Base description which applies to whole site

nr. 4MEMORIE VAN TOELICHTING

INHOUDSOPGAVE blz.

A. Artikelsgewijze toelichting bij het wetsvoorstel2
Leeswijzer3
   
B. Begrotingstoelichting4
Wetsartikel 14
Beleidsartikelen4
Artikel 1.Bevorderen van een goed werkende woningmarkt4
Artikel 2.Stimuleren van voldoende woningen, een duurzame en gedifferentieerde woningvoorraad en leefbare woonmilieus5
Artikel 3.Garanderen van keuzemogelijkheden en betaalbaarheid op de woningmarkt9
Artikel 4.Optimalisering van de ruimtelijke afweging10
Artikel 5.Gebiedsontwikkeling en realisatie Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur10
Artikel 6.Beperken van klimaatverandering en grootschalige luchtverontreiniging11
Artikel 7.Verbeteren van de milieukwaliteit van de bodem12
Artikel 8.Verbeteren milieukwaliteit in de bebouwde omgeving12
Artikel 9.Verminderen van risico’s van stoffen, afval, straling en GGO’s14
Artikel 10.Versterken van het (inter)nationale milieubeleid15
Artikel 11.Vergroten van de externe veiligheid19
Artikel 12.Handhaving en toezicht20
Artikel 13.Rijkshuivesting en architectuur20
Artikel 14.Algemeen20
Wetsartikel 223
Baten- lastendienst: Rijksgebouwendienst23
Baten-lastendienst: Nederlandse Emissieautoriteit36

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET WETSVOORSTEL

De toelichting bij de slotwetmutaties in de begroting(sstaat) wordt opgenomen in onderdeel B van de memorie van toelichting (de begrotingstoelichting).

Wetsartikelen 1 tot en met 2

De begrotingsstaten die onderdeel uitmaken van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld en derhalve ook gewijzigd. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om voor het jaar 2006 wijzigingen aan te brengen in:

a. de departementale begrotingsstaat van het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI);

b. de begrotingsstaat inzake de baten- lastendiensten van dit ministerie.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. M. Cramer

De Minister voor Wonen, Wijken en Integratie

C. P. Vogelaar

Leeswijzer

De slotwet 2006 is de laatste suppletore begroting over de begroting van het jaar 2006. Met de slotwetwijzigingen worden verschillen tussen de begrotingsstand van de 2e suppletore wet en de daadwerkelijke realisatie opgeheven.

Aangezien aansluiting wordt gevonden bij de feitelijke realisatie van het jaar 2006, blijven een overzichtstabel per beleidsartikel, een tabel Budgettaire gevolgen van beleid en een verdiepingsbijlage achterwege. In de kolomstructuur van de begrotingsstaten wordt de cijfermatige financiële informatie gepresenteerd. Er is geen sprake van wijzigingen met meerjarige doorwerking omdat het jaar wordt afgesloten.

De slotwet bevat idealiter slechts mutaties die technisch en niet beleidsmatig van aard zijn. Onder technisch of ook wel «boekhoudkundig van aard» wordt verstaan:

• Wijzigingen van begrotingsbedragen om deze gelijk te maken met de realisatie;

• Mutaties uit hoofde van loon- en prijsbijstellingen;

• Desalderingen die nodig zijn omdat ontvangsten niet in mindering van bezwaar mogen worden geboekt op de uitgaven;

• Overboekingen tussen artikelen of begrotingen die het uitvloeisel zijn van tijdens de begrotingsuitvoering gebleken noodzaak om verplichtingen en of uitgaven elders te verantwoorden dan waar zij oorspronkelijk waren begroot bij gelijkblijvende beleidsuitgangspunten;

• Mineure kasverschuivingen die het gevolg zijn van een ander betaaltempo van lopende verplichtingen dan eerder geraamd;

• De mutaties die het gevolg zijn van de controlebevindingen van de departementale accountantsdienst. Dergelijke mutaties zijn niet zozeer «boekhoudkundig van aard», maar dienen ertoe – achteraf – een wettelijke basis te scheppen voor een noodzakelijke correctie in de boeking van verplichtingen, uitgaven of ontvangsten.

In de artikelsgewijze toelichting wordt aandacht besteed aan mutaties die in principe niet voldoen aan het begrip «boekhoudkundig van aard». Mochten er na 2e suppletore begroting (samenhangende met de Najaarsnota) nog omvangrijke of beleidsmatige mutaties zijn opgetreden dan worden zij in ieder geval toegelicht.

B. BEGROTINGSTOELICHTING

Wetsartikel 1

Beleidsartikelen

Artikel 1. Bevorderen van een goed werkende woningmarkt

Toelichtingen incidentele subsidies (vermelding in Slotwet 2006 voor wettelijke grondslag subsidie)

Aan Aedes is voor het Memorandum of Understanding (MoU) met Zuid-Afrika een bijdrage verleend van € 130 000. De bijdrage is onderdeel van het in mei 2006 tussen het Zuid-Afrikaanse Ministry of Housing en VROM afgesproken actieplan («road map») ter uitvoering van het medio 2005 hernieuwde MoU tussen genoemde ministeries. Deze bijdrage betreft het afgesproken onderdeel «technische assistentie» i.c. de bekostiging van stationering van twee Nederlandse technische assistenten in Zuid-Afrika. Deze kosten worden samen met Aedes gedekt.

Voor de zogeheten «Road Map activities 2005/2006» is aan het «Department of Housing RSA» een bijdrage verstrekt van € 205 000. Deze bijdrage is bedoeld voor andere onderdelen van het afgesproken actieplan en betreft de resterende periode 2005–2006.

Genoemd departement ontving voor dit actieplan tevens een bijdrage van € 191 324, zijnde de contributie 2006.

Aan Aedes, Vereniging van Woningcorporaties is een bijdrage verleend van € 30 000 in de kosten van het symposium «10 Jaar financiële verzelfstandiging van corporaties». Tijdens dit congres, dat 31 mei 2006 plaatsvond, is teruggeblikt op de Wet balansverkorting geldelijke steun volkshuisvesting uit 1995 en is vooruitgekeken naar de positie van de woningcorporaties in 2015.

Aan het Institute for Housing and Urban Development Studies (IHS) in Rotterdam is een aanvullende bijdrage verleend van € 150 000 om een cursus op te zetten over het management van hoogbouwrenovatie voor deelnemers uit Midden- en Oost-Europa. De oorspronkelijke bijdrage is toegezegd tijdens het Nederlands EU-voorzitterschap ter voorbereiding van de in maart 2005 in Praag i.s.m. VROM gehouden EU Ministersconferentie over Wonen.

Als financiële bijdrage voor de organisatie van de internationale Habitat-conferentie, die heeft plaatsgevonden in maart 2006, is aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal een bijdrage verstekt van € 15 000.

Een bijdrage van € 23 000 betreft de jaarlijkse contributie van VROM aan de INTA, een internationale organisatie van professionele deskundigen werkzaam op het gebied van stedelijke vernieuwing en wonen.

Voor de Pilot hoogbouwrenovatie Slowakije is aan PRC Bouwcentrum een bijdrage verleend van € 194 902 om te komen tot een Publiek-Privaat Samenwerkingsproject voor hoogbouwrenovatie in Slowakije. De input van Nederland is uitsluitend faciliterend van aard.

De bijdrage van € 19 625 maakt het voor R4R mogelijk om bezoeken van bewoners uit achterstandswijken in enkele Europese landen te bevorderen. Een vergelijkbare bijdrage werd door VROM ook in 2005 vertrekt.

Aan de SEV is een bijdrage verleend van € 75 827 in aanvulling op een experiment naar een nieuwe aanpak van woonfraude. Corporatie de Nieuwe Unie wil samen met de SEV misbruik van haar woningen bestrijden en tot een beheersbaar niveau brengen.

Tevens is aan de SEV een bijdrage verleend van € 250 000 voor het communicatieplan «wijken in beeld».

Aan de TU Delft (OTB) is € 30 000 toegekend voor de sponsoring van het ENHR congres. Dit congres is internationaal gezien hét congres op het gebied van «Housing and Urban Development» en het is dé plek waar wetenschappelijke kennis op het gebied van wonen wordt gepresenteerd en beschikbaar gesteld voor het beleid en de praktijk.

Aan IBR Instituut voor Bouwrecht is een bijdrage verstrekt van € 4 589 voor het organiseren van een Expertmeeting woningcorporaties over de problemen waar woningcorporaties op dit moment mee worden geconfronteerd (zoals de hybride positie van corporaties, aanbodstimulering en bestedingsprioriteiten).

Artikel 2. Stimuleren van voldoende woningen, een duurzame en gedifferentieerde woningvoorraad en leefbare woonmilieus

Toelichtingen incidentele subsidies (vermelding in Slotwet 2006 voor wettelijke grondslag subsidie)

Aan het Nederlands Normalisatie Instituut (NEN) is voor reguliere adviestaken in 2007 een bijdrage verleend van € 300 000. Het NEN heeft onder meer als taak de bouwnormen te onderhouden. Dit is een door het bedrijfsleven gedragen bezigheid. Voor een aantal normen, waarbij het Rijk belang heeft, geeft VROM als één der belanghebbende partijen een bijdrage.

Tevens ontving het NEN een bijdrage van € 450 000 in de kosten van een aantal projecten die samenhangen met: het Europese normalisatiewerk (vooral Eurocodes, die op termijn de Nederlandse bouwnormen gaan vervangen); projecten welke gericht zijn op de vereenvoudiging van het normalisatiestelsel en op verkenning van nieuwe ontwikkelingen in de relatie normalisatie en bouwregelgeving.

Aan de NEN is een vervolgbijdrage van € 180 109 verleend voor het inbrengen van Nederlandse kennis in de CEN-normen, die in het kader van de Europese richtlijn Energy Performance of Buildings Directive (EPBD) worden ontwikkeld. Dit om de Nederlandse belangen afdoende te kunnen blijven behartigen, en om de implementatie van EPBD in Nederland te vergemakkelijken.

Ook is aan de NEN een bijdrage verleend van € 240 475. Voor de opdracht «NEN-EPG-2007» is de nadruk nog meer op de Nederlandse implementatie gelegd. Daardoor is de primaire doelstelling gelegd op de ontwikkeling van de ontwerpnorm «NEN-EPG», waarin de CEN-normen t.a.v. nieuwbouw, bestaande bouw, woningen en utiliteitsbouw zijn geïntegreerd. Met als einddoel om eind 2008 een «NEN-EPG» te kunnen publiceren.

Aan de gemeente Mill en Sint Hubert is voor het project «Samenwerking Land van Cuijk» een bijdrage verleend van € 10 000. Dit project betreft één van de stimuleringsprojecten binnen het project Servicegericht Werken met als doel om gemeenten te stimuleren te gaan samenwerken om de kwaliteit van de uitvoering van de bouwregelgeving te verbeteren.

Aan Milieu Centraal is een bijdrage verstrekt van € 32 640 voor het project «Redactieservice Duurzaam Bouwen 2006».

Het hoofddoel van dit project is om woonconsumenten meer inzicht te bieden in hun mogelijkheden om bij het verbouwen en klussen in en om de woning rekening te houden met aspecten als energiebesparing, gezondheid en verantwoordelijk materiaalgebruik, en dat ze de voor- en nadelen van de mogelijkheden kennen.

Dit project maakt deel uit van het Uitvoeringsplan 2006 van het Platform Bewoners en Duurzaam Bouwen.

Voor het project «Inzet van gemeenten richting bewoners 2006» ontving Milieu Centraal een bijdrage van € 24 917. Dit project is een vervolg op twee eerdere projecten die in 2004 en 2005 zijn opgedragen. Gemeenten spelen een cruciale rol in de stimulering van duurzaam wonen, waarbij zij gemeenschappelijk gebruik kunnen maken van uniforme instrumenten en deze verbeteren door ervaringen uit te wisselen.

Het project «Verbeter uw huurwoning» betreft een vervolg op een ander succesvol project van het Platform, te weten: de verbouwwijzers. Bij huurwijzers gaat het niet zozeer om ingrijpende verbouwingen (zoals bij verbouwwijzers), maar om verbeteringen die de huurder zelf kan (laten) doen. Voor dit project zijn aan Milieu Centraal bijdragen verleend van in totaal € 113 308.

Aan de Stichting VACpunt Wonen is een bijdrage verleend van € 9 990 voor «Labeling: de bewoner centraal». Kern van dit project is de toetsing van de beleving van duurzaam wonen in de praktijk. Door middel van een labelingsysteem wordt voor bewoners zichtbaar en inzichtelijk gemaakt wat de duurzame kwaliteit van woningen is. Uiteindelijk moet dit leiden tot verhoging van het (gebruiks)kwaliteitsniveau.

In aanvulling op de eerder verleende jaarbijdrage is aan de Stichting Bouwkwaliteit een aanvullende bijdrage verstrekt van € 130 752. De Stichting Bouwkwaliteit (SBK) heeft op grond van de tripartiete overeenkomst tussen VROM, SBK en de Raad voor Accreditatie de positie van het coördinerend en harmoniserend orgaan voor certificatie in de bouw. SBK ontvangt hiervoor jaarlijks een bijdrage van VROM.

Aan het NIROV zijn bijdragen verstrekt van in totaal € 88 599 voor het organiseren van een aantal excursies. Mede door middel van excursies wordt de kwaliteit van de professionele praktijk van bouwen en wonen bevorderd.

Aan de Stichting Bouwresearch (SBR) is een bijdrage verleend van € 31 238 voor het ontwikkelen van een module SBR-referentiedetails binnen het BRIS-warenhuis. In het BRIS-warenhuis is alle bouwregelgeving te vinden met aanverwante documenten; de SBR-referentiedetails geven direct toepasbare bouwkundige oplossingen. Met de module wordt de relatie tussen bouwregelgeving en bouwkundig detailleren benadrukt, wordt de toegankelijkheid van het Bouwbesluit bevorderd, en wordt ingespeeld op de wensen van gebruikers.

Tevens ontving de SBR een bijdrage van € 17 612 voor het opstellen van informatiebladen over het Bouwbesluit. De infobladen van de SBR geven toelichting op de praktische toepasbaarheid van een groot aantal bouwtechnische onderwerpen, waarvan er vele gerelateerd zijn aan het Bouwbesluit. In overleg met VROM heeft SBR een aantal nieuwe informatiebladen opgesteld over onderwerpen waar de markt veel vragen over heeft. Omdat het hier gaat om uitleg van VROM-regelgeving, heeft VROM daar een financiële bijdrage aan geleverd.

Aan de Rijksuniversiteit Groningen is een bijdrage van € 12 500 verleend voor het «Onderzoek Erfpacht». Dit onderzoek is gericht op het verkrijgen van wetenschappelijke output van maatschappelijk relevante informatie betreffende het erfpachtsrecht in het verleden, het heden en de toekomst. Deze informatie is van belang voor zowel de gemeentelijke overheid, de rijksoverheid als de wetenschap.

Aan het nationaal jeugdfonds Jantje Beton is een bedrag van € 29 750 verstrekt als aanvulling op de eerdere toekenning t.b.v. het realiseren van de landelijke prijsvraag «kindvriendelijke initiatieven» en het bijbehorende voorbeeldboek. Aanleiding voor deze aanvullende bijdrage zijn de hoger dan geplande kosten van het voorbeeldboek en de wens om deze producten met meer dan aanvankelijk ingeschatte activiteiten te presenteren en in de «markt neer te zetten». Tevens is een bijdrage van € 10 000 verleend naar aanleiding van een verzoek van Jantje Beton om een bijdrage voor de tweede druk van het handboek Speelruimtebeleid. De eerste druk van dit handboek, dat VROM i.s.m. o.a. Janje Beton en het Netwerk Childfriendly Cities heeft gerealiseerd in het kader van de Operatie Jong, was wegens groot succes snel op. Een blijvende vraag rechtvaardigde een tweede druk.

Aan de deelgemeente Hoogvliet is € 40 000 verstrekt als bijdrage aan het onderzoek naar «herstructurering en sociale stijging in Hoogvliet». In het VROM-raad rapport «Stad en Stijging» wordt gepleit voor sociale stijging als leidraad bij stedelijke vernieuwing. Dit onderzoek zal inzicht geven in hoeverre de in het kader van de herstructurering genomen (fysieke en sociale) maatregelen in Hoogvliet hebben bijgedragen aan de ambities en de daadwerkelijke individuele sociale stijging van de oorspronkelijke bewoners.

Aan de Radbout Universiteit Nijmegen is een bijdrage van € 25 000 verleend voor een onderzoek naar gebiedsgerichte arrangementen Wonen en Zorg. Dit onderzoek kan het antwoord geven op de vraag wanneer een arrangement voor wonen, zorg en welzijn effectief en efficiënt is, en wat de (mogelijke) rol is van gemeenten en provincie bij de tot standkoming daarvan.

Aan de gemeente Tilburg, de deelgemeente Feijenoord en het stadsdeel Geuzenveld-Slotermeer zijn bijdragen van elk € 50 000 verstrekt in het kader van het programma Publieksagenda en Burgerparticipatie. Burgers hebben voormalig minister Dekker een beleidsadvies gegeven om – in de vorm van pilots – te experimenteren met sociale cohesie, als motor voor leefbare buurten en wijken. Aan de gemeente Schiedam is een bijdrage van € 50 000 toegekend voor de pilot Sociaal Huis. In het kader van genoemd programma wordt aangetoond dat Sociaal Huis een belangrijke impuls is om de sociale cohesie in de buurt en wijk te versterken.

Voor de pilot «community planning» is aan de gemeente Sittard-Geleen een bijdrage verleend van € 100 000.

Aan de ANBO is een bijdrage verleend van € 12 000 voor het project «Roze ouderen in Nederland», dat tot doel heeft te inventariseren in hoeverre homo en lesbische ouderen in verzorgingshuizen of woonzorgcomplexen hinder ondervinden als gevolg van hun sexuele geaardheid.

Aan de BouwRai is, in het kader van het project Wonen/Zorg/Welzijn een bijdrage verstrekt van € 7 735 voor de deelname aan deze beurs met als doel ouderen bewust te maken van de geschiktheid van hun huidige woning in relatie tot hun leeftijd, dan wel, bij een verhuiswens, de keuze van een nieuwe woning te toetsen aan de geschiktheid voor de mogelijke wens in deze woning oud te worden.

Aan onderzoeksinstituut OTB van de TU Delft is een bijdrage verleend van € 20 000. Gerelateerd aan de Praktijkproef Certificering Bouwbesluittoets is in het kader van een breder promotie-onderzoek door OTB een verkenning verricht naar de mogelijkheden van een separaat certificaat voor de toetsing van plannen van veelvoorkomende bouwactiviteiten (zoals dakkapellen, uit- en aanbouwen).

Aan Adviesburo Nieman BV is een bedrage verstrekt van € 6 612 als onderdeel van deze praktijkproef. Doel is na te gaan of het (praktisch, juridisch en politiek) mogelijk is om de toets op het Bouwbesluit, die thans uitsluitend door de gemeente wordt gedaan, ook door daartoe gecertificeerde bureaus kan worden verricht. In het kader van dit project is aan Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs een bijdrage verstrekt van € 12 614 voor de bouwplantoetsing van het politiebureau te Zwijndrecht, dat in zogenoemde unitbouw is gerealiseerd.

Aan Satijn Plus Architecten is een bijdrage van € 6 804 verstrekt voor de tweede fase van de praktijkproef certificering Bouwbesluit. Satijn Plus heeft de toetsing verricht van een kinderdagverblijf. De resultaten zijn besproken met VROM en de gemeente. Gebleken is dat deze toets adequaat is uitgevoerd en dat de gemeente op basis van de zogenoemde toetsrapportage de bouwvergunning zou kunnen verlenen.

Het Rijk en ook VROM streeft naar uitwisselingstandaarden ten behoeve van onder meer ICT-toepassingen. Hierdoor kan de één-loket gedachte worden gerealiseerd. RAVI heeft het VROM-belang vertegenwoordigd in de brede werkgroep die de uitwisselingstandaard (IMWE) voor de Welstand heeft ontwikkeld en ontving hiervoor een bijdrage van € 20 000.

Aan Ecofys BV is een bijdrage verleend van € 59 500 voor de coördinatie van het Sentro-project.

Conform artikel 5 van de EPBD dient een onderzoek naar alternatieve energievoorziening te worden uitgevoerd bij nieuwbouw > 1000 m2. Het Sentro-project volgt de ontwikkelingen en effecten van de implementatie van artikel 5 in verschillende lidstaten waaronder Nederland. Op deze wijze kan geëvalueerd worden of het stellen van een verplichting toegevoegde waarde heeft en wordt tevens voldaan aan de monitoringsvereisten van de Europese Commissie. De bijdrage betreft co-financiering en VROM wordt hiermee tevens nauw betrokken bij de uitvoering van het project.

De Vereniging Bouw- en Woningtoezicht (VBWTN) ontving een bijdrage van € 100 000 ter stimulering van de uitrol CKB. VROM heeft de totstandkoming van het toetsprotocol CKB-online financieel ondersteund. Dit systeem bevordert een uniforme manier van toetsing van bouwaanvragen.

Aan BMC (Bestuur & Management Consultants) is een bijdrage verstrekt van € 15 000 voor het onderzoeksproject «RO-projecten: Mensenwerk?». Doel van dit onderzoek is het verzamelen van inzichten rond stagnerende ruimtelijke ontwikkelingsprojecten in Nederland, specifiek gericht op de vraag in hoeverre de factor mens & organisatie een kritische succesfactor is; en voor zover mens & organisatie een kritische succesfactor is: het aanreiken van oplossingsrichtingen.

Aan de provincie Flevoland is een bijdrage verleend van € 67 000 voor het project «Rekenen en tekenen aan duurzame stedelijke ontwikkeling». Doel en resultaat is een catalogus van ontwerpmiddelen die vervolgens in gemeenten in Flevoland worden getoetst in concrete projecten.

Voor het praktijkproject «Duurzame Gebiedsexploitatie» is aan De Wijkplaats BV een bijdrage verstrekt van € 25 000. Door De Wijkplaats worden een zestiental pilots georganiseerd waarin gemeenten, corporaties en zorginstellingen begeleid worden in een proces rond de totstandkoming van maatschappelijk vastgoed in samenhang met woningbouw. Deze pilots worden voor het grootste deel gefinancierd door de deelnemende partijen zelf. Ook de SEV en VROM leveren een bijdrage. Doel voor VROM is het bevorderen van samenwerking en kennisuitwisseling op lokaal niveau op het terrein van maatschappelijk vastgoed, gericht op het vergroten van de leefbaarheid in wijken en buurten.

Aan Concire BV is voor een «Incorporate Masterclass Gebiedsontwikkeling» een bijdrage verleend van € 29 750. Hierdoor konden een aantal accountmanagers van DG Wonen een verdiepingsslag maken op het gebied van gebiedsexploitatie aan de hand van een concrete praktijksituatie in een herstructureringsgebied in Rotterdam. Gezien de specifieke kennis op dit terrein is Concire gevraagd een interactief programma voor die dag, inclusief een huiswerkopdracht, te ontwikkelen.

Aan de Stichting Sureac is een bijdrage verleend van € 39 032 voor het project «Harmonisatie bepalingswijze van milieuprestaties gebouwen», waarin wordt gewerkt aan het opstellen van één LCA (Life Cyclus Analysis) programma als grondslag voor instrumenten voor het berekenen van de milieuprestaties van een gebouw.

Aan de SEV is een bijdrage verleend van € 121 547 voor de ontwikkeling van themabrochures Stedelijke Vernieuwing in uitvoering in 2007.

De Woningstichting De Key ontving een bijdrage van € 7 377 voor de organisatie van het symposium «Vernieuwde stad, vernieuwde emoties».

Aan de Stichting KEI is voor 2007 een jaarlijkse bijdrage van € 373 000 toegekend. De stichting KEI wordt gekenschetst als strategisch partners van VROM bij de uitvoering van en kennisoverdracht op het gebied van de stedelijke vernieuwing.

Artikel 3. Garanderen van keuzemogelijkheden en betaalbaarheid op de woningmarkt

3.11.02 Huursubsidie en huurtoeslag (+ 32,590 mln uitgaven)

De bij 2e suppletore begroting 2006 veronderstelde overschrijding van de uitgaven van de huurtoeslag van meer dan € 100 mln blijkt ruim € 10 mln lager uit te vallen als de ontvangsten worden meegerekend (zie ontvangsten + € 41 mln op instrument 3.11.64). Op basis van door de Belastingsdienst aan te leveren beleidsinformatie zal een analyse worden opgesteld om de reden hiervan te achterhalen.

3.89.32 Uitvoering huursubsidie (– 7,455 mln verplichtingen, – 8,061 mln uitgaven)

Een gedeelte van de voor 2006 geraamde uitvoeringskosten huursubsidie voor de jaren 2006 en de 1e helft van 2007 zal eerst in 2007 worden aanbesteed en betaald. Dit betreft onder meer de inhuur van personeel voor de behandeling van correspondentie en automatiseringkosten.

Ontvangsten

3.11.64 Restituties subjectsubsidies (+ 41,611)

De hogere gerealiseerde ontvangsten dan geraamd voor 2006 zijn een gevolg van hogere ontvangsten op terugvorderingen van zowel de huurtoeslag als de huursubsidie. De Belastingdienst heeft op terugvorderingen huurtoeslag een bedrag van € 37,1 mln meer gerealiseerd dan de geraamde € 12 mln. Bij de huursubsidie zijn hogere ontvangsten gerealiseerd ten bedrage van € 4,5 mln als gevolg van een intensivering van de werkzaamheden op het terrein van de incasso van de huursubsidievorderingen.

Toelichtingen incidentele subsidies (vermelding in Slotwet 2006 voor wettelijke grondslag subsidie)

Aan de Vereniging VvE Belang is een bijdrage van € 76 621 in de kosten van een voorlichtingscampagne verleend. Doel van de campagne was ondermeer alle appartementsrechteigenaren schriftelijk te informeren over de wijzigingen op de Wet op de appartementsrechten van 1 mei 2005, en bestaande VvE’s te wijzen op de overgangsregeling tot 1 mei 2008. Daarnaast zijn met VvE Belang afspraken gemaakt over het activeren en ondersteunen van (kleine) VvE’s. Dit heeft geresulteerd in een landelijke VvE-krant, die verspreid is onder alle appartementsrechteigenaren en hun VvE’s.

Artikel 4. optimalisering van de ruimtelijke afweging

Ontvangsten

4.99.99 Overige ontvangsten DGR (– 1 087)

De bijdrage voor 2006 van het kadaster aan het project WKPB is niet ontvangen omdat de afspraken hieromtrent niet zijn rondgekomen. In 2007 wordt het bedrag alsnog ontvangen.

Artikel 5. Gebiedsontwikkeling en realisatie Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur

5.14.01 FES BIRK (– 37,774 mln verplichtingen, – 55,484 mln uitgaven)

De onderuitputting wordt deels veroorzaakt door vertraging latere realisatie van projecten, en deels doordat de planvorming bij diverse projecten meer tijd kost dan verwacht. Een exacte inschatting van tevoren is moeilijk te maken. De middelen komen via de eindejaarsmarge van het FES in latere jaren weer beschikbaar.

5.14.02 FES NSP (– 84 478 mln verplichtingen, – 87,507 mln uitgaven)

De NSP projecten hebben vertragingen opgelopen en worden deels later gerealiseerd. De onderhandelingen tussen de gemeentes, Rijk en NS duren langer dan voorzien. Deze gelden komen via de eindejaarsmarge van het FES in latere jaren weer beschikbaar.

5.15.11 Bufferzones (– 10,300 mln verplichtingen en uitgaven)

Een deel van de geraamde uitgaven wordt gefinancierd uit ontvangsten van verkoop/ruil panden en gronden voor de Bufferzones. Er zijn geen ontvangsten gerealiseerd en derhalve is er minder uitgavenruimte beschikbaar.

Ontvangsten

5.14.69 Investeringen Nieuwe Sleutelprojecten (FES) (– 87,507 mln)

Door een vertraging in het project zijn de ontvangsten niet in 2006 gerealiseerd maar worden vanuit het FES in latere jaren verkregen. Zie ook uitgaveninstrument 5.14.02.

5.14.70 Investeringsbijdrage Vijfde Nota (FES) (– 55,484 mln)

Door een vertraging in verschillende BRIK projecten zijn de ontvangsten niet in 2006 gerealiseerd maar worden vanuit het FES in latere jaren verkregen. Zie ook uitgaveninstrument 5.14.01.

5.15.72 Aankoop Bufferzones (– 10,300 mln)

De verkoop/ruil van gronden en panden in de bufferzones is in 2006 niet gerealiseerd, waardoor de ontvangsten ook lager zijn. Zie ook uitgaveninstrument 5.15.11.

Artikel 6. Beperken van klimaatverandering en grootschalige luchtverontreiniging

6.16.01 Binnenlandse klimaatinstrumenten (+ 4,8 mln uitgaven; – 6,1 mln verplichtingen)

De kasoverschrijding wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door hogere uitgaven voor de subsidieregeling BANS-Klimaat (Bestuursakkoord Nieuwe Stijl) van ca. € 4,4 mln. Dat is het gevolg van de een aantal jaren geleden aangegane meerjarige verplichting, waarbij in de tussenliggende jaren een lagere realisatie op kas werd verwacht dan nu is gebleken. De regeling is succesvoller geweest dan oorspronkelijk gedacht.

De onderschrijding in de verplichtingensfeer wordt grotendeels veroorzaakt door PIOD (Programma Intensivering Ondersteuning Bevoegd Gezag), waarop in 2006 geen verplichtingen zijn aangegaan terwijl hiervoor wel budget was geraamd (€ 1,1 mln), en het Reductieplan Overige Broeikasgassen (ca. € 5 mln), waarvoor minder toekenningen zijn gedaan dan gepland.

6.16.02 Clean Development Mechanism verplichtingen (+ 13,222 mln verplichtingen, + 2,332 mln uitgaven)

Conform de raamovereenkomsten hebben de uitvoeringsorganisaties eind 2006 in de halfjaarsrapportages aangegeven wat zij in de 1e helft van 2007 aan CER’s (Certified Emission Reduction) verwachten te ontvangen en te moeten betalen. Op basis hiervan hebben zij eind 2006 een voorschot ontvangen. De overschrijding van het kasbudget komt doordat de gevraagde en geaccepteerde voorschotten groter waren dan ten tijde van de najaarsnota nog werd verondersteld.

De verplichtingen overschrijding van €13 mln is te verklaren uit aanvullende contracten met de IBRD (International Bank for Reconstruction Development) en IFC (International Finance Corporation).

Door de inwerkingtreding van het Kyoto-protocol is de vraag naar o.a. CDMemissiereducties sterk toegenomen. Dit heeft mede als gevolg een stijging van de gemiddelde CER-marktprijzen. Als gevolg hiervan zijn in 2006 de in voorgaande jaren afgesloten uitvoeringscontracten met de multilaterale financiële instellingen IFC en IBRD aangepast.

Toelichtingen incidentele subsidies (vermelding in Slotwet 2006 voor wettelijke grondslag subsidie)

Aan de Stichting Natuur en Milieu (SNM) te Utrecht is een subsidie verstrekt van € 250 000 als bijdrage in de kosten van het door SNM uit te voeren project «Het Groene Energieplan». Dit heeft als doel:

– een schets te maken van een energievoorziening die een halvering van de CO2-emissie in 2030 kan bereiken, hiervoor een instrument uit te werken en om inkomens- en werkgelegenheidseffecten in beeld te brengen;

– een discussie te voeren over keuzes die gemaakt zullen moeten worden om zonder verlies van welvaart een energievoorziening te laten functioneren op basis van afnemende emissies.

Aan het Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN) te Petten is voor het jaar 2007 een subsidie verstrekt van € 2,430 mln. Deze subsidie is bestemd voor de continuering van het milieuonderzoek van ECN dat voorheen werd gefinancierd door het ministerie van EZ en dat conform afspraken tussen EZ en VROM vanaf 2004 wordt gesubsidieerd door VROM. Dit onderzoek richt zich met name op klimaatverandering, verzuring, luchtkwaliteit (fijn stof) en risicobeoordeling van uitloging van stoffen uit afval in de bodem. Via de VROM-subsidie wordt gewaarborgd dat bij ECN de specifieke kennisinfrastructuur op deze terreinen behouden blijft.

Aan het Latin American Nitrogen Centre (CENA) van de universiteit van Sao Paulo is een éénmalige subsidie verstrekt van € 75 000,– als bijdrage in kosten van het organiseren van de 4e Internationale Nitraatconferentie, die in oktober 2007 zal worden gehouden in Brazilië.

Aan the Secretariat of the United Nations Framework Convention on Climate Change (UNFCCC) te Bonn is voor het jaar 2007 een subsidie verstrekt van € 300 000 voor aanvullende activiteiten, die niet bestreden kunnen worden uit het algemene budget van de UNFCCC. Van genoemd bedrag is € 100 000,– bestemd voor het project «Financial and investment flows with particular reference to developing countries needs».

Artikel 7. Verbeteren van de milieukwaliteit van de bodem

7.21.02 Saneren van verontreinigde bodems (– 98,205 mln verplichtingen, + 2,672 mln uitgaven)

Deze kasoverschrijding heeft te maken met de bedrijvenregeling. Er zijn meer subsidies voor bodemsanering bij bedrijven verleend dan geraamd.

Op dit instrument staan de garantieverplichtingen voor regelingen m.b.t. kredieten ten behoeve van bodemsanering van bedrijfsterreinen: het Besluit Borgstelling Midden- en Kleinbedrijf en de Regeling Bijzondere Financiering. Tezamen is het garantieplafond circa € 100 mln. Er zijn in 2006 vrijwel geen garanties verleend; daarom vervalt deze verplichtingenruimte.

Ontvangsten

7.21.75 Kosten verhaal bodemsanering (+ 3,744 mln)

In 2006 zijn in het kader van de uitvoering van het kostenverhaal (ongerechtvaardigde verrijking) jegens particulieren, bedrijven en gemeenten ontvangsten verkregen voor een totaalbedrag van € 3,7 mln. Dit bedrag wordt in 2007 weer toegevoegd aan het uitgavenbudget voor bodemsanering.

Toelichtingen incidentele subsidies (vermelding in Slotwet 2006 voor wettelijke grondslag subsidie)

Subsidie aan de gemeente Haarlem

De gemeente Haarlem heeft een bijdrage van € 266 918 gevraagd voor het project Lokale Ambities Bodem. Het doel hiervan is het opstellen van een handreiking voor de lokale overheden om een integraal bodembeleid te formuleren, dat gebaseerd is op een samenhangende en duurzame ontwikkeling van de bodem.

Artikel 8. Verbeteren milieukwaliteit in de bebouwde omgeving

8.27.03 Verminderen van geluidshinder (+ 4,182 mln uitgaven)

Deze kasoverschrijding wordt veroorzaakt door een betaling die gedaan moest worden voor de sanering van geluidshinder met betrekking tot een project in Sliedrecht van ca. € 2 mln en het per saldo gerealiseerde meerwerk bij het afrekenen van een aantal andere projecten.

8.28.04 FES middelen Luchtkwaliteit verkeer 2006 (– 4,519 mln uitgaven)

Door opstartproblematiek is het project later gestart dan gepland en is een deel niet in 2006 uitgegeven en verplicht. Dit gedeelte wordt naar latere jaren doorgeschoven.

Toelichtingen incidentele subsidies (vermelding in Slotwet 2006 voor wettelijke grondslag subsidie)

Subsidie aan de stichting LAOZ (landelijke organisatie autoloze zondag)

De stichting LAOZ heeft een bijdrage van € 100 000,– gevraagd voor de Week van de Vooruitgang, die van 16 t/m 22 september 2006 in Nederland gehouden zal worden. Het doel hiervan is het uitvoeren van concrete activiteiten gericht op de verbetering van de duurzaamheid van het mobiliteitsgedrag en van de leefbaarheid van de woonomgeving.

Subsidie aan de stichting Natuur en Milieu

De stichting Natuur en Milieu ontvangt een bijdrage van € 70 000,voor het project Auto van de Toekomst, waarvan de inzendingen tijdens de AutoRAI tentoongesteld en beoordeeld zullen worden. Het doel is om het belang en de mogelijkheden van schonere, stillere en zuiniger auto’s in brede kring aan de orde te stellen.

Subsidie aan de Rijksuniversiteit Groningen

De Rijksuniversiteit Groningen ontvangt een bijdrage van € 10 000,ten behoeve van het congres «Bridging to the Future». Het congres is op 8 juni 2006 gehouden. Het doel van het congres was de waarde van een integratie tussen ruimtelijke planning en energieplanning onder de aandacht te brengen om zo te komen tot een duurzame leefomgeving.

Subsidie aan de stichting CROW

CROW ontvangt een bijdrage van € 2 009 910,– voor de periode van 3 jaar ten behoeve van het project «Snelle Oplossingen voor Lucht en Verkeer (SOLVE)». Het is gericht op de verbetering van kennis van te treffen maatregelen op het gebied van Luchtkwaliteit bij de lagere overheden.

Subsidie aan de VNG

Voor de ondersteuning van de implementatie van Milieukwaliteit in de leefomgeving (MILO) bij provincies en gemeenten wordt op verzoek van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) een additionele bijdrage verstrekt ad € 110 000,–. MILO heeft als doel het versterken van de bijdrage van het milieubeleid aan de kwaliteit van de leefomgeving door een geïntegreerde gebiedsgerichte benadering. De MILO-werkwijze betekent dat de provincies en gemeenten bewuster omgaan met milieukwaliteit in gebieden, rekening houdend met de ruimtelijke functies, ontwikkelingen en mogelijkheden daarvan. Behalve het garanderen van een minimumkwaliteit gaat het daarbij om het streven naar een zo hoog mogelijke milieukwaliteit (de ambitiekwaliteit). Via een projectbureau zal de VNG trachten de MILO-werkwijze in te voeren bij de lokale en regionale overheden en hen daarin te stimuleren en te begeleiden alsmede ervaringen uit te wisselen tussen de lagere overheden.

Subsidie raildempers Tilburg

Aan de gemeente Tilburg is een subsidie van € 2,7 miljoen voor de voorbereiding en aanleg van raildempers toegekend. De wettelijke grondslag voor deze subsidietoekenning is het Besluit Milieusubsidies. Met dit subsidie wordt het gebruik van raildempers gestimuleerd en wordt de geluidsanering bij het spoor in Tilburg op een kostenefficiënte wijze vormgegeven.

Subsidies luchtkwaliteit

Bij najaarsnota is uit de FES middelen een bedrag van € 38,6 miljoen toegevoegd voor de uitvoering van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit. Deze middelen zijn aan de gemeenten en provincies met knelpunten op het terrein van luchtkwaliteit beschikbaar gesteld. Deze middelen worden ingezet voor het treffen van lokale maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren.

Subsidie aan de stichting CROW

CROW ontvangt een bijdrage van € 2 009 910,– voor de periode van 3 jaar ten behoeve van het project «Snelle Oplossingen voor Lucht en Verkeer (SOLVE)». Het is gericht op de verbetering van kennis van te treffen maatregelen op het gebied van Luchtkwaliteit bij de lagere overheden.

Ontvangsten

8.28.04 FES middelen Luchtkwaliteit verkeer 2006 (– 4,517 mln)

De ontvangsten op dit artikel zijn lager dan geraamd i.v.m. activiteiten op het gebied van luchtkwaliteit m.b.t. verkeer (zie toelichting bij 8.28.04). Het betreft hier FES-middelen waarbij de ontvangsten uit FES gelijke tred houden met de uitgaven.

Artikel 9. Verminderen van risico’s van stoffen, afval, straling en GGO’s

9.30.02 Reductie van milieubelasting door afvalstoffen (+ 6,477 mln uitgaven)

Deze kasoverschrijding wordt veroorzaakt door toekenningen in het kader van de SAM regeling (Subsidieregeling Aanpak Milieudrukvermindering) en de PREDO (Preventie door Duurzaam Ondernemen) ten behoeve van andere overheden en een aantal afwikkelingen van schadevergoeding (waarvoor geen verplichtingen- of kasbudget wordt geraamd).

9.31.03 Bescherming tegen straling (+ 8,387 mln verplichtingen)

Dit heeft te maken met een verplichtingenschuif om in 2006 een meerjarige opdracht aan Zorgonderzoek Nederland / Menswetenschappen (Zon/MW) voor de uitvoering van het onderzoeksprogramma met betrekking tot effecten van electromagnetische velden te kunnen verstrekken.

Toelichtingen incidentele subsidies (vermelding in Slotwet 2006 voor wettelijke grondslag subsidie)

UNEP Chemicals Branch

Aan de UNEP Chemicals Branch te Châtelaine (Zwitserland) wordt voor het jaar 2007 een subsidie toegekend van € 100 000,– voor de verplichte Nederlandse bijdrage ten behoeve van de werkzaamheden van het Secretariaat van het Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen.

UNEP Chemicals Branch

Aan de UNEP Chemicals Branch te Châtelaine (Zwitserland) wordt voor het jaar 2006 een subsidie toegekend van € 100 000,– voor de Nederlandse bijdrage aan het Quick Start Programme dat tijdens de International Conference on Chemicals Management (ICCM) in Dubai (februari 2006) is opgericht.

Comité Asbestslachtoffers

Aan het Comité Asbestslachtoffers te Hoorn wordt voor de jaren 2006 en 2007 een bedrag toegekend van € 30 000,– per jaar voor de ondersteuning van asbestslachtoffers, die ziek zijn geworden door asbest in het milieu, in hun strijd om erkenning.

Biosafety Protocol

Aan het Executive Secretary te Quebec, Canada wordt voor het jaar 2007 een vrijwillige bijdrage van € 50 000,– toegekend voor de organisatie van de vergaderingen in het kader van het Cartagena Protocol on Biosafety.

Subsidieverlening platform milieuhandhaving grote gemeenten

Het platform grote gemeenten heeft een plan opgesteld om een landelijk toezichtsprotocol te ontwikkelen om alle (milieu)handhavers op te leiden. Doel is een structurele verbetering van de kwaliteit van toezicht en handhaving te ontwikkelen. Hiervoor is door VROM een subsidie verstrekt van € 500 000,–. voor de duur van ca 1,5 jaar voor de «implementatie van het Activiteitenbesluit».

Subsidieverlening Sense

VROM heeft een subsidie verstrekt van € 150 000,– voor een periode van drie jaar om de banden tussen DGM en de universitaire wereld te versterken. Speciale aandacht wordt gegeven aan de strategische kennisagenda met het oog op toekomstige beleidsvragen.

Artikel 10. Versterken van het (inter)nationale milieubeleid

10.33.01 Strategieontwikkeling en adequaat generiek instrumentarium (+ 76,057 mln verplichting, + 3,300 mln uitgaven)

Bij dit instrument worden zowel de kas- als de verplichtingenoverschrijding in overwegende mate bepaald door het versnellen van uitgaven en verplichtingen zodat extra inspanningen met betrekking tot het landelijk meetnet mest kon worden geleverd en daarmee aan de Europese richtlijn ter zake kon worden voldaan. Daarnaast zijn richting de uitvoeringsorganisatie SenterNovem ca. € 2,5 mln extra verplichtingen aangegaan met betrekking tot de uitvoeringskosten voor het komende uitvoeringsjaar 2007. In de kassfeer is sprake van vertraagde kasuitgaven van ca. € 1,7 mln materiële uitgaven in relatie tot beleidsinspanningen, waardoor per saldo de kasoverschrijding gemitigeerd wordt.

Toelichtingen incidentele subsidies (vermelding in Slotwet 2006 voor wettelijke grondslag subsidie)

Aan de Stichting Milieukeur (SMK) te Den Haag is een exploitatiesubsidie verstrekt van maximaal € 1 020 746,– ter dekking van de kosten van de in 2007 uit te voeren werkzaamheden in het kader van het Werkplan SMK 2007. Doelstellingen daarbij zijn:

– het in Nederland fungeren als nationale beheerder van certificatiesystemen voor producten en diensten;

– het bevorderen van (inter)nationale bekendheid en aanvaarding van de door SMK beheerde certificatiesystemen;

– het bevorderen van duurzaam produceren en consumeren door de ontwikkeling van instrumenten waarmee de (relatieve) duurzaamheid van producten en diensten kan worden bepaald.

Aan de Stichting Milieukeur (SMK) te Den Haag is eveneens een exploitatiesubsidie verstrekt van maximaal € 183 342,– ter dekking van de kosten van de in 2007 uit te voeren werkzaamheden in het kader van het Werkplan Europees Ecolabel 2007. In dit kader treedt SMK op als competent body namens Nederland voor het Europees Ecolabel.

Voorts is de aan SMK verstrekte éénmalige subsidie van € 253 240,00 voor het project «Voorbereiding en uitvoering testronde gelijkwaardigheid certificatiesystemen voor duurzaam hout» (welke reeds eerder was gemeld, zie Kamerstuk 30 885 XI. nr. 2, blz. 16) met € 48 115,60 verhoogd tot € 301 355,60. Deze verhoging betreft de 19% BTW die eerder abusievelijk niet was meegenomen in de subsidieverstrekking.

VROM draagt in 2007 bij aan de werkelijk gemaakte kosten van de Stichting Milieu Centraal ter grootte van 1 552 500,–. De bijdrage geldt voor de reguliere taken zoals milieu en duurzame energie en voor activiteiten voor het programma Consument en Energie (Coen) van het ministerie van EZ en het programma gezondheid en milieu van het ministerie VROM.

10.34.02 Internationaal Milieubeleid

Toelichting incidentele subsidies (vermelding in de slotwet voor wettelijke grondslag subsidies)

Subsidie aan The Energy and Resource Institute (TERI)

– € 25.000 aan de organisatie van de Delhi Sustainable Development Summit 2006 (DSDS) en

– € 25.000 voor 2007.

Subsidie aan het Programma Uitzending Managers (PUM)

– € 600.000 (2006–2008) voor ongeveer 250 milieumissies. Het doel van deze subsidie is bijdragen aan het oplossen van problemen van een veelvoud aan milieuontwerpen in ontwikkelingslanden.

Subsidie aan de Algemene Inspectiedienst (LNV/AID)Environment

– € 17.731 voor de Expertbijeenkomst Commodity Clustering. Het betreft een vervolg op een project (Increasing the sustainability of EU and Dutch commodity trade through effective policies), dat beoogt commodities (bulkgoederen in de wereldhandel) te clusteren naar gezamenlijke karakteristieken, om daardoor uniforme aangrijpingspunten voor beleid te kunnen formuleren. Dit kan van nut zijn voor de invulling van beleid gericht op natuurlijke hulpbronnen, o.m. vooruitlopend op discussies over de EU thematische strategie Natuurlijke Hulbronnen.

Subsidies aan (OECD) Organisation for Economic Co-operation and Development (OESO)

– € 100.000 voor het project «Promoting Civil Society’s Involvement in Environmental Decision-Making in Eastern Europe, Caucasus and Central Asia (EECCA).

– € 100.000 voor het project «Facilitating and Monitoring Reform of Environmental Compliance Assurance in Eastern Europe, Caucasus and Central Asia (EECCA).

Het doel van deze subsidies is dat de secretariaatswerkzaameheden voor de Task Force for the «Implementation of the Environmental Action Programme for Central and Eastern Europe» (EAP Task Force) zijn ondergebracht bij de OESO (non member branche) te Parijs. Het werkprogramma van de Task Force richt zich op de vier volgende onderwerpen: Reform of the Urban Water Supply and Sanitation Sector, Public Environmental Finance, Effective and Efficient Environmental Policy en Algemene coördinatie van de EECCA Environment Strategy.

Subsidies aan de Economic Commission for Europe (UN/ECE)

– € 50.000 voor het programma «Pan European Programme on Transport, Environment and Health». Deze bijdrage wordt besteed aan het project «Sustainable and Healthy Urban Transport and land-use Planning». Als onderdeel van dit project organiseren de VN-ECE en WHO samen met het ministerie van milieu in Georgië een workshop voor de Zuidelijke Kaukasus over dit onderwerp.

– € 40.000 voor de «Convention on Long-range Transboundary Air Polution». Deze bijdrage wordt in een fonds gestort en wordt tevens gelabelt voor het organiseren van één of meerdere workshops in Centraal Azië , waarmee tevens wordt bijgedragen aan doelstelling 7 van de EECCA Environment Strategy: «Identify and Address Transboundary Problems and Strengthen Co-opeartion within the Framework of International Conventions».

– € 45.000 aan het sixth Ministerial Conference «Environment for Europe». Het doel van deze subsidie is voornamelijk de vergoeding reis- en verblijfskosten om vertegenwoordigers en deskundigen uit het gebied van de voormalige Sovjet-Unie en Westelijke Balkan in de gelegenheid te stellen deel te nemen aan bijeenkomsten ter voorbereiding van de 6e Ministeriële Conferentie «Environment for Europe» (Belgrado, 2007).

– € 25.000 aan het Environmental Performance Reviews Trust Fund. Het doel van de subsidie (materiële kosten waaronder reis- en verblijfskosten, en eventueel beperkte hoeveelheid consultancy) is on de VNECE in de gelegenheid te stellen landenreviews uit te voeren in Oost-Europa.

– € 23.104 voor het «Aarhus Convention Work Programme for 2006». Het Verdrag van Aarhus gaat over toegang tot informatie, besluitvorming en tot de rechter inzake milieuaangelegenheden. Nederland is partij bij dit verdrag en actief binnen dit verdag. In mei 2006 is het werkprogramma 2006–2008 vastgesteld. Daaruit blijkt dat van Nederland wordt verwacht dat wij een bijdrage voor 2006 van € 23.104 voldoen.

– € 20.000 voor het project «UNECE Strategy Education Sustainable Development (ESD)». Het doel van de subsidie is een bijdrage om het secretariaat voor het programma ter ontwikkeling van de strategie voor natuur- en milieueducatie te kunnen blijven voeren tot aan de 6e Ministeriële Conferentie «Environment for Europe (Belgade 2007)».

– € 10.000 voor het project «Protocol Water and Health – 1st MoP». Het doel van de subsidie is om deelname aan de 1e MoP door zoveel mogelijk partijen bij het Protocol mogelijk te maken. Sinds de ondertekening van het Protocol in Londen in 19 999 is het gerattificeerd door 20 landen. Een deel daarvan is niet in staat op eigen kosten een vertegenwoordiger naar de MoP af te vaardigen.

Subsidies aan het Regional Environmental Center Caucasus in Georgië

– € 60.000 voor het project «LEAPs as a Tool for Public participation in Environmental Decision-making in the EECCA countries».

– € 25.000 voor het project «Conduct an Evaluation of Local Environmental Action Programme in the South Caucasus». Het doel van deze subsidies is het doen uitgaan van extra financiële bijdragen aan diverse organisaties die activiteiten verrichten in het kader van het «Environment for Europe Process».

Subsidie aan het Russian Regional Environmental Center (RREC)

– € 40.000 voor het project «Facilitating the Development of the EECCA Leap Network and Further Promotion LEAP Implementation in the Russian Federation through Strengthening of the EECCA RECs». Het doel van deze subsidie is het doen uitgaan van extra financiële bijdragen aan diverse organisaties die activiteiten verrichten in het kader van het «Environment for Europe Process».

Subsidie aan het Regional Environmental Center in Moldavië

– € 51.000 voor het project «Strengthening Public Participation in Environmental Decision Making Process». Het doel van deze subsidie is het doen uitgaan van extra financiële bijdragen aan diverse organisaties die activiteiten verrichten in het kader van het «Environment for Europe Process».

Subsidie aan het Regional Environmental Center for Central Asia in Kazahkstan

– € 40.000 voor het project «LEAP in Central Asia». Het doel van deze subsidie is het doen uitgaan van extra financiële bijdragen aan diverse organisaties die activiteiten verrichten in het kader van het «Environment for Europe Process».

Subsidie aan de Stichting Alliance for the University in Rotterdam

– € 20.000 voor de 2-daagse conferentie «Environmental Security and Climate Change». Het doel van de conferentie is vierledig:

– Develop the capability of coastal communities and small islands to build relationships;

– Identify education and training needs of coastal communities related to the proactive reduction of climate change vulnerability;

– Catalyse pilot processes of collaborative efforts in strengthening critical technical and social capacities;

– Evaluate the outcomes and examine the potential for replication in other regions.

Subsidies aan het Regional Environmental Center in Hongarije

– € 90.000 voor het project «Enhance regional SEE coopeartion in the field of climate policy». Het doel van de subsidie is steun om de landen van de Westelijke Balkan (d.w.z. in het gebied van voormalig Joegoslavië en Albanië) en Turkije te helpen voldoen aan de verplichtingen van het Klimaatverdrag en het Kyoto Protocol, i.h.b. opstellen van een «national communication».

– € 45.000 voor het project «Greening EU funds in the new programming period 2007–2013». Het doel van de subsidie is dat beoogt wordt de nieuwe lidstaten in Midden-Europa te helpen bij het programmeren van milieuprojecten onder het Cohesiefonds, de Structuurfondsen en het Fonds voor Plattelands Ontwikkeling van de Europese Unie in de komende budgetperiode 2007–2013.

– € 45.000 voor het project «Sustainable Urban Transport Policies in Southern and Eastern Europe Countries». Het doel van de subsidie is een verkennend onderzoek naar goede voorbeelden («good practices») van stedelijke planning voor milieu en transport inclusief een bijeenkomst met vertegenwoordigers van de landen uit de regio Zuidoost-Europa.

Subsidie aan het Slovenian Forestry Institue in Slovenië

– € 29.678 voor het project «Developing expertise, data and models for establishing a Slovenian National Focal Center for the support of European effect-based air pollution abatement policies». Het doel van de subsidie is steun voor de opzet van een «national focal point» voor luchtkwaliteit in Slovenië in het kader van het VNECE Verdrag voor gensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand in Europa.

Subsidie aan het Ministry of Science and Environmental Protection in Servië

– € 25.000 voor de host country preparatory costs for the Sixth Ministerial Conference «Environment for Europe». Het doel van de subsidie een bijdrage in de organisatiekosten van de conferentie.

Subsidie aan de VN Environment Programme (UNEP)

– € 100.000 voor het project «Partnership for Clean Fuels and Vehicles». Het doel van de subsidie is gericht om schonere brandstoffen in voertuigen te gebruiken waaronder het uitfaseren van lood uit benzine wereldwijd onder de noemer van het global Partnership for Clean Fuels and Vehicles.

Subsidie aan de International Institute for Sustainable Development ( IISD)

– € 79.985 aan het project «Promoting Clean Energy Investment for Sustainable Development». Het doel van de subsidie is versterking van kennis en inzicht en onderhandelingspositie Nederland op van versterking internationale milieu-architectuur en bevorden van klimaatvriendelijke, duurzame, energie-efficiente technologie.

Subsidie ten behoeve van de contributie UNEP/Environmental Fund

– € 617.141 is voor 2007 aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken toegezegd.

Artikel 11. Vergroten van de externe veiligheid

11.38.02 Oplossen van niet-aanvaardbare risicovolle situaties (+ 2,812 mln uitgaven)

Deze overschrijding wordt veroorzaakt doordat er meer uitgaven maatregelen zoals verbeterde vulslangen, coatings op tankwagens voor de sanering van LPG-tankstations hebben plaatsgevonden dan was verwacht.

11.40.06 Schadeclaims (+ 5 126 mln verplichting, + 5 190 mln uitgaven)

In het kader van de regeling «Schadeclaims ruimte voor de rivier» kunnen diegenen die gedupeerd worden door deze regeling een claim indienen voor de geleden schade. Als de rechter deze claim gegrond vindt wordt tot uitkering overgegaan. De rechter heeft in 2006 voor ruim € 5 mln aan claims toegewezen.

Toelichtingen incidentele subsidies (vermelding in Slotwet 2006 voor wettelijke grondslag subsidie)

Subsidie Gemeente Dordrecht

In de vijfde voortgangsrapportage inzake het externe veiligheidsbeleid van 6 januari 2006 heeft staatssecretaris van Geel de Tweede Kamer geïnformeerd dat voor het project Spoorzone Dordrecht–Zwijndrecht een toezegging is gedaan voor een bijdrage aan een onderdoorgang (laan van de Verenigde Naties) van het spoor als onderdeel van het veiligheidspakket dat in ontwikkeling is voor deze spoorzone.

In de rijksbrede middelen voor externe veiligheid die in 2007 aan de VROM-begroting zijn toegevoegd, was een post van € 7 mln. gereserveerd voor dit doel.

Subsidie DCMR

€ 2 mln voor landelijk steunpunt BRZO (Besluit Risico’s Zware Ongevallen 1999)

Het betreft een subsidie tbv het Landelijk Team Brzo (LAT) tot en met 2010.

In de 6de voortgangsrapportage Externe Veiligheid is de Tweede Kamer geïnformeerd over het afronden van het verbeterprogramma Brzo en de implementatie die nu wordt opgepakt door de uitvoerende overheden. In de voortgangsrapportage is tevens vermeld dat het LAT o.l.v. het IPO een belangrijke rol zal vervullen bij de implementatie van de eindproducten van het verbeterprogramma en actief gaat toezien op uniformiteit en het voldoen aan de kwaliteitseisen voor uitvoerende overheden. Met deze subsidie wordt het LAT in staat gesteld om de overeengekomen afspraken na te komen.

Aan het IPO is in 2006 een subsidie toegezegd van € 1,37 mln t.b.v. de werkzaamheden van het Landelijk Team BRZO. Het LAT gaat opereren in samenwerking met alle betrokken oerheden en instanties t.b.v. de uitvoering van het BRZO. De subsidie heeft betrekking op de jaren 2006 t/m 2010.

Artikel 12. Handhaving en toezicht

12.41.01 Naleving van nationale en internationale regelgeving vallend onder VROM-toezicht bevorderen (+ 3,015 mln verplichtingen, + 2,139 mln uitgaven)

Wettelijke taken prioriteren en relevante maatschappelijke signalen selecteren. Deze uitgaven hebben voornamelijk betrekking de ontwikkeling van informatiegestuurd toezicht. Informatiegestuurd toezicht is een belangrijke strategische doelstelling voor de komende jaren.

Toelichtingen incidentele subsidies (vermelding in Slotwet 2006 voor wettelijke grondslag subsidie)

De organisatie United Nations Economic Commission for Europe (UNECE) heeft een bijdrage ontvangen ad € 100 000,– t.b.v. het organiseren van «The Convention and Improving Safety Industrial Installations».

Artikel 13. Rijkshuivesting en architectuur

Ontvangsten

13.48.85 Herziening verkoop Plein 1813 (– 4,5 mln)

De geraamde ontvangsten als gevolg van de verkoop van het pand Plein 1813 nr. 4/5 worden niet in 2006 gerealiseerd omdat de RGD nog geen huurder binnen het Rijkshuisvestingsstelsel heeft kunnen vinden. De in het verleden generaal toegevoegde ontvangsten worden daarom eerstens afgeboekt en op een later moment weer toegevoegd aan de begroting. Indien verhuur binnen het Rijk niet mogelijk blijkt zal verkoop op de vrije markt overwogen worden.

Artikel 14. Algemeen

14.49.03 Woningbouw en duurzame kwaliteit (+ 5,0 mln uitgaven)

Eind 2006 heeft VROM een bijdrage van € 5 mln geleverd aan de definitieve afwikkeling van de zogenaamde Groninger stadsmeierrechten. Hiervoor was geen budget gereserveerd. Over deze afwikkeling is de Tweede Kamer inmiddels geïnformeerd door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (kamerstukken II, 2006–2007, 30800 XIV en 30800 B, nr. 82).

14.49.07 Overig Vastgoedvoorzieningen (– 3,7 mln verplichtingen)

De totale verplichting ad € 20,0 mln voor het BSIK project GEO-informatie was reeds in 2004 vastgelegd, met daarbij de uitfinanciering vanaf 2004 t/m 2009. Abusievelijk is in 2006 het aandeel van de uitfinanciering ook als verplichting opgenomen. De slotwetmutatie is de onderuitputting van de verplichtingenruimte als gevolg van de ten onrechte opgenomen verplichting..

14.49.12 Afkoop subsidies DGW regelingen (– 7,0 mln verplichtingen; – 8,4 mln uitgaven)

De onderuitputting is het gevolg van wijzigingen in de uitgangspunten en parameters voor afkoop van deze regeling, waardoor er minder afkopen gerealiseerd konden worden. Bovendien hebben niet alle gemeenten in 2006 aan de afkoopregeling meegedaan. In 2007 zal worden gepoogd deze gemeenten ervan te overtuigen om alsnog aan de afkoop mee te doen.

14.81.33 Apparaat DGR (+3,3 verplichtingen, + 3,4 mln)

De mutatie van 3,3 mln verplichtingen en 3,4 mln uitgaven betreft een herverdeling van apparaat over de artikelen van DGR. Dit wordt door verschillende kleinere mutaties op andere artikelen gecompenseerd.

14.81.36 Apparaat departementsleiding, control en overige staf (– 4,7 mln verplichtingen; – 4,3 mln uitgaven)

De lagere apparaatsuitgaven door de departementsleiding, control en overige staf is ontstaan door: minder reis- en bestuurskosten minister, minder interdepartementale bijdragen dan voorzien, minder inhuur voor ICT (meer door interne medewerkers dan voorzien), minder geinvesteerd in onder meer het stabiel houden van het financieel systeem en P&O-projecten, minder uitgaven in relatie met openstaande vacatures en minder algemene apparaatskosten.

14.81.46 Apparaat MNP (+ 4,8 verplichtingen, – 1,8 mln)

De overschrijding van het verplichtingenkrediet heeft m.n. een technische reden. Vanwege de verzelfstandiging vanuit het RIVM en overgang naar VROM diende verplichtingenkrediet dat in voorgaande jaren was verstrekt, nogmaals worden verstrekt. Ten slotte zijn eind 2006 enkele aanvullende opdrachten ontvangen. De uitgaven bleven achter bij de begroting omdat het niet mogelijk bleek de in eerdere jaren opgelopen vertraging in het programma Nationaal Vervolg Klimaat Onderzoek in te halen.

14.84.45 Gemeenschappelijke voorzieningen (+ 5,9 mln verplichtingen en uitgaven)

De Gemeenschappelijke Dienst schiet uitgaven voor het woon-werkverkeer en voor diverse productgebondenkosten (bijvoorbeeld inhuur van uitzendkrachten, mobiele telefonie, drukwerk e.d.) voor, omdat deze vanuit doelmatigheidsoverwegingen zijn ondergebracht in diverse mantelcontracten. De Rgd, de NEa en diverse andere overheden buiten VROM kopen deze diensten en producten in via de Gemeenschappelijke Dienst en betalen hiervoor, waardoor er meer ontvangsten binnenkomen dan wel nog vorderingen openstaan.

14.85.45 Gemeenschappelijke voorzieningen (+ 3,1 mln verplichtingen en uitgaven)

De extra ontvangsten van ca.€ 3,1 mln. die ook zijn toegevoegd aan het uitgavenartikel worden met name veroorzaakt door het doorbelasten van uitzendkrachten en externen die door bemiddeling van Flexchange namens de ministeries van OCW, BZK, EZ en een aantal andere rijksdiensten zijn ingehuurd. Deze uitgaven zijn door VROM voorgeschoten en worden op deze wijze met de opdrachtgevers verrekend.

14.85.45 Gemeenschappelijke voorzieningen (verplichtingen + 23,5 mln, uitgaven + 11,6 mln)

De overschrijding van ca. € 23,5 mln op de verplichtingen en ca. € 11,6 mln van de uitgaven wordt met name veroorzaakt door de instelling van een VROM Shared Service Centre. Hierdoor zijn taken, zoals functioneel en applicatiebeheer, vanuit de Diensten overgeheveld. Tussentijds zijn ook aanvullende opdrachten door de Diensten verstrekt. Daardoor is het GPR-contract aangepast en naar boven bijgesteld omdat VROM meer zal afnemen afnemen dan in het oorspronkelijke contract was opgenomen. Dit heeft met name een gevolg gehad voor de verplichtingen omdat het een meerjarig contract betreft.

Ontvangsten

14.89.97 apparaat MNP (- 3,3 mln)

De ontvangsten bleven achter bij de begroting omdat bij de boedelscheiding met het RIVM is afgesproken de verrekening in 2006 en 2007 te laten plaatsvinden.

14.99.91 Restituties en overige ontvangsten oude regelingen DGW (+ 4,0 mln)

De ontvangsten 2006 zijn hoger dan geraamd vanwege hogere terugvorderingen Besluit Woninggebonden Subsidies (BWS) 1995.

14.99.92 Apparaat DGM (- 3,5 mln)

Op dit instrument zijn ontvangsten geraamd m.b.t. apparaat. Dit kunnen bijdragen zijn t.b.v. het vervoersmanagementplan, opleidingskosten, enz. Deze ontvangsten zijn € 3,5 mln lager uitgevallen dan geraamd.

Wetsartikel 2

Toelichting bij de begroting van de baten- en lastendiensten

Baten- lastendienst: Rijksgebouwendienst

A. Beleidsdeel bij het Jaarverslag van de baten-lastendienst Rgd

Beleidsdeel bij het Jaarverslag van de baten-lastendienst Rgd

Het beleidsdeel is ingedeeld in drie niveaus.

Niveau 1: Het rijkshuisvestingsstelsel

Verbetering rijkshuisvestingstelsel

Als uitvloeisel van de evaluatie van het rijkshuisvestingstelsel heeft een interdepartementale stuurgroep met drie interdepartementale werkgroepen het actieprogramma verbetering rijkshuisvestingstelsel met de titel «Sturen op efficiency en eenvoud» (Tweede Kamer, 2005–2006, 25 449, nr. 12) medio 2006 afgerond met de eindrapportage «Uitwerking uitkomsten Stelselevaluatie Rijkshuisvesting». Naar aanleiding van het eindrapport is het Rijkshuisvestingberaad opgericht om de besturing van het rijkshuisvestingstelsel te verbeteren. Dit beraad zal een belangrijke, adviserende rol spelen bij de vaststelling door het kabinet van de strategische kaders voor de participanten in het rijkshuisvestingstelsel.

Ter implementatie van de overige verbeteringen uit dit eindrapport, heeft de Rijksgebouwendienst (Rgd) een programma «Implementatie Stelselverbetering en Interne Sturing» opgezet bestaande uit 17 projecten dat naar verwachting eind 2008 wordt afgerond. Voor de afstemming met de klanten is een klankbordgroep gevormd waarin een groot deel van de klanten is vertegenwoordigd.

Rgd Actieprogramma Brandveiligheid

Na de brand in het cellencomplex op Schiphol eind 2005 zijn binnen de Rgd acties benoemd in het programma Brandveiligheid. Het doel van het programma is het borgen van veiligheid in de organisatie en processen en daarmee in de voorraad van de Rgd. Het programma loopt tot eind 2008. In dit programma zullen de toezeggingen aan de Tweede Kamer (Tweede Kamer, 2006–2007, 24 587, nr. 199, d.d. 18-10-2006) en in het kamerdebat daarna, worden uitgevoerd.

In de kabinetsreactie is ook een aantal specifieke maatregelen met betrekking tot de Rijksgebouwendienst aangekondigd. Deze specifieke maatregelen worden gerealiseerd door middel van het «Rgd Actieprogramma Brandveiligheid». Het doel van het programma is het borgen van veiligheid in de organisatie en de processen en daarmee in de voorraad van de Rijksgebouwendienst.

Met de uitvoering van het Actieprogramma is in 2006 gestart. De ambitie is dat het beleid eind 2007 is vastgesteld en mede op basis daarvan de brandveiligheid van de meest gevoelige onderdelen van de portefeuille inzichtelijk is. Ook is het de bedoeling dat eind 2007 de noodzakelijke instrumenten ontwikkeld zijn en het kennismanagement is neergezet. Er worden brandveiligheidscans uitgevoerd en vervolgens zullen maatregelen genomen worden zodat wordt voldaan aan de (brand-)veiligheidseisen. Eind 2008 zijn de scans gereed en zijn de meest urgente maatregelen getroffen. De doorlooptijd van de overige maatregelen hangt af van de uitkomsten van de brandveiligheidscans.

Met de inhaalslag op het onderwerp «veiligheid» wordt de komende jaren een aanzienlijk beroep gedaan op de Rgd-organisatie.

Programma Inkoop Taakstelling (PIT)

In het kader van het programma Inkoop Taakstellingen heeft de Rgd een efficiencytaakstelling op zich genomen oplopend tot ca. € 4 mln vanaf 2007. Deze taakstelling wordt per 1 januari 2007 ingevuld door een evenredig deel van de uitbreiding van het planmatig onderhoud voor rekening van de Rgd, met het bestaande personeel, uit te voeren en niet in het tarief te verwerken.

Niveau 2: de producten

De Rgd heeft 3 hoofddoelstellingen:

1. Het leveren van adequate huisvesting

2. Het realiseren van baten en lasten in evenwicht (in het financiële deel wordt hier op ingegaan)

3. Het leveren van toegevoegde waarde (hier wordt in artikel 13 «Rijkshuisvesting en architectuur» mede op ingegaan).

De Rgd levert de producten huisvesting, services, adviezen en beleid, waarvan de eerstgenoemde de belangrijkste en meest omvangrijke is.

Indicator klanttevredenheid

Indicator2005Streefwaarde 2006Realisatie 2006
Klanttevredenheid, percentage klanten dat de Rgd een voldoende geeft83%83%80%

De klanttevredenheid is licht gedaald ten opzichte van 2005; wel steeg het gemiddelde cijfer van 6,3 naar 6,4. Hiermee ligt het gemiddelde tevredenheidscijfer boven het overheidsgemiddelde1 dat op 6,2 staat.

Om de klanttevredenheid te verbeteren is een aantal acties ingezet. Deze concentreren zich rond de thema’s prijs, klantgerichtheid en snelheid van handelen.

Voor het thema «prijs» geldt dat de klant vooral behoefte heeft aan transparantie van de prijsopbouw. Op diverse niveaus heeft hiertoe kennisdeling plaatsgevonden. Dat gebeurde ook rondom specifieke thema’s als veiligheid, veranderingen naar aanleiding van de evaluatie van het rijkshuisvestingstelsel (wat zijn de gevolgen voor de klanten) en beheer door middel van klantdagen en masterclasses.

De in 2005 ingestelde klantteams succesvol zijn gebleken. In aansluiting hierop is in 2006 aanvang gemaakt met het meer regionaal laten opereren van deze klantteams. De klantteams hebben als doel de uitwerking van klantvragen binnen de Rgd beter te coördineren. Veilige, digitale informatie-uitwisseling vergroot de snelheid van handelen en de efficiëntie. Hiertoe is het digitale loket «MijnRgd.nl» in ontwikkeling, dat klanten een digitale toegang geeft tot en inzicht geeft in de eigen huisvestingsgegevens. Het portal bevat een module waarmee de klanten de leegstand in hun panden beter kunnen beheersen. Daarnaast is de ontwikkeling van een storingsmeldingsapplicatie ter hand genomen.

Indicator leegstand

Indicator per jaar ultimo in %Realisatie 2005Streefwaarde 2006Realisatie 2006
Leegstand voor rekening Rgd2,33,22,3
Leegstand voor rekening klant0,71,50,3
Totaal leegstand3,04,72,6

De Rgd streeft naar een geringe leegstand zodat de kosten van leegstand worden beperkt, waarbij een acceptabele hoeveelheid frictieleegstand nodig is voor de flexibiliteit in de huisvestingsvoorraad. De gerealiseerde leegstand in 2006 was lager dan begroot, omdat in de begroting rekening was gehouden met meer leegstand als gevolg van de grote hoeveelheid in expirerende contracten. In 2006 is echter een groot deel van deze contracten voor kortlopende tijd verlengd. De beëindiging van deze contracten zal naar verwachting in de komende jaren alsnog gefaseerd plaatsvinden.

De Rgd voert een aantal projecten uit in het kader van anticiperend investeren. Deze projecten hebben in 2006 geen effect gehad op de leegstand.

Indicator technische kwaliteit

IndicatorRealisatie2005Streefwaarde 2006Realisatie 2006
Technische kwaliteit2,12Tussen 2,1 en 2,42,26

Bron: VROM/Rgd

De indicator technische kwaliteit geeft in een cijfer de technische kwaliteit van de vastgoedportefeuille weer op een bepaald tijdstip. Het cijfer loopt van 1 (nieuwbouw) tot 6 (zeer slecht). De indicator is een gewogen gemiddelde van de technische condities van alle gebouwelementen. Deze technische condities worden bepaald door inspecties.

Indicator storingsafhandeling

Bij storingen is het van belang hoe snel een storing wordt opgelost. In voorgaande jaren is gebleken dat 95% van alle storingen binnen de norm (van 4 of 24 uur) wordt afgehandeld. In 2006 is de aandacht meer gericht op het voorkomen van storingen. Er zijn storingsanalyses op portefeuilleniveau gemaakt. De analyses hebben zich gericht op analyse over de disciplines klimaat en elektra. Hierdoor ontstaat een beeld van de specifieke elementen die tot een (storings)melding leiden. Volgend op een dergelijke diepteanalyse wordt met de contractpartners onderzocht wat de relatie is tussen de aard van de storing en de wijze waarop de storing verholpen is. Op deze wijze wordt kennis vergaard die moet leiden tot het efficiënter oplossen van storingen. Dit onderzoek wordt in 2007 voorgezet.

Indicator asbestsanering

Uitgangspunt van de Rgd is dat er sprake is van «gezonde» huisvesting. Daarom inventariseert de Rgd zijn voorraad op de aanwezigheid van asbest. Wanneer uit de inventarisatie blijkt dat een gebouw asbest bevat dat gezondheidsrisico’s kan opleveren wordt het gesaneerd. Asbest wordt altijd verwijderd op het moment dat in het gebouw een renovatie plaatsvindt of het gebouw wordt gesloopt.

De komende 15 jaar zal alle asbest worden verwijderd in eigendomsobjecten die worden gerenoveerd of afgestoten.

Niveau 3: de Rgd als uitvoeringsorganisatie

Indicator efficiency apparaat

 Realisatie 2003Realisatie 2006Raming 2006
Efficiency86%95%97%

Bron: IRIS

Op het niveau van de Rgd als uitvoeringsorganisatie is het van belang dat de Rgd continu streeft naar efficiencyverbetering. De efficiencyindicator is een relatieve maat om de veranderingen in de efficiency van het apparaat door de jaren heen te vergelijken. Een hogere waarde ten opzichte van een voorgaand jaar betekent een verbetering.

Financieel deel bij het Jaarverslag van de baten-lastendienst Rgd

Jaarrekening baten-lastendienst Rgd

Bij opstelling van de jaarrekening is in zijn algemeenheid is uitgegaan van boek 2, titel 9 van het Burgerlijk Wetboek en de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving. Voorts zijn de volgende specifieke voorschriften voor een baten-lastendienst toegepast:

– de Regeling rijksbegrotingvoorschriften (o.a. de voorgeschreven modellen);

– de Regeling departementale begrotingsadministratie (o.a. de afschrijvingstermijnen).

Samenvattende verantwoordingsstaat 2006 inzake baten-lastendienst Rijksgebouwendienst van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI)

(Bedragen in € 1 000)

  (1)(2)(3)=(2)–(1)
Art.OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
1Rijksgebouwendienst   
     
 Totale baten1 242 1311 421 222179 091
 Totale lasten1 233 0601 403 862170 802
 Saldo van baten en lasten9 07117 3608 289
     
 Totale kapitaalontvangsten510 000481 867– 28 133
 Totale kapitaaluitgaven726 941716 555– 10 386

Balans baten-lastendienst Rgd

Balans

(Bedragen in € 1 000)

 31 december 200631 december 2005
ACTIVA  
   
Vaste activa  
Materiële vaste activa:  
Grond en gebouwen4 495 4304 479 963
Onderhanden huisvestingsprojecten (leenfaciliteit)479 059384 099
Inventaris en overige bedrijfsmiddelen1 2991 574
 4 975 7884 865 636
   
Egalisatierekening661 672628 053
   
Vlottende activa  
Onderhanden werk services, adviezen en overig48 77376 890
Debiteuren en overige vorderingen70 21462 829
Overlopende activa77 093175 230
 196 080314 949
   
Liquide middelen401 645274 313
   
TOTAAL ACTIVA6 235 1856 082 951
   
PASSIVA  
   
Eigen vermogen  
Exploitatiereserve64 27860 193
Onverdeeld resultaat17 36017 094
 81 63877 287
   
Voorzieningen  
Voorziening Planmatig onderhoud290 868283 339
Voorziening Asbestverontreiniging45 08549 738
Voorziening Leegstand54 43444 434
Overige voorzieningen29 09229 698
 419 479407 209
   
Langlopende schulden  
Leenfaciliteit Financiën5 240 2815 099 788
Overige langlopende schulden3 1512 170
 5 243 4325 101 958
   
Kortlopende schulden  
Nazorgbudgetten17 96626 253
Crediteuren60 06446 750
Overige schulden en overlopende passiva149 761183 703
Kortlopend deel langlopende schulden262 845239 791
 490 636496 497
   
TOTAAL PASSIVA6 235 1856 082 951

Toelichting op de langlopende schulden

De totale schuld per 31 december 2006 bestaat voor € 4 739,8 mln uit definitieve convenanten en voor € 710,6 mln uit voorlopige convenanten en voor € 52,7 mln uit nog te ontvangen voorlopige leningen 4e kwartaal 2006. Op basis van het reguliere rente- en aflossingsschema is in 2006 € 265,5 mln afgelost.

Toelichting op de egalisatierekening

Het gebruik van de egalisatierekening is verbonden met de Rekenmethode Rijksgebouwendienst (RMR). Deze methodiek is, als onderdeel van het gekozen rijkshuisvestingstelsel, door de ministerraad vastgesteld. De wijze van verantwoorden ervan heeft de instemming van het ministerie van Financiën.

De gebruiksvergoeding wordt bij aanvang zodanig vastgesteld dat gedurende de contractperiode de netto contante waarden van de kosten (inclusief rente en afschrijvingen) en de opbrengsten elkaar dekken. Hierbij wordt bij de berekening van de gebruiksvergoeding uitgegaan van een verwachte inflatie. Voor de departementen leidt dit over de gehele periode tot een vaste gebruiksvergoeding, die uitsluitend door de stijging van het prijsindexcijfer wordt beïnvloed.

De totale kosten van rente en afschrijvingen dalen over de jaren. Het verschil tussen kosten en opbrengsten wordt jaarlijks op contractniveau geëgaliseerd en in de balans tot uitdrukking gebracht in een langlopende afdwingbare vordering op de gebruikers van de objecten. Op deze wijze worden de baten en lasten uit hoofde van de verhuur van huisvesting met elkaar in evenwicht gebracht. De vordering wordt aldus over de totale contractperiode geneutraliseerd en is bij afloop van het contract nihil. Bij vroegtijdige contractontbinding wordt de opgebouwde vordering (= egalisatie) door de klant afgekocht. Dit bedrag wordt dan gecrediteerd op de egalisatierekening.

De egalisatie is berekend op basis van de aannames bij de berekening van de gebruiksvergoeding en de vooraf geraamde inflatie. De verschillen tussen de geraamde en de werkelijke inflatie komen direct tot uitdrukking in het resultaat.

Egalisatierekening (Bedragen in € 1 000)

Egalisatie afschrijvingskosten 1 januari 2006 266 014 
Egalisatie rentekosten 1 januari 2006+/+362 039 
Stand per 1 januari 2006  628 053
    
Mutaties   
Egalisatie afschrijvingskosten 2006+/+16 361 
Egalisatie rentekosten 2006+/+29 071 
Afgekochte egalisatie afschrijvingskosten–/–3 632 
Afgekochte egalisatie rentekosten–/–8 181 
Totaal mutaties 2006  33 619
    
Egalisatie afschrijvingskosten per 31 december 2006 278 743 
Egalisatie rentekosten 31 december 2006+/+382 929 
Stand per 31 december 2006  661 672

Toelichting op het eigen vermogen

De hoogte van het eigen vermogen is vastgesteld conform de vigerende regelgeving inzake de vermogensvorming bij baten-lastendiensten, de Regeling Vermogensvoorschriften Agentschappen 2000. De exploitatiereserve is bedoeld voor het opvangen van algemene bedrijfsrisico’s, die voortvloeien uit de normale bedrijfsvoering.

Overzicht vermogensontwikkeling over de jaren 2004–2006 (Bedragen in € 1 000)

  Realisatie 2004Realisatie 2005Realisatie 2006
Eigen vermogen per 1 januari 109 46997 08577 287
Saldo van baten en lasten+/+42 76117 09417 360
Directie mutaties in het eigen vermogen:    
– Uitkering aan het moederdepartement–/–– 55 145– 36 892– 13 009
– Bijdrage door het moederdepartement+/+   
– Overige mutaties+/+   
Eigen vermogen per 31 december 97 08577 28781 638

Toelichting directe mutaties in het eigen vermogen

De directe mutatie in het eigen vermogen die bij de baten-lastendienst Rgd in 2006 heeft plaatsgevonden is de afdracht van het overschot van het vermogen over 2005.

De gemiddelde normomzet (totale omzet exclusief egalisatie, rente en buitengewone baten) over de afgelopen 3 jaar bedraagt € 1 302,2 mln. Bij een normering van het eigen vermogen tot 5% bedraagt het eigen vermogen maximaal € 65,1 mln. Het eigen vermogen ultimo 2006 (€ 81,6 mln) is hoger, dit betekent dat € 16,5 mln afgedragen dient te worden aan het moederdepartement.

Op de afgedragen middelen kan de Rgd een beroep doen, indien het eigen vermogen, ultimo enig boekjaar, minder bedraagt dan € 15 mln.

Niet uit de balans blijkende rechten en verplichtingen

Niet uit de balans blijkende rechten bestaan uit:

PostOmschrijvingBedrag
Trekkingsrecht op afgedragen eigen vermogenHet totale bedrag waar de Rgd aanspraak op kan maken in het geval er sprake is van interen op het eigen vermogen als gevolg van negatieve resultaten. Van interen is sprake indien het eigen vermogen € 15 mln of minder bedraagt. In 2007 zal nader worden bezien op basis van het risico-profiel van de Rgd of er aanleiding is een correctie op het trekkingsrecht door te voeren.€ 199,3 mln

Niet uit de balans blijkende verplichtingen bestaan uit:

PostOmschrijvingBedrag
MarkthurenDe totale nominale betalingsverplichting voor de gehele contractsduur, die voortvloeit uit panden welke zijn gehuurd uit de markt.looptijd ≤ 5 jaar € 1 256,3 mln looptijd > 5 jaar € 598,7 mln
   
PPSDe renovatie van een rijkshuisvestingsobject is aanbesteed door middel van Publiek Private Samenwerking. In 2006 is het D(esign)B(uild)F(inance) M(aintain)O(perate)-contract aangegaan. Dit contract kent een looptijd van 25 jaar. Na de bouwperiode van 2 jaar (verwachte oplevering 2009) is de Rgd gedurende 25 jaar een beschikbaar-heidsvergoeding en een vergoeding voor variabele dienstverlening verschuldigd. Beoordeeld wordt of de renovatie bij oplevering al dan niet door de Rgd geactiveerd dient te worden, als ware het financial lease. Tot dat moment wordt de verplichting die voortvloeit uit het contract verantwoord als niet uit de balans blijkende verplichting. Omdat de financiële omvang van de verplichting met betrekking tot de variabele diensten nog onbekend is, is de nominale verplichting met betrekking tot de beschikbaarheidsvergoeding als niet uit de balans blijkende verplichting opgenomen. Hierbij is gegeven de onzekerheid geabstraheerd van mogelijke verrekeningen vanuit het bonus-malussysteem dat op het contract van toepassing is. De Rgd levert de huisvesting en de dienstverlening aan de klant en ontvangt hiervoor vergoeding.€ 483,0 mln
   
ProjectenDe definitie voor niet uit de balans blijkende verplichtingen voor projecten stoelt op de voorlopige leningconvenanten. De verplichting is gelijk gesteld aan de geraamde betalingen in 2007 en volgende jaren ten behoeve van de projecten in de voorlopige convenanten. € 1 582,2 mln  alle hebben een looptijd korter dan 5 jaar.
   
Verplichting afdracht eigen vermogen boven 5%In 2006 draagt de Rgd het eigen vermogen af voor zover dit de norm van 5% over de relevante gemiddelde omzet over 3 jaar overstijgt. In 2006 wordt deze afdracht toegevoegd aan het bestaande trekkingsrecht ad € 199,3 mln.€ 16,5 mln  deze verplichting heeft een looptijd korter dan 1 jaar.

Gespecificeerde verantwoordingsstaat 2006 (Bedragen in € 1 000)

 (1)(2)(3)=(2)–(1)
OmschrijvingOors pronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Baten   
Leveren producten en diensten:   
Opbrengsten departementen1 125 6141 271 253145 639
Opbrengsten moeder97 756111 67113 915
Opbrengsten derden9 76111 9492 188
Bedrijfsvoering:   
Rentebaten4 0008 8544 854
Overige baten5 00017 49512 495
Totaal baten1 242 1311 421 222179 091
    
Lasten   
Product huisvesting:   
Apparaatskosten56 18561 3095 124
Huren vanuit de markt258 308317 43959 131
Rentelasten296 112284 467– 11 645
Afschrijvingen286 912289 7772 865
Dagelijks beheer100 422102 7782 356
Mutaties voorzieningen83 74981 787– 1 962
Belastingen23 01223 423411
Investeringen buiten gebruiksvergoedingen78 926142 06563 139
    
Overige producten:   
Services23 58760 09936 512
Adviezen10 4626 743– 3 719
Beleid10 3859 450– 935
    
Overige lasten:5 00024 52519 525
    
Totaal lasten1 233 0601 403 862170 802
    
Saldo van baten en lasten9 07117 3608 289

Analyse van de baten en de lasten en het gerealiseerde resultaat: 2006 versus 2005

Algemeen

In onderstaande tabel worden de lasten en baten en het gerealiseerde resultaat voor de verslagjaren 2005 en 2006 gepresenteerd. Op Rgd-niveau stijgt het resultaat 2006 ten opzichte van 2005 met € 0,3 mln. De grootste lasten en baten c.q. resultaten zijn evenals vorig jaar toe te schrijven aan het product huisvesting. Gelet op de financiële relevantie van dit product vindt in onderstaande tabel een uitsplitsing plaats naar de diverse componenten. Daarnaast worden de lasten en baten van de overige producten gepresenteerd.

Tabel B: Gedetailleerd overzicht

Posten per product200520052005200620062006
 lastenbatenresultaatlastenbatenresultaat
Huisvesting      
Netto apparaatskosten56,559,42,963,056,3– 6,7
Rente en afschrijving565,9609,643,7573,7605,631,9
Herstel onderhoud0,70,0– 0,72,40,0– 2,4
Planmatig onderhoud76,143,0– 33,160,348,9– 11,4
Dagelijks onderhoud37,046,79,746,446,0– 0,4
Boekwaarderisico20,727,06,3– 14,70,014,7
Asbestverontreiniging17,80,0– 17,82,90,0– 2,9
Bodemverontreiniging0,00,00,00,10,0– 0,1
Leegstand27,027,40,425,516,1– 9,4
Belastingen23,823,80,023,423,40,0
Huren vanuit de markt (excl. input)303,2300,2– 3,0314,9314,7– 0,2
Verlieslatende contracten0,00,00,00,90,0– 0,9
Kleine huisvestingsprojecten91,391,1– 0,298,397,2– 1,1
Derden3,03,60,61,04,73,7
PPS&I4,20,8– 3,42,00,0– 2,0
Overige posten:      
Stelselverbetering6,80,0– 6,80,70,0– 0,7
Overige baten/lasten18,432,514,124,525,71,2
Overige rentebaten/lasten0,05,55,50,08,98,9
Totaal product huisvesting/beheer1 252,41 270,618,21 225,31 247,522,2
Inputfinanciering75,075,00,0111,7111,70,0
Services41,640,4– 1,260,155,5– 4,6
Adviezen4,34,40,16,86,6– 0,2
Totaal1 373,31 390,417,11 403,91 421,317,4

Toelichting op de meest relevante componenten:

Apparaatskosten

De netto apparaatskosten vormen het verschil tussen de bruto apparaatskosten en de verkregen dekking uit producten. De apparaatskosten bestaan uit loonkosten, materiële kosten, overige personele kosten en overige apparaatskosten. Tegenover de netto apparaatskosten staat de component apparaatskosten in de gebruiksvergoeding.

Er is ten opzichte van 2005 sprake van een daling in het resultaat op de apparaatskosten van € 9,6 mln. Deze daling wordt veroorzaakt door een grotere inzet van met name extern personeel vanwege een grotere orderportefeuille in 2006.

Rente en afschrijving

De voornaamste resultaatbepalende post is, evenals in voorgaande jaren, het resultaat op reguliere rente en afschrijving.

Het resultaat kan worden verklaard door de volgende posten:

Het effect netto leenfaciliteit;

De reparatie van de verlieslatendheid;

Het verschil tussen de werkelijke indexering en de indexering volgens de RMR;

Toelichting:

Effect netto leenfaciliteit

Dit effect vindt zijn oorsprong in het feit dat de lening van de Rgd bij de start van het stelsel minder was dan de waarde van de materiële vaste activa. Met dit verschil worden de risico’s tot de vastgoedportefeuille afgedekt. Het effect bedraagt in 2006 € 14 mln.

Reparatie van de verlieslatendheid

Dit effect is toe te schrijven aan de in 2004 doorgevoerde reparatie van het verlieslatende rente- en aflossingsschema. De reparatie leidt tot een positief resultaateffect van € 7 mln.

Effect indexatieverschillen

Het resultaat wordt veroorzaakt doordat de werkelijke indexatie van de gebruiksvergoeding over de afgelopen jaren gemiddeld hoger is geweest dan de indexatie volgens de RMR (2,5% voor contracten die zijn ingegaan per 1 januari 1999 en 1,5% voor contracten die in latere jaren zijn ingegaan).

Het resultaateffect van de indexering bedraagt in 2006 in totaliteit € 11 mln en is daarmee € 5 mln lager dan in 2005. De verklaring voor de afname is de huidige lage inflatie.

Planmatig onderhoud

De vorming van deze voorziening geschiedt vanuit de component planmatig onderhoud in de gebruiksvergoeding. Het resultaat op planmatig onderhoud is het verschil tussen de dotatie aan de voorziening en de ontvangen opslag.

Het resultaat op deze component nam in het jaar 2006 met circa € 21,7 mln toe ten opzichte van 2005. Enerzijds, omdat de dotatie aan de voorziening € 15,8 mln lager is dan in 2005 en anderzijds, omdat de opslag planmatig onderhoud € 5,9 mln hoger uitvalt dan in 2005.

Dagelijks onderhoud

De kosten van dagelijks onderhoud hebben betrekking op regelmatig terugkerende werkzaamheden inzake preventief, klachten- en calamiteitenonderhoud alsmede advieskosten inzake onderhoudscontracten. Curatief en preventief onderhoud zijn de grootste kostenposten. De kosten van dagelijks onderhoud worden gedekt door de opslag in de gebruiksvergoeding.

De baten en lasten van dagelijks onderhoud compenseren elkaar nagenoeg in 2006. In 2006 is er sprake van een daling van het resultaat op deze component van € 10,1 mln ten opzichte van 2005. De daling is te verklaren door een toename in de kosten voor onder andere het voorbereiden en begeleiden van dagelijks onderhoud, de kosten voor het preventief en klachtenonderhoud in 2006.

Boekwaarderisico

Bij de voorziening boekwaarderisico is sprake van een positief resultaateffect van € 14,7 mln in 2006. De belangrijkste verklaring is de vrijval van een boekwaarderisico van een penitentiaire inrichting te Amsterdam, omdat dit object naar verwachting niet meer binnen de tijdhorizon van de voorziening (5 jaar) wordt afgestoten.

Asbestverontreiniging

Er is een inventarisatie gedaan naar asbest in de gebouwenvoorraad. De inventarisatie van de asbestpanden was ultimo 2005 afgerond. Voor de bestrijding van asbest is een voorziening getroffen in 2005. In 2006 bleek deze voorziening te laag. Er is daarom een extra dotatie gepleegd van € 2,9 mln.

Leegstand

Voor het risico inzake leegstand wordt een voorziening gevormd uit de opslag leegstand in de gebruiksvergoeding. De dotatie aan de voorziening leegstand in 2006 bedroeg € 25,5 mln, terwijl de verkregen opslag in de gebruiksvergoeding € 16,0 mln bedroeg.

In 2006 is het resultaat op leegstand met ruim € 9,8 mln gedaald ten opzichte van 2005. De verklaring hiervoor is dat de voorziening op peil wordt gehouden door dotaties, vanwege de verwachting dat leegstand in de toekomst zal toenemen.

Overige baten/lasten

De post overige baten en lasten bevat diverse baten en lasten waaronder resultaten op verkopen en projecten, buitengewone baten en lasten, etc.

Opvallend is dat het resultaat op deze post in 2006 daalt met € 12,9 mln ten opzichte van 2005.

De grootste veroorzakers hiervan zijn projectenresultaten, de buitengewone lasten en de lasten inzake het voorgaand boekjaar.

Services

Services worden in principe kostendekkend geleverd. Bij servicecontracten worden voorschotten verleend en vervolgens wordt afgerekend op basis van werkelijke kosten. Hierdoor kan soms op jaarbasis een beperkte afwijking ontstaan. Meerjarig is sprake van kostendekkendheid.

Kasstroomoverzicht over het jaar 2006 (Bedragen in € 1 000)

   (1)(2)(3)=(2)–(1)
  OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
1. Rekening-courant RHB 1 januari 2006373 904270 980– 102 924
      
2. Totaal operationele kasstroom217 077361 093144 016
      
3a.–/–Totaal investeringen– 500 000– 438 01761 983
3b.+/+Totaal boekwaarde desinvesteringen10 00052 79142 791
3. Totaal investeringskasstroom– 490 000– 385 226104 774
      
4a.–/–Eenmalige uitkering aan moederdepartement– 1 604– 13 009– 11 405
4b.+/+Eenmalige storting door moederdepartement000
4c.–/–Aflossingen op leningen– 225 337– 265 529– 40 192
4d+/+Beroep op leenfaciliteit500 000429 076– 70 924
4. Totaal financieringskasstroom273 059150 538– 122 521
      
5. Rekening courant RHB 31 december 2006374 040397 38523 345
      
  (=1+2+3+4)(maximale roodstand 0,5 mln euro)   

Baten-lastendienst: Nederlandse Emissieautoriteit

Samenvattende verantwoordingsstaat 2006

Nederlandse Emissieautoreit (NEa)

Doelmatigheid van de NEa als baten-lastendienst

Het jaar 2006 was het eerste jaar waarin de NEa volledig op output is aangestuurd door haar opdrachtgever, de directie Klimaatverandering en Industrie van het Ministerie van VROM. In het beginjaar 2005 was er nog geen historie opgebouwd met productieaantallen en kostprijzen en heeft er ook geen eindafrekening plaatsgevonden met de opdrachtgever.

De NEa is in 2006 fors onder haar geprognosticeerde opbrengst (opbrengst vanuit de uitgebrachte offerte over uitvoeringsjaar 2006) van € 4,91 mln. gebleven, ongeveer 17%. Een belangrijk deel van dit bedrag zal de NEa terugstorten naar haar opdrachtgever. De onderschrijding is op hoofdlijnen als volgt opgebouwd:

• Het aantal geleverde producten en diensten in 2006 was lager dan verwacht (veroorzaakt door minder vraag en onvolledige bezetting): ongeveer € 400 000. Dit bedrag wordt conform afspraken teruggestort aan de opdrachtgever;

• Directe materiële kosten, gekoppeld aan de producten en diensten, die wel begroot maar niet gemaakt zijn: ongeveer € 380 000. Dit bedrag wordt eveneens conform afspraken teruggestort aan de opdrachtgever;

• Doelmatigheidsverbetering: € 71 444. Dit onverdeelde resultaat over 2006 vormt een onderdeel van het eigen vermogen van de NEa.

Prestaties op kwaliteitsindicatoren in 2006

IndicatorPrestatie
Vergunningsverlening: % vergunningen verleend binnen wettelijke termijn93,3%
Vergunningsverlening:Aantal dossiers van bedrijven in onderhoud293
Registratie Emissiehandel: % rekening voor bedrijven geopend binnen wettelijke termijn100%
Registratie Emissiehandel: % registers CO2 en NOx online> 99%
Toezicht & Handhaving: Aantal uitgevoerde audits bij bedrijven88
Toezicht & Handhaving:Aantal uitgevoerde adhoc-onderzoeken bij bedrijven73
Algemeen: Aantal klachten over uitoefening taken NEa0

De cijfers zijn niet afgezet ten opzichte van vorige jaren, omdat deze historische gegevens nog niet voorhanden zijn.

De Nederlandse Emissieautoriteit is een baten-lastendienst met één opdrachtgever. De opdrachtgever is de directie Klimaatverandering en Industrie, onderdeel van het Directoraat-Generaal Milieu. Het directoraat is onderdeel van het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

De eigenaar van de Nederlandse Emissieautoriteit is de plaatsvervangend secretaris generaal van het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

Algemeen

Onderstaande tabellen en toelichting zijn opgesteld volgens de voorschriften van de Comptabiliteitswet (CW2001) en de nadere uitwerking hiervan in de Rijksbegrotingsvoorschriften (RBV, o.a. de voorgeschreven modellen), de Regeling departementale begrotingadministratie (RDB, o.a. de afschrijvingstermijnen), de Regeling Vermogensvoorschriften baten-lastendiensten 2001 en de regeling leen- en depositofaciliteit agentschappen 2003.

Bij opstelling van de jaarrekening wordt verder in beginsel uitgegaan van boek 2, titel 9 van het Burgerlijk Wetboek en de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving.

Samenvattende verantwoordingsstaat 2006 inzake baten-lastendienst Nederlandse Emissieautoriteit van het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI)

Nederlandse Emissieautoriteit Bedragen x € 1 000

 (1)(2)(3)=(2)-(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Baten-lastendienst   
    
Totale baten4 3334 229– 104
Totale lasten4 3334 158– 175
Saldo van baten en lasten071+ 71
    
Totale kapitaalontvangsten1 3500– 1 350
Totale kapitaaluitgaven1 620286– 1 334

Balans van de baten-lastendienst Nederlandse Emissieautoriteit per 31 december 2006

Balans per 31 december 2006 Bedragen x € 1 000

 Balans 31-12-2006Balans 31-12-2005
Activa  
Immateriële activa8161 006
Materiële activa  
* grond en gebouwen00
* installaties en inventarissen235
* overige materiële vaste activa00
Voorraden00
Debiteuren7721 937
Nog te ontvangen120
Liquide middelen1 1150
Totaal activa2 7382 948
   
Passiva  
Eigen vermogen  
* exploitatiereserve00
* verplichte reserves00
* onverdeeld resultaat710
Leningen bij het MvF8081 011
Voorzieningen00
Crediteuren68928
Nog te betalen1 1701 909
Totaal passiva2 7382 948

Toelichting op de opmerkelijke verschillen

1. Debiteuren

Deze post bestaat uit de vordering op de eigenaar alsmede een nog te ontvangen bijdrage voor het project «Toetsing & Vergunningverlening» van de opdrachtgever. Het verschil met januari 2006 wordt verklaard doordat de lening van het Ministerie van Financiën is ontvangen en de vordering op de eigenaar met bijna € 400 000,– is verminderd. Deze vordering heeft betrekking op de bij de start van de baten-lastendienst van het moederdepartement overgenomen verplichtingen. Op basis van nader onderzoek in 2006 blijkt de vordering per 1 januari 2006 voor het genoemde bedrag niet meer valide.

2. Crediteuren

De omvang van de post crediteuren (€ 689 000,–) wordt met name veroorzaakt door een ontvangen (omvangrijke) factuur voor interne leveringen (ICT dienstverlening, huisvesting, etc.). Deze factuur is vanwege onvoldoende onderbouwing nog niet betaalbaar gesteld.

3. Eigen vermogen

De NEa is per 1 januari 2006 van start gegaan en had op deze ingangsdatum geen eigen vermogen. Gedurende het jaar 2006 is resultaat opgebouwd hetwelk per ultimo 2006 gepresenteerd is als onverdeeld resultaat. Daarmee blijft het eigen vermogen onder de norm van maximaal 5% van de gemiddelde jaaromzet, waardoor er geen afdracht aan het ministerie van Financiën hoeft plaats te vinden.

4. Nog te betalen

Deze post bestaat uit overlopende passiva en een gedeelte nog te betalen omzetbelasting. De overlopende passiva betreffen reguliere reserveringen met betrekking tot vakantiegeld en eindejaarsuitkering. Het overige deel van deze post wordt gevormd door nog te betalen bedragen. Dit betreft voornamelijk de afrekening over 2006 met de opdrachtgever van de NEa.

Gespecificeerde verantwoordingsstaat baten-lastendienst Nederlandse Emissieautoriteit

Baten-lastendienst Nederlandse Emissieautoriteit

Gespecificeerde verantwoordingsstaat 2006 Bedragen x € 1 000

 (1)(2)(3)=(2)–(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Baten   
Opbrengst moederdepartement4 3334 217– 116
Opbrengst overige departementen000
Opbrengst derden000
Rentebaten01212
Buitengewone baten000
    
Totaal baten4 3334 229– 104
    
Lasten   
Apparaatskosten    
* personele kosten2 1242 320196
* materiële kosten1 8741 556– 318
Rentelasten6527– 38
Afschrijvingskosten   
* materieel2704– 266
* immaterieel0251251
Dotaties voorzieningen000
Buitengewone lasten000
Totaal lasten4 3334 158– 175
    
Saldo van baten en lasten07171

Toelichting op de gespecificeerde verantwoordingsstaat

1. Baten

Opbrengst moederdepartement

De opbrengst moederdepartement betreft de bijdrage van de opdrachtgever ter dekking van de kosten over het jaar 2006. In jaar t-1 wordt met de opdrachtgever afgesproken welke producten en diensten en in welke aantallen het komende jaar door de NEa geleverd zullen worden. Tevens worden hierbij afspraken gemaakt over de kostprijzen van deze producten en diensten. Dit resulteert in een offerte van de NEa aan de opdrachtgever (KvI). KvI verstrekt na goedkeuring een opdracht aan de NEa. Het opdrachtbedrag wordt door middel van een maandelijks voorschot aan de NEa uitbetaald.

De opdracht voor 2006 en daarmee geprognosticeerde opbrengst bedroeg circa € 4,9 mln. en was in de 1e suppletore begroting 2006 verwerkt. De uiteindelijke realisatie over 2006 bedraagt circa € 4,2 mln. inclusief de opbrengsten uit de extra opdracht van KvI in het kader van het project «Toetsing & Vergunningverlening». Het verschil tussen het opdrachtbedrag en de uiteindelijke realisatie wordt afgerekend met de opdrachtgever en terugbetaald. Deze terugbetaling is verantwoord onder de balanspost «Nog te betalen».

2. Lasten

Apparaatskosten NEa

De materiële kosten zijn in 2006 lager uitgevallen dan verwacht. Dit wordt met name veroorzaakt doordat de servicefee voor het CO2-register beduidend lager is uitgevallen en de verhoogde toegangsbeveiliging NEa op de registers niet nodig is gebleken. De personele kosten zijn met name door een aantal extra vragen vanuit de opdrachtgever hoger geworden dan in beginsel ingeschat.

Kasstroomoverzicht baten-lastendienst Nederlandse Emissieautoriteit

Baten-lastendienst Nederlandse Emissieautoriteit

Kasstroomoverzicht voor het jaar 2006 Bedragen x € 1 000

  (1)(2)(3)=(2)–(1)
 OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
1.Rekening-courant RHB 1 januari 2006000
2.Totaal operationele kasstroom3581 4011 043
3aTotaal investeringen (–/–)– 1 350– 831 267
3bTotaal boekwaarde desinvesteringen (+)   
3.Totaal investeringskasstroom– 1 350– 831 267
4aEenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–)000
4bEenmalige storting door moederdepartement (+)000
4cAflossingen op leningen (–/–)– 270– 20367
4dBeroep op leenfaciliteit (+)1 3500– 1 350
4.Totaal financieringskasstroom1 080– 203– 1 283
5.Rekening-courant RHB 31 december 2006 (=1+2+3+4)881 1151 027
 (maximale roodstand 0,5 mln. euro)   
Licence