Base description which applies to whole site

2.4. Strategische Evaluatie Agenda (SEA)

De Strategische Evaluatie Agenda (SEA) heeft als doel om betere en meer bruikbare inzichten te krijgen in de (voorwaarden voor) doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid, alsmede het benutten van deze inzichten om daarmee uiteindelijk een hogere maatschappelijke toegevoegde waarde van beleid te realiseren. De opzet van de SEA ondersteunt het streven om leren en evalueren als integraal onderdeel van het beleidsproces goed in te bedden.

De belangrijke thema’s van het gezondheidszorgstelsel vormen de beleidsinhoudelijke basis van de SEA. De SEA is opgesteld voor de jaren 2025-2030. De uitdagingen voor een goed functionerend gezondheidszorgstelsel voor nu en straks zijn groot. In de SEA zijn daarom de belangrijke thema’s voor houdbare zorg in goed overleg met diverse stakeholders benoemd.

Periodieke rapportages (PR) maken onderdeel uit van de programmering. Het doel van deze periodieke rapportage is om aan het einde van de looptijd van het SEA-thema de inzichten uit uitgevoerde onderzoeken op een methodisch verantwoorde manier samen te brengen. In deze synthese-onderzoeken wordt teruggekeken op basis van de onderliggende onderzoeken naar de opgedane inzichten en worden verbetervoorstellen gedaan richting toekomst. De programmering voor de komende planperiode ziet er op hoofdlijnen als volgt uit:

Tabel 5 Programmering voor de komende planperiode op hoofdlijnen

Nr

Thema

2025

2026

2027

2028

2029

2030

1

Volksgezondheid, Sport en Bewegen

   

PR

  

2

Curatieve 1e en 2e lijnszorg

  

PR

   

3

Geestelijke gezondheidszorg

   

PR

  

4

Geneesmiddelen en medische technologie

PR

     

5

Jeugd

     

PR

6

Maatschappelijke ondersteuning

 

PR

    

7

Ouderenzorg en palliatieve zorg

   

PR

  

8

Gehandicaptenzorg

  

PR

   

9

Arbeidsmarkt en opleidingen zorg

PR

     

In 2024 heeft VWS de evaluatieagenda verder ontwikkeld door:

  • een volgende stap te zetten in de volwassenwording van de SEA. De VWS agenda bevat een agendering van passend ex ante, ex durante en ex post evaluatieonderzoek. Per beleidsthema wordt met een korte samenvatting de stand van kennis en inzichtbehoefte toegelicht. Voor deze verbeterde SEA heeft VWS bij de begrotingsbehandeling 2024 de complimenten van de Tweede Kamer mogen ontvangen;

  • te werken aan een verbeterde inbedding van de SEA-werkwijzen als onderdeel van de beleids- en budgetcyclus. Dit zowel als onderdeel van de begrotingsvoorbereiding richting Prinsjesdag, voortgangsgesprekken met betrokkenen voor de uitvoering van de SEA over het lopende jaar en in de jaarverantwoording voor het inzichtelijk maken van de bereikte resultaten en opgedane leerlessen. Om deze processen goed te begeleiden heeft elke beleidsdirectie hierbij de beschikking over een eigen SEA-coördinator;

  • nadrukkelijker invulling geven aan de adviesfunctie door het expertisecentrum voor evaluaties en onderzoek (EE&O). Hiervoor hebben beleid en staf de krachten gebundeld om zo ondersteuning te bieden bij de opzet en uitvoering van evaluatie en onderzoek. Dit expertisecentrum is een voor VWS nieuw initiatief dat voortbouwt op de ervaringen opgedaan vanuit de beleidsmedewerkers, kenniscoördinatoren van het beleid en medewerkers vanuit de Chief Science Officer en Evaluatiefunctie. Door bundeling en analyse van de verschillende onderzoeksresultaten en leerlessen kunnen de inzichtbehoeften voor toekomstige evaluaties en onderzoeken beter worden geformuleerd. De ontwikkeling van het expertisecentrum vindt in nauwe samenwerking plaats met de stappen die gezet worden voor de verbetering van de financiële functie van VWS.

In de volgende paragrafen worden de beleidsthema’s van de SEA nader toegelicht en de bijhorende evaluatieprogrammering gepresenteerd. In bijlage 6 worden vervolgens de verschillende onderzoeken uit de SEA elk nader beschreven.

Thema 1: Volksgezondheid, Sport en Bewegen

Volksgezondheid is de gezondheidstoestand van de bevolking en het geheel aan activiteiten ter bevordering van de gezondheid van de bevolking. Het gaat dan vooral om collectieve maatregelen voor de publieke gezondheid, zoals het voorkómen van ziekten en het verlengen van de levensverwachting. Het doel van het beleid van VWS richt zich dan ook op: een goede volksgezondheid, waarbij mensen zo min mogelijk blootstaan aan bedreigingen van hun gezondheid én zij in gezondheid leven.

De maatschappelijke opgaven op het gebied van volksgezondheid zijn veelal domeinoverstijgend waarbij goede samenwerking tussen alle betrokkenen een must is. In de uitwerking van deze opgaven geldt dat mensen in eerste instantie wel zelf verantwoordelijk voor hun gezondheid zijn en dat zichzelf – indien mogelijk – dienen te beschermen tegen gezondheidsrisico’s.

Sport en bewegen dragen in belangrijke mate bij aan een betere gezondheid, aan het verbeteren van leefbaarheid en veiligheid, sociale samenhang en integratie en aan het verbeteren van de schoolprestaties. Daarnaast heeft sport en bewegen een intrinsieke waarde.

Voor de SEA wordt de onderstaande indeling gehanteerd voor de beschrijving van de monitorings- en onderzoeksinspanningen voor het thema van volksgezondheid en sport. Deze subthema’s verschillen qua aard en aanpak van elkaar. In de PR zullen daarom de inzichten in de doeltreffendheid en doelmatigheid elk afzonderlijk per subthema worden besproken. Generieke vragen voor de PR worden gevonden in:a) hoe wordt gestuurd op het realiseren van de beleidsdoelen,b) in welke mate is dat doeltreffend & doelmatig enc) welke mogelijke verbeteringen(-/stappen) zijn hierin te onderkennen.

1) Gezondheidsbeleid: De Landelijke nota gezondheidsbeleid 2020-2024 beschrijft de landelijke prioriteiten op het gebied van publieke gezondheid en geeft richting aan het lokale gezondheidsbeleid van gemeenten. Het doel van het GALA is het bereiken van een gezonde generatie in 2040. Waarbij gezonde mensen opgroeien, leven, werken en wonen in een gezonde leefomgeving met een sterke sociale basis. Vanuit verschillende thema’s wordt hierop ingezet. Vanuit Kansrijke Start is er speciale aandacht voor het bevorderen en behouden van de fysieke en mentale gezondheid vanaf het prille begin, de eerste 1000 dagen, waarbij speciale aandacht uitgaat naar mensen in kwetsbare situaties. Voor het gezondheidsonderzoek en het stimuleren van het gebruik van de ontwikkelde kennis wordt intensief samengewerkt met kennisinstituten zoals het RIVM en ZonMw.

2) Ziektepreventie: Het doel van het preventiebeleid is om de gezondheid van mensen in Nederland te verbeteren. Naast de bestrijding van volksziektes is een belangrijk onderdeel hiervan de bestrijding van infectieziekten en het voorkomen/ingespeeld zijn op eventuele toekomstige pandemieën. De focus voor de komende periode ligt op het komen tot een toekomstbestendig stelsel van infectieziektebestrijding, waarin de lessen en taken van de aanpak van de COVID-19-crisis duurzaam zijn geïmplementeerd.

3) Gezondheidsbevordering: Een gezonde leefstijl is belangrijk voor het algemene welzijn van mensen. Het doel van leefstijlpreventie is ziekte voorkomen en een goede gezondheid behouden en bevorderen. Belangrijke leefstijlthema’s zijn: roken, alcohol, drugs, voeding, bewegen en overgewicht. Om de gezondheid te bevorderen kan de overheid over verschillende beleidsvarianten inzetten, van informatie verstrekken tot aan iets verbieden.1 De afweging die hierbij gemaakt wordt hangt sterk samen met de politieke voorkeuren voor onder andere individuele keuzevrijheid, solidariteit, marktinterventie en paternalisme. In de uitvoering van de gezondheidsbevordering worden stappen gezet. Komen tot resultaten in de praktijk is een proces van de lange adem.

4) Ethiek: Het is belangrijk om aandacht en zorg te hebben voor medisch-ethische kwesties. Daarom worden periodiek de effecten van technologische ontwikkelingen en verschuivingen in het maatschappelijk debat gewogen en eventuele opkomende nieuwe ethische dilemma’s bespreekbaar gemaakt. De GR en ZonMw zijn belangrijke onafhankelijke partijen die (evaluatie)onderzoek doen, onder meer naar medisch-ethische wet- en regelgeving, en (gevraagde en ongevraagde) adviezen geven.

5) Sport en bewegen: In Nederland wordt gestreefd naar een sportieve samenleving. Het landelijk sportbeleid richt zich op stimuleren, financieren en regisseren. Met beleid willen we iedereen bereiken. De monitoring van Sportakkoord II zal een bouwsteen vormen voor de PR Volksgezondheid.

Tabel 6 SEA: Volksgezondheid, Sport en Bewegen

Thema

type

afronding

begroting

Periodieke rapportage – Volksgezondheid

EP evaluatie

2028

art. 1,6

Gala – midterm review

EA, ED, EP

2024

art. 1

Voortgang Nationaal Preventieakkoord

ED evaluatie

2025

art. 1

Rijksvaccinatiebeleid

EA evaluatie

jaarlijks

art. 1

Bevolkingsonderzoeken

EP evaluatie

jaarlijks

art. 1

Aanpak volksziektes

ED evaluatie

2025

art. 1

RIVM

EP

2027

Agents.

ZonMw

EP

2027

art. 1

Sportakkoord II

ED evaluatie

jaarlijks

art. 6

Topsport in Nederland

ED evaluatie

jaarlijks

art. 6

Monitoring en evaluatie Beweegbeleid

ED evaluatie

jaarlijks

art. 6

Periodieke rapportage – Volksgezondheid

In de PR staat de betaalbaarheid, kwaliteit en toegankelijkheid van de Volksgezondheid en Sport centraal. Dit door middel van een synthese benadering om de leerlessen op dit gebied vanuit de verschillende onderliggende onderzoeken in samenhang te bezien. Hierbij zal onder andere gekeken worden naar de effectiviteit van preventiemaatregelen en aandacht worden besteed aan het beoordelen en wegen van de effecten van preventiemaatregelen in vergelijking tot andere zorginterventies.

GALA – midterm review

Het GALA biedt het fundament voor samenhangend gezondheidsbeleid. In het GALA worden diverse preventieprogramma’s gebundeld. Het GALA wordt gemonitord waarbij op drie vlakken ontwikkelingen worden bijgehouden. Het gaat dan om de gemeentelijke inzet, regionale samenwerking en de gezondheidseffecten van aanpakken. In 2024 vindt een tussentijds evaluatiemoment van het GALA plaats. De Midterm Review waarbij de ondertekenaars bestuurlijk om tafel gaan, vindt plaats in november 2024.

Voortgang Nationaal Preventieakkoord

In het Nationaal Preventieakkoord staan afspraken om Nederlanders gezonder te maken door roken, problematisch alcoholgebruik en overgewicht terug te dringen. Het RIVM evalueert ieder jaar de voortgang van deze afspraken en of de doelen behaald zijn. Daarnaast wordt in aanloop naar de PR een bredere analyse gemaakt over (lokale) zorgakkoorden als instrument voor gezondheidsbevordering en het niveau en de manier van aansturing (GGD’en/gemeentelijke/regionaal).

Rijksvaccinatiebeleid

Het RVP beschermt tegen twaalf ernstige infectieziekten. Het programma heeft een monitor die elk halfjaar verschijnt en aangeeft of de doelen van het RVP worden gehaald. Deze worden met een beleidsbrief aan de Kamer aangeboden, waarin eventueel aanpassingen van beleid wordt voorgesteld als de beleidsdoelen niet worden behaald.

Bevolkingsonderzoeken

In Nederland zijn er meerdere bevolkingsonderzoeken naar kanker (baarmoederhalskanker, borstkanker en darmkanker). Het gaat daarbij om medisch onderzoek bij mensen zonderklachten, met als doel gezondheidswinst door een minder zware behandeling en het voorkomen van sterfte. De programma’s en de effectiviteit worden jaarlijks gemonitord. De uitkomsten kunnen aanleiding geven tot aanpassingen of verder onderzoek. Deze monitors worden aan de Kamer aangeboden waarbij ontwikkelingen worden geduid en voorgenomen aanpassingen worden gemeld. Daarnaast vinden er periodiek evaluaties plaats door de GR. In 2022 is de evaluatie van het bevolkingsonderzoek darmkanker gepubliceerd. Op 12 maart 2024 is de rapportage Verbetermogelijkheden voor het bevolkingsonderzoek borstkanker vanuit de GR gepubliceerd. Eind 2024 zal de GR om advies worden gevraagd over het bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker. Daarnaast wordt in 2024 een beleidsevaluatie naar de drie bevolkingsonderzoeken naar kanker uitgevoerd, waarbij is gefocust op de organisatorische doelmatigheid.

Aanpak volksziektes

Er vindt een tussenevaluatie plaats op het gebied van volksziektes. Deze evaluatie richt zich op de vraag of leefstijlinterventies effectief zijn ingezet de afgelopen jaren.

Doorlichting RIVM

Het RIVM zet zich in voor een gezonde bevolking en een duurzame, veilige en gezonde leefomgeving. Dit doen ze op basis van onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek. Het RIVM is een agentschap. In de Regeling Agentschappen is bepaald dat elke agentschap eens per vijf jaar doorgelicht moet worden. De volgende doorlichting wordt over een paar jaar weer gedaan. In de doorlichting worden de doelmatigheid en doeltreffendheid van het functioneren van het agentschap beoordeeld.

Evaluatie ZonMw

ZonMw ontwerpt programma’s en financiert onderzoek en vernieuwing in gezondheid en stimuleert het gebruik van de ontwikkelde kennis. Ook signaleren zij wanneer meer kennis nodig is. ZonMw is een zelfstandig bestuursorgaan. Conform de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen wordt de organisatie ZonMw elke vijf jaar geëvalueerd.

Sportakkoord II

In 2023 is het Hoofdlijnen Sportakkoord II opgeleverd. Hierbij heeft monitoring ook een plek gekregen. De monitoring krijgt een rol bij het lerend beleid, zo kan tussentijds gestuurd worden. Via de monitoring wordt de voortgang op de concrete opgaven gevolgd en worden outputindicatoren inzichtelijk gemaakt. Daarnaast wordt geëvalueerd in hoeverre de met het Sportakkoord beoogde veranderingen in de uitvoering plaatsvinden. De gedragsveranderingen worden ook gevolgd.

Topsport in Nederland

De monitor Topsport in Nederland (TiN) is een nieuwe programmering van monitoring en onderzoek op het gebied van topsport in Nederland. De TiN moet de primaire informatievoorziening worden over topsport in ons land en geeft vanaf 2024 met jaarlijkse rapportages ontwikkelingen weer op de belangrijkste indicatoren binnen de Nederlandse topsport.

De indicatoren voor de TiN monitor zijn opgesteld aan de hand van (de monitoring van) het Nationaal Sportakkoord I en II, het Strategisch Kader Topsport 2032 en de Sportagenda 2032 van NOC*NSF. De monitoring kan meebewegen met veranderingen in de topsport en het topsportbeleid. Dit betekent dat indicatoren gaandeweg aanpast kunnen worden aan de hand van relevante ontwikkelingen in de topsport. Hiervoor wordt data verzameld zowel binnen de topsport (zoals sporters, coaches en technisch directeuren), topsportomgevingen (zoals gemeenten, provincies, topsportverenigingen, TeamNL centra, commerciële topsport) als onder de Nederlandse bevolking.

Monitoring en evaluatie Beweegbeleid

Het RIVM is gevraagd een evaluatieplan te ontwikkelen voor het Actieplan Nederland Beweegt en vervolgens het evaluatieonderzoek uit te voeren vanuit de systeemgedachte. Dit met als overkoepelend doel om te bepalen wat het effect is van alle ondernomen inspanningen en activiteiten. Daarnaast om te bezien hoe dit bijdraagt aan het in beweging krijgen van meer mensen en de daarmee gepaarde gezondheidswinst. Op diverse momenten gedurende 2024 en 2025 wordt er over de voortgang gerapporteerd.

Thema 2: Curatieve 1e en 2e lijnszorg

De minister is verantwoordelijk voor een toegankelijk, betaalbaar en kwalitatief goed zorgstelsel. Zo ook voor de curatieve zorg, waaronder de eerste- en tweedelijnszorg. Bij de eerstelijnszorg kan een patiënt direct terecht. Denk hierbij aan de huisartsenzorg, wijkverpleging en apotheekzorg. Voor de tweedelijnszorg heeft de patiënt een verwijzing van de huisarts nodig. De meeste ziekenhuiszorg valt hieronder.

In 2022 is het IZA afgesloten, met als doel de zorg voor de toekomst goed, toegankelijk en betaalbaar te houden. Met deze afspraken ligt er een integraal akkoord over de medische domeinen heen, met aansluiting van het sociaal domein. In tegenstelling tot de eerdere sectorale hoofdlijnenakkoorden is het akkoord niet primair gericht op financiële houdbaarheid, maar op het verbeteren van de toegankelijkheid van zorg en ondersteuning, met behoud van kwaliteit. Hiermee is een brede beweging ingezet naar ‘passende zorg’, naar samenwerking in de regio en naar een focus op gezondheid in plaats van ziekte.

In onderstaand overzicht staan de monitorings- en evaluatie-inspanning voor de verschillende aspecten van de eerste- en tweedelijnszorg voor de komende periode beschreven.

Tabel 7 SEA: Curatieve 1e en 2e lijnszorg

Thema

type

afronding

begroting

Periodieke rapportage – Passende zorg

EP evaluatie

2027

art. 2

Mid-term review IZA

ED evaluatie

2024

art. 2

Diverse monitors NZa

ED evaluatie

jaarlijks

art. 2

Programma ‘Zorgevaluatie en Gepast Gebruik’

ED evaluatie

periodiek

art. 2

Juist Zorg Op de Juiste Plek (JZOJP)

EP evaluatie

2024

art. 2

Periodieke rapportage – Passende zorg

Als gevolg van de vergrijzing, de beweging naar passende zorg en omdat mensen langer thuis blijven wonen, zullen steeds meer mensen voor complexere zorgvragen een beroep doen op eerstelijnszorg. Voor de periodieke rapportage staat de vraag centraal of de beweging van tweede naar eerstelijnszorg met aansluiting van het sociaal domein op de juiste manier ingezet is en hoe deze beweging verder kan worden verstevigd.

Monitoring IZA

Afgelopen juni zijn de resultaten van de mid-term review (MTR) van het IZA aan uw Kamer aangeboden2. De hoofdboodschap van de MTR is dat er veel in gang is gezet en er eerste resultaten te zien zijn, maar dat er ook nog veel moet gebeuren. Reeds bereikte resultaten zijn:

  • Beweging naar de voorkant: Een belangrijk uitgangspunt is de focus op gezondheid in plaats van ziekte. Het gaat daarbij om het voorkomen dat mensen ziek worden, of voorkomen dat ze zieker worden. De afspraken hierover zijn opgenomen in het onderdeel Gezond leven en preventie en uitgewerkt in het GALA. Gemeenten hebben extra financiële middelen gekregen, onder meer voor preventie.

  • Beweging naar passende zorg: Eén van de kernbegrippen van de akkoorden is ‘passende zorg’. Inmiddels heeft het Zorginstituut veertien Passende Zorgpraktijken gepubliceerd die regionaal, afhankelijk van de context, al kunnen worden geïmplementeerd en onderdeel kunnen zijn van de contractering.

  • Veranderend zorglandschap: Het afgelopen jaar is door regionale partijen hard gewerkt aan het opstellen van regiobeelden en plannen, die nu voor alle regio’s beschikbaar zijn. Door dit proces gezamenlijk te doorlopen hebben partijen elkaar niet alleen beter leren kennen, maar is ook het commitment om in de regio samen te werken aan de toegankelijkheid van zorg en ondersteuning versterkt.

  • Landelijke randvoorwaarden: Voor het thema arbeidsmarkt zijn er stappen gezet op het gebied van zeggenschap van professionals, technologische innovatie en flexibel en modulair opleiden. Daarnaast is er een uitvoeringsakkoord gegevensuitwisseling gesloten. Dit akkoord betreft verstrekkende afspraken om de gegevensuitwisseling in de zorg te verbeteren en te standaardiseren. De implementatie van het uitvoeringsakkoord wordt verder uitgewerkt in sectorplannen.

De uitkomsten van de MTR zijn op 3 juni jl. besproken met de bestuurders van de IZA-partijen. De belangrijkste conclusie is dat zij door willen gaan met de ingezette beweging, omdat de urgentie en het maatschappelijk belang daarvan nog net zo groot zijn als toen het IZA werd ondertekend.

Diverse monitors NZa

De NZa monitort jaarlijks verschillende ontwikkelingen per beleidssector middels de zo benoemde marktscans. Voor de eerste- en tweedelijnszorg zijn dit: monitor zorgverzekeringsmarkt, monitor medisch specialistische zorg, monitor toegankelijkheid van zorg, monitor acute zorg en monitor contractering wijkverpleging.

Programma ‘zorgevaluatie en gepast gebruik’

Mensen in Nederland moeten kunnen rekenen op kwalitatief hoogwaardige en betaalbare zorg. Nu, en in de toekomst. Zorgevaluatie kan daarbij helpen. Met zorgevaluatie wordt antwoord gegeven op de vraag welke zorg, voor welke patiënten het meest zinnig is. Het doel van het programma Zorgevaluatie en Gepast Gebruik is het realiseren van gepast gebruik van zorg door het verbinden van partijen. In deze evaluatie wordt onderzocht of het programma heeft bijgedragen aan het gepast gebruik en op welke manier dat is gebeurd.

JZOJP

Van 2019 tot en met 2023 heeft het RIVM een lerende evaluatie JZOJP uitgevoerd. Het doel was om landelijke, regionale en lokale organisaties te inspireren, ondersteunen en stimuleren door inzicht te geven in ontwikkelingen en ervaringen met de beweging JZOJP en hier samen van te leren. De centrale vraag van de evaluatie was: ‘wat is er nodig om de beweging JZOJP verder te brengen?’. De eindrapportage is inmiddels gereed en wacht alleen nog op publicatie (juli/augustus 2024). Hier staan de volgende drie onderzoeksvragen centraal:

  • Wat zijn de trends in uitkomsten gerelateerd aan de ambities van de beweging JZOJP?

  • Hoe heeft de inzet voor JZOJP zich ontwikkeld, specifiek in de vorm van domeinoverstijgende samenwerking voor JZOJP?

  • Wat zijn de leerervaringen van lokale, regionale en landelijke betrokkenen met de beweging JZOJP?

Uit de bevindingen blijkt dat de beweging JZOJP niet als een losstaand programma gezien dient te worden, maar als een onderdeel van een grotere transformatie in de zorg. Voor het vervolg van de beweging JZOJP in de huidige akkoorden, zoals in het IZA, worden dan ook enkele aanbevelingen gedaan. Zowel de inhoudelijke lessen over de ingezette transformatie de lessen over de aanpak van het lerend evalueren worden betrekken bij een nieuwe opdracht die het RIVM heeft gekregen en die zich zal richten op het (lerend) evalueren van de beweging naar meer regionale samenwerking.

Thema 3: Geestelijke gezondheidszorg

Wanneer iemand problemen van psychische aard ervaart, kan die persoon voor behandeling terecht komen in de geestelijke gezondheidszorg (ggz). De overheid wil dat mensen met psychische problemen passende hulp krijgen via de huisarts, gemeenten, basis ggz of gespecialiseerde ggz. Ggz wordt geleverd in verschillende domeinen en dus vanuit verschillende wetten en financieringsstromen. De wetten die een rol spelen in de ggz zijn de Zvw, Wlz, Wmo, Wvggz, Wzd en Jeugdwet. Hierdoor zijn zorgverzekeraars, zorgkantoren en gemeenten verantwoordelijk voor verschillende delen van de ggz-zorg.

Steeds meer mensen hebben mentale klachten en/of psychische aandoeningen34. Mentale klachten en psychische aandoeningen hebben invloed op het dagelijks functioneren en de kwaliteit van leven. Zo kunnen mensen met deze klachten problemen ondervinden met de lichamelijke gezondheid, wonen, werk en persoonlijke relaties. De toename in mentale klachten leidt, samen met andere ontwikkelingen zoals aanbodgeïnduceerde vraag, tot een toenemend beroep op professionele ondersteuning en zorg. De domeinen en sectoren die ondersteuning of zorg leveren aan mensen met mentale klachten staan in toenemende mate voor grote uitdagingen; zoals grote instroom en het stokken van de door- en uitstroom.

Onder meer door de toegenomen instroom zijn de uitgaven aan zorg en ondersteuning voor mensen met mentale klachten en psychische aandoeningen de afgelopen jaren toegenomen. Deze uitgaven zullen naar verwachting verder groeien. De personele, financiële en maatschappelijke houdbaarheid van de ondersteuning en zorg staat hierdoor onder druk. Tegelijkertijd heeft een slechte mentale gezondheid effect op andere delen van de maatschappij; zo kan het bijvoorbeeld zorgen voor verminderde arbeidsproductiviteit of onderwijsdeelname/prestaties, (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid, verhoogde criminaliteit en extra druk op de politie. Investeringen in mentale gezondheid kunnen daardoor voor positieve maatschappelijke opbrengsten zorgen. Andersom kunnen ontwikkelingen in de maatschappij zorgen voor een verslechterde mentale gezondheid. Om dit nader te onderzoeken wordt voor 2025 het IBO Mentale gezondheid en ggz uitgevoerd.

Het IZA heeft als doel de zorg voor de toekomst goed, toegankelijk en betaalbaar te houden. Afspraken over de curatieve ggz en het sociaal domein maken hier ook onderdeel van uit met o.a. de focus op:

  • Toegang: Toegankelijkheid verbeteren en wachttijden verminderen door een andere ordening en betere samenwerking binnen en met de ggz en zorgen voor voldoende capaciteit.

  • Kwaliteit: Meer inzicht in zorgopbrengsten, kwaliteit en effectiviteit van behandeling om de zorg aan patiënten verder te verbeteren.

  • Samenwerking: Het verbeteren van de samenwerking tussen sociaal domein, huisartsenzorg en ggz-zorg.

  • Arbeidsmarkt: Gelijkmatig verdelen werkdruk en optimaal inzetten personeel in de ggz.

Tabel 8 SEA: Geestelijke gezondheidszorg

Thema

type

afronding

begroting

IBO Mentale gezondheid en ggz

EP evaluatie

2025

art. 2,3,5

Periodieke rapportage – ggz

EP evaluatie

2028

art. 2,3,5

Kerncijfers ggz NZa

ED monitor

periodiek

art. 2,3,5

Ggz-dashboard

ED monitor

vervalt

art. 2,3,5

Monitoring wachttijden ggz NZa (IZA)

ED monitor

halfjaarlijks

art. 2,3,5

Monitor zorggebruik ggz-wonen cliënten in Wlz

ED monitor

jaarlijks

art. 2,3,5

Zicht en grip op cruciale ggz

EA onderzoek

2024

art. 2,3,5

Monitor psychische problematiek

ED onderzoek

periodiek

art. 2,3,5

IBO Mentale gezondheid en ggz

Het IBO Mentale gezondheid en ggz gaat over de ondersteuning en zorg rondom mentale klachten en psychische aandoeningen die geleverd wordt in de Zvw, Wlz, Wmo, Jeugdwet en de Wpg. Omdat er ook een wisselwerking is tussen mentale gezondheid en andere delen van de maatschappij, worden ook bestaanszekerheid (wonen, armoede en schulden), belasting door school of studie en werk/arbeidsparticipatie meegenomen. Het IBO heeft als doel te komen tot:

  • 1. een brede probleemanalyse;

  • 2. een overzicht van het handelingsperspectief van de overheid ter voorkoming en beperking van mentale klachten en psychische problemen en voor het oplossen van de structurele problemen in de toegang en inrichting van de ondersteuning en zorg;

  • 3. uitwerking van concrete beleidsvarianten op basis van het handelingsperspectief.

Periodieke Rapportage ggz

Gezien het domeinoverstijgende karakter van de ggz ligt de focus van de periodieke rapportage op het samenbrengen van de beelden voor de toekomstbestendigheid van de ggz. Hiervoor wordt zowel gekeken naar de inhoudelijke vraagstukken over de kwaliteit van zorg, als ook de wachtlijstproblematiek en een toenemend capaciteitstekort onder andere op basis van de hierboven genoemde onderzoeken. Daarnaast wordt met betrokken veldpartijen ingezet op toekomstbestendige zorg en ondersteuning voor mensen met een ernstig psychische aandoening en een langdurige zorgvraag (Wlz/Wmo). In het voorjaar van 2023 zijn hierover bestuurlijke afspraken gemaakt. De uitkomsten hiervan worden betrokken bij het samenbrengen van de beelden voor de toekomstbestendigheid van de ggz.

Kerncijfers ggz NZa

De NZa brengt periodiek de ontwikkeling van de ggz in beeld uitgedrukt in kosten (per sector), aantal patiënten, groei en het aantal aanbieders.

Ggz dashboard

Met de NZa zal VWS bezien hoe we meer inzicht kunnen genereren in instroom, doorstroom en uitstroom van patiënten in de ggz. Daarnaast werkt VWS met deNLggz, ZN en de NZa aan regionaal inzicht in de ggz middels regionale wachttijden die in een dashboard zullen worden weergegeven. Hiermee krijgen we meer zicht en grip op de vraag naar- en het aanbod van zorg in de ggz, waarmee inzet op een apart dashboard ggz – welke eerder in het kader van het SEA genoemd werd - overbodig is. Hier zal in het kader van de SEA dan ook niet meer over gerapporteerd worden.  

Monitor wachttijden ggz NZa

De NZa houdt de gemiddelde wachttijden per hoofddiagnosegroep voor de curatieve ggz bij en publiceert die op hun eigen website.

IZA midterm review

In 2024 vindt een tussentijds evaluatiemoment van het IZA plaats.

Monitor zorggebruik GGZ-wonen cliënten in de Wlz NZa

Sinds 2021 hebben mensen met psychische problematiek direct toegang tot de Wlz. Dit kan effect hebben op de toegankelijkheid en betaalbaarheid van de langdurige zorg. De jaarlijkse monitor kent steeds een verschillend hoofdthema.

Zicht en grip op cruciale ggz

In het IZA afspraken gemaakt over het zicht en grip krijgen op cruciale ggz. Elke regio brengt aan de hand van een inventarisatiemodel in beeld welk cruciaal ggz aanbod er regionaal, bovenregionaal en landelijk beschikbaar is. Tegelijkertijd wordt er komende periode gekeken naar hoeveel vraag er is naar cruciale ggz. Op basis van het overzicht van het aanbod van en inzicht in de vraag naar cruciale ggz wordt bepaald wat het noodzakelijk zorgaanbod moet zijn en waar dit aanbod het beste georganiseerd kan worden. De uitkomsten hiervan worden door de zorgverzekeraars besproken en vertaald naar de individuele inkoop voor 2025.

Monitor Psychische Problematiek

De belangrijkste doelstelling van de Monitor Psychische Problematiek is om een verbeterd zicht te krijgen op relevante ontwikkelingen en trends in de ambulantisering van de curatieve en langdurige ggz en het sociale domein de behoeften van de mensen om wie het gaat en het aanbod van passende ondersteuning en zorg op zowel regionaal als landelijk niveau. Daarnaast biedt de monitor tools om in de regio het gesprek aan te gaan om deze passende ondersteuning en zorg te kunnen realiseren. De monitor wordt gedaan door KPMG en Kenniscentrum Phrenos. In samenwerking met het RIVM wordt gekeken op welke wijze de monitor psychische problematiek via regiobeeld.nl beschikbaar gesteld kan worden. Hiermee kunnen de gegevens uit de monitor ook gebruikt worden voor het opstellen van de IZA basisbeelden. De monitor wordt de komende jaren uitgebreid met gegevens uit het gemeentelijk niveau.t

Thema 4: Geneesmiddelen en medische technologie

Nederlanders moeten verzekerd zijn van doelmatige zorg met kwalitatief hoogwaardige en veilige producten. De overheid heeft hier een bijzondere verantwoordelijkheid in het borgen van de toegang tot werkzame en betaalbare genees- en hulpmiddelen, voor nu en voor morgen. Hiervoor schept het voorwaarden voor de beschikbaarheid en leveringszekerheid, de toegankelijkheid, de veiligheid, de kwaliteit en de betaalbaarheid van medische producten die aan de eisen van de tijd voldoen en doelmatig worden gebruikt.

Het beleidsterrein kent diverse raakvlakken met de ‘markt’ – met innovatie en wereldwijd opererende bedrijven en productie- en leveringsketens. Belangrijke aandachtsgebieden voor de komende periode hierbij zijn:

a)    Geneesmiddelenbeleid met speciale aandacht voor het creëren van de toekomstbestendigheid beleid voor dure geneesmiddelen, waarbij betaalbaarheid, kwaliteit en toegankelijkheid gewaarborgd worden. In IZA hebben partijen afgesproken het pakketbeheer van dure geneesmiddelen merkbaar te verbeteren.b)    Beschikbaarheid van geneesmiddelen, medische hulpmiddelen en lichaamsmateriaal: Productie en toeleveringsketen weerbaar maken en tekorten ondervangen.c)    Programma medische isotopen (PMI). De doelstelling van het programma is het borgen van de voorzieningszekerheid van medische isotopen en het versterken van de nucleaire kennisinfrastructuur waarin nieuwe (kanker-) therapieën tot ontwikkeling kunnen komen.

Tabel 9 SEA: Geneesmiddelen en medische technologie

Thema

type

afronding

begroting

Periodieke rapportage geneesmiddelen, medische technologie en lichaamsmateriaal

EP

2025

PZ

Mid-term review IZA - Dure geneesmiddelen

ED

2024

PZ

Programma Medische Isotopen

ED

2027

PZ

aCBG

EP

2029

Agents.

Periodieke rapportage geneesmiddelen, medische technologie en lichaamsmateriaal5

De hoofdvraag van de PR is in welke mate de beleidsinstrumenten ten aanzien van de beschikbaarheid van geneesmiddelen, medische technologie en lichaamsmateriaal in zijn geheel doeltreffend en doelmatig zijn. Dit in relatie tot de bijdrage die ze leveren aan de toegankelijkheid kwaliteit en betaalbaarheid van deze zorg en ondersteuning. Gezien het internationale karakter van de verschillende ketens voor deze medische producten zullen hierbij ook de ervaringen waar bekend uit andere landen in de analyse worden betrokken. De PR gaat over de periode 2017-2023.

De afgelopen periode zijn op tal van onderdelen van het beleid op gebied van geneesmiddelen, hulpmiddelen en lichaamsmateriaal onderzoeken gedaan naar het functioneren en impact van het Nederlandse beleid. In deze periodieke rapportage worden de inzichten uit deze onderzoeken op een methodisch verantwoorde manier samengebracht. Dit synthese-onderzoek begint met een verkennende fase van de welke beleidsevaluaties beschikbaar zijn. Hieruit kan de noodzaak voortkomen om evaluatieonderzoek uit te zetten wanneer over cruciale onderdelen niet voldoende informatie beschikbaar is. Vervolgens start de analysefase. Aangezien de opstartfase van het onderzoek een langere duur kent dan voorzien, zal de eindrapportage mogelijk in de eerste helft van 2025 in plaats van eind 2024 aan uw Kamer kunnen worden aangeboden.

Mid-term review IZA - Dure geneesmiddelen (IZA)6

In de mid-term review van het IZA van juni 2024 is gekeken naar de kostenontwikkeling van dure geneesmiddelen. Dit omdat er in het IZA afspraken zijn gemaakt die beogen de kostengroei van dure geneesmiddelen af te remmen en daarmee de beschikbaarheid en toegankelijkheid beter te waarborgen.

Programma Medische Isotopen

Deze evaluatie gaat in op in hoeverre het beleid heeft bijgedragen aan het versterken van de nucleaire kennisinfrastructuur.

Doorlichting aCBG

Het agentschap College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (aCBG) bereidt de besluiten van het college voor en voert deze uit. Ook is het verantwoordelijk voor de geneesmiddelenbewaking in Nederland. Het aCBG is een agentschap. In de Regeling Agentschappen is bepaald dat elke agentschap eens per vijf jaar doorgelicht moet worden. In de doorlichting worden de doelmatigheid en doeltreffendheid van het functioneren van het agentschap beoordeeld. De meest recente doorlichting wordt in de loop van 2024 afgerond.

Thema 5: Jeugd

Kinderen hebben het recht veilig en zo gezond mogelijk op te groeien. Alleen op die manier kunnen ze hun talenten ontwikkelen en optimaal meedoen in de samenleving. Voor de realisatie hiervan heeft de Rijksoverheid verantwoordelijkheid voor het stelsel van preventie en jeugdhulp, zoals dit in de Jeugdwet is vastgelegd. Op grond van de Jeugdwet zijn gemeenten bestuurlijk en financieel verantwoordelijk voor het leveren van de voorzieningen op dit gebied.

Met veel kinderen in ons land gaat het gelukkig goed. Tegelijkertijd zien we ook dat steeds meer kinderen, jongeren en ouders/verzorgers zich zorgen maken en hulpvragen hebben. De Jeugdwet in de huidige vorm kan de eerdere beloften van de decentralisatie onvoldoende waarmaken. In de kern waren dit passende hulp, dichtbij huis, brede triage, integraal in de context van het gezin en efficiënter.

Verbeteringen in de jeugdzorg zijn noodzakelijk. Met de Hervormingsagenda Jeugd, die op 19 juni 2023 door gemeenten, aanbieders, professionals, cliënten en het Rijk na een intensief traject is ondertekend, wordt op basis van afspraken die zien op hervormingen over de hele breedte van het stelsel wordt gewerkt aan betere en tijdige zorg en ondersteuning op de juiste plek en een beter beheersbaar (en daarmee duurzaam) jeugdhulpstelsel. We zetten in op het faciliteren en stimuleren van een sterke, elkaar steunende samenleving en zorgen voor voldoende beschikbare en kwalitatief goede specialistische jeugdhulp. De noodzakelijke hervormingen zijn langs de volgende beleidslijnen uitgewerkt:

  • we helpen jeugdigen en hun gezin als dat écht nodig is: we maken expliciete keuzes over de reikwijdte van de jeugdhulpplicht en werken aan het normaliseren van vraagstukken waar jeugdigen tegenaan lopen;

  • we maken de beweging naar de voorkant: we versterken het wijkgericht werken, waar hulp en ondersteuning integraal wordt aangeboden aan jeugdigen én hun gezin;

  • we zorgen ervoor dat hulp beschikbaar is voor de meest kwetsbare jeugdigen: we gaan de specialistische jeugdzorg voor de meest kwetsbare kinderen beter (en dus op grotere schaal) organiseren.

Naast inhoudelijke verbeteringen zijn ook dringend verbeteringen nodig in de randvoorwaarden voor een goed functionerend jeugdstelsel. Ook hier zijn in de Hervormingsagenda afspraken over gemaakt. Ten eerste, is het belangrijk om het inzicht in de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid te vergroten door te komen tot betere kwaliteit en beschikbaarheid van data en een betere centrale monitoring. Dit met het doel het functioneren van het jeugdstelsel over de jaren heen beter in beeld te brengen op de doelen kwaliteit, betaalbaarheid en toegankelijkheid en beter zicht te krijgen op de effecten van landelijk, regionaal en gemeentelijk beleid. Daarnaast wordt ook gekeken hoe te komen tot een beter passende financieringssystematiek.

Tabel 10 SEA: Jeugd

Thema

type

afronding

begroting

Periodieke rapportage

EP evaluatie

2030

art. 5

Uitgavenonderzoek

ED monitor

jaarlijks

art. 5

Ex durante adviezen Deskundigencommissie

ED evaluatie

2025, 2028

art. 5

Hervormingsagenda afspraken-monitor

ED monitor

2024-2028

art. 5

Centrale monitor Jeugdstelsel

ED monitor

jaarlijks vanaf 2027

art. 5

Leefwereldtoets

ED evaluatie

periodiek vanaf 2024

art. 5

Jeugdmonitor

ED monitor

jaarlijks

art. 5

Beleidsinformatie Jeugd

ED monitor

jaarlijks

art. 5

De maatregelen zoals afgesproken in de Hervormingsagenda, richten zich op de hele breedte van het jeugdstelsel. Om de voortgang van de implementatie van de Hervormingsagenda goed te kunnen volgen en in beeld te brengen in hoeverre de beoogde bewegingen/beleidsdoelstellingen worden gerealiseerd, worden de komende periode over de volle breedte van het stelsel de onderstaande monitorings- en onderzoeksinspanningen voor de Jeugdzorg als onderdeel Hervormingsagenda Jeugd en de SEA uitgevoerd.

Om te borgen dat de bewegingen die in de Hervormingsagenda zijn afgesproken tot stand worden gebracht, is het ten eerste belangrijk om te monitoren of partijen gaan doen wat is afgesproken. Een eerste kennisvraag die wij dan ook hebben is: hoe het gaat met de uitvoering van de gemaakte afspraken? Om deze vraag te volgen en te beantwoorden, wordt voor de periode 2024-2028 de Hervormingsagenda-afsprakenmonitor uitgevoerd.

Een tweede kennisvraag ziet op de ontwikkeling van de uitgaven. Om zicht te krijgen op de uitgaven van gemeenten aan jeugdzorg (incl. voorliggend veld) wordt jaarlijks een uitgavenonderzoek uitgevoerd.

Om een derde kennisvraag te beantwoorden – hoe de uitvoering van de maatregelen, de gepleegde inspanningen en de uitgavenontwikkeling zich in samenhang ontwikkelen – geeft de Deskundigencommissie gedurende de uitrol van de Hervormingsagenda (Jeugd tweemaal (in 2025 en 2028) een zwaarwegend advies aan het bestuurlijk overleg.

Met deze activiteiten verwachten wij na 2028 een beeld te hebben bij onze kennisvragen en de vervolg/verdiepende vragen die hieruit voorkomen. Op basis hiervan richten wij de periodieke rapportage in.

Periodieke rapportage 

De inhoudelijke invulling van de PR zal worden bepaald op basis van de uitkomsten van het advies van de Deskundigencommissie in 2028 (zie onderstaande passage) als ook op de uitkomsten van ondergenoemde monitorings- en onderzoeksinspanningen. Deze geven ons in 2028 een beeld van in hoeverre de beleidsdoelstellingen worden behaald, welke focus dit vraagt voor de opvolgende jaren en welke kennisvragen hierbij horen.

Uitgavenonderzoek

Dit onderzoek brengt in beeld wat de uitgaven van gemeenten zijn aan jeugdzorg in een bepaald jaar, waar het voorliggend veld ook een onderdeel van uitmaakt. 

Adviezen Deskundigencommissie

De Deskundigencommissie geeft gedurende de uitrol van de Hervormingsagenda Jeugd tweemaal (in 2025 en 2028) een zwaarwegend advies aan het bestuurlijk overleg ten aanzien van de uitvoering van de maatregelen en de gepleegde inspanningen, mede in relatie tot de uitgavenontwikkeling («mid-term review»). De rapportages op basis (van ondergenoemde) monitoringsinstrumenten rondom de Hervormingsagenda vormen hier mede input voor.

Meer specifiek adviseert de Deskundigencommissie ten aanzien van de uitvoering van de Hervormingsagenda 2023-2028 op het volgende:

  • Beoordeelt of de beweging in het stelsel die de vijf betrokken partijen met elkaar willen maken door de uitvoering van de voornemens en maatregelen wordt gerealiseerd. Het gaat hierbij enerzijds om een beweging naar een inhoudelijke verbetering van (de uitvoering van) het stelsel en anderzijds een beweging naar een financieel houdbaar stelsel (zie financiële afspraken in de Hervormingsagenda).

  • Beoordeelt gegeven de afspraken in de Hervormingsagenda en de implementatieplannen de inspanningen van Rijk en gemeenten en de bijbehorende (structurele) opbrengsten, zowel landelijk, regionaal als voor een representatieve steekproef van gemeenten. Daarbij besteedt de commissie ook aandacht aan mogelijke knelpunten en de inspanningen van de andere partijen uit de vijfhoek, alsmede andere partijen die van belang zijn voor de uitvoering van de Hervormingsagenda;

  • Signaleert tevens relevante ontwikkelingen die van belang zijn voor de ontwikkeling (van de uitvoering en kosten) van het jeugdzorgstelsel. Daarbij gaat het onder meer om maatschappelijke en economische ontwikkelingen zoals toenemende druk op bestaanszekerheid en het mentale welzijn van jeugdigen.

Op basis van de hierboven genoemde elementen brengt de Deskundigencommissie advies uit over hoe om te gaan met een uitgavenontwikkeling die afwijkt van het overeengekomen meerjarig financieel kader.

Centrale monitor Jeugdstelsel

Deze monitor wordt op dit moment ontwikkeld met het doel beter zicht te krijgen op het functioneren van het jeugdstelsel over de jaren heen op lokaal, regionaal en landelijk niveau op de doelen kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid, opdat tijdig kan worden bijgestuurd en een leeromgeving ontstaat.

Hervormingsagenda-afsprakenmonitor

Om gaandeweg zicht en grip te houden op de voortgang en effecten van de gemaakte afspraken in de Hervormingsagenda en deze te evalueren, wordt voor de jaren 2023-2028 een monitor opgesteld met een jaarlijkse rapportage.

Leefwereldtoets

De leefwereldtoets wordt ingezet om na te gaan in hoeverre de maatregelen van de HA leiden tot merkbare verbeteringen in de leefwereld van jeugdigen en hun gezinnen. Ook wordt de toets gebruikt voor het ophalen van input vanuit dit perspectief bij beleidsvoornemens. De methodiek van de leefwereld is ontworpen door het OZJ, samen met cliëntorganisaties. De eerste toepassing van het instrument wordt rond de zomer van 2024 verwacht.

Jeugdmonitor

De Landelijke Jeugdmonitor betreft een structureel instrument en beschrijft aan de hand van thema’s als jeugdzorg, opgroeien in ongelijke omstandigheden, onderwijs, werk, middelengebruik, criminaliteit en welzijn de staat van de jeugd in Nederland. De resultaten van de Jeugdmonitor worden mede ontsloten met een jaarlijkse rapportage.

Beleidsinformatie Jeugd

Beleidsinformatie Jeugd betreft een structureel instrument en levert beleidsinformatie over jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering. Met deze halfjaarlijkse publicatie kunnen gemeenten en het rijk monitoren hoe de jeugdzorg zich ontwikkelt.

Thema 6: Maatschappelijke ondersteuning

De burger participeert vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid en eigen kracht in de samenleving. Daar waar dat niet lukt bieden gemeenten en veldpartijen ondersteuning met als doel de burger zoveel en zolang mogelijk te laten deelnemen aan de samenleving.

Gemeenten dragen sinds de hervorming van de langdurige zorg in 2015 de verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Het Rijk is verantwoordelijk voor een goed functionerend stelsel. Het is de taak van de Rijksoverheid om gemeenten en veldpartijen in een positie te brengen om tot meer effectieve en efficiënte ondersteuning te komen. De Rijksoverheid draagt hierbij zorg voor de financiering van de Wmo 2015 en voert hierop regie door het vaststellen van de wettelijke kaders, monitoren en evalueren van de werking van onderdelen van de Wmo 2015.

Samen met veldpartijen wordt gewerkt aan de verbetering van de (financiële) houdbaarheid van de Wmo om zo de beschikbaarheid van voorzieningen in de toekomst te kunnen (blijven) waarborgen. Zo wordt het houdbaarheidsonderzoek Wmo 2015 voortgezet. Dit onderzoek dient een goede basis te vormen voor een meer landelijk en gezamenlijk beeld over de (toekomst van de) Wmo 2015. De verwachting is dat het houdbaarheidsonderzoek in de zomer van 2025 wordt afgerond

Houdbaarheidsonderzoek Wmo

In dit onderzoekstraject werken Rijk en VNG samen om een gezamenlijk beeld voor de lange termijn van de Wmo 2015 te schetsen. De vergrijzing van de bevolking betekent dat de vraag naar zorg en ondersteuning, ook vanuit de Wmo, enorm zal toenemen. Het onderzoekstraject heeft een inhoudelijke focus. Houdbaarheid is een breed begrip. Naast financiële houdbaarheid gaat het ook om personele houdbaarheid, maatschappelijke houdbaarheid (en juridische houdbaarheid). De ambitie is om naast het schetsen van een gezamenlijk beeld ook gezamenlijk voorstellen/scenario’s te ontwikkelen die een (positieve) bijdrage kunnen leveren aan de houdbaarheid van de Wmo.

Onder de paraplu van het houdbaarheidsonderzoek worden een aantal deelonderzoeken uitgevoerd, te weten:

Een historische analyse van de Wmo (afgerond)

Deze analyse laat zien dat gemeenten binnen de grenzen van hun eigen begroting kunnen sturen op de doelen van de Wmo 2015. Vanuit de Wmo 2015 en het gemeentefonds wordt ruimte geboden hierin eigen afwegingen te maken. Tegelijkertijd sturen het parlement en het departement (vaak) op aanvullende voorwaarden, nadere invullingen van de wet of aanpalend beleid. Hierdoor wordt het steeds moeilijker voor zowel Rijk als gemeenten de toegedichte rol in een decentraal bestel een zuivere invulling te geven. Er is geen landelijk beeld of beleidsdoelen ook daadwerkelijk worden behaald.

Onderzoek naar de Sociale Basis in relatie tot de Wmo 2015.

De sociale basis is een veel gebruikt begrip waar verschillende mensen verschillende beelden bij hebben. In dit deelonderzoek zal aandacht worden besteed aan de verschillende definities van de sociale basis. Het doel van het onderzoek is om meer inzicht geven:

  • in de (ontwikkeling van) sturing van gemeenten op de sociale basis;

  • in de verhouding tussen de sociale basis en maatwerkvoorzieningen binnen de Wmo 2015 en;

  • in de uitgaven die hiermee gepaard gaan.

Onderzoek naar het effect van aanpalende beleidsterreinen op de Wmo 2015.

Ook andere beleidsterreinen dan zorg hebben een effect op de Wmo 2015. Daarbij kan gedacht worden aan beleid rond wonen, migratie maar ook aan verlofregelingen om mantelzorg of vrijwilligerswerk te kunnen verrichten. In dit onderzoek wordt de relaties tussen aanpalende beleidsterreinen en de Wmo 2015 beschreven. Het onderzoek heeft een agenderend karakter.

Onderzoek naar diversiteit in de uitvoeringspraktijk.

Dit onderzoek moet inzicht geven in:

  • de variatie tussen gemeenten in het uitgavenniveau van de toegang/sociaal teams en maatwerkvoorzieningen Wmo 2015;

  • de diversiteit in de uitvoeringspraktijk van de Wmo 2015 tussen gemeenten wat betreft de inrichting van de toegang en de inkoop/wijze van uitvoering;

  • de mogelijke samenhangen komen tussen (de variatie in) het uitgavenniveau en (de diversiteit van) de uitvoeringspraktijk van de Wmo 2015.

De uitvoering van dit onderzoek kan duidelijk maken waar nog ruimte zit om het toenemend beroep op de Wmo 2015 op te vangen.

Een raming van raming Wmo maatwerkvoorzieningen.

Op basis van nieuwe data wordt onderzocht of een betrouwbare raming gemaakt kan worden voor de uitgaven aan maatwerkvoorzieningen voor de midden lange termijn.

Een inventarisatie van bestaande beleidsopties.

Ten behoeve van elke verkiezingen en formatie worden trajecten (denk bijvoorbeeld aan brede maatschappelijke heroverwegingen, interdepartementale beleidsonderzoeken, Zorgkeuzes in Kaart en technische werkgroepen) uitgevoerd om beleidsopties voor de zorg op te stellen om de zorg toekomstbestendig te maken. Bestaande beleidsopties worden geïnventariseerd. Daarbij gaat het nadrukkelijk ook om beleidsopties die op andere zorgwetten aangrijpen, maar wel een effect hebben op het gebruik van zorg en ondersteuning vanuit de Wmo 2015.

Andere belangrijke aandachtsgebieden voor de toekomst en bijbehorende monitorings- en onderzoeksinspanning zijn:

  • 1. Effectieve uitvoering: Om passende ondersteuning vanuit de Wmo doelmatig in te kunnen zetten, is het van belang om zowel inzicht te hebben in de algemene, relevante kennis die beschikbaar is, als in kennis over werkzame elementen en de effectiviteit van aanpakken in het sociaal domein zoals ook tussen de verschillende regio's.

  • 2. Samenwerking: Mensen die in hun eigen leefomgeving ondersteuning, hulp en zorg nodig hebben ervaren met enige regelmaat een gebrek aan coördinatie of afstemmingsproblemen tussen betrokken professionals uit verschillende domeinen. In de evaluaties van Eén tegen eenzaamheid en het Nationaalplan Actieplan Dakloosheid wordt daarom nadrukkelijk ingegaan hoe passende ondersteuning «over de domeinen heen» vereenvoudig kan worden vanuit het zorgdomein, het brede sociaal domein en eventuele aanpalende leefgebieden. Deze leerlessen zijn ook belangrijk om voor de aanpak van andere brede maatschappelijk vraagstukken zoals samenwerking in de wijk, ggz en uitvoering van de Wet aanpak meervoudige problematiek sociaal domein (Wams).

  • 3. Werkend Wmo-stelsel: Sinds 2019 geldt er een maximumtarief voor de eigen bijdrage voor huishoudens die gebruikmaken van Wmo-voorzieningen; dit is het zogeheten abonnementstarief. Het abonnementstarief in de Wmo is ingevoerd met als doel de stapeling van eigen betalingen voor zorg en ondersteuning te beperken. Jaarlijks wordt in de Monitor abonnementstarief Wmo gerapporteerd over de (financiële) effecten van de invoering van het abonnementstarief en duiding gegeven aan de gesignaleerde ontwikkelingen. Met de invoering van de inkomensafhankelijke per 1 januari 2026 wordt de hoogte van de eigen bijdrage bij alle maatwerkvoorzieningen afhankelijk van het inkomen.

  • 4. Kwaliteit & Sturing: Een belangrijke maatschappelijk vraag is of de Wmo in de huidige vorm toekomstbestendig is. Daarom is met gemeenten afgesproken een gezamenlijke analyse uit te voeren naar de ontwikkelingen (5 ‒ 20 jaar) op vraag en aanbod in de Wmo die op basis van demografische en maatschappelijke ontwikkelingen zijn te verwachten. Het doel hiervan is om een gezamenlijk beeld te krijgen van de opgave in de Wmo en daarnaast te bevorderen dat VNG en Rijk gezamenlijk en proactief kunnen sturen op de fundamentele vraagstukken voor de lange termijn.

Geconstateerd is dat niet altijd kan worden beschikt over informatie die nodig is om een zo objectief mogelijk beeld te vormen van de huidige uitvoeringspraktijk van de Wmo en te sturen op de maatschappelijke opgaven. Dit maakt een zinvol gesprek met gemeenten over opgaves, mede in relatie tot beschikbare middelen, soms ingewikkeld. In opdracht van VWS heeft het RIVM overzicht gecreëerd in het grote aantal monitors en onderzoeksrapporten dat indicatoren meet die betrekking hebben op de Wmo, onderverdeeld in een aantal relevante beleidsonderwerpen en thema’s. Als één overheid en met betrokkenheid van aanbieders, cliënten en overige stakeholders zullen indicatoren in kaart worden gebracht welke van belang zijn om structureel te monitoren om zo tot een gemeenschappelijk beeld te komen.

Belangrijke evaluatieonderzoeken op het gebied van het sociaal domein voor de komende periode zijn:

Tabel 11 SEA: Maatschappelijke ondersteuning

Thema

type

afronding

begroting

Periodieke rapportage maatschappelijke onderst.

EP evaluatie

2026

art. 3

Houdbaarheidsonderzoek Wmo

EP evaluatie

2025

art. 3

Doelmatigheid Wmo

ED evaluatie

2024-2025

art. 3

Professionalisering sociaal werk

EP evaluatie

2026

art. 3

Eén tegen eenzaamheid

EP evaluatie

2025

art. 3

Nationaal Actieplan Dakloosheid: Eerst een Thuis

EP evaluatie

2024-2026

art. 3

Data Wmo op orde

ED monitor

2025

art. 3

Rapportage cliëntervaringsonderzoek

ED onderzoek

Continu

art. 3

Monitor gemeentelijk sociaal domein

ED monitor

Continu

art. 3

Periodieke rapportage maatschappelijke ondersteuning

De inhoudelijke invulling van de PR zal mede worden bepaald op basis van de resultaten van de het houdbaarheidsonderzoek (zie onderstaande passage). Op basis van de bevindingen van alle hier ondergenoemde onderzoeken wordt een synthese gemaakt om in kaart te brengen wat geschikte scenario’s voor de houdbaarheid van de Wmo 2015 zijn en welke bestaande en nieuwe beleidsopties daarbij horen.

Doelmatigheid Wmo

Onderzoek naar inzetten op het bevorderen van de analyse en synthese van (wetenschappelijke) kennis voor het sociaal domein, zoals de vindbaarheid en toepassing door professionals in het sociaal domein (faciliteren van samen evalueren en leren). Tevens wordt onderzoek gedaan naar de effectiviteit van nieuwe aanpakken en interventies.

Professionalisering sociaal werk

Het sociaal werk is van oudsher gericht op het ondersteunen van mensen die moeite hebben hun weg te vinden in de samenleving. Sociaal werkers richten zich daarbij op de ontwikkeling van de zelfredzaamheid van deze mensen, zowel individueel als in hun sociale verbanden (versterking van samenredzaamheid). Hun professionele profiel is echter zwak en hun deskundigheid is voor buitenstaanders vaak ongrijpbaar. Daarom start in 2023 bij ZonMw een Stimuleringsprogramma Sociaal werk, dat hen in staat moet stellen hun kennisbasis helder te omschrijven, te verstevigen en te vernieuwen. Het programma geeft daarmee tevens een stevige impuls aan de ontwikkeling van het sociaal werk tot ‘evidence based practice’. In de loop van 2026 zal het programma geëvalueerd worden. Op basis van de resultaten hiervan zal besloten worden of het programma na 2027 zal worden voortgezet.

Eén tegen eenzaamheid

Het actieprogramma vraagt om een cyclisch leerproces, waarbij actie en leren steeds met elkaar in verbinding staan. Monitoren en evalueren zijn belangrijke manieren om informatie te verkrijgen over de voortgang en impact van het programma Eén tegen eenzaamheid.

Nationaal Actieplan Dakloosheid: Eerst een Thuis

Onafhankelijk onderzoek naar de voortgang op het actieplan en de daaraan gekoppelde doelstelling uit de Verklaring van Lissabon, inclusief de benodigde financiële middelen om in 2030 de doelstelling van nul dakloze mensen te behalen (motie Westerveld). Dit onderzoek in 2025 zal worden benut als tussentijdse evaluatie om de voortgang op de doelstellingen uit het actieplan te evalueren en indien nodig bij te sturen7.

Data Wmo op orde

Voor het sociaal domein is heel veel data beschikbaar, alleen vaak niet op landelijk niveau en verdeeld over diverse monitors (Wlz monitor, Jeugd Monitor, Monitor Veilig Thuis, etc). Het voornemen is die data bijeen te brengen op een website, met daarin een kerntabel met de belangrijkste vormen van Wmo hulp in termen van kosten (nieuwe Iv3 indeling) en gebruik (nieuwe Iv3 indeling). Daarnaast wordt bestaande data op landelijk niveau in een jaarrapportage samengebracht, met daarin informatie over gebruik en kosten met daarnaast wisselende tabellen over propgeramma’s of over andere items die samenhangen met het gebruik van Wmo voorzieningen, zoals het houdbaarheidsonderzoek laat zien. Het streven van het project ‘Data op orde’ is deze data in 2025 op een website openbaar te maken en een jaarrapport te publiceren.

Rapportage Cliëntervaringsonderzoek Wmo

Gemeenten voeren jaarlijks een cliëntervaringsonderzoek (CEO) uit onder hun inwoners die gebruik maken van ondersteuning uit de Wmo. Deze rapportage beschrijft de uitkomsten van dit onderzoek. Gemeenten reflecteren zelf op de uitkomsten van hun gemeente.

Monitor gemeentelijk sociaal domein

De Monitor Gemeentelijk Sociaal Domein is een instrument dat wordt gebruikt om de prestaties en resultaten van gemeenten op het gebied van het sociaal domein te meten en te volgen. De gemeenten kunnen zichzelf vergelijken met andere gemeenten. De monitor geeft inzicht in indicatoren op het gebied van individuele voorzieningen en het cliëntervaringsonderzoek Wmo.

Thema 7: Ouderenzorg en palliatieve zorg

Ouderen

De samenleving vergrijst in rap tempo. In 2040 zijn er twee keer zoveel 80-plussers als in 2020. Daarmee stijgen zorgvraag en zorguitgaven. Ook de arbeidsmarkttekorten stijgen, terwijl het mantelzorgpotentieel daalt. Tevens is er een tekort aan geschikte woonplekken voor ouderen. Aandacht voor de toegankelijkheid, kwaliteit en betaalbaarheid van de zorg en ondersteuning voor ouderen is daarom van groot belang en vormen de thema’s voor de strategische evaluatie agenda.

Met betrekking tot ouderen zijn drie aandachtgebieden nader de onderscheiden:

  • zorg en ondersteuning aan ouderen

  • dementiezorg

  • palliatieve zorg

Zorg en ondersteuning aan ouderen

Er zal worden geïnvesteerd in betere ouderenzorg. Om dit mogelijk te maken is een integrale domeinoverstijgende aanpak over de stelsels nodig, waarbij specifieke aandacht is voor kwetsbare niet zelfstandige ouderen.

Daarbij hoort het anders inrichten van het zorgproces, waarbij administratieve lasten worden beperkt en de inzet van digitale en informele zorg wordt bevorderd, zodat een antwoord kan worden gegeven op het arbeidsmarktvraagstuk. Daarnaast zal veel aandacht worden besteed aan het wonen in combinatie met zorg voor de ouderen, door het vergroten van het aanbod van geschikte woonvormen met een zorgarrangement dat 24 uur per dag beschikbaar is voor kwetsbare ouderen.

Belangrijke randvoorwaarden bij de verbetering van de ouderenzorg zijn aandacht voor het samen vitaal ouder worden en een sterke basiszorg voor ouderen.

Dementie

Van 2021 tot 2030 is het beleid met betrekking tot dementie gebundeld in de Nationale Dementiestrategie. Deze strategie heeft de volgende drie hoofdthema’s:

  • ‘Dementie de wereld uit’, een onderzoeksprogramma dat zich richt op alle facetten van dementie;

  • ‘Mensen met dementie tellen mee’, gericht op een dementievriendelijke samenleving waaraan mensen met dementie een bijdrage kunnen blijven leveren;

  • ‘Steun op maat bij leven met dementie’, gericht op een goede zorg en ondersteuning voor mensen met dementie en hun naasten.

Palliatieve zorg

Palliatieve zorg is gericht op het verbeteren van de kwaliteit van leven, voor mensen van alle leeftijden die ongeneeslijk ziek zijn, of voor wie het levenseinde door kwetsbaarheid in zicht komt. Door proactieve zorgplanning, het voeren van gesprekken met patiënten en naasten over de wensen in de laatste levensfase en het vastleggen en delen van informatie met andere betrokken zorgverleners, ontstaat passende palliatieve zorg. Als de laatste levensfase vroegtijdig wordt gesignaleerd en palliatieve zorg wordt ingezet, ontstaan er minder klachten en problemen. Bovendien leidt het tot minder onnodige zorg, bijvoorbeeld minder ongeplande ziekenhuisopnames en kunnen mensen vaker sterven op de plek van voorkeur.

Door de toenemende (dubbele) vergrijzing en ook door de vooruitgang in de medische wetenschap en een toename van het aantal mensen met een chronische ziekte zullen in de komende jaren steeds meer mensen palliatieve zorg nodig hebben. Met behulp van de coalitieakkoord middelen, in totaal een extra impuls van € 150 miljoen voor de komende jaren, wordt ingezet op de verbetering van de kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid van de palliatieve zorg en geestelijke verzorging thuis.

In de Verzamelbrief Langdurige Wet Langdurige Zorg van 6 juli 20228, staat de uitwerking beschreven van de wijze waarop de middelen worden ingezet. De activiteiten worden voornamelijk uitgevoerd binnen het Nationaal Programma Palliatieve zorg II (NPPZ II), dat loopt tot en met 2026. Daarnaast loopt het ZonMw programma Palliantie II, ook tot en met 2026. Voor de inzet van vrijwilligers in de palliatieve terminale zorg, voor de netwerken palliatieve zorg en voor de inzet van geestelijke verzorging in de thuissituatie, bestaat de subsidieregeling Palliatieve terminale zorg en geestelijke verzorging thuis, die in 2022 is verlengd tot 1 januari 2027.

In de Stand van zaken brief Palliatieve zorg en geestelijke verzorging van 14 december 20239 is de voortgang van de lopende activiteiten beschreven. In 2024 is een begin gemaakt met een lange termijn visie voor de palliatieve zorg. Het RIVM heeft de opdracht gekregen om dit jaar een toekomstverkenning palliatieve zorg 2050 te maken. Deze dient als basis voor de in 2025 samen met alle partijen op te stellen lange termijn visie en toekomstagenda.

Kerncijfers palliatieve zorg

De kerncijfers palliatieve zorg worden gepubliceerd op www.palliaweb.nl en maken beschikbare data uit betrouwbare bronnen beschikbaar voor zorgprofessionals, voorbeelden zijn Staatvenz Palliatieve zorg en de NZa monitor palliatieve zorg.

Monitorinstrumenten

Om de effecten op deze beleidsterreinen te kunnen monitoren zijn de volgende monitorinstumenten en evaluaties voorzien.

Tabel 12 SEA: Ouderenzorg en palliatieve zorg

Thema

type

afronding

begroting

t.a.v. thema ouderenzorg

   

Periodieke rapportage – ouderenzorg

EP evaluatie

2028

art. 3

Monitor Langdurige zorg

ED monitor

periodiek

art. 3

Kerncijfers Langdurige Zorg

ED monitor

periodiek

art. 3

Monitor WOZO

ED monitor

2025

art. 3

Academische werkplaatsen ouderen, gehandicapten

EP evaluatie

2027

art. 3

t.a.v. thema dementie

   

Monitor Nationale Dementiestrategie

ED monitor

Periodiek

art. 3

t.a.v. thema palliatieve zorg

   

Evaluatie NPPZ II

ED, EP evaluatie

2024 ED, 26/27 EP

art. 3

Evaluatie Regeling ptzgv thuis

EP evaluatie

2026

art. 3

Evaluatie ZonMw programma Palliantie II

EP evaluatie

2026/2027

art. 3

Kerncijfers palliatieve zorg

ED monitor

periodiek

art. 3

Ouderenzorg

Periodieke rapportage ouderenzorg

De periodieke rapportage ouderenzorg gaat over de zorg en ondersteuning voor ouderen. Centraal staan de ouderen met een Wlz-indicatie, maar ook de samenhang met de Wmo en de Zvw, zoals in het WOZO-programma is belicht, is van belang. In de synthesebenadering gaat het onder meer over de kwaliteit, betaalbaarheid en toegankelijkheid van de zorgvoorzieningen. De periodieke rapportage staat voor 2028 gepland waarin de komende periode de inzichtbehoeften die centraal staan in deze periodiek rapportage nader zullen worden gepreciseerd.

Monitor Langdurige Zorg

De Monitor Langdurige Zorg geeft cijfers weer over de langdurige zorg. Het gaat dan om de verpleging en verzorging van ouderen en chronisch zieken, de zorg voor gehandicapten en de langdurige geestelijke gezondheidszorg. Thema’s die in de monitor naar voren komen zijn bevolking, indicatie, gebruik, uitgaven en volume, eigen bijdrage en toegankelijkheid.

Kerncijfers Langdurige Zorg

De NZa presenteert periodiek kerncijfers over de langdurige zorg. Voorbeelden van kerncijfers zijn aantal declaraties, persoonsgebonden budget per sector, totale kosten per sector en uitstaande indicaties.

Monitor WOZO

In het WOZO-programma zijn verschillende doelstellingen geformuleerd langs meerdere actielijnen. Deze doelstellingen worden gemonitord. De eerste versie van de WOZO-resultaatmonitor wordt in de zomer 2024 verwacht en wordt als bijlage bij de voortgangsrapportage WOZO aan de Tweede kamer aangeboden. Een synthese van de bereikte WOZO-doelen zal door het RIVM worden opgesteld. Dit rapport zal in 2025 voor de eerste maal verschijnen en in 2026 volgt een tweede versie.

Academische Werkplaatsen ouderen en gehandicapten

In 2027 wordt de evaluatie van het programma financiering Academische Werkplaatsen ouderen en gehandicapten door ZonMw opgeleverd.

Dementie

Monitor Nationale Dementiestrategie

De resultaten van de Nationale Dementiestrategie worden gemonitord en worden opgenomen in de jaarlijkse voortgangsbrief, die medio het jaar naar de Tweede Kamer gestuurd wordt. In de tweede helft van 2024 wordt de Nationale Dementiestrategie 2021-2030 tussentijds geëvalueerd. De resultaten van de jaarlijkse monitor worden daarin meegenomen.

Palliatieve zorg

Evaluatie Nationaal Programma Palliatieve zorg II

Er zal een ex durante evaluatie (2024) en een ex post (2026/2027) plaatsvinden van het programma. Doelen van het Nationaal Programma Palliatieve Zorg (NPPZ II) zijn het vergroten van maatschappelijke bewustwording over palliatieve zorg en het inzetten op proactieve zorgplanning. De Stichting Palliatieve Zorg Nederland (PZNL) is hoofuitvoerder van het programma. Om de uitvoering van het NPPZ II te monitoren en bij te sturen is een stuurgroep ingericht. Middels cyclisch monitoren en evalueren worden de uitkomsten navolgbaar en transparant in kaart gebracht. Ook wordt samengewerkt met het ZonMw programma Palliantie II.

In 2024 vindt een tussenevaluatie plaats van zowel het NPPZ II als het ZonMw-programma Palliantie II. Het betreft een review over de manier waarop NPPZ II is georganiseerd, hoe binnen NPPZ II wordt gemeten en gemonitord, hoe de wisselwerking met Palliantie II is georganiseerd hoe wordt voorzien in borging na afloop van het programma. In 2026/2027 zal de eindevaluatie van het programma plaatsvinden, waarbij met name zal worden bekeken of de gestelde doelen zijn behaald.

Evaluatie Regeling ptzgv thuis

Evaluatie van de subsidieregeling Palliatieve terminale zorg en geestelijke verzorging thuis welke zich richt op de inzet van vrijwilligers, netwerken voor palliatieve zorg en integrale kindzorg én geestelijke verzorging thuis. Begin 2026 zal een evaluatie plaatsvinden van alle drie de onderdelen van de subsidieregeling, waarbij wordt gekeken naar het doel van de regeling, de manier waarop de regeling in de praktijk wordt uitgevoerd en naar de resultaten.

Evaluatie ZonMw programma Palliantie II

Evaluatie van het programma Palliantie II welke zich richt op een goede kwaliteit van leven voor mensen die te maken hebben met een levensbedreigende aandoening of kwetsbaarheid. 

Thema 8: Gehandicaptenzorg

In Nederland leven circa 2 miljoen mensen met een beperking. Minder dan 10% van deze groep woont in een zorginstelling. De overige 90% woont en leeft, met meer of minder ondersteuning, thuis. Dit is een zeer diverse groep mensen met verschillende leeftijden en achtergronden, zowel jeugdigen als volwassenen.

We werken naar een inclusieve samenleving waar iedereen naar wens en vermogen mee kan blijven doen. De basis hiervoor is de bekrachtiging van het VN-verdrag door de Nederlandse overheid in 2016. Het slechten van drempels en het nastreven van een inclusieve samenleving blijft nodig en dit maatschappelijke vraagstuk overstijgt de zorg. Het vraagt een inspanning vanuit alle onderdelen van de samenleving. Het is nodig om te waarborgen dat mensen de mogelijkheid hebben om mee te doen en hun positie te versterken.

De toenemende complexiteit die we in het dagelijkse leven tegenkomen, zien we ook terug in de zorg voor mensen met een beperking. Als we kijken naar de inhoud van de zorg en ondersteuning dan zien we (in ieder geval in de langdurige zorg) dat het ingewikkelder is om in alle gevallen een passend antwoord te hebben op de zorgvragen van mensen met meer beperkingen. Dit heeft bijvoorbeeld te maken met demografische ontwikkelingen, zoals de stijgende levensverwachting. Daarnaast neemt de problematiek toe rond zorg voor mensen met een beperking en gedragsproblematiek. Er zijn dan ook een andere inzet van expertise, vakmanschap en vormen van samenwerking nodig dan voorheen, zoals tussen de GHZ en de GGZ.

Tegelijkertijd zien we voorbeelden ontstaan waar sociale en technologische vernieuwingen dit doorbreken en tot nieuwe inzichten leiden hoe het anders en beter kan. Het is van belang om deze vernieuwingen beter te faciliteren, samenwerking te stimuleren en implementatie te versnellen. Op die manier blijft het niet slechts bij voorbeelden en realiseren we sneller het potentieel aan mogelijkheden in deze sector. Dit is tevens gewenst omdat de druk op de beschikbaarheid van voldoende gekwalificeerde medewerkers ook in de gehandicaptenzorg toeneemt.

Om goed voorbereid te zijn op bovenstaande ontwikkelingen en de gewenste vernieuwingen te stimuleren wordt tot en met 2026 de Toekomstagenda zorg en ondersteuning voor mensen met een beperking uitgevoerd. De focus bij deze toekomstagenda ligt op andere, nieuwe manieren van werken en organiseren die moet leiden tot meer passende zorg en ondersteuning en meer eigen regie en zelfredzaamheid voor mensen met een beperking. Uiteindelijk draagt anders werken en anders organiseren er ook aan bij dat de zorg en ondersteuning op de lange termijn beschikbaar, betaalbaar en van goede kwaliteit is. In de Toekomstagenda zijn de volgende thema’s geprioriteerd, waarvan de voortgang op de onderliggende acties en doelen vanaf 2024 worden gemonitord:

  • 1. Complexe zorg

  • 2. Mensen met een licht verstandelijke beperking

  • 3. Verbeterde inzet van de cliëntondersteuning

  • 4. Meer duurzame toepassing van innovatie & technologie

  • 5. Arbeidsmarkt: boeien, binden en benutten

  • 6. Levenslang, levensbreed Wmo

Tabel 13 SEA: Gehandicaptenzorg

Thema

type

afronding

begroting

Periodieke rapportage – ghz

EP evaluatie

2027

art. 3

Monitor ZZP Gehandicaptenzorg (CBS)

ED monitor

jaarlijks

art. 3

Toekomstagenda gehandicaptenzorg

ED evaluatie

2024-2026

art. 3

Onderzoek ontwikkeling cliënten in de Wlz gehandicaptenzorg

EP evaluatie

2024-2025

art. 3

Subsidie gespecialiseerde cliëntondersteuning

EP evaluatie

2026

art. 3

Periodieke rapportage

De PR gaat over de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid om te komen tot een meer toekomstbestendige gehandicaptenzorg door het gezamenlijk (met alle betrokken partijen) uitvoeren van een Toekomstagenda. De monitor van deze Toekomstagenda, die loopt tot eind 2026, is de belangrijkste bouwsteen van deze Periodieke Rapportage. Dit betekent dat de Periodieke Rapportage in 2027 beschikbaar komt. Dit is een jaar later dan in de vorige SEA aangegeven.

Monitor ZZP Gehandicaptenzorg (CBS)

Monitor van personen met indicatie naar gebruik Wlz-zorg; indicatie, leveringsvorm, zzp.

Toekomstagenda gehandicaptenzorg

In 2021 is de Toekomstagenda: zorg en ondersteuning voor mensen met een beperking, naar de Kamer gestuurd. Er wordt een evaluatie gedaan naar of de doelen van de Toekomstagenda zijn behaald. In 2024 ontwikkelt het RIVM hiervoor indicatoren, waarover daarna jaarlijks informatie wordt verzameld.

Onderzoek ontwikkeling cliënten in de Wlz gehandicaptenzorg

Gehandicapten worden steeds ouder en naarmate zij ouder worden stijgt doorgaans hun zorgbehoefte. Door de vergrijzing en andere ontwikkelingen neemt mogelijk het totaal aantal cliënten in de Wlz gehandicaptenzorg in de toekomst toe. Deze groei brengt verdere personele en financiële uitdagingen met zich mee. Dit vormt de aanleiding tot een onderzoek naar de ontwikkeling van cliëntenaantallen in het Wlz gedeelte van de gehandicaptenzorg - naar voorgaande zorg en ondersteuningsvragen, instroommoment in hun leven, achtergrondkenmerken en zorgprestaties - en naar de ontwikkeling van hun zorgvraag naarmate zij ouder worden.

Subsidie gespecialiseerde gehandicaptenondersteuning

De pilots GCO zijn positief gewaardeerd. Thans is borging voorzien door middel van deze subsidieregeling. Vanaf juli 2023 tot en met juni 2028 zal uitvoering worden gegeven aan een subsidieregeling Gespecialiseerde cliëntondersteuning. Uit evaluatieonderzoek (2024-2026) moet blijken welke ontwikkelingen zich gedurende de subsidieperiode voordoen in de GCO. Op basis van dit onderzoek zal worden bezien welke omvang de GCO in de toekomst zal hebben en hoe de relatie met de OCO het beste vorm gegeven kan worden.

Thema 9: Arbeidsmarkt en opleidingen zorg

Het is van belang dat zorgprofessionals nu en in de toekomst graag in de sector zorg en welzijn gaan werken en daar ook blijven werken. Dit vraagt om een brede, intensieve en continue aanpak gericht op aantrekkelijk werken in de zorg. Dit betekent ook dat zorgopleidingen toekomstbestendig moeten blijven.

Toekomstbestendige Arbeidsmarkt Zorg & welzijn

Het aanpakken van de personeelskrapte in de zorg heeft grote prioriteit. Daarom wordt het aantrekkelijker gemaakt om in de zorg te werken, door middel van meer autonomie, loopbaanperspectief, goede arbeidsvoorwaarden en beperking van regeldruk en van administratieve lasten, bijvoorbeeld door meer innovaties. Gestimuleerd wordt dat personeel in loondienst eerste keuze krijgt bij roosterindeling. Ook wordt agressie en geweld tegen zorgverleners aangepakt.

Opleiden in een veranderend zorglandschap

Het zorglandschap en de maatschappij verandert. De bevolking vergrijst en er is steeds vaker sprake van multiproblematiek, waardoor de zorgvraag de komende jaren (nog meer) zal stijgen. De zorgprofessional is gemotiveerd en goed opgeleid, maar staat tegelijkertijd ook bloot aan een steeds verder stijgende werkdruk. Daarnaast is er een beweging ingezet op meer preventie en een verdere versteviging van de eerstelijnszorg en het sociale domein. De zorg wordt steeds afhankelijker van gemotiveerde zij-instromers. Transformatie naar meer passende zorg onderschrijft ook de noodzaak om na te denken over passende en toekomstbestendige opleidingen, waarbij thema’s als duurzame inzetbaarheid, digivaardigheid, duurzaamheid, cultuursensitieve zorg en interprofessioneel samenwerken een steeds prominentere rol zullen gaan innemen.Periodiek worden de subsidieregelingen voor opleidingen geëvalueerd.

Tabel 14 SEA: Arbeidsmarkt en opleidingen zorg

Thema

type

afronding

begroting

Arbeidsmarkt

   

Periodieke rapportage arbeidsmarkt en opleidingen zorg en welzijn

EP evaluatie

2025

art. 4

Monitoring en evaluatie TAZ

ED evaluatie

periodiek

art. 4

Arbeidsmarkt & ontzorgen zorgprofessionals IZA

ED evaluatie

2024

art. 4

Evaluatie ervaren regeldruk en administratieve lasten onder zorgpersoneel

ED evaluatie

jaarlijks

art. 4

    

Opleidingen

   

Evaluatie subsidieregeling Opleidingsmodule Basis Acute Zorg

EP evaluatie

2024

art. 4

Evaluatie subsidieregeling opleidingen in een Jeugd ggz-instelling

EP evaluatie

2024

art. 4

Evaluatie subsidieregeling opleiding tot advanced nurse practicioner en opleiding tot physician assistant

EP evaluatie

2026

art. 4

Evaluatie subsidieregeling stageplaatsen zorg II

EP evaluatie

2025

art. 4

Evaluatie subsidieregeling opleidingsactiviteiten AIGT

EP evaluatie

2026

art. 4

Evaluatie subsidieregeling vaccinatie stageplaatsen zorg

EP evaluatie

2026

art. 4

  

Periodieke rapportage – arbeidsmarkt en opleidingen zorg en welzijn

In de SEA zijn negen beleidsthema’s geïdentificeerd die bijdragen aan een goed functionerende en houdbare zorg. Per beleidsthema wordt een periodieke rapportage opgeleverd. Het doel van de periodieke rapportage is om de inzichten uit diverse evaluatie onderzoeken op een methodisch verantwoorde manier samen te brengen. Hiermee komt er integraal inzicht in de doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid voor het gehele beleidsthema.

Een doelmatig en doeltreffend arbeidsmarkt- en opleidingsbeleid ziet op zowel op de randvoorwaarden voor het aantrekken en behouden van voldoende gekwalificeerd personeel als op de momenteel gewenste transitie naar anders werken en leren in de sector zorg en welzijn. Deze transitie is noodzakelijk om de krapte op te vangen die gaat ontstaan door een stijgende zorgvraag gecombineerd met een stagnerende beroepsbevolking. Dit zodat de kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid van de gezondheidszorg voor de burger gewaarborgd blijft. Voor het realiseren van deze doelstellingen is VWS één van de spelers in een groter veld met partijen. De hoofdvraag van deze periodieke rapportage luidt daarom als volgt: 'Op welke wijze kan de doeltreffendheid en doelmatigheid van het arbeidsmarkt- en opleidingsbeleid worden vergroot, rekening houdend met de rol die het ministerie van VWS hierin kan en hoort te spelen?

Toekomstbestendige Arbeidsmarkt Zorg en welzijn (TAZ)

Het arbeidsmarktbeleid wordt gemonitord door het meten van effecten op de arbeidsmarkt. Dit wordt gedaan op basis van een aantal indicatoren die zich richten op de thema’s innovatieve werkvormen, behoud van medewerkers en leren en ontwikkelen. Deze indicatoren geven aan op welke aspecten het goed of juist minder goed gaat en waar dus mogelijk extra inzet nodig is. De indicatoren zijn terug te vinden op het TAZ dashboard van het onderzoeksprogramma Arbeidsmarkt Zorg en Welzijn (AZW), wat bij het beschikbaar komen van nieuwe data steeds wordt geactualiseerd.

Arbeidsmarkt en ontzorgen zorgprofessionals (IZA)10

De krapte op de arbeidsmarkt stelt de zorg voor een grote uitdaging. Een houdbare arbeidsmarkt vraagt brede inzet om met minder meer personeel aan de zorgvraag te voldoen. Het werken aan het verminderen van de regeldruk is hierin een belangrijk schakel. De effecten van de inzet op dit thema wordt gemeten via een aantal indicatoren. Hierbij geldt dat er geen één op één relatie te leggen is tussen een afzonderlijke afspraak en de uitkomst van een indicator. De ontwikkeling van deze set aan indicatoren geven echter wel een beeld van of de inzet van partijen voldoende resultaat oplevert of dat bijgestuurd moet worden. Wanneer de indicatoren aanleiding geven tot bijsturen treden partijen hierover in overleg. Daarbij zullen externe omstandigheden zoals een opleving van corona of andere omstandigheden die de ondertekenaars van dit akkoord niet kunnen beïnvloeden in ogenschouw worden genomen en zal veeleer naar relatieve ontwikkelingen op de indicatoren worden gekeken.

Evaluatie ervaren regeldruk en administratieve lasten onder zorgpersoneel

Dit betreft een jaarlijkse meting door het CBS (onderzoeksprogramma AZW - Arbeidsmarkt, Zorg en Welzijn) door middel van een enquête. Hierin worden vragen gesteld aan zorgmedewerkers over de tijd die zij besteden aan registreren van informatie voor organisatie, management en/of beleid en aan verslaglegging over de verlening van zorg en/of ondersteuning aan cliënten.

Opleidingen zorg

Periodiek worden de subsidieregelingen voor opleidingen geëvalueerd.

Overige VWS-brede evaluaties

Tabel 15 SEA: Overige VWS-brede evaluaties

Thema

type

afronding

begroting

Persoonsgebonden budget

EP evaluatie

2026

diverse

Verduurzaming (publieke) zorg en welzijn

ED evaluatie

2025

art. 1-11

Pandemische Paraatheid

ED evaluatie

2024

art. 1

Standaardisatie gegevensuitwisseling

ED evaluatie

jaarlijks

art. 4

NZa

EP evaluatie

2028

art. 4

Zorginstituut

EP evaluatie

2025

art. 4

CIZ

EP evaluatie

2026

art. 3

CAK

EP evaluatie

2025

art. 4

Toelichting

Deze overkoepelende VWS-brede evaluaties hoeven niet te worden voorzien van een periodiek rapportage vanwege onvoldoende onderlinge samenhang. Wel kunnen de evaluaties bouwstenen opleveren voor reeds geprogrammeerde periodieke rapportages.

Persoonsgebonden budget

Het PGB2.0-systeem verzorgt de administratieve ondersteuning van budgethouders, hun zorgverleners, de verstrekkers (gemeente of zorgkantoor) en de Sociale verzekeringsbank (SVB) bij het beheren van toegekende budgetten en zorgovereenkomsten en het registreren en betalen van zorgdeclaraties. De totstandkoming van het PGB2.0-ketensysteem is het resultaat van een intensieve samenwerking van VWS en betrokken partijen. In deze ex post evaluatie staat centraal welke lessen getrokken kunnen worden uit de (samenwerking rondom de) totstandkoming van het PGB2.0 systeem.

Verduurzaming (publieke) zorg en welzijn

Om mensen gezond(er) te maken en kwaliteit van leven te bieden gebruiken zorgaanbieders veel energie, voedsel en grondstoffen. Daarmee draagt de zorg bij aan vervuiling van het milieu en verandering van het klimaat, wat weer schadelijk is voor de volksgezondheid. De afgelopen jaren zijn de eerste belangrijke stappen gezet in het verduurzamen van (publieke) zorg en welzijn om deze paradox te doorbreken. Er wordt in 2025 voor het eerst gerapporteerd over de voortgang van de verduurzaming van (publieke) zorg en welzijn in de rapportage Duurzaamheid en Gezondheid. Dit betreft ex durante monitoring op de voortgang.

Pandemische paraatheid

In 2022 is de beleidsagenda Pandemische Paraatheid en de uitwerking daarvan in het programma Pandemische Paraatheid naar de Kamer gestuurd. In de beleidsagenda zijn drie opgaven opgenomen:

  • 1. Versterkte publieke gezondheidszorg en infectieziektebestrijding

  • 2. Zorg: goed voorbereid, flexibel en opschaalbaar

  • 3. Versterkte leveringszekerheid en toegang tot medische producten

Daarnaast zijn er ook overkoepelende opgaven zoals de internationale bijdrage van het programma en op innovatie. Deze verschillende beleidsopgaven zijn het uitgangspunt van de evaluatie. De voortgang van het programma is in najaar 202311 en wordt in najaar 2024 aan de Tweede Kamer gerapporteerd.

De evaluatie in 2023/2024 is een ex-durante evaluatie en richt zich met name op de vraag in hoeverre het beleidsprogramma deze opgaven met de voorgestelde interventies kan realiseren. De evaluatie is enerzijds bedoeld om de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid en de beschikbare middelen inzichtelijk te maken. Anderzijds is de evaluatie een belangrijk middel om de programmadoelen scherpte te geven en te kunnen monitoren op de voortgang. Omdat de evaluatie ex durante is, worden een aantal deelontwerpen in de beleidsopgaven pas in een ex post evaluatie uitgebreider geëvalueerd.

Gegevensuitwisseling

Om de best mogelijke gezondheidszorg in Nederland te (blijven) verlenen is het noodzakelijk dat patiënten, burgers, zorgverleners, wetenschappers en beleidsmedewerkers digitaal over de beschikbare, noodzakelijke, betrouwbare en de meest actuele gegevens beschikken. Zo kunnen betere adviezen worden gegeven en besluiten worden genomen over gezondheid, zowel op individueel niveau als voor ons allen. De snel voortschrijdende digitalisering van de samenleving, zorgt voor een grotere en makkelijkere beschikbaarheid van (zorg)informatie. Dit levert zowel kansen als bedreigingen op. De focus van VWS is daarom gericht op het zorgen voor helder, eenduidig en samenhangend beleid op het brede terrein van informatievoorziening binnen, voor en met de zorg. Dit door:

  • 1. Het bijdragen aan het met de juiste waarborgen voor veilig en verantwoord gebruik inzetten van informatie

  • 2. Het creëren en bevorderen van interoperabiliteit

  • 3. Het creëren van kaders voor het verantwoord hergebruiken van gegevens

Vanuit het coalitieakkoord 2021-2025 wordt ingezet om te komen tot landelijke elektronische gegevensuitwisseling, waaronder standaardisatie van gegevens, de totstandkoming van generieke functies en verbinding van de infrastructuren. Daarnaast wordt ingezet op een goed werkend Persoonlijke Gezondheid Omgeving (PGO). Tot en met 2028 is de inzet gericht op ‘de basis op orde’ en het gezondheidszorginformatiestelsel toekomstbestendig te maken, dit zijn activiteiten op het eerste plateau (2023-2026) van de Nationale Visie op het Gezondheidsinformatiestelsel en bereidt voor op het tweede plateau (2027-2030).

Om de voortgang op de beleidsdoelstellingen en de afgeleide plateaus te monitoren wordt eens per kwartaal een inhoudelijke en financiële rapportage opgesteld, waarin de voortgang wordt beschreven. Aan het einde van het boekjaar wordt een totaalrapportage opgesteld over de lopende periode van de CA-middelen Gegevensuitwisseling.

Evaluatie NZa

De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) houdt toezicht op partijen in de zorg, stelt regels omtrent de prestaties en tarieven in de zorg en adviseert desgevraagd het ministerie van VWS over de uitvoerbaarheid, doelmatigheid en doeltreffendheid van voorgenomen beleid. De NZa is een zelfstandig bestuursorgaan. Conform de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen wordt de organisatie NZa elke vijf jaar geëvalueerd. In oktober 2023 is het evaluatierapport Op weg naar meer stevigheid – Kaderwet evaluatie NZa 2018- 202212 opgeleverd. De volgende evaluatie staat voor 2028 gepland.

Evaluatie Zorginstituut

Het Zorginstituut werkt aan de toegang tot goede zorg voor iedereen in Nederland. Het Zorginstituut (ZiNL) is een zelfstandig bestuursorgaan. Conform de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen wordt de organisatie ZiNL elke vijf jaar geëvalueerd. De meest recente Evaluatie van het Zorginstuut is in 2020 uitgevoerd13. Voor 2025 staat de volgende doorlichting van de organisatie geprogrammeerd.

Evaluatie CIZ

Het CIZ is een zelfstandig bestuursorgaan van VWS en verzorgt de indicatiestelling van cliënten in de Wlz. Conform de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen wordt de organisatie CIZ elke vijf jaar geëvalueerd. Het meest recente onderzoek stamt uit 202114, waarbij de eerste volgende doorlichting in 2026 al worden uitgevoerd.

Evaluatie CAK

Het CAK is een zelfstandig bestuursorgaan (zbo) dat in opdracht van het ministerie van VWS regelingen uitvoert. De taken van het CAK zijn voor het merendeel gerelateerd aan de Zvw, de Wlz en de Wmo 2015. Op grond van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen wordt elke vijf jaar een evaluatie uitgevoerd. Het meest recente onderzoek is in 2020 aan de Kamer aangeboden15. Verwacht wordt dat de resultaten van de eerstvolgende evaluatie in de loop van 2025 aan uw Kamer aangeboden zal worden.

1

2016D37016, IBO Gezonde Leefstijl.

2

TK 2024D22984, Mid-term review IZA

5

2023D39051, Opzet periodieke rapportage geneesmiddelen, medische technologie en lichaamsmateriaal.

6

TK 31765 nr. 852, Mid-term review IZA, bijlage: Actualisatiecijfers IZA en analyses.

7

TK 36410-XVI-55, Motie van de leden Westerveld en Bikker over ruime aandacht in de uitwerking van de transformatieplannen voor de preventie en de aanpak van dakloosheid.

8

34104 nr. 359, Verzamelbrief Wet langdurige zorg.

9

29509 nr. 76, Palliatieve zorg.

10

TK 31765 nr. 852, Mid-term review IZA, bijlage: Integraal Zorgakkoord. Voortgangsrapportage.

11

2023D44621, Voortgang beleidsprogramma pandemische paraatheid 2023

12

023D44457, Rapport «Op weg naar meer stevigheid. Kaderwetevaluatie NZa 2018-2022»

13

2020D53572, Evaluatie Zorginstituut Nederland.

14

2021D07855, Het CIZ leert door

15

2020D06876, De basis op orde brengen – Wettelijke evaluatie CAK over de periode 2013-2018.

Licence