Artikel
Algemene doelstelling
De overheid ondersteunt bij het vinden van werk en biedt inkomensondersteuning en aangepaste arbeid aan hen die dat nodig hebben.
Wie kan werken, moet dat ook doen. Dit is in de eerste plaats in het belang van de betrokkene zelf: werk zorgt voor economische en financiële zelfstandigheid, draagt bij aan het gevoel van eigenwaarde en biedt kansen om volop mee te doen in de samenleving. De overheid streeft naar een transparant en activerend sociaal zekerheidsstelsel dat mensen enerzijds ondersteunt en prikkelt om (weer) aan het werk te gaan als dat kan en dat hen anderzijds de zekerheid biedt van een adequaat vangnet als dat echt nodig is.
Mensen hebben de verantwoordelijkheid om in het eigen inkomen te voorzien en nemen daartoe zelf het initiatief. Alleen als het vinden van werk op eigen kracht niet lukt, helpt de overheid hierbij door ondersteuning bij re-integratie of beschut werk aan te bieden. Aan mensen die (tijdelijk) niet in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien biedt de overheid een sociaal vangnet in de vorm van bijstand. Daarbij streeft de overheid er naar om het aantal loketten waar uitkeringsgerechtigden mee te maken hebben te beperken.
De overheid biedt inwoners van Caribisch Nederland waar nodig re-integratieondersteuning en inkomensondersteuning op grond van de Onderstandsregeling.
Rol en verantwoordelijkheid
De Minister heeft een systeemverantwoordelijkheid. In dit kader stimuleert de Minister het vinden van werk door middelen beschikbaar te stellen aan gemeenten ten behoeve van re-integratieinspanningen, sociale werkvoorziening en loonkostensubsidies, en financiert hij de inkomensondersteuning en de loonkostensubsidies.
De Minister is verantwoordelijk voor:
-
• De vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;
-
• De vaststelling van de hoogte van de algemene bijstandniveaus;
-
• Het ter beschikking stellen aan en verdelen van middelen onder gemeenten voor de inkomensvoorziening en de loonkostensubsidies vanuit de Participatiewet, waarin begrepen zijn de IOAW, IOAZ en algemene bijstand voor startende zelfstandigen;
-
• Het ter beschikking stellen aan en verdelen van middelen onder gemeenten voor de uitvoering van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004;
-
• Het houden van systeemtoezicht; het toepassen van interbestuurlijke toezichtinstrumenten indien de medeoverheden op ernstige wijze onrechtmatig handelen of nalaten rechtmatig te handelen. Het verzamelen van informatie om op landelijk geaggregeerd niveau te kunnen beoordelen of het systeem werkt en of, en zo ja, wanneer en in welke vorm aanpassingen van dat systeem wenselijk zijn;
-
• De budgetmutaties en de extrapolatie van de meerjarenraming van het in de integratie-uitkering sociaal domein opgenomen SZW-aandeel en de verdeling daarvan die aansluit bij de gedecentraliseerde taak;
-
• De sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door de SVB (AIO, bijstand buitenland) en het UWV (TW);
-
• De organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).
Het Rijk verschaft gemeenten middelen voor de uitvoering en geeft de wet- en regelgeving vorm waarbinnen deze uitvoering plaatsvindt. Het Rijk stelt een toereikend macrobudget voor de gemeenten beschikbaar om loonkostensubsidies en bijstanduitkeringen te betalen. Dit budget wordt zoveel mogelijk op basis van objectieve factoren onder de gemeenten verdeeld. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de rechtmatige en doeltreffende uitvoering van de Participatiewet en aan genoemde wet verwante wetten en voorzieningen. Gemeenten zijn hiermee onder meer verantwoordelijk voor de handhaving van de naleving van verplichtingen door personen die een beroep doen op deze wetten. Bij ernstig onrechtmatig handelen of nalaten rechtmatig te handelen in de gemeentelijke uitvoering van de Participatiewet kan de Minister een aanwijzing geven aan een college, overgaan tot het optreden namens een nalatige gemeente dan wel een besluit tot vernietiging door de Kroon voordragen. De interbestuurlijke interventie heeft geen betrekking op de doelmatigheid en doeltreffendheid van de uitvoering, dat een louter gemeentelijke aangelegenheid is.
Structureel worden van de middelen no riskpolis per 2021 voor de gemeentelijke doelgroep
Beleidswijzigingen
Sinds de invoering van de Participatiewet en de Wet banenafspraak, nu tweeënhalf jaar geleden, is veel in gang gezet. Sindsdien zijn enkele wettelijke wijzigingen doorgevoerd om tegemoet te komen aan belemmeringen die in de praktijk werden ervaren. In de begroting 2018 is verwerkt dat de no-riskpolis voor de doelgroep banenafspraak en beschut werk vanaf 2021 structureel is gemaakt (Tweede Kamer, 2016–2017, 34 514, nr. 8). Dit moet de aarzeling wegnemen bij werkgevers om duurzame dienstverbanden aan te gaan.
Experimenten Participatiewet
Verschillende gemeenten zijn aangewezen om voor de duur van maximaal twee jaar te experimenteren bij de uitvoering van de Participatiewet. In dit verband mogen de aangewezen gemeenten afwijken van de Participatiewet door het toepassen van een tijdelijke intensivering van de arbeids- en re-integratieverplichtingen, ten aanzien van de voor de bijstandsgerechtigde geldende verplichting om werk te verkrijgen, te aanvaarden, te behouden en een tegenprestatie te verrichten en ten aanzien van de bepaling omtrent de vrijlating van inkomsten uit arbeid. Het doel van de experimenten, die binnen drie jaar moeten plaatsvinden en waarvan 2018 het eerste volledige jaar wordt waarin de experimenten worden uitgevoerd, is te onderzoeken hoe de Participatiewet met betrekking tot arbeidsinschakeling doeltreffender kan worden uitgevoerd.
Kansrijk opgroeien
Gemeenten ontvangen sinds 2017 van de structureel beschikbaar gestelde extra € 100 miljoen € 85 miljoen per jaar (via een decentralisatie-uitkering) om ervoor te zorgen dat alle kinderen in Nederland, ook kinderen die opgroeien in een gezin met een laag inkomen, mee kunnen doen op het gebied van sport, cultuur, school of sociale activiteiten. De Staatssecretaris van SZW heeft bestuurlijke afspraken met de VNG gemaakt over de inzet van deze middelen en om de afspraken te evalueren. De eerste evaluatie vindt plaats begin 2018. De overige € 15 miljoen wordt beschikbaar gesteld via subsidies aan instellingen, waaronder in Carabisch Nederland, die ook actief zijn om kinderen in armoede de mogelijkeid te bieden te participeren en die daarbij samenwerken met gemeenten.
Vereenvoudiging beslagvrije voet
De complexiteit van de berekening van de beslagvrije voet alsmede het feit dat de schuldenaar te maken kan krijgen met verschillende los van elkaar ingezette incassomaatregelen, leidt er toe dat een grote groep schuldenaren te weinig geld overhoudt om in de meest basale levensbehoeften te kunnen voorzien. Met de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet, die moet voorkomen dat schuldenaren bij beslaglegging te weinig geld overhouden om in basale levensbehoeften te kunnen voorzien, worden de genoemde knelpunten van de huidige regeling ondervangen. De wet wijzigt de berekeningswijze van de beslagvrije voet, de gegevens die daarvoor met verschillende instanties dienen te worden uitgewisseld, alsmede het uiteindelijke proces tot vaststelling van de beslagvrije voet.
Daarnaast wordt voortgegaan met de verdere concretisering van de rijksincassovisie en de verbreding van het beslagregister. Beide onderdelen zullen in 2018 verder ter hand worden genomen, waarbij de inzet is om in 2019 het eerste overheidsorgaan op het beslagregister aangesloten te hebben.
Schuldhulpverlening
Het kabinet heeft naar aanleiding van de evaluatie van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening voor de jaren 2016, 2017 en 2018 in totaal € 7,5 miljoen ter beschikking gesteld voor de verbetering van de gemeentelijke schuldhulpverlening. In 2018 voeren Divosa, de Landelijke Cliëntenraad, de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet (NVVK), Sociaal Werk Nederland en de VNG met behulp van een subsidie het eind 2016 gestarte programma «Schouders eronder – kennisontwikkeling, innovatie en professionalisering schuldhulp» uit. Dit programma heeft als doel een impuls te geven aan de kennisontwikkeling, innovatie en professionalisering van de gemeentelijke schuldhulpverlening binnen het brede sociale domein. Daarnaast worden de versterking van de vrijwilligers binnen de schuldhulpverlening en de bredere inzet van vroegsignalering ondersteund.
Jeugdwerkloosheid
De Aanpak Jeugdwerkloosheid krijgt de komende jaren een vervolg in het programma Sociaal Domein. Juist jongeren die minder zelfredzaam zijn, voelen de gevolgen van de invoering van het Passend Onderwijs, de WMO, de nieuwe Jeugdwet en de Participatiewet. Voor hen wordt de overgang naar werk, onderwijs of een combinatie daarvan versoepeld door met gemeenten, scholen, werkgevers, hun partners, kennisinstellingen, dwarskijkers en jongeren een gezamenlijke, overkoepelende ambitie te formuleren, waarbij jongeren centraal staan. Van hieruit gaan de partijen aan de slag om tot verbetering en innovatie te komen door eigenaarschap en handelingsruimte te geven aan professionals, jongeren en mensen uit hun leefwereld. Daarnaast worden oplossingen aangedragen voor mogelijke knelpunten rond deze ambitie.
Quotumregeling
De resultaten van de twee-meting banenafspraak laten zien dat de werkgevers eind 2016 in totaal 22.554 banen ten opzichte van de nulmeting hebben gerealiseerd voor mensen met een arbeidsbeperking (Tweede Kamer, 2016–2017, 33 981, nr. J). Met dit resultaat is voldaan aan de doelstelling dat werkgevers eind 2016 in totaal 20.500 banen realiseren. Het gaat om 18.957 banen bij de sector markt en 3.597 banen bij de sector overheid. Werkgevers in de sector markt voldoen hiermee aan de doelstelling van 14.000 banen, maar dit geldt niet voor de sector overheid (6.500 banen). Vanwege dit resultaat heeft het kabinet besloten tot activering van de quotumregeling voor de sector overheid. Eén van de afspraken uit het Sociaal Akkoord is dat vóór het kabinet een besluit neemt om de quotumregeling te activeren, eerst gesproken wordt met sociale partners en gemeenten. Naar aanleiding van dit overleg is besloten om te voorzien in een bepaling die het mogelijk maakt het quotum weer te deactiveren als blijkt dat de banenafspraak alsnog wordt gehaald. Ook is besloten om overheidswerkgevers de tijd te geven een inhaalslag te realiseren en de daadwerkelijke heffing één jaar uit te stellen. Wel worden de resultaten over 2018 gemonitord. Tevens wordt geregeld dat de registratie in het doelgroepregister van mensen niet langer eindigt op 31 december van het tweede kalenderjaar, volgend op de datum waarop deze niet meer aan de doelgroepcriteria voldoen, de zogenaamde de t+2 regel. Deze periode wordt verlengd. Hierdoor blijven de banen waarop de mensen uit de doelgroep werken langer meetellen voor de banenafspraak/quotumregeling. Aanvullend wordt door de overheidwerkgevers een plan van aanpak opgesteld en is afgesproken dat specifieke onderdelen in het veiligheidsdomein van de overheid worden uitgezonderd van de quotumregeling. Tot slot zal nader onderzoek plaatsvinden naar de regionale verschillen, de toereikendheid van de omvang van de doelgroep, en wordt in een breed onderzoek gemonitord hoe de quotumregeling uitpakt bij verschillende overheidssectoren.
Wsw pensioenen
De premielasten voor het Wsw-pensioen stijgen als gevolg van het feit dat de Wsw is afgesloten voor nieuwe instroom. Voor het pensioenfonds PWRI betekent dit dat de pensioenpremie moet worden opgebracht door een afnemend aantal Wsw-werknemers. In verband hiermee heeft het kabinet bij de behandeling van de Participatiewet toegezegd, met ingang van 2018, een financiële tegemoetkoming te bieden van € 10 miljoen per jaar, onder de voorwaarde dat sociale partners zelf tot een structurele oplossing komen voor het fonds. Ten behoeve hiervan is de ministeriële regeling gepubliceerd waarin de wettelijke basis is gelegd voor een directe geldstroom (Stc., 2017, 21339).
Realisatie 20161 | Streefwaarde 20162 | Streefwaarde 20172 | Streefwaarde 20182 | |
---|---|---|---|---|
Cumulatief aantal extra banen arbeidsbeperkten marktsector t.o.v. nulmeting op 1/1/2013 | 18.957 | 14.000 | 23.000 | 31.000 |
Cumulatief aantal extra banen arbeidsbeperkten overheidsector t.o.v. nulmeting op 1/1/2013 | 3.597 | 6.500 | 10.000 | 12.500 |
Streefwaarden afkomstig uit memorie van toelichting bij de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten.
Tweede Kamer, 2013–2014, 33 981, nr. 3, blz. 6, tabel Aantal te realiseren banen voor beoordeling activering quotumheffing.
Budgettaire gevolgen van beleid
Artikelonderdeel | Realisatie 2016 | Raming 2017 | Raming 2018 | Raming 2019 | Raming 2020 | Raming 2021 | Raming 2022 |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen | 6.543.926 | 6.890.482 | 6.750.803 | 6.925.566 | 7.219.656 | 7.418.596 | 7.554.707 |
waarvan garantieverplichtingen | – 170 | ||||||
Uitgaven | 6.626.117 | 6.951.513 | 6.810.888 | 6.977.917 | 7.229.656 | 7.420.596 | 7.554.707 |
waarvan juridisch verplicht (%) | 99,8% | ||||||
Inkomensoverdrachten | 6.530.514 | 6.752.024 | 6.693.003 | 6.886.616 | 7.179.956 | 7.368.900 | 7.505.011 |
Macrobudget participatiewetuitkeringen en intertemporele tegemoetkoming | 5.711.137 | 5.979.610 | 5.915.743 | 6.114.742 | 6.408.786 | 6.592.028 | 6.718.218 |
Participatiebudget | 459 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Wsw | 17.447 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
TW | 496.400 | 470.789 | 484.596 | 475.922 | 474.265 | 476.350 | 480.751 |
AIO | 245.067 | 254.025 | 253.938 | 259.051 | 261.955 | 265.230 | 270.683 |
Bijstand zelfstandigen | 56.427 | 43.244 | 31.707 | 29.570 | 29.570 | 29.570 | 29.570 |
Bijstand overig | 1.500 | 1.600 | 1.600 | 1.600 | 1.600 | 1.600 | 1.600 |
Onderstand en re-integratie (Caribisch Nederland) | 2.077 | 2.756 | 5.419 | 5.731 | 3.780 | 4.122 | 4.189 |
Garanties | 41 | 50 | 5 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Subsidies | 92.361 | 189.904 | 88.748 | 61.570 | 18.361 | 20.386 | 18.361 |
Opdrachten | 2.183 | 8.139 | 16.873 | 17.406 | 19.438 | 19.849 | 19.874 |
Bekostiging | 782 | 1.095 | 2.038 | 2.108 | 1.739 | 1.297 | 1.297 |
Nibud | 304 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
ZonMw | 478 | 1.095 | 2.038 | 2.108 | 1.739 | 1.297 | 1.297 |
Bijdrage aan ZBO's/RWT's | 236 | 301 | 221 | 217 | 162 | 164 | 164 |
ZonMw | 236 | 301 | 221 | 217 | 162 | 164 | 164 |
Bijdrage aan sociale fondsen | 0 | 0 | 10.000 | 10.000 | 10.000 | 10.000 | 10.000 |
Pensioenfonds Wsw | 0 | 0 | 10.000 | 10.000 | 10.000 | 10.000 | 10.000 |
Ontvangsten | 55.901 | 44.587 | 2.572 | 2.572 | 0 | 0 | 0 |
Inkomensoverdrachten:
Budgetflexibiliteit
De inkomensoverdrachten zijn voor 100% juridisch verplicht. De rijksbijdragen aan de uitvoerende instellingen, gemeenten, het UWV en de SVB, worden ruim voor het begrotingsjaar bekend gemaakt. Inkomensoverdrachten die worden gedeclareerd zijn gebaseerd op wet- en regelgeving en derhalve ook voor 100% juridisch verplicht.
Garanties:
De geraamde uitgaven zijn voor verwachte claims op garanties van de Tijdelijke SZW-borgstellingsregeling ondernemers 2009–2010 en dus 100% juridisch verplicht.
Subsidies:
De subsidies zijn voor 100% juridisch verplicht. De aanvragen in het kader van de subsidieregelingen, zoals voor de sectorplannen, armoede en schulden en Doorstart naar nieuw werk, zijn beschikt of nog in procedure. Evenzo geldt voor de incidentele subsidies, zoals voor armoede onder kinderen, of de subsidies aan de Stichting Beheer Collectieve Middelen (SBCM), Nibud of de gesubsidieerde cofinanciering Europees Fonds Meest Behoeftigen (EFMB) dat deze voor meerdere jaren zijn toegekend dan wel toegezegd aan de desbetreffende organisaties.
Opdrachten:
De opdrachten zijn voor 10% juridisch verplicht. Het gaat om ca. € 2 miljoen voor de arbeidsmarktregio’s.
Bekostiging:
Met de goedkeuring in 2015 van het meerjarige kennisprogramma, zoals dat door ZonMw wordt uitgevoerd, is het kasbudget 100% juridisch verplicht.
Bijdrage aan ZBO’s/RWT’s:
Analoog aan het instrument bekostiging is de bijdrage voor de uitvoeringskosten van ZonMw ook voor 100% verplicht.
Bijdrage aan sociale fondsen
De bijdrage aan sociale fondsen is voor 100% juridisch verplicht.
A. Inkomensoverdrachten
Toelichting op de financiële instrumenten
A1. Macrobudget participatiewetuitkeringen
Op grond van de Participatiewet verstrekt het Ministerie van SZW jaarlijks aan gemeenten een budget voor bijstandsuitkeringen en loonkostensubsidies. Voor alle gemeenten tezamen wordt het macrobudget voor 2018 geraamd op bijna € 6 miljard. In 2018 wordt hiervoor een bedrag van € 138 miljoen gereserveerd voor de vangnetregeling 2016. Bij de verdeling van het voorlopig macrobudget wordt hiermee al rekening gehouden. De vangnetuitkering is bedoeld voor gemeenten van wie het tekort op het budget op grond van artikel 69 Participatiewet de geldende eigen-risicodrempel overstijgt. In het kader van het tijdelijk vangnet geldt voor 2016 (af te wikkelen in 2018) een eigen-risicodrempel van 5% dan wel € 30 per inwoner. In tabel 2.3 wordt de opbouw van het budget gespecificeerd.
Realisatie 2016 | Raming 2017 | Raming 2018 | Raming 2019 | Raming 2020 | Raming 2021 | Raming 2022 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Macrobudget participatiewetuitkeringen en intertemporele tegemoetkoming | 5.711.137 | 5.979.610 | 5.915.743 | 6.114.742 | 6.408.786 | 6.592.028 | 6.718.218 |
Macrobudget participatiewetuitkeringen | 5.691.569 | 5.889.610 | 5.918.189 | 6.128.438 | 6.422.482 | 6.605.724 | 6.731.914 |
Algemene bijstand en loonkostensubsidies | 5.336.390 | 5.497.394 | 5.500.375 | 5.693.960 | 5.980.481 | 6.169.699 | 6.311.219 |
IOAW | 326.349 | 361.723 | 386.014 | 400.966 | 406.567 | 398.597 | 381.482 |
IOAZ | 28.830 | 30.493 | 31.801 | 33.511 | 35.434 | 37.429 | 39.214 |
Intertemporele tegemoetkoming | 19.568 | 90.000 | – 2.446 | – 13.696 | – 13.696 | – 13.696 | – 13.696 |
Algemene bijstand en loonkostensubsidies
De Participatiewet voorziet in een sociaal vangnet voor personen die niet zelfstandig in hun bestaan kunnen voorzien. Het Macrobudget participatiewetuitkeringen voorziet in de middelen voor bijstanduitkeringen en loonkostensubsidies, waaronder de middelen voor bijstanduitkeringen aan startende ondernemers. Dit budget wordt samen met de middelen voor IOAW en IOAZ over de gemeenten verdeeld. Bijstand voor levensonderhoud van startende ondernemers bedraagt in 2018 € 30,6 miljoen en maakt onderdeel uit van het Macrobudget participatiewetuitkeringen.
Wie komt er voor in aanmerking?
Iedereen die rechtmatig in Nederland verblijft en woont en onvoldoende over eigen middelen van bestaan beschikt, kan in aanmerking komen voor bijstand.
Hoe hoog is de bijstand?
De hoogte van de bijstandsuitkering is afhankelijk van leeftijd en leefsituatie. In tabel 2.4 zijn de bijstandsnormen opgenomen voor gehuwden/samenwonenden en alleenstaanden en alleenstaande ouders van 21 jaar tot de AOW-gerechtigde leeftijd die niet samenwonen met meerderjarige medebewoners. Voor gehuwden en alleenstaanden van 21 jaar of ouder die samenwonen met één of meer meerderjarige personen waarmee kosten kunnen worden gedeeld, geldt op grond van de kostendelersnorm een lager bedrag. Bijstandsgerechtigden van 18 tot 21 jaar ontvangen een lagere uitkering.
1 juli 2017 | |
---|---|
Gehuwd/samenwonend | 1.409,31 |
Alleenstaande (ouder) | 986,52 |
Budgettaire ontwikkelingen
Hieronder volgt een toelichting op de bijstellingen voor de algemene bijstand en loonkostensubsidies en de intertemporele tegemoetkoming. De toelichting voor de IOAW, IOAZ en Bbz levensonderhoud startende ondernemers volgen later in het artikel.
Ondanks een daling van de werkloosheid stijgen de uitgaven aan bijstand en loonkostensubsidie. De meerjarige oploop van de uitgaven aan bijstand en loonkostensubsidies hangt samen met de invoering van een aantal wetswijzigingen, waaronder de invoering van de Participatiewet en de Wet vrijlating lijfrenteopbouw en inkomsten uit arbeid en bevordering vrijwillige voortzetting pensioenopbouw en de AOW-leeftijdsverhoging. Daarnaast worden de toenemende uitgaven ook verklaard door de verhoogde asielinstroom in de afgelopen jaren en het extra beroep op bijstand dat daaruit volgt.
In het Bestuursakkoord Verhoogde Asielinstroom is een intertemporele tegemoetkoming van € 90 miljoen in 2017 afgesproken. Dit is bedoeld om de feitelijke kosten voor gemeenten door de verhoogde asielinstroom te dekken. In 2016 hebben gemeenten bijna € 20 miljoen aan intertemporele tegemoetkoming ontvangen. De verrekening van de intertemporele tegemoetkoming van 2016 en 2017 met de gemeentelijke budgetten Participatiewetuitkeringen vindt in 8 jaar plaats vanaf respectievelijk 2018 en 2019.
Beleidsrelevante kerncijfers
Realisatie 20161 | Raming 2017 | Raming 2018 | ||
---|---|---|---|---|
Volume Participatiewet (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde)2 | 395 | 391 | 383 | |
Volume Participatiewet (x 1.000 huishoudens, ultimo)2 | 399 | –3 | –3 | |
• | waarvan verblijfsduur minder dan 1 jaar | 92 | –3 | –3 |
• | waarvan verblijfsduur 1 tot 5 jaar | 168 | –3 | –3 |
• | waarvan verblijfsduur 5 jaar of meer | 139 | –3 | –3 |
Wetten inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en gewezen zelfstandigen (IOAZ)
De IOAW-uitkering is een aanvulling op het (gezins)inkomen tot bijstandniveau voor oudere werkloze werknemers. Anders dan bij de Participatiewet hoeven werkloze ouderen, die vaak vermogen in spaargeld of eigen huis hebben, in de IOAW hun vermogen niet aan te spreken.
De IOAZ is een uitkering voor ouderen die noodgedwongen zijn gestopt met hun werk als zelfstandige, omdat de inkomsten daaruit onvoldoende waren. De IOAZ-uitkering vult het (gezins)inkomen aan tot het bijstandsniveau. In de IOAZ wordt rekening gehouden met de bijzondere positie van zelfstandigen en hun (bedrijfs)vermogen.
Wie komt er voor in aanmerking?
De belangrijkste doelgroepen van de IOAW-regeling zijn:
-
• Werkloze werknemers die op het moment dat zij werkloos worden ten minste 50 jaar zijn en geboren zijn voor 1 januari 1965, die recht hebben op een uitkering op grond van de WW van meer dan drie maanden en die de volledige uitkeringsduur daarvan hebben doorlopen;
-
• Werknemers die na hun 50e verjaardag recht hebben gekregen op een loongerelateerde WGA-uitkering en van wie de WGA-uitkering is beëindigd, omdat zij niet langer ten minste 35% arbeidsongeschikt zijn.
De IOAZ is bedoeld voor oudere zelfstandigen tussen de 55 jaar en de AOW-gerechtigde leeftijd, die hun bedrijf of zelfstandig beroep na hun 55e verjaardag hebben beëindigd. Om in aanmerking te komen voor een uitkering moet de gewezen zelfstandige onder andere voldoen aan voorwaarden betreffende het gemiddeld jaarinkomen in de drie jaar voorafgaand aan de aanvraag, het verwachte inkomen uit beroep of bedrijf bij voortzetting van het bedrijf en het aantal uren en de duur van de werkzaamheden als zelfstandige.
Hoe hoog is de IOAW/IOAZ?
Per 1 juli 2015 geldt voor de IOAW en de IOAZ een kostendelersnorm. In de IOAW en IOAZ geldt de kostendelersnorm alleen voor alleenstaande kostendelers. Voor huidige alleenstaanden en alleenstaande ouders wordt de norm trapsgewijs afgebouwd. Vanaf 1 januari 2018 is de norm 55%. Uiteindelijk, per 1 januari 2019, ontvangen alleenstaanden en alleenstaande ouders, indien zij samenwonen met één of meer meerderjarige personen, 50%van de gehuwdennorm.
1 juli 2017 | |
---|---|
Gehuwd/samenwonend | 1.506,52 |
Alleenstaande (ouder) zonder meerderjarige medebewoners | 1.163,94 |
Alleenstaande (ouder) met een of meer meerderjarige medebewoners | 957,80 |
Budgettaire ontwikkelingen
De IOAW-uitgaven nemen de komende jaren toe. Dit komt vooral omdat de IOAW-instroom, die met vertraging de conjunctuur volgt, toeneemt. De vertraging treedt op omdat het grootste deel van de IOAW-instroom eerst 3 jaar WW-gerechtigd is geweest. Daarnaast stijgen de IOAW-uitgaven ook als gevolg van de de verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd, waardoor langer gebruik wordt gemaakt van de IOAW. Vanaf 2021 zien we een daling van de IOAW-uitgaven. De daling wordt verklaard door de beperkende voorwaarde dat het IOAW-recht alleen geldt voor personen geboren voor 1965, waardoor korter gebruik wordt gemaakt van de IOAW.
De uitgaven aan de IOAZ en het volume nemen de komende jaren toe door verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd.
Beleidsrelevante kerncijfers
Realisatie 20161 | Raming 2017 | Raming 2018 | |
---|---|---|---|
Volume IOAW (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde) | 22 | 25 | 26 |
Volume IOAZ (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde) | 1,8 | 1,9 | 2,0 |
Handhaving
De cijfers op het gebied van fraude en handhaving in de WWB/Participatiewet laten een stabiel beeld zien.
Realisatie 2014 | Realisatie 2015 | Realisatie 2016 | |
---|---|---|---|
Preventie1 | |||
Gepercipieerde detectiekans (%) | 80 | 82 | 77 |
Kennis van de verplichtingen (%) | 88 | 90 | 88 |
Opsporing2 | |||
Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000) | 11 | 11 | 12 |
Totaal benadelingbedrag (x € 1 mln) | 62 | 66 | 71 |
Terugvordering3 | |||
Incassoratio 2014 (%) | 13 | 22 | 28 |
Incassoratio 2015 (%) | –4 | 14 | 25 |
Incassoratio 2016 (%) | –4 | –4 | 16 |
CBS-onderzoek incassoratio 2016. Deze cijfers zijn overigens door het CBS herzien.
A2. Toeslagenwet (TW)
De TW vult uitkeringen op grond van de werknemersverzekeringen aan tot het normbedrag voor het relevante sociaal minimum als het totale inkomen (exclusief TW-uitkering) van de uitkeringsgerechtigde en diens eventuele partner daaronder ligt.
Wie komt er voor in aanmerking?
Uitkeringsgerechtigden komen in aanmerking voor een toeslag als zij een uitkering ontvangen op grond van één van de zogenoemde moederwetten. Dit zijn de WIA, WAO, WAZ, Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen (Wamil), Wajong, IOW, WW, ZW en WAZO. Ook als een werkgever in het tweede ziektejaar minder loon doorbetaalt dan het voor de werknemer geldende sociaal minimum, komt de betrokkene in aanmerking voor een toeslag.
De volgende personen kunnen recht hebben op een toeslag:
-
• een gehuwde/samenwonende met een gezamenlijk inkomen dat lager is dan het bruto minimumloon;
-
• een alleenstaande met een inkomen dat lager is dan 70% van het netto minimumloon.
Hoe hoog is de toeslag?
De toeslag vult de uitkering in beginsel aan tot het normbedrag-TW. Indien het dagloon lager is dan het normbedrag-TW, dan vult de toeslag aan tot dit lagere dagloon.Voor alleenstaanden van 21 jaar of ouder, die samenwonen met één of meer meerderjarige personen waarmee kosten kunnen worden gedeeld, geldt op grond van de kostendelersnorm een lagere norm. De kostendelersnorm is per 1 juli 2016 in de TW ingevoerd en wordt stapsgewijs afgebouwd. Vanaf 1 januari 2017 bedraagt de kostendelersnorm 60% van het Wml en vanaf in 1 januari 2018 is dit 55% van het Wml. Uiteindelijk, per 1 januari 2019, zal de kostendelersnorm 50% van het Wml bedragen.
1 juli 2017 | |
---|---|
Gehuwd/samenwonend | 1.565,40 |
Alleenstaande (ouder) van 23 jaar en ouder | 1.164,06 |
Alleenstaande (ouder) van 23 jaar en ouder met een of meer meerderjarige medebewoners | 959,39 |
Budgettaire ontwikkelingen
De TW-uitgaven hangen samen met de volumeontwikkelingen in de moederwetten.In 2017 dalen de TW-uitgaven onder andere vanwege de daling in WW-uitkeringen als gevolg van de aantrekkende arbeidsmarkt. In 2018 treedt een toename op van de TW-uitgaven, omdat vanaf 2018 de uitkering van de Wajongers met arbeidsvermogen wordt verlaagd. Alleenstaande Wajongers met arbeidsvermogen kunnen daardoor in aanmerking komen voor een toeslag op grond van de TW.
Beleidsrelevante kerncijfers
In 2017 ligt het TW-volume lager dan in 2016. Tot juli 2016 kwamen alleenstaande Wajongers van 23 jaar en ouder nog in aanmerking voor een kleine toeslag op grond van de TW, maar in 2017 is dat niet langer het geval. Vanwege de afbouw van de overdraagbare algemene heffingskorting in het referentieminimumloon ligt het bedrag tot waaraan de TW aanvult niet langer hoger dan de Wajong-uitkering voor deze groep. De gemiddelde toeslag van de resterende groep Wajongers die TW ontvangt is aanzienlijk hoger. Hierdoor ligt de gemiddelde toeslag in 2017 hoger dan in 2016.
Vanaf 2018 wordt de uitkering van de Wajongers met arbeidsvermogen verlaagd, waardoor zelfstandig wonende alleenstaanden in deze groep in aanmerking kunnen komen voor een aanvulling uit de TW. Hierdoor neemt het TW-volume in 2018 weer toe. Omdat deze groep relatief lage TW-uitkeringen ontvangt, komt de gemiddelde toeslag in 2018 lager uit dan in 2017.
Realisatie 20161 | Raming 2017 | Raming 2018 | |
---|---|---|---|
Gemiddeld jaarvolume TW (x 1.000 uitkeringsjaren) | 155 | 108 | 145 |
Gemiddelde toeslag per jaar (x € 1) | 3.203 | 4.371 | 3.355 |
Handhaving
Door de inkomstenverrekening van de Wwz, sinds 1 juli 2015, daalt het aantal geconstateerde overtredingen. De incassoratio’s blijven op een gelijk niveau.
Realisatie 2014 | Realisatie 2015 | Realisatie 2016 | |
---|---|---|---|
Opsporing | |||
Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000) | 2,6 | 1,9 | 1,3 |
Totaal benadelingbedrag (x € 1 mln) | 7,2 | 5,8 | 5,6 |
Terugvordering | |||
Incassoratio 2014 (%) | 15 | 39 | 48 |
Incassoratio 2015 (%) | –2 | 18 | 40 |
Incassoratio 2016 (%) | –2 | –2 | 17 |
A3. Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO)
Ouderen met een onvolledig AOW-pensioen kunnen recht hebben op algemene bijstand. Deze bijstand kan worden aangevraagd bij de SVB.
Wie komt er voor in aanmerking?
Personen die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben, rechtmatig in Nederland wonen en niet genoeg inkomen of vermogen hebben om in hun levensonderhoud te voorzien.
Hoe hoog is de AIO?
De AIO is een uitkering op huishoudenniveau en vult aan tot bijstandsniveau. De hoogte van de AIO-uitkering hangt af van het inkomen en de leefsituatie. In onderstaande tabel zijn de normen opgenomen voor gehuwden/samenwonenden en alleenstaanden zonder meerderjarige medebewoners. Voor AIO-gerechtigden die samenwonen met één of meer meerderjarige personen waarmee kosten kunnen worden gedeeld, geldt op grond van de kostendelersnorm een lager bedrag.
1 juli 2017 | |
---|---|
Gehuwd/samenwonend | 1.514,74 |
Alleenstaande (ouder) | 1.108,48 |
Budgettaire ontwikkelingen
De uitkeringslasten AIO blijven de komende jaren naar verwachting stijgen. De geraamde volumes blijven de komende jaren vrij constant. De verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd heeft een neerwaarts effect op het volume. Daar staat tegenover dat er sinds 2015 tevens personen de AIO instromen vanwege de afschaffing van de partnertoeslag in de AOW, wat een opwaarts effect heeft op het volume. Deze laatste groep heeft naar verwachting recht op een relatief hogere uitkering in de AIO vergeleken met de huidige populatie. Daarom is de verwachting dat de gemiddelde AIO-uitkering de komende jaren zal stijgen.
Beleidsrelevante kerncijfers
Realisatie 20161 | Raming 2017 | Raming 2018 | |
---|---|---|---|
Aantal huishoudens AIO (x 1.000, jaargemiddelde) | 42 | 43 | 43 |
Handhaving
De cijfers op het gebied van preventie laten een redelijk stabiel beeld zien.
Realisatie 2014 | Realisatie 2015 | Realisatie 2016 | |
---|---|---|---|
Preventie1 | |||
Gepercipieerde detectiekans (%) | 73 | 75 | 77 |
Kennis van de verplichtingen (%) | 84 | 87 | 88 |
Opsporing2 | |||
Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000) | 0,3 | 0,5 | 0,4 |
Totaal benadelingbedrag (x € 1 mln) | 1,7 | 2,2 | 2,0 |
Terugvordering2 | |||
Incassoratio 2014 (%) | 9,2 | 19 | 27 |
Incassoratio 2015 (%) | –3 | 14 | 31 |
Incassoratio 2016 (%) | –3 | –3 | 12 |
A4. Bijstand zelfstandigen (Bbz 2004)
Startende ondernemers en gevestigde zelfstandigen kunnen onder voorwaarden voor financiële ondersteuning een beroep doen op het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004. Met dit besluit wordt beoogd kansrijke vanuit een uitkering startende ondernemers een steuntje in de rug te geven en zelfstandigen met tijdelijke financiële moeilijkheden in staat te stellen hun werkzaamheden voort te zetten. De bijstand kan worden verstrekt om te voorzien in de kosten van levensonderhoud voor gevestigde ondernemers of in bedrijfskredieten (starters en gevestigde ondernemers).
Wie komt er voor in aanmerking?
Startende ondernemers vanuit een uitkering en gevestigde zelfstandigen die aan de voorwaarden van het Bbz voldoen, zoals wanneer hulp via een andere weg niet meer mogelijk is, het inkomen onvoldoende is en de onderneming levensvatbaar is.
Hoe hoog is de Bbz-uitkering en het krediet?
De uitkering voor levensonderhoud is in principe gelijk aan die van de algemene bijstand (zie tabel 2.4) als aanvulling voor levensonderhoud. De maximale hoogte van de bijstand voor bedrijfskredieten wordt in onderstaande tabel vermeld. De bedragen worden jaarlijks aangepast voor gestegen prijzen.
1 januari 2017 | |
---|---|
Startende zelfstandige | 35.677 |
Gevestigde zelfstandige | 193.784 |
Budgettaire ontwikkelingen
Voor de verstrekking van bedrijfskredieten en uitkeringen voor levensonderhoud van gevestigde zelfstandigen ontvangen gemeenten een afzonderlijke specifieke uitkering Bbz. Deze uitgaven maken geen onderdeel uit van het Macrobudget participatiewetuitkeringen en zijn voor 2018 geraamd op € 31,7 miljoen. De daling is minder groot dan het lijkt, doordat de uitgaven op gemeentelijk niveau niet goed te ramen zijn met als gevolg dat er achteraf nabetaald en terugontvangen wordt. De hier vermelde totale uitgaven zijn de gesaldeerde uitgaven. Uit onderzoek is gebleken dat gemeenten de daling van de omvang van de kredietverlening vooral verklaren uit een afname van het aantal aanvragen èn uit gemiddeld lagere bedragen, waarbij door de verbetering van de economische situatie er minder behoefte is aan Bbz-krediet.
Bijstand voor levensonderhoud van startende ondernemers bedraagt in 2018 € 30,6 miljoen en maakt onderdeel uit van het Macrobudget participatiewetuitkeringen (zie tabel 2.3).
Beleidsrelevante kerncijfers
Realisatie 20161 | Raming 2017 | Raming 2018 | |
---|---|---|---|
Volume Bbz (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde) | 3,8 | 3,8 | 3,8 |
A5. Bijstand overig
Bijstand overig bestaat vrijwel volledig uit bijstand buitenland. Verlening van bijstand aan een in het buitenland gevestigde Nederlander wordt alleen nog voortgezet ingeval het recht op uitkering vóór 1 januari 1996 is vastgesteld. Sinds 1996 zijn er dus geen nieuwe gerechtigden meer toegelaten.
Budgettaire ontwikkelingen
Er zijn geen noemenswaardige budgettaire ontwikkelingen ten aanzien van bijstand overig.
Beleidsrelevante kerncijfers
Realisatie 20161 | Raming 2017 | Raming 2018 | |
---|---|---|---|
Volume bijstand overig (x 1.000 gerechtigden, ultimo) | 0,2 | 0,2 | 0,1 |
A6. Onderstand en re-integratie Caribisch Nederland
De overheid biedt aan inwoners van Caribisch Nederland inkomensondersteuning in de vorm van Onderstand en waar nodig ook re-integratieondersteuning.
Budgettaire ontwikkelingen
De toename in de uitgaven aan Onderstand wordt verklaard door de verhoging van het basisbedrag in de Onderstand per 1 maart 2017. Ook kunnen de uitkeringen aan onderstandsgerechtigden langer doorlopen als gevolg van de verhoging van de AOV-gerechtigde leeftijd (zie ook beleidsartikel 8). Verder wordt voor integrale projecten in Caribisch Nederland in 2018 en 2019 een bedrag van € 2,3 miljoen per jaar beschikbaar gesteld.
Beleidsrelevante kerncijfers
Realisatie 20161 | Raming 2017 | Raming 2018 | |
---|---|---|---|
Volume Onderstand Caribisch Nederland (x 1.000 huishoudens, ultimo) | 0,5 | 0,4 | 0,4 |
B. Garanties
De pilot borgstelling is een gesloten regeling. De pilot beoogde te onderzoeken hoe startende ondernemers voor krediet bij het bankwezen terecht zouden kunnen. Het jaar 2018 is het laatste jaar waarin nog claims worden verwacht.
C. Subsidies
In totaal is € 88,7 miljoen voor subsidies beschikbaar. Ruim € 42 miljoen is bestemd voor de uitfinanciering van de sectorplannen, ruim € 18 miljoen voor het armoede- en schuldenbeleid, waarvan € 15 miljoen specifiek voor kinderen. Voor de subsidieregelingen in het kader van de Doorstart naar nieuw werk (DWSRA en scholingsvouchers) is ruim € 20 miljoen beschikbaar. Verder maken incidentele subsidies, de cofinanciering van het Europees Fonds voor Meest behoeftigden (EFMB) en de subsidies aan het NIBUD en de Stichting Beheer Collectieve Middelen (SBCM) voor ruim € 8 miljoen onderdeel uit van het subsidiebudget.
D. Opdrachten
Deze middelen zijn met name bestemd voor activiteiten op de terreinen van bevordering arbeidsparticipatie (ca. € 10,8 miljoen), armoedebestrijding en schuldhulpverlening (ca. € 5,5 miljoen) en bevordering ondernemerschap (ca. € 0,6 miljoen). Uit de middelen bevordering arbeidsparticipatie wordt middels een decentralisatie-uitkering ca. € 1,7 miljoen beschikbaar gesteld aan de arbeidsmarktregio’s om de regionale samenwerking tussen organisaties en professionals uit GGZ en de afdelingen Werk en Inkomen van gemeenten te verbinden voor behandeling van mensen met psycho/sociale problemen. Daarnaast worden uit deze middelen ondersteuningsprogramma’s gefinancierd van de Programmaraad en ondersteuningsprogramma’s op het terrein van vakmanschap en matchen op werk. Uit de middelen voor armoedebestrijding en schuldhulpverlening wordt onder andere gefinancierd de tijdelijke stimuleringsregeling ter bestrijding van armoede en schulden (2 nieuwe aanvraagtijdvakken in respectievelijk 2018 en 2019 voor een bedrag van € 4,0 miljoen) en een divers ondersteuningsprogramma ter verbetering van de gemeentelijke schuldhulpverlening (ca € 3,0 miljoen).
E. Bekostiging
Voor de bekostiging van het Kennisprogramma vakkundig aan het werk is in 2018 ruim € 2,0 miljoen beschikbaar.
F. Bijdrage aan ZBO’s/RWT’s
Voor de uitvoering van het Kennisprogramma vakkundig aan het werk is voor uitvoeringskosten voor ZonMw ruim € 0,2 miljoen beschikbaar in 2018.
G. Bijdrage sociale fondsen
Met ingang van 2018 wordt een financiële tegemoetkoming van € 10 miljoen per jaar beschikbaar gesteld aan het Wsw-pensioenfonds PWRI, onder de voorwaarde dat sociale partners zelf tot een structurele oplossing komen voor het fonds.
H. Ontvangsten
De geraamde ontvangsten 2018 hebben betrekking op de boedelscheiding van de SVB-Nederlandse Antillen.