Base description which applies to whole site

Beleidsprioriteiten

Inleiding

Nederland zit midden in een ongekende overgang naar een klimaatneutrale samenleving en economie in 2050 met een betaalbare, schone, betrouwbare en weerbare energievoorziening. Een klimaatneutrale samenleving wil zeggen dat de uitstoot van broeikasgas in 2050 niet hoger is dan wat er vastgelegd wordt, netto is de uitstoot dus nul. Het komt daarvoor nu aan op het halen van de bestaande klimaat- en energiedoelen door het uitvoeren van alle maatregelen en afspraken die we hebben gemaakt. Overkoepelende uitgangspunten hierbij zijn onafhankelijkheid van andere landen, betaalbaarheid, het verminderen van uitstoot van broeikasgassen, leveringszekerheid, omgaan met de gevolgen van klimaatverandering en de overstap van fossiele naar duurzame grondstoffen. Deze uitgangspunten komen terug binnen het energiebeleid door de inzet op kernenergie, innovatie, energiebesparing, waterstof, diepe ondergrond, het nemen van de regie in de aanpak van netcongestie en het verder verduurzamen van Nederland en de industrie. Het behouden van voldoende steun in de samenleving voor het energiebeleid loopt als een rode draad door al deze onderdelen. In Nederland hebben we iedereen nodig om Nederland sterker, welvarender en duurzamer te maken: bewoners, het maatschappelijk middenveld, medeoverheden en bedrijven.

Bij het halen van onze doelen komen er constant uitdagingen op het pad. Geopolitieke spanningen hebben gevolgen voor de leveringszekerheid van energie. Klimaatbeleid vraagt om een evenwichtige verdeling van de lusten en de lasten om het zo betaalbaar te houden voor iedereen: zowel mensen met een kleine beurs als de middeninkomens. Het vraagt aandacht voor een voorspoedige en tijdige aansluiting van bedrijven en huishoudens op het elektriciteitsnet. Het vraagt om uitvoerbaar en haalbaar beleid dat complexiteit van regelingen reduceert. Tegelijkertijd zijn de Nederlandse samenleving en economie ook veerkrachtig. Daardoor kunnen we ons voorbereiden op de toekomst, de kansen die nieuwe ontwikkelingen met zich meebrengen verzilveren én daarmee groene economische groei realiseren. Dat is waar het Ministerie van Klimaat en Groene Groei (KGG) met iedereen in Nederland aan werkt.

Energietransitie

Het kabinet legt elk najaar verantwoording af over het klimaat- en energiebeleid in de Klimaatnota en de Energienota. Jaarlijks stelt het kabinet in het voorjaar op basis van de Klimaat- en Energieverkenning (KEV) alternatief beleid vast indien dat nodig is om de doelen te bereiken. Het kabinet biedt met de verdere uitwerking van het Nationaal Plan Energiesysteem (NPE) in de Energienota in het najaar meer duidelijkheid over energiebeleid voor de lange termijn. Dit geeft mensen in Nederland, bedrijven en maatschappelijke organisaties meer zekerheid en maakt inzichtelijk wat hun bijdrage is en hoe zij dat kunnen doen. In lijn met de Klimaatwet presenteert het kabinet in het tweede kwartaal van 2025 in het Klimaatplan het beleid voor de komende 10 jaar. Het doel is Nederland klimaatneutraal in 2050.

Om ervoor te zorgen dat de noodzakelijke infrastructuur op tijd klaar is, zijn nog behoorlijke investeringen nodig. De richtinggevende keuzes uit het NPE staan daarom concreter in de Energienota en de onderliggende beleidsagenda. Dit legt een goede basis voor het nieuwe energiesysteem samen met het Programma Energiehoofdstructuur (PEH)3 dat de noodzakelijke ruimte hiervoor inzichtelijk maakt. Met het oog op de uitvoerbaarheid komt er risicobeleid voor de energietransitie.4

Vanuit de visie op het nieuwe energiesysteem richten we ook in 2025 financiële instrumenten en regelingen in, waaronder energie-innovatieregelingen. Voorbeelden zijn de Demonstratie Energie- en Klimaatinnovatie (DEI+), de Missiegedreven Onderzoek, Ontwikkeling en Innovatie (MOOI), en de Stimulering Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie (SDE++). Dit najaar en begin 2025 wordt de Kamer geïnformeerd over hoe de SDE++ regeling technieken voor het energiesysteem beter kan ondersteunen en specifiek hoe de overgang naar een zelfstandige markt voor zonnepanelen en windenergie op land kan worden gestimuleerd zodat de kosten en opbrengsten evenwichtiger worden verdeeld tussen overheid en bedrijven.

Innovatie is cruciaal voor het energiesysteem van de toekomst en voor het creëren van groene groei. Daarnaast dragen de innovaties bij aan de ontwikkeling van (nieuwe) markten en het verdienvermogen. Met het missiegedreven innovatiebeleid wordt richting en ondersteuning geboden om het innovatieproces aan te jagen en te versnellen. Dit gebeurt onder andere via de subsidieregelingen en door het programmeren van energie -innovatie in de Meerjarige Missiegedreven Innovatie Programma's (MMIP's) in samenwerking met de Topsector Energie en andere stakeholders, zoals kennisinstellingen en universiteiten.

De noodzakelijke energie-infrastructuur komt onder meer tot stand door tenders voor windenergie op zee uit te zetten en via projectprocedures de ruimtelijke inpassing van de energievoorziening te coördineren. Via het Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat (MIEK) plant en prioriteert het Ministerie van KGG cruciale energie-infrastructuurprojecten en verkent het versnellingsopties voor realisatie en implementatie. De Rijksoverheid is ook aan de slag met het opwekken van duurzame energie op Rijksgronden in programma Opwerk van Energie op Rijksvastgoed (OER). Dit doet het Ministerie van KGG samen met de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland en Rijkswaterstaat, als ook medeoverheden, koepelorganisaties, TenneT, GasUnie en marktpartijen.

Kernenergie

Kernenergie is één van de prioriteiten van dit kabinet. Het kabinet wil daarom de Kerncentrale Borssele na 2033 openhouden en verder gaan met de voorbereidingen van de twee nieuwe kerncentrales in 2025. Het kabinet bouwt, aanvullend op deze stappen, twee extra kerncentrales in Nederland, waarbij ook de mogelijkheden voor meerdere kleine centrales worden betrokken.

Door Borssele langer open te houden behouden we na 2033 485 MegaWatt vermogen aan CO2-vrije elektriciteit. Dat is genoeg stroom voor ruim 1 miljoen huishoudens. Om dit te realiseren is een wijziging van de Kernenergiewet nodig. Het wetsvoorstel wordt in 2025 ingediend en aangeboden aan de Kamer.

De voorbereidingen op de bouw van twee kerncentrales gaan door. Hiervoor lopen meerdere trajecten: een marktconsultatie, de technische haalbaarheidsstudie met de drie technologieleveranciers, een ruimtelijke projectprocedure en de voorbereiding van een Rijk-Regio pakket. In het Rijk-Regio pakket worden gefaseerd afspraken gemaakt tussen het rijk en de regio (provincies en gemeenten) over de randvoorwaarden waaronder de kerncentrales gerealiseerd kunnen worden. In 2025 leidt dit tot drie samenhangende besluiten: start aanbesteding, ruimtelijk locatiebesluit en een (voorlopig) Rijk-Regio pakket. Daarnaast wordt in kaart gebracht wat nodig is voor de ambitie om nog twee extra nieuwe kerncentrales te bouwen. Ook wordt hiervoor een planning gemaakt met aandacht voor uitvoerbaar- en haalbaarheid.

Verder bieden Small Modular Reactors (SMRs) een mogelijkheid om zonder CO2-uitstoot een aanvulling te zijn op het toekomstige Nederlandse energiesysteem. De bestaande programma-aanpak loopt vanaf medio 2024 tot eind 2025.5 Met het programma verkent het kabinet de mogelijkheden om op termijn kleine modulaire kernreactoren te bouwen in Nederland. Hierbij worden eerst de potentie en randvoorwaarden voor de ontwikkeling en bouw van SMR’s in Nederland geconcretiseerd, onder meer via simulaties (eerste helft van 2025). Met een verhoogde ambitie, meer kennisontwikkeling en innovatie essentieel om kernenergie onderdeel te laten zijn van ons toekomstige energiesysteem. Daarom is er een Meerjarig Missiegedreven Innovatieprogramma (MMIP) Kernenergie, waarvoor tot en met 2030 € 65 mln beschikbaar is uit het Klimaatfonds.6 Dit programma heeft als doel de nucleaire kennisbasis en -infrastructuur in zowel het onderwijs als het onderzoek te versterken en het versterken. Dit gebeurt bijvoorbeeld via een Wetenschappelijk Onderzoeksprogramma en het Technologie Ontwikkelingsprogramma. Het kabinet stelt beide programma’s open in 2025 om te zorgen voor een impuls aan wetenschappelijk onderzoek en stimulering van innovatie in het bedrijfsleven.

Waterstof

Een schaalvergroting van Nederlandse groene waterstofproductie is essentieel zodat waterstof een systeemrol kan spelen in een fossielvrij energiesysteem. In 2025 worden de eerste elektrolysers naar verwachting operationeel, die elektriciteit van windmolens op zee omzetten in waterstof. In de komende jaren moeten veel projecten starten om bij te dragen aan zowel het nationale doel voor elektrolyse (3-4 GW in 2030) als bindende Europese doelen. Import wordt van toenemend belang, zowel voor de Nederlandse vraag als voor het bedienen van de Noord-West Europese markt. Het Ministerie van KGG wil zorgen voor een snelle planning en uitrol van een waterstofnetwerk op EU-niveau die de vraag kan helpen stimuleren. Via energiediplomatie zet het Ministerie van KGG in op import-exportketens met een brede groep landen van binnen en buiten Europa ten behoeve van diversificatie en weerbaarheid. De ontwikkeling van infrastructuur voor waterstoftransport en -opslag is essentieel voor zowel nationale productie als import. Het landelijk dekkend transportnet maakt de verbinding tussen producent en afnemer mogelijk terwijl opslaginfrastructuur zorgt voor de benodigde flexibiliteit. Voor het veilig gebruik van de diepe ondergrond voor waterstofopslag publiceert het kabinet begin 2025 een visie, inclusief de benodigde maatregelen om de eerste opslag te realiseren.

Randvoorwaarden op ordeWetten, regels en uitvoeringskracht zijn onmisbaar voor een betaalbaar, veilige en betrouwbare energievoorziening. Het wetsvoorstel voor de Energiewet beschrijft de regels over energiemarkten en energiesystemen. Deze treedt zo snel mogelijk in werking om de regelgeving voor elektriciteit en gas meer gestructureerd, overzichtelijker en toekomstgerichter te maken.7 Daarnaast zal de Wet collectieve warmte, die nog moet worden voorgelegd aan de Tweede Kamer, de Warmtewet vervangen. 8Zo ondersteunen we de groei en verduurzaming van collectieve warmtesystemen in de gebouwde omgeving. De wet bevat sturingsmogelijkheden voor gemeenten, duurzaamheidsnormen, leveringszekerheid en consumentenbescherming. Zowel publieke als organisatorische realisatiekracht zijn een noodzakelijk. Het kabinet heeft Energie Beheer Nederland verzocht om uit te werken wat er nodig is om de rol van nationale deelneming voor warmte in te vullen.

NetcongestieNetcongestie, ook wel zogenaamde ‘filevorming op het elektriciteitsnet’, kan de uitvoering van de ambities voor duurzame energie vertragen. Daarom bestaat het Landelijk Actieprogramma Netcongestie (LAN). Het doel is het verlagen van de netcongestie op de laagspanningsnetten, het versnellen van verzwaring en uitbreiding van de bestaande netten, het verbeteren van het inzicht in de (toekomstige) belasting van de laagspanningsnetten en stimuleren van efficiënt gebruik. Ook is er sprake van gebiedsspecifieke aanpak zoals in Flevoland, Gelderland en Utrecht die mogelijk breder ingezet kan worden. 9Het regeerprogramma gaat ook in op maatregelen om netcongestie aan te pakken. Samen met netbeheerders, de Vereniging Nederlandse Gemeenten, het Inter Provinciaal Overleg, het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, de Autoriteit Consument en Markt, kennisinstellingen, brancheorganisaties en marktpartijen zet het Ministerie van KGG de schouders onder maatregelen die netcongestie tegengaan. Ook Europese kostendeling wordt meegenomen om gecoördineerde investeringen in infrastructuur te stimuleren.

Nederland verder verduurzamen In 2050 is Nederland onderdeel van een klimaatneutraal Europa. Zoals de Klimaatwet voorschrijft, presenteert het kabinet begin 2025 in het Klimaatplan het beleid voor de komende 10 jaar, gericht op een klimaatneutraal Nederland in 2050. Om klimaatneutraal te worden, is op sommige terreinen geld nodig. Klimaatfinanciering vindt onder andere plaats via het Klimaatfonds. Het kabinet heeft in de Voorjaarsnota 2024 een verdere uitwerking gepresenteerd van het samenhangende pakket aan klimaatmaatregelen, gericht op normeringen, beprijzingen en subsidies.10 In het najaar van 2024 worden reserveringen en eventuele nieuwe voorstellen uitgewerkt en ingediend bij het Klimaatfonds. In het voorjaar van 2025 worden deze beoordeeld zodat ze in het meerjarenprogramma 2026 kunnen worden opgenomen.

De energietransitie en klimaatopgave zorgen voor veranderingen in alle onderdelen van het dagelijks leven. Het kabinet wil daarom een visie op hoe mensen in Nederland beter te betrekken bij deze transitie zodat mensen in Nederland deze transitie samen doormaken, er onderdeel van worden en er een bijdrage aan leveren.11 Samen met de Kamer is besloten tot de instelling van een burgerberaad over de vraag «Hoe kunnen we als Nederland eten en spullen gebruiken en reizen op een manier die beter is voor het klimaat?». 12Het burgerberaad gaat begin 2025 van start.

Het klimaatbeleid is zowel nationaal als Europees en internationaal. Als onderdeel van de Europese Klimaatwet heeft de Europese Commissie een EU-klimaatdoel voor 2040 aangekondigd, waarin ze een doel van netto 90% t.o.v. 1990 aanbevelen13, op weg naar klimaatneutraliteit richting 2050. Het kabinet heeft een positieve grondhouding ten aanzien van een EU-klimaatdoel voor 2040 van 90%. Uit het impact assessment van de Commissie blijkt dat het doel haalbaar is, mits voldaan wordt aan de geschetste randvoorwaarden, en dat er belangrijke voordelen zijn zoals hogere energie-onafhankelijkheid, verbeterde volksgezondheid en kansen voor toekomstig EU concurrentievermogen, terwijl de kosten van de transitie in de periode 2030–2050 niet significant verschillen ten opzichte van andere onderzochte doelstellingen. Om deze doelstelling te behalen is het noodzakelijk dat alle lidstaten tijdig en volledig uitvoering geven aan bestaand beleid, waarbij de volledige implementatie en uitvoering van het Fit-for-55 pakket voorop staat. Nederland zal ook hier zijn bijdrage aan de Europese doelstellingen leveren.14 De Europese Commissie komt naar verwachting in 2026 met wetgevende beleidsvoorstellen om het 2040-doel te realiseren. Ook zetten we in EU-verband in op het wegnemen van obstakels voor de klimaat- en energietransitie, bijvoorbeeld op het gebied van vergunningsverlening en voldoende technisch geschoolde werknemers. Het is essentieel voor de voortgang van de klimaat- en energietransitie dat voldoende personeel, zoals installateurs, beschikbaar is om ook deze veranderingen mogelijk te maken.

Verduurzaming industrie

Voor het toekomstig verdienvermogen van ons land is een florerende, vernieuwende en internationaal concurrerende Nederlandse industrie belangrijk. Momenteel heeft Nederland een veerkrachtige en innovatieve industrie die bijdraagt aan onze welvaart en sterke positie in de wereld. Het verduurzamen van de industrie levert een grote bijdrage aan de noodzakelijke reductie van CO2 en andere schadelijke emissies. Het biedt kansen voor nieuwe groeimarkten, een toekomstbestendig vestigingsklimaat en het versterken van onze weerbaarheid. Daarnaast zorgt de industrie voor werkgelegenheid, met name in regio’s als Zeeland, Groningen en Limburg. Het is daarmee een kans voor groene groei. Dat doen we door vernieuwing en innovatie aan te jagen, door Nederlands ondernemerschap en creativiteit volop de (fysieke) ruimte te geven en door groene markten te scheppen en beter te laten functioneren. We willen de koploperspositie van Nederland in een wereld die verduurzaamt versterken en uitbouwen. Zo kunnen we verdienen door te vergroenen; door bestaande toekomstbestendige bedrijven te ondersteunen en nieuwe bedrijvigheid voor een circulaire economie te stimuleren.

Het kabinet zet, samen met de industrie, decentrale overheden en netbeheerders, via het Nationaal Programma Verduurzaming Industrie (NPVI) in op het versneld voor elkaar krijgen van randvoorwaarden voor de verduurzaming.15 Zo kunnen bedrijven investeren in verduurzaming in Nederland. Randvoorwaarden die het Ministerie van KGG wil realiseren zijn (energie)infrastructuur (elektriciteit, waterstof, CCS), vergunningen en fysieke ruimte. Hiertoe zijn er clusterregisseurs aangesteld voor de industriële clusters (incl. cluster 6, bestaande uit diverse sectoren, zoals afvalindustrie, glas, metaal en papier- en kartonfabrieken) om regionale knelpunten te signaleren en op te lossen. Voor de fysieke ruimte voor de verduurzaming in de clusters is er een extern onderzoek uitgezet om de ruimtebehoefte te inventariseren. De resultaten worden in het eerste kwartaal van 2025 verwacht.

De verduurzaming bij bedrijven ondersteunen we op verschillende manieren. Voor de grootste uitstoters is er de Maatwerkaanpak. Ook zetten we via de Demonstratie Energie en Klimaatinnovatie (DEI+) regeling in op baanbrekende technologieën om CO2-uitstoot te verminderen. Daarnaast is er een Actieplan Cluster 6 opgesteld in samenspraak met de sector.16

Behoud van een gelijk speelveld heeft onze aandacht. Het kabinet kan via de indirecte kostencompensatie-regeling (IKC) snel ingrijpen zodat bedrijven in stroom-intensieve sectoren een tegemoetkoming krijgen voor stijgende elektriciteitskosten. Dit verkleint de kans op koolstofweglek van deze bedrijven. Het interdepartementaal beleidsonderzoek (IBO) bekostiging elektriciteitsinfrastructuur wordt naar verwachting in februari 2025 opgeleverd. Het kabinet reageert spoedig na publicatie op de beleidsaanbevelingen. Daarbij zal ook de optie voor eventuele verlenging van de indirecte kostencompensatie (IKC) worden bezien. Daarnaast pleit het Ministerie van KGG voor Europese harmonisatie van nettarieven.

Carbon, capture & storage (CCS)De opslag van CO2 onder de Noordzee speelt een cruciale rol in de verduurzaming van de industrie de komende jaren. Hiervoor is het belangrijk dat er een veilige infrastructuur voor transport en opslag tijdig wordt ontwikkeld. Om de realisatie van deze infrastructuur zeker te stellen, heeft het kabinet een task force ingesteld met de taak om scherper te krijgen welke risico’s en onzekerheden de gewenste marktontwikkeling in de weg zitten.17 Ook verkent het kabinet maatregelen om belemmeringen weg te nemen en ontwikkeling te stimuleren.

Leveringszekerheid

Ons energiesysteem moet garant staan voor leveringszekerheid en weerbaarheid. Een klimaatneutraal, betrouwbaar en betaalbaar energiesysteem is de basis voor een strategisch autonome en vitale economie. Dit vereist dat we als Nederland niet te afhankelijk zijn van één bron van energie en onze energiemix diverser maken. Door de juiste randvoorwaarden voor een weerbare energiemix te creëren, draagt een duurzaam Nederland dus ook bij aan een weerbaar Nederland.

In de overgangsfase is het belangrijk dat de energievoorziening op peil blijft om leveringszekerheid en betaalbaarheid te garanderen. Hiervoor zetten we in op energiebesparing en versnelling van de energietransitie. Het kabinet heeft daartoe het Nationaal Programma Energiebesparing opgezet. Ook in 2025 kijken we welke maatregelen aanvullende besparing kunnen realiseren. Toezicht op en handhaving van de energiebesparingsplicht wordt in samenwerking met omgevingsdiensten, gemeenten, provincies, Inspectie Leefomgeving en Transport en Staatstoezicht op de Mijnen versterkt, om zodoende enerzijds voor bedrijven en instellingen een gelijk speelveld te waarborgen en anderzijds de naleving van de plicht te vergroten. Daarnaast zijn voorzieningen aan de aanbodzijde nodig, waaronder het diversifiëren van bronnen en importstromen, gasopslag en het op peil houden van voldoende importcapaciteit voor vloeibaar gas (LNG). Tot slot werkt het kabinet aan het wetsvoorstel bestrijding energiecrisis dat enerzijds de crisisparaatheid versterkt en anderzijds maatregelen vastlegt om het gassysteem en gasopslag zo robuust mogelijk te maken. Dit wetsvoorstel wordt naar verwachting in 2025 ingediend.

Het kabinet bouwt aan een sterk Nederland in een weerbaar Europa. Ook in 2025 blijft de inzet van het kabinet om de continuïteit van vitale processen te borgen, Nederlandse kennis, technologie en innovaties te beschermen en risicovolle strategische afhankelijkheden te verminderen. We bevorderen leveringszekerheid van kritieke grondstoffen en stimuleren de circulaire economie via de Nationale Grondstoffenstrategie18 en een circulaire maakindustrie via het Nationaal Programma Circulaire Economie.19

Transitie diepe ondergrondHet gebruik van de diepe ondergrond is een cruciale schakel in een betrouwbaar, betaalbaar en veilig energiesysteem, nu en in de toekomst. Ook biedt het belangrijke kansen in het bereiken van duurzame economische groei. Zo helpt de productie van aardgas op de Noordzee en kleine velden op land om Nederland minder afhankelijk te maken van de import van aardgas uit het buitenland en zijn technieken als CO2-opslag, aardwarmtewinning en waterstof-opslag essentieel om de energietransitie te realiseren. Vanwege de ervaringen met het Groningenveld, wil het kabinet naar een ander gebruik van de ondergrond. Een overgang waarbij veiligheid en maatschappelijk, financieel en ruimtelijk verantwoord gebruik voorop staan en er meer rekening wordt gehouden met de omgeving. Met het ‘Programma Duurzaam Gebruik Diepe Ondergrond’ werkt het kabinet aan de realisatie van deze overgang, waarin wordt onderzocht waar welke mijnbouwactiviteiten kunnen plaatsvinden en onder welke voorwaarden. Vanwege het belang van maatschappelijk draagvlak bij de realisatie van energieprojecten heeft het maatschappelijk dialoog een belangrijk rol in de vormgeving van het programma. Daarnaast wordt de Mijnbouwwet aangepast zodat de huidige en toekomstige activiteiten aansluiten bij wat nodig is voor de realisatie van het toekomstig energiesysteem, de energietransitie en een efficiënt vergunningenproces. Verder wordt onderzocht hoe bewoners en regio's beter kunnen worden betrokken bij nieuwe projecten. Ook worden mogelijkheden verkend om de baten uit activiteiten in de diepe ondergrond deels terug te laten vloeien naar de regio waar de activiteiten plaatsvinden.

Versnelling gaswinning NoordzeeOndanks dat de komende decennia de binnenlandse vraag naar aardgas zal afnemen, zal aardgas in de overgangsperiode nog een belangrijke rol in de energiemix innemen. Aardgas geproduceerd in Nederland kent daarbij voordelen, zoals een lagere CO2-uitstoot, en heeft daarom de voorkeur. Het kabinet zet daarom in op het versnellen van de realisatie van de productie op de Noordzee, en werkt hierbij samen met de sector en Energie Beheer Nederland maatregelen uit die in het akkoord met de sector worden vastgelegd.

Afwikkeling van de gaswinning uit het Groningenveld

Sinds april 2024 is de gaswinning uit het Groningenveld definitief beëindigd. Dit biedt betrokkenen, zoals bewoners, duidelijkheid en zekerheid. Onze taak is daarmee nog niet ten einde, we blijven doen wat voor de veiligheid nodig is. Het Ministerie van KGG blijft nog decennialang betrokken bij de afwikkeling van het Groningenveld.

Nu de gaswinning is beëindigd worden de productielocaties ontmanteld. De laatste vergunninghouder stelt een nazorgplan op waarin wordt beschreven hoe de komende jaren het veld wordt gemonitord op seismiciteit, bodemdaling ed. Het Staatstoezicht op de Mijnen ziet toe op de nazorg en de ontmanteling van de productielocaties. Het Ministerie van KGG legt de kaders voor de nazorg vast in de Mijnbouwregeling. Hiertoe behoort ook een toegankelijke vastlegging van alle data en kennis. Daarnaast blijven we werken aan maatregelen voor leveringszekerheid. Zo zorgen we dat binnenlandse grootverbruikers en buitenlandse afnemers (België en delen van Frankrijk en Duitsland) overstappen op hoogcalorisch gas.

In de komende jaren wordt besloten over het gebruik van de gasopslagen Norg, Grijpskerk en Alkmaar, hun rol in de leveringszekerheid en de afbouw van GasTerra. Momenteel zijn deze gasopslagen nog cruciaal voor het borgen van de leveringszekerheid en het realiseren van energieonafhankelijkheid. Voor Norg heeft de NAM een winningsplan ingediend dat momenteel door de technisch adviseurs (TNO, SodM) wordt beoordeeld. De Autoriteit Consument & Markt (ACM) verzorgt hiervoor een leveringszekerheidsanalyse.

Brede welvaart

Het Ministerie van KGG staat voor een duurzaam Nederland. Samen met zijn partners werkt het Ministerie van KGG aan de brede welvaart van alle Nederlanders, nu en later. Het Ministerie van KGG werkt aan de klimaatambities en staat voor een open economie waarin groene groei leidend is. Het spectrum van de beleidsterreinen dat het Ministerie van KGG bestrijkt is daarmee breed. De CBS-factsheet tracht dit brede spectrum te vatten in zes bredewelvaartsindicatoren. De reductie van broeikasgasemissies is één van de belangrijkste graadmeters; deze indicator geeft aan of Nederland op schema ligt om wat betreft de wettelijk verankerde klimaatdoelstellingen in 2030 en 2050 te halen. Daarnaast is het belangrijk dat (nieuwe) bedrijven en huishoudens op het elektriciteitsnet kunnen worden aangesloten als zij willen verduurzamen. Bovendien is het van belang om het energiesysteem nog veiliger en betrouwbaarder te maken, zodat we minder afhankelijk worden van het buitenland. En is het belangrijk dat de energierekening van lage en middeninkomens betaalbaar is. Voor het Ministerie van KGG zijn daarom CO2-reductie, huishoudens die leven in energiearmoede, netcongestie en afhankelijkheid van de energie-invoer belangrijke thema’s; indicatoren over de ontwikkeling hiervan zijn in de factsheet opgenomen. Hiermee voldoet het Ministerie van KGG aan de verplichting om dit inzichtelijk te maken. De ontwikkeling van het aantal huishoudens dat met energiearmoede te maken heeft wordt daarnaast jaarlijks gemonitord op basis van CBS data, zodat tijdig maatregelen overwogen kunnen worden bij een stijging. Vanaf 2025 draagt de verlaging van het tarief van de energiebelasting op aardgas in de eerste en tweede schijf de komende jaren bij aan een lagere energierekening voor alle huishoudens.

Tot slot

In de verantwoordelijkheden van het Ministerie van KGG komen grote uitdagingen samen. Binnen het klimaat- en energiebeleid zijn er veel uitdagingen die raken aan de brede welvaart van Nederland. Met het verzilveren van de kansen die de klimaat- en energietransitie met zich meebrengen realiseren we groene groei. Dit is daarom één van de speerpunten van het KGG-beleid. Uiteraard met aandacht voor haalbaarheid en uitvoerbaarheid. De stappen die we nu zetten hebben effect op welvaart van de toekomst en elders. Dit vraagt om scherpe keuzes binnen ons beleid waarin we de kans moeten pakken om in brede samenwerking met de samenleving en KGG-partners een positieve verandering te maken. Dat is de ambitie voor het Ministerie van KGG voor 2025.

3

Kamerstuk 31 239, nr. 388

4

Kamerstuk 31 239, nr. 1113

5

Kamerstuk 32 645, nr. 123

6

Kamerstuk 32 645, nr. 120

7

Kamerstuk 36 378, nr. 5

8

Kamerstuk 36 576, nr. 2

9

Kamerstuk 29 023, nr. 510

10

Kamerstuk 32 813, nr. 1291

11

Kamerstuk 32 813, nr. 1231

12

Kamerstuk 32 813, nr. 1266 en Kamerstuk 32 813, nr. 1286

13

Kamerstuk 22 112, nr. 3916

14

Kamerstuk 31 793, nr. 271

15

Kamerstuk 29 826, nr. 211 en Kamerstuk 32 813, nr. 176

16

Kamerstuk 29 826, nr. 197

17

Kamerstuk 32 813, nr. 1375

18

Kamerstuk 32 852, nr. 224 en Kamerstuk 32 852, nr. 291

19

Kamerstuk 32 852, nr. 225

Licence