordelijk voor de materieellogistieke keten van de Koninklijke landmacht. Dit omvat in de eerste plaats het voorzien in, de instandhouding van en de afstoting van het materieel van de Koninklijke landmacht. Het eindproduct van het Matlogco is het continu voorzien in gebruiksgereed materieel en voorraden voor alle eenheden van de Koninklijke landmacht. Hiertoe worden drie taken onderscheiden: de inrichting en ten dele de uitvoering van het materieellogistieke proces, de ontwikkeling van normen voor het materieellogistieke proces en de ontwikkeling van het hiermee samenhangend functioneel-logistiek beleid.

Het Matlogco heeft een staf die bestaat uit de volgende elementen:

• de afdeling Wetenschappelijk Onderzoek;

• de systeemgroep Verwerving;

• de systeemgroep Wapen- en Transportsystemen (WTS) inclusief de Mechanische Centrale Werkplaats (MCW);

• de systeemgroep Informatievoorziening en Commandovoering (IVC) inclusief het Informatie Voorzieningsbedrijf KL (IVB), het Command en Control Support Centre (C2SC) en het Centrum voor Technologie en Missieondersteuning (CTM).

Naast deze drie systeemgroepen maakt ook het Landelijk Bevoorradingsbedrijf (LBB) deel uit van het Matlogco.

Het Matlogco maakt vanaf 1 januari 2005 formeel deel uit van de nieuwe Defensie Materieelorganisatie (DMO).

Prestatiematrix MATLOGCO

Met onderstaande prestatiematrix wordt inzicht gegeven in de activiteiten die het Matlogco ontplooit ten behoeve van de instandhouding van voornamelijk de eenheden van de Koninklijke landmacht en deels ten behoeve van de andere defensieonderdelen.

PrestatiegegevensMatlogco Wat doet het Matlogco? Wat kost dat? 
 AantalEigen capaciteit in urenVoorzien in reservedelen (x € 1 000)Uitbesteding onderhoud (x € 1 000)Kosten capaciteit (x € 1 000)Totaal (x € 1 000)
Systeemmanagement
Leopard II familie12245 00017 5007 0001 35025 850
Leopard I familie2015 0003 7509004505 050
YPR/M113 familie68122 00011 0002 10066013 760
PRTL313 5006 2004001126 712
Patria901 100750400331 183
M-10947 3 800 03 800
LSV195 150 0150
Zware wielvoertuigen4 75130 0004 5005 20090010 600
Lichte wielvoertuigen2 38420 0002 000 6002 600
Titaan 25 0001506008001 550
C2 Systemen 160 000 6 2007 20013 400
Radioinstallaties 22 8002 200 7302 930
RPV-systemen31 30055011 0003911 589
Wapenlocatieradar61 8007506558873
Gevechtsveldcontrole radar 100 6403643
Mobile Combat Training Centre 2 000 2 600642 664
Systeemmanagement productgroepen 225 000  9 0009 000
Maintenance engineering 54 000 3 8002 1605 960
Herstel reservedelen 100 000  3 0003 000
KL II/IV reservedelen 315 000  9 4509 450
Overig 15 00032 00012 50045044 950
Totaal systeemmanagement 1 058 60085 25053 40537 058175 713
Bevoorrading      
KL II/IV PGU 263 00034 850 7 89042 740
KL II/IV Overig 130 00035 200 3 90039 100
KLIII 67 20024 300 2 01626 316
KL V Munitie 460 00045 090 13 80058 890
Totaal Bevoorrading 920 200139 440 27 606167 046
Totaal Instandhouding 1 978 800224 69053 40564 664342 759

Het merendeel van de inspanning van het Matlogco is gericht op het instandhouden van (wapen)systemen en uitrustingstukken en het bevoorraden van de eenheden met gebruiks- en verbruiksgoederen. Daarnaast wordt nog een scala aan diensten geleverd.

Opleidings- en Trainingscommando

In het OTCO is de kennis en ervaring van opleidings- en trainingsprocessen, onderwijsmethodieken, onderwijstechnieken en internationale ontwikkelingen op dit gebied geconcentreerd. Daarnaast is het beheer van (schaarse) opleidings- en trainingsfaciliteiten, waarvoor specifieke kennis en/of vaardigheden zijn vereist, ondergebracht bij het OTCO. Het OTCO levert voorts een integrale en professionele ondersteuning van opleiding en training, waarbij de samenhang tussen de opleidingsniveaus wordt bewaakt en flexibel kan worden ingespeeld op veranderingen.

Het OTCO richt zich naast de verzorging van de initiële en functieopleidingen voor de individuele militair (ook voor andere krijgsmachtdelen), vooral op de ondersteuning van de trainingen van de eenheden van het Operationeel Commando (OPCO). De activiteiten van het OTCO behoren daarmee tot het primaire proces van de landmacht: het gereedstellen van eenheden en materieel.

Prestatiegegevens OTCO
AfnemersSoort opleidingMeeteenheidRaming 2005 in aantallenUitgaven in 2005 (x € 1 000)
Koninklijke landmachtAMO/INI-1/INI-2Opgeleide ll.3 20098 832
HRF(L)HQIFO/Uitz./VervolgOpgeleide ll.700 
 Trainingsonderst. Oefeningen0 
Air Manoeuvre BrigadeIFO/Uitz./VervolgOpgeleide ll.4 000 
 Trainingsonderst.Oefeningen24 
13 Gemechaniseerde BrigadeIFO/Uitz./VervolgOpgeleide ll.3 100 
 Trainingsonderst.Oefeningen26 
41 Gemechaniseerde BrigadeIFO/Uitz./VervolgOpgeleide ll.3 100 
 Trainingsonderst.Oefeningen11 
43 Gemechaniseerde BrigadeIFO/Uitz./VervolgOpgeleide ll.3 100 
 Trainingsonderst.Oefeningen31 
Combat Support and Support CommandIFO/Uitz./VervolgOpgeleide ll.11 000 
 Trainingsonderst.Oefeningen12 
Divisie Logistiek CommandoIFO/Uitz./VervolgOpgeleide ll.5 500 
 Trainingsonderst.Oefeningen3 
Overige eenhedenIFO/Uitz./VervolgOpgeleide ll.14 500 
 Trainingsonderst.Oefeningen13 
 TotaalOpgeleide ll.45 00098 238
 TotaalOefeningen12010 371
Totaal uitgaven   207 441

Opm. AMO/INI = Algemeen Militaire Opleiding/Initiële opleiding

IFO/Uitz/Vervolg = Initiële en functieopleidingen/Uitzendopleidingen/Vervolgopleidingen

Opgeleide II. = Opgeleide leerlingen

Koninklijke Militaire Academie

De Koninklijke Militaire Academie (KMA) verzorgt voor de Koninklijke landmacht, de Koninklijke luchtmacht en de Koninklijke marechaussee de opleiding en vorming tot officier. Jaarlijks leidt de KMA ongeveer 400 leerlingen en cadetten op. De KMA zal met het Instituut Defensieleergangen (IDL) en het Koninklijk Instituut voor de Marine (KIM) opgaan in de Hogere Defensie Opleidingsinstituten (HDO). Eén en ander zal voor 1 januari 2006 zijn beslag krijgen. De onderbrenging van de HDO binnen de bestuursstaf is nog onderwerp van studie. De prestatiegegevens KMA zijn in onderstaande tabel opgenomen. In de toekomst zal de toerekening van uitgaven aan de opleidingscategorieën nog verder worden verfijnd.

Prestatiegegevens KMA
AfnemersSoort opleidingMeeteenheidRaming 2005 in aantallenUitgaven in 2005 (x € 1 000)
Koninklijke landmachtOpleiding lang modelOpgeleide ll.1178 953
 Opleiding kort modelOpgeleide ll.54577
 SpecialistenOpgeleide II.44133
 OverigeOpgeleide II.40179
Koninklijke luchtmachtOpleiding lang modelOpgeleide ll.433 288
 Opleiding kort modelOpgeleide ll.77824
 SpecialistenOpgeleide ll.824
Koninklijke marechausseeOpleiding lang modelOpgeleide ll.141 071
 Opleiding kort modelOpgeleide ll.566
Toe te rekenen uitgaven Uitgaven 15 115
Niet of nog niet toe te rekenen uitgaven Uitgaven 21 380
Totaal Uitgaven 36 495

Opgeleide II. = Opgeleide leerlingen

Ondersteuning door ondersteunende eenheden Koninklijke luchtmacht

De ondersteunende eenheden van de Koninklijke luchtmacht zijn ondergebracht bij het ressort Logistiek Centrum Koninklijke luchtmacht (LCKLu) en het ressort Opleidingen Koninklijke luchtmacht (OKLu).

Logistiek Centrum Koninklijke luchtmacht

Naast een staf bestaat het LCKLu uit een drietal divisies. De Divisie Wapensysteem Ondersteuning (DWO) is belast met materieel-logistiek beheer en verwervingsactiviteiten voor (wapen)systemen in de instandhoudingfase. De uitvoerende taken op het gebied onderhoud en bevoorrading zijn ondergebracht bij de Logistieke Divisie Woensdrecht (LDW) en de Logistieke Divisie Rhenen (LDR). Het hoger onderhoud dat bij LDW wordt uitgevoerd omvat inspecties en reparaties van (wapen)systemen, mechanische (deel)systemen en componenten. Daartoe behoren vliegtuigen, helikopters, straalmotoren, mechanische vliegtuigcomponenten en munitie. LDR is verantwoordelijk voor het uitvoeren van hoger onderhoud aan elektronische grondsystemen, avionica en meet- en testapparatuur. Het LCKLu is daarmee verantwoordelijk voor een groot deel van de instandhouding van de (wapen)systemen van de Koninklijke luchtmacht.

De bijdrage van het LCKLu aan de operationele gereedheid van de Koninklijke luchtmacht vertaalt zich in de navolgende activiteiten:

Soort onderhoudRealisatie 2003Vermoedelijke uitkomst 2004Raming 2005
 AantallenAantallenAantallen
Preventief onderhoud helikopters7168
Preventief onderhoud PC-7182427
Modificatief onderhoud F-16102121
Modificatief onderhoud helikopters102118
Modificatief onderhoud PC-71110
Pacer Amstel (levensduur- verlengend onderhoud F-16) 1212

Opleidingen Koninklijke luchtmacht

Het ressort Opleidingen Koninklijke luchtmacht (OKLu) is een Resultaat Verantwoordelijke Eenheid (RVE) die voorziet in het beheer van opleidingscapaciteit, zowel binnen als buiten de Koninklijke luchtmacht. Het OKLu is verantwoordelijk voor vrijwel de gehele opleidingscapaciteit van de Koninklijke luchtmacht. Uitgezonderd hiervan zijn de opleidingen die worden gegeven aan de Koninklijke Militaire Academie (KMA), het Instituut Defensie Leergangen (IDL) en de vervolgvliegopleiding in de Verenigde Staten. Daarnaast voorziet het ressort OKLu in de openstelling van de Vliegbasis Woensdrecht en ondersteuning aan de daar gevestigde onderdelen. Onder het ressort OKLu ressorteren de Koninklijke Militaire School Luchtmacht (KMSL) en de Vliegbasis Woensdrecht (Vlb Woensdrecht).

De opleidingsactiviteiten die onder verantwoordelijkheid van het ressort OKLu vallen, betreffen initiële opleidingen alsmede omscholings- en bijscholingsopleidingen voor nieuw respectievelijk zittend personeel bij de krijgsmacht en met name de Koninklijke luchtmacht. Naar verwachting stromen in 2004 ongeveer 200 initiële leerlingen in bij het ressort OKLu. Verder volgen ongeveer 200 militairen een omscholing bij het ressort OKLu en zijn ongeveer 10 000 bijscholingen voorzien.

Prestatiegegevens organisatie-eenheid OKLu
 AfnemerRealisatie 2003Vermoedelijke uitkomst 2004Raming 2005
  InitieelOmscholers  
Slagingspercentage initiële opleidingen   95% 95%
Aantal geslaagde leerlingenJachtvliegtuigen370136
initiële opleidingen (output)Helikopters193102  
 Luchttransport2724  
 GGW10237  
 CDO-voering157  
 Klu Algemeen11426  
Opleidingsverloop initiëleJachtvliegtuigen23 
opleidingen (aantal)Helikopters19   
 Luchttransport1   
 GGW8   
 CDO-voering1   
 Klu Algemeen46   
Aantal geslaagde leerlingvliegers EMVO (output)Jachtvliegtuigen en helikopters16 
Slagingspercentage vlieger opl. EMVOJachtvliegtuigen en helikopters50% 75%75%

Ondersteuning door ondersteunende eenheden Koninklijke marechaussee

De ondersteunende eenheid van de Koninklijke marechaussee betreft het Opleidingscentrum Koninklijke marechaussee (OCKMar). De ramingen zijn gebaseerd op de formatiesterkte, inclusief het aantal leerlingen.

De daling van het budget in 2005, ten opzichte van 2004, wordt enerzijds veroorzaakt door de daling van het aantal leerlingen in 2005 en verdere jaren. Het aantal leerlingen loopt na 2008 weer op omdat dan het nieuwe OCKMar gereed is. Anderzijds is de voorgenomen sluiting van de dependance van het OCKMar te Vught in 2004 van invloed op de daling.

Ondersteuning krijgsmacht door Commando DienstenCentra (CDC)

Het voormalige Defensie Interservice Commando (Dico) levert ondersteuning van velerlei aard aan de krijgsmachtdelen. Deze kunnen zich hierdoor beter op hun primaire taken toeleggen. Door de concentratie van gelijksoortige activiteiten bij interservice dienstverlenende organisaties is een doelmatige ondersteuning van de krijgsmacht mogelijk.

Op 1 april 2004 is de naam Commando DienstenCentra (CDC) ingevoerd, vooruitlopend op de formele oprichting van deze organisatie op 1 januari 2005. De voormalige Dico-eenheden en nieuw te vormen dienstencentra zullen opgaan in het CDC. Thans wordt Gedragswetenschappen (GW) en het Centraal Betaalkantoor Defensie (CBD) geïntegreerd in het CDC. Daarnaast zijn er plannen om onder andere de Arbo-dienst en Verzekeringsgeneeskunde (VZK) onder te brengen in het CDC. In de aanloop naar een nieuwe organisatie en een nieuwe wijze van besturing wordt gewerkt aan een set van indicatoren waarmee de dienstverlening aan afnemende diensten op een adequate manier bewaakt en beoordeeld kan worden. Onderstaand is een overzicht opgenomen van de succesfactoren en de kerncijfers, waarmee in de nieuwe organisatie zal worden gewerkt.

ResultaatgebiedSuccesfactorenNorm
KlantKlantwaarderingpm
 Leveringsbetrouwbaarheidpm
 Flexibiliteitpm
 service/klantgerichtheidpm
PersoneelMedewerkerstevredenheidpm
 Vullingpm
ProfessionaliteitVerbeterpotentieelpm
 Opleidingsniveau medewerkerspm
 Productinnovatiepm
 Incidentenpm
FinancieelBedrijfsresultaatpm
DoelmatigheidBedrijfsresultaatpm
 Productiviteitpm
 Integrale kostprijs ontwikkelingpm
 Overhead flexibiliteitpm
ResultaatgebiedKerncijfersNorm
KlantMarktaandeel per defensieonderdeelpm
 Aantal ad-hoc opdrachten gesplitst naar klantpm
PersoneelSchaal/rang/manpm
 Schaal/rang/vrouwpm
 Leeftijdsverdeling manpm
 Leeftijdsverdeling vrouwpm
 Verdeling personeel naar BOT/BBT man/vrouwpm
 Soort contract (parttime/full time inclusief de flexibele arbeidsduur)pm
 Aantal uren inhuurpm
 Opleidingsbudget in procentenpm
ProfessionaliteitAantal projectenpm
FinancieelRealisatie begroting in absolute bedragen ingedeeld naar:pm
 Direct – constantpm
 Direct – variabelpm
 Indirect – constantpm
 Indirect – variabelpm
 Begrotingsregealisatiepm
 Totale middensom CDCpm
 Totale uitgaven per medewerkerpm
 Aantal claims of disputenpm
 Benchmarkprijspm
DoelmatigheidKostprijs per productpm

Het CDC bestaat tot 1 januari 2005 uit drie baten-lastendiensten, vijftien resultaatverantwoordelijke eenheden en een staf. De organisatie ziet er nog als volgt uit:

kst-29800-X-2-12.gif

Het Defensie Bureau Buitenland en Juridische Zaken Personeel zijn twee nieuwe deelorganisatie die repectievelijk per 1 mei en 1 juni 2004 aan het CDC zijn toegevoegd. Naar verwachting zullen de betreffende budgetoverhevelingen naar het CDC in de tweede helft van 2004 worden verwacht. Deze deelorganisaties zullen in de Overige Interservice Diensten (OID) worden ondergebracht.

De nieuwe organisatiestructuur van het CDC zal met ingang van 1 januari 2005 naar verwachting bestaan uit 8 bedrijfsgroepen en een bedrijfsgroep Interne Shared Service. In deze bedrijfsgroepen zijn drie baten-lastendiensten opgenomen (DTO, DGW&T en Paresto). Daarnaast wordt het opnemen van nieuwe of reeds bestaande paarse dienstencentra voorzien.

kst-29800-X-2-13.gif

Voor de uitgaven van de eenheden is waar mogelijk een toerekening gemaakt naar de operationele doelstellingen van de krijgsmacht. Voor DVVO is dit gedaan op basis van de uitgaven voor specifieke dienstverlening. Bij de overige eenheden betreft het een toerekening op basis van het percentage van de personele omvang van de afnemers. Hieronder volgt een toelichting van de diensten van de CDC-eenheden.

Uitgaven in 2005 (bedragen x € 1000)ten behoeve van operationele doelstellingDVVO 2005IKS 2005MGFB* 2005IDL 2005CBMS 2005MDD 2005DGV 2005Totaal 2005
KMEskaderschepen1 427 1 7113903523716454 896
 Onderzeedienst225 270625659102774
 Mijnendienst451 5401231111172041 546
 Helikoptergroep300 3608274781361 030
 Maritieme patrouillegroep526 6301441301372381 805
 Marinierseenheden1 352 1 6213693333526114 638
 Caribische eenheden300 3608274781361 030
 Overig2 9293 5653 5138007227621 32413 615
KLHRF(L)HQ809 3097364671171 439
 Air Manoeuvre Brigade3 640 1 3923272863025256 472
 Gemechaniseerde brigade 134 044 1 5473643183365837 192
 Gemechaniseerde brigade 413 640 1 3923272863025256 472
 Gemechaniseerde brigade 433 236 1 2382912542684665 753
 Operationele ondersteuningsgroep OPCO3 640 1 3923272863025256 472
 Divisie logistiek commando5 662 2 16650944547081610 068
 Overig15 77411 8846 0361 4141 2401 3092 27039 927
KLuJachtvliegtuigen2 124 2 2616474654918526 840
 Gevechtshelikopters531 5651621161232131 710
 Transporthelikopters265 283815861107855
 Light utility helikopters265 283815861107855
 Lutra/tankervliegtuigen379 40411683881521 222
 Geleide wapens455 4851391001051831 467
 Air Operations control station303 323926670122976
 Overig3 2621 0113 4739937147531 30911 515
KMarTaakveld 1 Beveiliging27 68181401482571 261
 Taakveld 2 Handhaving vreemdelingenwet67 1 652183403586233 058
 Taakveld 3 Politietaken Defensie35 873101791893291 615
 Taakveld 4 Politietaken burgerlucht-vaartterreinen6 1482303256274
 Taakveld 5 Assistentieverlening en bijstand3 741151628137
 Overig611 7191 504173093265674 503
 Totaal       149 416
 Nog toe te rekenen       74 647
 Totale uitgaven CDC*       224 063

* Bij het MGFB zijn niet de totale uitgaven verdeeld maar de totale uitgaven (€ 60,845 miljoen) -/- de totale ontvangsten CMH en MRC (€ 22,950 miljoen). Tevens zijn de Centrale Defensiebrede IV-uitgaven (€ 46,800 miljoen) niet meegenomen.

Defensie Verkeers- en Vervoersorganisatie

De Defensie Verkeers- en Vervoersorganisatie (DVVO) is belast met het op ieder gewenst moment voorbereiden en (doen) leveren van verkeers- en vervoersdiensten voor het gehele ministerie van Defensie.

De levering van vervoersdiensten geschiedt door inzet van eigen capaciteit, inzet van op enig moment vrije operationele vervoerscapaciteit (virtuele capaciteit) van de krijgsmachtdelen of door externe inhuur. De DVVO is verantwoordelijk voor de samenstelling van een optimale mix van deze drie componenten. Daarbij wordt gestreefd naar een zo hoog mogelijke inzet van eigen capaciteit of virtuele capaciteit en een zo laag mogelijke inhuur van externe vervoersdiensten.

EenheidOmschrijving producten en dienstenEenheidTotaal
DVVOa. Makelaar (verkeers- en vervoersdiensten)orders28 292
 b. Wegvervoer eigen middelenorders123 741

Instituut Keuring en Selectie Defensie

Het Instituut Keuring en Selectie Defensie (IKS) is een professioneel facilitair keuringsinstituut. Zij ondersteunt de defensieonderdelen door het tijdig aanleveren van overeengekomen keuringsprofielen. Daarnaast levert zij ondersteunende diensten ten behoeve van de personeelsvoorziening. Tot slot wordt fungeert het IKS als intermediair tussen de defensieonderdelen en belangstellenden voor een burger- of specialistische functie bij Defensie.

EenheidOmschrijving producten en dienstenEenheidTotaal
IKSa. Initiële selectiesaantal12 450
 b. Studie- beroepskeuze adviesaantal2 560
 c. Bijzondere selectiesaantal2 419
 d. Studie- beroepskeuze outplacementaantal1 184
 e. Burger- en bijzondere militaire functies (B&BMF)aantal1

Militair Geneeskundig Facilitair Bedrijf

Het Militair Geneeskundig Facilitair Bedrijf (MGFB) draagt, overeenkomstig de richtlijnen van de Hoogste Medische Autoriteit (HMA) en van de Commandant DienstenCentra, op doelmatige wijze bij aan de inzetbaarheid van militairen door de ondersteuning van de zorgverlening van de krijgsmachtdelen bij de inzet van operationele eenheden. Het MGFB verricht de volgende activiteiten:

• voorzien in de behoefte aan medisch specialistisch personeel voor uitzending;

• bieden van zorgcapaciteit (medisch specialistisch en revalidatie) voor de opvang van (grotere aantallen) militaire slachtoffers;

• voorzien in medisch specialistische zorg en revalidatiezorg;

• verzorgen van de geneeskundige opleidingen voor militair personeel;

• verzorgen van de logistiek van geneeskundige goederen en diensten;

• ontwikkelen van beleid en geven van advies aan de politieke en ambtelijke leiding.

Het MGFB is opgebouwd uit vier divisies en een staf. Deze staf verzorgt de nodige ondersteuning op het gebied van interne besturing en beheersing van de MGFB-organisatie. De divisies zijn het Centraal Militair Hospitaal (CMH), het Militair Revalidatie Centrum (MRC), het Opleidingscentrum Militair Geneeskundige Diensten (OCMGD) en het Militair Geneeskundig Logistiek Centrum (MGLC).

EenheidOmschrijving producten en dienstenEenheidTotaal
MGFBa. Het voorzien in medisch specialistische- en revalidatie zorgverpleegdagen en uren117 900
 b. Het bieden van zorgcapaciteit voor de opvang van (grotere aantallen) militaire en civiele slachtofferscapaciteitsplaatsen40
 c. Het verzorgen van de geneeskundige opleidingen voor militair personeelopleidingsdagen67 200
 d. Het voorzien in de behoefte van geneeskundige goederen, geneesmiddelen, geneeskundige uitrustingen, assemblage en dienstenbestelorderregels 697 662
 e. Het voorzien in de behoefte aan uitzendbaar medisch specialistisch personeelteams14
 f. Militair geneeskundige expertiseuren4 000

Instituut Defensie Leergangen

De ondersteuning op het gebied van de managementopleidingen wordt verzorgd door het Instituut Defensie Leergangen (IDL). Het IDL staat, in nauwe samenwerking met de defensieonderdelen, borg voor kwalitatief hoogwaardige opleidingen en cursussen voor leidinggevenden van Defensie en voor staffunctionarissen van midden-, hoger- en topniveau uit binnen- en buitenland. Daarnaast draagt het IDL bij aan een professionele verzorging van congressen en seminars binnen Defensie.

In het kader van de bestuurlijke integratie van het KIM, de KMA en het IDL levert het IDL een bijdrage aan de oprichting van de Faculteit Militaire Wetenschappen (FMW).

EenheidOmschrijving producten en dienstenEenheidTotaal
IDLa. Leergang Topmanagement Defensie (LTD)aantal cursistweken288
 b. Hogere Defensie Vorming (HDV)aantal cursistweken940
 c. Module Landoptreden (MLO)aantal cursistweken315
 d. Midden Management Opleiding (MMO)aantal cursistweken3 618
 e. Internationale stafcursussenaantal cursistweken906
 f. Specifieke cursussenaantal cursistweken204

Defensie ICT-uitvoeringsorganisatie (DICTU)

De doelstelling van de DICTU is door middel van concentratie van IV-deskundigheid alle uitvoerende processen voor realisatie en instandhouding (verwerving, contracten-/relatiebeheer, functioneel beheer en projectenrealisatie) van (tenminste) de defensiebrede informatievoorziening te regisseren, te begeleiden en te realiseren. Met de DICTU is Defensie in staat als professionele klant op de ICT-markt om te gaan met leveranciers op IV-gebied, binnen en buiten Defensie.

EenheidOmschrijving producten en dienstenEenheidTotaal
DICTUGeïntegreerde werkplekkenaantal50 300

Overige Interservice Diensten

Onder het ressort Overige Interservice Diensten (OID) vallen de volgende eenheden:

• Defensie Materieel Codificatiecentrum (DMC),

• Defensie Archieven-, Registratie- en Informatiecentrum (DARIC),

• Dienst Personeels- en Salarisadministratie (PSA),

• Centrale Beheerorganisatie Militair Salarissysteem (CBMS),

• Maatschappelijke Dienst Defensie (MDD),

• Diensten Geestelijke Verzorging (DGV),

• Bureau Internationale Militaire Sport (BIMS),

• Koninklijk Tehuis voor Oud-Militairen en Museum (KTOMM) Bronbeek,

• Eenheid Claims,

• Bureau Vorderingen, Inhoudingen en Kortingen (VIK).

Defensie Materieel Codificatiecentrum

De materieelcodificatie (door middel van Nato Stock Nummers -NSN-) wordt uitgevoerd door het Defensie Materieel Codificatiecentrum (DMC). Het DMC vervult de door de Navo vereiste functie van Nationaal Codificatie Bureau (NCB), bewaakt de toepassing van het NATO Codificatie Systeem in Nederland en ontwikkelt en beheert een codificatie-informatiesysteem (DEMCIS) dat ter beschikking wordt gesteld aan de krijgsmachtdelen. De dienstverlening is gericht op het bevorderen van interoperabiliteit binnen de Nederlandse krijgsmacht en de Navo en het doelmatig ondersteunen van de logistieke processen, waarmee een belangrijke bijdrage wordt geleverd aan de nationale en internationale operationele gereedheid van de defensie-eenheden.

EenheidOmschrijving producten en dienstenEenheidTotaal
DMCa. Materieel codificatieaantal NSN's732 000
 b. Navo verplichting NCBaantal NSN's732 000

Dienst Archieven-, Registratie- en Informatiecentrum

De ondersteuning op het gebied van archieven wordt verzorgd door de Dienst Archieven-, Registratie- en Informatiecentrum (DARIC). De DARIC verzorgt de centrale documentaire informatievoorziening en voert de algemene secretarie van het ministerie. De archiveringstaak omvat het in goede staat houden en bewaren van aan de DARIC toevertrouwde informatiebronnen alsmede overbrenging van archieven naar rijksarchiefbewaarplaatsen. De DARIC verstrekt telefonische en schriftelijke informatie over het gearchiveerde.

Dienst Personeels- en Salarisadministratie

De Dienst Personeels- en Salarisadministratie (PSA) verzorgt de uitvoering van de salarisadministratie, de loonspaarregelingen en de personele en financiële informatievoorziening voor het burgerpersoneel van Defensie. Daarnaast wordt de begrotingsbelasting voor de militaire bezoldiging verzorgd. PSA is tevens inhoudingsplichtige.

EenheidOmschrijving producten en dienstenEenheidTotaal
PSAVerwerken salarisgegevens inclusief begrotingsbelastingaantal individuele arbeidsrelaties (IAR)23 865

Centrale Beheerorganisatie Militair Salarissysteem

De Centrale Beheerorganisatie Militair Salarissysteem (CBMS) beheert het Nieuw Salarissysteem Krijgsmacht (NSK) en verzorgt de betaling van salarissen, toelagen en vergoedingen aan het militair personeel van Defensie c.q. hun verwanten. CBMS is tevens inhoudingsplichtige.

Maatschappelijke Dienst Defensie

De bedrijfsmaatschappelijke dienstverlening wordt verzorgd door de Maatschappelijke Dienst Defensie (MDD). De MDD richt zich primair op de ondersteuning bij de operationele inzet, levert diensten in het kader van het reguliere bedrijfsmaatschappelijk werk en verleent speciale ondersteuning bij reorganisaties. De MDD neemt de hulp- en dienstverlening aan burger- en militair personeel, aan het thuisfront van uitgezonden militairen en aan (aspirant-)veteranen voor zijn rekening. Het bedrijfsmaatschappelijk werk vergroot het welbevinden van deze groepen binnen de defensieorganisatie. De MDD draagt op die manier bij aan de motivatie en inzetbaarheid van het personeel.

EenheidOmschrijving producten en dienstenEenheidTotaal
MDDBedrijfsmaatschappelijk werkaantal BMW-ers79

Diensten Geestelijke Verzorging

De geestelijke verzorging in de krijgsmacht wordt verzorgd door vijf interservice diensten geestelijke verzorging: de rooms-katholieke, de protestantse, de joodse, de humanistische en de hindoe. Deze diensten zijn organisatorisch ondergebracht in de Diensten Geestelijke Verzorging (DGV). De DGV verlenen geestelijke verzorging aan militairen en waar nodig ook aan de gezinsleden van militairen volgens de richtlijnen van de zendende instanties. De DGV zijn voortdurend beschikbaar om, mede in het kader van het streven van Defensie naar hoogwaardige personeelszorg, vanuit de verschillende godsdienstige en levensbeschouwelijke achtergronden begeleiding en zorg te bieden inzake levensbeschouwelijke/ethische vragen en bij (geestelijke) nood.

EenheidOmschrijving producten en dienstenEenheidTotaal
DGVGeestelijke verzorging binnen de krijgsmachtaantal GV-ers145

Bureau Internationale Militaire Sport

Ondersteuning op het gebied van internationale sport wordt verzorgd door het Bureau Internationale Militaire Sport (BIMS). Het BIMS zorgt voor de organisatie van internationale militaire sporttoernooien en uitzending van de militaire équipes. Tevens coördineert het BIMS de militaire sport op nationaal niveau. Daarnaast stimuleert het BIMS sportbeoefening en (individuele) begeleiding van topsporters binnen de defensieorganisatie.

EenheidOmschrijving producten en dienstenEenheidTotaal
BIMSa. Nationale evenementenaantal21
 b. Internationale evenementenaantal58
 c. Defensie topsport selectieaantal15

Het Koninklijk Tehuis voor Oud-Militairen en Museum

Het Koninklijk Tehuis voor Oud-Militairen en Museum (KTOMM) Bronbeek dient als verzorgingstehuis voor oud-militairen van alle krijgsmachtdelen, beneden de categorie van officieren. Het houdt een koloniaal museum in stand dat in 1996 door de Traditiecommissie Krijgsmacht officieel als krijgsmachtdeelmuseum is aangemerkt. Daarnaast ondersteunt KTOMM Bronbeek het veteranenbeleid van de minister op een actieve wijze en dient het als plaats voor het houden van herdenkingen en reünies.

EenheidOmschrijving producten en dienstenEenheidTotaal
KTOMMa. Kamerverzorgingshuisaantal beschikbare kamers45
 b. Openingsdag museumaantal openingsdagen308
 c. Herdenkingaantal grote herdenkingen7
 d. Reüniedagaantal openingsdagen Kumpulan282
 e. Conserveren collectie museumaantal collecties1

Eenheid Claims

Het beheren van de schadeclaims wordt verzorgd door de Eenheid Claims. De taken van de Eenheid Claims zijn:

• behandeling van schadeclaims van derden op Defensie op civielrechtelijke gebied namens de defensieonderdelen, het CDC en de bestuursstaf. Het betreft materiële schade en letsel- en overlijdensschade;

• oefenschade;

• Navo- en PfP-schade (Partnership for Peace); verhaalschade op grond van de Verhaalswet Ongevallen Ambtenaren (VOA);

• ontwikkeling van schadebeleid voor Defensie;

• advisering ten aanzien van schadepreventie en overige vragen op het gebied van schade.

EenheidOmschrijving producten en dienstenEenheidTotaal
CLAIMSClaim handling (betalen of verhalen)aantal4 200

Vorderingen, Inhoudingen en Kortingen

Het bureau Vorderingen, Inhoudingen en Kortingen (VIK) is, met inachtneming van de wettelijke bepalingen, alsmede met inachtneming van de aanwijzingen en richtlijnen van de C-CDC, belast met het, ten behoeve van alle defensieonderdelen:

• tijdig en conform de geldende regelgeving, met name op het gebied van beslag- en executierecht (laten) uitvoeren van alle binnenkomende (wettelijk) verplichte opdrachten tot inhouding ten laste van het inkomen van defensiepersoneel c.q. ten laste van vorderingen, die een derde (leverancier) op Defensie heeft,

• het analyseren van dubieuze vorderingen van alle defensieonderdelen op de juridische haalbaarheid en verhaalbaarheid en het, zonodig gerechtelijk, incasseren van deze vorderingen op ex-defensiepersoneel en derden, indien de invorderingsactiviteiten door het defensieonderdeel zelf niet tot betaling hebben geleid.

EenheidOmschrijving producten en dienstenEenheidTotaal
VIKInhoudingenaantal3 760
 Vorderingenaantal207

Algemeen

Onder deze categorie zijn de niet verder toe te delen activiteiten opgenomen, zoals de uitgaven van de staf van het CDC en enkele projecten. De staf van het CDC ondersteunt de Commandant DienstenCentra bij de aansturing van de onder het CDC ressorterende eenheden. In de staf is tevens een ondersteuningsgroep opgenomen die mede zorg draagt voor de ondersteuning van enkele CDC-eenheden op het gebied van financiën, personeel en organisatie. Het betreft eenheden die niet zelf in staat zijn deze taken doelmatig uit te voeren.

Investeringen

De investeringen van het CDC bestaan voor ongeveer 2/3 deel uit infrastructurele nieuwbouw en vervangingsprojecten. Daarnaast is een groot gedeelte benodigd ten behoeve van de reguliere voertuigvervangingen DVVO.

Verhuizing IDL naar Breda

Begin 2004 is besloten het Instituut Defensie Leergangen (IDL) te verplaatsen naar Breda. De kosten voor nieuwbouw, inrichting en verhuizing bedragen € 27 miljoen. Deze aanpassingen zijn afgestemd op de voorziene bouwactiviteiten zoals genoemd in de brief aan de Kamer van 19 december 2003 inzake «Infrastructurele behoefte van de KMA te Breda». Na de verhuizing wordt de huidige locatie van het IDL afgestoten.

 
DoelstellingBesparingen door concentratie Hogere Defensie Opleidingen
Projectomvang€ 27,0 miljoen
 Realisatie 2003Verwachting 2004Begroting 20052006200720082009
Activiteiten       
Financiële gevolgen       
        
Verplichtingen (x € 1 000) 200014 0009 0002 000  
Uitgaven (x € 1 000)  5 00019 0003 000  

Centrale defensiebrede IV-investeringen

De defensiebrede geïntegreerde basisvoorziening zal in 2005 gereed komen. Vooruitlopend hierop zal reeds per 2005 de werkplekdienst worden getarifeerd tegen een marktconform tarief. Afzonderlijke exploitatieactiviteiten in dit domein zullen contractueel worden ontbonden ten gunste van deze defensiebrede aanpak. De standaardvoorzieningen met betrekking tot de beveiliging van de infrastructuur in het algemeen en van de werkplek in het bijzonder, worden begrepen onder de nieuwe werkplekdienst. Dit geldt eveneens voor de generieke aspecten van de documentaire informatievoorziening.

Selectie van een standaard softwarepakket ten behoeve van geïntegreerde IV (ERP) maakt het mogelijk de weg te vervolgen om bestaande en verouderde informatiesystemen (de zogenoemde legacy-systemen) te vervangen door standaard software. De geïntegreerde IV moet de geplande samenvoeging en reorganisatie van eenheden in het kader van SAMSON alsmede de invoering van resultaatgerichte sturing (VBTB) mogelijk maken. De resulterende verbeterde geautomatiseerde ondersteuning van de defensiebrede bedrijfsvoering moet voorts leiden tot een reductie van de oplopende exploitatiekosten.

Ten behoeve van de afzonderlijke defensieonderdelen zullen budgetten ter beschikking zijn voor IV-investeringen welke kleiner zijn dan € 5 miljoen. Daarenboven zijn fondsen gebudgetteerd ten behoeve van IV-beleidsontwikkeling. De aanwending van de in deze tabel genoemde budgetten geschiedt onder regie van de Directie Informatievoorziening en Organisatie (DIO), en zal zijn gericht op defensiebreed geïntegreerde IV (onder architectuur) en gestandaardiseerde infrastructuur. Met name deze standaardisatie is erop gericht om de voorziene exploitatie bij de defensieonderdelen te kunnen voeren tegen een toereikend, maar tegelijk jaarlijks in omvang afnemend budget.

De tabel van de defensiegenerieke en -specifieke IV-investeringen is als onderstaand; de defensiebrede activiteiten in het programma Operationele IV zijn hieronder nog niet begrepen. In de loop van 2005 zullen de budgetten, welke voor een deel nog zijn begrepen in de investeringsramingen van de krijgsmachtdelen, worden overgeheveld naar het centrale budget op het niet-beleidartikel 60 «Ondersteuning krijgsmacht», aangezien de realisatie van deze budgetten door DICTU zal geschieden.

Bedragen x € 1 miljoen
Defensiebrede IV-investeringen20052006200720082009
Artikel 01 Koninklijke marine3,94,04,04,04,0
Artikel 02 Koninklijke landmacht20,015,012,012,012,0
Artikel 03 Koninklijke luchtmacht9,07,07,07,07,0
Artikel 04 Koninklijke marechaussee8,76,76,56,56,5
Artikel 11 Internationale samenwerking5,52,6   
Artikel 60 Ondersteuning krijgsmacht      
Onderdeel Ondersteuning door CDC:     
–Functionele integratie in P-domein  13,011,011,0
–Functionele integratie in M- en F-domein25,936,450,337,29,1
–Basisvoorzieningen17,816,914,57,5 
–Overig3,13,32,79,340,9
Artikel 90 Algemeen:     
–IV-beleidsontwikkeling5,36,36,56,56,5
–Overig9,77,27,21,71,7
Totaal108,9105,4123,7102,798,7

De bij de IV-investeringen behorende exploitatie is in onderstaande tabel weergegeven. Delen van de budgetten welke thans nog zijn begrepen in de exploitatiebudgetten van de krijgsmachtdelen zullen in de loop van 2005 worden ondergebracht op het niet-beleidsartikel 60 «Ondersteuning krijgsmacht».

Bedragen x € 1 miljoen
Defensiebrede IV-exploitatie20052006200720082009
Artikel 01 Koninklijke marine33,231,730,228,727,7
Artikel 02 Koninklijke landmacht119,6110,1100,691,182,6
Artikel 03 Koninklijke luchtmacht37,235,333,231,329,9
Artikel 04 Koninklijke marechaussee15,415,215,315,114,9
Artikel 60 Ondersteuning krijgsmacht      
Onderdeel Ondersteuning door CDC25,930,134,438,643,2
Artikel 90 Algemeen13,412,210,99,78,6
Totaal244,7234,6224,6214,5206,9

Ontvangsten

De ontvangstenraming bedraagt in totaal € 45,6 miljoen.

De geraamde ontvangsten hebben betrekking op te verhalen ziektekosten, verhuur van woningen, vermindering afdracht loonheffing en de terugvordering van BTW. Voorts dragen de verkoop van topografische kaarten en drukwerk en de ontvangsten uit dienstverlening hieraan bij. Daarnaast zijn er nog specifieke ontvangsten, zoals ontvangsten van ziektekostenverzekeraars vanwege door het CMH en het MRC verleende geneeskundige verzorging, voor de verhuur van spoorwagons door DVVO, de verhuur van faciliteiten door het IDL alsmede door bijdragen van bewoners en voor museumbezoek bij het KTOMM.

Waar de ontvangsten het gevolg zijn van in rekening gebrachte tarieven, zijn deze tarieven kostendekkend.

Niet-beleidsartikel 70. Geheime uitgaven

Grondslag van het artikel

Overeenkomstig artikel 6 van de Comptabiliteitswet 2001 en de regeling Rijksbegrotingsvoorschriften, is dit artikel bij het ministerie van Defensie aangewezen als het artikel waarop de geheime uitgaven worden verantwoord.

Budgettaire gevolgen

De geheime uitgaven worden jaarlijks door de President van de Algemene Rekenkamer gecontroleerd. De beschikbare financiële middelen zijn opgenomen in de volgende tabel.

Budgettaire gevolgen niet-beleidsartikel 70 Geheime uitgaven (x € 1 000)
 2003200420052006200720082009
Verplichtingen (x € 1 000)2 0171 4211 4071 4211 4211 4211 421
Uitgaven (x € 1 000)2 0171 4211 4071 4211 4211 4211 421

Niet-beleidsartikel 80. Nominaal en onvoorzien

Grondslag van het artikel

In dit artikel worden primair de door het ministerie van Financiën toegekende bedragen voor zowel de loonbijstelling en de incidentele looncomponent als die voor de prijsbijstelling en die voor nieuwe mutaties ondergebracht. Vervolgens worden deze bedragen over de (niet-)beleidsartikelen verdeeld.

De budgettaire gevolgen

De financiële bedragen die voor bovenstaande doelstellingen tijdens de begrotingsjaren ter beschikking staan, zijn in de volgende tabel opgenomen.

Budgettaire gevolgen niet-beleidsartikel 80 Nominaal en onvoorzien (bedragen x € 1 000)
 2003200420052006200720082009
Uitgaven/verplichtingen       
Loonbijstelling 75 19770 63770 79771 91471 91471 880
Prijsbijstelling – 216 01510 54618 830– 1 35735 647– 6 513
Onvoorzien       
Taakstelling Strategisch Akkoord en Hoofdlijnen Akkoord 43 42246 08156 46564 20565 33059 230
Totale uitgaven – 97 396127 264146 092134 762172 891124 597

Toelichting op de geraamde bedragen

Loonbijstelling

Dit betreft met name het restant van de nog te verdelen loonbijstellingsbedragen. De verdeling van deze gelden is mede afhankelijk van het af te sluiten arbeidsvoorwaardencontract en de mogelijke gevolgen van de kabinetsbeslissing omtrent de wijze waarop in de toekomst wordt omgegaan met pre-pensionering.

Prijsbijstelling

Voor 2004 en verdere jaren zijn diverse mutaties geboekt die op dit artikel tijdelijk centraal worden gestald. Het betreft onder meer de financiële gevolgen van het temporiseren van de investeringen in 2004 en 2005.

Taakstelling Strategisch en Hoofdlijnen Akkoord

Als uitvloeisel van de maatregelen uit het Strategisch Akkoord en het Hoofdlijnen Akkoord alsmede de maatregelen ter oplossing van de interne problematiek zal de komende jaren een groot aantal defensiemedewerkers afvloeien. Er zijn gelden voor SBK-maatregelen gereserveerd voor de betrokken defensiemedewerkers. In de raming is tevens rekening gehouden met de salarislasten van overtollig personeel als gevolg van de maatregelen uit de Prinsjesdagbrief. Nadat tot invulling van de maatregelen is gekomen, zullen deze gelden worden toegewezen aan de defensieonderdelen.

Niet-beleidsartikel 90. Algemeen

Grondslag van het artikel

In dit artikel worden onder de «apparaatsuitgaven» de uitgaven geraamd van het kerndepartement en de organisatie-eenheid Militaire inlichtingen- en veiligheidsdienst (MIVD). Als «programmauitgaven» worden de investeringen van het kerndepartement en de Militaire inlichtingen- en veiligheidsdienst, alsmede niet nader toe te delen departementsbrede uitgaven geraamd. Deze worden beheerd door het kerndepartement.

Budgettaire gevolgen

De raming van deze uitgaven voor de komende begrotingsjaren is in de onderstaande tabel opgenomen.

Budgettaire gevolgen niet-beleidsartikel 90 Algemeen (x € 1 000)
 2003200420052006200720082009
Verplichtingen1 320 0231 359 9591 470 3211 462 7121 442 8931 425 1361 397 947
Uitgaven       
Apparaatsuitgaven       
Kerndepartement inclusief wachtgelden100 238104 38297 66995 08596 14095 82795 560
Militaire inlichtingen- en veiligheidsdienst50 37255 86655 74356 23256 57456 68356 771
Bijdrage aan baten-lastendiensten 139186186186186186
Totaal apparaatsuitgaven150 610160 387153 598151 503152 900152 696152 517
Programmauitgaven       
Investeringen29 12234 09427 48621 93716 21511 30011 300
Departementsbrede uitgaven       
–Milieu-uitgaven6 27211 29518 99419 95312 54012 3668 307
–Pensioenen en uitkeringen*948 7481 004 4331 111 8061 118 7271 112 9071 094 8731 071 921
–Wetenschappelijk onderzoek60 96963 33662 47662 34862 59562 59362 594
–Ziektekostenvoorziening29 96734 88134 11934 11934 12134 07834 078
–Garanties       
–Subsidies en bijdragen13 00610 93310 43910 2358 7468 7468 746
–Overige uitgaven36 49234 45542 14841 41441 41541 41541 415
Totaal programmauitgaven*1 124 5761 193 4271 307 4681 308 7331 288 5391 265 3711 238 361
Totaal uitgaven*1 275 1861 353 8141 461 0661 460 2361 441 4391 418 0671 390 878
Ontvangsten       
Totaal ontvangsten7 110194 694201 257163 547210 797224 159160 615
*waarvan niet-relevant  97 501101 24499 61696 70892 933

Apparaatsuitgaven

Kerndepartement

Het kerndepartement is de beleidsadviserende en ondersteunende staf voor de minister en de staatssecretaris. Het kerndepartement voert hiertoe de volgende hoofdactiviteiten uit:

– het initiëren, ontwikkelen, overdragen, uitdragen, regisseren en evalueren van het strategische defensiebeleid. Dit is er op gericht de operationele onderdelen van Defensie op korte, zowel als op lange termijn in staat te stellen de beleidsdoelstellingen te realiseren;

– het initiëren, ontwikkelen, overdragen, uitdragen, regisseren en evalueren van personeelsbeleid. Het personeelsbeleid heeft als doel Defensie te voorzien van de gewenste aantallen voor hun taak toegerust en gemotiveerd personeel;

– het initiëren, ontwikkelen, overdragen, uitdragen en evalueren van (inter-)nationaal materieelbeleid ten behoeve van alle defensieonderdelen, inclusief het beleid ten aanzien van wetenschappelijk onderzoek en ontwikkeling en het Defensie-industriebeleid. Het materieelbeleid is gericht op de verwerving, de instandhouding en de afstoting van materieel en diensten (onder meer de infrastructuur), alsmede het voeren van regie over de uitvoering daarvan;

– het initiëren, ontwikkelen, overdragen, uitdragen, regisseren en evalueren van financieel-economisch beleid, met als doel de rechtmatige en doelmatige besteding van het defensiebudget te bevorderen en te bewaken;

– het initiëren, ontwikkelen, overdragen, uitdragen, regisseren en evalueren van beleid op het gebied van informatievoorziening (IV). Dit is er op gericht een gestandaardiseerde, juiste, tijdige en volledige informatievoorziening te bevorderen bij alle defensieonderdelen;

– het verzamelen van informatie, achtergronden en gegevens van binnen en buiten de organisatie, zodat op basis daarvan adviezen ten behoeve van de bewindslieden kunnen worden gegeven;

– het initiëren, regisseren en evalueren van militair optreden in (inter-)nationaal verband.

Militaire inlichtingen- en veiligheidsdienst (MIVD)

De MIVD ondersteunt Defensie op maat en naar behoefte op het gebied van inlichtingen en veiligheid. De dienst richt zich daarbij zowel op het politiek-militaire besluitvormende niveau (strategische inlichtingen), als op de krijgsmacht tijdens de voorbereiding en de uitvoering van militaire taken (operationele inlichtingen). Hierbij gaat het vooral om de uitvoering van crisisbeheersingsoperaties.

De twee hoofdtaken van de MIVD zijn een inlichtingentaak en een veiligheidstaak. De MIVD voert deze taken uit binnen een strak wettelijk kader, neergelegd in onder andere de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (Wiv) en de Wet veiligheidsonderzoeken (Wvo).

Het Actieplan Terrorismebestrijding en Veiligheid, dat werd opgesteld naar aanleiding van de aanslagen in de Verenigde Staten op 11 september 2001, is de grondslag voor het regeringsbesluit de capaciteit voor de inlichtingen- en veiligheidsdiensten uit te breiden.

Op basis van besluitvorming in de ministerraad is onder leiding van de coördinator van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten een voorstel gedaan voor de herinrichting van de capaciteit voor satellietinterceptie in Nederland. Het voorstel voorziet in de oprichting van een Nationale SIGINT- («signal intelligence») organisatie (NSO). Deze wordt ondergebracht bij het ministerie van Defensie en beleidsmatig gezamenlijk aangestuurd door de MIVD en de Algemene inlichtingen- en veiligheidsdienst (AIVD). De basis voor de SIGINT-organisatie vormt de afdeling Verbindingsinlichtingen (AVI) van de MIVD. Een deel van de AVI wordt daartoe uit de organisatie van de MIVD gehaald. Bij de nieuwe organisatie, de NSO, worden activiteiten op het gebied van de verwerving van verbindingsinlichtingen ondergebracht. Op 26 september 2003 is door de directeur van de MIVD en het plaatsvervangend hoofd van de AIVD een convenant getekend over de vorming van de NSO en de uitbreiding van de satellietontvangst- en signaalverwerkingscapaciteit. Bij de MIVD is een projectleider aangesteld die verantwoording aflegt aan beide diensthoofden. Bij de nieuwe organisatie, de NSO, worden activiteiten op het gebied van de verwerving van verbindingsinlichtingen ondergebracht.

Voor de uitbreiding van de capaciteit voor satellietinterceptie is een omvangrijk investeringsplan benodigd, dat op hoofdlijnen gereed is. Hiervoor is een budget van € 18,7 miljoen uitgetrokken.

Programmauitgaven

Investeringen

Beleidsontwikkelingsgelden informatievoorziening (IV)

Het op termijn realiseren van een geïntegreerde informatievoorziening is het doel van de beleidsontwikkelingsactiviteiten op IV-gebied. Deze zijn in 2004 en 2005 vooral gericht op de totstandkoming van een technische IV-infrastructuur (servers, netwerken en werkplekken). Het doel is een generiek netwerk en een basiswerkplek voor al het defensiepersoneel. Vanaf 2006 zal deze basisinfrastructuur verder worden uitgebouwd naar vooral het operationele domein.

De bovengenoemde infrastructuur is de basis voor de ontwikkeling van generieke applicaties voor alle defensieonderdelen. «Enterprise Resource Planning» (ERP) is hiervan de kern. Tussen 2004 en 2010 wordt gewerkt aan de ontwikkeling en de indienststelling ervan. In het personeelsdomein (P&O2000+) wordt hier sinds 2004 aan gewerkt, het materieellogistieke (MATLOG) en het financiële domein vanaf 2006. In de overige domeinen wordt pas later voorzien in vervanging van bestaande applicaties en zullen in eerste instantie bestaande applicaties worden geïntegreerd.

P&O 2000+

De investeringen opgenomen bij P&O2000+ betreffen de ontwikkeling en implementatie van het gelijknamige defensiebrede IV-project. Het uitgangspunt is dat het project P&O2000+ binnen de hiervoor uitgetrokken tijdsduur (tot en met 2005) en binnen de financiële voorwaarden wordt gerealiseerd.

IV-investeringen Centrale organisatie

De investeringen die zijn opgenomen bij deze post betreffen de specifieke IV-investeringen bij de Centrale organisatie. Deze IV-investeringen hebben voor een belangrijk deel te maken met de specifieke onderbrenging bij de Centrale organisatie. Tevens wordt rekening gehouden met de (financiële) gevolgen van de inrichting van het Defensie Operatiecentrum (DOC) en de daaruit voortvloeiende activiteiten waaronder Military Message Handling System (MMHS) en ontwikkelingen op het gebied van Nato Secure Wide Area Network (NSWAN) en Netherlands Secure Wide Area Network (NLSWAN).

MIVD

Om inlichtingen te verkrijgen speelt in de toekomst hoogwaardige techniek steeds vaker een beslissende rol. Er zullen derhalve voortdurend investeringen nodig zijn. In een deel van de inlichtingenbehoefte zal de NSO gaan voorzien. Voor een ander deel moet de MIVD ook zelf investeren.

Departementsbrede uitgaven

Milieu-uitgaven

Het budget voor milieu-uitgaven wordt besteed aan contributies aan milieuorganisaties en de uitvoering en begeleiding van specialistische onderzoeken op het gebied van milieu en ruimtelijke ordening. Naar aanleiding van de ramp in Volendam is het toezicht op de handhaving van gebruikersvergunningen verscherpt. De financiële afdoening hiervan loopt enige vertraging op vanwege de trage facturering van gemeenten. In 2005 worden hiervoor de laatste uitgaven verwacht.

Ook wordt jaarlijks een programma voor de intensivering van milieuonderzoeken door de Centrale organisatie opgesteld. Ten behoeve van het oplossen van de milieuproblemen in de Cannerberg is het Nederlandse aandeel in deze programmauitgaven opgenomen. Het aandeel dat door de Navo wordt vergoed, is opgenomen in het beleidsartikel 11 «Internationale samenwerking». Ten slotte is op dit artikel een defensiebrede reeks met projecten voor milieu-intensiveringen opgenomen.

Pensioenen en uitkeringen

Deze programmauitgaven betreffen de betalingen van uitkeringen voor ouderdomspensioen en overige uitkeringen aan voormalig militair personeel. De uitvoering van de sociale zekerheid is in handen van de Uitvoeringsinstelling werknemersverzekeringen (UWV) en het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP). Op dit artikelonderdeel worden de in dit verband door de UWV en het ABP in rekening gebrachte uitgaven geraamd.

Sinds 2001 werd het vrijwillig nadienen bevorderd, vooruitlopend op de verplichte ophoging van de ontslagleeftijden vanaf 2006. Volgens de daarvoor gehanteerde normen dient 30% van de militairen gedurende gemiddeld drie jaar na. De hiermee samenhangende opbrengsten zijn in mindering gebracht op het budget van dit niet-beleidsartikel. Jaarlijks wordt bij nacalculatie het feitelijke aantal nadieners bepaald en worden de financiële effecten daarvan, afgezet tegen de norm, verrekend met de desbetreffende defensieonderdelen. In het kader van de reorganisaties en de voorgenomen verkleining van de krijgsmacht is medio 2003 besloten het nadienen te beëindigen.

Na het mislukken van het voorjaarsoverleg zet het kabinet het voornemen om de instroom in VUT- en prepensioenregelingen te ontmoedigen door. Daartoe is een wetsvoorstel in voorbereiding waarmee de bestaande fiscale faciliëring van VUT en prepensioenregelingen wordt beëindigd en tevens een levensloopregeling wordt geïntroduceerd. In afwachting van nadere besluitvorming over de effecten van dit wetsvoorstel voor Defensie is de implementatie van een militair prepensioen ter vervanging van de huidige UKW vooralsnog opgeschort.

Voor het burgerpersoneel dat bij de overheid werkzaam is, werd in 2003 overeengekomen dat zal worden overgegaan op het zogenaamde middelloonstelsel. Dit betekent dat vanaf 2004 de pensioenaanspraken zullen worden gebaseerd op het feitelijk genoten inkomen en niet langer op het laatstgenoten inkomen. Omdat de consequenties voor het militair personeel in belangrijke mate afwijken van die van het burgerpersoneel is voor die categorie personeel vooralsnog niet op het middelloonstelsel overgegaan. Het jaar 2004 wordt benut om de positie vanaf 2005 voor het militaire personeel nader te bezien. Daarbij zal tevens worden bezien of dient te worden gekomen tot een afzonderlijk pensioenreglement voor militairen en een afzonderlijke vermogenspositie voor de pensioenaanspraken van militairen, al dan niet binnen het ABP.

Op dit artikelonderdeel worden verantwoord:

– de door het ABP op declaratiebasis in rekening gebrachte militaire ouderdomspensioenen en (aanvullende) nabestaandenpensioenen; de door de Uitvoeringsinstelling sociale zekerheid voor overheid en onderwijs (USZO) op declaratiebasis in rekening gebrachte programmauitgaven met betrekking tot de sociale zekerheid; de door USZO/ABP in rekening gebrachte uitvoeringskosten;

– het nominale deel van de door Defensie aan het ABP te verrichten betalingen ten behoeve van de opbouw van kapitaaldekking van de militaire nabestaandenpensioenen, alsmede het nominale deel van de door Defensie aan het ABP te verrichten betalingen ten behoeve van de opbouw van kapitaaldekking van het militaire prepensioen;

– de reeks 10-jarige leningen van Defensie aan het ABP ten behoeve van de kapitaaldekking militaire ouderdomspensioenen en het premietekort of -voorschot ten behoeve van de kapitaaldekking militaire prepensioen.

– de uitgaven voor het veteranenbeleid en (vanaf 2005) de jaarlijkse «NL Veteranendag». De «NL Veteranendag» heeft tot doel bij te dragen aan de maatschappelijke erkenning en waardering voor de veteraan. Er zal in grote lijnen volgens het advies van de commissie Van Eekelen vorm aan worden gegeven. Voorts wordt in het artikelonderdeel «Subsidies en bijdragen» de uitvoering van het veteranenbeleid bij de Stichting Veteranen Instituut (SVI) en de belangenbehartiging van de veteranen bij het Veteranenplatform neergelegd.

Wetenschappelijk onderzoek en ontwikkeling (WOO)

Een moderne krijgsmacht is kennisintensief. Kennis is nodig om in te kunnen schatten of en hoe op veranderingen kan worden geanticipeerd, onder invloed van de politiek, maatschappij, technologie en wetenschap. Kennis is ook noodzakelijk voor behoeftestelling, verwerving en optimale inzet van personele en materiële middelen.

Als essentiële kennis in de defensieorganisatie niet beschikbaar of niet verkrijgbaar is, dan is het (laten) ontwikkelen ervan een mogelijkheid om in die kennisbehoefte te voorzien. Door structureel onderzoek te laten uitvoeren bij kennisinstellingen zoals het TNO, het Nationaal lucht- en ruimtevaartlaboratorium (NLR) en het Maritiem researchinstituut Nederland (MARIN) wordt voorzien in een deel van de voor Defensie benodigde kennis. Deze kennisontwikkeling is uiteraard internationaal ingebed.

De kennisbehoefte is gerelateerd aan de taken van Defensie. Beleidsuitgangspunten daarbij zijn de vernieuwing en veranderdoelstellingen van de krijgsmacht, waarin de flexibiliteit, de paraatheid, de mobiliteit, de gevechtskracht, het voortzettingsvermogen, de veiligheid, de interoperabiliteit en de kwaliteit van de krijgsmacht centraal staat. Bovenal dient de krijgsmacht betaalbaar te zijn, dus efficiënt en effectief te werken. Daarnaast is het versterken van het Europese veiligheids- en defensiebeleid en de daarvoor ter beschikking staande militaire capaciteiten een beleidsprioriteit. In het kader van het realiseren van de EU-Headline Goal en het Prague Capabilities Commitment van de Navo zijn nader geoperationaliseerde beleidsdoelstellingen bepaald. Ook op het gebied van terrrorismebestrijding zijn Defensie enkele specifieke taken toebedeeld. Invloedrijke ontwikkelingen op het gebied van Defensie en het uitvoeren van militaire operaties zijn expeditionair optreden, «plug and fight», «network centric warfare» en «effect based operations». Op basis van de besluitvorming over de in 2003 uitgevoerde «Herijking Kennisvoorziening Defensie» zullen de WOO-kennisexploitatiebudgetten voor contractresearch vanaf 2005 geleidelijk worden opgehoogd.

De nader geoperationaliseerde beleidsdoelstellingen worden deels nagestreefd door het uitvoeren van onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten (programma's of projecten). Veel van deze activiteiten richten zich op verschillende beleidsdoelstellingen. Voor de financiering van deze beleidsdoelstellingen wordt gebruikt gemaakt van onderstaande instrumenten:

Doelfinanciering Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek (TNO)

Overeenkomstig de TNO-wet en de regelingen tussen de overheid en het TNO, verstrekt Defensie jaarlijks doelfinanciering aan TNO via het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Met deze doelfinanciering wordt bij de drie instituten van TNO-Defensieonderzoek geïnvesteerd in een voor de taakuitvoering van Defensie benodigde kennisbasis.

Onderzoek en technologie

Er wordt geïnvesteerd in de ontwikkeling van (technologische) kennis die van belang is voor de taakuitvoering van Defensie. Deze activiteiten worden, vaak in internationaal verband, uitgevoerd door Nederlandse bedrijven, onderzoeksinstellingen en universiteiten. In het geval dat de ontwikkeling van nieuwe technologische kennis een belangrijk deel uitmaakt van een materieelproject, wordt uit het niet-beleidsartikel 90 (Algemeen) incidenteel dus ook bijgedragen aan een materieelontwikkelingsproject voor een krijgsmachtdeel.

Bijdrage aan het NLR

Defensie verstrekt via het ministerie van Verkeer en Waterstaat een bijdrage aan het Nationaal lucht- en ruimtevaartlaboratorium (NLR). Deze bijdrage is bedoeld voor het verrichten van basisonderzoek.

Ziektekostenvoorziening defensiepersoneel (ZVD)

Deze programmauitgaven betreffen een vangnetvoorziening voor het burgerpersoneel, het gewezen burgerpersoneel en het gewezen militair personeel van Defensie. Ze draagt er toe bij dat de ziektekosten die voor eigen rekening van dit personeel komen, worden beperkt tot een van de ziekenfondsgrens afgeleid maximum. Actief dienende militairen en gewezen militairen met een uitkering in het kader van de Uitkeringswet gewezen militairen (UKW) zijn uitgesloten van deelname.

De Ziektekostenvoorziening defensiepersoneel zal worden geëvalueerd in het kader van de door het kabinet aangekondigde nieuwe zorgverzekeringswet, waarvan de introductie is voorzien in 2006. De voorbereiding van deze wet is reeds in 2003 gestart.

De jaarlijks hogere uitgaven voor de Ziektekostenvoorziening defensiepersoneel werden grotendeels veroorzaakt doordat een steeds groter aantal (ex-)werknemers gebruik hebben gemaakt van deze regeling, alsmede door de stijging van het gemiddelde aanspraakbedrag als gevolg van de autonoom stijgende ziektekosten. De gevolgen van deze laatste oorzaak van de stijging van de uitgaven zijn ingeperkt, doordat in 2003 met het ministerie van Financiën afspraken zijn gemaakt over een exogene vergoeding van de autonoom stijgende ziektekosten. Hierdoor is de verwachting dat de uitgaven in de planperiode voor Defensie constant zullen blijven.

Subsidies en bijdragen

Subsidies worden verleend aan instellingen die voor Defensie een zeker nut hebben en ook zelf financiële middelen bijeenbrengen, maar mede afhankelijk zijn van financiële hulp van Defensie. Daarnaast levert Defensie financiële bijdragen aan diverse overheidsinstellingen. De belangrijkste bijdragen betreffen het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen voor onderwijs op algemene grondslag en voor de stichting Nederlands Instituut voor internationale betrekkingen Clingendael. De doelstellingen van deze instanties worden uiteengezet in een separate bijlage.

De taakstelling die als gevolg van het Strategisch Akkoord op de subsidies is doorgevoerd is van grote invloed op de hoogte ervan. Een uitbreiding van het aantal subsidies is thans niet voorzien. In de planperiode zal de aandacht vooral uitgaan naar de tijdige evaluatie en afrekening van bestaande subsidies. De eerder door Defensie doorgevoerde subsidiereductie op het verstrekken van gratis treinkaartjes aan veteranen is in deze begroting ongedaan gemaakt.

Voor het jaar 2005 worden subsidies verleend aan de stichting Homosexualiteit en krijgsmacht (€ 10 000), De Nederlandse Reservisten federatie (€ 26 000), Koninklijke Vereniging ter beoefening van de krijgswetenschap, ten behoeve van de buitengewone leerstoel aan de Universiteit van Amsterdam (€ 55 000), de stichting Protestant interkerkelijk thuisfront (€ 15 000), de stichting Nationaal katholieke thuisfront (€ 10 000), het Defensie vrouwennetwerk (€ 14 000), het Veteranenplatform ( € 136 000) en de stichting Stichting Veteranen Instituut (€ 4 203 000). Deze vermelding vormt voor de onder dit artikel opgenomen subsidieverleningen de wettelijke grondslag als bedoeld in artikel 4.23, derde lid, onder c van de Algemene Wet bestuursrecht.

Overige (departementale) uitgaven

De overige departementale uitgaven betreffen vooral voorlichtingsactiviteiten, schadevergoedingen, een bijdrage aan de Onderzoeksraad voor veiligheid en «lumpsumuitgaven» aan de Belastingsdienst in verband met de fiscalisering van de verstrekking huisvesting en voeding van rijkswege aan militairen. Een andere uitgavencomponent die onder deze post valt is de defensiebrede stalling van personeelsmaatregelen (een jaarlijkse post van € 11,8 miljoen).

Evaluatieprogrammering

De hier opgenomen evaluaties ex ante betreffen onderwerpen die aan de orde zijn voor alle defensieonderdelen. Ze zijn niet exclusief aan een bepaald beleidsartikel toe te rekenen. Hoewel ze niet de evaluatie van het artikel 90 zelf betreffen, zijn deze door de bestuursstaf uit te voeren evaluaties opgenomen onder het niet-beleidsartikel 90 (Algemeen).

Beleidsevaluaties ex ante, uit te voeren in 2005:

• beleidsontwikkeling in het kader van het project Civiel-militaire bestuursafspraken (CMBA);

• beleidsontwikkeling met betrekking tot Interne-externe veiligheid (IEVO);

• uitwerking ambitieniveau (essentiële operationele capaciteiten) naar middelen;

• militair optreden in netwerken (network centric warfare/network enabled capabilities);

• studie luchttransport.

3. BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF

3.1 Bedrijfsvoeringsthema's

De bedrijfsvoering van Defensie staat onder toenemende druk van het grootscheepse transitietraject dat in 2004 is ingezet. In 2005 zullen de thema's in de bedrijfsvoering voor een belangrijk deel worden afgeleid van de effecten van de reorganisatie. Enerzijds zijn dit bedoelde effecten zoals het ontstaan van nieuwe structuren en een verschuiving van verantwoordelijkheden, anderzijds betreffen dit onbedoelde effecten: de risico's voor de kwaliteit van het beheer die elke transitie in zich bergt. Onderstaand wordt op enkele ontwikkelingen ingegaan.

3.2 Paresto

Op 1 april 2004 is de Defensie cateringorganisatie Paresto als onderdeel van het Commando Dienstencentra van start gegaan. Met zijn brief van 1 juni 2004 (TK 2003–2004, 29 620, nr. 1) heeft de staatssecretaris van Defensie de Kamer geïnformeerd om Paresto per 1 januari 2005 de status van baten-lastendienst toe te kennen. Deze diensten kenmerken zich door een resultaat gericht besturingsmodel in combinatie met een baten-lastenadministratie. Defensie richtte de cateringorganisatie Paresto op om door middel van schaalvergroting en taakspecialisatie doelmatigheidswinst te genereren. Hiervoor is het van belang dat aansturing plaatsvindt op basis van output en dat een integraal kostprijsmodel wordt gehanteerd. De verwachting is dat de status van baten-lastendienst en de daarbij behorende specifieke beheersregels, de doelmatigheid van Paresto zullen bevorderen en de dienstverlening zullen verbeteren. Het «Begeleidingsteam Verzelfstandigingen» van de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Financiën (BiFi-team) begeleidt het traject tot de instelling van de dienst. Daarbij is uitgegaan van de twaalf instellingsvoorwaarden die naar aanleiding van de tweede rijksbrede evaluatie van het resultaatgerichte besturingsmodel in combinatie met het baten-lastenstelsel in december 2002 met de Tweede Kamer overeen zijn gekomen (TK 2002–2003, 28 737, nr. 1).

3.3 CBD

In de tweede helft van 2004 wordt een Centraal Betaalkantoor Defensie (CBD), als onderdeel van het Commando Dienstencentra, ingericht en gefaseerd geïmplementeerd. Het CBD neemt alle aan het betaal- en ontvangstenproces gerelateerde activiteiten en taken, inclusief de daaraan gekoppelde functies, van de diverse eenheden binnen de defensieonderdelen over.

De organisatie van het CBD zal bestaan uit een staf en een zestal uitvoerende regiokantoren te Den Haag, Den Helder, Emmen, Seedorf (tot het moment van opheffing van deze legerplaats), Utrecht en Woensdrecht. Ook de Defensie Fiscale- en Douane-Eenheid, waarin de uitvoerende fiscale processen zijn samengebracht, maakt onderdeel uit van het CBD. De formatie van het CBD zal bestaan uit 335 functies.

Naast verdergaande uniformering van het betaal- en ontvangstenproces wordt vooral ook het proces van het aanvragen en het vergoeden van dienstreizen gestroomlijnd en geautomatiseerd door middel van een intranetapplicatie. Daarnaast zal het verificatieproces, waar mogelijk en verantwoord, worden vereenvoudigd en verdere geautomatiseerd. Daarbij worden de toenemende mogelijkheden van digitalisering en scanning van facturen en andere documenten benut.

De oprichting van het CBD zal uiteindelijk een positief effect hebben op de kwaliteit van het betalingsverkeer. Weliswaar wordt een personele reductie van ongeveer 30% gerealiseerd, maar het aantal betaalpunten wordt van 89 verlaagd naar 6 en procedures en processen worden geüniformeerd en gemoderniseerd. Vooral gedurende de implementatiefase van het CBD zal de aandacht uitgaan naar voldoende capaciteit en aanvullende maatregelen om de effecten van het risico van een mogelijk tijdelijke teruggang in de kwaliteit van het financieel beheer, zowel bij het CBD als bij de defensieonderdelen die het CBD van de juiste gegevens en documenten moeten voorzien, te minimaliseren.

3.4 Speer

Het project SPEER (Strategic Process and ERP Enabled Reengineering) zorgt voor de verdere implementatie van ERP (Enterprice Resource Planning) binnen de defensieorganisatie. De invoering van de standaard ERP-software binnen Defensie is een dwingende voorwaarde voor de invoering van het nieuwe besturingsmodel, de herinrichting van de personele, materieellogistieke en financiële domeinen, de hiermee samenhangende verbetering van de doelmatigheid (reducties) en het bereiken van een uniforme ondersteuning van het operationeel optreden. In 2005 en 2006 wordt de eerste fase van het project SPEER gerealiseerd. In die fase, het conceptuele ontwerp (Design and Establish), wordt het programma ontworpen en ingericht. Vervolgens worden de toekomstige materieellogistieke en financiële besturing en bedrijfsvoering en de bijbehorende IV-ondersteuning met ERP ontworpen.

3.5 DMO

Als uitvloeisel van het nieuwe besturingsmodel worden de hoofddirectie Materieel en de directies Materieel en de bedrijven van de drie grote krijgsmachtdelen samengevoegd tot één Defensiematerieelorganisatie (DMO), met een leidinggevende die deel uitmaakt van de bestuursstaf. Er is bewust afgeweken van het beginsel van de scheiding tussen beleid en uitvoering, omdat de beleidscomponent hoe dan ook beperkt is en met deze integrale organisatievorm aanzienlijke doelmatigheids- en synergiewinst kan worden geboekt. Een belangrijk politiek aandachtspunt, de regie over grote materieelprojecten, zal zeer herkenbaar binnen de DMO worden belegd. De operationele commando's, die de beschikking hebben over een exploitatiebudget, doen rechtstreeks zaken met de DMO. De chef Defensiestaf heeft, evenals bij de dienstencentra, in laatste instantie een beslissende stem bij het stellen van prioriteiten. De doelstellingen en de kerntaken van de DMO zijn:

– beleid en regie;

– voorzien in (de aanschaf en de introductie van) nieuw materieel;

– instandhoudingsbeheer;

– afstoting;

– bijdragen aan behoeftestellingen;

– uitvoering van de instandhouding (onderhoud en bevoorrading).

3.6 CDV/PPS

Defensie heeft reeds sedert een aantal jaren het programma «Competitieve dienstverlening (CDV)». In dit kader wordt bezien of meer marktbemoeienis bij de levering van ondersteunende diensten tot grotere doelmatigheid leidt. In 2005 worden de onderzoeken afgerond bij de Defensiebedrijven. Die hebben alle te maken met een afnemende werklast door het kleiner worden van de krijgsmacht. Dit komt de doelmatigheid bij de voortbrenging van ondersteunende diensten niet ten goede. Daarom wordt bezien of samenwerking met marktpartijen tot meerwaarde kan leiden.

Daar waar CDV zich met name richt op samenwerking met de markt voor bestaande dienstverlening (catering, vastgoeddiensten, onderhoud van wapens) is het instrument «Publiek private samenwerking (PPS)» meer gericht op investeringen en gebiedontwikkeling. Defensie is een investeringsdepartement en er wordt daarom onderzocht of PPS bij Defensie toekomstmogelijkheden heeft. Dit onderzoek omvat een pilot-project en een vergelijking met de Engelse krijgsmacht, omdat daar PPS een grote vlucht heeft genomen.

3.7 Onderzoeken Interne Beheersing (OIB)

Met ingang van 1 januari 2005 wordt voor de toetsing van de procesbeheersing de zogenaamde Onderzoeken Interne Beheersings(OIB-)functie ingevoerd. De afdelingen OIB verschaffen commandanten en managers op de diverse niveaus het noodzakelijk inzicht op basis waarvan de bedrijfsprocessen kunnen worden bijgestuurd.

De onderzoekscapaciteit is met deze inrichting voldoende dicht op de bedrijfsprocessen belegd zonder dat dit tot versnippering leidt. De afdelingen OIB werken in opdracht en ten behoeve van de commandanten van de Operationele Commando's, de commandant CDC en de directeur van de DMO. De werkzaamheden worden verricht op basis van een OIB-plan dat de commandanten of directeur vaststelt. Dit plan bestaat uit een basisonderzoekspakket en een onderzoekspakket gebaseerd op risicoanalyse. Een belangrijk onderdeel van het basispakket wordt gevormd door de onderzoeken naar de rechtmatigheid en de doelmatigheid van het (financieel en materieel) beheer. Ook onderzoeken naar de sturing en beheersing van het defensieonderdeel behoren tot dit pakket. Het andere pakket is gebaseerd op een gelaagd opgebouwde, defensiebrede risicoanalyse. De invoering van de OIB-structuur is een maatregel om transitierisico's beheersbaar te houden.

4. BATEN-LASTENDIENSTEN

4.1 Defensie telematica organisatie

Algemeen

De Defensie Telematica organisatie (DTO) verzorgt de informatie- en communicatievoorziening voor klanten voornamelijk bij het ministerie van Defensie. De DTO levert werkende integrale ICT-oplossingen voor de systemen voor bestuurlijke informatievoorziening (BIV) en, steeds vaker, voor de operationele informatievoorziening (OIV). Als zodanig heeft de DTO in toenemende mate een ondersteunende rol in de primaire taakuitvoering van Defensie.

Daarnaast beschikt Defensie over een eigen ICT-infrastructuur, bekend onder de naam NAFIN. Dit netwerk wordt beheerd door de DTO.

Het NAFIN wordt ook gebruikt door andere departementen waar veiligheid, continuïteit en betrouwbaarheid gegarandeerd moeten zijn. Het beleid van Defensie is gericht op het verder stimuleren van medegebruik van dit netwerk. Als voorbeeld kan C2000 genoemd worden. In onderaannemerschap van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (onderdeel ITO) verzorgt DTO, samen met KPN, de vaste verbindingen in dit project.

De DTO is een essentieel onderdeel van de departementale IV-cyclus. Hiertoe is overleg en samenwerking met Defensie in alle fasen van het dienstverleningsproces van groot belang.

De dienstenportefeuille is verdeeld in een kernportfolio en een additioneel portfolio. Het kernportfolio bestaat uit dienstverlening op de gebieden: «connectivity», «hosting», integrale werkplek, «housing» en applicatiebeheer en -integratie. Het additionele portfolio bestaat uit advies, projectmanagement en applicatieontwikkeling en -implementatie. De activiteiten uit het additionele portfolio ondersteunen het kernportfolio. Ze zijn gericht op het optimaliseren (doelmatigheid en effectiviteit) van de applicaties.

De hoofdvestiging van DTO is in Den Haag. Daarnaast zijn er onder meer vestigingen in Soesterberg, Seedorf, Den Helder, Maasland, Gouda en Rijswijk (ZH).

Doelmatigheid

De DTO levert een bijdrage aan het behalen van de bezuinigingstaakstellingen. Begin 2003 is besloten dat de DTO drie jaar achtereen een kostenreductie moet behalen die resulteert in een tariefsverlaging van 8% per jaar, bij ten minste een gelijkblijvende kwaliteit van de diensten en een break-even bedrijfsresultaat. Dit leidt tot een structurele besparing van € 64 miljoen per jaar met ingang van 2005.

BEGROTING VAN BATEN EN LASTEN

(bedragen x € 1 000)
 200312004220052006200720082009
BATEN       
Opbrengst moederdepartement237 793220 539200 467200 467200 467200 467200 467
Opbrengst overige departementen13 98720 92020 92020 92020 92020 92020 920
Opbrengst derden326808080808080
Rentebaten406      
Buitengewone baten0      
Vrijval voorzieningen11 055      
Exploitatiebijdrage       
Totaal baten263 567241 539221 467221 467221 467221 467221 467
        
LASTEN       
Apparaatskosten       
*personeelskosten113 974125 213128 305125 364122 369121 892122 051
*materiële kosten85 22484 63454 74854 27556 36756 36956 000
Rentelasten4 5557 1286 2347 3647 4367 6537 902
Afschrijvingskosten       
*materieel15 22822 07329 45131 71132 52832 84932 814
*immaterieel2 2012 4912 7292 7532 7672 7042 700
Dotaties voorzieningen16 441      
Buitengewone lasten304      
Totaal lasten237 927241 539221 467221 467221 467221 467221 467
        
Saldo van baten en lasten25 640000000

1 Realisatie.

2 Vermoedelijk beloop.

Toelichting begroting van baten en lasten

Baten

Opbrengsten moederdepartement

Bij de opbrengsten van het moederdepartement is rekening gehouden met de taakstelling uit het Masterplan DTO. In dit plan wordt uitgegaan van een daling van de tarieven voor het ministerie van Defensie in 2005 met een bedrag van € 22 miljoen ten opzichte van 2004.

In de opbrengsten van het moederdepartement is rekening gehouden met het gefaseerd overdragen aan de DTO van het beheer van de werkplekken van de diverse defensieonderdelen. Hierin is de overname van de hardware, die voor deze werkplekken benodigd is, ook opgenomen. De overname van de hardware leidt er toe dat de kosten voor afschrijvingen en rente in rekening gebracht zullen worden bij de defensieonderdelen. Er is nog geen rekening gehouden met de overname van communicatie- en informatiesystemen.

Voor het jaar 2004 wordt een éénmalig hoge handelsomzet verwacht in verband met het leveren van standaard ICT-middelen (handel) aan de Koninklijke landmacht in het kader van het Theatre Independent Tactical Army and Airforce Network (TITAAN).

Opbrengst moederdepartement per productgroep

(bedragen x € 1 000, afrondingsverschillen zijn mogelijk)
 200312004220052006200720082009
Consultancy en projectmanagement24 92119 83617 85717 85717 85717 85717 857
Data- en telecommunicatie53 03554 21252 85352 85352 85352 85352 853
ERP4 3075 9905 3925 3925 3925 3925 392
Exploitatie informatiesystemen40 79027 79425 10225 10225 10225 10225 102
Informatiebeveiliging9 4046 9146 2246 2246 2246 2246 224
Internet en Intranet9 8179 7228 7528 7528 7528 7528 752
Kantoorautomatisering63 33065 09875 40475 40475 40475 40475 404
Overig4 1012 8222 5402 5402 5402 5402 540
Standaard ICT-middelen (handel)28 08828 1516 3436 3436 3436 3436 343
Totaal opbrengsten moederdepartement237 793220 539200 467200 467200 467200 467200 467

1 Jaarverslag 2003.

2 Vermoedelijk beloop.

Opbrengsten overige departementen

De DTO stimuleert de inzet van haar capaciteit in de zogenaamde «tweeden markt», in dit geval potentiële klanten bij de rijksoverheid die betrokken zijn bij openbare orde en veiligheid. Het betreft onder meer het medegebruik van het defensienetwerk NAFIN door andere departementen. Ook het medegebruik van andere faciliteiten wordt gestimuleerd. De activiteiten op de «tweeden markt» betreffen incidentele overeenkomsten. Er is geen planmatige groeidoelstelling.

Opbrengst overige departementen per productgroep

(bedragen x € 1 000, afrondingsverschillen zijn mogelijk)
 200312004220052006200720082009
Consultancy en projectmanagement736209209209209209209
Data- en telecommunicatie8 76813 51513 51513 51513 51513 51513 515
ERP0000000
Exploitatie informatiesystemen2 9246 0216 0216 0216 0216 0216 021
Informatiebeveiliging107515151515151
Internet en Intranet253390390390390390390
Kantoorautomatisering726727727727727727727
Overig184777777
Standaard ICT-middelen (handel)289000000
Totaal opbrengsten overige departementen13 98720 92020 92020 92020 92020 92020 920

1 Jaarverslag 2003.

2 Vermoedelijk beloop.

Opbrengsten derden

Een klein deel van de dienstverlening vindt plaats aan de Navo en Navo-partners. Voor deze dienstverlening wordt geen groei voorzien.

Opbrengst derden (Navo)

(bedragen x € 1 000, afrondingsverschillen zijn mogelijk)
 200312004220052006200720082009
Consultancy en projectmanagement167000000
Data- en telecommunicatie33303030303030
ERP0000000
Exploitatie informatiesystemen0505050505050
Informatiebeveiliging0000000
Internet en Intranet94000000
Kantoorautomatisering0000000
Overig1000000
Standaard ICT-middelen (handel)31000000
Totaal opbrengst derden326808080808080

1 Jaarverslag 2003.

2 Vermoedelijk beloop.

Lasten

Personele lasten

Personeelssterkte van de baten-lastendienst DTO
 200312004220052006200720082009
Militair personeel123135160159159159159
Burgerpersoneel1 7361 8971 9861 9331 9261 9261 926
Totaal DTO-personeel1 8592 0322 1462 0932 0852 0852 085
        
Inhuur personeel110104119109897979
Totaal1 9692 1362 2652 2022 1742 1642 164

1 Jaarverslag 2003.

2 Vermoedelijk beloop.

In 2005 wordt het beheer van de werkplekken overgedragen van de defensieonderdelen aan de DTO. Dit proces is in 2004 in verschillende fasen begonnen. Het personeel dat bij deze beheersfunctie werkzaam is, wordt eveneens overgedragen. Dit leidt echter niet tot een grote stijging van de personeelssterkte aangezien de doelmatigheidsdoelstelling, die met de DTO is overeengekomen, een verlies van 300 tot 500 arbeidsplaatsen betekent. In het overzicht is daarmee rekening gehouden.

Een deel van de personeelsbehoefte van de DTO betreft specifieke expertise en het opvangen van tijdelijke personeelstekorten. In 2005 en 2006 wordt, net zoals dat in 2004 het geval was, in een tijdelijke hogere personeelsbehoefte voorzien. Die houdt verband met de reorganisaties en de veranderingen met betrekking tot de informatievoorziening.

Materiële lasten

In de raming van de materiële kosten is rekening gehouden met de taakstelling van de DTO.

De directe zijn vooral gelegen in de kosten die de DTO maakt voor de handelsomzet (het direct doorleveren van goederen van leveranciers aan klanten).

Materiële kosten

(bedragen x € 1 000, afrondingsverschillen zijn mogelijk)
 200312004220052006200720082009
Directe kosten38 47336 63715 76815 76815 76815 76815 768
Huisvestingskosten6 0077 2206 9405 5855 5855 5855 585
Kantoorkosten2 5882 8282 0032 0032 0032 0032 003
Verkoopkosten3091 2141 2141 2141 2141 2141 214
Algemene kosten2904052055591 0011 0011 001
Kosten hardware/software37 55736 33028 61829 14630 79630 79830 429
Totale materiële kosten85 22484 63454 74854 27556 36756 36956 000

1 Jaarverslag 2003.

2 Vermoedelijk beloop.

Afschrijvingen activa

De afschrijvingslasten bedragen:

(bedragen x € 1 000, afrondingsverschillen zijn mogelijk)
 200312004220052006200720082009
Gebouwen en terreinen1 1431 1561 1391 2771 3651 4311 495
Machines en installaties1 1741 8342 0142 4042 7072 7972 825
Computerapparatuur12 05418 09625 45927 39827 70527 63327 618
Overige bedrijfsmiddelen857987839632751988875
Subtotaal afschrijvingen materiële vaste activa15 22822 07329 45131 71132 52832 84932 814
Software2 2012 4912 7292 7532 7672 7042 700
Subtotaal afschrijvingen immateriële vaste activa2 2012 4912 7292 7532 7672 7042 700
Totaal afschrijvingskosten17 42924 56432 18034 46435 29535 55335 514

1 Jaarverslag 2003.

2 Vermoedelijk beloop.

Op de vaste activa worden op jaarbasis de volgende afschrijvingstermijnen toegepast:

Immateriële vaste activa

• Licenties 5 jaar

Materiële vaste activa

• Grond –

• Gebouwen en glasvezel 30 jaar

• Terreinen (bestrating) 10 jaar

• Machines en installaties 8 jaar

• Computerapparatuur 3–10 jaar

• Overige bedrijfsmiddelen 4–5 jaar

In specifieke gevallen, als er een verband is met de looptijd van verkoopcontracten, kunnen de afschrijvingstermijnen afwijken.

KASSTROOMOVERZICHT

Kasstroomoverzicht van de baten-lastendienst Defensie Telematica Organisatie (bedragen x € 1 000, afrondingsverschillen zijn mogelijk)
 200312004220052006200720082009
Rekening courant RHB 1 januari42 94276 65448 43239 56317 8674 023804
        
Totaal operationele kasstroom53 78820 21224 93229 34631 57032 97133 091
        
– totaal investeringen– 31 555– 84 026– 69 900– 41 500– 41 500– 41 500– 41 500
+ totaal boekwaarde desinvesteringen715000000
Totaal investeringskasstroom– 30 840– 84 026– 69 900– 41 500– 41 500– 41 500– 41 500
        
– uitkering aan moederdepartement– 3 405– 24 8403– 1 000– 400– 35000
+ storting door het moederdepartement0000000
– aflossingen op leningen– 15 831– 16 967– 32 80150 643– 45 064– 36 190– 30 015
+ beroep op leenfaciliteit30 00077 40069 90041 50041 50041 50041 500
Totaal financieringskasstroom10 76435 59336 099– 9 543– 3 9145 31011 486
Rekening courant RHB 31 december76 65448 43239 56317 8674 0238043 880

1 Jaarverslag 2003.

2 Vermoedelijk beloop.

3 Het eigen vermogen van baten-lastendiensten is gemaximeerd tot 5 procent van de gemiddelde omzet over de laatste 3 jaar.

Toelichting op kasstroomoverzicht

Operationele kasstroom

De operationele kasstroom verantwoordt het resultaat en de balansmutaties die het gevolg zijn van de reguliere bedrijfsvoering.

Investeringskasstroom

In de jaren tot en met 2005 worden hogere investeringen verwacht in verband met investeringen die nodig zijn om de doelmatigheidsdoelstellingen van de DTO mogelijk te maken. Een deel van deze investeringen betreft investeringen in het NAFIN. In de raming van de investeringen is tevens rekening gehouden met investeringen als gevolg van de overname van hardware, in het kader van de overname van het beheer van werkplekken.

Financieringskasstroom

Uitkeringen aan moederdepartement

Volgens de vermogensregeling voor diensten die een baten-lastenstelsel voeren, dient, wanneer het eigen vermogen uitkomt boven 5% van de gemiddelde omzet over de afgelopen drie jaren, het meerdere te worden uitgekeerd aan het moederdepartement. Deze uitkering geschiedt in het daarop volgende jaar.

Aflossingen op leningen

De bedragen die hier zijn verantwoord, betreffen de aflossingen van de vermogensconversie en de leningen die zijn aangegaan om de investeringen te financieren.

Beroep op leenfaciliteit

Hieronder zijn de door de DTO bij het ministerie van Financiën geleende bedragen verantwoord.

Overzicht vermogensontwikkeling

Overzicht vermogensontwikkeling (bedragen x € 1 000, afrondingsverschillen zijn mogelijk)
 200312004220052006200720082009
Eigen vermogen per 1/115 40537 64012 80011 80011 40011 05011 050
–Saldo van baten en lasten25 640000000
–Directe mutaties in het eigen vermogen       
– uitkering aan moederdepartement– 3 405– 24 840– 1 000– 400– 35000
– exploitatiebijdrage door moederdepartement 0000000
– overige mutaties0000000
Eigen vermogen per 31/1237 64012 80011 80011 40011 05011 05011 050

1 Jaarverslag 2003.

2 Vermoedelijk beloop.

Kengetallen

De volgende kengetallen geven informatie over de verwachte ontwikkelingen op de korte en middellange termijn.

Kengetallen Defensie Telematica Organisatie
Kengetallen DTO200312004220052006200720082009
Omzet per medewerker       
(x € 1000)128,2113,999,2103,2105,7106,9106,9
        
Resultaatmarge14,1%3,0%2,8%3,3%3,4%3,5%3,6%
        
Percentage inhuur5,6%4,9%5,3%5,0%4,1%3,7%3,7%

1 Jaarverslag 2003.

2 Vermoedelijk beloop.

Omzet per medewerker

Bij de omzet per medewerker is ook de omzet betrokken die gegenereerd wordt door ingehuurd personeel. In de omzet per medewerker zijn de effecten van het Masterplan DTO verdisconteerd. De daling van de omzet per medewerker wordt verklaard door de overname van medewerkers die elders in de defensieorganisatie werkplekken beheerden. De nieuwe werkzaamheden zijn relatief arbeidsintensief.

Resultaatmarge

De resultaatmarge is het saldo van baten en lasten, exclusief dotaties en vrijval voorzieningen en rentebaten en -lasten, ten opzichte van de omzet. Conform de taakstelling die aan de DTO is opgelegd, dienen behaalde doelmatigheidswinsten afgedragen te worden aan het ministerie van Defensie.

Percentage inhuur

De inhuur wordt weergegeven als percentage van de totale personeelssterkte. In 2005, met een uitloop naar 2006, wordt een tijdelijke hogere personeelsbehoefte voorzien in het kader van «change management», één van de elementen om invulling te geven aan de taakstelling van de DTO.

4.2 DIENST GEBOUWEN, WERKEN EN TERREINEN

Algemene informatie

De Dienst Gebouwen, Werken en Terreinen (DGW&T) is de vastgoedbeheerder van het ministerie van Defensie die het onroerend goed effectief en op maatschappelijk verantwoorde wijze inricht en beheert. De DGW&T geeft deskundige adviezen en treedt op als intermediair voor de waarborging van de ruimtelijke belangen van de klanten binnen Defensie. De DGW&T staat de klanten bij in hun zorg voor de beschikbaarheid en bruikbaarheid van het vastgoed.

Het in beheer zijnde onroerend goed heeft een herbouwwaarde van € 14 miljard. De markt van de DGW&T is vrijwel volledig de Defensiemarkt.

Missie en visie

De missie van de DGW&T luidt:

«De DGW&T is als baten-lastendienst binnen het ministerie van Defensie verantwoordelijk voor het vastgoedbeheer.»

De op basis van deze missie geformuleerde visie van de DGW&T is samen te vatten in vijf kernbegrippen: dé vastgoeddienst voor Defensie, de klant centraal, betrouwbare partner, marktconform en doelmatig en een goede werkgever.

Taken van de DGW&T

De DGW&T behartigt alle vastgoed belangen voor de Defensieonderdelen en levert daarvoor een compleet en samenhangend producten- en dienstenpakket dat bestaat uit:

Vastgoedbeheer

• Ruimtelijke ordening en milieu

• Technisch beheer

Ingenieursdiensten

• Nieuwbouw

• Groot onderhoud

• Bodemsanering

• Onderzoek en advies

Gebruikssteun

• Klein onderhoud

• Kleine infrastructurele aanpassingen (commandantenvoorzieningen)

• Storingsdienst (24-uurs)

Beleidsvoorbereiding, Specialistisch Onderzoek en Advies

• Beleidsvoorbereiding

• Specialistisch onderzoek en advies

• Belangenbehartiging

• Advies aan departement en politieke leiding

Out of Area ondersteuning

Organisatie

De Bestuursraad DGW&T staat onder voorzitterschap van de Commandant CDC en bestaat voorts uit vertegenwoordigers van de bevelhebbers van de defensieonderdelen. De Bestuursraad houdt toezicht op de realisatie van de plannen en autoriseert het jaarplan en de jaarstukken van de DGW&T.

De DGW&T bestaat uit een Centrale Directie (locatie Den Haag), een Directie Interne Diensten (een intern shared service-centre voor ICT-, facilitaire en financiële diensten), drie regionale directies in Nederland en een directie in Duitsland. De regionale directies zijn opgebouwd uit een regionaal hoofdkantoor met meerdere dienstkringen en steunpunten. De Centrale Directie schept de randvoorwaarden en draagt zorg voor coördinatie en sturing.

De DGW&T past het INK (Instituut Nederlandse Kwaliteit)-managementmodel toe bij het formuleren van doelstellingen voor de resultaat- en de organisatiegebieden.

Bedrijfsvoering

Tussen de DGW&T en de defensieonderdelen bestaat een zakelijke relatie. Hierdoor treedt regulering op van vraag en aanbod. Tevens bestaat voor de defensieonderdelen op beperkte schaal de mogelijkheid diensten uit de markt te betrekken.

De DGW&T behaalt als baten-lastendienst opbrengsten uit de verkoop van diensten. Deze opbrengsten dekken de apparaatskosten, inclusief de kosten van uitbesteding van diensten. Binnen de DGW&T zijn de regionale directies resultaatverantwoordelijk. Hiervoor zijn taken en bevoegdheden gedelegeerd aan de directies. Het beleid en het verwachte resultaat van de directies worden vastgelegd in businessplannen. Deze plannen vormen de basis van het gemeenschappelijk managementcontract dat jaarlijks wordt afgesloten tussen de directeur DGW&T en de directeuren van de regionale directies. Door middel van rapportages leggen de directies verantwoording af aan de directeur DGW&T.

Doelstellingen

De belangrijkste doelstellingen van de DGW&T zijn:

licht positief bedrijfsresultaat

Een positief saldo van baten en lasten dient te worden gerealiseerd bij een ordelijk financieel en materieel beheer;

klanttevredenheid

De klanttevredenheid dient gemiddeld tenminste 7,0 (met een laagste score van 6,0) te zijn. Deze doelstelling wordt gemeten met een klanttevredenheidsonderzoek;

projecttevredenheid

Na afloop van projecten vindt een «projecttevredenheidsonderzoek» bij de klant plaats. De norm is gesteld op tenminste 80% van de opgeleverde projecten, die naar tevredenheid van de klant moeten zijn uitgevoerd. Onder project wordt verstaan het voorbereiden en uitvoeren van een opdracht waarbij het bouwvolume € 200 000 of meer bedraagt;

medewerkertevredenheid

De DGW&T stelt zich ten doel dat voor de medewerkertevredenheid, te meten in een medewerkersopinieonderzoek (MOO), het eigen functioneren met minimaal 7,2 en de waardering voor het functioneren van de eigen directie met minimaal 6,6 gewaardeerd wordt. Bij het MOO is de norm voor de respons gesteld op 65%.

Vastgoedbeleid

De doelstelling van de DGW&T is het voorzien in en het instandhouden van voldoende en bruikbaar vastgoed voor de krijgsmacht. Vanwege de verkleining van de krijgsmacht is het vastgoedbeleid gericht op een verlaging van de kosten van het gebruik en beheer van de totale infrastructuur. Deze doelstelling wordt behaald door de sluiting en afstoting van overtollige objecten en door de concentratie van defensieonderdelen op bestaande objecten. Als gevolg van de diverse maatregelen zal de totale omvang van het vastgoedbestand afnemen (op basis van de vastgoed vervangingswaarde).

De belangrijkste ontwikkelingen op gebied van het vastgoed zijn:

• tijdige oplevering van geschikte en aangepaste infrastructuur is één van de belangrijkste randvoorwaarden om de beoogde besparingen bij de krijgsmacht daadwerkelijk te realiseren. Voor de te verplaatsen eenheden dient tijdig vervangende huisvesting gereed te zijn, teneinde de vrijgekomen objecten volgens plan af te stoten;

• na afronding van lopende studies zal besluitvorming plaatsvinden over een verdere concentratie van eenheden en de fasering daarvan. Nadere afspraken worden gemaakt tussen de chef Defensiestaf en de vastgoedbeheerder over de toekomstige belegging van objecten (bijvoorbeeld in de vorm van strategische vastgoedplannen);

• een verdere kostenverlaging wordt bereikt door de administratieve werklast te verminderen door de uitvoering van beheer en onderhoud op basis van overeengekomen servicelevels (onderhoudsprogramma).

Oprichten Dienst Vastgoed Defensie

Een verbetering van de doelmatigheid van vastgoeddiensten wordt bereikt door een ontbureaucratisering van de infrastructuurprocessen en ontstaffing van de binnen Defensie aanwezige capaciteit (de DGW&T en de defensieonderdelen). Dit vindt plaats door reorganisatie en de oprichting van de Dienst Vastgoed Defensie (DVD) in 2005.

Via een CDV-traject wordt onderzocht of de baten-lastendienst DGW&T de vastgoeddiensten effectief en efficiënt verleent. De eerste fase van het CDV-traject is eind 2003 afgerond met een rapport «reikwijdtebepaling». In dit rapport is met een «quick scan» aangegeven welke diensten zondermeer door een eigen defensieorganisatie moeten worden uitgevoerd en welke diensten in een analysefase (vergelijking met de markt) worden gebracht. De startdatum van het competitieve traject wordt vastgesteld in overleg met de D-DGW&T om de voortgang van de bedrijfsvoering te garanderen.

De begroting van baten en lasten

(bedragen x € 1 000)
 200312004220052006200720082009
BATEN       
Opbrengst moederdepartement86 96683 89281 80081 00080 30079 50079 500
*opbrengsten moederdepartement uit verhuur van huisvesting     6 7206 560
Opbrengst overige departementen163120200200100100100
Opbrengst derden8549541 0001 0001 0001 0001 000
Mutatie onderhanden werk– 1 723      
Rentebaten208200200200200200200
*rentevergoeding (bouwrente huisvesting voor verhuur in aanbouw)7331 1002 1203 3704 290  
Vrijval voorzieningen679      
Bijzondere baten1 474300     
Buitengewone baten0      
Totaal baten89 35486 56685 32085 77085 89087 52087 360
        
LASTEN       
Apparaatskosten       
*personeelskosten61 83461 59161 20060 60060 10059 60059 600
*uitbesteding3 7146 7084 8004 8004 6004 5004 500
*materiële kosten11 00710 90311 10011 00011 00011 00011 000
Rentelasten1 8691 5601 4801 5401 5201 5001 500
*rentelasten (leningen huisvesting voor verhuur)7161 1002 1203 3704 2904 6004 440
Afschrijvingskosten       
*materieel2 3662 6372 7002 7002 7002 7002 700
*materieel (huisvesting voor verhuur)     2 1202 120
*immaterieel       
Dotatie reorganisatievoorziening (57+ maatregel)2 6003 000     
Dotaties voorzieningen (overige)1 726161500500500500500
Bijzondere lasten1 867500     
Buitengewone lasten       
Totaal lasten87 69988 16083 90084 51084 71086 52086 360
Saldo van baten en lasten1 655– 1 5941 4201 2601 1801 0001 000

1 Realisatie.

2 Vermoedelijk beloop.

Toelichting per post

BATEN

Opbrengsten moederdepartement.

Met de komende reductiemaatregelen voor de defensieonderdelen, zal ook de behoefte aan infrastructuur structureel afnemen. Deze afname zou zich moeten vertalen in een lagere omzet voor vastgoeddiensten voor het moederdepartement. De laatste jaren blijkt echter dat reorganisaties leiden tot extra bouwactiviteiten, die de eerder aangegeven omzetvermindering compenseren.

Vanaf 2008 wordt een gebruiksvergoeding ontvangen voor de nieuwe huisvesting voor de Koninklijke marechaussee op Schiphol. In 2002 is gestart met de realisatie van deze huisvesting, waarvan de DGW&T het economisch eigendom heeft. De door de DGW&T aan het ministerie van Financiën te betalen rente en aflossing worden bij de Koninklijke marechaussee in rekening gebracht. Het nieuwbouwproject wordt naar verwachting in 2007 opgeleverd.

In de omzet is een opgelegde 4% efficiencykorting (jaarlijks van 2004 tot en met 2007 oplopend met 1%) verwerkt. Deze efficiencykorting vertaalt zich in het kader van een baten-lastenstelsel in een tariefverlaging. Dit werkt structureel door in de omzet, de afname daarvan dient in de kosten te worden opgevangen.

De verdeling van de opbrengsten (exclusief verhuur van huisvesting) is als volgt:

 VastgoedbeheerIngenieursdienstenGebruikssteunOverigeTotaal
Koninklijke marine4%4%4%1%13%
Koninklijke landmacht12%17%11%2%42%
Koninklijke luchtmacht8%8%8%0%24%
Koninklijke marechaussee1%4%1%0%6%
CDC1%2%1%0%4%
CO1%1%0%9%11%
Overige departementen0%0%0%0%0%
Derden0%0%0%0%0%
Totaal27%36%25%12%100%

Opbrengsten Centrale organisatie/overige

Opbrengsten CO/overige heeft betrekking op de inkomsten uit diensten voor Beleidsvoorbereiding, Specialistisch Onderzoek en Advies (BSOA).

LASTEN

Personele lasten

De efficiencytaakstelling en de op termijn dalende behoefte aan infrastructuur leiden tot een dalende capaciteitsbehoefte. Om een positief saldo van baten en lasten te blijven behouden moet de personele omvang hierop afgestemd blijven. Dit resulteert met name in minder tijdelijk personeel (inhuur- en uitzendkrachten).

Personeelsomvang (vte)Bezetting 31-12-032004120052006200720082009
Militair personeel35363633323232
        
Burgerpersoneel954960960960956953953
        
Overige categorieën:       
*inhuur, tijdelijke ambtenaren, uitzendkrachten157154154149146142142
*herplaatsers3000000
Totaal1 1491 1501 1501 1421 1341 1271 127
Gemiddelde prijs per vte (x € 1 000)       
*ambtenaren49494949494949
*inhuurkrachten78808080808080

1 Vermoedelijk beloop.

Materiële lasten

De materiële lasten blijven nagenoeg gelijk.

Uitbesteding

De uitbesteding betreft werkzaamheden voor projecten die omwille van kwalitatieve of kwantitatieve redenen worden uitbesteed aan derden. Als gevolg van de verwachte dalende afname van vastgoeddiensten door de defensieonderdelen zal ook de uitbesteding afnemen.

Rentelasten

De rentelasten van de leningen voor huisvesting voor verhuur betreffen de leningen voor de in aanbouw zijnde huisvesting voor de Koninklijke marechaussee (KMar) te Schiphol. Overeengekomen is dat de bouwrente door de Koninklijke marechaussee wordt vergoed en dat deze hiermee geen deel uit maakt van de gebruiksvergoeding voor het gebruik van deze huisvesting.

Afschrijvingen

De afschrijvingslasten blijven nagenoeg gelijk. De DGW&T past de lineaire afschrijvingsmethode toe.

Afschrijvingen materiële vaste activa200412005
(bedragen x € 1 000)  
–gebouwen780800
–automatisering900900
–transport700700
–overige257300
Totaal2 6372 700

1 Vermoedelijk beloop.

De afschrijvingstermijnen voor materiële vaste activa zijn voor:

Gebouwen: 50 jaar

Verhardingen: 25 jaar

Transportmiddelen: 4–6 jaar

Inventaris: 10 jaar

Computerapparatuur en overige: 5 jaar

Dotaties voorzieningen

De dotaties hebben betrekking op de voorzieningen groot onderhoud, garantieverplichtingen, wachtgelduitkeringen, contractrisico's en reorganisatie.

In de begroting 2005–2009 wordt geen rekening gehouden met een continuering van de 57+maatregel na 2004. Bij het vermoedelijk beloop 2004 van de dotatie reorganisatievoorziening voor de 57+ maatregel kunnen de kosten, afhankelijk van het uiteindelijke aantal medewerkers dat in 2004 van deze maatregel gebruik zal gaan maken, oplopen tot ruim € 7 miljoen.

Resultaatbestemming

Deze begroting gaat uit van het samenvoegen van het resultaat met het eigen vermogen. In 2006 zal de maximumgrens voor het eigen vermogen zijn bereikt waardoor het meerdere vanaf 2007 wordt afgedragen aan het moederdepartement.

Kasstroomoverzicht
(bedragen x € 1 000)200312004220052006200720082009
1.Rekening courant RIC 1 januari11 13924 35921 32823 12825 09825 81226 153
        
2.Totaal operationele kasstroom19 308– 4574 1203 9603 8805 8205 820
        
3a.–/– totaal investeringen– 27 186– 14 410– 30 500– 28 390– 15 040– 1 890– 1 890
3b.+/+ totaal boekwaarde desinvesteringen8 444100100100100100100
3.Totaal investeringskasstroom– 18 742– 14 310– 30 400– 28 290– 14 940– 1 790– 1 790
        
4a.–/– eenmalige uitkering aan moederdept – 37400– 1 176– 1 239– 1 040
4b.+/+ eenmalige storting door moederdept       
4c.–/– aflossingen op leningen– 11 734– 2 300– 2 420– 2 090– 2 090– 4 340– 4 490
4d.+/+ beroep op leenfaciliteit24 38814 41030 50028 39015 0401 8901 890
4.Totaal financieringskasstroom12 65411 73628 08026 30011 774– 3 689– 3 640
        
5.Rekening courant RIC 31 december24 35921 32823 12825 09825 81226 15326 543

1 Realisatie.

2 Vermoedelijk beloop.

Toelichting bij het kasstroomoverzicht DGW&T

Operationele kasstroom

De operationele kasstroom is het jaarlijkse totaal van het bedrijfsresultaat, de afschrijvingen, de mutaties in de voorzieningen en het netto werkkapitaal.

Investeringskasstroom

De investeringskasstroom betreft voor het grootste deel leningen voor de in aanbouw zijnde huisvesting voor verhuur aan de Koninklijke marechaussee (Schiphol).

Financieringskasstroom

In de financieringskasstroom is het beroep op de leenfaciliteit voor de geplande investeringen, inclusief de huisvesting in aanbouw voor verhuur aan de Koninklijke marechaussee, opgenomen.

Overzicht vermogensontwikkeling
(bedragen x € 1 000)200312004220052006200720082009
Eigen vermogen per 1/12 9784 6332 6654 0855 3455 3495 110
        
*saldo van baten en lasten1 655– 1 5941 4201 2601 1801 0001 000
*directe mutaties in het eigen vermogen:       
–uitkeringen aan moederdepartement – 374  – 1 176– 1 239– 1 040
–exploitatiebijdrage moederdepartement       
–overige mutaties       
        
Eigen vermogen per 31/124 6332 6654 0855 3455 3495 1105 070

1 Realisatie.

2 Vermoedelijk beloop.

In 2004 zal vermoedelijk een negatief saldo van baten en lasten ontstaan door een de dotatie aan voorzieningen.

Na 2006 wordt het structurele overschot aan eigen vermogen afgedragen aan het moederdepartement.

Kengetallen
 2003200420052006200720082009
Productiviteit per directe medewerker (x € 1 000)99999694949493
Verhouding indirect/totaal26%25%25%25%25%25%25%
Flexibiliteit14%16%16%15%15%15%15%

Productiviteit per directe medewerker

Dit bedrag geeft de gefactureerde omzet per directe medewerker (met inbegrip van het uitbestedingsequivalent) weer. Het uitbestedingsequivalent is de in mensjaren uitgedrukte hoeveelheid werk die de DGW&T heeft uitbesteed c.q. zal gaan uitbesteden.

De productiviteit per directe medewerker zal ten opzichte van 2004 licht afnemen als gevolg van de verhoudingsgewijs sterkere afname van de opbrengsten ten opzichte van de afname van het aantal directe medewerkers (schaalverkleining).

Verhouding indirect/totaal

Dit kengetal geeft de verhouding tussen het aantal indirecte medewerkers en het totaal aantal medewerkers.

Flexibiliteit

Dit is de verhouding tussen enerzijds het aantal inhuurkrachten, tijdelijke contractanten en uitbestedingsequivalenten, en anderzijds de totale bestede directe capaciteit. Het streven is om de flexibiliteit in de directe sector op peil te houden.

Doelmatigheid

Vanuit onze missie en visie brengen wij de klant zo laag mogelijke kosten in rekening. Daarbij is het in een tijd van bezuinigingen bij Defensie passend om waar mogelijk de kosten voor de klant van de DGW&T te beperken.

Doelmatigheidskengetallen
 2003200420052006200720082009
Efficiencykorting 1%2%3%4%4%4%
Verhouding indirect/direct35%33%33%33%33%33%33%
Klanttevredenheid7777777

Efficiencykorting

Aan de DGW&T is met de Novemberbrief 2002 een efficiencykorting van 4% in de periode van 2004 tot en met 2007 opgelegd. De maatregel is vertaald in een personele reductie, die oploopt tot 44 vte'n per 1 januari 2008, alsmede een structurele verlaging van de materiële uitgaven. In 2003 is een start gemaakt met de jaarlijkse doelmatigheidsverbetering door de kostenstijging ten opzichte van 2002 niet door te berekenen aan de klanten en tariefsverhoging achterwege te laten. In geld uitgedrukt dienen de kosten met € 0,8 miljoen per jaar (vanaf 2004) oplopend tot € 3,2 miljoen in 2007 en de volgende jaren te worden verlaagd.

Overige efficiencyverbeteringen

In 2004 heeft geen aanpassing van de uurtarieven plaatsgevonden aan de stijging van de lonen en prijzen (ongeveer 2%).

Verhouding indirect/direct

Dit kengetal geeft de verhouding tussen het aantal indirecte medewerkers en het aantal directe medewerkers.

Klanttevredenheid

De klanttevredenheid dient gemiddeld tenminste 7,0 (met een laagste score van 6,0) per dienst te bedragen. De doelstelling wordt gemeten door een klanttevredenheidonderzoek (KTO).

In 2003 is een beknopt klanttevredenheidonderzoek (KTO) uitgevoerd om een indicatie van de klantwaardering te krijgen. Dit beknopte onderzoek bestond uit het houden van interviews met Haagse klanten.

In 2004 wijzigt de opzet van het KTO. Voortaan vinden jaarlijkse en kwartaalmetingen plaats van de waardering voor de kwaliteit van de dienstverlening. Deze metingen worden zodanig ingericht dat de verbeterpunten in de DVD zijn te implementeren. De jaarlijkse meting is gepland in mei 2004 en de kwartaalmetingen in september en december 2004.

4.3 PARESTO

I. ALGEMEEN

Missie en visie

Paresto (Paarse restauratieve organisatie) is een professionele cateringorganisatie die een hoogwaardig overeengekomen pakket aan cateringdiensten (exclusief hotelfaciliteiten) levert aan de gehele defensieorganisatie, (Navo-)bondgenoten op Nederlands grondgebied en – in opdracht – aan anderen. Dit gebeurt op een zo doelmatig, doeltreffend en klantgericht mogelijke wijze. Op basis van deze missie is een visie geformuleerd: continuïteit in dienstverlening en marktconform presteren door resultaatgerichte bedrijfsvoering.

Ontwikkeling Paresto

In 2000 is het ministerie van Defensie gestart met een traject om de restauratieve dienstverlening binnen Defensie marktconform te maken. Dit heeft geleid tot de beslissing om een dienst die een baten-lastenstelsel voert op te richten. Aldus ontstond de Defensie Horeca Organisatie (DHO). Alle bestaande restauratieve diensten werden inbesteed bij de DHO. Eind 2003 is de naam DHO gewijzigd in Paresto. Per 1 april 2004 is Paresto binnen het CDC gestart met het op proef voeren van een baten-lastenstelsel en het streven naar een resultaatgerichte bedrijfsvoering. Defensie streeft ernaar dat Paresto op 1 januari 2005 de status krijgt van een dienst die een baten-lastenstelsel voert. Het voornemen van de staatssecretaris van Defensie om die status te verlenen is voorgelegd aan het parlement.

In 2006 zal de dienstverlening van Paresto vergeleken worden met die van marktpartijen en zal worden heroverwogen of de cateringactiviteiten zullen worden uitbesteed.

Begroting 2005

Paresto maakt in 2004 nog onderdeel uit van het kas-verplichtingenstelsel, maar voert tevens als proef een baten-lastenadministratie. In deze begroting 2005 staat een indicatieve openingsbalans, de staat van baten en lasten en het kasstroomoverzicht als ware de organisatie reeds een dienst die een baten-lastenstelsel voert. In de eerste suppletore begroting van Defensie in 2005 zal een definitieve openingsbalans worden opgenomen.

Doelmatigheid

De startsituatie op 1 januari 2005 voor Paresto als dienst die een baten-lastenstelsel voert wordt in kaart gebracht. Dat wil zeggen dat er prestatie-indicatoren zijn ontwikkeld en dat hiervoor een nulmeting wordt uitgevoerd. De indicatoren, inclusief de normen, staan in deze begroting. In de eerste suppletore begroting in 2005 zullen de resultaten van de nulmeting worden opgenomen.

De bedrijfsvoering zal op basis van de prestatie-indicatoren worden aangestuurd, daarbij zullen taakstellende eisen worden gesteld aan de toename van de doelmatigheid. Door de schaalvergroting en taakspecialisatie kunnen de tarieven in de tijd afnemen.

II. BALANS

 
Activa1-01-05
Immateriële activa0
*grond en gebouwen450
*installaties en inventarissen219
*overige mat vaste activa3 143
Materiële activa (totaal)3 812
Voorraden1 500
Debiteuren3 000
Nog te ontvangen0
Liquide middelen80
Totaal8 392
Passiva1-01-05
*exploitatiereserve0
*verplichte reserves0
*onverdeeld resultaat0
Eigen vermogen (totaal)0
Leningen3 812
Voorzieningen0
Crediteuren3 627
Nog te betalen953
Totaal8 392

TOELICHTING INDICATIEVE OPENINGSBALANS

Activa

Materiële activa

De vaste activa zijn gewaardeerd tegen historische kostprijzen, verminderd met lineaire afschrijvingen. Hierbij is een activeringsdrempel van € 500 gehanteerd, tenzij sprake is van een kritisch artikel (zoals bijvoorbeeld kassa's). Bij de start in april 2004 zijn activa overgenomen, gebaseerd op een inventarisatie voorafgaande aan de overdracht. Daarnaast is activa overgenomen van de Projectorganisatie. Daarbij is uitgegaan van levensduren die overeenkomen met de afschrijftermijn van het desbetreffende actief.

Voor activa worden de volgende afschrijvingstermijnen gehanteerd:

• Verbouwing infrastructuur servicekantoor Paresto 3 jaar1

• Hardware/Software/Licenties (ICT) 5 jaar

• Kassa's, overige computerapparatuur 5 jaar

• Chipopwaardeerders, oplaadpunten 5 jaar

• Automaten 8 jaar

• Kantoorinventaris 5 jaar

• Transportmiddel personenauto 4 jaar

• Transportmiddel vrachtauto 10 jaar

Voorraden

Voor het productie- en verwerkingsproces beschikt Paresto bij de verschillende vestigingspunten over ingrediënten die op centraal niveau worden geadministreerd. De voorraden die zijn overgenomen in 2004 zijn tegen factuurwaarde overgenomen. Conform de richtlijnen voor de jaarverslaggeving zijn deze activa gewaardeerd tegen historische kostprijs. De systematiek/uitgangspunt bij Paresto is vooralsnog dat de in 2005 op te stellen voorraadwaardering tegen vaste verrekenprijzen wordt bepaald.

Debiteuren

De waardering van de post debiteuren vindt plaats tegen nominale waarde. Gezien de wijze van innen van gelden binnen Defensie (budgetbelasting) wordt vooralsnog geen rekening gehouden met een vermoedelijk oninbaar deel. De post debiteuren is gebaseerd op een inschatting van de te ontvangen bedragen in verband met jaarcontracten en eindejaarsactiviteiten.

Liquide middelen

Deze post betreft een deel van de rekening-courant met het ministerie van Financiën (kassaldo). Het saldo van de huidige rekening, die binnen het concernblok van het ministerie van Defensie valt, zal per 1 januari 2005 overgeboekt worden naar deze rekening.

Passiva

Eigen vermogen

Vanwege het (proef)draaien met een baten-lastenadministratie stuurt Paresto tot 1 januari 2005 aan op een saldo van baten en lasten van nul (kostendekkendheid). In het begin van het jaar is geen sprake van een buffer in de vorm van «Eigen Vermogen». Mocht in 2004 toch een positief resultaat ontstaan, dan zal deze niet aan het eigen vermogen worden toegevoegd maar terugvloeien naar het moederdepartement. Voor zover risico's niet zijn afgedekt zal in de managementafspraak met de eigenaar CDC een nadere regeling worden getroffen.

Vanaf 1 januari 2005 zal worden aangestuurd op een licht positief saldo van de baten en lasten. Hiermee wordt een eigen vermogen opgebouwd, rekening houdend met de regelgeving hiervoor van het ministerie van Financiën.

Leningen

Bij de start van Paresto als dienst die een baten-lastenstelsel voert, zal bij het ministerie van Financiën een vermogensconversielening worden afgesloten voor de waarde van de vaste activa. Hierdoor kunnen de afschrijvingen als aflossing onderdeel uitmaken van het integrale kostprijsmodel.

Het deel van de lening dat in 2005 wordt afgelost, is als kortlopende schuld verantwoord onder overlopende passiva.

Crediteuren

De waardering van de post crediteuren vindt plaats tegen nominale waarde.

Voorzieningen

Paresto heeft bij aanvang 2005 geen voorzieningen. Conform de richtlijnen voor de jaarverslaglegging zullen voorzieningen worden gevormd voor specifieke verplichtingen en risico's die uitgaan boven het algemene risico dat aan het ondernemen als een dienst die een baten-lastenstelsel voert is verbonden. Tot op heden kan nog niet worden ingeschat in hoeverre en voor hoeveel voorzieningen moeten worden getroffen. Naar verwachting zal volgend jaar een voorziening moeten worden gevormd ten behoeve van een in het najaar vast te stellen reorganisatieplan.

Risico's die (potentieel) bestaan voor Paresto zijn benoemd in onder meer de risico-analyse. De typologie van de catering-bedrijfsvoering brengt met name risico's op het personele vlak met zich mee. Risico's van excessieve waardedaling van bedrijfsmiddelen zijn bijvoorbeeld niet aan de orde. Eventuele bedrijfsrisico's liggen mogelijk op het vlak van de hygiëne. Als bij de bedrijfsvoering fouten worden gemaakt met betrekking tot de hygiëne kunnen zich bij de gasten gezondheidsproblemen voordoen die daarop Paresto aansprakelijk zouden kunnen stellen voor de (financiële) gevolgen. Voor dit soort (ondernemers)risico's mogen geen voorzieningen worden gevormd.

Nog te betalen/overlopende passiva

Het kort lopende deel van de leningen wordt hier verantwoord.

Werkkapitaal

Onder het werkkapitaal (mutaties debiteuren, voorraden, crediteuren en overlopende posten) resulteert veelal een vordering op of een schuld aan de moeder. Omdat de bedrijfsvoering Paresto gekenmerkt wordt door kortcyclische processen is dit niet aan de orde. Daarnaast is het van belang dat de jaarlijkse werkgeversbijdragen al vroeg in het jaar door de defensieonderdelen aan Paresto worden overgemaakt. Door reeds vroeg in het boekjaar over een werkkapitaal te beschikken worden rente-opbrengsten gegenereerd en behoeven geen leningen voor werkkapitaal te worden afgesloten.

III. BEGROTING VAN BATEN EN LASTEN

(Bedragen x € 1 000)20052006200720082009
Baten     
Opbrengst moederdepartement117 796113 084109 692106 401104 273
Opbrengst overige departementen00000
Opbrengst derden544544544544544
Rentebaten412263643
Buitengewone baten500500500500500
Totaal baten118 845114 141110 762107 481105 360
Lasten     
Apparaatskosten     
*Personele kosten77 70773 82270 13168 02765 986
*Materiële kosten38 80438 61038 41738 03337 843
Rentelasten9592816750
Afschrijvingskosten     
*materieel9591 0871 1891 1821 202
*immaterieel00000
Buitengewone lasten00000
Totaal lasten117 565113 611109 818107 308105 080
Saldo van baten en lasten1 280530944173279

Toelichting begroting van baten en lasten

Baten

Opbrengsten moederdepartement

De opbrengst moederdepartement in 2005 bestaat uit de volgende elementen (bedragen in € 1 000):

• Werkgeversbijdragen 66 756

• Omzet regulier 30 089

• Omzet niet-regulier 16 566

• Militaire claim 4 385

De opbrengst moederdepartement bestaat uit werkgeversbijdragen en de omzetten regulier, niet-regulier en militaire claim. De fictieve eindkostenplaats «Militaire claim» wordt apart benoemd om de meerkosten (uurtarief en productiviteit) aan te geven voor de uitoefening van de operationele taken van Paresto.

Bij de meerjarenreeks wordt rekening gehouden met afname van de werkgeversbijdragen (subsidies) en een afnemende omzet in verband met het kleiner worden van de defensieorganisatie. Naar verwachting zal hierdoor het aantal potentiële gasten afnemen.

Opbrengst derden

De opbrengst derden betreft de omzet die als ziektekosten kunnen worden doorberekend aan ziektekostenverzekeraars. Deze vergoeden de cateringkosten van het Militair Revalidatie Centrum aan Paresto.

Rentebaten

De rentebaten worden gevormd door het positieve saldo op de rekening courant en deposito's gebaseerd op de rente aanschrijving van het ministerie van Financiën.

Buitengewone baten

Buitengewone baten worden gevormd door bonuskortingen van leveranciers. De bestelling en facturering zal defensiebreed openbaar worden aanbesteed omwille van de administratieve en logistieke kostenbesparing. Daarbij blijft de mogelijkheid bestaan bij specifieke leveranciers kortingen te bedingen. Die kortingen worden als bonus gecompenseerd aan Paresto. Dit is bij cateringorganisaties een gangbare procedure. Vooralsnog worden de bedragen gelijk gehouden ondanks een mogelijk dalende omzet, omdat dit mede afhankelijk is van de specifieke afspraken met distributeurs of producenten.

Lasten

Personele kosten

Tot begin 2005 bestaat de formatieve sterkte van Paresto uit 1 983 vaste vte'n, met een totale kostprijs van € 61 799 000. Daarnaast zijn er structureel ongeveer 33 vte'n op inhuurbasis voor in totaal € 1 122 000. Van 2005 tot en met 2008 wordt gestreefd naar een afname van het personeelsbestand met jaarlijks 5%. Vanaf 2008 zal de jaarlijkse afname dalen tot 3%.

Materiële kosten

Materiële kosten worden voornamelijk (96%) gevormd door ingrediënten en andere vlottende activa. Overige materiële kosten worden gevormd door exploitatie en onderhoud van ICT en infrastructuur, voertuigen en kassa's. De bedrijfsvoering van Paresto is hierdoor relatief kapitaalextensief.

Zoals gebruikelijk bij bedrijfscatering worden de kosten van huisvesting en inrichting door de opdrachtgevers gefinancierd.

Rentelasten

Rentelasten vloeien voort uit rentedragend langlopend vreemd vermogen tegen een door het ministerie van Financiën in de vigerende regelgeving vastgelegd tarief.

Afschrijving materieel

De afschrijvingskosten betreffen ICT-middelen, infrastructuur van de centrale organisatie, kassa's en overige materiële middelen (zoals bijvoorbeeld voertuigen). Zie voor afschrijvingstermijnen het overzicht bij de toelichting van de activa van de indicatieve openingsbalans.

De aansluiting tussen de boekwaarde per 1/1 en 31/12 is af te leiden uit de opgenomen afschrijvingskosten in onderstaande verloopoverzicht.

Boekwaarde activa en afschrijvingskosten inclusief rentelasten (verloopstaatje)
Activa1-01-05InvAfschr1-01-06InvAfschr 
*grond en gebouwen450 0000150 000300 0000150 000 
*installaties en inventarissen219 000653 000109 000763 000500 000171 500 
*overige materiële vaste activa3 143 000300 000700 1002 742 900300 000765 100 
Materiële activa (totaal)3 812 000953 000959 1003 805 900800 0001 086 600 
Rentekosten: Gem geinv * 5% 3 808 95095 224 3 662 60091 565 
 
1-01-07InvAfschr1-01-08InvAfschr1-01-09InvAfschr1-01-10
150 0000150 0000000000
1 091 500300 000209 0001 182 500100 000221 5001 061 000100 000234 000927 000
2 277 800300 000830 1001 747 700560 000960 1001 347 600300 000967 600680 000
3 519 300600 0001 189 1002 930 200660 0001 181 6002 408 600400 0001 201 6001 607 000
 3 224 75080 619 2 669 40066 735 2 007 80050 195 

In 2004 is in het kader van transitie activa overgenomen. Grotendeels zijn deze activa in het betreffende jaar afgeschreven. Daarnaast is activa overgenomen van de Projectorganisatie. In 2005 is uitgegaan van looptijden overeenkomstig de afschrijftermijn van het actief.

Saldo baten en lasten

Er wordt gestreefd naar een licht positief resultaat. In de eerste vijf jaar als dienst die een baten-lastenadministratie voert zal geleidelijk een eigen vermogen worden opgebouwd die als buffer kan dienen voor de risico's en bedrijfsvoering waar Paresto zelf verantwoordelijk voor is.

IV. KASSTROOMOVERZICHT

Bedragen x € 1000,-20052006200720082009
Rekening-courant RHB op 1/1801 3601 8902 8343 007
Totaal operationele kasstroom2 2391 6172 1331 3551 481
Totaal investeringen– 953– 800– 600– 660– 400
Totaal boekwaarde desinvesteringen00000
Totaal investeringskasstroom– 953– 800– 600– 660– 400
Eenmalige uitkering aan moederdepartement– 3 8120000
Eenmalige storting door moederepartement00000
Aflossing op leningen– 959– 1 087– 1 189– 1 182– 1 202
Beroep op leenfaciliteit4 765800600660400
Totaal financieringskasstroom– 6– 287– 589– 522– 542
Rekening-courant RHB op 31/121 3601 8902 8343 0073 546

Toelichting op kasstroomoverzicht

De informatie in het kasstroomoverzicht is grotendeels afgeleid van respectievelijk de indicatieve openingsbalans (investeringen en financieringskasstroom), staat van baten en lasten (operationele kasstroom) en de vermogensontwikkeling op langere termijn (financieringskasstroom)

In het overzicht van de kasstromen staat de meerjarige verwachting omtrent de omvang en besteding van de beschikbare investeringsruimte en de liquiditeitsverwachting in het algemeen centraal. Het kasstroomoverzicht bestaat uit een operationele-, investerings- en financieringskasstroom.

De operationele kasstroom is het jaarlijkse totaal van het bedrijfsresultaat, de afschrijvingen, de mutaties in de voorzieningen en die in het netto werkkapitaal.

In de investeringskasstroom worden de investeringen, boekwaardetotalen en desinvesteringen opgenomen.

In de financieringskasstroom wordt het beroep op de leenfaciliteit uit hoofde van de geplande investeringen in vaste activa opgenomen. De lening is rentedragend en heeft een looptijd die aansluit op de economische levensduur van de betreffende investering. Voorts is de aflossing op de reeds afgesloten en nog af te sluiten leningen begroot.

De activa op 1 januari 2005 moeten met langlopend vreemd vermogen worden gefinancierd. Hiervoor gaat Paresto een vermogensconversie-lening aan bij het ministerie van Financiën. In het kasstroomoverzicht is in verband hiermee een éénmalige uitkering aan het moederdepartement opgenomen. Dit bedrag vloeit terug naar het ministerie van Financiëñ.

Overzicht vermogensontwikkeling
Bedragen x € 100020052006200720082009
Eigen vermogen per 1 januari01 2801 8102 7542 926
Saldo baten en lasten1 280530944173279
Uitkering aan moederdepartement00000
Bijdrage moederdepartement00000
Overige mutaties00000
Totaal directe mutaties     
Eigen vermogen per 31 december1 2801 8102 7542 9263 206

Toelichting op overzicht vermogensontwikkeling

Het eigen vermogen wordt gevormd door toevoeging van het saldo van baten en lasten via de exploitatiereserve. Het eigen vermogen groeit hierdoor tot en met 2009 tot bijna het hiervoor vastgestelde maximum van 5% van de gemiddelde omzet van de drie voorafgaande jaren.

Prestatie indicatoren

Prestatie-indicatorToelichtingNorm
Resultaatgebieden  
Eindresultaat  
Kosten per productgroep per periode (ten opzichte van de geplande kosten)Deze indicator bestaat uit de daadwerkelijk gemaakte kosten, gedeeld door de geplande kosten. Het gaat in dit geval om de reguliere taken en de taken uit de banquetingmap. De norm is 100% of lager.
Afname van de tarievenVaste bijdrage van de opdrachtgevers moeten worden verlaagd (gecorrigeerd voor autonome ontwikkelingen).In 2005 t.o.v. 2004: 5% In 2006 t.o.v. 2004: 10%
Klanten  
GasttevredenheidonderzoekSteekproefsgewijs zal de klant («gast») gevraagd worden een een rapportcijfer (1 t/m 10) aan te geven voor de dienstverlening.Het cijfer moet tussen de 6 en 8 uitkomen.
   
Organisatiegebieden  
Medewerkers  
Inzetbaarheid per medewerkerParesto streeft ernaar personeel zoveel mogelijk ten behoeve van het directe productieproces in te kunnen zetten. In 2004: 1419 uur/jaar In 2005: 1500 uur/jaar In 2006: 1600 uur/jaar
Salariskosten Paresto vs. marktDe gemiddelde salariskosten van medewerkers van Paresto worden vergeleken met de gemiddelde salariskosten bij commerciële cateringorganisaties. De norm is 100% of lager.
Processen  
Inkoopprijs Paresto vs. marktDeze indicator geeft aan hoe de door Paresto gehanteerde contractprijzen van de aangeschafte middelen, in verhouding staan tot de door de commerciële cateringorganisaties gehanteerde gemiddelde marktprijs. Hiervoor wordt een speciaal hiervoor ontwikkeld standaard «boodschappenmandje» gebruikt. Gelijk aan de marktprijs of minder dan de markt- prijs. Het percentage moet dan zijn 100% of lager.

Toelichting op prestatie-indicatoren

In de begroting en verantwoording worden de prestatie-indicatoren opgenomen, die relevant zijn voor de beoordeling van de ontwikkeling van de doelmatigheid van Paresto. In de eerste suppletore begroting van 2005 zal de nulmeting voor de hier beschreven prestatie-indicatoren worden opgenomen.

5. BIJLAGEN

Licence