Deze bijlage geeft een overzicht van de financiële gegevens uit de jaarrekeningen van onderwijsinstellingen zowel landelijk als per onderwijssector over de periode 2017 t/m 2021. De bron van deze gegevens is de data van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) welke via eXtensible Business Reporting Language (XBRL) is aangeleverd door de onderwijsinstellingen. Voor nadere duiding van de cijfers wordt daarbij verwezen naar de Kamerbrief «Financiële Positie van het Onderwijs» van 21 november 2022 (Kamerstukken II 2022/23, 33495, nr. 123). Opgemerkt wordt dat er sprake is van afrondingsverschillen en mogelijk nieuwe of her-aanleveringen van jaarstukken van voorgaande jaren waardoor de totalen in de verschillende tabellen niet sluitend zijn.
De onderwijsinstellingen stellen hun jaarverslagen op nadat het desbetreffende kalenderjaar is afgerond en dienen deze conform de Regeling Jaarverslaggeving Onderwijs vóór 1 juli van het opvolgende jaar in bij het Ministerie van OCW - DUO. Dat betekent dat in 2022 de gegevens over 2021 zijn ontvangen. Deze zijn in de overzichten opgenomen. De jaarverslagen over 2022 worden vóór 1 juli 2023 ingediend.
Gehanteerde definities voor de kengetallen
Rentabiliteit: De rentabiliteit geeft aan of er sprake is van een positief of negatief financieel resultaat, ook wel exploitatieresultaat genoemd. Dit is de verhouding tussen het financiële resultaat en de inkomsten (resultaat/(totaal baten + financiële baten)*100). Onderwijsinstellingen kunnen een positief financieel resultaat realiseren, maar streven geen winst na omdat dit niet past bij hun publieke taak. Het streven is te sturen op een nulpositie voor de rentabiliteit. Als indicatie voor mogelijke financiële risico’s hanteert de Inspectie van het Onderwijs (IvhO) een driejarig resultaat onder nul, een tweejarig resultaat onder de 5 procent of eenmalig onder de 10 procent.
Solvabiliteit II: De solvabiliteit geeft aan in hoeverre een organisatie in staat is om op korte en lange termijn aan haar schulden te kunnen voldoen. Als specifieke indicatie voor continuïteitsrisico’s wordt gekeken naar de solvabiliteit2 ((eigen vermogen + voorzieningen)/totale passiva). Daarbij wordt een signaleringswaarde van 0,3 gehanteerd.
Liquiditeit: De liquiditeit geeft aan hoeveel geld er beschikbaar is om geplande en onvoorziene uitgaven te kunnen voldoen. Dit wordt berekend door de vlottende activa die over het algemeen bestaan uit liquide middelen en vorderingen, te delen door de kortlopende schulden. Voor kleinere instellingen in met name het funderend onderwijs wordt daarvoor als signaleringswaarde 0,75 gehanteerd. Voor grote instellingen is dat 0,5.