Base description which applies to whole site

6. Bedrijfsvoeringsparagraaf

Inleiding

De bedrijfsvoering, inclusief het begrotingsbeheer, financieel beheer en de materiële bedrijfsvoering binnen het Ministerie van OCW, is op orde. De financiële overzichten geven een getrouw beeld van de uitkomsten van de begrotingsuitvoering.

Paragraaf 1 – Uitzonderingsrapportage

Rechtmatigheid

De verantwoording in het departementale jaarverslag is in overeenstemming met de begrotingswetten, de Europese regelgeving, Nederlandse wetten, algemene maatregelen van bestuur en in ministeriële regelingen opgenomen bepalingen. Voor de bepaling van fouten en onzekerheden is de rijksbrede normering toegepast. Rapporteren over onrechtmatigheden is verplicht als deze onrechtmatigheden meer bedragen dan de betreffende tolerantiegrens. Dit geldt voor artikel 9 en voor de afgerekende voorschotten.

Bij artikel 9, arbeidsmarkt- en personeelsbeleid, bedraagt de tolerantiegrens voor fouten en onzekerheden in de aangegane verplichtingen € 17,4 miljoen. Bij dit artikel wordt in 2020 de tolerantiegrens overschreden als gevolg van een onzekerheid ten aanzien van de rechtmatigheid van de aangegane verplichtingen van € 32,8 miljoen voor de Regeling aanpak personeelstekort. Deze onzekerheid heeft betrekking op het controlebeleid ten aanzien van deze regeling. Ondanks deze financiële onzekerheid heeft het ministerie wel op stelselniveau voldoende inzicht in uitvoering van de regeling omdat de instellingen via een tussenrapportage aangeven hoe de uitvoering loopt. Daarnaast wordt een monitor door een onafhankelijk onderzoeksbureau gestart naar de effecten van de regeling. Op deze wijze kan het ministerie zich goed inhoudelijk verantwoorden over effecten van de regeling.

De tolerantiegrens voor fouten en onzekerheden in de afgerekende voorschotten bedraagt € 112,5 miljoen. Het totaal bedrag van de fouten en onzekerheden komt uit op €155,8 miljoen. Hiervan heeft € 119,2 miljoen betrekking op onzekerheden ten aanzien van vaststellingen van afgerekende voorschotten uit eerdere jaren en € 29,0 miljoen op afgerekende voorschotten uit meer recente jaren. Voor deze vaststellingen ontbreekt informatie waarmee de rechtmatigheid van de bestedingen kan worden vastgesteld.

Tabel 63 Overzicht overschrijdingen rapporteringstoleranties fouten en onzekerheden

1) Rapporterings-tolerantie

(2) Verantwoord bedrag in € (omvangsbasis)

(3) Rapporterings-tolerantie voor fouten en onzekerheden in €

(4) Bedrag aan fouten in €

(5) Bedrag aan onzekerheden in €

(6) Bedrag aan fouten en onzekerheden in €

(6a) Bedrag aan fouten en onzekerheden gerelateerd aan noodmaatregelen in €

(7)Percentage aan fouten en onzekerheden t.o.v. verantwoord bedrag = (6)/(2)*100%

(7a)Percentage aan fouten en onzekerheden t.o.v. verantwoord bedrag gerelateerd aan noodmaatregelen = (6a)/(2)*100%

Artikel 9 Arbeidsmarkt- en personeelsbeleid Verplichtingen

€ 173,8 mln.

€ 17,4 mln.

€ 0,5 mln.

€ 32,8 mln.

€ 33,3 mln.

€ 0,0 mln.

19,2%

n.v.t.

Afgerekende voorschotten

€ 2.250,4 mln.

€ 112,5 mln.

€ 2,7 mln.

€ 153,1 mln.

€ 155,8 mln.

€ 0,0 mln.

6,9%

n.v.t.

Totstandkoming niet-financiële verantwoordingsinformatie

Er zijn geen bijzonderheden te melden.

Begrotingsbeheer, financieel beheer en de materiële bedrijfsvoering

De bedrijfsvoering, inclusief het begrotingsbeheer, financieel beheer en de materiële bedrijfsvoering binnen het Ministerie van OCW, is op orde.

De Algemene Rekenkamer (AR) heeft in het verantwoordingsonderzoek over 2019 drie onvolkomenheden geconstateerd, te weten bij de informatiebeveiliging bij het departement, bij het begrotingsbeheer van verplichtingen en bij het autorisatiebeheer Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). Het Ministerie van OCW heeft in 2020 voortgang geboekt in het oplossen van deze onvolkomenheden. Hieronder volgt de status.

Informatiebeveiliging kerndepartement

In haar verantwoordingsonderzoeken over 2018 en 2019 constateerden zowel de AR als de Auditdienst Rijk (ADR) tekortkomingen in de informatiebeveiliging van het Ministerie van OCW. Om deze tekortkomingen op te lossen, hebben de AR en ADR concrete aanbevelingen gedaan. In 2020 is een projectgroep aan de slag gegaan om de aanbevelingen van de ADR en AR voor het Ministerie van OCW op te pakken. De projectgroep heeft in 2020 een aantal producten opgeleverd die de basis vormen voor de verdere belegging van het onderwerp in de organisatie.

Zo is voor de informatievoorziening de Informatiebeveilingsvisie (IB-visie) vastgesteld door de bestuursraad (MT-OCW). Daarnaast heeft de werkgroep op basis van de IB-visie het informatiebeveiligingsbeleid geactualiseerd, een procedure voor incidentrespons gemaakt, een jaarplan voor 2021 opgesteld, een overzicht van processen en systemen opgeleverd en is de werkgroep met een voorstel voor een governance structuur gekomen. Voor de aanbevelingen van de AR over het gebrek aan sturingsmodel en het beschikken over onvoldoende actuele informatie op informatiebeveiliging zal, vanaf 2021, een informatiebeveiliging expertteam de directies en dienstonderdelen actief gaan ondersteunen bij de uitvraag informatiebeveiliging. Het doel is het ophalen van de sturingsinformatie die nu nog ontbreekt.

Het MT-OCW is in 2020 diverse malen geïnformeerd over de stand van zaken op het gebied van informatiebeveiliging in de organisatie. En de bovengenoemde producten zijn in december 2020 voorgelegd en akkoord bevonden door het MT-OCW en vormen - zoals gezegd - de basis waarop in 2021 zal worden door- en uitgewerkt. In het jaarplan 2021 is een aantal concrete acties neergelegd dat in 2021 wordt uitgevoerd. Het jaar 2021 wordt gezien als een transitiejaar naar structurele belegging van informatiebeveiliging in de organisatie.

Begrotingsbeheer verplichtingen

Het begrotingsbeheer van de verplichtingen is door de AR over 2019 ook als een onvolkomenheid beoordeeld. Het Ministerie van OCW onderkent het belang van een goed begrotingsbeheer en het budgetrecht van de Tweede Kamer. Het Ministerie van OCW heeft om die reden extra aandacht gegeven aan het begrotingsbeheer op de verplichtingen. In 2020 heeft het Ministerie van OCW met name ingezet op voorlichting, kennis delen en verbeterde informatievoorziening ten behoeve van analyse van en het gesprek over de tijdigheid en volledigheid van het verplichtingenbeheer. Deze mix van instrumenten waarop ingezet is, heeft ertoe geleid dat het begrotingsbeheer op de verplichtingen in 2020 zo veel mogelijk in overeenstemming met de voorschriften heeft plaatsgevonden. Bij de Slotwet is er één beleidsmatige mutatie geweest welke slechts gering het artikelbudget heeft overschreden.

Autorisatiebeheer Dienst Uitvoering Onderwijs

Door de AR is over 2019 vastgesteld dat de onvolkomenheid op autorisatiebeheer bij DUO nog niet was opgelost. In 2020 heeft DUO doorgezet door hoge prioriteit te geven aan verdere verbetering van het in control komen op autorisatiebeheer. Ondanks alle vooruitgang is DUO er nog niet en zal er in ook in 2021 nog veel gedaan moeten worden om te borgen dat medewerkers alleen toegang hebben tot die systemen die ze nodig hebben voor hun taken en waarvoor ze geautoriseerd zijn.

Deze onvolkomenheid heeft geleid tot toegenomen awareness en aandacht vanuit het management. In 2020 zijn hierdoor grote stappen gezet. Conform een ingerichte planning- en-controlcyclus (PDCA) zijn diverse activiteiten DUO-breed uitgevoerd. Zo zijn voor alle systemen een risicoclassificatie en een autorisatiematrix opgesteld en zijn er controles op toegang tot applicaties/systemen uitgevoerd en op autorisaties binnen systemen. Hierdoor zijn diverse, veelal verouderde, autorisaties ingetrokken. DUO trekt ook de conclusie dat de kwaliteit van deze acties nog beter moet. Hier zal in 2021 verder aan gewerkt worden. Dit is ook belangrijk om het spoor waar DUO voor de toekomst op inzet succesvol te implementeren. De huidige werkzaamheden om een goed autorisatiebeheer te krijgen, zijn arbeidsintensief. DUO zet daarom in op de implementatie van tooling en processen om het autorisatiebeheer binnen DUO te verbeteren en op orde te houden. In 2020 is hiervoor de tooling ingericht en de eerste directie zal begin 2021 overgaan op de nieuwe werkwijze. Zodra dit aantoonbaar goed gegaan is, zal in het vervolg van 2021 en deels in 2022 de gehele DUO organisatie op deze werkwijze overgaan.

Overige aspecten van de bedrijfsvoering

Er zijn geen bijzonderheden te melden.

Paragraaf 2 - Rijksbrede bedrijfsvoeringsonderwerpen

Effecten COVID-19

COVID-19 heeft veel effect gehad op de medewerkers van het Ministerie van OCW. Het heeft veel gevraagd aan flexibiliteit en doorzettingsvermogen. Binnen korte tijd werkten nagenoeg alle medewerkers van het ministerie vanuit huis. De dienstverlening door DUO, het Nationaal Archief en de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed is in belangrijke mate vanuit huis ‘gewoon’ doorgegaan. Tegelijkertijd heeft het Ministerie van OCW hierbij onder grote politieke en maatschappelijke druk maatregelen op al haar beleidsterreinen ontwikkeld. Het toezicht door de Inspectie van het Onderwijs is tijdelijk aangepast: meer op basis van signalen en risico-inschatting. Binnen DUO heeft het langdurig thuiswerken een negatieve invloed gekregen op de snelheid waarmee de teams hun werk hebben kunnen uitvoeren. Bij de ICT-teams speelt dit in het bijzonder. Verder is de werving en selectie moeizamer gebleken waardoor DUO minder heeft kunnen opschalen dan beoogd en minder externen heeft kunnen vervangen door internen. Er is hierdoor een risico dat vervangingen en onderhoud van applicaties niet tijdig kunnen worden uitgevoerd en duurder worden dan gepland. De lange duur van het thuiswerken en alle aanvullende werkzaamheden voor COVID-19 brengen ook risico's met zich mee voor het welzijn van alle medewerkers van het ministerie. Er wordt daarom op verschillende manieren geïnvesteerd in het welzijn en de motivatie van de medewerkers.

Misbruik en oneigenlijk gebruik (M&O)

M&O-risico's en ontwikkelingen betreffende het M&O-beleid

Op grond van de Comptabiliteitswet 2016 dienen ministeries in het kader van het M&O-beleid toe te zien op het financieel beheer van de subsidiestroom. De AR heeft in haar verantwoordingsonderzoek over 2019 een aandachtspunt geformuleerd over de aanbestedingsregels zoals deze in de controleprotocollen zijn opgenomen. Daarnaast zijn in een paar controleprotocollen de aanbestedingsregels niet opgenomen. In overleg met de AR is afgesproken dat voor 2021 de aanbestedingsregels in alle controleprotocollen worden opgenomen. Daarnaast onderzoekt het Ministerie van OCW in 2021 de mogelijkheden om de verschillende controleprotocollen te harmoniseren.

Externe risico’s op M&O-gebruik

Het Ministerie van OCW heeft als uitgangspunt regelgeving tot stand te brengen die zo min mogelijk gevoelig is voor fraude, misbruik of oneigenlijk gebruik. Jaarlijks worden de risico’s op M&O-gebruik geïnventariseerd. Waar nodig wordt het voorlichtings-, controle-, sanctie- en/of evaluatiebeleid aangescherpt, daarbij de wenselijkheid en doelmatigheid van deze middelen in ogenschouw nemend. Hierbij zijn ook de regelingen meegenomen die specifiek zijn ingevoerd voor het mitigeren van de gevolgen van het coronavirus.

Inhaal- en ondersteuningsprogramma’s onderwijs

De subsidieregeling inhaal- en ondersteuningsprogramma’s onderwijs is een belangrijke steunmaatregel die het Ministerie van OCW in 2020 getroffen heeft naar aanleiding van de coronacrisis. Met de regeling bieden we leerlingen en studenten extra ondersteuning vanwege leer- en ontwikkelachterstanden of studievertraging veroorzaakt door de coronacrisis. Op verzoek van de Tweede Kamer heeft het ministerie deze regeling in maart 2021 met terugwerkende kracht aangepast door de verantwoordingsvereisten voor alle subsidieontvangers te versoepelen naar het lichte verantwoordingsregime. Dit om de administratieve lasten bij de instellingen te beperken. Ook bij deze regeling, is net als bij de Regeling aanpak personeelstekort in paragraaf 1, sprake van een onzekerheid ten aanzien van de rechtmatigheid van de aangegane verplichtingen (€ 234,2 miljoen). Deze onzekerheid heeft betrekking op het controlebeleid bij deze regeling. Ondanks deze financiële onzekerheid heeft het ministerie wel op stelselniveau voldoende inzicht in uitvoering van de regeling omdat er een evaluatieonderzoek wordt gestart naar de effecten (output en outcome) van de inhaal- en ondersteuningsprogramma’s. Op deze wijze kan het ministerie zich goed inhoudelijk verantwoorden over effecten van de regeling.

Restrisico’s op M&O-gebruik

In sommige gevallen zijn de getroffen beheersmaatregelen niet voldoende om M&O-gebruik geheel uit te sluiten, bijvoorbeeld wanneer de kosten van controles hoger zijn dan de baten of de wettelijke mogelijkheden begrensd zijn. Er is dan sprake van restrisico oftewel restant M&O. Dit is de gevoeligheid voor M&O-gebruik die (bewust) overblijft nadat alle adequate maatregelen ten aanzien van voorlichting, controle, sanctie en evaluatie zijn getroffen.

Onderstaande tabel beschrijft per begrotingsartikel de geldstromen met restant M&O dat overblijft na inzet van beheersmaatregelen als aan het betreffende begrotingsartikel een restant M&O kleeft groter dan € 1 miljoen. Tevens is het totaal aan restrisico van de geldstromen met een restant M&O groter dan € 1 miljoen als percentage weergeven van de totale uitgaven op artikelniveau.

Tabel 64 Restant Misbruik en Oneigenlijk gebruik

Omschrijving

Bedrag(x € 1 miljoen)

Percentage restant M&O > € 1 miljoen (van de totale uitgaven per artikel)

Artikel 11: Studiefinanciering

  

Aanvullende beurs

35,7

0,69%

Uitwonende beurzen

5,01

0,10%

Artikel 12: Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

  

Uitwonende beurzen

4,2

6,05%

1

Het betreft een geïmporteerd restrisico voor het Ministerie van OCW.

Hieronder volgt een toelichting op de geldstromen met een restant M&O groter dan € 1 miljoen.

Aanvullende beurs

Studenten kunnen in aanmerking komen voor de aanvullende beurs. De hoogte van de beurs hangt mede af van het ouderlijk inkomen. Wanneer ouders in Nederland wonen, is het risico op misbruik beperkt. De Belastingdienst beheert het inkomensgegeven uit het basisregister inkomen. DUO is bevoegd deze inkomensgegevens van de Belastingdienst te gebruiken en is ook afhankelijk van deze gegevens. In 2020 is in totaal € 849,1 miljoen aan aanvullende beurs verstrekt. Daarvan heeft € 45,3 miljoen betrekking op studenten met ouders in het buitenland (circa 16 duizend). DUO vraagt de bewijsstukken bij de ouders zelf of bij de student op, maar de juistheid en volledigheid van het opgegeven buitenlands inkomen is niet volledig met zekerheid vast te stellen door DUO. Uitzondering hierop zijn de voormalige Nederlandse Antillen (€ 9,6 miljoen), waar dit wel mogelijk is. Hierdoor is sprake van restrisico bij studenten met een aanvullende beurs met ouders in het buitenland van € 35,7 miljoen.

Studiefinanciering en Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage, uitwonenden

Op grond van de Wet studiefinanciering 2000 (WSF 2000) en de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS) komt een deel van de studerenden in aanmerking voor een hogere beurs wanneer ze uitwonend zijn. Dit geldt alleen voor mbo-studenten en voor studenten hoger onderwijs die niet onder het studievoorschot vallen. In 2020 is de basisbeurs voor een uitwonende mbo-student € 277,84 per maand (en voor een thuiswonende mbo-student € 85,13 per maand). De totale uitgaven aan uitwonende beurzen bedroegen in 2020 € 148,5 miljoen (WSF 2000).

Bij de vaststelling van de studiefinanciering wordt nu uitgegaan van het adres in de Basis Registratie Personen (BRP), maar niet alle studerenden wonen daadwerkelijk op het geregistreerde adres. Daarom worden fysieke controles op het opgegeven woonadres uitgevoerd, zodat het risico op misbruik van de uitwonendenbeurs wordt beperkt. Er stonden in 2020 1.100 controles gepland op basis van een risicoprofiel. In verband met COVID-19 zijn deze controles tijdelijk stopgezet en later weer opgepakt. Hierdoor is het nog onduidelijk of dit aantal is gerealiseerd. Er worden nog steeds controles uitgevoerd waardoor er mogelijk een verschuivingseffect optreedt. In ruim 300 (30%) gevallen is vastgesteld (voor bezwaar en beroep) dat de studerende niet op het in de BRP geregistreerde adres woonachtig was. Studenten moeten de onterecht ontvangen studiefinanciering terugbetalen en krijgen een boete opgelegd.

Het bovenstaande betreft studerenden die in Nederland wonen. Studenten met een woonadres in België of Duitsland, de grensbewoners, zijn uitgesloten van controle indien hun ouders op meer dan 120 km van de studieplaats van de student woonachtig zijn. Hiermee is een restant M&O gemoeid van € 668.580. Bij studenten met een buitenlands woonadres buiten de grensgebieden wordt anders gecontroleerd. Er wordt gecontroleerd of de student aan de instelling in het buitenland is ingeschreven. Indien dat zo is, wordt er aangenomen dat hij in het buitenland woonachtig is. Omdat er geen adrescontrole plaatsvindt, is er voor studerenden in het buitenland een (aanvaardbaar) restrisico.

Als gevolg van de maatregelen van de afgelopen jaren om misbruik met de uitwonendenbeurs aan te pakken en als gevolg van het vervallen van het onderscheid tussen uit- en thuiswonenden in het studievoorschotstelsel, is dit misbruik substantieel afgenomen. Het restrisico wordt veroorzaakt door onjuiste inschrijvingen in de BRP en wordt niet aan het Ministerie van OCW toegerekend. Er is dus sprake van een geïmporteerd risico. In 2017 is een a-selecte steekproef uitgevoerd onder mbo-studenten met een uitwonendenbeurs. Op basis van dit onderzoek wordt het restrisico in het mbo ingeschat op ongeveer € 4 miljoen. In totaal (mbo en ho) resteert in 2020 nog een restrisico van ongeveer € 5 miljoen (ter vergelijking: dit was in 2014 € 17 miljoen).

De uitwonende basistoelage die op grond van de WTOS (regeling VO18+) aan een uitwonende scholier wordt verstrekt, bedroeg in 2020 € 273,26 per maand (en voor een thuiswonende scholier € 117,20). Bij de vaststelling van de tegemoetkoming scholieren (WTOS) wordt ook het adres van de leerling geverifieerd bij de BRP. De ouders verklaren dat de leerling uitwonend is. Het adres van de ouders wordt niet standaard gecontroleerd bij de BRP. Dit adres wordt alleen vastgelegd als het inkomensafhankelijke deel van de tegemoetkoming is aangevraagd. Bij verhuizing van de leerling wordt ook gecontroleerd. In totaal bestaat in het studiejaar 2019/2020 nog een restrisico van € 4,2 miljoen. Aangezien de totale uitgaven op grond van de WTOS lager zijn dan bij artikel 11 (Studiefinanciering), vormen de uitwonende beurzen hier ook een groter deel.

Grote lopende ICT-projecten

Het Ministerie van OCW kende in 2020 twee ICT-projecten groter dan € 5 miljoen: Doorontwikkelen Basisregistratie Onderwijs (BRON) en ICT werkplekdienstverlening OCW. Ook zijn in 2020 zeven beheer- en onderhoudsprojecten vanuit DUO aangemeld bij het Bureau ICT-toetsing (BIT). Dit ter voorbereiding op de verruiming van de scope van het BIT van advisering over ICT-projecten naar advisering over het onderhoud en beheer van informatiesystemen per 2021. Jaarlijks rapporteert het Ministerie van OCW over deze projecten conform het daarvoor afgesproken rapportagemodel aan het Ministerie van BZK. Van alle projecten wordt de stand van zaken openbaar gemaakt via het Rijks ICT-dashboard. Voor alle projecten geldt dat Chief Information Officer (CIO)- en privacyfunctionarissen van de betreffende organisatie(onderdelen) adviseren over de risico’s voor de privacy en uitvoering. Door de advisering door CIO- en privacyfunctionarissen, maar ook door de inzet van instrumenten als «Gateway», BIT-toetsen en de OCW-risicorapportage worden dergelijke risico’s tijdig in kaart gebracht en zijn deze continu onder de aandacht. Daartoe worden in de projecten zelf ook waarborgen ingebracht om risico’s voor de uitvoering te onderkennen. De functionarissen gegevensbescherming van het Ministerie van OCW zien toe op naleving van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Bij nieuwe wetgeving en grote ICT-projecten heeft het opstellen van Privacy Impact Assessments (PIA) een plaats gekregen.

Gebruik open standaarden en open source software 

De Instructie Rijksdienst schrijft voor dat bij de aanschaf en ontwikkeling van ICT-diensten of ICT-producten in beginsel gebruik moet worden gemaakt van open standaarden van de lijst van het Forum Standaardisatie (www.forumstandaardisatie.nl). Valide afwijkingsgronden zijn opgenomen in de Instructie Rijksdienst. Als er sprake is van afwijking van de Instructie Rijksdienst dan wordt dit gemotiveerd aangegeven. Bij het Ministerie van OCW is bij meting eind 2020 geen sprake geweest van afwijking van de Instructie Rijksdienst.

Betaalgedrag

Het streefpercentage voor tijdig betalen is 95% van alle facturen binnen 30 dagen na datum van ontvangst van de factuur. Het Ministerie van OCW voldoet al jarenlang aan de gestelde norm. Over 2020 is het percentage tijdig betalen bij het Ministerie van OCW uitgekomen op 97,7%.

Audit Committee

Het afgelopen jaar is het Audit Committee (AC) drie keer digitaal bij elkaar geweest. Eén overleg van het AC is vorig jaar schriftelijk afgedaan omdat dit samenviel met de start van de verplichting tot thuiswerken. De samenstelling van het AC van het Ministerie van OCW is in 2020 gelijk gebleven. Dat betekent dat het AC gevormd wordt door de Secretaris-Generaal, als voorzitter, de leden van het MT-OCW, een afgevaardigde van de ADR, de directeur Fincancieel-Economsiche Zaken, één extern lid en een afgevaardigde van de AR (met een open stoel). In 2021 zal het AC opnieuw worden geëvalueerd en dan wordt ook bekeken of er een tweede extern lid aan het AC kan worden toegevoegd.

De onderwerpen die in het afgelopen jaar aan de orde zijn gekomen, hebben vooral betrekking op het departementaal jaarverslag, het samenvattend auditrapport hierbij van de ADR en het verantwoordingsonderzoek van de AR. Hierbij zijn onder andere het autorisatiebeheer en de informatiebeveiliging aan de orde gekomen. Daarnaast zijn ook het jaarwerkplan en het reviewbeleid van de Inspectie van het Onderwijs besproken en de aanpak van het Ministerie van OCW bij Inzicht in kwaliteit.

Normenkader financieel beheer zbo’s en rwt’s

Het normenkader is sinds enige tijd staande praktijk en maakt daardoor onderdeel uit van het reguliere toezicht en het sturingsmodel (eigenaar, opdrachtgever en opdrachtnemer).

Paragraaf 3 - Belangrijke ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering

Doorontwikkeling subsidiebeheer en sturingsrelaties

Het Ministerie van OCW heeft in 2020 verdere verbeteringen in het subsidieproces doorgevoerd. Zo is het aantal ex-ante analyses op het mogelijk verlenen van staatssteun bij een subsidieverstrekking uitgebreid. Hierdoor is het risico op ongeoorloofde vormen van staatssteun sterk afgenomen. Verder is in 2020 gestart met een traject waarbij het subsidiebeheer van de Kaderregeling in het document-management-en-workflowsysteem «Proza» wordt geoptimaliseerd. Zo is er onder andere een functionaliteit ontwikkeld die het mogelijk maakt de voortgang, de knelpunten en de stand van zaken van subsidies real-time te monitoren. Tot slot is in 2020 gevolg gegeven aan het verder verbeteren van de sturingsrelaties met sommige partijen in het veld. Dit heeft er toe geleid dat in sommige gevallen de bijhorende wijze van financiering is bijgesteld of dat het voornemen tot bijstelling is genomen.

Datalekken bij het Ministerie van OCW en DUO

Ook in 2020 hebben het Ministerie van OCW en DUO veel aandacht besteed aan het veilig omgaan met persoonsgegevens en het melden van datalekken. Het aantal meldingen van datalekken bij het Ministerie van OCW (exclusief DUO) is 18 geweest. Hiervan zijn er 7 bij de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) gemeld.

DUO heeft in 2020 in het proces datalekken verschuivingen gezien ten opzichte van 2019. Het totaal aantal meldingen nam toe tot 91 (80 in 2019). Hiervan werden er 16 (20 in 2019) meldingen bij de AP gedaan en 7 (17 in 2019) meldingen bij andere departementen. De overige 68 meldingen betroffen na onderzoek geen noodzaak tot melden. De acties in 2020 om de bewustwording te vergroten om een lek te melden en om bij voorkeur preventief te werken (ook bij twijfel melden) hebben bijgedragen aan het lagere aantal meldingen bij de AP en andere departementen. De goede koers van DUO blijkt ook uit het ADR-rapport dat eind 2020 verscheen. Het thuiswerken heeft voor zover DUO na kan gaan, geen invloed gehad op de kwantiteit van de meldingen of op het soort datalekken.

Organisatieontwikkeling bij DUO

DIGID-audit

DUO geeft jaarlijks opdracht tot het uitvoeren van een DigiD-audit door een geregistreerde EDP-auditor, waarmee DUO kan aantonen dat het aan de door Logius gestelde normen voor de inzet van DigiD heeft voldaan. Naar aanleiding van de daaruit voortkomende bevindingen over 2019 heeft DUO in 2020 verbeteringen doorgevoerd. De laatste verbetermaatregel wordt begin 2021 geïmplementeerd om een en ander in lijn te krijgen met het geldende normenkader.

Afronding Doorlichting DUO

In 2019 heeft in samenwerking met het Ministerie van Financiën een doorlichting van DUO plaatsgevonden. Mede op basis van toezeggingen aan het Ministerie van Financiën heeft DUO de stappen uit het implementatieplan in 2020 doorgevoerd. DUO gaat ook na 2020 door met de implementatie en doorontwikkeling van de aanbevelingen. De richting waarbinnen de doorontwikkeling plaatsvindt, is Management Of Portfolio’s en SAFe 5.0. Dit zijn wereldwijd erkende en gebruikte principes en richtlijnen die als doel hebben organisaties wendbaar te maken, zodat zij in staat zijn om tijdig te kunnen inspelen op digitale ontwikkelingen. Deze principes en richtlijnen zijn geheel passend bij DUO als publieke uitvoerder. Hierbij gaat het om de sturing op de voortbrenging van producten en diensten van DUO en de interne en externe informatievoorziening daarover door DUO. Daarnaast zal nadrukkelijk aandacht zijn voor de evaluatie van het functioneren van de afstemmingsgremia tussen de directie van het Ministerie van OCW en DUO voor de gehele portfolio om te komen tot goede uitvoerbaarheid van beleid door DUO.

Licence