2.1 Algemene doelstelling
Het ondersteunen van de Nederlandse Antillen en Aruba bij het verbeteren van het bestuur, de rechtszekerheid, de economische ontwikkeling, het onderwijs en de overheidsfinanciën.
Omschrijving van de samenhang in het beleid
Het doel is een grotere effectiviteit van het eigen beleid van Curaçao, Sint Maarten en Aruba op de genoemde beleidsterreinen en goed functionerende «checks en balances» op bestuurlijk gebied. De belangen van de burgers staan hierin centraal. Zij moeten de overheid kunnen aanspreken op een goede uitoefening van haar taken.
In de nieuwe staatkundige verhoudingen zullen zowel de nieuwe landen als de BES-eilanden, door de sanering van de schulden gecombineerd met financieel toezicht, een sterk verbeterde financiële en bestuurlijke startpositie hebben. De eilandelijke overheden krijgen een gezonde financiële basis en kunnen efficiënter opereren nu de dubbele bestuurslaag van het Land de Nederlandse Antillen is verdwenen. Dit zorgt voor betere publieke dienstverlening en goede rechtsbescherming.
Door de goede financiële startpositie van de nieuwe landen Curaçao en Sint Maarten zal de Nederlandse financiële ondersteuning voor bestuur, economische ontwikkeling en onderwijs in de vorm van de samenwerkingsprogramma’s vanaf 2013 worden beëindigd.
Verantwoordelijkheid
Bij de uitwerking van de staatkundige veranderingen binnen het Koninkrijk zijn verschillende bewindspersonen betrokken vanuit hun eigen specifieke verantwoordelijkheid. Per transitie datum zijn de Nederlandse bewindspersonen verantwoordelijk voor hun respectievelijke beleidsterreinen op de BES-eilanden. De bewindspersoon verantwoordelijk voor de Koninkrijksrelaties zal in 2011 nog slecht een beperkte coördinerende rol spelen om de overgang van de eilanden naar het Nederlandse staatsbestel soepel te laten verlopen. Verder is de bewindspersoon met het BES-fonds in de portefeuille als «fondsbeheerder» systeemverantwoordelijk voor de financiële verhoudingen met de BES. Hiertoe zal in ieder geval tot media 2011 ambtelijk interdepartementaal overleg blijven plaatsvinden. De politieke verantwoordelijkheid voor de eilanden ligt vanaf de transitiedatum echter bij de betreffende bewindspersonen.
Externe factoren
Curaçao, Sint Maarten en Aruba zijn op basis van het Statuut zelf verantwoordelijk voor goed bestuur, rechtszekerheid, economische ontwikkeling, onderwijs en overheidsfinanciën. Er is sprake van een spanningsveld tussen de wens van grote autonomie van de Koninkrijkspartners en de wens van Nederland om de waarborgtaak van het Koninkrijk te concretiseren. Er wordt steeds gezocht naar een voor alle partijen aanvaardbare balans tussen de mate van autonomie en de verantwoordelijkheid van het Koninkrijk.
Budgettaire gevolgen van beleid
(x € 1 000) | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen | 620 010 | 973 476 | 65 277 | 66 142 | 29 674 | 29 672 | 29 671 |
(garantieverplichting) | 100 | ||||||
Uitgaven | 556 984 | 983 317 | 75 118 | 66 142 | 29 674 | 29 672 | 29 671 |
1. Apparaat | 11 617 | 18 418 | 9 216 | 9 156 | 9 082 | 9 080 | 9 079 |
2. Bevorderen autonomie Koninkrijkspartners | 102 943 | 177 917 | 65 387 | 56 464 | 20 070 | 20 070 | 20 070 |
waarvan juridisch verplicht | 0 | 0 | 65 387 | 53 695 | 20 070 | 20 070 | 20 070 |
3. Bevorderen staatkundige relaties | 4 176 | 661 | 515 | 522 | 522 | 522 | 522 |
waarvan juridisch verplicht | 0 | 0 | 515 | 0 | 0 | 0 | 0 |
4. Schuldsanering | 438 248 | 786 321 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Ontvangsten | 125 192 | 205 459 | 3 613 | 3 513 | 3 413 | 3 313 | 3 213 |
Meetbare gegevens
Basiswaarde 2005 | Waarde 2007 1 | Waarde 20081 | Waarde 2009 | |
---|---|---|---|---|
1. Economische groei Nederlandse Antillen (reële groei in % BBP) | 1,0 | 3,8 | 2,0 | 0,7 |
2. Werkloosheid Nederlandse Antillen (% beroepsbevolking) | 16,2 | 11,5 | 9,7 | 9,7 |
3. Schuldquote Antillen (in % BBP) | 82,2 | 84,5 | 82,0 | 75,9 |
4. Economische groei Aruba (reële groei in % BBP) | 1,0 | 1,4 | 0,7 | 7,6 |
5. Schuldquote Aruba (in % BBP) | 45,5 | 45,9 | 41,0 | 46,4 |
Bron 1: CBS Nederlandse Antillen
Bron 2 en 3: Bank Nederlandse Antillen
Bron 4 en 5: Centrale Bank Aruba
2.2 Operationele doelstellingen
2.2.1 Operationele doelstelling
Samenwerken met de Nederlandse Antillen en Aruba om daar de bestuurskracht, de rechtsorde, de economie en het onderwijs te versterken.
Motivering
De bestuurskracht op Curaçao, Sint Maarten en Aruba wordt versterkt om de kerntaken, in het bijzonder voor de nieuw opgerichte landen, goed te kunnen uitoefenen. Door het samenwerkingsbeleid wordt getracht op een effectieve en efficiënte manier geld, kennis en menskracht in te zetten om hier een bijdrage aan te leveren.
De samenwerking heeft tot doel de bestuurskracht van Curaçao, Sint Maarten en Aruba te versterken opdat de landen hun verantwoordelijkheden ten aanzien van de economie, rechtsorde en het onderwijs kunnen waarmaken.
De samenwerking geschiedt in de vorm van samenwerkingsprogramma’s gefinancierd via de Stichting Ontwikkeling Nederlandse Antillen (SONA) en het Fundo Desaroyo Aruba (FDA).
Naast programmatische samenwerking zullen ook in samenwerking actuele knelpunten worden opgelost. Dit is bijvoorbeeld bij de vreemdelingenketen op Aruba het geval. Met Aruba is hiertoe in 2006 een protocol gesloten waarin de activiteiten zijn vastgelegd. Deze moeten leiden tot de beoogde versterking in de vreemdelingenketen.
Samenwerkingsbeleid Curaçao en Sint Maarten
Instrumenten
De samenwerkingsmiddelen voor Curaçao en Sint Maarten worden geleidelijk afgebouwd. Dat geldt dus ook voor de bijdragen aan de ontwikkelingsfondsen: 2012 is het laatste jaar waarin een storting in de fondsen SONA en de Antilliaanse Medefinancieringsorganisatie (AMFO) zal plaatsvinden. Dit is mogelijk, omdat beide eilanden dan voldoende economische omvang hebben om eigen middelen te genereren voor de noodzakelijke investeringen in onder meer economische ontwikkeling, veiligheid, onderwijs en armoedebestrijding. Met het beëindigen van het samenwerkingsbeleid wordt vanzelfsprekend niet de mogelijkheid tot samenwerking van landen binnen het Koninkrijk uitgesloten. Er bestaan reeds andere vormen van samenwerking tussen Nederland en de andere landen binnen het Koninkrijk, zowel op departementaal als gemeentelijk niveau.
Verder voorkomt financieel toezicht, ook in de nieuwe staatkundige situatie, dat er opnieuw onhoudbare schulden worden opgebouwd.
Ieder halfjaar vindt er met Curaçao en Sint Maarten een voortgangsoverleg plaats waarin verslag wordt gedaan en verantwoording wordt afgelegd over de voortgang van de samenwerkingsprogramma’s. De Uitvoeringsorganisatie SONA (USONA) neemt ook deel aan dit overleg.
Onderwijs en Jongerenproblematiek
Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zal voor de uitvoering van het programma Onderwijs en Jongeren, voor wat betreft Curaçao en Sint Maarten, tot uiterlijk 2012 verplichtingen aangaan. De verantwoordelijkheid van Nederlandse zijde voor de uitvoering van het programma zal na 2012 aflopen. De hoofddoelstelling van dit samenwerkingsprogramma is de jeugd van de eilanden zodanig toe te rusten dat deze na voltooiing van hun schoolloopbaan in staat is deel te nemen aan de arbeidsmarkt en volwaardig te participeren in een voortdurend veranderende samenleving, op lokaal niveau, maar ook op regionaal en mondiaal niveau. De doelstellingen van het programma zijn:
• terugdringen van schooluitval;
• terugdringen van het aantal zittenblijvers;
• vergroten van het aantal leerlingen dat een diploma haalt;
• vergroten van het aantal leerlingen dat na school een baan vindt;
• het vergroten van de maatschappelijke participatie en arbeidsparticipatie van sociaal vormingsplichtigen;
• het terugdringen van de jeugdwerkeloosheid;
• (voor Sint Maarten) verbetering van de onderwijssituatie van ongedocumenteerde kinderen (verschuiving van illegaal naar legaal onderwijs).
Het Onderwijs en Jongeren Samenwerkingsprogramma (OJSP) zal op Curaçao in 2011 in het teken staan van de uitvoering van het zogenaamde Sint-Joris akkoord en van de opvolging van de aanbevelingen die voortvloeien uit de mid-term evaluatie die in 2010 plaatsvindt. In het «Sint Joris akkoord» zijn afspraken vastgelegd die meer verantwoordelijkheid leggen bij de schoolbesturen voor de uitvoering van het programma. Op deze manier worden beleid en praktijk dichter bij elkaar gebracht.
Bijdragen aan sociale ontwikkeling via subsidiëring van non-gouvernementele organisaties
De schuldsanering en het financiële toezicht hebben ertoe geleid dat de nieuwe landen er financieel beter voorstaan. Hierdoor zullen de begrotingen van de eilanden meer ruimte bieden om de taken op te pakken die thans door de Antilliaanse Medefinancierings Organisatie (AMFO) worden gefinancierd en door de NGO’s worden uitgevoerd. De taken die de NGO’s op de Nederlandse Antillen uitvoerden, zullen door BES-eilanden – eventueel samen met de betrokken ministeries – moeten worden opgepakt. Na de transitie is geen rol meer voor AMFO weggelegd op deze eilanden.
Dienstplicht Pais Korsou (voorheen Toekomst Antilliaanse Militie)
Ter verbetering van de positie van Antilliaanse jongeren draagt het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties financieel bij aan het project Toekomst Antilliaanse Militie (TAM) dat door het Ministerie van Defensie wordt uitgevoerd. De medefinanciering van de TAM stopt per februari 2011.
Sociaal Economische Ontwikkeling
Voor het Sociaal Economisch Initiatief (SEI) is afgesproken dat de financiering van dit initiatief twee jaar eerder dan de andere samenwerkingsprogramma’s wordt beëindigd, namelijk per eind 2010. Met de beëindiging van het SEI is daarmee in 2011 een einde gekomen aan het samenwerkingsprogramma van Nederland met de eilandgebieden van de voormalige Nederlandse Antillen op sociaaleconomisch gebied. De uitvoering van de reeds verplichtte projectvoorstellen kan nog een uitloop hebben van enkele jaren. In 2011 zal een evaluatie van het SEI worden uitgevoerd die niet alleen dient als verantwoording naar de Tweede Kamer maar ook kan dienen als belangrijk leermateriaal voor de nieuwe overheden van de eilandgebieden voor het uitvoeren van hun sociaaleconomische beleid.
Institutionele versterking en bestuurskracht
De versterking van het bestuur en de bestuurskracht op Curaçao en Sint Maarten is één van de doelstellingen van het samenwerkingsbeleid in 2011. Via de programma’s «Institutionele Versterking en Bestuurskracht van Curaçao en Sint Maarten» biedt Nederland onder meer ondersteuning aan de verbetering van het financiële beheer, de versterking van het ambtelijke apparaat en goed functionerende «checks en balances». Het gaat om meerjarige samenwerkingsprogramma’s (2008–2012) waarmee Curaçao en Sint Maarten worden ondersteund in hun ontwikkeling naar goed functionerende landen binnen het Koninkrijk.
Veiligheid
Het Plan Veiligheid Nederlandse Antillen (PVNA) heeft als doelstelling het duurzaam verbeteren en versterken van de bedrijfsvoering van organisaties binnen de rechtshandhavingketen. Sinds 2007 ligt hierbij, gelet op de staatkundige veranderingen, de nadruk op het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, het Openbaar Ministerie, de politie, het gevangeniswezen en de vreemdelingenketen.
In 2009 is besloten PVNA na 2009 voort te zetten tot 2012 onder de noemer Plan Veiligheid 3 (PV3). De toekomstige landen Curaçao en Sint Maarten, en Nederland voor wat betreft de openbare lichamen Bonaire, Saba en Sint Eustatius, kunnen hun afzonderlijke plannen indienen bij USONA na fiattering van de coördinator van het PVNA. Na transitie zal de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het PV3 worden overgedragen van de Minister van Justitie van de Nederlandse Antillen en aan de Ministers van Justitie van Curaçao en Sint Maarten. De nog beschikbare middelen zullen worden ingezet binnen de afgesproken kaders, voor onder meer de verbetering van de politieorganisatie en het gevangeniswezen. Daarnaast zullen de lopende projecten worden afgerond en zal er veel aandacht worden besteed aan het waarborgen van de behaalde resultaten op de lange termijn.
Bon Futuro
In 2009 is er met de Minister van Justitie van de Nederlandse Antillen een samenwerkingsovereenkomst «verbetertraject Bon Futuro» getekend. Naar aanleiding van deze overeenkomst is een plan van aanpak opgesteld om de inrichting in een periode van drie jaar te laten voldoen aan internationale normen. Nederland ondersteunt hierbij. Daarnaast zullen diverse projecten worden ingediend bij PVNA om verbeteringen, bijvoorbeeld op het gebied van onderwijs en gebouwen te bewerkstelligen.
Samenwerkingsbeleid Aruba
Het samenwerkingsbeleid met Aruba beperkt zich in 2011 – net zoals in 2010 – tot de rechtshandhaving. Er is besloten de vrijgevallen schuldsaneringmiddelen over de periode 2003–2007 te gebruiken voor een bijdrage aan het National Security Plan Aruba 2008–2012. Bij dit programma ligt de nadruk op de verbetering van het Korps Politie Aruba en de noodzakelijke versterking van de vreemdelingenketen.
Nederland stelt geen geld meer ter beschikking voor een breed samenwerkingsprogramma met Aruba. Het meerjarenprogramma 2006–2009 was echter nog niet afgerond. Vandaar dat Nederland heeft ingestemd met een meerjarenprogramma met een looptijd tot 2014. De extra middelen voor nieuwe projecten worden door het land Aruba gestort over de loop van de komende jaren. Aruba verschaft voortgangsrapportages over de resultaten en bovendien blijft Nederland een van de drie bestuursleden van het FDA. Dit bestuur draagt er zorg voor dat de projecten die onder dit programma vallen, voldoen aan de gestelde eisen.
Versterking vreemdelingenketen
Verbetering van de vreemdelingenketen Nederlandse Antillen maakt onderdeel uit van het Plan Veiligheid Nederlandse Antillen (PVNA). Daarnaast is de vreemdelingenketen een belangrijk onderwerp in het programma rechtshandhaving van Aruba.
In het kader van het PVNA heeft het verbetertraject dat in 2006 is gestart een vervolg gekregen bij de start van PVNA II. Dit verbetertraject speelt in op de toekomstige staatkundige verhoudingen. Het project loopt ook in 2011 door.
Ter uitvoering van de slotverklaring zijn de toekomstige landen Curaçao en Sint Maarten en Nederland een onderlinge regeling overeengekomen. Onderwerpen zoals informatie-uitwisseling, ICT, grenstoezicht, toelating, toezicht en terugkeer en bevolkingsadministratie maken deel uit van deze regeling. Op basis van een implementatieplan zal deze regeling in 2010 grotendeels zijn uitgevoerd. Het valt niet uit te sluiten dat enkele werkzaamheden ook in 2011 nog zullen doorlopen.
De afspraken die in 2006 met Aruba zijn gemaakt over de vreemdelingenketen hebben in juli 2007 vervolg gekregen in de vorm van een Memorandum of Understanding (MoU). De afspraken betreffen verbeteracties bij de verschillende ketenpartners. Voorbeelden hiervan zijn het verhelderen en aanscherpen van de taken en bevoegdheden van betrokken instanties en het doen van aanpassingen op het gebied van automatisering om de uitvoering op een hoger niveau te krijgen. Tevens is in het kader van het MoU een ketenbreed verbeterplan opgesteld dat in 2009 door de Arubaanse regering is vastgesteld. Het verbeterplan is onderdeel van het National Security Plan Aruba 2008–2012.
In de gezamenlijke agenda die Nederland en Aruba begin 2010 zijn overeengekomen, is afgesproken dat bij het eerstvolgende Bestuurlijk Overleg Vreemdelingenketen deze afspraken uit dit MoU zullen worden geëvalueerd, en dat het MoU waar nodig zal worden geactualiseerd en herzien. De Tweede Kamer zal hierover te zijner tijd worden geïnformeerd.
Dienstplicht Nieuwe Stijl Aruba (DNSA)
Ook Aruba heeft de wens een vangnet te bieden voor kansarme jongeren middels een dienstplicht systeem. Een multidisciplinaire werkgroep heeft zich hierover gebogen en is in april 2010 met een plan gekomen voor de start in augustus 2010. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties levert voor de duur van drie jaar jaarlijks een maximale bijdrage van € 1 mln. aan de DNSA.
2.2.2 Operationele doelstelling
Het ondersteunen van de nieuwe landen bij het opstellen en uitvoeren van de plannen van aanpak voor de nieuwe landsorganisaties, die op de transitiedatum nog niet of gebrekkig functioneren.
Motivering
De Politieke Stuurgroep «Staatkundige Vernieuwing» heeft op basis van de rapportage – Toetsing overheidsapparaten Curaçao en Sint Maarten – besloten voor welke landsdiensten een plan van aanpak opgesteld diende te worden. Deze plannen zijn vervolgens op de afsluitende Ronde Tafel Conferentie (RTC) definitief vastgesteld. Afhankelijk van de geconstateerde tekortkomingen geeft het plan van aanpak aan op welke wijze en binnen welke termijn de verbeteringen gerealiseerd zullen zijn. Dat zal in beginsel binnen een termijn van twee jaar zijn. De algemene maatregel van rijksbestuur «plannen van aanpak waarborging landstaken» kent echter de mogelijkheid om de werking van dit besluit, zo nodig, telkens met twee jaren te verlengen indien (de uitvoering van) een plan van aanpak daartoe noopt.
Instrumenten
De kosten van de uitvoering van de plannen komen in beginsel voor rekening van de landen Sint Maarten en Curaçao. Voor Sint Maarten geldt dat gedurende enige tijd arbeidscapaciteit uit Nederland nodig is, waarmee meer kosten gemoeid zijn. In het kader van de toegezegde ondersteuning van Sint Maarten zal een gedeelte van de kosten, voor zover zij volgen uit de uitvoering van de plannen van aanpak, ten laste van de begroting van Koninkrijksrelaties (IV) worden gebracht.
Meetbare gegevens
Bron 1: Rendementsonderzoek Min Onderwijs NA
Bron 2: Onderzoek Regioplan
Bron 3: CBS-NA
Vanaf 2009 is in het kader van het OJSP gewerkt aan de ontwikkeling van een structurele monitor van het programma. Over de resultaten van deze monitor is de Kamer geïnformeerd per brief van 5 juli 2010 (TK 2009-2010, 31 568 IV, nr. 74). De streefwaarden 2010 zullen pas kunnen worden vastgesteld bij de derde scan van de monitor, die naar verwachting eind 2010 beschikbaar zal zijn.
2.3 Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid
Onderzoek onderwerp | AD of OD | A. Start | |
---|---|---|---|
B Afgerond | |||
Beleidsdoorlichting 2 | Het ondersteunen van de Nederlandse Antillen en Aruba bij het verbeteren van het bestuur, de rechtszekerheid, de economische ontwikkeling, het onderwijs en de overheidsfinanciën. | AD 2 | A: 2011 |
B: 2011 |