Base description which applies to whole site

nr. 2MEMORIE VAN TOELICHTING

InhoudsopgaveBlz.
   
A.ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL2
   
 Wetsartikel 1 (begrotingsstaat ministerie)2
 Wetsartikel 2 (begrotingsstaat baten-lastendiensten)2
   
B.BEGROTINGSTOELICHTING3
   
1.Leeswijzer3
2.Het beleid5
2.1.De beleidsagenda5
2.2.De artikelen18
 1: Grondwet en democratie18
 2: Politie25
 3: Rampenbeheersing en brandweer41
 15: Crisis- en Rampenbeheersing42
 16: Brandweer en GHOR50
 4: Partners in veiligheid58
 14: Toezicht en onderzoek openbare orde en veiligheid66
 5: Nationale Veiligheid71
 6: Functioneren Openbaar Bestuur78
 7: Innovatie- en informatiebeleid Openbare Sector88
 9: Grotestedenbeleid98
 10: Arbeidszaken overheid109
 11: Kwaliteit Rijksdienst117
 12: Algemeen127
 13: Nominaal en onvoorzien129
   
   
3.De bedrijfsvoeringsparagraaf130
   
4.Baten-lastendiensten133
 Baten-lastendienst ITO133
 Baten-lastendienst KLPD143
 Baten-lastendienst BPR156
 Baten-lastendienst CAS162
 Baten-lastendienst IVOP172
   
5.De verdiepingsbijlage179
5.1.De opbouwtabellen179
5.2.De uitsplitsing van budgetten213
   
6.De bijlage inzake moties en toezeggingen214
   
7.De bijlage inzake ZBO's en RWT's234
   
8.De burgemeestersbenoemingen235
   
9.De overzichtsconstructie Extra-comptabel overzicht Grotestedenbeleid (ECO GSB) en de doelstellingen en indicatoren in GSB III236

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

Wetsartikel 1 (begrotingsstaat ministerie)

De begrotingsstaten die onderdeel uitmaken van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om de begrotingsstaat van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor het jaar 2005 vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor het jaar 2005. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota 2005.

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten voor het jaar 2005 vastgesteld. De in de begroting opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zogenaamde begrotingstoelichting).

Wetsartikel 2 (begrotingsstaat baten-lastendiensten)

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de baten en lasten en de kapitaaluitgaven en -ontvangsten van de baten-lastendiensten ITO, KLPD, BPR, CAS en IVOP voor het jaar 2005 vastgesteld. De in die begrotingen opgenomen begrotingsartikelen worden toegelicht in onderdeel B (Begrotingstoelichting) van deze memorie van toelichting en wel in de paragraaf inzake de baten-lastendiensten.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. W. Remkes

De Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties,

Th. C. de Graaf

B. BEGROTINGSTOELICHTING

1. LEESWIJZER

Opbouw begroting 2005

De begroting van BZK voor 2005 kent de inmiddels vertrouwde opbouw. In paragraaf 2.1 De beleidsagenda wordt op hoofdlijnen het beleid voor het komende jaar uiteengezet. De nadere verdieping en financiële onderbouwing vinden plaats in paragraaf 2.2 De artikelen en paragraaf 5 De verdiepingsbijlage. In paragraaf 4 Baten-lasten-diensten is de begroting van de vijf baten-lastendiensten opgenomen. De bijdragen van BZK aan de baten-lastendiensten zijn terug te vinden onder de operationele doelstellingen van de verschillende begrotingsartikelen (KLPD op artikel 2.3, ITO op artikel 4.3, CAS op artikel 7.3 en BPR op artikel 7.4) met uitzondering van IVOP (artikel 10.1). Hieronder worden de belangrijkste veranderingen in de opbouw van de begroting aangegeven.

Onderscheid tussen Crisis- en Rampenbeheersing en Brandweer en GHOR

Met ingang van 2005 is beleidsartikel 3 vervallen. Hiervoor zijn twee nieuwe artikelen in de plaats gekomen: artikel 15 Crisis- en Rampenbeheersing en artikel 16 Brandweer en GHOR.

Aanleiding hiertoe is geweest de contourennota Perspectief Nationale Crisisbeheersing, waarin de contouren zijn geschetst voor een nieuwe organisatie van de crisisbeheersing in Nederland. De uitwerking ervan moet erin resulteren dat het terrein van crisisbeheersing is versterkt en dat de aansluiting tussen de (inter)nationale en decentrale organisaties op het terrein van crisisbeheersing is versterkt en verbeterd. Dit heeft in de begroting van BZK geleid tot een nieuw artikel Crisis- en Rampenbeheersing, waarin de doelstellingen en beoogde prestaties van de minister van BZK op dit beleidsterrein zijn beschreven. De verantwoordelijkheid van de minister van BZK voor het doelmatig en doeltreffend functioneren van de brandweer- en GHOR-organisatie en de daarvan afgeleide doelstelling en beoogde prestaties zijn in een afzonderlijk artikel Brandweer en GHOR opgenomen.

Presentatie beleidsartikelen

Daarnaast is in de ontwerp-begroting 2003 een nieuw beleidsartikel toegevoegd (artikel 14 Toezicht en onderzoek OOV). Ter verbetering van de presentatie en verhoging van de informatiewaarde is er voor gekozen om de beleidsartikelen op het terrein van veiligheid bij elkaar te zetten. Hierdoor wijkt de volgorde waarin de beleidsartikelen worden toegelicht enigszins af van de logische nummering.

De artikelsgewijze toelichting eindigt met twee niet-beleidsartikelen (artikel 12 Algemeen en artikel 13 Nominaal en onvoorzien).

Verantwoordelijkheid van de minister

In de ontwerp-begroting 2004 is nog uitgegaan van de begrippen systeem- en resultaatverantwoordelijkheid. In deze begroting is bij ieder artikel als apart element zo concreet mogelijk omschreven wat de directe verantwoordelijkheid is van de minister van BZK en/of de minister voor BVK.

Vervallen groeiparagraaf implementatie VBTB

De ontwerp-begroting 2004 bevatte voor de laatste keer een groeiparagraaf voor de implementatie van VBTB. Op basis van het eindperspectief dat vorig jaar in de groeiparagraaf is geschetst, zijn verschillende verbeteringen doorgevoerd in de begroting. Dat heeft onder meer betrekking op het kritisch doorlichten van de prestatiegegevens en de evaluatieprogrammering en het aanscherpen van operationele doelstellingen. In een aantal gevallen wordt de eerste w-vraag (wat willen we bereiken?) bij de algemene doelstelling toegelicht en niet meer per operationele doelstelling. Onder de operationele doelstellingen wordt dan alleen een toelichting gegeven op de in te zetten instrumenten en de kosten daarvan. Verder zijn de doelstellingen uit het beleidsprogramma doorvertaald naar de begroting. Dit geldt met name voor het programma Andere Overheid, het nieuwe kiesstelsel en de gekozen burgemeester. Er is naar gestreefd om de informatieve waarde van de toelichting per artikel te vergroten en tegelijkertijd de omvang van de tekst zo veel mogelijk te beperken.

Programma Andere Overheid

In de begroting 2004 is het programma Andere Overheid aangekondigd. In het najaar van 2003 heeft de minister voor BVK het actieprogramma naar de Tweede Kamer gestuurd. Op artikel 11 worden de doelstellingen, de activiteiten en de kosten van het project-DG Andere Overheid toegelicht.

2. HET BELEID

2.1. DE BELEIDSAGENDA

Inleiding

Veiligheid, kwaliteit van de overheid en bestuurlijke vernieuwing: dat zijn komend jaar de belangrijkste centrale thema's van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). Daarbij staat, net als voorgaande jaren, samenwerking met verschillende partijen, zoals andere overheden maar ook burgers, bedrijven en instellingen centraal. Zonder hun medewerking en inzet is het realiseren van onze beleidsdoelstellingen onhaalbaar. De aanpak wordt anders: meer dan andere jaren zullen wij direct de verantwoordelijkheid nemen voor het tot stand brengen van de samenwerking en het bereiken van de gewenste resultaten. Burgers hebben immers geen boodschap aan de vraag welk deel van de overheid het probleem precies aanpakt, als het maar gebeurt. Het ministerie van BZK zal partijen ruimte geven, heldere kaders stellen en eenduidige prestatieafspraken maken, maar zal ook – waar en wanneer dit nodig is – interveniëren. Niet in de zin van overnemen, maar in de zin van aansporen, bijspringen en ingrijpen. Dergelijke interventies kunnen een nuttige aanvulling zijn op de al bestaande sturingsinstrumenten die wij vanuit onze coördinerende rol op verschillende beleidsterreinen hebben.

In deze democratische rechtsstaat staat de uitoefening van fundamentele individuele vrijheidsrechten centraal. Deze rechten om vrijuit te spreken, te bewegen, samen te komen en gevrijwaard te blijven van ongewenste inmenging in het eigen persoonlijke domein, vormen een zodanige essentiële waarde in onze samenleving, dat de overheid zich actief moet inzetten om dit te allen tijde te beschermen. De overheid heeft eveneens als kerntaak de bescherming van de burgers tegen criminaliteit en inbreuken op de openbare orde en veiligheid.

Het dilemma waar wij ons mee geconfronteerd zien, is dat de intenties en handelingen van internationaal opererende terroristen erop gericht zijn maximaal van deze vrijheden gebruik te maken om onze rechtsstaat in het hart te treffen en daarmee de fundamentele rechten van onze burgers te schenden. Zo dreigt de bescherming van grondrechten, die de rechtsstaat zijn burgers biedt en móet bieden, tegelijkertijd de rechtsstaat onmachtig te maken om de veilige uitoefening van die grondrechten te kunnen waarborgen. Wij menen dat hierin niet mag worden berust, te meer omdat het niet meer gaat om enkele incidentele gevallen maar zeker om enkele honderden personen die jaarlijks de aandacht van de inlichtingen- en opsporingsdiensten vragen omdat ze in het kader van islamitisch terrorisme in- en uitreizen. De overheid heeft ten behoeve van zijn taak om de veiligheid te waarborgen in onze huidige open en mobiele samenleving in enkele opzichten verhoudingsgewijs thans minder mogelijkheden dan enkele decennia geleden, toen de samenleving nog relatief homogeen was en daardoor ook makkelijk kenbaar. De mogelijkheden om bijvoorbeeld met een valse identiteit voor zowel medeburgers als overheid onzichtbaar of anoniem te blijven, zijn aanzienlijk. De wettelijke mogelijkheden daarentegen van de overheid – lokaal bestuur zowel als de nationale overheid – om te weten wie zich bevinden in de samenleving waarvoor zij bestuurlijk verantwoordelijk zijn en met wat voor intenties zij daarin verkeren, zijn ook in deze ICT-tijd beperkt.

Onze open en mobiele samenleving zal dus een nieuw evenwicht moeten vinden tussen de gewaarborgde uitoefening van vrijheidsrechten en actieve bescherming tegen aanslagen op democratie en rechtsstaat. De overheid zal meer armslag moeten hebben om preventief en zonodig ook repressief te kunnen handelen. Dit overheidshandelen zal meer dan voorheen raken aan individuele vrijheden van personen ten aanzien van wie aanwijzingen bestaan dat zij een gevaar vormen voor de nationale veiligheid. Dat vergt uiteraard scherpe definiëring, maar er lopen in ons land thans teveel personen rond die van onze samenleving geen actief deel uitmaken en naar wier intenties maar moet worden geraden, terwijl de mogelijkheden voor het bestuur om überhaupt gelegitimeerd vragen te mogen stellen of controles uit te voeren beperkt of niet aanwezig zijn omdat daarvoor een titel ontbreekt. De bescherming van onze democratie en onze samenleving vraagt dan ook nadrukkelijk om een herwaardering van die mogelijkheden en in elk geval uitbreiding van de titels op grond waarvan naar burgers navraag mag worden gedaan of controles mogen worden uitgevoerd. Ook zal de bestuurlijke doorzettingsmacht moeten worden vergroot.

Daarmee beogen wij niet om het huidige stelsel van grondrechtsbescherming en beperkingen ten principale te doorbreken, maar wel om het voorkomen en bestrijden van terrorisme een zwaardere grondslag te laten zijn voor overheidsingrijpen in de persoonlijke levenssfeer van individuele burgers. Alleen door onder strikte criteria en onder voldoende waarborgen van rechtsbescherming de overheid bevoegdheid te geven noodzakelijke inbreuk te plegen op de uitoefening van grondrechten, kan het fundamentele belang van de veilige uitoefening van diezelfde rechten door alle burgers worden behartigd.

Hierbij moet overigens niet uit het oog worden verloren dat de personen die bereid zijn onze samenleving met geweld te bestrijden ook al belangrijke winst boeken indien de overheid ter bescherming van die samenleving individuele vrijheden te zeer zou beknotten. Een nuchtere beoordeling is hier op zijn plaats. Wij zijn niet naïef, maar laten ons ook niet gek maken en wij realiseren ons terdege dat de bescherming van fundamentele individuele vrijheidsrechten kwetsbaarheid van de samenleving met zich mee brengt.

Speerpunten 2005

Voor 2005 hebben wij een aantal belangrijke speerpunten, met concrete en voor de burger herkenbare doelen, benoemd:

• In geval van verhoogde kans op terreuraanslagen en andere crises worden via een alerteringssysteem gerichte maatregelen getroffen.

• Vrijmaken van extra capaciteit bij AIVD en KLPD om personen die aangemerkt zijn als potentiële terroristen op te sporen, te volgen en hun activiteiten te verstoren.

• Intensivering van de bijdrage van de politie aan opsporing en handhaving volgens de prestatieafspraken.

• Gemeenten kunnen adequaat kleine ergernissen in de woonomgeving aanpakken doordat ze de overtreders zelf mogen beboeten.

• De burger kan meer diensten van bestuursorganen via het internet afhandelen, zoals de aanvraag van een vergunning, en meer informatie van de rijksoverheid op het internet vinden.

• Voorbereiding en uitvoering van het voorziene raadplegend referendum over de Europese grondwet.

• Afronding van de rijksbrede takenanalyse en uitvoering van de uitkomsten van de analyse vanaf het voorjaar 2005.

• Invoering van de gekozen burgemeester en starten met de voorlichting van burgers en politieke partijen.

• Het treffen van voorbereidingen voor een op termijn substantiële besparing door rijksbrede bundeling van personeelstaken.

• Vermindering van de administratieve lasten voor burgers.

• Afspraken maken met de grote steden over het vergroten van de veiligheid, de economische bedrijvigheid en de kwaliteit van de leefomgeving.

• Afronding van de wetgeving voor een nieuw kiesstelsel.

Selectiever, anders en beter

Een andere aanpak vraagt ook om een andere overheid. Ook in deze begroting is het motto van het programma Andere Overheid relevant en zijn selectiever, anders en beter de kernbegrippen voor ons beleid in de komende jaren. Een overheid die selectiever is in de ambities en prioriteiten, een overheid die anders stuurt door meer gericht te interveniëren en een overheid die hierdoor uiteindelijk beter presteert.

Selectiever zijn komt tot uitdrukking bij het formuleren van beleid en de inzet van instrumenten. De toegenomen individualisering vertaalt zich in een grotere verscheidenheid aan maatschappelijke problemen, uiteenlopende wensen en hogere verwachtingen van de burger. De (rijks)overheid moet en kan in die context niet alles zelf regelen en zal moeten kiezen waar zij effectief kan opereren. De behoefte van burgers om meer invloed uit te oefenen op de oplossingen van die maatschappelijke problemen en zo een eigen verantwoordelijkheid te nemen, wordt tegelijkertijd groter. Er is daarbij sprake van een paradox. In het algemeen willen burgers niet te veel last hebben van de overheid. Maar als er iets mis gaat, wordt er wél naar de overheid gewezen en wordt vervolgens de oplossing vaak gezocht in meer regels en wetgeving. Met andere woorden: aan de ene kant verlangen burgers en bedrijven van de overheid meer ruimte, en aan de andere kant vragen ze om een krachtig optredende, handhavende en presterende overheid. Ook op de beleidsterreinen waarvoor wij verantwoordelijkheid dragen, is deze paradox zichtbaar. Zoals de behoefte om veilig aan het verkeer deel te nemen versus de aversie tegen het handhaven van de verkeersveiligheid via boetes. Of de maatregelen die zijn genomen naar aanleiding van de rampen in Enschede en Volendam, die hebben geleid tot een toename van de administratieve lasten voor de horeca en voor de opslag van gevaarlijke stoffen. Of het streven naar het vergroten van het veiligheidsgevoel en het bestrijden van terrorisme versus het respecteren van de grondwettelijke rechten van burgers. Deze voorbeelden onderstrepen het belang om selectiever te zijn in het beleid en ons toe te spitsen op maatwerk, gericht op de juiste doelgroep.

Aan anders sturen geven wij invulling door minder via regels en wetten voor te schrijven hoe het moet, maar meer door heldere kaders te stellen en prestatiegerichte afspraken te maken. Daardoor krijgen anderen meer ruimte voor de uitvoering. Dit past binnen het concept dat is gepresenteerd in de nota «Bruikbare rechtsorde» (TK 29 279, nr. 9). Met de politiekorpsen en met de grote steden hebben wij in convenanten dergelijke prestatiegerichte afspraken gemaakt. Wij ondersteunen hen bij het realiseren van de afspraken door geld en extra beleidsruimte te geven, maar sporen hen ook aan door hen nadrukkelijk aan te spreken op de resultaten, het realiseren van de doelstellingen. Waar nodig gaan wij gericht interveniëren op terreinen waar problemen snel en adequaat aangepakt moeten worden. Een voorbeeld hiervan is de wijze waarop het kabinet heeft gereageerd op het plan van aanpak «Rotterdam zet door».

Vervolgens moeten wij beter duidelijk maken wat de burger van de overheid mag verwachten en vervolgens als overheid waarmaken wat is beloofd. Wij zullen beter moeten presteren. Het gaat om concretere prestaties, die ook zichtbaar en herkenbaar zijn voor de burger. Voor ons heeft het vergroten van het prestatievermogen van de overheid twee dimensies. Ten eerste hebben wij als coördinerende ministers te maken met vele partners in de publieke sector. Goed samenwerken, taken helder verdelen en ons gezamenlijk richten op het doel zijn belangrijk om het prestatievermogen te vergroten. Ten tweede hebben wij de taak om het prestatievermogen rijksbreed naar een hoger niveau te tillen. De sterk toegenomen mogelijkheden op het terrein van ICT kunnen daaraan een belangrijke bijdrage leveren. Door de inzet van ICT is informatie breder toegankelijk, verbetert de kwaliteit van de dienstverlening en nemen de administratieve lasten af. Dat laatste gaan wij realiseren door te zorgen dat burgers en bedrijven slechts één keer gegevens aan de overheid hoeven te verstrekken. Het is al mogelijk dat in veel gevallen via Internet aangifte gedaan kan worden bij de politie en dat veel meer informatie over de rijksoverheid beschikbaar is op Internet. De komende jaren gaat de minister voor BVK werken aan de modernisering van de gemeentelijke basisadministratie en de invoering van één burgerservicenummer dat op 1 januari 2006 operationeel is en één overheidsauthenticatievoorziening. Met deze twee verbeteringen wordt de basis gelegd voor het vergroten van de mogelijkheden van de dienstverlening door de overheid via Internet.

De invloed van de steeds verdergaande Europese samenwerking en integratie op onder andere het openbaar bestuur, de veiligheid en de terrorismebestrijding wordt steeds meer voelbaar. Deze ontwikkeling geeft, mits ook het adagium «selectief» wordt gehanteerd, grote nieuwe mogelijkheden. Dat geldt in het bijzonder voor terrorismebestrijding waar betere samenwerking geboden is. Het heeft ook consequenties voor onze eigen sturingsmogelijkheden. Het Europese beleid grijpt in op alle niveaus binnen bestuurlijk Nederland. Het aantal terreinen waarop de Europese Unie zich begeeft wordt groter. Overigens zou naar onze mening het adagium «selectiever zijn» ook van toepassing moeten zijn op Europese regelgeving die gericht is op het binnenlandse bestuur. Dat zullen wij ook na het Nederlands voorzitterschap van de Europese Unie aan de orde blijven stellen. Een andere belangrijke prioriteit is het bevorderen van een sterke positie van de steden in Europa en te komen tot een snellere en betere aanpak van stedelijke ontwikkeling. Om als overheid efficiënter en slagvaardiger te worden willen wij de Europese samenwerking op het terrein van de kwaliteit van de publieke dienstverlening versterken en beleidsmakers en uitvoerders van publieke diensten in de EU stimuleren goede voorbeelden van elkaar over te nemen.

Veiligheid

Dat mensen in Nederland veiliger kunnen leven en zich veiliger voelen is een van de topprioriteiten van dit kabinet. Veiligheid is een breed begrip. Veiligheid gaat over sociale veiligheid, door de bestrijding van criminaliteit en overlast, over fysieke veiligheid, door het bevorderen van de brandveiligheid en zelfredzaamheid. Maar veiligheid gaat ook over het voorkomen en beheersen van rampen en crises en het bestrijden van de aantasting van de nationale veiligheid door bijvoorbeeld terrorisme.

De burger spreekt de overheid aan op haar verantwoordelijkheid voor een veiligere samenleving. Dit kabinet heeft deze handschoen opgepakt door een brede, systematische en integrale aanpak van de onveiligheid in Nederland voor te stellen, zoals vastgelegd in het Veiligheidsprogramma. De eerste resultaten zijn inmiddels zichtbaar. De politiekorpsen hebben in 2003 goede prestaties geleverd. Mede door efficiencymaatregelen slagen de korpsen erin de gevraagde intensivering van de opsporing en handhaving te realiseren. Dit uit zich in een toename van het aantal verdachten waarvoor een proces verbaal voor vervolging aan het Openbaar Ministerie wordt verzonden. De zwaarte van de aangeleverde zaken blijft daarbij stabiel. Ook treedt de politie zichtbaar handhavend op door meer boetes en transacties op te leggen bij staandehoudingen, onder andere voor het verstoren van de openbare orde of overlast in het openbaar vervoer. Het aantal inbraken, fietsendiefstallen, zakkenrollerijen, gevallen van doorrijden na een ongeval en vernielingen in de openbare ruimte daalt. Lokaal wordt er dus hard gewerkt. Zo worden Rotterdam en Amsterdam, de twee steden met relatief de grootste veiligheidsproblematiek, minder onveilig. De objectieve verbetering van de veiligheid vertaalt zich langzamerhand ook in de subjectieve veiligheid. Uit cijfers van het CBS en de politiemonitor blijkt dat meer mensen zich veilig voelen. Ook is de burger positiever gaan oordelen over de beschikbaarheid van en de daadwerkelijke contacten met de politie. Daar staat tegenover dat de ervaren overlast, onder meer van hangjongeren en drugs, nog niet afneemt. Hoewel de geweldscriminaliteit in totaal lijkt te stabiliseren, is er op onderdelen nog wel sprake van een stijging. Het gaat dus de goede kant op met de veiligheid in Nederland, maar het valt nog niet te zeggen of er sprake is van een trendbreuk. Het moet en kan dus nog beter. Dit vergt een gezamenlijke inspanning van de minister van BZK, de minister van Justitie en de betrokken partners in de veiligheidsketen.

De recente positieve ontwikkelingen kunnen aanleiding geven om de huidige ambities uit het Veiligheidsprogramma te actualiseren. Dit zou bijvoorbeeld kunnen leiden tot het aanscherpen van de prestatieafspraak met de korpsen over het aantal verdachten dat aan het Openbaar Ministerie wordt aangeleverd. Een eventuele bijstelling van de ambities zal in overleg met de betrokken ketenpartners gebeuren en wordt betrokken bij de tussentijdse evaluatie van de convenanten, die begin 2005 plaatsvindt. In het najaar komen de ministers voor BVK en van Justitie met een nadere invulling voor de tweede periode van het veiligheidsprogramma. Belangrijk wordt de evaluatie van de politieorganisatie, die in 2005 wordt afgerond. Deze evaluatie moet leiden tot voorstellen om de politieorganisatie verder te verbeteren. De minister van BZK heeft recent bij de Tweede Kamer een wetsvoorstel ingediend dat zijn bevoegdheden ten aanzien van politie versterkt en de bestaande vormen van samenwerking tussen politieregio's op het gebied van beheer beter zal structureren en transparant maken.

Ook op het vlak van de fysieke veiligheid zijn positieve resultaten te melden. Alle gemeenten beschikken over een geactualiseerd rampenplan, de bestuurlijke integratie van brandweer en de Geneeskundige Hulp bij Ongevallen en Rampen (GHOR) is verder toegenomen, net als de bestuurlijke afstemming tussen hulpverlening en politie. Vrijwel overal in het land hebben politie, brandweer en GHOR gezamenlijk multidisciplinaire analyses van veiligheidsrisico's gemaakt. Hierdoor wordt een effectievere en efficiëntere aanpak van rampen en ongevallen mogelijk.

In 2005 ligt de nadruk op de concrete uitvoering van het beleid en het bereiken van beoogde resultaten zoals omschreven in het Veiligheidsprogramma, het Actieprogramma Bewust Veiliger en het Beleidsplan Crisisbeheersing 2004–2007. De prestaties in de veiligheidsketen worden vergroot en in concrete resultaten zichtbaar gemaakt door in 2005:

– de veiligheid te vergroten en de resultaten te meten: tussen 2008 en 2010 moet de criminaliteit en overlast in de publieke ruimte met circa 20–25% verminderd zijn; voor de 50 wijken in de G30 met een bijzondere veiligheidsproblematiek moet de verbetering al in het jaar 2006 zijn behaald;

– de politie en de andere veiligheidspartners aan te blijven spreken op het behalen van de afgesproken resultaten in de prestatiecontracten;

– de recherche en de hulpverlening verder te professionaliseren;

– ruimte te geven aan decentrale uitvoering door af te spreken wat moet worden bereikt en niet zozeer hoe;

– het ziekteverzuim bij de politie verder terug te dringen;

– ICT meer en intelligenter inzetten waardoor er meer gegevens beschikbaar komen, meer informatie uit de beschikbare gegevens kan worden gehaald, het risico wordt beperkt dat politie of justitie niet tijdig over de benodigde informatie beschikken en de kans op vormfouten wordt verminderd;

– veranderingen op het gebied van bestuurlijke inbedding door te voeren binnen de organisatie van de hulpverleningsregio's (brandweer en GHOR) en op termijn de veiligheidsregio's;

– meldkamers van politie, brandweer en ambulance binnen de regio samenvoegen waardoor de samenwerking tussen de diensten verbetert;

– wettelijke belemmeringen wegnemen in samenwerking met de minister van Justitie, bijvoorbeeld ten aanzien de overdracht van informatie van de politie naar bestuurlijke partners.

Bij de uitvoering van het veiligheidsbeleid zijn verschillende partners betrokken. Er is een belangrijke rol weggelegd voor het lokale openbare bestuur. Ten eerste ondersteunen wij de grote steden door convenanten te sluiten met concrete afspraken over onder andere het vergroten van de veiligheid op lokaal niveau en door geld ter beschikking te stellen om de afspraken te kunnen realiseren. Op basis van de goede ervaringen bij de grote gemeenten wordt in 2005 het integrale veiligheidsbeleid doorgetrokken naar kleine en middelgrote gemeenten. Gemeenten krijgen vanaf 1 juli 2005 meer mogelijkheden om zelf handhavend op te treden, onder meer door zelf bestuurlijke boetes voor kleine ergernissen op te leggen.

Ten tweede sporen we de gemeenten aan. Van de bestuurders van gemeenten wordt verwacht dat zij op actieve wijze de verantwoordelijkheid dragen om de samenwerking tussen henzelf, andere bestuursorganen, politie, justitie en allerlei organisaties en instellingen op lokaal niveau gestalte te geven. Gemeentebesturen moeten bestuurlijk lef tonen, keuzes maken en optreden waar de omstandigheden dit vereisen. Wij spreken de gemeenten nadrukkelijk aan op hun bijdragen aan de aanpak van onveiligheid, die varieert van het zorgen voor een goede maatschappelijke opvang tot het tegengaan van huiselijk geweld. Deze aanpak wint ook onder gemeenten aan steun. Ten derde interveniëren wij waar nodig gericht om samenwerking tot stand te brengen en de gewenste resultaten te bereiken.

Onconventionele oplossingen gaan wij daarbij niet uit de weg, zoals het organiseren van doorzettingsmacht. Doorzettingsmacht is het (tijdelijk) toekennen van extra bevoegdheden aan het lokale bestuur als de bestaande mogelijkheden geen uitkomst bieden. Concreet gaat het bijvoorbeeld om het verruimen van de mogelijkheden tot ontruiming en onteigening van illegaal gebruikte panden en de aanpak van overlastgevende criminele vreemdelingen en illegaliteit. Doorzettingsmacht impliceert sterke politieke coördinatie op rijksniveau, een constructieve dialoog met de partners, en creativiteit en improvisatievermogen bij bestuurders en ambtenaren.

In onze visie zijn burgers, bedrijven en instellingen zelf medeverantwoordelijk voor een veiliger samenleving. Dit kabinet spreekt de samenleving hierop ook aan. De minister van BZK zal de betrokkenheid van burgers bij de hulpverleningsdiensten door middel van het vervullen van een vrijwilligersfunctie stimuleren. Nadrukkelijk wordt de samenhang van vrijwilligers in elk van de hulpverleningsdiensten bekeken op het gebied van werving, selectie, opleiding en inzet. Voor bestaande vrijwilligers bij de politie wordt het juridisch mogelijk om in elke rang aangesteld te worden. Tevens worden de door de werkgroep vrijwillige politie geconstateerde knelpunten in het betreffende beleid verminderd of opgeheven.

De nationale veiligheid staat hoog op de agenda van dit kabinet. Het wordt steeds duidelijker dat ontwikkelingen en gebeurtenissen in het buitenland hun weerslag hebben op de veiligheid in Nederland. Door recente terroristische aanslagen staat het oude evenwicht tussen militaire en civiele verdediging onder druk. Dit vereist een ander concept voor interne en externe veiligheid en een andere strategie om alert te zijn op grote bedreigingen van de samenleving. Allereerst wordt geprobeerd om nieuwe bedreigingen te verminderen en zoveel mogelijk te voorkomen. Het project Bescherming Vitale Infrastructuur brengt in kaart waar onze samenleving kwetsbaar is en van welke infrastructuur zij afhankelijk is. Op basis van deze analyse worden voorstellen gedaan om die kwetsbaarheid te verminderen.

Daarnaast moet de overheid eenduidig, tijdig en adequaat optreden als zich toch onverhoopt crises voordoen. In het kabinetsbrede Beleidsplan Crisisbeheersing 2004–2007 zijn voorstellen gedaan om de effectiviteit en de kwaliteit van het huidige stelsel van crisisbeheersing te versterken en te verbeteren. De samenwerking met de andere departementen en de sturing van provincies, gemeenten, maar ook bedrijven en instellingen, worden versterkt. De Raad voor de Veiligheid en Rechtsorde wordt de vaste onderraad voor alle terreinen van crisisbeheersing, uitgezonderd terrorismebestrijding. De minister van BZK is de coördinerende minister voor crisisbeheersing. Om de communicatie te verbeteren wordt een Expertisecentrum voor Risico- en Crisiscommunicatie opgericht, waarin kennis en capaciteit wordt gebundeld en dat bij crises de woordvoering namens het Rijk verzorgt. Voor een adequate uitvoering van het Beleidsplan Crisisbeheersing is een nieuwe directie Crisisbeheersing ingericht waarin alle bij crisisbeheersing betrokken onderdelen van het ministerie van BZK, waaronder het Nationaal Coördinatie Centrum zijn geïntegreerd. Op decentraal niveau gaan de veiligheidsregio's het hart vormen van de crisisbeheersingsorganisatie en krijgt de voorzitter van het in te stellen Regionaal Crisisbestuur heldere bevoegdheden richting burgemeesters en de andere betrokkenen.

Terrorismebestrijding is een van de belangrijkste thema's in het nationale veiligheidsbeleid. Zoals eerder gezegd vloeit de noodzaak en het belang van terrorismebestrijding mede voort uit de waarden van de democratische rechtsstaat. En dus moet in reactie op de aanslagen van de afgelopen jaren en de voortdurende dreiging van meer aanslagen worden gezocht naar verdergaade maatregelen om onze samenleving te beschermen tegen hen die zich zo manifest daartegen keren. De strafwetgeving is reeds op een aantal punten aangescherpt.

Om te komen tot een effectievere aanpak van het terrorisme zal een nieuwe organisatorische eenheid worden gevormd, die beheersmatig bij Justitie wordt ondergebracht. De beleidsmatige aansturing van deze eenheid geschiedt door de Ministers van Justitie en van BZK. Over de doorzettingsmacht in geval van dreiging van een terroristische aanslag heeft het kabinet een heldere lijn getrokken. In urgente situaties is het uiteindelijk de Minister van Justitie die de doorslaggevende bevoegdheid heeft om noodzakelijke maatregelen te treffen. Het Kabinet heeft de Tweede Kamer hierover geïnformeerd bij brief van begin september 2004.

Burgers, bedrijven en instellingen worden expliciet bewust gemaakt van de kans op terroristische aanslagen door de invoering van een alerteringssysteem. Zo'n systeem verhoogt de waakzaamheid en maakt het mogelijk in korte tijd gerichte maatregelen te nemen. In de hoogste fase van alertering worden bepaalde inperkingen van grondrechten zoals de vrijheid van betoging, meningsuiting of bewegingsvrijheid mogelijk. Ook worden kwetsbare doelen in kaart gebracht en wordt er extra capaciteit vrijgemaakt om personen die internationaal aangemerkt zijn als potentiële terroristen op te sporen, te volgen en hun activiteiten te verstoren. De AIVD speelt een cruciale rol bij het voorkomen van aanslagen door het verwerven van inlichtingen en het bevorderen van beveiliging. De samenwerking met politie, Justitie en andere inlichtingsdiensten zoals de MIVD, zowel in nationaal als internationaal verband, heeft daarbij bijzondere aandacht. Een belangrijke uitdaging voor de AIVD is om te blijven bouwen aan een goede balans tussen de verschillende taken, zoals het verzamelen en tijdig verstrekken van informatie, het adviseren daarover en het doen van toekomstgericht onderzoek naar ontwikkelingen in de maatschappij. Aan de commissie Bestuurlijke Evaluatie is gevraagd dit najaar te adviseren over de beste manier om op middellange termijn de AIVD optimaal te laten presteren, gegeven de vele belangrijke taken van de dienst. Het advies van de commissie wordt gebruikt om in 2005 verdere verbeteringen door te voeren.

Verbetering kwaliteit openbare sector

Het verbeteren van het prestatievermogen en de kwaliteit van de dienstverlening van de overheid vereisen dat de overheid zelf is toegerust met goed personeel, de juiste voorzieningen op het gebied van ICT, en een passende organisatiestructuur.

Op het gebied van het personeel is integriteit een belangrijk aandachtsgebied. Daarom worden komend jaar verschillende concrete acties genomen om de integriteit beter te waarborgen. Uiterlijk begin volgend jaar treedt de wijziging van de Ambtenarenwet in werking, die overheden verplicht tot het opstellen van een gedragscode en het voeren van integriteitbeleid. In 2004 heeft er een inventarisatie plaatsgevonden naar het integriteitbeleid bij het openbaar bestuur en politie. De geconstateerde lacunes worden in 2005 gedicht. Begin 2005 wordt een begin gemaakt met de opzet van een Expertisecentrum Integriteit dat zal fungeren als algemene vraagbaak. Ook in Europees verband is dit jaar bijzondere aandacht besteed aan integriteit. Zo streeft Nederland ernaar om in 2005 gemeenschappelijke normen voor de integriteit van overheidspersoneel in de lidstaten van de Europese Unie te identificeren. Daarnaast vindt volgend jaar een evaluatie plaats van klokkenluiderregeling, openbaarmaking nevenfuncties en de meldplicht financiële belangen. Ook streeft de minister van BZK er naar om de wet die de openbaarmaking van topinkomens in de publieke en semi-publieke sector regelt in werking te laten treden.

Ambtenaren zetten zich in voor de publieke zaak op basis van inhoudelijke vakkennis en gevoel voor wat er leeft in de samenleving. Zij werken samen resultaatgericht aan de uitvoering van het beleid en het verbeteren van de kwaliteit van de dienstverlening van de overheid. De inzet blijft daarom gericht op het investeren in en het werven van ambtenaren met een resultaatgerichte, omgevingsbewuste, flexibele en samenwerkingsgerichte basishouding. Het huidige tijdsgewricht vraagt om een ambtelijke organisatie die beantwoordt aan de hogere verwachtingen van burger en politiek. Een sleutel tot deze verandering ligt in herkenbaar leiderschap van managers. Het management schept de kaders, heeft invloed op de werkwijze en resultaten en zijn belangrijke cultuurdragers. Rijksbrede aandacht voor de selectie en ontwikkeling van kwalitatief goede en flexibele managers blijft daarom wezenlijk voor het slagen van de veranderwensen van de omgeving en het effectief functioneren van het Rijk. Een vergrijzende samenleving en een economische laagconjunctuur hebben effect op het ambtenarenkorps; aandacht voor in-, uit- en doorstroom van personeel en geharmoniseerde arbeidsvoorwaarden is geboden om het imago van aantrekkelijke werkgever te behouden. Wat betreft de arbeidsvoorwaardenontwikkeling zet dit kabinet voor 2005 uitdrukkelijk in op een voortzetting van de nullijn voor alle publieke sectoren, ingegeven vanuit de huidige economische situatie en het budgettaire perspectief. Daarnaast wordt ingespeeld op de voorgenomen wijzigingen in de fiscale ondersteuning van pre-pensioen in relatie tot een levensloopregeling.

Een beter presterende overheid komt ook tot uitdrukking in een betere publieke dienstverlening: door ruimere openingstijden, door invoering van één loket en door minder administratieve lasten. ICT vormt het belangrijkste instrument om dat te bereiken. Het streven is dat in 2005 55% van de dienstverlening plaats kan vinden via Internet, en op termijn zelfs 65%. Het uitgangspunt daarbij is het principe van eenmalige gegevensverstrekking. Burgers en bedrijven hoeven de overheid geen gegevens meer te verstrekken die de overheid al heeft. Er worden tenminste drie zogenaamde ICT-kanskaarttrajecten opgesteld. In deze kanskaarten wordt uitgezocht hoe een andere organisatie van informatiestromen – en de inzet van ICT daarbij – kan helpen bij de aanpak van urgente maatschappelijke problemen. De methode is met name interessant waar meerdere (overheids)organisaties betrokken zijn bij achtereenvolgende fasen van die aanpak en van elkaars informatie afhankelijk zijn om tot reultaat te komen.

Dit kabinet wil de administratieve lasten van burgers met ten minste een kwart verminderen. In 2005 gaan alle ministeries op basis van de dit jaar uitgevoerde nulmeting aan de slag om dat doel te bereiken. Daarbij gaat speciale aandacht uit naar specifieke doelgroepen zoals langdurig zieken en gehandicapten, ouderen en uitkeringsgerechtigden, die bij uitstek last ondervinden van langs elkaar heen werkende overheidsorganisaties. Ook hier kan ICT een belangrijke bijdrage leveren aan het realiseren van de reductiedoelstelling. Burgers gaan de effecten merken in een tijdsbesparing en in een vermindering van de ergernis die de bureaucratie bij hen oproept. De minister voor BVK coördineert de kabinetsbrede aanpak. Samen met IPO en VNG gaat hij plannen opstellen om ook de administratieve lasten van gemeenten en provincies te reduceren. Naast het streven om de administratieve lasten voor burgers met ten minste 25% te verminderen, streeft het kabinet ook naar een reductie van de administratieve lasten met 25% voor het bedrijfsleven. Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft een nulmeting laten uitvoeren naar de lasten voor het bedrijfsleven, voortvloeiende uit BZK wet- en regelgeving. Over de resultaten van deze nulmeting wordt de Tweede Kamer apart geïnformeerd.

De wijze waarop de overheid is georganiseerd, is een andere bepalende factor voor de kwaliteit van haar functioneren. Het programma Andere Overheid is gericht op het verbeteren van die kwaliteit. In 2004 zijn samen met de ministeries en andere overheden vele acties in gang gezet, die dit jaar al zichtbare resultaten gaan opleveren. Momenteel worden binnen het Rijk fundamentele takenanalyses uitgevoerd die begin 2005 zijn afgerond. Het belang van de burger is het vertrekpunt van deze analyses. De dertien ministeries nemen – gecoördineerd door de minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties – hun eigen takenpakket kritisch onder de loep. Daarnaast wordt het adviesstelsel versoberd, wordt er gewerkt aan een nieuw verzelfstandigingskader en een kaderstellende visie op toezicht. Naast de departementale takenanalyse worden ook dertien rijksbrede thema's onderzocht. Voor ons ministerie gaat het vooral om de positionering van het veiligheidsbeleid en het optimaliseren van de interbestuurlijke coördinatie. De uitkomsten van de takenanalyses worden naar verwachting vanaf voorjaar 2005 omgezet in concrete acties. Dit kan leiden tot het beëindigen van bepaald beleid, het invoeren van andere sturingsmechanismen of een andere ordening van verantwoordelijkheden van ministeries en onderdelen van de ambtelijke organisatie. De uitkomsten worden ook betrokken bij het opstellen van een herontwerp van de rijksdienst in de loop van 2005.

Er is zeer bewust voor gekozen pas met het voorbereiden van een ontwerp van de rijksdienst te beginnen ná afronding van de takenanalyses. De inhoud van het beleid is immers bepalend voor de structuur waarbinnen dat beleid moet worden ontwikkeld en uitgevoerd. Bij het herontwerp wordt ook het interdepartementale beleidsonderzoek naar verzelfstandigde organisaties op rijksniveau betrokken. Een kabinetsstandpunt terzake wordt begin 2005 vastgesteld.

Op het gebied van de bedrijfsvoering wordt samenwerking gezocht door personeelstaken te bundelen en te versterken. In 2005 zal de voorbereiding van de start per 1 januari 2006 van het rijksbrede shared service centre voor de Personeelsregistratie en Salarisadministratie centraal staan. Dit levert op termijn een substantiële besparing op.

Bestuurlijke vernieuwing

Het versterken van de relatie tussen overheid en samenleving, tussen burger en bestuur, is bij uitstek een uitdaging voor het openbaar bestuur. In het verkeer tussen burger en bestuur speelt de Algemene wet bestuursrecht een belangrijke rol. In 2005 beginnen wij, samen met het ministerie van Justitie, aan het onderzoek voor de derde evaluatie van deze wet. De mening en ervaringen van burgers worden in dit onderzoek nadrukkelijk meegenomen.

Eerder worden in het interbestuurlijke verkeer taken en verantwoordelijkheden op een andere wijze verdeeld. In 2005 krijgt het regionale bestuur vorm binnen de kaders van de Wet gemeenschappelijke regelingen-plus. Zoals gezegd moet er meer ruimte komen voor de andere overheden om de uitvoering van het beleid naar eigen inzicht ter hand te nemen. De verantwoordelijkheidsverdeling tussen de verschillende overheden moet leiden tot een grotere slagvaardigheid van het lokale bestuur. In het grotestedenbeleid wordt aan de steden overgelaten hoe zij de vooraf afgesproken resultaten op verschillende terreinen willen bereiken. De steden weten immers het beste op welke manier zij – efficiënt en effectief – de beoogde resultaten kunnen halen. Het kabinet sluit in 2005 het derde convenant met de grote steden, voor een periode van vijf jaar. Dit derde convenant verschilt van de twee vorige omdat de minister voor BVK de vele verschillende regelingen zal vervangen door slechts drie brede doeluitkeringen en een veelheid van administratieve voorschriften zal vervangen door een heldere prestatiesturing. Daarmee wordt de slagkracht van steden vergroot en de administratieve last geminimaliseerd.

Om grootstedelijke problemen aan te pakken is soms bestuurlijk lef nodig, zeker in situaties waar bestuurders onvoldoende formele bevoegdheden hebben. Stedelijke problemen houden zich immers niet aan bestuurlijke grenzen. Daarom steunen wij de initiatieven van steden om problemen in de eigen stad aan te pakken. Zo wordt in 2005 een onorthodox pakket maatregelen uitgevoerd, gebaseerd op het programma Rotterdam zet door. In 2005 worden in Rotterdam zogenaamde economische kansenzones ingesteld. Voorts worden in een verzamel- en uitzonderingswet de mogelijkheden voor regulering van de instroom van kansarmen in nader aan te wijzen wijken in Rotterdam en een scherper wettelijk regime voorgesteld om malafide huisbazen effectiever aan te kunnen pakken vastgelegd. Rijk en gemeenten werken hierbij nauw samen en zijn samen verantwoordelijk voor het oplossen van maatschappelijke problemen in steden. Ook met andere steden kunnen dergelijke afspraken worden gemaakt, waarbij ruimte is voor maatwerk en vernieuwende, bestuurlijke arrangementen. Met de vier grootste steden (G4) wordt gezamenlijk aan een plan van aanpak gewerkt.

Meer daadkracht en meer verantwoordelijkheid bij de lokale overheid vraagt ook om vernieuwing in de politiek-bestuurlijke verhoudingen. Het kabinet zet daarom in op bestuurlijke vernieuwing, door de invoering van de gekozen burgemeester en de vernieuwing van het kiesstelsel.

Meer verantwoordelijkheid voor het lokale bestuur vraagt om een herkenbaar en aanspreekbaar bestuur waardoor de inbreng van burgers optimaal kan zijn en de verantwoording over het gevoerde beleid een gezicht krijgt. De vergroting van bestuurskracht vergt immers een duidelijke legitimatie. Burgers moeten daarom hun eigen burgemeester kunnen kiezen. De burgemeester krijgt een andere, meer prominente positie in het gemeentebestuur. De gekozen burgemeester is verantwoordelijk voor de eenheid, samenhang en consistentie van het collegebeleid, voor het integrale veiligheids- en handhavingsbeleid en voor het ambtelijke apparaat. De burgemeester kan effectief optreden tegen verkokering en bureaucratisering, waardoor de kracht van het lokale bestuur vergroot wordt. Zodra het voorstel tot invoering van de gekozen burgemeester door beide Kamers is aanvaard, wordt in 2005 gewerkt aan de invoering en gestart met de voorlichting van burgers en politieke partijen.

Ook de keuze voor een nieuw kiesstelsel is een substantiële vernieuwing van de overheid. De wijze waarop de leden van de Tweede Kamer worden gekozen is van groot belang in onze vertegenwoordigende democratie en moet toegesneden zijn op de huidige tijd. Breed leeft het besef dat het belangrijkste element van het huidige kiesstelsel, dat van de evenredige vertegenwoordiging, ook in de huidige tijd voldoet. De precieze inrichting van het stelsel is echter dringend aan verandering toe. Voorgesteld wordt om de inrichting van het stelsel zo te wijzigen dat de evenredigheid op het huidige niveau blijft gehandhaafd, maar dat meer kamerleden dan nu op basis van door henzelf behaalde stemmen zitting nemen in de kamer. Om de band tussen kiezer en kandidaat en kiezer en kamerlid gestalte te kunnen geven is het belangrijk dat kandidaten worden gekozen in districten, overzienbare kiesgebieden waarbinnen zij campagne kunnen voeren en waarbinnen zij na hun verkiezing actief kunnen blijven.

In het kader van de evaluatie van de Algemene wet gelijke behandeling onderzoeken wij in welke richting het gelijkebehandelingsbeleid zich in de komende jaren moet bewegen. Stroomlijning van het huidige juridische bouwwerk is in ieder geval dringend gewenst met het oog op vergroting van de effectiviteit, de toegankelijkheid en kenbaarheid voor de burger van het recht op gelijke behandeling. Binnen de Raad van Europa hebben wij het initiatief genomen voor en zijn wij actief betrokken bij de totstandkoming van een Aanbeveling over het briefgeheim en de vrije meningsuiting op Internet.

Tot slot

Het is duidelijk dat er in 2005 veel werk te verzetten is op het terrein van de veiligheid, de kwaliteit van de rijksdienst en het openbaar bestuur. Goede, vernieuwende plannen en ideeën zullen in 2005 verder uitgewerkt en uitgevoerd worden. Wij rekenen daarbij op de steun en inzet van de vele partners, bedrijven, instellingen en ook burgers die betrokken zijn bij de uitvoering van ons beleid. Zonder hen zal echte vernieuwing en verandering niet plaats kunnen vinden. Wij zullen onze partners en burgers helpen, aansporen en daar waar nodig zullen we gericht interveniëren om de gewenste resultaten te bereiken. Omgekeerd mogen onze partners en burgers ons aanspreken op de wijze waarop wij invulling geven aan onze rol, dat wil zeggen de manier waarop wij prioriteiten stellen, instrumenten inzetten en presteren. Het is deze dynamiek die ons in staat zal stellen om op onze beleidsterreinen tot optimaal gedragen veranderingen te komen.

Aansluittabel

Onderstaand overzicht geeft per beleidsthema de intensiveringen weer zoals die in deze ontwerp-begroting 2005 zijn opgenomen. In paragraaf 2.2. De artikelen vindt een nadere onderbouwing plaats aan de hand van de www-vragen.

Belangrijkste beleidsmatige mutaties (x € 1 000)
Uitgaven200420052006200720082009
Stand ontwerp-begroting 20044 966 8584 868 0124 978 0315 056 4155 092 623 
1e suppletore begroting 2004174 82746 79047 57254 81747 180 
Nieuwe mutaties:6 862254 318236 117243 117212 696 
Projectkosten nieuw kiesstelsel (artikel 1) 2 5205 9654 290  
Gekozen burgemeester (artikel 6) 3 4003 2003 2001 000 
Programma Andere Overheid (artikel 7) 3 9243 6343 634  
Terrorismebestrijding (artikel 2 en 5) 5 6008 6008 6008 600 
Crisisbeheersing (artikel 3 en 15)5 40010 00010 00010 00010 000 
Versterking toezicht IOOV (artikel 14)200700500500500 
Exploitatiekosten C2000 (artikel 4)3 2006 400    
Brede doeluitkering Sociale Intregatie en Veiligheid (artikel 9) 218 881218 881218 881218 881 
Politietaken asiel (artikel 2) – 3 000– 7 800– 14 700– 19 600 
SAIP (artikel 10) – 6 000– 9 000– 13 000– 13 000 
Efficiëntietaakstelling – 1 099– 2 199– 3 298– 3 298 
Taakstelling innovatief aanbesteden– 574– 728– 728– 728– 728 
Aansluitbedrag overige mutaties–1 36413 7205 06425 73810 341 
Stand ontwerp-begroting 20055 148 5475 169 1205 261 7205 354 3495 332 4995 355 029

2.2. De artikelen

BELEIDSARTIKEL 1: GRONDWET EN DEMOCRATIE

1. Algemene beleidsdoelstelling

Het bevorderen van het goed functioneren van de democratische rechtsstaat en het constitutioneel bestel, zoals deze onder meer zijn neergelegd in de Grondwet, het Statuut en Europese en internationale verdragen.

Deze algemene beleidsdoelstelling Grondwet en democratie wordt ingevuld aan de hand van onderstaande aandachtsgebieden. De algemene beleidsdoelstelling wordt in de begroting niet verder uitgewerkt naar operationele doelstellingen. Wel kunnen per aandachtsgebied het beoogde effect en de daartoe te verrichten activiteiten genoemd worden.

Wat willen we bereiken?

A. Het algemeen democratisch proces bevorderen.

B. Actueel constitutioneel bestel, dat inspeelt op de ontwikkelingen.

C. Verwezenlijking en ontwikkeling grondrechten.

D. Handhaven en verbeteren van het bestuursrecht

E. Bijdragen aan internationale constitutionele ontwikkelingen.

F. Het borgen van kwaliteit en continuïteit van de wetgeving van BZK.

Wat gaan we daarvoor doen?

A. Het algemeen democratisch proces bevorderen.

Nieuw kiesstelsel. Doelstelling van de invoering van een nieuw kiesstelsel is de band tussen kiezer en gekozene te versterken. In het hoofdlijnenakkoord is de invoering van een nieuw kiesstelsel afgesproken dat voor het eerst zal gelden bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2007. Een wetsvoorstel om te komen tot een nieuw kiesstelsel is in de zomer van 2004 aan de Kiesraad, de VNG en de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken gezonden. In het najaar van 2004 zal het wetsvoorstel voor advies aan de Raad van State worden aangeboden. Het project Nieuw Kiesstelsel kent in 2005 een belangrijke fase: het wetgevingsproces moet in dit jaar worden afgerond en er wordt volop aan de voorbereiding van de implementatie van het nieuwe stelsel gewerkt door middel van onderzoek en voorlichting.

Kiesrecht. Diverse punten in de Kieswet noodzaken tot verbetering. Het Experiment Kiezen op afstand, dat is uitgevoerd bij de verkiezingen voor het Europees Parlement op 10 juni 2004 wordt in 2005 geëvalueerd. Indien nodig worden in 2005 verbeteringen voorgesteld.

Referendum Europese Grondwet. Op grond van de initiatiefwet Karimi c.s. wordt begin 2005 een referendum over de Europese Grondwet georganiseerd.

Subsidiëring Instituut voor Publiek en Politiek. Vanaf 2005 heeft BZK de verantwoordelijkheid voor de exploitatiesubsidie voor dit instituut overgenomen van VWS. De taken en activiteiten van het IPP sluiten meer aan bij het vakterrein van BZK.

B. Actueel constitutioneel bestel, dat inspeelt op de ontwikkelingen.

De versterking van het democratische en rechtstatelijke functioneren van Nederland staat in de belangstelling.

Grondwet. Voorzover dat nog niet in 2004 is gebeurd zal de afronding in tweede lezing moeten plaatsvinden van de grondwetswijzigingen inzake de aanstellingswijze van de burgemeester, de tijdelijke vervanging van volksvertegenwoordigers wegens zwangerschap, bevalling en ziekte, de invoering van het correctief referendum en artikel 23 (samenwerkingsschool).

Het kabinet zal begin 2005 met een notitie komen ter zake van het te voeren beleid bij wijziging van de Grondwet.

Statuut. In 2005 zal actualisering van het Statuut worden bezien, in het kader van de viering van 50-jaar Statuut in december 2004.

C. Verwezenlijking en ontwikkeling grondrechten.

Gelijke behandeling. Om de inzichtelijkheid van de gelijkebehandelingsregelgeving te vergroten en onderling beter af te stemmen, wordt voortgegaan met de integratie van enkele wetten in de Algemene wet gelijke behandeling (Awgb). Daarnaast wordt in 2005 de tweede evaluatie van de Awgb afgerond. In het vervolg op de evaluatie wordt bezien in hoeverre het huidige stelsel van gelijkebehandelingswetgeving verdere aanpassing behoeft.

Grondrechten in het digitale tijdperk. De gedachtevorming over de gevolgen van ICT en grondrechten moet na besluitvorming over de aanbevelingen van de commissie-Franken verder worden gebracht. Met name verdient aanpassing van het brief- en telefoongeheim aan nieuwe ontwikkelingen bijzondere aandacht. De vraagstukken die hiermee verbonden zijn, worden ook in het kader van de Raad van Europa (RvE) aan de orde gesteld. Speerpunt in de bijdrage aan de Nederlandse inzet bij de World Summit on the Information Society (WSIS) is een hoog niveau van mensenrechtenbescherming in de informatisering.

Normen en waarden. De intensivering van de politieke aandacht voor de betekenis en de onderlinge verhouding van grondrechten kan niet los worden gezien van het maatschappelijke debat over waarden en normen in de Nederlandse samenleving. Verschillende BZK-activiteiten in het kader van waarden en normen in het onderlinge verkeer tussen burgers in de publieke ruimte, waaronder het betrekken van de burger door middel van interactieve beleidsvorming, worden voortgezet.

D. Handhaven en verbeteren van het bestuursrecht.

De effectiviteit van het bestuur en de rechtsbescherming van de burger staan centraal bij de handhaving en verbetering van het bestuursrecht. In 2005 wordt een begin gemaakt met de derde evaluatie van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Klachtrecht. In 2005 treedt het wetsvoorstel Extern klachtrecht in werking, waarmee de algemene regeling van het klachtrecht in de Awb is voltooid. Het kabinet zal in 2005 een standpunt innemen over de evaluatie van de regeling van het intern klachtrecht, die in 2004 plaatsvond.

Awb vierde tranche. Naar verwachting wordt in 2005 ook de behandeling in de Tweede Kamer van de Vierde tranche van de Awb afgerond. Daarin is onder andere een algemene regeling opgenomen voor de bestuurlijke boete.

Samenhangende besluiten. Het wetsvoorstel Samenhangende besluiten, waarin opgenomen een algemene regeling voor de procedurele coördinatie van besluiten op aanvraag die op eenzelfde activiteit betrekking hebben, wordt in 2005 bij de Tweede Kamer ingediend.

E. Bijdragen aan constitutionele ontwikkelingen in en naar aanleiding van internationale zaken.

De grenzen tussen nationaal en Europees constitutioneel recht vervagen steeds meer. Bovenstaande aandachtsgebieden kennen allen een internationaal aspect. Daarnaast zijn nog enkele bijzondere onderwerpen van belang.

Door middel van regelmatige deelname aan buitenlandse fora wordt onder andere een bijdrage geleverd aan de discussie over de toekomst van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). Bovendien wordt de monitoring verbeterd van EHRM-uitspraken.

Internationale verdragen en de Grondwet (art 91.3 GW). Een in 2004 uitgebracht kabinetsstandpunt over de procedure van goedkeuring van verdragen die van de Grondwet afwijken (art. 91 derde lid Grondwet) wordt met het parlement besproken.

Europese Grondwet. In 2004 is in de IGC overeenstemming bereikt over een grondwettelijk verdrag waarin de toekomstige structuur en bevoegdheden van de Europese Unie (EU) zijn opgenomen. Er wordt meegewerkt aan de goedkeuringswetgeving. Tevens wordt in samenwerking met andere ministeries een onderzoek gedaan naar de gevolgen van het grondwettelijk verdrag voor het functioneren van ons staatsbestel.

Europa in onze Grondwet. Een kabinetsstandpunt wordt uitgebracht over de wenselijkheid van het opnemen van een verwijzing naar de EU in onze Grondwet en het eventueel daarin regelen van bijzondere daarmee samenhangende zaken als bijv. de procedure van wetgeving ter implementatie van Europese regelgeving.

F. Het borgen van kwaliteit en continuïteit van de wetgeving van BZK.

Wetgeving BZK. In 2004 zijn de wetgevingsfunctie en de beleidsfunctie scherper gepositioneerd door middel van concentratie van de wetgevingsfunctie. De wet- en regelgeving van bijna geheel BZK is geconcentreerd in een nieuwe centrale directie. Doel van deze concentratie is dat de kwaliteit van de wetgeving continue geborgd wordt.

Wat mag het kosten?

In 2005 is voor de invoering van het nieuwe kiesstelsel € 2,5 mln uitgetrokken. De kosten van voorlichting bij gelegenheid van landelijke verkiezingen zijn opgenomen in de meerjarenramingen. Het betreft een gemiddeld bedrag van € 1,3 mln per voorlichtingscampagne. Voor de aanloopkosten van de Gemeenteraadsverkiezingen in 2006 is in 2005 € 0,2 mln uitgetrokken. De instandhoudingsubsidie van het Instituut voor Publiek en Politiek bedraagt € 1,1 mln op jaarbasis. Daarmee wordt circa 45% van de kosten van dit instituut uit subsidie gefinancierd.

Een raming van de uitgaven verband houdende met het referendum over de Europese Grondwet zal worden opgenomen in de 1e suppletore begroting 2005 van BZK.

De overige uitgaven bestaan voornamelijk uit apparaatsuitgaven. Deze zijn verhoogd door de concentratie van de wetgevingsfunctie. Ten gevolge van de wijziging in de hoofdstructuur van BZK zijn de apparaatskosten van de directie Coördinatie Internationaal Beleid (CIB) en de Permanente Vertegenwoordiging bij de Europese Unie (PVEU) ondergebracht bij artikel 6.1. Functioneren Openbaar Bestuur/Apparaat.

Overzicht prestatiegegevens
DoelstellingenEffectindicatorenPrestatie-indicatorenBasiswaardeThroughputStreefwaarde
Het algemeen democratisch proces bevorderen.1. Goed verloop verkiezingen en referendum.1. Organisatie referendum Europese Grondwet.1. Initiatief wetsvoorstel.1. Projectgroep referendum Europese Grondwet.1. Deelneming aan besluitvorming.
 2. Hogere deel- name aan de democratie/democratische instellingen.2a. Openbaarheid en Toegankelijkheid.2. Huidige stand van Openbaarheid.2a. Wijziging Wob/hergebruik van overheids-informatie.2. Grotere kennis en betrokkenheid van de burger bij het openbaar bestuur, grotere actieve open- baarheid.
  2b. Aantal inge- diende verzoe- ken Tijdelijke referendumwet. 2b. Website Tijde- lijke referen- dumwet onder- houden.
 3. Sterkere binding kiezer en gekozene.3. Vernieuwing kiesstelsel.3. Huidig kiesstelsel.3. Project invoering nieuw kiesstelsel.3. Invoering nieuw Kiesstelsel bij TK-verkie- zingen 2007.
      
Actueel constitutioneel bestel, dat inspeelt op de ontwikkelingen.Modern constitutioneel bestel, pas- send in de huidige samenleving, die aan wijziging onderhevig is als gevolg van ontwik- kelingen in NL, EU, RvE en rest van de wereld.1. Grondwet en Statuut. Link met dualisering.1. Huidige Statuut en Grondwet.1. Evaluaties, Cie rapporten, diver- se adviezen.1. Wettelijk stelsel zelfstandige bestuursorga- nen.
2a. Aantal malen dat een beroep op de Wet openbaarheid van bestuur wordt gedaan.1,2. Huidige inrichting overheid.1a. Wetsvoorstel/- kabinetsstand- punt constitutionele toet- sing.1b. Grondwets- wijzigingsvoor- stellen.1c. Notitie beleid wijziging Grondwet.1a. Invoering toetsingsrecht en wijziging art. 23 en 131 Gw. 1b. Vervanging zieke of zwan- gere volksver- tegenwoordigers.
2b. Betrouwbare overheid en Transparante overheid.2b. Onderzoek Nationale Ombudsman naar klachtenbehandeling.2a. Evaluatie en aanpassing Wet openbaarheid van bestuur. 2b. Actueel houden Wet Nationale ombudsman en begeleiden onderzoek.1c. Gemakkelijker wijziging Gw. 2b. Optimaal systeem van klachtbehande- ling bij Natio- nale ombudsman tav onder- zoek 2003.
Verwezenlijking en ontwikkeling grondrechten.Democratische samenleving, waarin grondrechten een belangrijke rol spelen.1. Grondrechten in het digitale tijd- perk.1. Huidige tech- nologie-afhan- kelijke grondrechten.1. Deelname WSIS.1. Aanpassing brief- en telefoongeheim aan techn. ontwikkelingen.
2. Gelijkheids- beginsel/-gelijke behandeling.2. Huidige inci- dentele regeling gelijkheidsbeginsel.1,2. Deelname onderhandelingen in Brussel en Straatsburg.2. Tijdige, juiste en volledige uitbreiding en vernieuwing Awgb-emanci- patie en gelijk- waardigheid van mensen en groepen in de samenleving.
  2. Evaluatie Alge- mene Wet Gelijke Behan- deling
Handhaven en verbeteren van het bestuursrecht.Effectiviteit van het bestuur en rechts- bescherming van de burger.Evenwichtig bestuursrecht, dat voldoet aan de eisen van de tijd.Huidige Algemene wet bestuursrecht (Awb), zoals geëvalueerd in 2002 (algemeen) en 2004 (intern klachtrecht), en aanbevelingen.1. Financiering en begeleiding evaluaties Awb.1.  Onderzoek toepassingspraktijk Awb.
2. Deelname Cie Scheltema.2,3. Aanvullingen Awb, als de bestuurlijke boete, extern klachtrecht, samenhangende besluiten.
3. Wetsvoorstellen.
      
Bijdragen aan internationale constitutionele ontwikkelingen.1. Democratisch gehalte van Europa.1. Een goed werkende democratie in Europa.1a. Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.1.  Bijdragen goedkeuringswet Europese Grondwet.1a. Kabinetsstandpunt procedure goedkeuring verdragen die afwijken van GW.
 1b. Beperkte nationale regelingen.1,2. Onderhandelingen in Brussel en Straatsburg.1b. Monitoren uitspraken EHRM.
2. Toegankelijkheid van overheidsinformatie op EU-niveau.2. Openbaarheid van bestuur in EU (Eurowob).2.  Huidige openbaarheid van bestuur in EU.2. Voorstellen/discussie n.a.v. Eurowobcongres eind 2004.1c. Ratificatie Europese Grondwet. 2.  Grotere open- baarheid van bestuur in Europa.
     
Borgen kwaliteit en continuïteit van de wetgeving van BZK.Wetgeving afkom- stig van BZK is continue van hoge kwaliteit. Goede kwaliteit wet- en regelgeving, continue van hoog niveau.1. Huidige inrichting wetgevingsdirectie.1a. Evaluatie concentratie wetgevingsfunctie BZK.1. Verbetering organisatie wetgevingsdirectie.
 1b. Stakeholderonderzoek. 
2. Huidige wetgeving BZK.2a. Centraal beheer wetgevings- planning-overzicht.2. Betere wetgeving.2a. Verbetering continuïteit en planning wetgeving.
3. Rapport visitatiecommissie 2002.2,3 Interne wetgevingstoets.3. Rapport visitatiecie 2005.
Overzicht beleidsevaluatie
Operationele doelstellingStartdatumEinddatumOnderwerp
Het algemeen democratisch proces bevorderen.01-01-200401-12-2004T.b.v. evaluatie bijhouden referenduminitiatieven o.g.v. Tijdelijke referendumwet.
 01-06-200301-03-2004Werking en knelpunten van de Wet openbaarheid van bestuur.
 01-12-200201-02-2004Evaluatie campagne Voorlichting verkiezingen (2003).
 01-02-200401-07-2004Terugvordering onrechtmatig verkregen staatssteun.
Actueel constitutioneel bestel, dat inspeelt01-03-200301-12-2004Evaluatie Statuut (koninkrijksrelaties).
op de ontwikkelingen.01-01-200401-12-2004Onderzoek wet parlementaire enquête.
 01-10-200301-02-2004Vergelijkend staatsrechtelijk onderzoek naar de positie van de MP.
Verwezenlijking en ontwikkeling grondrechten.01-06-200401-05-2005Evaluatie Algemene Wet Gelijke Behandeling 2004.
Handhaven en verbeteren van het01-06-200301-02-2004Evaluatie Awb (2003).
bestuursrecht.01-09-200301-02-2004Herijking van het belanghebbende begrip in de Awb.
 01-03-200401-12-2004Evaluatie onderzoek naar regeling intern klachtrecht in de Awb.
 01-04-200401-10-2004Juridische aspecten van bestuurlijke kwaliteit (SKO).

2. (Directe) verantwoordelijkheid minister

De minister van BZK en de minister voor BVK zijn verantwoordelijk voor het scheppen van randvoorwaarden en kaders voor het goed functioneren van de democratische rechtsstaat en het constitutioneel bestel. Tevens zijn de ministers verantwoordelijk voor het rekening houden met externe factoren, zoals maatschappelijke ontwikkelingen, de media en internationale ontwikkelingen.

3. Nader geoperationaliseerde doelstellingen

De algemene doelstelling wordt in de begroting niet verder uitgewerkt naar operationele doelstellingen.

4. Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (x € 1 000)
1: Grondwet en democratie2003200420052006200720082009
Verplichtingen5 4657 3748 86712 73711 9354 6906 378
1.apparaat5 4657 3748 86712 73711 9354 6906 378
        
Uitgaven6 1197 3748 86712 73711 9354 6906 378
1.apparaat6 1197 3748 86712 73711 9354 6906 378
        
Ontvangsten70000000

5. Budgetflexibiliteit

Artikel 1 betreft voor het merendeel apparaatuitgaven en heeft derhalve een mimimale budgetflexibiliteit.

6. Veronderstellingen in effectbereiking, doelmatigheid en raming

De werkzaamheden van een organisatorische eenheid op het gebied van Grondwet en democratie zijn weliswaar van belang voor het bereiken van de doelstellingen, maar de politieke en maatschappelijke omgeving zijn zo veelomvattend en dominant, dat de betreffende eenheid deze niet gericht kan aansturen.

Het beleid op het terrein van Grondwet en democratie is sterk afhankelijk van de (politieke) buitenwereld. De beleidsagenda wordt derhalve in hoge mate door de politiek in brede zin beïnvloed. Politiek in brede zin bevat een aantal externe factoren die van invloed zijn op de beleidsagenda zoals maatschappelijke ontwikkelingen, de media en internationale ontwikkelingen. De belevingsmonitor wordt ingezet om de effecten van deze beïnvloeding te tonen.

BELEIDSARTIKEL 2: POLITIE

1. Algemene beleidsdoelstelling

Het scheppen van de randvoorwaarden voor een goed functionerende politieorganisatie waardoor zij in staat is toezicht, handhaving en opsporing te versterken en een adequaat niveau van hulpverlening te bieden, en zodoende een bijdrage levert aan een veiliger samenleving.

Het algemene veiligheidsbeleid is verwoord in de kabinetsnota Naar een veiliger samenleving, kortweg het Veiligheidsprogramma. Daarin staan de algemene veiligheidsdoelstellingen en de organisaties die daaraan een bijdrage leveren. De politie is een van deze organisaties. De politie levert een bijdrage aan een veiliger samenleving door de uitvoering van haar wettelijke taken. Die wettelijke taken zijn breder dan het Veiligheidsprogramma. De handhaving van de politie is te zeer in het gedrang gekomen door de hoeveelheid taken die de politie op zich heeft genomen. Vooral taken op het gebied van de hulpverlening en de regievoering over de veiligheid horen bij anderen thuis. Zomer 2004 is de Tweede Kamer hierover geïnformeerd.1 In de brief zijn maatregelen opgenomen om deze taken over te dragen.

De Ministers van BZK en Justitie hebben met de politie de komende jaren drie hoofddoelstellingen afgesproken:

A. intensiveren van het toezicht en de handhaving;

B. versterken van de algemene criminaliteitsbestrijding;

C. verhogen van de politiesterkte en verbeteren van de doelmatigheid.

Elke doelstelling is uitgewerkt in concrete resultaatafspraken met prestatie-indicatoren tussen de Ministers van BZK, van Justitie en de korpsbeheerders. Deze afspraken zijn vastgelegd in het Landelijk Kader Nederlandse Politie 2003–2006 (hierna: Landelijk Kader). Het Landelijk Kader is uitgewerkt in convenanten met de afzonderlijke korpsen en de Politieacademie2.

Aan de hand van indicatoren wordt de voortgang van de doelstellingen tussentijds en aan het eind van 2006 gemeten ten opzichte van 20023. De indicatoren die relevant zijn voor de politie zijn hieronder, per doelstelling, opgenomen.

A. Het intensiveren van het toezicht en de handhaving. De politie gaat zichtbaarder, bereikbaarder en publieksgerichter werken. Dit doet de politie door het toezicht en de handhaving gericht uit te voeren op plaatsen en tijdstippen waar verhoogd risico op criminaliteit, geweld en overlast is te voorzien. Als het nodig is, treedt de politie normhandhavend op. Op deze wijze wordt het gezag van de politie versterkt.

Het operationele (reguliere) vreemdelingentoezicht dat plaatsvindt op grond van de Vreemdelingenwet 2000 is in 2004 geïntensiveerd. Het gaat hierbij om vertrek en terugkeer, (criminele) illegale vreemdelingen en migratiecriminaliteit. Door de extra politiecapaciteit is de politie ook in staat om illegaal verblijf of illegale immigratie te bestrijden, waarbij niet rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdelingen worden verwijderd.

Overzicht prestatiegegevens
Operationele doelstellingenPrestatie-indicatorenBasiswaarde (2002)Realisatie (2003)Streefwaarde (2006)
Intensivering toezicht en handhaving toezicht.Telefonische bereikbaarheid*:   
 – LTP beantwoord binnen 20 seconden 71%80%
 – LTP beantwoord binnen 30 seconden 79%90%
 – LTP beantwoord binnen 45 seconden 84%95%
 – 112 vast: beantwoord binnen 15 seconden >95%>80%
 – 112 mobiel: beantwoord binnen 30 seconden >95%>80%
 Beschikbaarheid**4,44,74,7
 Tevredenheid over politieoptreden bij laatste politiecontract***61,364,168,2
 Aantal uit staande houdingen voortkomende boetes en transacties****1 425 0971 770 5121 605 097

* De daadwerkelijke bereikbaarheid en de kwaliteit van dienstverlening van het landelijke telefoonnummer politie (LTP) en de daadwerkelijke bereikbaarheid van het alarmnummer 1-1-2. De waardes 2003 vormen de nulmeting. In 2004 wordt een nulmeting uitgevoerd om de kwaliteit van de dienstverlening van LTP te meten. Op basis van deze nulmeting worden de nulwaarde en de streefwaarde vastgesteld.

** De beschikbaarheid van de politie in de eigen buurt, zoals de burger deze ervaart. Bij de basiswaarde is de Politiemonitor Bevolking (PMB) 2002 gehanteerd (die uitspraken doet over 2001): bij de realisatie 2003 de PMB 2004 (met uitspraken over 2003).

*** De tevredenheid over de politie bij het laatste politiecontact, zoals de burger deze beleeft. Er wordt gestreefd naar een substantiële verbetering van het percentage van de bevolking dat zegt (zeer) tevreden te zijn over het laatste politiecontact. Bron: Politiemonitor Bevolking.

**** Elke burger moet zien en ervaren dat regels consequent worden gehandhaafd, vooral op het gebied van overlast en verstoring van de openbare orde die te typeren zijn als ergernissen in de directe omgeving. Dit zal leiden tot een stijging van het aantal boetes en transacties met circa 15% ten opzichte van 2002.

B. Versterken van de criminaliteitsbestrijding. De politie moet meer zaken opsporen, met daarbij de aanpak van (jeugdige) veelplegers en harde kernjongeren als beleidsprioriteit.

Voor intensivering van de terrorismebestrijding worden in 2005 de Regionale Inlichtingendiensten en het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD) verder uitgebreid.

De politie neemt alle aangiften van misdrijven in behandeling; bij de verdere behandeling is de aanwijzing voor de opsporing leidend. Ook handelt de politie meer misdrijven af, oplopend tot 80 000 zaken (extra) in 2006. Het aantal verdachten dat de politie aan het OM levert stijgt met tenminste 40 000 in 2006. Ook moet de opsporing van criminele illegale vreemdelingen en verdachten van gerelateerde misdrijven (zoals mensensmokkel en mensenhandel) verbeteren. De afspraken die daartoe tussen Justitie, Defensie en BZK gemaakt zijn hebben het intensiveren van het operationele vreemdelingentoezicht tot doel.

Ten slotte krijgen internationale rechtshulpverzoeken een adequaat vervolg. Zij moeten in ieder geval worden geregistreerd en in behandeling worden genomen.

Overzicht prestatiegegevens
Operationele doelstellingenPrestatie-indicatorenBasiswaarde (2002)Realisatie (2003)Streefwaarde (2006)
Versterking opsporing. Aantal verdachten naar OM*.218 268237 141258 268
 Intensivering vreemdelingentoezicht**. pm pm
 % Rechtshulpverzoeken dat tijdig wordt afgehandeld***. pm 100%

* Het gaat hierbij om het aantal verdachten waarvan de politie proces-verbaal naar Justitie stuurt (incl. KLPD).

** Deze indicator betreft de gewenste intensivering van het toezicht op de aanwezigheid van (criminele) illegale vreemdelingen. Er wordt nog nader overleg gevoerd over de exacte beschrijving, de basis- en streefwaarden en de bron(nen). Naar verwachting zal dit in 2004 zijn afgerond.

*** De exacte inhoud, basiswaarde, streefwaarde en bron van deze indicator zijn nog in ontwikkeling. Naar verwachting zal dit in 2004 zijn afgerond.

C. Verhogen van de politiesterkte en verbeteren van de doelmatigheid. De gerealiseerde sterkte in 2003 valt hoger uit dan aanvankelijk verwacht. Het blijkt dat onder andere de overdracht van taken van de vreemdelingendiensten aan de IND niet heeft geleid tot de verwachte uitstroom van personeel. Een groot deel van het vrijkomende administratief-technisch personeel is opnieuw ingezet binnen de korpsen. Daarnaast is in 2003 natuurlijk het laatste cohort aspiranten-oude-stijl, conform de afgesproken telsystematiek, volledig opgenomen in de sterkte. Over het bereiken van de sterktedoelstelling zijn afspraken gemaakt met de korpsen. Deze afspraken garanderen een gezamenlijke inspanning tot realisatie eind 2010 van een sterkte van 52 128 fte's, geteld exclusief de functionele inzetbaarheid van aspiranten (FI). Zoals in juni aan de Tweede Kamer gemeld, richt de prognose van de sterkte zich in het vervolg op de sterkte geteld exclusief FI1. In de sterktebrieven zullen overigens wel de realisatiecijfers inclusief functionele inzetbaarheid gepresenteerd worden. Daaruit kan worden afgeleid dat op basis van de korpsarrangementen voor zowel 2004 als 2005 een sterkte (exclusief FI) van ca 51 100 wordt verwacht. Dit aantal ligt ruim boven de prognose van de sterktebrief van juni 2003. Onderstaande grafiek geeft de ontwikkeling van de politiesterkte 2001–2010 weer.

Realisatie en prognose Politiesterkte 2001–2010

kst-29800-VII-2-1.gif

Het Hoofdlijnenakkoord en het Landelijk Kader bevatten afspraken over doelmatigheid. In het Landelijk Kader is vastgelegd dat alle korpsen samen in 2006 2 550 fte vrijspelen voor primaire politietaken. Voor de regionale korpsen betekent dit dat ze 5% doelmatiger moeten werken. De korpsen bereiken deze winst op diverse manieren, bijvoorbeeld door het verminderen van intern overleg, door optimalisatie van werkprocessen, door samenwerking met andere regio's en partners, en door schaalvoordelen.

In het Hoofdlijnenakkoord is een taakstelling voor de politie opgenomen om doelmatigheid te stimuleren en het ziekteverzuim terug te dringen. De korpsen zullen deze kostenbesparing vooral gaan realiseren door meer samenwerking, bijvoorbeeld op het gebied van personeelsbeleid en facility management.

Opbrengst doelmatigheid
 2004200520062007
Landelijk Kader (x fte)5101 2752 550 
Hoofdlijnenakkoord (x € mln)31,853,655,457,1

2. (Directe) verantwoordelijkheid minister

Decentraal wat kan, centraal wat moet: dit motto kenmerkt de verantwoordelijkheidsverdeling binnen het Nederlandse politiebestel. Dat betekent dat de uitvoering van politietaken op regionaal en lokaal niveau plaatsvindt onder gezag van de burgemeesters en het OM. De Minister van BZK is verantwoordelijk voor het doelmatig en doeltreffend functioneren van het politiebestel. Hij zorgt voor de beheersmatige kaders waarbinnen de politieorganisatie functioneert (budgettair, juridisch, organisatorisch). Ook is de Minister van BZK de beheerder van het KLPD.

De Minister van BZK formuleert samen met de Minister van Justitie centrale doelen van het politiebeleid. Deze doelen zijn opgenomen in het Landelijk Kader en in de afzonderlijke convenanten. Dit past in de lijn van dit kabinet dat BZK en Justitie samen met politie en OM een cultuur van prestatiegerichte samenwerking tot stand brengen om de criminaliteit te bestrijden. Daarbij hoort ook een heldere verantwoordelijkheidsverdeling, met mogelijkheden om vanuit centraal niveau in te grijpen in beheers- en beleidsmatige regionale aangelegenheden.

Als vervolg op de brief van 26 september 20031 ligt in de Tweede Kamer een wetsvoorstel dat de bevoegdheden op rijksniveau versterkt. Belangrijke aspecten uit het wetsvoorstel zijn:

– De Ministers van BZK en van Justitie stellen ten minste eenmaal per vier jaar hoofdlijnen vast voor de taakuitvoering van de Nederlandse politie.

– De Minister van BZK doet hetzelfde voor het beheer.

– Op basis van deze hoofdlijnen stellen de minister(s) per politieregio landelijke doelstellingen op regionaal niveau vast.

– Hoe deze landelijke doelen op regionaal niveau worden uitgevoerd, staat in het regionale beleidsplan en de regionale begroting.

– De korpsbeheerder legt rechtstreeks verantwoording af aan de minister(s).

– Het wetsvoorstel geeft de mogelijkheid om begroting en beleidsplan te toetsen, om aanwijzingen te geven voor het financiële beheer en om een periodiek onderzoek te doen. Hiermee krijgen de minister(s) doorzettingsmacht.

– De ministers kunnen een bijzonder onderzoek laten verrichten, de korpsbeheerder aanwijzingen geven of – als uiterst middel – de korpsbeheerder schorsen of ontslaan, als er aanwijzingen zijn dat de landelijke doelstellingen niet worden gehaald.

Ook ligt er een wetsvoorstel in de Tweede Kamer om bestaande vormen van samenwerking tussen politieregio's op het gebied van het beheer beter te structureren en transparant te maken. Het geeft de Minister van BZK meer greep op die samenwerking. Politieregio's die hun voorziening tot samenwerking vorm willen geven als een zelfstandige juridische entiteit, kunnen daarvoor een (uitsluitend) publiekrechtelijke rechtspersoon in het leven roepen. Voor een dergelijke rechtspersoon is de goedkeuring van de Minister van BZK nodig. Hij kan het bestuur van de rechtspersoon aanwijzingen geven. Daarnaast laat het kabinet het functioneren van de politie evalueren. Deze evaluatie zal in de zomer van 2005 worden afgerond. De evaluatie zal mogelijk leiden tot verdergaande organisatorische maatregelen en voorstellen voor een verdere verbetering van de politieorganisatie2.

3. Instrumenten3

Instrument 2: Regionale politiekorpsen

Wat gaan we daarvoor doen?

De verdeling van het beschikbare budget aan de korpsen, het toetsen van begrotingen en het houden van toezicht op het financiële beheer van de regionale politiekorpsen krachtens artikel 45, lid 4 Politiewet 1993.

Verdeling

De bekostiging van een regiokorps bestaat uit de volgende componenten:

Algemene bijdrage:Bijzondere bijdragen:Aanvullende bijdragen:
1. Basisbekostiging1. Bovenregionale voorzieningen1. Bijdrage Artikel 4
2. Regiospecifiek2. Prestatiebekostiging 
3. Asiel3. Bijdrage Artikel 3 
 4. Overig 

– Algemene bijdrage:

1. Basisbekostiging: Deze wordt berekend met behulp van het budgetverdeelsysteem;

2. Regiospecifiek: voor bijzondere omstandigheden kan geld worden uitgekeerd in de vorm van regiospecifieke bekostiging. Voorbeelden zijn de Zeehavenpolitie en het hofstadcontingent (Den Haag);

3. Asiel: politiekorpsen krijgen bijdragen op basis van het aantal openstaande asielprocedures.

– Bijzondere bijdragen:

1. Bovenregionale Voorzieningen: Voor de combinaties Bovenregionale teams (BRT) en de Interregionale fraudeteams wordt structureel 1% van instrument 2.2 afgeroomd en overgeheveld naar instrument 2.3 Bovenregionale en landelijke politiezorg;

2. Prestatiebekostiging: Voor een toelichting zie instrument 2.4 Prestatievermogen;

3. Bijdrage Artikel 3: Deze bijzondere bijdrage wordt verstrekt op basis van de meerjarenafspraken 2004–2007;

4. Overig: De belangrijkste andere bijzondere bijdragen zijn de regionale inlichtingendiensten, de regionale infodesks en jeugdcriminaliteit (zie hiervoor instrument 2.4).

– Aanvullende bijdragen:

1. Artikel 4 Bijdrage: Indien een regiokorps over meerdere jaren geen sluitende begroting kan opstellen en structureel tekorten vertoont, kan BZK dat korps een aanvullende bijdrage verstrekken. Deze bijdrage wordt in mindering wordt gebracht op de algemene bijdrage en wordt dus niet apart op de BZK-begroting geraamd. Voor 2005 gaat het om de regiokorpsen: Gooi en Vechtstreek, Gelderland Zuid, Zeeland en Flevoland.

De procentuele verdelingen van de Algemene bijdrage en de Bijzondere bijdragen over de korpsen zien er voor 2005 als volgt uit. Deze gegevens zijn gebaseerd op de Bestuurlijke meerjarenafspraak 2004.

Verdeling algemene en bijzondere bijdrage (bedragen x € 1 mln.)

kst-29800-VII-2-2.gif

Meerjarenafspraken

In 2004 zijn bestuurlijke meerjarenafspraken gemaakt met de korpsbeheerders over onder meer sterkte, ICT en de consequenties voor de verdeling van de beschikbare budgetten1. In het Landelijk Kader is een inspanningsverplichting afgesproken voor de financiering van de kwaliteitsverbetering van de politie op de langere termijn. In de meerjarenafspraken zijn zodanige financiële maatregelen afgesproken dat de korpsen zowel de sterkte- als de kwaliteitsdoelstellingen kunnen realiseren. Om de sterktedoelstelling van 4 000 extra fte per 2006 te borgen is per korps een minimale eindsterkte afgesproken. De Minister van BZK beoordeelt jaarlijks of elk korps op koers ligt.

Budgetverdeelsysteem (BVS)

In het Landelijk Kader is afgesproken om het BVS niet te actualiseren tijdens de looptijd van het Landelijk Kader. Daarnaast is afgesproken dat het huidige BVS voor 1 januari 2005 wordt geëvalueerd om de verdeling van de financiële middelen beter te laten aansluiten bij de ontwikkelingen van de (relatieve) veiligheidssituatie. Daarbij geldt als randvoorwaarde dat al te grote budgetfluctuaties moesten worden voorkomen bij het onderhoud van het stelsel. BZK maakt in 2005 afspraken met de korpsen over de overgang naar een herzien BVS.

Asielbekostiging

De instroom van asielzoekers zal de komende jaren blijven dalen, onder meer door het geïntensiveerde terugkeerbeleid. De ramingen zijn daarom verlaagd. Ook loopt er een onderzoek naar de herijking van de asielbekostiging omdat de taakuitoefening van de politie op dit gebied is gewijzigd. Dit onderzoek wordt naar verwachting eind september 2004 afgerond.

Wat mag het kosten?

Voor de Regionale politiekorpsen is in totaal € 3 140,2 mln beschikbaar. In 2005 worden de volgende bedragen beschikbaar gesteld aan de regionale korpsen (x € 1 mln):

 Aantal BVE'sBedrag 2005*
Basisbekostiging (excl. asieltaken)47 0532 972,8
Regiospecifieke bijdrage1 22777,3
Asieltaken58736,4
Bijzondere bijdragen en overige 53,7

* Het normbedrag per BVE bedraagt voor 2005 € 62 977.

Indicatoren

De indicatoren personeelsratio en solvabiliteitsratio laten zien hoe de korpsen hun middelen besteden. De personeelsratio geeft een indicatie van het deel van het politiebudget dat wordt besteed aan personeel. De solvabiliteitsratio geeft aan of de korpsen op langere termijn aan hun verplichtingen kunnen voldoen. Voor deze twee indicatoren is door middel van bandbreedtes een groeipad ingesteld tot 2007. De berekeningswijze van de solvabiliteitsratio gaan we herzien; mede op basis van deze herziening wordt een verlaging van deze ratio verwacht.

Onderstaande tabellen geven het korpsgemiddelde weer van deze indicatoren op basis van de korpsbegroting 2004 en meerjarenraming 2005–2007.

Financiële indicator Personeel en Solvabiliteit12004200520062007
Personeelsratio*74,0%73,9%72,5%71,6%
Solvabiliteitsratio**60,7%53,5%49,3%47,6%

Bron: korpsbegrotingen 2004 en meerjarenramingen 2005–2007.

* De verhouding tussen de personele lasten en de totale baten: de toe- of afname van het aandeel van de totale baten die gebruikt worden voor personele kosten (Stcrt. 2003, 39).

** Deze indicator geeft inzicht in de verhouding van het eigen vermogen en voorzieningen ten opzichte van het balanstotaal (Stcrt. 2003, 39).

Instrument 3: Bovenregionale en landelijke politiezorg

Wat gaan we daarvoor doen?

Bekostigen van bovenregionale en landelijke voorzieningen:

– bekostigen van het KLPD. Een van de zelfstandige taken van het KLPD wordt uitgevoerd door de dienst Nationale Recherche (NR) van het KLPD. Deze dienst wordt uitgebreid met 35 fte in 2005 en oplopend naar 77 fte vanaf 2006 om de capaciteit ter bestrijding van de zware criminaliteit te vergroten. Een andere taak is persoonsbeveiliging. Hiervoor wordt in 2005 de Dienst Koninklijke en Diplomatieke Beveiliging (DKDB) uitgebreid met 45 fte, en het Nationaal Informatieknooppunt (NIK) tot 30 fte;

– uitbreiden van het KLPD en de Regionale Inlichtingendiensten met 18 fte in 2005 (oplopend tot 30 fte in 2007). De AIVD zal voor de terrorismebestrijding een groter beroep doen op de Regionale Inlichtingendiensten (RID-en) en op het KLPD voor informatievergaring en voor operationele inzet voor strafrechtelijk vervolgonderzoek;

– bekostigen van de bovenregionale teams (BRT/IFT-combinaties). Deze combinaties worden vanaf 1 januari 2005 uitgebreid met 6 milieuteams van 20 fte voor de bestrijding van de bovenregionale milieucriminaliteit;

– bekostigen van Grensoverschrijdende Observatieteams (GROT), het Centraal Informatiepunt Voetbalvandalisme (CIV), parketpolitie, Financieel Expertisecentrum (FEC) en Nederlands Centrum Internationale Politiesamenwerking (NCIPS).

Daarnaast rust BZK politiekorpsen uit met bijzondere materiële voorzieningen. Met het vervangen, uitbreiden en onderhouden van bovenregionale materiële voorzieningen, zoals waterwerpers, bewakingscontainers en voertuigen voor verscherpt rijdend toezicht wordt de toegenomen vraag naar deze voorzieningen beantwoord.

Wat mag het kosten?

In 2005 is voor bovenregionale en landelijke politiezorg € 438,4 mln beschikbaar.

 Aantal BVE'sBedrag 2005 (x € 1 mln)
KLPD (excl. NR) 315,7
Nationale Recherche (KLPD)95363,1
BRT/IFT combinaties78549,5
Grensoverschrijdende Observatieteams623,9
Centraal Informatiepunt Voetbalvandalisme70,4
Parketpolitie120,8
Taakontwikkeling/diversen 1,1
Bijzondere materiële voorzieningen 1,6
FEC 1,0
NCIPS 1,3

Instrument 4: Prestatievermogen van de politie

Wat gaan we daarvoor doen?

Prestatiebekostiging. Met het instrument prestatiebekostiging wil de Minister van BZK stimuleren dat de Nederlandse politie gerichter op resultaten stuurt. Aantoonbare prestaties van afzonderlijke korpsen en de Politieacademie worden beloond en gepubliceerd.

De prestatiebekostiging in 2005 is gericht op het stimuleren van de realisatie van de afspraken uit het Landelijk Kader en de regionale convenanten. Deze afspraken zijn gericht op een verhoogde inspanning bij de aanpak van criminaliteit en overlast in de publieke ruimte. In 2005 zal duidelijk worden of de doelen voor 2006 zullen worden gehaald.

Subsidies en bijzondere bijdragen. BZK verstrekt subsidies voor projecten en innovatieve ideeën in het politieveld die de kwaliteit van de politiezorg verhogen. In 2005 komen vooral projecten en ideeën in aanmerking die passen binnen het Veiligheidsprogramma. Naar aanleiding van het rapport De politiële jeugdtaak «op weg naar volwassenheid» van de Inspectie Openbare en Veiligheid over de versterking van de politiële jeugdtaak is besloten de markering van de zogeheten Bolkesteingelden als bijzondere bijdrage jeugdcriminaliteit te verlengen tot en met 2006. Dit geld wordt met ingang van 2007 toegevoegd aan de algemene bijdrage van de politiekorpsen.

Onderzoek. In 2005 blijven we de uitvoering van de prestatieafspraken met de politie monitoren. Begin 2005 zal een tussenevaluatie van de landelijke resultaten en de convenantensystematiek worden gehouden. Deze activiteiten zijn conform het Veiligheidsprogramma en het Landelijk Kader Nederlandse Politie.

De informatie-uitwisseling tussen Rijk en de politie wordt in 2005 op elkaar afgestemd met behulp van het Informatiestatuut. In dit statuut leggen we afspraken over zaken als vorm, opslag en kwaliteit van structurele informatie-uitwisseling voor de beleids- en beheerscyclus vast. Tevens worden de veiligheids- en leefbaarheidsmonitoren (waaronder de Politiemonitor Bevolking) gestroomlijnd om tegemoet te komen aan de informatiebehoefte op het gebied van sociale veiligheid op Rijksniveau en regionaal niveau. Bovendien gaan we een meerjarig onderzoekprogramma onderhouden om kennis gerichter te kunnen benutten voor beleidsontwikkeling.

Wat mag het kosten?

Voor het prestatievermogen van de politie is in 2005 in totaal € 67,9 mln beschikbaar:

Prestatiebekostiging50,0
Innovatie en diversen2,3
Subsidies en bijzondere bijdragen Jeugdcriminaliteit (Bolkesteingelden)13,2
Onderzoek2,4
Overzicht prestatiegegevens
Prestatie-indicatorenBasiswaardeStreefwaarde
Aantal korpsen  
– dat jeugdtaak heeft geëvalueerd met checklist taak & borging025
– dat verdiepend deel criminaliteitsbeeldanalyse jeugd heeft uitgevoerd (Bolkesteingelden)025

Instrument 5: Personeels- en arbeidsvoorwaardenbeleid en onderwijs politie

Wat gaan we daarvoor doen?

De Minister van BZK is als sectorwerkgever voor de politie verantwoordelijk voor de randvoorwaarden voor het personeelsbeleid van de korpsen. Daarom geeft BZK beleidskaders en richtlijnen en zorgt voor monitoring. Het personeelsbeleid van de Nederlandse politie is gericht op de inzetbaarheid, de ontwikkeling en motivatie van het personeel. Hierbij worden vier aandachtsgebieden onderscheiden:

1. arbeidsvoorwaarden;

2. ontwikkeling en borging van kwaliteit;

3. personeelszorg, inclusief arbo-, verzuim- en reïntegratiebeleid (AVR-beleid);

4. politieonderwijs en de Politieacademie.

1. Arbeidsvoorwaarden. Er worden eenduidige functieomschrijvingen ontwikkeld voor meer eenheid en samenhang. Voor de recherchekolom zijn deze al ontwikkeld. Ze worden nu uitgebreid met andere politietaken.

Ook gaan we het stelsel van arbeidsvoorwaardenvorming binnen de politie onder de loep nemen. We gaan het arbeidsvoorwaardenbeleid centraler aansturen om de efficiency van de politieorganisaties te verhogen. Dit is afgesproken in het Hoofdlijnenakkoord. Het is de vraag of arbeidsvoorwaarden landelijk of regionaal tot stand moeten komen. Dit wordt onder meer bepaald door de noodzaak voor regionaal maatwerk.

Het traject om het capaciteitsmanagement te verbeteren loopt tot in 2005. Beter capaciteitsmanagement leidt tot meer rust in de dienstroosters en tot meer efficiency. Hiervoor is het aantal verschoven diensten per werknemer een indicator.

Het kabinetsbeleid voor de sociale zekerheid, prepensioen/VUT/levensloop en ziektekosten heeft aanzienlijke gevolgen voor de huidige arbeidsvoorwaardelijke regelingen van het politiepersoneel. Het landelijke arbeidsvoorwaardenoverleg met de politievakorganisaties zal in 2005 grotendeels in het teken staan van deze onderwerpen.

2. Ontwikkeling en borging van kwaliteit. In 2005 zal de professionaliteit van de politie verder worden ontwikkeld onder meer door de beschikbare opleidingscapaciteit van de Politieacademie optimaal te benutten. Daarnaast gaat het om de ontwikkeling en borging van kwaliteit door gericht loopbaanbeleid en mobiliteit van medewerkers. De korpsen zullen de meerjarige planning van de opleidingsbehoefte verbeteren door rekening te houden met zaken als toenemende vervangingsvraag1, inzicht in de functies en de competenties en de mobiliteit van de medewerkers.

De basis hiervoor wordt in 2005 gelegd met een landelijk functiegebouw waar de functies in korpsen zijn beschreven. De mobiliteit van medewerkers zal worden gestimuleerd door de registratie van de vraag naar en aanbod van competenties. Dit wordt ondersteund met loopbaanbegeleiders en een servicecentrum.

3. Personeelszorg. Het beleid op het terrein van Arbo, verzuim en reïntegratie (AVR-beleid) krijgt de komende jaren een nieuwe impuls via het Arboplusconvenant. Hierin staan twee hoofdonderwerpen:

– ontwikkeling en professionalisering van AVR-beleid binnen de korpsen. Bijvoorbeeld door betere diagnosestelling van de gezondheids- en welzijnssituatie en ontwikkeling van een service level agreement voor Arbo-diensten en reïntegratiebedrijven;

– reïntegratie van langdurig zieken: aan de hand van een analyse van het huidige WAO-bestand wordt vastgesteld met welk percentage het WAO-bestand kan dalen. De reïntegratietrajecten worden daarop afgestemd.

Diversiteit: In 2005 wordt geëvalueerd of de korpsen voldoende zijn ondersteund bij de ontwikkeling en uitvoering van hun diversiteitbeleid (Landelijk Expertisecentrum Diversiteit (LECD) en Programmaraad) tussen 2001 en 2005. Samen met de thema's voor de toekomst leidt dit eind 2005 tot een nieuw beleidsprogramma diversiteit (2006–2010).

4. Politieonderwijs en Politieacademie.

De bekostiging van de Politieacademie

De Minister van BZK bekostigt het politieonderwijs, dat wordt verzorgd door de Politieacademie. De Politieacademie is een zelfstandig bestuursorgaan. De Politieacademie voert ook contractactiviteiten uit.

De bekostiging is opgebouwd uit een algemene bijdrage en een aantal bijzondere bijdragen:

1. De algemene bijdrage kent de componenten werving, selectie, voorbereidende activiteiten, initieel- en postinitieel onderwijs en onderzoek & ontwikkeling (O&O). De bijdragen voor werving, postinitieel onderwijs en O&O zijn lumpsumbudgetten met een taakstellend karakter. De overige componenten zijn onderbouwd op basis van prijs x hoe-veelheid. Daarbij is de nominale studieduur van het onderwijsniveau bepalend voor de lengte van de bekostiging. Voor het onderwijs gelden tarieven per aspirant-jaar; voor selecties een tarief per selectie.

2. De Minister van BZK verstrekt in 2005 ook bijzondere bijdragen aan de Politieacademie, zoals ICT en Leren, PO2002, LECD, School voor Politieleiderschap, Commissie Politie en Wetenschap en Internationaal Politieonderwijs.

Als alle niveaus van het initiële onderwijs minimaal eenmaal doorlopen zijn (begin 2006), gaan we het bekostigingsstelsel evalueren. Dat geldt ook voor het samenhangende onderwijsstelsel dat in 2002 is ingevoerd.

In het convenant Politieacademie-BZK-Justitie 2003–2007 zijn sluitende afspraken gemaakt over de bekostiging, transparantie, de bedrijfsvoering en de afwikkeling van de frictie- en saneringskosten. Het accent ligt in deze afspraken op de afwikkeling van de frictie- en saneringskosten:

– instroom van het initieel onderwijs: de bekostiging geschiedt op basis van een jaarlijkse instroomcapaciteit van 2000 aspiranten. Hierdoor ontstaat meer rust op budgettair vlak wat de bedrijfsvoering en de effectiviteit van de Politieacademie ten goede komt;

– afwikkeling van de frictie- en saneringskostenproblematiek: deze problematiek is ontstaan door de overgang naar het nieuwe onderwijsstelsel en een lagere onderwijscapaciteit in het initiële onderwijs als gevolg van de sterktedoelstelling. Op basis van een accountantsonderzoek van Deloitte is de maximale problematiek geraamd op € 49,5 mln in de periode 2003–2007. De feitelijke omvang van deze problematiek zal jaarlijks tot en met 2007 worden bepaald bij de vaststelling van de jaarrekening van de Politieacademie. Aan de oplossing van de problematiek wordt in gelijke delen bijgedragen door korpsen, Politieacademie en BZK;

– postinitieel onderwijs: de Politieacademie kan vanaf 1 januari 2005 minimaal 10% van het budget voor postinitieel onderwijs per domein (zonder meerkosten) verschuiven naar alle overige domeinen, uitgaande van de startsituatie 2004. Deze flexibiliteit is nodig om de beschikbare onderwijscapaciteit optimaal af te stemmen op de onderwijsvraag van korpsen. Het budget bedraagt € 33,1 mln in 2005. De startsituatie 2004 is:

Basiswaarde budgettair beslag 2005
Domein Recherche23,5%
Domein Leiderschap31,0%
Domein Verkeer/milieu19,7%
Domein Geweldsbeheersing21,0%
Domein Vreemdelingenzorg1,0%
Domein Doorstroom initieel3,8%
Totaal100,0%
Overzicht prestatiegegevens
Prestatie-indicatorenBasis- waarde (2002)Realisatie (2003)Streefwaarde (2006)2007
Ziekteverzuim (%)8,27,28,06,7
Allochtonen* (%) 5,75,5–6,0 
Aantal verschoven diensten per werknemer 22pm 

* Streefcijfer wordt bepaald per regio.

Wat mag het kosten?

Voor personeels- en arbeidsvoorwaardenbeleid en onderwijs politie is in 2005 een budget beschikbaar van € 200,7 mln:

1.Arbeidsvoorwaarden78,2
2.Ontwikkeling, borging van kwaliteit en personeelszorg2,4
3.Politieonderwijs en de Politieacademie120,1

Instrument 6: Geneeskundige verzorging politie (GVP)

Wat gaan we daarvoor doen?

Het instandhouden van een adequate ziektekostenvoorziening voor het actieve en gepensioneerde politiepersoneel en hun gezinsleden.

De politie heeft voor de ziektekosten de Regeling geneeskundige verzorging politie (GVP). Dit is een verplichte voorziening voor het politiepersoneel en gepensioneerden. Gezinsleden zijn ook verzekerd voor zover zij niet zelfstandig zijn verzekerd voor hun ziektekosten. De regeling kent momenteel bijna 134 500 verzekerden. De regeling wordt uitgevoerd door een particuliere ziektekostenverzekeraar. De kosten van de regeling worden gelijkelijk opgebracht door werkgevers en werknemers. De uitgaven en ontvangsten worden verantwoord op de BZK-begroting.

Het nieuwe ziektekostenstel met een verplichte basisverzekering zal grote gevolgen hebben voor de GVP; het maakt een heroriëntatie op het instrument van de verplichte collectieve ziektekostenverzekering voor de sector Politie noodzakelijk.

Om besluitvorming hierover voor te bereiden voert BZK een feitenonderzoek uit dat uiterlijk begin 2005 wordt afgerond. Dit onderzoek betreft onder meer de inhoud van het verstrekkingenpakket, de kosten voor werkgever en werknemer en de positie van bijzondere groepen GVP-verzekerden.

Wat mag het kosten?

Het beschikbare budget geneeskundige verzorging politie in 2005 bedraagt € 199,1 mln. De op de BZK-begroting verantwoorde ontvangsten bedragen in 2005 ook € 199,1 mln.

KengetallenWaarde
Totaal aantal verzekerden ultimo 2003134 500
– waarvan actieve deelnemers59 700
– waarvan meeverzekerde gezinsleden actieve deelnemers50 300
– waarvan niet-actieve deelnemers17 200
– waarvan meeverzekerde gezinsleden niet-actieve deelnemers7 300
Zorgkosten per verzekerde (2003)1 432

In 2005 lopen onderstaande evaluatieonderzoeken. Hiermee wordt ook uitvoering gegeven aan het VBTB-vereiste om geregeld alle instrumenten te evalueren.

Overzicht beleidsevaluatie
InstrumentenStartdatumEinddatumOnderwerp
Hoofddoelstelling20042004/2005Evaluatie Veiligheidsprogramma
  2005Evaluatie politiewet
 20042005Functioneren politie
   Wet politiegegevens
2.2. Regionale Politiekorpsen 2005Bekwaamheidseisen opsporing
 20052005Elektronische aangifte
2.3. Bovenregionale en landelijke politiezorg   
2.4. Verbeteren prestatievermogen politieMrt 2001Mrt 2005Gevolgen invoering pepperspray en de invloed ervan op geweldgebruik door en tegen Politie
  2005Politiemonitor Bevolking
2.5. Personeels- en arbeidsvoorwaarden-20052005Evaluatie LECD
  beleid politie20052006Evaluatie politieonderwijs
 20042005Arbeidsvoorwaardenvorming (centraal/decentraal)
 20042005Effect bewegingsstimulering ter preventie psychische klachten
  2005Fysieke vaardigheid
 2004 Proces CAO
2.6. Geneeskundige verzorging politie 20042005Feitenonderzoek ziektekosten GVP

4. Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (x € 1 000)
2: Politie2003200420052006200720082009
Verplichtingen4 383 0354 047 7924 061 5064 201 8624 272 7804 319 1754 352 127
1.apparaat16 31015 91412 47112 36212 27012 27012 270
2.politie op regionaal niveau3 122 4233 154 5703 156 2243 260 9353 303 8393 325 0543 344 216
3.politie op bovenregionaal en landelijk niveau766 704440 635438 688451 446458 279459 258460 796
4.prestatievermogen van de politie38 56175 04867 99270 29170 61170 71170 711
5.adequaat niveau van politiepersoneel439 037179 683187 055198 502209 829223 913236 165
6.geneeskundige verzorging politie0181 942199 076208 326217 952227 969227 969
        
Uitgaven3 886 6324 018 4574 045 1264 185 4824 256 4004 302 7954 335 747
1.apparaat15 58815 91412 47212 36212 27012 27012 270
2.politie op regionaal niveau3 082 0383 125 8623 140 1663 244 8783 287 7823 308 9973 328 159
3.politie op bovenregionaal en landelijk niveau413 827440 007438 442451 200458 033459 012460 550
4.prestatievermogen van de politie32 72074 96067 91570 21470 53470 63470 634
5.adequaat niveau van politiepersoneel342 459179 772187 055198 502209 829223 913236 165
6.geneeskundige verzorging politie0181 942199 076208 326217 952227 969227 969
        
Ontvangsten216 845185 159202 291211 541221 167231 184231 184

5. Budgetflexibiliteit

Budgetflexibiliteit (kasflexibiliteit) (x € 1 000)
2: Politie 2005 2006 2007 2008 2009
Totaal programma-uitgaven100%4 032 654100%4 173 120100%4 244 130100%4 290 525100%4 323 477
Waarvan op 1 januari 2005:          
1.juridisch verplicht98%3 954 3570%14 4810%14 4810%14 4810%14 481
2.complementair noodzakelijk1%51 5231%54 1581%57 5881%54 2921%54 292
3.bestuurlijk gebonden (maar niet juridisch)1%8 50798%4 076 10198%4 141 91498%4 192 31898%4 225 270
4.beleidsmatig gereserveerd (o.g.v. een wettelijke regeling of beleidsprogramma)0%18 2671%28 3801%30 1471%29 4341%29 434
5.beleidsmatig nog niet ingevuld0%00%00%00%00%0

6. Veronderstellingen in effectbereiking, doelmatigheid en raming

Het Veiligheidsprogramma geeft de doelstellingen van het kabinet voor 2006 weer, en hoe het kabinet deze wil bereiken. In de doelstellingen voor politie is verondersteld dat de nadere afspraken die met het politieveld worden uitgevoerd onverkort zullen worden nagekomen, ook nu het economisch slechter gaat en er minder geld beschikbaar is dan oorspronkelijk werd verwacht.

Met het politieveld zijn in het Landelijk Kader en in de afzonderlijke convenanten indicatoren afgesproken. Aan de hand van deze indicatoren wordt gemeten in hoeverre de gestelde doelen worden bereikt. Er is dan ook verondersteld dat deze indicatoren de bijdrage van de politie aan de veiligheidsdoelstelling meten. Om een daadwerkelijke verbetering op de veiligheidsdoelstelling te bereiken zullen echter ook andere partijen een bijdrage moeten leveren.

BELEIDSARTIKEL 3: RAMPENBEHEERSING EN BRANDWEER

Met ingang van 2005 is beleidsartikel 3 vervallen. Hiervoor zijn 2 nieuwe artikelen in de plaats gekomen, i.c. artikel 15 Crisis- en Rampenbeheersing en artikel 16 Brandweer en GHOR.

Aanleiding hiertoe is geweest de contourennota Perspectief Nationale Crisisbeheersing. Hierin zijn de contouren geschetst voor een nieuwe organisatie van de crisisbeheersing in Nederland. De uitwerking ervan moet erin resulteren dat het terrein van crisisbeheersing is versterkt en dat de aansluiting tussen de (inter)nationale en decentrale organisaties op het terrein van crisisbeheersing is versterkt en verbeterd. Dit heeft in de begroting van BZK geleid tot een nieuw artikel Crisis- en Rampenbeheersing, waarin de doelstellingen en beoogde prestaties van de minister van BZK op dit beleidsterrein zijn beschreven.

De verantwoordelijkheid van de minister van BZK voor het doelmatig en doeltreffend functioneren van de brandweer- en GHOR-organisatie en de daarvan afgeleide doelstelling en beoogde prestaties zijn in een afzonderlijk artikel Brandweer en GHOR opgenomen.

Budgettaire gevolgen van beleid (x € 1 000)
3: Rampenbeheersing en brandweer2003200420052006200720082009
Verplichtingen142 559161 893     
1.apparaat11 7579 718     
2.ondersteunen brandweer10 07810 404     
3.ondersteunen partners in rampenbestrijding120 724141 771     
        
Uitgaven146 350163 285     
1.apparaat11 4199 718     
2.ondersteunen brandweer10 25710 432     
3.ondersteunen partners in rampenbestrijding124 674143 135     
        
Ontvangsten801250     

BELEIDSARTIKEL 15: CRISIS- EN RAMPENBEHEERSING

1. Algemene beleidsdoelstelling

Het voorkomen en zoveel mogelijk beperken en beheersen van rampen en crises door het scheppen van voorwaarden die een veilige samenleving waarborgen.

De minister van BZK vervult hierbij een richtinggevende rol om, door middel van beleidsontwikkeling, coördinatie en regievoering, crises en rampen te voorkomen en waar nodig te beheersen. Deze inzet van BZK is met name gericht op het vergroten van het prestatievermogen van de organisaties die een rol spelen in de crisisbeheersing en de rampenbestrijding.

2. (Directe) verantwoordelijkheid minister

Vanuit zijn verantwoordelijkheid voor veiligheid in de samenleving is de minister van BZK coördinerend minister op het gebied van zowel crisisbeheersing, waaronder ook rampen, als veiligheid in meer algemene zin (integrale veiligheid). De minister van BZK draagt vanuit zijn verantwoordelijkheid voor een veilige samenleving zorg voor een openbaar bestuur, dat vormgeeft aan het veiligheidsbeleid, waar onder het vergroten van het prestatievermogen van de organisaties die deel uitmaken van de crisis- en rampenbeheersingsorganisaties, zoals de brandweer, de politie en de geneeskundige hulpverlening bij rampen (GHOR). Met een goed en samenhangend veiligheidsbeleid wordt beoogd de effectiviteit, kwaliteit en efficiency van het stelsel van crisis- en rampenbeheersing te versterken en te verbeteren en aldus bij te dragen aan een weerbare, en daardoor veiliger samenleving. Hiervoor zijn de beleidskaders neergelegd in het beleidsplan crisisbeheersing 2004–2007. De komende periode zal dit veiligheidsbeleid verder worden uitgewerkt. De verantwoordelijkheid brengt daarnaast met zich mee dat de minister van BZK coördinerend en faciliterend optreedt in geval van (dreigende) crises en rampen.

3. Nader geoperationaliseerde doelstellingen

De minister van BZK geeft invulling aan de algemene beleidsdoelstelling langs drie beleidslijnen:

1. Pro-actie en preventie: Het zodanig beïnvloeden van de politiek-bestuurlijke besluitvorming op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau dat daarmee incidenten die zouden kunnen leiden tot rampen c.q. crises, zo veel mogelijk worden voorkomen, dan wel worden beperkt.

2. Preparatie en nazorg: Het ontwikkelen van een duurzaam veiligheidsbeleid in het kader van de voorbereiding op de rampenbestrijding en de crisisbeheersing en het bewerkstelligen van de implementatie daarvan, zodat de rijksoverheid alsmede de lagere overheden en de hulpverleningsdiensten voldoende zijn voorbereid op rampenbestrijding en crisisbeheersing.

3. Respons: Het optreden als (bestuurlijk) coördinator en facilitator met betrekking tot crisis- en rampenbeheersing ter bevordering van een adequate voorbereiding en respons.

Operationele doelstelling 2: Het zodanig beïnvloeden van de politiek-bestuurlijke besluitvorming op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau dat daarmee incidenten, die zouden kunnen leiden tot rampen c.q. crises, zoveel mogelijk worden voorkomen, dan wel worden beperkt.

De minister van BZK geeft invulling aan zijn rol als coördinerend minister, zowel op het terrein van crisis- en rampenbeheersing, als op het terrein van veiligheid in meer algemene zin: de integrale veiligheid. Hiermee wil hij bereiken dat veiligheid wordt meegewogen bij de politiek-bestuurlijke besluitvorming, met als doel bij te dragen aan de veiligheid van de samenleving en de bescherming van de vitale infrastructuur.

Instrumenten

De politieke, economische, sociale en technologische ontwikkelingen zullen worden gemonitord en geanalyseerd in verband met de invloed op de veiligheid in Nederland en het mogelijke ontstaan van rampen en crises als gevolg daarvan. Op rijksniveau zullen de beleidsontwikkelingen worden gevolgd en geanalyseerd in verband met de mogelijke invloed op de publieke veiligheid en op de mogelijke daaruit voortvloeiende crises en rampen.

Met het oog op mogelijke dreigingen voor de veiligheid zullen ramp- en crisisscenario's worden opgesteld en geanalyseerd. Ten aanzien van de functie en de plaats, die het onderwerp veiligheid zowel binnen de publieke als private besluitvorming moet hebben, zullen beleidslijnen worden uitgezet. In samenspraak met andere betrokken ministeries zal een visie worden ontwikkeld om crises en rampen zoveel mogelijk te voorkomen en beheersbaar te maken.

In overleg met de partners in veiligheid zal worden gekomen tot een visie om crisis en rampen zoveel mogelijk te voorkomen en beheersbaar te maken en tot duidelijke, integrale beleidskaders, ten behoeve van de maatschappelijke acceptatie van risico's en onveiligheid.

Er zullen kwaliteitscriteria worden ontwikkeld om de besluitvorming over veiligheidsrisico's te verbeteren.

De beleidsprocessen waarbij de samenhang van maatregelen ter bescherming van de vitale infrastructuur van groot belang is, zullen worden gecoördineerd en geregisseerd.

Met de beleidsvisie Versterken Veiligheidsbewustzijn worden uitgangspunten vastgelegd voor interdepartementale coördinatie door BZK op het gebied van veiligheidscommunicatie. In dit kabinetsplan worden risicocommunicatie, risicokaart, het nationaal voorlichtingsprogramma brandveiligheid en diverse andere (inter)departementale activiteiten op het gebied van veiligheidscommunicatie samengebracht. Ook medeoverheden en bedrijfsleven zijn bij de inrichting en uitvoering van de beleidsvisie betrokken.

Ten behoeve van de uitvoering van bovengenoemde activiteiten is € 4,4 mln begroot.

Overzicht prestatiegegevens
Operationele doelstellingPrestatie-indicatorenRealisatie 2005BasiswaardeStreefwaarde
15.2. Het zodanig beïnvloeden van de politiek-bestuurlijke besluitvorming op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau dat daarmee incidenten die zouden kunnen leiden tot rampen c.q. crises zoveel mogelijk worden voorkomen, dan wel beperkt.Het veiligheidsbewustzijn in de maatschappij is significant verbeterd. Eerste meting vindt plaats eind 2005/begin 2006.Nulmeting vindt plaats in 2004/2005. Significante vergroting bij een doorlooptijd van 20 jaar.
Overzicht beleidsevaluatie
Operationele doelstellingStartdatumEinddatumOnderwerp
15.2. Het zodanig beïnvloeden van de politiek-bestuurlijke besluitvorming op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau dat daarmee incidenten die zouden kunnen leiden tot rampen c.q. crises zoveel mogelijk worden voorkomen, dan wel beperkt. Eind 2004Begin 2005Onderzoek, i.c. nulmeting naar de mate van veiligheidsbewustzijn in de samenleving.

Operationele doelstelling 3: Het ontwikkelen van een duurzaam veiligheidsbeleid in het kader van de voorbereiding op de rampenbestrijding en crisisbeheersing en het bewerkstelligen van de implementatie daarvan, zodat de rijksoverheid, alsmede de lagere overheden en hulpverleningsdiensten voldoende zijn voorbereid op rampenbestrijding en crisisbeheersing.

Door middel van integrale beleidskaders zullen crises en rampen waar mogelijk worden voorkomen, beheersbaar worden gemaakt en kunnen de gevolgen van crises en rampen adequaat worden gecoördineerd en geregisseerd. De materiële en immateriële schade zal zoveel mogelijk worden beperkt. Er zal worden zorggedragen voor het ontwikkelen, implementeren, beheren en handhaven van samenhangend beleid op het terrein van crisis- en rampenbeheersing door verantwoordelijke partners in veiligheid zowel binnen als buiten de overheid (en het toetsen daarvan). Kwaliteitscriteria zullen worden ontwikkeld en normen op het terrein van crisis- en rampenbeheersing zullen worden vastgesteld.

Ten behoeve van het realiseren van de operationele doelstelling zullen de volgende instrumenten worden ingezet en activiteiten worden uitgevoerd.

Instrumenten

Om de coördinatie bij (dreigende) crises en rampen te versterken, zal er beleid worden ontwikkeld met betrekking tot de positionering van de minister van BZK ten aanzien van crisis- en rampenbeheersing.

Er zal een nationaal coördinator crisisbeheersing voor de ambtelijke ondersteuning worden benoemd om de coördinatie versterkt invulling te geven.

Ten behoeve van de crisisbesluitvorming op centraal niveau zullen instrumenten worden ontwikkeld, alsmede een systeem om de kwaliteit van de crisisbeheersing te waarborgen. De activiteiten om het duurzaam, samenhangend veiligheidsbeleid te versterken hebben betrekking op alle fases van de beleidsontwikkeling. Met betrekking tot achtereenvolgens risicoanalyse, planvorming, operationalisering en nazorg zullen de volgende activiteiten worden uitgevoerd:

– Het zorgniveau van de rampenbestrijding en crisisbeheersing zal meetbaar en toetsbaar worden gemaakt (door het ontwikkelen van meetinstrumenten), opdat dit is afgestemd op de geïnventariseerde risico's. De hulpverlening ten aanzien van gespecialiseerde functies zal interregionaal worden georganiseerd in zogenaamde steunpuntregio's. Dit zijn regionale samenwerkingsverbanden die zorgdragen voor de hulpverlening in de aangesloten regio's. Daarbij wordt zoveel mogelijk aangesloten bij bestaande structuren van crisisbeheersing en rampenbestrijding;

– De (de)centrale en interdepartementale planvorming op het terrein van crisis- en rampenbeheersing zal worden versterkt. Er zullen beleidskaders worden vastgesteld ten aanzien van het waarschuwen van en geven van voorlichting aan burgers;

– De decentrale organisatie van crisisbeheersing zal volgens de in het beleidsplan Crisisbeheersing 2004–2007 worden vormgegeven en geformaliseerd;

– De operationaliteit van de partners in de crisisbeheersing en rampenbestrijding en van interdepartementaal en bestuurlijk Nederland wordt bevorderd. Dit uit zich in het bevorderen van bestuurlijke helderheid, slagvaardigheid en adequate toerusting van de diensten. Concreet kan hierbij worden gedacht aan het, samen met alle betrokken partijen, verbeteren van het meld- en opschalingsproces. Het opleidings- en oefenbeleid zal verder worden ontwikkeld en geïmplementeerd. Het opleidings- en oefenbeleid is gericht op allen die bij de voorbereiding, ondersteuning en uitvoering van crisisbesluitvorming op centraal en decentraal niveau direct betrokken zijn;

– Met betrekking tot de nazorg zal er uitvoering worden gegeven aan het beleid ten aanzien van nazorg door het Rijk, de provincies en gemeenten. Ook zullen met betrekking tot nazorg crises en rampen worden geëvalueerd;

– Omdat is gebleken dat de huidige informatie-architectuur voor cirisisbeheersing niet (meer) voldoet, zullen (voorzover mogelijk op basis van bestaande voorzieningen) geïntegreerde ICT-voorzieningen worden ontwikkeld.

Voor operationele doelstelling 15.3 is € 20,6 mln beschikbaar. Hiervan maakt een incidenteel bedrag ad € 5,5 mln deel uit ten behoeve van de uitvoering van een aantal regelingen op grond van de Wet tegemoetkoming schade bij rampen en zware ongevallen (WTS). Voor de uitvoering van de activiteiten uit het beleidsplan crisisbeheersing is € 5 mln beschikbaar (alerteringssysteem € 0,5 mln en oefenen € 4,5 mln).

Overzicht prestatiegegevens
Operationele doelstellingPrestatie-indicatorenRealisatie 2005BasiswaardeStreefwaarde
15.3. Het ontwikkelen van een duurzaam veiligheidsbeleid in het kader van de voorbereiding op de rampenbestrijding en crisisbeheersing en het bewerk- stelligen van de implementatie daarvan, zodat de rijksoverheid alsmede de lagere overheden en de hulpverleningsdiensten voldoende voorbereid zijn op rampenbestrijding en crisisbeheersing.Crisisbeheersing op decentraal niveau Er is geen consistent beleid ten aanzien van de crisisbeheersing op decentraal niveau. Er is uitvoering gege- ven aan het in het beleidsplan Crisisbeheersing opgenomen actieplan conform de bijbehorende tijdsplanning. 
Regionale samenwerkingsverbanden. De samenwerking tussen de hulpdiensten en kennisinstituten dient te worden verbeterd.Gespecialiseerde functies zijn interregionaal georganiseerd in zogenaamde steunpuntregio's.
Meld- en opschalingsproces. Het doel en het belang van het opschalingsproces is nog niet algemeen aanvaard. Het meld- en opschalingsproces duurt vaak te lang en verloopt vaak hectisch.Alle betrokken bestuursorganen, operationele diensten en overige partijen zijn zich bewust van de noodzaak van voldoen- de, praktijkgerichte voorbereide opschaling. Er zijn basisvereisten vastgesteld voor het meld- en opschalingsproces.
Overzicht beleidsevaluatie
Operationele doelstellingStartdatumEinddatumOnderwerp
15.3. Het ontwikkelen van een duurzaam veiligheidsbeleid in het kader van de voorbereiding op de rampenbestrij- ding en crisisbeheersing en het bewerkstelligen van de implementatie daarvan, zodat de rijksoverheid alsmede de lagere overheden en de hulpverleningsdiensten voldoende voorbereid zijn op rampenbestrijding en crisisbeheersing.Begin 2005Begin 2006Evaluatie van de Beleidsnota rampenbestrijding 2000–2004 De veiligheidsketen gesmeed. Deze evalua- tie is een vervolg op de in 2002 gehouden tussentijdse evaluatie van deze beleidsnota.
Jan 2005Juli 2005Evaluatie van de Lei- draad Maatramp en de leidraad Operationele Prestaties.

Operationele doelstelling 4: Het optreden als (bestuurlijk) coördinator en facilitator met betrekking tot crisis- en rampenbeheersing ter bevordering van een adequate voorbereiding en respons

Op nationaal niveau zal worden gekomen tot een situatie die waarborgt, dat een adequate respons kan worden geleverd (in geval van crises, incidenten, rampen, risicovolle gebeurtenissen, etc.). De informatiepositie zal daarbij zijn versterkt, zodat (bestuurlijke) informatie wordt geleverd, die aansluit op de behoefte van de betrokken instanties.

Het Nationaal Coördinatiecentrum (NCC) treedt op als coördinator en facilitator met betrekking tot crisis- en rampenbeheersing. Het NCC heeft een actieve rol in de verwerking van de bestuurlijke informatie, de coördinatie en ondersteuning van de bestuurlijke crisisbesluitvorming. Het NCC zal zorgen voor een voortdurende kwaliteit en betrouwbaarheid van respons en (bestuurlijke) informatie. Hierbij zal een aantal interdepartementale producten en diensten als shared services worden aangeboden (shared services crisisbeheersing). De volgende instrumenten dragen daartoe bij.

Instrumenten

Dreigende potentiële crises of rampen en (dreigende) ingrijpende verstoringen van de openbare orde en veiligheid die de coördinatie van BZK vereisen, zullen worden gevolgd. Op gebeurtenissen waarbij een dergelijke situatie kan ontstaan zal adequaat worden gereageerd. De daadwerkelijke reactie van de minister van BZK op crises en rampen of de dreiging daarvan zal worden voorbereid en uitgevoerd.

Ten behoeve van de besluitvorming bij dreigende crises of rampen zullen een alerteringssystematiek en bijbehorende protocollen worden geformuleerd en tezamen met de handboeken voor de (voorbereiding van de) aanpak bij (dreigende) crises of rampen op basis van de ervaringen in de praktijk worden bijgesteld.

Er zal beleid ontwikkeld worden dat direct gerelateerd is aan de uitvoering van de responsfase.

Er wordt uitvoering gegeven aan de interbestuurlijke en -departementale coördinatie op het terrein van openbare orde en veiligheid, onder andere in de vorm van de ontwikkeling van shared services.

Ten tijde van (dreigende) crises zal de interdepartementale coördinatie worden gefaciliteerd.

Het NCC fungeert als National Point of Contact in een internationaal netwerk voor internationale bijstands- en hulpverleningsverzoeken.

Voor de uitvoering van de activiteiten die betrekking hebben op operationele doelstelling 15.4 is € 5,9 mln begroot. Hiervan is € 5 mln beschikbaar voor de activiteiten uit het beleidsplan crisisbeheersing (shared services € 1,7 mln, beveiliging communicatie € 0,5 mln en het expertisecentrum voor risico- en crisiscommunicatie (ERC) € 2,8 mln).

Overzicht prestatiegegevens
Operationele doelstellingPrestatie-indicatorenRealisatie 2005BasiswaardeStreefwaarde
15.4. Het optreden als (bestuurlijk) coördinator en facilitator met betrekking tot crisis- en rampenbeheersing ter bevordering van een adequate respons en voorbereidingVerbeterde kwaliteit van de respons en de (bestuurlijke) informatievoorziening. De kwaliteit van de respons en de (bestuurlijke) informa- tievoorziening behoeft verbeteringDe kwaliteit van de respons en de (bestuurlijke) informa- tievoorziening is verbeterd. Dit wordt door evaluatie na oefeningen en crises vastgesteld.

4. Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (x € 1 000)
15: Crisis- en Rampenbeheersing20052006200720082009
Verplichtingen35 44731 78732 76732 76732  767
1.apparaat5 8485 7175 6915 6915 691
2.proactie/preventie4 4024 8264 3274 3274 327
3.preparatie19 25115 29816 80316 80316 803
4.respons5 9465 9465 9465 9465 946
      
Uitgaven36 81133 15134 13134 13134 131
1.apparaat5 8485 7175 6915 6915 691
2.proactie/Preventie4 4024 8264 3274 3274 327
3.preparatie20 61516 66218 16718 16718 167
4.respons5 9465 9465 9465 9465 946

5. Budgetflexibiliteit

Budgetflexibiliteit (kasflexibiliteit) (x € 1 000)
15: Crisis- en Rampenbeheersing 2005 2006 2007 2008 2009
Totaal programma-uitgaven100%30 963100%27 434100%28 440100%28 440100%28 440
Waarvan op 1 januari 2005:          
1.juridisch verplicht3%9984%9984%9984%9984%998
2.complementair noodzakelijk3%9463%9463%9463%9463%946
3.bestuurlijk gebonden (maar niet juridisch)19%5 6941%1941%1941%1941%194
4.beleidsmatig gereserveerd (o.g.v. een wettelijke regeling of beleidsprogramma)75%23 32592%25 29692%26 30292%26 30292%26 302
5.beleidsmatig nog niet ingevuld          

6. Veronderstellingen in effectbereiking, doelmatigheid en raming

De minister van BZK draagt als coördinerend minister verantwoordelijkheid voor de veiligheid in de samenleving op het gebied van zowel crisisbeheersing, als voor de veiligheid in meer algemene zin (integrale veiligheid). Een groot aantal actoren beïnvloedt de wijze waarop aan deze rol invulling kan worden gegeven. Uitgangspunt is dat de minister van BZK als gezaghebbende partner deze rol kan invullen, waar alle partners op het terrein van openbare orde en veiligheid zich in samenhang op richten. In dit verband kan bijvoorbeeld de intensivering van de samenwerking met Defensie worden genoemd, door afspraken over militaire bijstand bij crisissituaties, rampen of bijzondere incidenten.

Het begrote budget ten behoeve van het NCC is gebaseerd op de reguliere activiteiten van het NCC. In crisissituaties wordt het NCC opgeschaald om bestuurders te faciliteren in het nemen van veiligheidsmaatregelen. De daarmee samenhangende kosten zijn niet te voorzien en om die reden niet begroot binnen dit artikel.

Dit geldt eveneens ten aanzien van de financiering van de tegemoetkomingen in schade en kosten in geval van rampen, waarbij de WTS van toepassing wordt verklaard. Ook deze gebeurtenissen en daarmee samenhangende kosten zijn niet te voorzien en daarom niet begroot. Thans zijn alleen de kosten begroot van de uitvoering de WTS-regelingen 1 en 2 (wateroverlast 1998), WTS-Maas (2003) en WTS-Wilnis (2003).

BELEIDSARTIKEL 16: BRANDWEER EN GHOR

1. Algemene beleidsdoelstelling

Het zodanig verhogen van het prestatievermogen van de regionale en gemeentelijke brandweer en de GHOR dat zij hun maatschappelijke taken beter kunnen waarmaken ter borging en verbetering van een veilige samenleving.

Het is de zorg van de brandweer om branden, rampen en zware ongevallen te voorkomen, te beperken en te bestrijden. De brandweer vervult daarmee taken op het terrein van de basisbrandweerzorg, het grootschalig brandweeroptreden en de rampenbeheersing.

De geneeskundige hulpverlening bij rampen en zware ongevallen (GHOR) betreft het geneeskundig optreden onder bijzondere omstandigheden, zoals ongevallen en rampen. De feitelijke zorg wordt geleverd door zorginstellingen, zoals traumacentra, ambulancediensten en GGD-en.

2. (Directe) verantwoordelijkheid minister

De minister van BZK is mede verantwoordelijk voor het doelmatig en doeltreffend functioneren van de gemeentelijke en regionale brandweer en de GHOR. De minister draagt er zorg voor dat partijen hun verantwoordelijkheid nemen. De verantwoordelijkheid van de minister van BZK ten aanzien van de brandweer en de GHOR wordt vormgegeven door het stellen van kwaliteits- en prestatie-eisen op het terrein van organisatie, personeel en materieel aan de bestuurlijke en uitvoerende organisaties, alsmede door het richting en inhoud geven aan de verdere ontwikkeling en professionalisering van de brandweer en de GHOR.

3. Nader geoperationaliseerde doelstellingen

Het bevorderen van het prestatievermogen van de brandweer en de GHOR geschiedt door:

a. het scheppen van randvoorwaarden voor het realiseren van een slagvaardige bestuurlijke organisatie;

b. het bijdragen aan een betere taakuitoefening door het bestuur en de uitvoerende diensten brandweer en GHOR in de veiligheidsketen;

c. het borgen van de kwaliteit van de organisatie, personeel en materieel.

Operationele doelstelling 2: Het scheppen van randvoorwaarden voor het realiseren van een slagvaardige bestuurlijke organisatie

Conform het kabinetsstandpunt veiligheidsregio's1, dat in april 2004 naar de Kamer is gestuurd, is het doel te komen tot een bestuurlijke structuur, die meer slagvaardig is, waardoor de veiligheidsregio haar steeds zwaardere taken op het veiligheidsterrein beter aan kan.

Instrumenten

De overheid moet slagvaardig kunnen optreden bij de bestrijding van calamiteiten en bij de voorbereiding erop. Dat geldt voor zowel de operationele diensten als voor het bestuur. De complexiteit van de huidige taakverdeling maakt de voorbereiding op en het optreden bij rampenbestrijding moeilijk. In een veiligheidsregio werken de brandweer, de GHOR en de politie operationeel en bestuurlijk nauw (verplicht) samen en zijn de lijnen kort. De implementatie van het kabinetsstandpunt veiligheidsregio's wordt vorm gegeven door de inzet van negen instrumenten. Dit betreft: verdere regionalisering van het beheer van de brandweer, integratie van de besturen van de regionale brandweer en de GHOR, regionalisering van de beheersaspecten van de rampenbeheersing, verplichte bestuurlijke samenwerking van de regionale brandweer en de GHOR met de politie, organiseren van doorzettingsmacht van het regionaal hulpverleningsbestuur, versterken van de bevoegdheden van de regionaal commandant brandweer, versterking inbreng van pro-actie en preventie in het veiligheidsbeleid door een adviesrol van de regio, versterking van de GHOR en de mogelijke ontwikkeling van een nieuwe financieringssystematiek.

Voor deze operationele doelstelling is € 100 mln beschikbaar. Hiervan is € 90,7 mln benodigd voor de vaste bijdragen ten behoeve van de Bommenregeling (€ 30,0 mln) en de IBDUR (€ 60,7 mln).

Overzicht prestatiegegevens
Operationele doelstellingPrestatie-indicatorenRealisatie 2005BasiswaardeStreefwaarde
16.2. Het scheppen van randvoorwaarden voor het realiseren van een slagvaardige bestuurlijke organisatie.a. Verdere ontwikkeling veiligheidsregio's. Uit evaluatierapporten na rampen die de afgelopen jaren heb- ben plaatsgevonden is gebleken dat de bestuurlijke organisatie verbeterd kan worden op het gebied van taken, bevoegdheden, verantwoordelijkheden en financie- ring.In juli 2006 is het volgende gerealiseerd:1. Verdere regionalisering van het beheer van de brandweer;2. Integratie van de besturen van de regionale brandweer en de GHOR;3. Regionalisering van de beheersaspecten van de rampenbeheer- sing;4. Verplichte bestuurlijke samenwerking van de regionale brandweer en de GHOR met de politie;5. Doorzettingsmacht van het regionaal hulp- verleningsbestuur;6. Versterken bevoegdheden van de regionaal commandant brandweer;7. Pro-actie en preven- tie: versterken door een adviesrol van de regio);8. Versterking GHOR;9. In juli 2006 is zono- dig een nieuwe finan- cieringssystematiek ontwikkeld.
Overzicht beleidsevaluatie
Operationele doelstellingStartdatumEinddatumOnderwerp
16.2. Het scheppen van randvoorwaarden voor het realiseren van een slagvaardige bestuurlijke organisatie. Juni 2005Sep 2005Tussentijdse meting naar de voortgang van de totstandkoming van de veiligheidsregio's

Operationele doelstelling 3: Het bijdragen aan een betere taakuitoefening door het bestuur en de uitvoerende diensten brandweer en GHOR in de veiligheidsketen

De taken van de brandweer en de GHOR hebben betrekking op alle schakels van de veiligheidsketen: pro-actie, preventie, preparatie, repressie en nazorg. Ten aanzien van de rol en taken van de brandweer en de GHOR in de veiligheidsketen wordt een visie ontwikkeld. Om het bestuur en de uitvoerende diensten brandweer en GHOR hun taken in het veiligheidsbeleid beter te kunnen laten uitoefenen, draagt BZK bij door onderzoek, ontwikkeling unité de doctrine en ontwikkeling van richtlijnen.

Instrumenten

De taken en positie van de brandweer en de GHOR als (veiligheids-) adviseurs wordt bezien in relatie tot het prestatievermogen van deze organisaties en hun rol in de veiligheidsregio's. Hierbij wordt tevens de inbreng in het domein van crisisbeheersing bezien. Met de bestuurlijk en operationeel verantwoordelijken van de brandweer en de GHOR zal een traject worden ingezet om terzake keuzes voor te bereiden. Afronding is in 2005 voorzien.

Voor het brandbeveiligingsbeleid (preventie) gaat het enerzijds om actualisering en uitbreiding van bestaande brandbeveiligingsconcepten op o.a. ontwikkelingen in de bouw en anderzijds om toepassing van handhavingsinstrumenten zoals de bestuurlijke boete brandveiligheid. Eind 2005 is beleidsmatig vastgesteld wat de uitgangspunten zijn van waaruit een nadere uitwerking van brandbeveiligingsbeleid zal worden vorm gegeven. Om dit uit te dragen is als product een herziene versie van de brandbeveiligingsconcepten, als brandbeveiligingsfilosofie gereed.

Met het Besluit Bedrijfsbrandweren worden gemeenten de mogelijkheid geboden bedrijfsbrandweervoorzieningen te eisen van risicovolle ondernemingen. Het besluit Bedrijfsbrandweren is ruim 10 jaar oud en zal in 2005 worden geëvalueerd in het licht van de ontwikkelingen t.a.v. veiligheidsregio's en het milieu- en externe veiligheidsbeleid.

Met de handleiding brandweerzorg kunnen gemeenten inzicht verkrijgen in de relatie tussen brandveiligheid en de repressieve sterkte van de brandweer. Deze handleiding is recent geëvalueerd. In samenwerking met het veld zal een geactualiseerde en uitgebreidere versie in de vorm van een handboek repressie brandweer in 2005 worden ontwikkeld.

De consequenties van de Leidraad Maatramp die bestuurlijke voorbereiding in de veiligheidsregio verlangd op 18 rampscenario's, zullen vertaald moeten worden in de organisatie en werkwijze van de brandweercompagnie. Dit zal in een samenwerkingstraject met het veld worden opgepakt en in 2006 tot een hernieuwde Leidraad Brandweercompagnie leiden.

Voor deze operationele doelstelling is € 3,8 mln beschikbaar.

Overzicht prestatiegegevens
Operationele doelstellingPrestatie-indicatorenRealisatie 2005BasiswaardeStreefwaarde
16.3. Het bijdragen aan een betere taakuitoefening door het bestuur en de uitvoerende diensten brandweer en GHOR in de veiligheidsketen.a. Taakdiscussie en positie brandweer en GHOR als (veiligheids)adviseurs. Er is een grote mate van verscheidenheid m.b.t. de taken die de de brandweer en de GHOR op gemeen- telijk/regionaal niveau verrichten en welke rol zij vervullen in relatie tot o.m. crisis- beheersing, advisering over veiligheid en advisering aan andere hulpverleningsdiensten.Eind 2005 is inzicht verkregen in de verscheidenheid aan taken en de rol die de brandweer en de GHOR op gemeente- lijk/regionaal niveau verrichten. Er is een eerste aanzet tot een visie ontwikkeld over de taken en rol die de brandweer en de GHOR idealiter zouden moeten verrichten.
b. Fysieke vraagstukken:* brandbeveiligingsbeleid,* brandbeveilingsconcept. Er is behoefte aan duidelijke beleidsuitgangspunten voor nadere uitwerking van het brandbeveiligingsbeleid.Eind 2005 is beleidsmatig vastgesteld wat de uitgangspunten zijn van waaruit een nadere uitwerking van brandbeveiligingsbeleid zal worden vorm gegeven. Om dit uit te dragen is als product een herziene versie van de brand- beveiligingsconcepten, als brandbeveiligingsfilosofie gereed.
c. Besluit bedrijfsbrandweren. Het besluit bedrijfsbrandweer wordt aangepast.Eind 2005 zijn er voor- stellen voor aanpassing beschikbaar.
d. Zorgnormenniveau. De handleidingen brandweerzorg en technische hulpverlening moeten geactua- liseerd worden.Eind 2005 is een nieuw handboek repressie brandweer gereed.
e. Beleidsontwikkeling van dagelijkse routine naar groot- schalig optreden. De organisatie en werkwijze van de huidige brandweercompagnie moet beter worden afge- stemd op de aard, de schaal en werkwijze van de 18 rampscenario's uit de leidraad maatramp.Eind 2006 is een concept plan gereed. Daarna zal implementatie plaatsvinden.
Overzicht beleidsevaluatie
Operationele doelstellingStartdatumEinddatumOnderwerp
16.3. Het bijdragen aan een betere taakuitoefening door het bestuur en de uitvoerende diensten de brandweer en de GHOR in de veiligheidsketen.01-01-200531-12-2005Het Besluit Bedrijfsbrandweren zal worden geëvalueerd.

Operationele doelstelling 4: Het borgen van de kwaliteit van de organisatie, het personeel en het materieel

Een adequaat functionerende organisatie wordt bepaald door de kwaliteit van de organisatie, het personeel en het materieel. Hiertoe wordt een samenhangend kwaliteitsbeleid ontwikkeld. De kwaliteit van organisatie, personeel en materieel wordt geborgd door het stellen van kwaliteitseisen en het bevorderen dat deze worden nagekomen.

Instrumenten

De minister van BZK is op grond van de Brandweerwet 1985 verantwoordelijk voor het systeem van de kwaliteit van het brandweerpersoneel en heeft daartoe instrumenten als het Besluit Brandweerpersoneel, de Examenreglementen en de ZBO's Nibra en Nbbe ter beschikking. De werkgevers zijn verantwoordelijk voor de uitvoering en de implementatie.

Op basis van reacties uit het land, ervaringen en onderzoeken van de Inspectie OOV is gebleken dat het huidige systeem met de beschreven instrumenten onvoldoende waarborg biedt voor vakbekwaam brandweerpersoneel en onvoldoende aansluit bij de beroepspraktijk. Daarnaast ligt in het huidige systeem de nadruk teveel op het aanleren van kennis en te weinig op het aanleren van vaardigheden. Dit betekent dat een fundamentele wijziging van het huidige systeem ten aanzien van de kwaliteit van het brandweerpersoneel nodig is, met als doel de vergroting van de vakbekwaamheid van het brandweerpersoneel. Deze wijziging past in de lijn van het kabinetsstandpunt veiligheidsregio's waarin de minister van BZK kwaliteits- en prestatie-eisen vaststelt. Hiervoor is een nieuw Besluit vakbekwaamheid brandweerpersoneel, als opvolger van het huidige Besluit brandweerpersoneel, in voorbereiding, dat competenties noodzakelijk voor de uitoefening van functies zal bevatten.

Voor de GHOR zal een oriëntatie op competentiegericht opleiden in relatie tot de bestaande opleidingsstructuur in de gezondheidszorg worden uitgevoerd. Deze oriëntatie zal in het voorjaar van 2005 zijn afgerond en leiden tot voorstellen voor een aanpak.

De toenemende zorg voor de handhaving van het niveau van kwaliteit van het materieel heeft geleid tot het besluit een baten-lastendienst op te richten voor het materieel voor de rampenbestrijding. Deze baten-lastendienst getiteld Landelijke Faciliteit Rampenbestrijding (LFR) draait sinds april 2004 proef met als doel om per 1 januari 2006 operationeel te zijn.

Onderdeel van de LFR-taken betreft investeringen t.a.v. materieel. De huidige investeringsconcepten, onderdeel hiervan is de vernieuwde opzet van de brandweercompagnie, behoeven een evaluatie en leiden zonodig tot aanpassing. Dit zal in 2006 zijn beslag krijgen.

Op basis van het beleid rond zelfstandige bestuursorganen en een (her)overweging van de functie in het beleid heeft t.a.v. de ZBO Nibra in 2004 besluitvorming plaats gehad over de (gewijzigde) rol, positie en doelstelling. Dit houdt onder meer in dat de positie van het Nibra geherdefinieerd is en het gewijzigde informatieprotocol BZK-Nibra is geaccordeerd. Dat zal in 2005 leiden tot voorstellen van wetswijziging voor het Nibra.

In het licht van de wijziging van het systeem voor vakbekwaam brandweerpersoneel zal een gelijksoortige heroverweging voor het Nbbe plaatsvinden in 2005. Hierbij worden de ontwikkelingen in het politieonderwijs betrokken.

Vrijwilligheid is een belangrijke pijler binnen de gemeentelijke brandweer. Bij de vorming van de veiligheidsregio's vindt een heroverweging van taken plaats. Evenals van de uitvoering van inzet van beroepspersoneel en vrijwillig personeel. In dat kader zal er in 2005 een visie worden ontwikkeld ter versterking van de vrijwilligheid in relatie tot veiligheidsregio's. Dit betreft vraagstukken over de werving, de taken van vrijwilligers en de positionering in de veiligheidsregio.

Voor deze operationele doelstelling is € 25,2 mln beschikbaar. Hiervan is € 5,9 mln benodigd voor het Nibra en € 13,5 mln benodigd voor materiele voorzieningen en landelijke faciliteiten die per 1 januari 2006 worden ondergebracht in LFR.

Overzicht prestatiegegevens
Operationele doelstellingPrestatie-indicatorenRealisatie 2005BasiswaardeStreefwaarde
16.4. Het borgen van de kwaliteit van organisatie, personeel en materieel.a. Kwaliteits- en prestatie-eisen perso- neel brandweer gericht op instroom, onderwijs en vakbe- kwaamheid, exami- nering en oefenen. Het huidige systeem voor de bevordering en handhaving van de kwaliteit van het brandweerpersoneel sluit onvoldoende aan bij de beroepspraktijk, waardoor de vakbek- waamheid van het brandweerpersoneel niet voldoende gewaarborgd is.Eind 2005 is een nieuw Besluit vakbekwaamheid Brandweerperso- neel gereed. Oriëntatie op competentie gericht opleiden voor de GHOR gereed.
b. Oprichting baten-lastendienst LFR. Ten behoeve van taken op het gebied van beheer en onderhoud van het materieel voor de rampenbestrijding en de ondersteuning van de bijstandteams is er behoefte aan een landelijke voorziening.Per 1 januari 2006 is er een baten-lastendienst LFR, waarin de beide landelijke taken zijn ondergebracht. Tevens zal dan bekend zijn of de LFR-taken kunnen worden verbreed tot nut van de gehele zwaailichtsector.
c. Beleid ZBO Nibra/Nbbe. Mede in het verlengde van een recent onder- zoek van de Auditdienst, de activiteiten van de Stuurgroep Toezicht en het in de tweede helft van 2004 te verwachten kabi- netsstandpunt t.a.v. ZBO's, zullen BZK, het Nibra en het Nbbe commitment moeten hebben over de rol, positie, en doelstellingen van het Nibra en het Nbbe en de mars- route daar naartoe.Eind 2005 is gereed een voorstel tot wijzi- ging van de Brand- weerwet 1985 in relatie tot het Nibra en wel- licht het Nbbe.
d. Kwaliteits- en prestatie-eisen materieel. De investeringsconcepten worden geëvalueerd.Mogelijke aanpassingen zijn eind 2006 verwerkt.
e. Beleid t.a.v. vrijwilligheid. De positie van brand- weervrijwilligers in de veiligheidsregio's is punt van aandacht.Eind 2005 is een visie ontwikkeld ter verster- king van vrijwilligheid in relatie tot de veilig- heidsregio's.

4. Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (x € 1 000)
16: Brandweer en GHOR20052006200720082009
Verplichtingen134 580138 944138 912138 912138 912
1.apparaat5 6735 5675 5655 5655 565
2.bestuurlijke organisatie*100 000103 114103 107103 107103 107
3.taken3 7533 8653 8623 8623 862
4.kwaliteit25 15426 39826 37826 37826 378
      
Uitgaven134 608138 972138 939138 939138 939
1.apparaat5 6735 5675 5655 5655 565
2.bestuurlijke organisatie*100 000103 114103 107103 107103 107
3.taken3 7533 8653 8623 8623 862
4.kwaliteit25 18226 42626 40526 40526 405
      
Ontvangsten250250250250250

* Aan gemeenten wordt conform het Bijdragebesluit kosten ruiming explosieven uit de Tweede Wereldoorlog (kortweg Bommenregeling) een bijdrage verstrekt in de kosten ter grootte van ca € 30 mln.Aan de partners in de rampenbestrijding (brandweer- en GHOR-regio's) wordt conform het Interim-Besluit doeluitkering bestrijding van rampen en zware ongevallen (IBDUR) een financiële bijdrage verstrekt in de kosten van de organisatie van de rampenbestrijding en hulpverlening ter grootte van ca € 60,7 mln.

5. Budgetflexibiliteit

Budgetflexibiliteit (kasflexibiliteit) (x € 1 000)
16: Brandweer en GHOR 2005 2006 2007 2008 2009
Totaal programma-uitgaven100%128 935100%133 405100%133 374100%133 374100%133 374
Waarvan op 1 januari 2005:          
1.juridisch verplicht3%3 7953%3 7953%3 7953%3 7953%3 795
2.complementair noodzakelijk6%7 3636%7 3636%7 3636%7 3636%7 363
3.bestuurlijk gebonden (maar niet juridisch)77%99 01674%99 01677%99 01674%99 01674%99 016
4.beleidsmatig gereserveerd (o.g.v. een wettelijke regeling of beleidsprogramma)14%18 76117%23 23117%23 20017%23 20017%23 200
5.beleidsmatig nog niet ingevuld          

6. Veronderstellingen in effectbereiking, doelmatigheid en raming

Aan de hiervoor geformuleerde operationele doelstellingen heeft een aantal veronderstellingen ten grondslag gelegen:

– het huidige aantal vrijwilligers bij de brandweer van circa 22000 zal constant blijven,

– de wijze van financiering van de brandweer- en GHOR-regio's door het rijk, i.c. de toepassing van het Interim Besluit bestrijding van rampen en zware ongevallen (IBDUR) en daarnaast vanuit het gemeentefonds zal in 2005 niet veranderen.

BELEIDSARTIKEL 4: PARTNERS IN VEILIGHEID

1. Algemene beleidsdoelstelling

Het verbeteren van het functioneren van de partners in veiligheid (politie, Marechaussee, brandweer, ambulancediensten, centrale overheid, gemeenten en bedrijven), en het verbeteren van de samenwerking tussen deze partners zodat zij de openbare orde kunnen handhaven en de veiligheid in Nederland kunnen verhogen.

Het verbeteren van de veiligheid in Nederland en het daarmee bijdragen aan het vergroten van de veiligheidsgevoelens van burgers gebeurt ondermeer met het programma Naar een Veiliger Samenleving1. Als bouwsteen daarvoor wordt een strategische beleidsagenda geformuleerd die richting geeft aan het onderzoek naar en de monitoring van de algehele veiligheidssituatie in Nederland. Nadrukkelijk is het de intentie om van de verkregen onderzoeksresultaten aangrijpingspunten voor beleidsontwikkeling van het veiligheidsbeleid te maken. Stroomlijning van verschillende veiligheidsmonitors moet veranderingen van de veiligheidssituatie op geüniformeerde wijze inzichtelijk maken, zodat eenduidig de voortgang kan worden vastgelegd.

De samenwerking van partners in de veiligheidsketen zal verder worden bevorderd door bundeling van de activiteiten in het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV).

Daarnaast zal worden gewerkt aan een samenhangende informatiehuishouding van de OOV-partners (politie, brandweer en GHOR) en overige veiligheidspartners, met als uiteindelijk doel het vergroten van het presterend vermogen van deze organisaties, zowel op zich, als opererend in ketenverband of in gezamenlijk operationeel verband.

Veiligheidsbeleid kent ook een internationale dimensie. Door te investeren in een effectieve en samenhangende internationale samenwerking op politieel gebied van terrorismebestrijding, rampenbestrijding en crisisbeheersing binnen zowel de EU als de NAVO, wordt langs die weg ook bijgedragen aan het verbeteren van de veiligheid in Nederland. Daarbij besteden we vooral aandacht aan het verbeteren van de bilaterale samenwerking op genoemde terreinen met de nieuw toegetreden EU-landen, met de buurlanden en Suriname.

Complementair aan de nationale en internationale inspanningen die moeten leiden tot het vergroten van de veiligheidsgevoelens van burgers wordt geïnvesteerd in een snelle en efficiënte opschaling van de partners in veiligheid tijdens grootschalige rampen en evenementen. Zo is het Landelijk Operationeel Coördinatie Centrum (LOCC) gerealiseerd met als hoofdtaak de coördinatie van de multidisciplinair operationele ondersteuning tijdens crisis, ramp of grootschalig optreden.

De prestaties worden gemeten aan de hand van de onderstaande indicatoren.

Overzicht prestatiegegevens
Operationele doelstellingenPrestatie-indicatorenBasiswaardeStreefwaarde
4.2. Het bevorderen van veiligheidsbeleid op nationaal niveau.Stroomlijnen van verschillende veiligheidsmonitors31
 Ontwikkelen en realiseren van datasysteem met gegevens over sociale en fysieke veiligheid01
4.3. Het realiseren van een samenhangende informatiehuishouding en gemeenschappelijk gebruik van ICT-voorzieningen bij de OOV-diensten en overige veiligheidspartners.Implementatie door politieregio's van:– Politie Suite Opsporing 2 (PSO2)0 regio's26 regio's
– uniforme telefonische aangifte0 regio's26 regio's
– Landelijke Interceptie Organisatie (LIO)10 regio's26 regio's
– Capaciteits Management Systeem (CMS)0 regio's26 regio's
– Nutsvoorziening0 regio's26 regio's
 – implementatie van Verzorgingsgebieden (VZGn)0 VZGn7 VZGn
 Rapport Adviescommissie Coördinatie ICT Rampenbestrijding (ACIR)01
 Herstructurering Geïntegreerd Meldkamer Systeem (GMS)01

De bovenstaande basiswaarde heeft betrekking op 1 januari 2005 en de streefwaarde op 31 december 2005, met uitzondering van de herstructurering van GMS (streefdatum juli 2006).

Overzicht beleidsevaluatie
Operationele doelstellingStartdatumEinddatumOnderwerp
4.2. Het bevorderen van veiligheidsbeleid op nationaal niveau. Dec 2004Juni 2005Evaluatie stelsel bewaken en beveiligen.
4.3. Het realiseren van een samenhangende informatiehuishouding en gemeenschappelijk gebruik van ICT-voorzieningen bij de OOV-diensten en overige veiligheidspartners. 20052006Eindevaluatie project C2000.

Korte toelichting beleidsevaluatieonderzoek

De realisatie van het stelsel van bewaken en beveiligen vindt in fasen plaats. Met de evaluatie wordt beoogd vast te stellen of de thans meerjarige capaciteitsuitbreiding en de bijbehorende budgetten voldoende zijn. Ook worden een aantal eerste inhoudelijke ervaringen meegenomen.

Een eindevaluatie van het project C2000 maakt standaard onderdeel uit van de procedureregeling Grote Projecten. Deze is opgenomen in het informatieprofiel van C2000. Eind 2004 wordt een opzet voor deze eindevaluatie aan de Tweede Kamer voorgelegd. De uitvoering zal plaatsvinden in 2005/2006.

2. (Directe) verantwoordelijkheid minister

De minister van BZK zorgt voor de samenhang van het veiligheidsbeleid. Hij doet dit door het vaststellen van landelijke prioriteiten en te zorgen voor een goed werkende en op elkaar afgestemde infrastructuur voor alle partners met de daarop afgestemde middelen (waaronder ICT). Hij voert het veiligheidsbeleid uit in samenwerking met de andere ketenpartners op landelijk, lokaal en internationaal niveau. Uitgangspunt is het veiligheidsprogramma Naar een veiliger samenleving. Dit programma bevat een aantal maatregelen die beogen het presterend vermogen van de keten als geheel te vergroten. De bedoeling is de partijen vanuit een integrale visie op veiligheid te stimuleren hun rol op te pakken en daarop ook aan te spreken. De minister van BZK treedt sturend op bij het vergroten van resultaatgericht werken van de relevante veiligheidspartners. Dit gebeurt onder meer door de bestuurders te activeren de problemen, door middel van samenwerking, in regionaal verband op te lossen. Hier passen twee soorten maatregelen bij die tot doel hebben de overlast en de criminaliteit te beperken.

1. Het maken van afspraken met gemeenten (zowel de G30 als de overige gemeenten) over speerpunten in het lokale veiligheidsbeleid die in logische samenhang staan met de afspraken met de andere ketenpartners en daarnaast als doel heeft een daling van overlast en criminaliteit te bewerkstelligen.

Denk hierbij aan aanpak urgentiegebieden, de realisatie van een geïntegreerde Landelijke ICT-infrastructuur voor de veiligheidspartners, het aanvalsplan sociale veiligheid in het openbaar vervoer, versterking van de bestuurlijke handhaving (inclusief bestuurlijke boete), het opnemen van lokale veiligheidswensen in de regionale beleidsplannen politie en de toepassing van de een-loket-gedachte voor de afgifte van gemeentelijke vergunningen aan openbare inrichtingen.

2. Het in het kader van de uitvoering van het Veiligheidsprogramma maken van sluitende afspraken met het bedrijfsleven met als doel een daling van de overlast en de criminaliteit te bewerkstelligen.

In overleg met de private sector worden concrete veiligheidsbevorderende maatregelen in gang gezet zoals het opzetten van een landelijk dekkend net van regionale platforms criminaliteitsbeheersing, het verbeteren van criminaliteitspreventie door het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV), de uitbreiding van cameratoezicht, het maken van afspraken over beveiliging diefstalgevoelige apparaten, het openbaar maken van het gestolen goederenregister, het implementeren van diverse keurmerken en het maken van afspraken met de Bond van verzekeraars over invoering premiedifferentiatie bij preventieve maatregelen.

3. Nader geoperationaliseerde doelstellingen

Operationele doelstelling 2: Het bevorderen van veiligheidsbeleid op nationaal niveau

Instrumenten voor de verwezenlijking van deze doelstelling

Uitvoering programma Naar een Veiliger Samenleving1:

* invoering bestuurlijke boete per 1 juli 2005. Met de bestuurlijke boete kan door de lokale overheid worden opgetreden tegen kleine ergernissen. Voorbeelden van kleine ergernissen zijn het illegaal storten van vuilnis(zakken), hondenpoep, graffiti, foutparkeren en fietsen op de stoep;

* aanpak door gemeenten van geconcentreerde overlast in bepaalde wijken, winkellocaties, uitgaansgebieden, en natuuren recreatiegebieden;

* in het kader van het grote stedenbeleid (GSB), maken van afspraken en meerjarige ontwikkelingsplannen met gemeenten op het terrein van veiligheid (vierde pijler veiligheid).

Publiek private samenwerking. Uitvoering Actieplan Veilig Ondernemen in samenwerking met andere departementen en bedrijfsleven. Dit actieplan richt zich in het bijzonder op bevordering van de veiligheid bij de detailhandel.

Bijdragen/subsidies. Bijdragen aan een veiliger samenleving door preventie stevig neer te zetten en de implementatiekracht van preventiemaatregelen te vergroten. Samenbundeling van enkele subsidies aan verscheidene instellingen tot één geldstroom aan het CCV onder meer om versnippering tegen te gaan en efficiency te bevorderen. Het centrum draagt bij aan het realiseren door private en publieke partners van een veiliger woon- en leefomgeving en ondernemingsklimaat. Het centrum bevordert, ondersteunt en stimuleert daartoe samenwerkingsprojecten en genereert en draagt informatie, kennis en ervaring over naar actoren in het veld.

Onderzoek en monitoring:

* het initiëren, ontwikkelen en het formuleren van – en sturing geven aan – de nieuwe en de bestaande strategische agenda Openbare Orde en Veiligheid in samenwerking met andere relevante partijen (bijvoorbeeld strategische agenda voor nieuwe kabinetsperiode vanaf 2007);

* het ontwikkelen, coördineren en realiseren van gegevensrapportages over onderwerpen die betrekking hebben op departementale veiligheidsvraagstukken. Voorbeeld is de Jaarrapportage Veiligheid, die tegelijk verschijnt met de oktober rapportage over de voortgang van het Veiligheidsprogramma. Een ander product is de Monitor Bedrijven en Instellingen (MBI), die de stand van zaken rond veiligheid in een aantal bedrijven en (overheids)instellingen meet;

* het voorbereiden van de integratie van drie bestaande veiligheidsmonitors tot één nieuwe monitor (Politiemonitor, Leefbaarheid en Veiligheid, POLS);

* het ontwikkelen en realiseren van een datasysteem met gegevens over sociale en fysieke veiligheid, voor het op maat en realtime kunnen leveren van informatie over de veiligheidssituatie om zodoende beter inzicht te verkrijgen.

Landelijk Operationeel Coördinatie Centrum. Het LOCC is als een faciliterende en coördinerende organisatie een belangrijke schakel in de operationele opschaling. De kerntaak is de coördinatie van de operationele ondersteuning van de diverse disciplines bij grootschalige rampen en evenementen en de advisering hieromtrent aan het Nationaal Coördinatie Centrum en de regio's. Het LOCC heeft een permanente kernbezetting van waaruit opgeschaald kan worden. Tevens zal het LOCC reguliere operationele taken uitvoeren aansluitend op de geuite behoefte vanuit de diverse disciplines.

Financiële gevolgen

Voor deze operationele doelstelling is totaal € 5,837 mln beschikbaar, dat als volgt naar instrument is verdeeld:

Integraal veiligheidsbeleid0,974
Bijdragen/subsidies: 
CCV1,000
Centrum voor Reïntegratie en Nazorg (CRN)1,025
Overige bijdragen0,513
Onderzoek en monitoring0,802
Landelijk Operationeel Coördinatie Centrum (LOCC)1,523

Operationele doelstelling 3: Het realiseren van een samenhangende informatiehuishouding en gemeenschappelijk gebruik van ICT-voorzieningen bij de OOV-diensten en overige veiligheidspartners

Instrumenten voor de verwezenlijking van deze doelstelling.

Gezamenlijke datatransportdienst. Voor de OOV-partners en overige veiligheidspartners wordt een gezamenlijke datatransportdienst ontwikkeld, die wordt geïntegreerd met andere basisvoorzieningen als C2000, GMS en basisgegevensregistraties.

Concern Informatiemanagement Politie (CIP) en ICT-Servicecoöperatie Politie Justitie en Veiligheid (ISC). Het realiseren van een uniforme informatiehuishouding voor de politie, bestaande uit een gezamenlijke basisinfrastructuur, gemeenschappelijke applicaties en registers voor de verschillende bedrijfsprocessen, volgens de uitgangspunten in het ICT Bestek Politie 2001–2005. De uitvoering van het ICT Bestek Politie berust bij de coöperaties CIP en ISC, die onder toezicht staan van de Bestuursraad ICT Politie (voorheen Regieraad ICT Politie). Op basis van een bijdrageregeling en met in achtneming van financiële kaders stelt BZK aan de hand van jaarplannen de jaarlijkse bijdrage aan deze coöperaties vast. De voortgang wordt gemonitord en eventueel wordt geïntervenieerd. In een jaarlijkse kaderbrief worden de beleidsprioriteiten van BZK op het gebied van ICT aan de coöperaties bekend gemaakt.

Adviescommissie Coördinatie ICT Rampenbestrijding (ACIR). Het bereiken van een optimale informatievoorziening, -uitwisseling en -ontsluiting en ICT-ondersteuning tussen de veiligheidspartners bij de rampenbestrijding. Hiervoor is de Adviescommissie Coördinatie ICT Rampenbestrijding (ACIR) voor één jaar ingesteld. In deze commissie zijn de betrokken veiligheidspartners vertegenwoordigd. De ACIR heeft tot taak het opstellen van een advies hoe een kwalitatief goede informatievoorziening ten behoeve van de rampenbestrijding bereikt kan worden. Vervolgens zal een kabinetsstandpunt worden opgesteld en gestart worden met de implementatie van het plan van aanpak van de ACIR.

Geïntegreerd Meldkamer Systeem (GMS). Het realiseren van een operationeel en betrouwbaar geïntegreerd meldkamersysteem (GMS) in alle meldkamers van de veiligheidsregio's dat voorziet in de functionaliteit die is afgesproken met de gebruikers. Het herstructureren van de software van GMS (leidend tot versie 5.0), die toekomstvast is en de basis vormt voor de verdere ontwikkeling van GMS. De functionaliteit van de in 2004 bevroren versie 4.1 van GMS vormt hierbij het uitgangspunt, waarbij de goede delen van die versie worden hergebruikt voor versie 5.0. De geplande realisatiedatum voor oplevering van GMS 5.0 is medio 2006.

Digitale radiocommunicatienetwerk (C2000). Een operationeel digitaal radiocommunicatienetwerk C2000 voor politie, brandweer, ambulancezorg en Koninklijke Marechaussee in alle veiligheidsregio's en borgen dat C2000 een operationeel inzetbaar en beheersbaar systeem blijft gedurende vele jaren. Het voeren van het strategische beheer over C2000. Dit houdt in het toezien op het naleven van de landelijke afspraken over gebruik, beveiliging, beheer en onderhoud, de financiering van de kosten die zijn verbonden aan de exploitatie van het systeem en het rapporteren hierover aan de Tweede Kamer gedurende de jaren 2005 en 2006.

Op basis van jaarplannen van de beheerorganisatie C2000 zal BZK, in overleg met de strategische partners van C2000 (VWS, Defensie en de directies Politie en Brandweer van BZK), de kostenverdeelsleutel vaststellen voor het gebruik van C2000.

Financiële gevolgen

Voor deze operationele doelstelling is totaal € 118,707 mln beschikbaar, dat als volgt naar instrument is verdeeld:

ICT-basisvoorziening voor alle veiligheidspartners23,474
Bijdrage aan de coöperaties CIP en ISC en Bestuursraad ICT Politie37,900
Uitvoering plan van aanpak ACIR0,881
Afronding, implementatie en beheer GMS1,752
Exploitatie en strategisch beheer C200054,700

Operationele doelstelling 6: Het bevorderen van veiligheidsbeleid op internationaal niveau

Instrumenten voor de verwezenlijking van deze doelstelling

– Een bijdrage leveren aan de nadere implementatie van het NRBC-overallprogramma (Nucleair, Radiologisch, Biologisch, Chemisch) op het terrein van civiele bescherming van de EU en aan de verbetering van de onderlinge bijstandsverlening van lidstaten bij rampen.

– Een bijdrage leveren aan de implementatie van het CEP Action Plan for CBR-agents (Chemisch, Biologisch, Radiologisch) van de NAVO ter voorkoming van biologische incidenten.

– Uitvoering van de relevante punten uit het EU-actieplan ter bestrijding van terrorisme (zoals door de Europese Raad van 17/18 juni 2004 vastgesteld) vindt plaats in nauwe samenwerking met de nationale terrorismecoördinator.

– Het uitwerken van de voorstellen op de volgende terreinen: grensoverschrijdende samenwerking, voertuigcriminaliteit, transportpolitie, integriteit politie, gegevensuitwisseling politiediensten en implementatie Europol Informatie Systeem, operationalisering Joint Investigation Teams, uitvoering plan Wiarda, NCIPS.

– Het aangaan van samenwerkingsprogramma's met de nieuw toegetreden landen van de EU op het gebied van de rampenbestrijding en de politiële samenwerking. Ook gaan we structurele bilaterale samenwerking met de nieuwe toetreders per 1 mei 2005 omvormen tot structurele multilaterale samenwerking in EU-kader.

– Uitvoeren van de afspraken met de buurlanden Duitsland en België op het terrein van de rampenbestrijding en de politiële samenwerking.

Financiële gevolgen

Voor deze operationele doelstelling is € 7,498 mln beschikbaar.

4. Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (x € 1 000)
4: Partners in veiligheid2003200420052006200720082009
Verplichtingen248 387279 144139 75562 20761 53361 53361 533
1. apparaat7 2409 2288 7138 6698 6148 6148 614
2. veiligheidsbeleid op nationaal niveau7 5296 7814 8374 7474 7004 7004 700
3. ICT-infrastructuur90 86076 657118 70741 69341 32641  32641 326
4. netwerk C2000123 022184 407     
5. projecten19 7362 071     
6. veiligheidsbeleid op internationaal niveau  7 4987 0986 8936 8936 893
        
Uitgaven256 674314 319140 75563 20761 53361 53361 533
1. apparaat7 1449 2288 7138 6698 6148 6148 614
2. veiligheidsbeleid op nationaal niveau6 7386 7815 8375 7474 7004 7004 700
3. ICT-infrastructuur81 44576 657118 70741 69341 32641  32641 326
4. netwerk C2000144 647218 582     
5. projecten16 7003 071     
6. veiligheidsbeleid op internationaal niveau  7 4987 0986 8936 8936 893
        
Ontvangsten5 08117500000

In 2004 is DGOOV gereorganiseerd. De start van de nieuwe organisatie is per 1 september 2004. In de nieuwe organisatiestructuur komen de nieuwe ambities van OOV tot uitdrukking. De reorganisatie heeft geleid tot een herschikking van activiteiten binnen de operationele doelstellingen van artikel 4. De activiteiten van operationele doelstelling 4.4. zijn mede als gevolg van het in de beheersfase terecht komen van C2000 onder gebracht onder de ICT-activiteiten van operationele doelstelling 4.3. De activiteiten van operationele doelstelling 4.5 zijn onder gebracht onder de activiteiten van integraal veiligheidsbeleid (4.2).

5. Budgetflexibiliteit

Budgetflexibiliteit (kasflexibiliteit) (x € 1 000)
4: Partners in veiligheid 2005 2006 2007 2008 2009
Totaal programma-uitgaven100%132 042100%54 537100%52 919100%52 919100%52 919
Waarvan op 1 januari 2005:          
1.juridisch verplicht5%6 9462%1 000      
2.complementair noodzakelijk          
3.bestuurlijk gebonden (maar niet juridisch)94%123 85997%53 01099%52 40199%52 40199%52 401
4.beleidsmatig gereserveerd (o.g.v. een wettelijke regeling of beleidsprogramma)1%1 2371%5271%5181%5181%518
5.beleidsmatig nog niet ingevuld          

6. Veronderstellingen in effectbereiking, doelmatigheid en raming

Operationele doelstelling 2. Het programma Naar een veiliger samenleving geeft aan welke concrete doelstellingen het kabinet voor 2006 nastreeft en hoe het kabinet die doelstellingen wil bereiken. Vanaf 2006 moet de criminaliteit en overlast in Nederland 20% tot 25% minder zijn.

Operationele doelstelling 3. Voor het project C2000 wordt verondersteld dat in de loop van 2005 het digitale radiocommunicatienetwerk voor politie, brandweer, Koninklijke Marechaussee en geneeskundige hulpverleningsdiensten volledig operationeel zal zijn. Daarna doet de beheerfase haar intrede.

BELEIDSARTIKEL 14: TOEZICHT EN ONDERZOEK OPENBARE ORDE EN VEILIGHEID

1. Algemene beleidsdoelstelling

De Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (Inspectie OOV) draagt bij aan het behoud c.q. het vergroten van het vermogen van politie, brandweer en rampenbestrijding om publieke taken naar behoren uit te voeren.

De Onderzoeksraad voor veiligheid (Ovv) verricht onafhankelijk, integraal en thematisch onderzoek en stelt op grond daarvan aanbevelingen op ten behoeve van het structureel vergroten van de veiligheid.

2. (Directe) verantwoordelijkheid minister

De Minister van BZK houdt op grond van de artikelen 53a van de Politiewet 1993, 32 en 33 van de Wet op het LSOP en het politieonderwijs en 19 en 19a van de Brandweerwet 1985, toezicht op de (kwaliteit van) politie, politieonderwijs, brandweer en rampenbestrijding. De Inspectie Openbare Orde en Veiligheid is namens de minister met deze toezichtstaak belast. De minister is daarmee direct verantwoordelijk voor het toezicht.

3. Nader geoperationaliseerde doelstellingen

Operationele doelstelling 1: Inspectie Openbare Orde en Veiligheid

Wat willen we bereiken?

De Inspectie OOV richt zich op de kwaliteitsverbetering van politie, brandweer en rampenbestrijding zowel op systeemniveau als op het niveau van de afzonderlijke organisatie. De Inspectie OOV stelt door middel van stimulerend toezicht de verantwoordelijke besturen in staat de veiligheid van de burger te vergroten.

De Inspectie OOV streeft naar het vergroten van effectiviteit en efficiency van het toezicht op het terrein van OOV, met het oog op de integrale benadering van veiligheid en het voorkomen c.q. beperken van toezichtslast.

Wat gaan we daarvoor doen?

De Inspectie OOV wil de kwaliteit van politie, brandweer en rampenbestrijding behouden c.q. vergroten door middel van systematisch toezicht. Dat wil zeggen periodiek uitgevoerde inspecties op het niveau van de individuele toezichtsobjecten (politie- brandweerkorpsen, politieonderwijsinstituten, hulpverleningsregio's, inclusief de betrokken diensten en organisaties). De inspecties worden aangevuld met thematische onderzoeken, die inzicht verschaffen in specifieke onderwerpen. Tot slot verricht de Inspectie OOV incidenteel onderzoek naar aanleiding van maatschappelijke of politieke actualiteit.

Het vergroten van effectiviteit en efficiency van het toezicht wordt bereikt door intensieve samenwerking en afstemming met andere rijksinspecties rondom het thema veiligheid.

In 2005 verricht de Inspectie OOV de volgende activiteiten:

– Met betrekking tot het inspecteren van de politie wordt het toezichtsarrangement en bijbehorend instrumentarium ontwikkeld.

– Ten aanzien van de politiezorg wordt, mede t.b.v. risicoanalyse, een (partiële) bestandsopname bij politiekorpsen uitgevoerd. De uitkomsten van de risicoanalyse kunnen aanleiding zijn tot nader onderzoek.

– Ten aanzien van de brandweerzorg wordt het instrumentarium ontwikkeld en in een nader te bepalen aantal gemeentelijke brandweren beproefd.

– Het Instituut voor de Basis Politiefunctie wordt onderzocht op behaalde prestaties, de actualiteit van de gegevens, de ontwikkeling van de kwaliteitszorg en de signalering van mogelijke riscio's in de verdere ontwikkeling (jaarlijks onderzoek).

– De drie postinitiële onderwijsinstituten van politie worden onderzocht ten aanzien van de kwaliteit van de opleiding, de examinering en de naleving van wettelijke voorschriften (periodiek kwaliteitsonderzoek).

– In vijf regio's wordt, in samenwerking met andere betrokken rijksinspecties, de voorbereiding van de rampenbestrijding doorgelicht.

– Diverse thematische onderzoeken op het terrein van politie, brandweer en rampenbestrijding:

* Onderzoek naar de wijze waarop de provincie invulling geeft aan haar taak bij (de voorbereiding op) de rampenbestrijding, als toezichthouder op de planvorming en als partner bij de voorbereiding op de rampenbestrijding.

* Onderzoek naar de kwaliteit van de examinering van de initiële opleidingen op de niveaus 2, 3 en 4 in het politieonderwijs.

* Mede afhankelijk van de uitkomsten van extern accreditatieonderzoek, wordt onderzoek verricht naar kwaliteit van de opleiding voor Politiekundige Master (niveau 6).

* Onderzoek Bestuurlijke betrokkenheid bij de brandweer.

* Onderzoek Voorbereiding optreden bij spoorwegongevallen.

* Onderzoek naar de beveiliging van tapkamers.

* Onderzoek bij een aantal politiekorpsen naar het aspect professionaliteit, integriteit respectievelijk paraatheid.

* De Inspectie OOV participeert in het onderzoek met betrokken rijksinspecties: Integraal Toezicht Jeugd.

De activiteiten van de Inspectie OOV zijn verder uitgewerkt in het werkplan 2005.

Wat mag het kosten?

€ 4,1 mln.

Overzicht beleidsevaluatie
Operationele doelstellingStartdatumEinddatumOnderwerp
14.1. Inspectie Openbare Orde en Veiligheid.SeptemberDecemberEvaluatie instrumentarium Algemene Doorlichting Rampenbestrijding*
 JanuariJuniEvaluatie toezichtsarrangement politieonderwijs.

* De evaluatie is doorgeschoven van 2004 naar 2005 in verband met een tussentijdse evaluatie/aanpassing van het instrumentarium in 2004.

Operationele doelstelling 2: Onderzoeksraad voor veiligheid

Naar aanleiding van het Onderzoeksrapport van de Commissie Onderzoek Vuurwerkramp en het eindrapport van de Commissie Onderzoek Cafébrand heeft het Kabinet destijds nut en noodzaak onderschreven van het onafhankelijk integraal ongevallenonderzoek. Door dit onderzoek wordt lering getrokken uit de gebeurtenissen teneinde te trachten herhalingen te voorkomen. Per 1 januari 2005 fungeert de Ovv als eerste onafhankelijk onderzoeksorgaan in het Koninkrijk, dat op eigen gezag besluit tot het doen van onderzoek naar de oorzaak van (ernstige) ongevallen en rampen of een dreiging daartoe. Uit het onderzoek dient lering te worden getrokken en aanbevelingen te worden gedaan om de structurele veiligheid te vergroten.

Wat willen we bereiken?

Formuleren van zodanige aanbevelingen, opgenomen in de onderzoeksrapporten van de Ovv en gericht aan overheden en bedrijfsleven, dat zij bijdragen tot het vergroten van de structurele veiligheid binnen het Koninkrijk.

Wat gaan we daarvoor doen?

Doen van onderzoek en aanbevelingen naar aanleiding van een voorval of (reeks van) incidenten.

Wat mag het kosten?

Afkomstig uit het BZK-budget van de Raad voor Rampen en Calamiteiten: € 2,512 mln. De budgetten voor de Defensie-ongevallenraad i.o. en de Raad voor de Transportveiligheid zullen (na feitelijke formele oprichting van de Ovv) worden overgeheveld naar artikel 14.2 op de BZK-begroting en zijn bestemd voor de Ovv.

Overzicht prestatiegegevens
Operationele doelstellingPrestatie-indicatorenRealisatie 2003BasiswaardeStreefwaarde
14.2. Onderzoeksraad voor veiligheid. Realiseren beoogde personele capaciteit Ovv. pmpm
 Onderzoek transportsector initiëren en continueren van reeds in gang gezette onderzoeken op deze sector door RvTV. pmpm
 Onderzoek initïeren op niet-transportsectoren. pmpm

4. Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (x € 1 000)
14: Toezicht en onderzoek openbare orde en veiligheid2003200420052006200720082009
Verplichtingen9 1236 0236 6236 4386 4076 4076  407
1.Inspectie Openbare orde en Veiligheid4 3593 6834 1113 9273 8973 8973 897
2.Onderzoeksraad voor veiligheid4 7642 3402 5122 5112 5102 5102 510
        
Uitgaven7 0956 0236 6236 4386 4076 4076 407
1.Inspectie Openbare orde en Veiligheid3 2083 6834 1113 9273 8973 8973 897
2.Onderzoeksraad voor veiligheid3 8872 3402 5122 5112 5102 5102 510

5. Budgetflexibiliteit

Budgetflexibiliteit (kasflexibiliteit) (x € 1 000)
14.1: Inspectie Openbare Orde en Veiligheid 2005 2006 2007 2008 2009
Totaal programma-uitgaven100%381100%372100%372100%372100%372
Waarvan op 1 januari 2005:          
1.juridisch verplicht          
2.complementair noodzakelijk          
3.bestuurlijk gebonden (maar niet juridisch)          
4.beleidsmatig gereserveerd (o.g.v. een wettelijke regeling of beleidsprogramma)100%381100%372100%372100%372100%372
5.beleidsmatig nog niet ingevuld          
Budgetflexibiliteit (kasflexibiliteit) (x € 1 000)
14:2: Onderzoeksraad voor veiligheid 2005 2006 2007 2008 2009
Totaal programma-uitgaven100%2 512100%2 511100%2 511100%2 510100%2 510
Waarvan op 1 januari 2005:          
1.juridisch verplicht          
2.complementair noodzakelijk          
3.bestuurlijk gebonden (maar niet juridisch)          
4.beleidsmatig gereserveerd (o.g.v. een wettelijke regeling of beleidsprogramma)100%2 512100%2 511100%2 511100%2 510100%2 510
5.beleidsmatig nog niet ingevuld          

Toelichting: Aangezien de Inspectie OOV en de Ovv twee afzonderlike organisaties zijn, is er voor gekozen de budgetflexibiliteit afzonderlijk voor de operationele doelstellingen weer te geven.

6. Veronderstellingen in effectbereiking, doelmatigheid en raming

Operationele doelstelling 14.1: De Inspectie OOV streeft er naar alle politiekorpsen, politieonderwijsinstellingen en rampbestrijdingsorganisaties één maal per vier jaar te inspecteren. Na ontwikkeling en beproeving van het instrument zal eerst een bestandsopname gedaan worden. In de daaropvolgende cyclus van inspectie moeten de effecten van verbetering aantoonbaar zijn en kan aan onderlinge vergelijking worden gedaan.

De ervaringen bij het toezicht op de rampenbestrijding in 2003 en 2004 hebben er toe geleid dat in het vervolg het instrumentarium gefaseerd zal worden toegepast. De doorlooptijd van de inspectie wordt afhankelijk van de prestaties van de veiligheidsregio. Het streven is om in 2005 in vijf veiligheidsregio's met het eerste deel van het instrumentarium te starten. Afhankelijk van de prestaties van de regio's zal het aantal te inspecteren regio's moeten worden bijgesteld.

In het werkplan 2005 van de inspectie OOV worden de onderzoeken in 2005 onderbouwd en toegelicht.

Operationele doelstelling 14.2: De vaststelling van het jaarbedrag is gebaseerd op aannames van onderzoekskosten voor V&W, Defensie en BZK (incl overige terreinen). Hoe de financiële groei van de nieuwe raad zich de komende jaren manifesteert is nog niet geheel duidelijk. Voor een prognose van de meerjarencijfers zijn geen concrete gegevens over de onderzoekskosten voor de niet-transportsectoren voorhanden. De komende jaren zullen dus op basis van het onderzoeksaanbod op alle sectoren en de onderzoekservaringen de meerkosten voor de Ovv nader moeten worden vastgesteld.

BELEIDSARTIKEL 5: NATIONALE VEILIGHEID

1. Algemene beleidsdoelstelling

De Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) bevordert de nationale veiligheid als bedoeld in de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (Wiv) en de Wet veiligheidsonderzoeken.

2. (Directe) verantwoordelijkheid minister

a. Het zorgdragen voor het verrichten van onderzoek gericht op het verkrijgen van kennis van en inzicht in personen, (inter)nationale organisaties en fenomenen die aanleiding geven tot een ernstig vermoeden dat zij een bedreiging vormen voor de democratische rechtsorde, de staatsveiligheid of andere gewichtige belangen van de staat, alsmede voor het eventueel operationeel preventief optreden tegen deze bedreigingen.

b. Het zorgdragen voor het verrichten van veiligheidsonderzoeken als bedoeld in de Wet veiligheidsonderzoeken.

c. Het zorgdragen voor de bevordering van maatregelen ter bescherming van de onder a genoemde belangen, waaronder begrepen maatregelen ter beveiliging van gegevens waarvan de geheimhouding door de nationale veiligheid wordt geboden en van die onderdelen van de overheidsdienst en van het bedrijfsleven die van vitaal belang zijn voor de instandhouding van het maatschappelijk leven.

d. Het zorgdragen voor het verrichten van onderzoek betreffende andere landen.

3. Nader geoperationaliseerde doelstellingen

Naast de apparaatdoelstelling wordt de beleidsdoelstelling van de AIVD in de begroting niet verder uitgewerkt naar operationele doelstellingen. Wel wordt per werkterrein het beoogde effect en de daartoe te verrichten activiteiten, alsmede de daartoe te maken kosten benoemd.

Werkterrein 1: Bescherming van de democratische rechtsorde, staatsveiligheid en andere gewichtige belangen van de staat

Wat willen we bereiken?

– Het adequaat informeren van verantwoordelijken en belanghebbenden over (potentiële) bedreigingen van de democratische rechtsorde, de staatsveiligheid, of andere gewichtige belangen van de staat, teneinde hen in staat te stellen maatregelen te treffen om de gesignaleerde dreigingen tegen te gaan, alsmede het eventueel operationeel preventief optreden tegen deze bedreigingen, op de volgende aandachtsgebieden:

* Terrorisme;

* Gewelddadig activisme;

* Radicaliseringstendensen;

* Economisch en financieel onderzoek;

* Ongewenste bemoeienis van vreemde mogendheden;

* Contra-proliferatie van massavernietigingswapens;

* Internationale organisaties;

* Migratie.

– Het effectief samenwerken met en verlenen van ondersteuning aan zusterdiensten op de Antillen en Aruba.

Wat gaan we daarvoor doen?

Terrorisme: het onderzoeken van personen en organisaties die op enigerlei wijze deelnemen aan terrorisme in of vanuit Nederland of dit ondersteunen; tevens vindt onderzoek plaats naar fenomenen die hiermee verband houden.

Gewelddadig politiek activisme: het onderzoeken van politiek activistische personen en organisaties, die (mogelijk) gebruik maken van geweld om hun doelen te bereiken.

Radicaliseringstendensen: het onderzoeken van radicaliseringsprocessen onder bevolkingsgroepen in Nederland, in het bijzonder binnen de moslimgemeenschap.

Economisch en financieel onderzoek: het onderzoeken en zonodig verstoren van geldstromen van en naar terroristische en extremistische groeperingen.

Ongewenste bemoeienis van vreemde mogendheden: het onderzoeken van ongewenste tegen Nederland gerichte activiteiten van vreemde mogendheden, vaak door inzet van hun inlichtingen- en veiligheidsdiensten, zoals het ondersteunen van terrorisme, het bevorderen van radicalisering van in Nederland verblijvende (voormalige) landgenoten en het verwerven van kennis en materiaal voor de vervaardiging van massavernietigingswapens en hun overbrengingsmiddelen en het verwerven van staatsgeheimen. Het onderzoek is er op gericht dergelijke activiteiten te frustreren door beleidsverantwoordelijk en andere belanghebbenden in bijvoorbeeld industrie en wetenschap, tijdig te informeren.

Contra-proliferatie van massavernietigingswapens: het onderzoeken van de verwervingsactiviteiten door diverse staten (o.a. Iran, Pakistan, Libië en Noord-Korea ) van grondstoffen, materialen en kennis die van belang zijn voor de productie van massavernietigingswapens en hun overbrengingsmiddelen en naar de programma's van die landen ter verkrijging van dergelijke wapens; dit om de verantwoordelijke autoriteiten en andere belanghebbenden zowel nationaal als internationaal tijdig te kunnen waarschuwen teneinde de export van materialen en kennis vanuit Nederland te voorkomen en om te voorkomen dat dergelijke materialen de landen van zorg bereiken en eveneens het onderzoek naar de dreiging dat terroristen in Nederland de beschikking kunnen krijgen over chemische, biologische en radiologische strijdmiddelen, alsmede het bevorderen van maatregelen ter voorkoming daarvan, zowel door de overheid als door industrie en wetenschap.

Internationale organisaties (m.n. ICTY en ICC): het onderzoeken van (potentiële) gewelddadige of terroristische dreigingen ten aanzien van internationale organisaties.

Migratie: het onderzoeken van de mogelijkheden van misbruik van migratiekanalen door personen die een gevaar kunnen vormen voor de nationale veiligheid, zoals bijvoorbeeld leden van terroristische netwerken, alsmede het informeren van beleidsverantwoordelijken (IND, Justitie, Buitenlandse Zaken etc.) op een zodanige manier dat dit misbruik kan worden voorkomen.

Antillen en Aruba: het gezamenlijk met de VNA en de VDA onderzoeken van (internationaal) terrorisme en andere bedreigingen voor de veiligheid en andere gewichtige belangen van de Nederlandse Antillen en Aruba; het ondersteunen van de VNA en VDA in de ontwikkeling van hun professionaliteit.

Wat mag het kosten?

Deze aandachtsgebieden vragen als gevolg van diverse ontwikkelingen regelmatig bijstelling van de inzet. Naar huidig inzicht bedragen de kosten van de inzet ca € 54 mln (ca 57% van het apparaat).

Werkterrein 2: Veiligheidsonderzoeken

Wat willen we bereiken?

Het bevorderen dat vertrouwensfuncties worden vervuld door personen waartegen uit het oogpunt van de nationale veiligheid geen bedenkingen bestaan.

Wat gaan we daarvoor doen?

– Het beoordelen van en instemmen met de lijst vertrouwensfuncties.

– Het uitvoeren van veiligheidsonderzoeken naar personen die vertrouwensfuncties (gaan) bekleden en het afgeven, intrekken of weigeren van verklaringen van geen bezwaar.

– Het houden van toezicht op veiligheidsonderzoeken die, onder mandaat van de AIVD, worden uitgevoerd door de politie en de Koninklijke marechaussee.

Wat mag het kosten?

Deze aandachtsgebieden vragen als gevolg van diverse ontwikkelingen regelmatig bijstelling van de inzet. Naar huidig inzicht bedragen de kosten van de inzet ca € 13 mln (ca 13% van het apparaat).

Overzicht prestatiegegevens
WerkterreinPrestatie-indicatorenAantal gevraagde onderzoeken 2004 Aantal geplande onderzoeken 2004Aantal gevraagde onderzoeken 2005Aantal geplande onderzoeken 2005
VeiligheidsonderzoekenAantallen veiligheidsonderzoeken:    
 a. door AIVD, waarvan12 93011 47015 66012 370
 • Veldonderzoeken2 8802 5203 1602 870
 • Administratieve onderzoeken10 0508 95012 5009 500
 b. door derden, waarvan40 65539 04541 11039 490
 • Kmar (administratieve onderzoeken)37 50036 50037 50036 500
 • Politie (veldonderzoeken)3 1002 5003 5002 900
 • Dienst Koninklijk huis (veldonderzoeken)554511090

Toelichting:

De tabel met prestatiegegevens over veiligheidsonderzoeken is gewijzigd t.o.v. eerdere jaren:

– Binnen het onderscheid tussen onderzoeken die door de AIVD en onderzoeken die door derden (onder supervisie van de AIVD) worden gedaan, wordt nu ook een onderscheid gemaakt tussen soorten onderzoek: veldonderzoeken en administratieve onderzoeken. Veldonderzoeken zijn onderzoeken waarbij ook interviews worden gehouden; administatieve onderzoeken beperken zich tot naslagen. Het onderscheid is relevant i.v.m. het verschil in capaciteitsbeslag.

– In eerdere jaren was de verwachte realistie van het voorgaande jaar opgenomen in een kolom «Basiswaarde». Deze is nu opgenomen in de kolom «Aantal geplande onderzoeken 2004», terwijl in de kolom «Aantal gevraagde onderzoeken» de vraag naar het aantal veiligheidsonderzoeken aan het overzicht is toegevoegd. Dit is relevant i.v.m. de ontwikkelingen in de werkvoorraden. Om deze reden is ook het aantal gevraagde onderzoeken van het voorgaande jaar opgenomen.

– In de kolom «Aantal geplande onderzoeken 2005» zijn de consequenties van de uitvoering van onderzoek voor defensie-orderbedrijven door de MIVD, het aanpasen van het aantal vertrouwensfuncties bij de rijksoverheid en de groei van het aantal vertrouwensfuncties bij de politie niet verwerkt.

Werkterrein 3: Beveiligingsbevordering

Wat willen we bereiken?

Het bevorderen dat degenen die daar direct verantwoordelijk voor zijn, zorgdragen voor een goede invulling van beveiligingsmaatregelen, op met name de aandachtsgebieden: bijzondere informatie, vitale sectoren en personen, objecten en diensten behorend tot het rijksdomein. Naast deze aandachtsgebieden kunnen er vanuit werkterrein 1 andere aandachtsgebieden aan de orde komen die van de AIVD een rol vragen met betrekking tot beveiligingsbevordering.

Wat gaan we daarvoor doen?

– Het leveren van beleidsbijdragen en ontwikkelen van regelgeving (zowel nationaal en internationaal) op het gebied van beveiliging.

– Het instellen van onderzoeken naar beveiliging van personen, gebouwen, terreinen, processen en gegevensstromen, het geven van beveiligingsadviezen en het (mede) vaststellen van functies als vertrouwensfunctie en het verstrekken van dreigingsinschattingen en dreigingsmeldingen.

– Het in het kader van het stelsel van bewaking en beveiliging, op basis van dreigingsinformatie opstellen en verstrekken van dreigingsinschattingen en dreiging- en risicoanalyses voor personen en objecten die tot het publieke, rijksdomein behoren.

– Het doen bepalen van en voorzien in de behoefte van de overheid aan cryptografische producten en het evalueren van beveiligingssoftware en -hardware.

– Het verzorgen van het sleutelmanagement in het kader van cryptoverbindingen.

Wat mag het kosten?

Deze aandachtsgebieden vragen als gevolg van diverse ontwikkelingen regelmatig bijstelling van de inzet. Naar huidig inzicht bedragen de kosten van de inzet ca € 20 mln (ca 21% van het apparaat).

Werkterrein 4: Inlichtingen andere landen

Wat willen we bereiken?

Het zo tijdig mogelijk alerteren en informeren van de Nederlandse regering inzake uit het buitenland afkomstige latente en actuele dreigingen voor de nationale veiligheid. In dit verband moet met name worden gedacht aan informatie betreffende buitenlandse centra van internationaal terrorisme.

De Nederlandse regering in staat stellen bij het bepalen van standpunten over buitenlands beleid en bij het voeren van internationale onderhandelingen te beschikken over informatie terzake die via andere kanalen niet of moeilijk te verkrijgen is. In dit verband valt te denken aan informatie betreffende internationaal terrorisme en proliferatie van massavernietigingswapens.

Wat gaan we daarvoor doen?

– Het verzamelen van relevante inlichtingen, zowel met inzet van eigen middelen (open en gesloten) als via raadpleging van buitenlandse collegadiensten.

– Het in geanalyseerde en geëvalueerde vorm ter kennis brengen van de verzamelde inlichtingen van de Nederlandse regering, die de informatie op haar beurt kan inbrengen in overleg met andere regeringen.

Wat mag het kosten?

Deze aandachtsgebieden vragen als gevolg van diverse ontwikkelingen regelmatig bijstelling van de inzet. Naar huidig inzicht bedragen de kosten van de inzet ca € 9 mln (ca 9% van het apparaat).

Werkterrein 5: Apparaat

Wat willen we bereiken?

Het beschikken over een effectieve en efficiënte organisatie, waarin de wettelijke taken adequaat en op een samenhangende wijze worden uitgevoerd en het aanpassen van de organisatie aan de toegenomen vraag naar capaciteit van de beleidsverantwoordelijke en andere belangendragers.

Wat gaan we daarvoor doen?

– Het voltooien van de implementatie van een integraal kwaliteitsbeleid volgens de in 2004 geformuleerde uitgangspunten.

– Het vervangen van de geautomatiseerde document- en workflowmanagement-systemen.

– Het in overleg met afnemers en ketenpartners realiseren van een taakuitoefening die zo veel mogelijk voldoet aan de wensen van de externe omgeving.

– Het verantwoord aanpassen van de organisatie aan de toegenomen vraag naar capaciteit, m.n. ten behoeve van terrorismebestrijding.

Wat mag het kosten?

De apparaatskosten bedragen ca € 96 mln.

Overzicht prestatiegegevens
Operationele doelstellingPrestatie-indicatorenRealisatie 2003BasiswaardeStreefwaarde
5.1. ApparaatAantal FTE (gemiddeld per jaar)8439251 015
5.2. GeheimGeen   
Overzicht beleidsevaluatie
Operationele doelstellingPeriodeOnderwerp
5.1. ApparaatTweede helft 2005Stelsel Bewaken en Beveiligen.
 Tweede helft 2005Contra-terrorisme: fenomeen- en contextgericht onderzoek.
5.2. GeheimGeen 

4. Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (x € 1 000)
5: Nationale Veiligheid2003200420052006200720082009
Verplichtingen76 82986 70796 191101 502136 594104 437104 437
1.apparaat73 82583 60293 08698 397133 489101 332101 332
2.geheime uitgaven3 0043 1053 1053 1053 1053 1053 105
        
Uitgaven79 21986 70796 191101 502136 594104 437104 437
1.apparaat76 21583 60293 08698 397133 489101 332101 332
2.geheime uitgaven3 0043 1053 1053 1053 1053 1053 105
        
Ontvangsten817919191919191

Toelichting:

Voor terrorismebestrijding heeft de AIVD naar aanleiding van het Actieplan Terrorismebestrijding en Veiligheid, uit 2001, meerjarig extra middelen toegewezen gekregen. Hiermee kon gedurende 2002 en 2003 een intensivering van de inzet worden gefinancierd. De intensievere inzet werd vooral benut voor meer target gericht onderzoek.

Tegelijkertijd was sprake van een meer dan evenredige toename van de kosten voor personeel en materieel, omdat hogere kwaliteitseisen gesteld werden aan nieuwe medewerkers en aan de techniek van informatisering en operationele ondersteuning. De benodigde inzet op andere aandachtsgebieden van de dienst dan het islamitisch terrorisme kwam onder druk te staan. In 2004 is een verdere intensivering op terrorismebestrijding noodzakelijk gebleken. Daartoe is scherp geprioriteerd op de diverse taken van de dienst.

Voor 2005 en verder zijn opnieuw meerjarig extra middelen toegewezen. Deze zullen vooral worden benut om de targetgerichte activiteiten – ook in de nationale en internationale samenwerking – verder uit te bouwen en onderzoek naar aan terrorisme gerelateerde fenomenen te borgen.

Voor een inlichtingen- of veiligheidsdienst is voorts het op peil houden van specifieke vaardigheden en kennis van medewerkers van eminent belang. De komende 10 jaar zullen veel ervaren medewerkers de dienst verlaten, wat noopt tot extra investeren in kennisoverdracht. Van vergelijkbaar belang is dat gebruikte (inlichtingen-)methoden en technieken state of the art zijn en dat het internationaal netwerk van inlichtingen- en veiligheidsdiensten ten volle wordt benut. Het is noodzakelijk in dit verband geld vrij te krijgen voor lange termijn investeringen, met name in techniek en interne informatiehuishouding en in internationale presentie (o.m. liaisons). Aan de commissie Bestuurlijke Evaluatie (cie. Havermans) is gevraagd in het najaar van 2004 te adviseren over de toerusting van de AIVD om op middellange termijn zo optimaal mogelijk te kunnen presteren.

5. Budgetflexibiliteit

Voor artikel 5 zijn de verplichtingen- en kasramingen gelijk.

6. Veronderstellingen in effectbereiking en doelmatigheid

Het effect van de door de AIVD te verrichten activiteiten wordt grotendeels bepaald door de wijze waarop verantwoordelijken en belanghebbenden de aan hen aangeleverde informatie aanwenden. De AIVD streeft ernaar om het informatieaanbod zo goed mogelijk af te stemmen op de behoefte, maar is hierbij gebonden aan zijn wettelijke taken. Op het gebied van de samenwerking met ketenpartners zal de AIVD de bestaande, en in 2004 nieuw gemaakte afspraken nakomen.

Het effect wordt voorts mede bepaald door de kwaliteit van de aan verantwoordelijken en belanghebbenden aangeleverde informatie. De dienst zal in 2005 gebruik maken van de eerste resultaten van het in 2004 uitgevoerde interne kwaliteitsprogramma.

De AIVD verwacht in 2005 geen afname van de spanning tussen wat van de organisatie wordt verlangd en de beschikbare capaciteit. Doorlopende aandacht voor doelmatigheid in de bedrijfsvoering zal daarvan het gevolg zijn. Vanwege de verdere groei van de organisatie, zal de aandacht daarbij vooral uitgaan naar het voorkomen van doelmatigheidsverlies. Voorts zal gedurende het jaar zonodig prioritering van de werkzaamheden plaats vinden.

BELEIDSARTIKEL 6: FUNCTIONEREN OPENBAAR BESTUUR

1. Algemene beleidsdoelstelling

Het bevorderen van een doeltreffende, doelmatige en democratische inrichting en werking van het openbaar bestuur zoals onder meer neergelegd in de Grondwet en in andere wetten, en optimalisering van de interbestuurlijke samenwerking.

Wat willen we bereiken?

Het functioneren van het openbaar bestuur en de interbestuurlijke samenwerking wordt bevorderd met behulp van een aantal instrumenten dat nader wordt uitgewerkt bij de operationele doelen. BZK wil met deze instrumenten randvoorwaarden scheppen om de toegang tot het openbaar bestuur en de volksvertegenwoordiging te waarborgen. Speerpunten hierbij zijn de herkenbaarheid en de aanspreekbaarheid van de gekozen vertegenwoordigers voor de burger, het probleemoplossende vermogen van het bestuur, een adequate dienstverlening door het ambtelijke apparaat, een goede ontwikkeling van centrumsteden in relatie tot hun omgeving en de Europa-bestendigheid van het openbaar bestuur. Hierbij wordt de verbetering van de kwaliteit van de overheid in Nederland opnieuw als noodzaak gevoeld. De gegroeide kloof tussen burger en politiek vormt een belangrijke drijfveer voor de noodzaak van een heroriëntatie op zowel inrichting (de taken) als werking (rol en werkwijze) van de overheid teneinde die kwaliteit te bevorderen.

2. (Directe) verantwoordelijkheid minister

De Minister van BZK is verantwoordelijk voor het bevorderen van een goed functioneren van het openbaar bestuur en de interbestuurlijke samenwerking. Zowel de inrichting als de werking van het openbaar bestuur dienen doeltreffend, doelmatig en democratisch te zijn.

De Minister voor BVK is verantwoordelijk voor de vernieuwing binnen deze bestuurlijke en financiële verhoudingen.

3. Nader geoperationaliseerde doelstellingen

Operationele doelstelling 2: Het ontwikkelen en onderhouden van beleid en regelgeving op het terrein van de inrichting van de medeoverheden en de financiële en bestuurlijke verhoudingen

Wat gaan we daarvoor doen?

Gekozen burgemeester. De herkenbaarheid en de aanspreekbaarheid van gekozen vertegenwoordigers voor de burger wordt verbeterd door de komende invoering van de gekozen burgemeester en door de dualisering van provincies en gemeenten die in gang is gezet. De gekozen burgemeester zal zijn intrede doen in ons lokale bestuur. Op 26 september 2003 is de Hoofdlijnennotitie direct gekozen burgemeester1 aan de Tweede Kamer aangeboden. Vervolgens is er een tweetal concept wetsvoorstellen opgesteld. Het eerste betreft het conceptwetsvoorstel Introductie gekozen burgemeester, waarin de gewijzigde positie van de burgemeester ten opzichte van de andere gemeentelijke organen is neergelegd. Het tweede betreft de concept wetsvoorstel verkiezing burgemeester, waarin het kiesstelsel, de kiesrechtelijke procedures alsmede de regels over de campagnefinanciering zijn opgenomen. De conceptwetsvoorstellen voor advies aan de (belangen-)organisaties en adviesorganen voorgelegd. De aangepaste wetsvoorstellen zijn in juni 2004 aan de Raad van State aangeboden. Naar verwachting zal de indiening van de wetsvoorstellen bij de Tweede Kamer in het najaar plaatsvinden.

Voor een succesvolle start van de gekozen burgemeester is een vlekkeloze feitelijke invoering een noodzakelijke voorwaarde. Hiervoor is eind 2003 de Invoeringsimpuls gekozen burgemeester gestart. Onder meer door middel van verschillende methoden en vormen van onderzoek en met behulp van expertmeetings wordt in kaart gebracht welke thema's een nadere uitdieping vragen en welke activiteiten noodzakelijk zijn om een goede feitelijke invoering te garanderen. Naast de Invoeringsimpuls zal ook een voorlichtingscampagne worden gevoerd. Als gevolg van de invoering van de gekozen burgemeester zullen de benoemde burgemeesters in maart 2006 worden ontslagen. Een deel van de ontslagen burgemeesters zal aanspraak maken op rechtspositionele voorzieningen. Ten behoeve van de ontslagen burgemeesters zal flankerend beleid worden ontwikkeld en aangeboden dat erop gericht is oud burgemeesters zo snel mogelijk in het arbeidsproces te laten herinstromen. Effectief flankerend beleid zal ook als effect kunnen hebben dat de uitkeringsduur beperkt blijft.

Dualisme. De vernieuwingsimpulsen voor dualisme in het lokale en provinciale bestuur worden voortgezet in samenwerking met de gemeenten en de provincies. Na de evaluatie in 2004 van de dualisering in de gemeenten zal in 2005 de dualisering in de provincies worden geëvalueerd.

Versterking internationale dimensie binnenlands bestuur. BZK streeft ernaar om de bestuurlijke consequenties van het integratieproces van de Europese Unie, de grensoverschrijdende samenwerking en de internationale samenwerking zoals in de Raad van Europa meer te integreren in de inrichting en functionering van het stelsel van het binnenlands bestuur. Derhalve wordt er een beleidskader opgesteld waarin een aantal internationale en EU-ontwikkelingen op hun merites voor het stelsel van het binnenlands bestuur wordt beoordeeld. Met de uitvoering hiervan beoogt BZK te bevorderen dat het binnenlands bestuur adequaat functioneert in de context van de EU, Raad van Europa en grensoverschrijdende samenwerkingsverbanden. BZK levert voorts in 2005 een financiële bijdrage aan het Kenniscentrum Europa Decentraal, dat de decentrale overheden informatie verstrekt over EU-regels.

Herindeling. In het kader van het herindelingsbeleid zullen zonodig, wanneer daartoe het verzoek wordt ingediend bij de Minister van BZK, (te) kleine gemeenten worden samengevoegd.

Financiële verhoudingen. De financiële verhouding van gemeenten en provincies met het Rijk moet zodanig zijn dat de medeoverheden adequaat en op democratisch gelegitimeerde wijze invulling kunnen geven aan hun taken. BZK zorgt ervoor dat gemeenten en provincies goed worden geïnformeerd over de te verwachten ontwikkeling van uitkeringen uit gemeente- en provinciefonds. Ook zorgt BZK samen met Financiën voor voortdurend onderhoud van het verdeelstelsel van gemeentefonds en provinciefonds, een kritische toets op zowel het eigen inkomstengebied van gemeenten, als ook op de verstrekking van specifieke uitkeringen door de ministeries. BZK en Financiën zien er op toe dat bij beleidsvoornemens van het Rijk aandacht is voor de financiële consequenties ervan voor gemeenten en provincies. Daarnaast besteden zij voortdurend aandacht aan de vraag of het totaal aan gemeentelijke en provinciale inkomsten toereikend is voor de opgaven waarvoor gemeenten en provincies zich geplaatst zien. Vanaf 2004 wordt jaarlijks nagegaan of de nieuwe regelgeving ter versterking van de financiële functie van gemeenten en provincies (waaronder het besluit begroting en verantwoording voor gemeenten en provincies) aan de verwachtingen voldoet.

Nieuwe verhoudingen. Omdat de overheid geen (hiërarchische) eenheid is, zijn onderlinge afstemming en coördinatie tussen de verschillende bestuurslagen wezenlijk om doeltreffend beleid te kunnen voeren, dat wil zeggen keuzes te doen, prioriteiten te stellen en daaraan deugdelijke uitvoering te geven. Daartoe worden de interbestuurlijke verhoudingen – in gezamenlijkheid – kritisch doorgelicht en verhelderd en wordt ingezet op verbetering van de samenwerkingsrelatie. De intentie is daarover tripartiet afspraken vast te leggen.

Specifieke uitkeringen. Uitgangspunt voor nieuwe verhoudingen is problemen aan te pakken daar waar ze zich voordoen: decentraal, zo dicht mogelijk bij en met de burgers. Bedoeling daarvan is te zorgen dat het Rijk gaat over de dingen die het Rijk aangaan en zich niet bemoeit met wat andere overheden veel beter kunnen. Dat betekent een vergroting van de decentrale beleidsvrijheid, minder centrale regels en minder specifieke uitkeringen. In dat kader worden ook de resultaten van de Doorlichtingsoperatie Specifieke Uitkeringen onder leiding van de commissie Brinkman, zoals die is uitgevoerd in 2004, geïmplementeerd.

Het Rijk gaat ook anders sturen: ofwel door decentrale overheden geheel vrij te laten in het behalen van hun doelen. Of door te sturen op plannen, of – bij voorkeur – juist op uitkomsten. In ieder geval mag het niet voorkomen dat in één en hetzelfde beleidsproces bestuurders worden geconfronteerd met dubbele sturing: prestatieafspraken én procesvoorschriften.

Ketenregie. Samenwerking tussen en binnen overheden én tussen overheden en maatschappelijke instellingen kan ook op een andere manier – via ketenregie – strakker georganiseerd worden en resulteren in betere maatschappelijke prestaties. Bij ketenregie zijn niet de afzonderlijke verrichtingen van de organisaties bepalend voor de maatschappelijke beoordeling, maar de wijze waarop die individuele prestaties zijn ingebed in een breder en samenhangend geheel. Ketenregie wordt gedefinieerd als het organiseren en het ontwikkelen van (betere) dienstverlening zoals ervaren door de cliënt, door de (potentiële) ketenpartners te verleiden tot betere afstemming van hun activiteiten. Ketenregie kan vooral in het sociale domein van nut zijn, omdat sprake is van complexe situaties met meerdere actoren die een bijdrage leveren aan het oplossen van maatschappelijke problemen (bijv. jeugdbeleid). Uitgangspunt moet daarbij de dienstverlening voor de klant zijn. BZK gaat in een aantal pilots op zoek naar de wijze waarop vanuit het Rijk het samenwerken in ketens kan worden gestimuleerd. Bijvoorbeeld door afspraken over maatschappelijke prestaties te maken, met gemeenten en randvoorwaarden te formuleren ten aanzien van bijvoorbeeld toegankelijkheid, participatie, informatievoorziening en privacy. Belangrijk is dat het Rijk de keten zoveel mogelijk vrij laat – conform het principe ruimte te bieden aan de uitvoering. Het Rijk zal daarop zijn aanpak moeten afstemmen op de mate van ketensamenwerking. Financieringsstromen en verantwoordingslijnen moeten daarvoor eventueel verschoven worden.

Voor zover het Rijk bemoeienis houdt met lokale vraagstukken (bijvoorbeeld omdat ze te groot zijn voor de gemeente alleen of omdat ze te duur zijn) moeten afspraken smarter gemaakt worden: heldere afspraken over outputdoelstellingen, fatsoenlijke termijnen waarbinnen die gerealiseerd moeten worden én afrekenen op resultaten.

Toezicht. Interbestuurlijk toezicht – in de kolom Rijk, provincie en gemeenten – kent een aantal knelpunten, zoals: de overmaat aan toezicht; de rolverdeling tussen het Rijk, provincies en gemeenten; de borging van de doorwerking van regelgeving.

Een commissie onder voorzitterschap van Alders werkt een set van criteria uit voor de herijking van het interbestuurlijke toezicht. Dit moet vervolgens gaan leiden tot inzicht in noodzaak en organisatie van toezicht en rollen van de betrokken overheden, en een bundeling en stroomlijning van toezicht.

Wgr-plus. Naar verwachting kan de verplichtende gemeentelijke samenwerking rond de zeven stedelijke regio's per 1 januari 2005 worden voortgezet op basis van de Wijzigingswet Wgr-plus. Het betreffende wetsvoorstel is op 22 april 2004 ingediend bij de Tweede Kamer.

Wat mag het kosten?

In totaal is voor deze operationele doelstelling € 8,738 mln beschikbaar. De invoering van de gekozen burgemeester maakt hier nadrukkelijk onderdeel vanuit; € 3,4 mln.

Overzicht prestatiegegevens
Prestatie-indicatorenBasiswaardeStreefwaarde
1. Dualisering gemeenten en provincies om de rolverdeling tussen de gemeenteraad en college van B&W respectievelijk provinciale staten en gedeputeerde staten te verhelderen, en de positie van de raad respectievelijk provinciale staten als kaderstellend, controlerend en volksvertegenwoordigend orgaan te versterken.1. De rolverdeling zoals die is gegroeid vòòr de invoering van de dualisering per 7–3-2002; zie de analyse van de Staatscommissie dualisme en lokale democratie d.d. 17 januari 2000 en het kabinetsstandpunt daarover van 22 mei 2000.1. – Cultuuromslag tot en met 2006 volgens het plan van aanpak tweede fase Vernieuwingsimpuls gemeenten;  – Cultuuromslag tot en met 2007 volgens het plan van aanpak tweede fase Vernieuwingsimpuls provincies;  – Inzicht in de stand van zaken m.b.t. de dualisering (via evaluatie van de rele- vante Provinciewettelijke bepalingen) in 2005;  – Wijziging van de medebewindswetgeving in 2005.
   
2. Versterking lokaal bestuur door het scheppen van voorwaarden voor betere participatie van burgers en voor betere dienstverlening van het ambtelijke apparaat.2. – Beleidskader herindeling van dec. 2002;  – Overzicht van best practices d.d. juli 2002 van binnengemeentelijke decentralisatie;  – Kwaliteitsmonitor lokaal bestuur d.d. dec. 20012. – Afronding lopende wetgevingsprocessen tot herindeling van gemeenten in het Westland, van Geldrop en Mierlo en in de Achterhoek c.a. in 2004;  – Meer aandacht van provincies voor de kwaliteit van het lokale bestuur in hun provincie;  – Meer inzet van gemeenten bij het toepassen van vormen van binnengemeentelijke decentralisatie;  – Verdere ontwikkeling en toepas- sing kwaliteitsmaatstaven lokaal bestuur.
   
3. Voortzetting bestuurlijke samenwerking op regionaal niveau door het bevorderen van een heldere taakverdeling en werkwijze tussen de samenwerkende gemeenten, de provincies en het Rijk op een aantal concrete beleidsterreinen, waaronder vooral Ruimtelijke Ordening en Verkeer & Vervoer.3. De huidige taakverdeling en werkwijze op basis van de Kaderwet bestuur in verandering en naar verwachting de WGR-plus per 1-1-2005.3. Heldere taakverdeling in de nieuwe WRO en in de Planwet Verkeer en Vervoer.
   
4. Het bevorderen van een adequate financiële en bestuurlijke verhouding en het democratisch functioneren van de medeoverheden, zodat zij adequaat invulling kunnen geven aan de gestelde taken. Inzicht in de financiële en bestuurlijke verhouding is dan onont- beerlijk. Daartoe worden instrumenten ontwikkeld.4. De basiswaarde is de huidige financiële en bestuurlijke verhouding. Voor het inzicht zijn de volgende instrumenten beschikbaar:  – Periodiek onderhoudsrapport gemeente- en provinciefonds;  – Benchmarking;  – Jaarlijkse evaluatie financiële functie.4. Het onderhouden van de financiële en bestuurlijke verhouding door uitvoering te geven aan het programma van Plavat en POR. Naast de verdere ontwikkeling en onderlinge afstemming van bestaan- de instrumenten zal het instrumentarium in 2004 uitgebreid worden met een belastingpanel en de jaarlijkse evaluatie financiële functie. Ten slotte zal toepas- sing van benchmarking (= bedrijfsverge- lijking in brede zin) worden gestimuleerd als middel om het (democratisch) functioneren van medeoverheden te bevorderen.
   
5. Herijken interbestuurlijke verhoudingen en verbeteren interbestuurlijke samenwerking.5. – BANS 1999–2002;  – Intenties van Rijk/IPO/VNG t.a.v. interbestuurlijke samenwerking vastgelegd tijdens het Overhedenoverleg 24 april 2002;  – Afspraken in diverse Catshuissessies mbt interbestuurlijke samenwerking.5. – Opstellen vervolgafspraken tussen Rijk/VNG/IPO langs twee stromen: ruimte bieden aan mede-overheden en inhoudelijke resultaatsafspraken. – Nieuw leven inblazen van het Overhedenoverleg.
   
6. Voortgang programma ketenregie als (alternatief of aanvullend) sturingsmodel voor het sociale domein.6. – Methodisch kader ketenregie;  – Praktische handleiding ketenregie;  – Overzicht van best practices over wijze waarop het Rijk ketenregie kan stimuleren;  – Essays over prestatieafspraken in ketens.6. – Uitvoering implementatieplan ter stimulering van ketenregie in het sociale domein; – Verfijning en toetsing van het metho- disch kader en de handleiding ketenregie.
   
7. Een goede inrichting van specifieke uitkeringen waarbij het financiële arrangement aansluit op het bestuurlijke arrangement en de bestuurlijke lasten beperkt zijn.7. – Het instrument OSU (Overzicht specifieke uitkeringen);  – Resultaat Doorlichting specifieke uitkeringen o.l.v. Commissie Brinkman.7. Implementatie van de aanbevelingen van de commissie Brinkman t.a.v. beëindigen bestaande specifieke uitke- ringen, herinrichten overblijvende specifieke uitkeringen en het aan strikte toets onderwerpen van mogelijk nieuwe specifieke uitkeringen.
   
8. Naleving kaderstellende visie Toezicht.8. De door het kabinet vastgestelde kaderstellende visie Toezicht (kamerstukken II, 2001/2002, 27 831, nr 1).8. BZK bevordert vanuit haar indirecte verantwoordelijkheid dat de te evalue- ren toezichtarrangementen van de ministeries naar aanleiding van de zelfevaluaties zoveel mogelijk zijn aangepast aan de kaderstellende visie Toezicht.
   
9. Invoering direct gekozen burgemeester.9. – Het huidige stelsel betreffende de aanstelling van de burgemeester;  – De hoofdlijnennotitie direct gekozen burgemeester d.d. 26 september 2003.9. Invoering direct gekozen burgemeester met de gelijktijdige raadsverkiezingen 2006.
   
10. Versterking van de EU- en internationale dimensie van het binnenlands bestuur.10. Beleidsnota binnenlands bestuur in internationaal en EU-perspectief.10. Vergroting van de Europese en inter- nationale bestuurskracht van medeoverheden: – instelling EU-netwerk bestuurlijke vraagstukken; – referentiedocument internationalisering gemeentelijk beleid; – bevordering oplossing bestuurlijke knelpunten in grensstreken; – 3e rapportage toepassing Europees Handvest regionale talen of talen voor minderheden.
Overzicht beleidsevaluatie
OnderwerpPrestatie-indica torPlanning
Evaluatie interdepartementale beleidsvisitatie naar interdepartementale beleidsprocessen6.2Eind 2004/begin 2005
Evaluatie dualisering gemeenten6.2Eind 2004
Evaluatie dualisering provincies6.2Eind 2005
Jaarlijkse Evaluatie Financiële functie6.2Begin 2005
Stelsel kwaliteitszorg gemeenten6.22005
Invoering Gekozen Burgemeester (ex ante)6.22004/2005

Operationele doelstelling 3: Het ontwikkelen van de rechtspositie en van het arbeidsvoorwaardenbeleid van politieke ambtsdragers

Wat gaan we daarvoor doen?

In de integrale beleidsnotitie rechtspositie politieke ambtsdragers1 zijn een aantal voorstellen gedaan, waarvan de uitvoering dient te leiden tot normalisering en modernisering van de rechtspositie van politieke ambtsdragers. Deze notitie is door het kabinet voor advies aan de Tijdelijke adviescommissie beloning en rechtspositie ambtelijke en politieke topstructuur voorgelegd. De commissie heeft op 13 april 2004 haar advies aan het kabinet uitgebracht. Het kabinet heeft in de zomer 2004 een standpunt op dit advies uitgebracht.

De invoering van de direct gekozen burgemeester heeft grote consequenties voor de huidige beroepsgroep. De personele zorg voor burgemeesters zal nadrukkelijk in het teken komen staan van deze verandering. Vooruitlopend op de flankerende voorzieningen bij ontslag zullen burgemeesters ondersteund worden bij het oriënteren op de toekomst.

Er is een toenemende behoefte aan begeleiding, zo blijkt uit de in 2004 afgeronde pilot loopbaanoriëntatie. Dit beleid wordt nu gecontinueerd door een substantiële groep burgemeesters de mogelijkheid te bieden tot deelname aan een oriëntatietraject dat inzicht geeft in de persoonlijke wensen en loopbaankansen.

De arbeidsmarktsectoren waarin de komende tijd een toename van banen verwacht wordt, zullen nader geanalyseerd worden op de geschiktheid van specifieke functies voor (ex) burgemeesters. De behoefte aan gerichte informatie onder de huidige burgemeesters zal in de periode voorafgaandaan de feitelijke invoering toe nemen. Een informatiehelpdesk zal worden ingericht en voorlichtingsbijeenkomsten zullen worden belegd om in de periode tot de invoering feitelijke informatie te verstrekken over de voortgang van het wetgevingstraject, de rechtspositie als mede de beschikbaar te stelen flankerende voorzieningen.

De verdere ontwikkeling van het burgemeestersambt zal worden gevolgd. Met behulp van de onderscheiden kern- en bestuurscompetenties zal de verandering van het huidige burgemeestersprofiel naar het gekozen burgemeestersambt worden beschreven.

Wat mag het kosten?

Op het rechtspositionele voorzieningen en arbeidsvoorwaarden politieke ambtsdragers en burgemeesters artikel is in totaal € 6,702 mln beschikbaar. Hierin zit nadrukkelijk inbegrepen alle wachtgeldkosten voor burgemeesters die bij herindeling ontslag krijgen en de wachtgelden van europarlementariërs.

Overzicht prestatiegegevens
Prestatie-indicatorenBasiswaardeStreefwaarde
1. Het zorgdragen voor arbeidsvoorwaarden die in overeenstemming zijn met de aard en de zwaarte van de politieke functies en die in redelijke verhouding staan tot de beloningsstructuur in met name de publieke sector.1. – De huidige rechtspositiebesluiten;– De notitie rechtspositie politieke ambtsdragers (2002) en het over deze notitie uitgebrachte advies van de Adviescommissie beloning en rechtspositie ambtelijke en politieke topstructuur.1. Normalisering en modernisering van de regelgeving met betrekking tot de rechtspositie, met name op het terrein van het primaire inkomen, neveninkomsten, pensioenen en op de uitkeringen bij aftreden.
   
2. Het bieden van personele zorg waarbij specifieke aandacht uitgaat naar de consequenties van de invoering van de direct gekozen burgemeester voor de huidigeBeroepsgroep.2. – Uit de pilot loopbaan oriëntatie 2003 verkregen inzichten over de loop- baanmogelijkheden van burgemeesters;– Kennis betreffende de inhoud van het ambt, de voor de uitoefening noodzakelijke vaardigheden en de samenstelling en achtergrond van de huidige beroepsgroep.2. – Op grond van de verkregen inzichten aan een substantiële groep burgemeesters een toegesneden persoonlijk ontwikkelingstraject aanbieden dat ondersteunt biedt bij de verdere invulling van de verdere Loopbaan;– Het in kaart brengen van die sectoren van de arbeidsmarkt waarin (ex) burgemeesters op grond van vaardig- heden, ervaring en kennis een functie kunnen vervullen;– Het tot aan de invoering verstrekken van feitelijke informatie aan burgemeesters over de voortgang van het wetgevingstraject, het profiel van de gekozen burgemeester, de rechtspositie en de flankerende voorzieningen.

Operationele doelstelling 4: Het faciliteren van politieke partijen door uitvoering van de Wet op de subsidiëring politieke partijen

Overzicht prestatiegegevens
Prestatie-indicatorenBasiswaardeStreefwaarde
1. Het scheppen van randvoorwaarden voor het democratisch proces en het daartoe inrichten van een inzichtelijk systeem voor de financiering van politieke partijen.1. – De notitie herijking subsidiëring politieke partijen van april 2002;  – De (gewijzigde) wet subsidiëring politieke partijen1. Uitbreiding van de wet subsidiëring politieke partijen tot een wet op de partijfinanciering..

Wat gaan we daarvoor doen?

Aan partijen die zetels hebben behaald in de Eerste en/of Tweede Kamer wordt jaarlijks subsidie verstrekt. Om de gestelde doelen te bereiken is een wijziging van het wettelijk stelsel gewenst. Het streven is gericht op een nieuwe Wet op de partijfinanciering, waarin het resultaat van de nog te voeren politieke discussie over onder meer het systeem van de subsidie, over het uitbreiden van de subsidiabele doelen moet neerslaan. Deze wijziging zal met terugwerkende kracht tot 1-1-2004 in werking treden. Vervolgens wordt wetgeving voorbereid over het aanscherpen van de regels voor giften en partijsponsoring.

Wat mag het kosten?

De subsidie is per 1 januari 2001, 1 januari 2002 en per 1 januari 2004 verhoogd. Het totale subsidiebedrag in 2005 komt daarmee op € 14,970 mln.

4. Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (x € 1 000)
6: Functioneren Openbaar Bestuur2003200420052006200720082009
Verplichtingen29 23238 95539 81738 07037 09334 89333 893
1.apparaat8 5579 3729 0358 9918 9388 9388 938
2.inrichting en werking openbaar bestuur3 6367 7578 7388 5377 0704 8703 870
3.rechtspositie en arbeidsvoorwaardenbeleid politieke ambtsdragers6 9985 6715 9025 4345 9765 9765 976
4.faciliteren politieke partijen10 04116 15516 14215 10815 10915 10915 109
        
Uitgaven27 35439 55540 61738 07037 09334 89333 893
1.apparaat8 4689 3729 0358 9918 9388 9388 938
2. inrichting en werking openbaar bestuur3 3157 7578 7388 5377 0704 8703 870
3. rechtspositie en arbeidsvoorwaardenbeleid politieke ambtsdragers5 4826 2716 7025 4345 9765 9765 976
4. faciliteren politieke partijen10 08916 15516 14215 10815 10915 10915 109
        
Ontvangsten790168163159155155155

5. Budgetflexibiliteit

Budgetflexibiliteit (kasflexibiliteit) (x € 1 000)
6: Functioneren Openbaar Bestuur 2005 2006 2007 2008 2009
Totaal programma-uitgaven100%31 582100%29 079100%28 155100%25 955100%24 954
Waarvan op 1 januari 2005:          
1.juridisch verplicht77%24 16574%21 59575%21 08581%21 08585%21 084
2.complementair noodzakelijk          
3.bestuurlijk gebonden (maar niet juridisch)7%2 2918%2 2918%2 2919%2 2919%2 291
4.beleidsmatig gereserveerd (o.g.v. een wettelijke regeling of beleidsprogramma)16%5 12611%3 20011%3 2004%1 000  
5.beleidsmatig nog niet ingevuld  7%1 9936%1 5796%1 5796%1 579

6. Veronderstellingen in effectbereiking, doelmatigheid

Operationele doelstelling 6.2:

Dualisering gemeenten en provincies. Aan het beleid tot verduidelijking van de rolverdeling tussen gemeenteraden en provinciale staten enerzijds, en de colleges van burgemeesters en wethouders respectievelijk de colleges van gedeputeerde staten anderzijds (dualisering gemeenten en provincies), ligt de veronderstelling ten grondslag dat daarmee de volksvertegenwoordigende, controlerende en kaderstellende functies van raden en staten worden versterkt, dat het bestuur transparanter wordt voor burgers en maatschappelijke organisaties en dat de kwaliteit van het bestuur wordt vergroot;

WGR-plus. Aan het streven naar voortzetting van de meer verplichtende bestuurlijke samenwerking op regionaal niveau ligt de veronderstelling ten grondslag dat deze samenwerking bijdraagt aan de oplossing van regionale problemen, vooral op het terrein van ruimtelijke ordening en verkeer en vervoer. Een betere regionale afstemming van het grotestedenbeleid is onontbeerlijk voor het bereiken van de maatschappelijke doelstellingen van het grotestedenbeleid;

Benoemingswijze burgemeesters. Aan het beleid tot heroverweging van de aanstellingswijze van de burgemeester ligt de veronderstelling ten grondslag dat de huidige procedure voor burgemeesterbenoemingen niet in alle opzichten bevredigend is.

Gemeenten en provincies in internationaal en EU-perspectief. De veronderstelling is dat de ontwikkeling en uitvoering van een beleidsnota inzake het binnenlands bestuur in internationaal en EU-perspectief de doelmatigheid en de doeltreffendheid zal bevorderen, doordat lopende en nieuwe internationale en EU-activiteiten die van invloed zijn op een goed functioneren van het binnenlands bestuur aan de hand van een helder kader kunnen worden beoordeeld.

Interbestuurlijke samenwerking. De interbestuurlijke samenwerking en samenhang tussen bestuurlijke en financiële arrangementen vergroten de beleidseffectiviteit. Het betrekken van partners voorkomt dat betrokkenen elkaar in de wielen rijden en zorgt ervoor dat alle partners hetzelfde doel nastreven. Consensus over een gezamenlijk referentiekader is daarbij een voorwaarde.

Operationele doelstelling 6.3: Aan het beleid tot het ontwikkelen van een rechtspositie en arbeidsvoorwaardenbeleid voor politieke ambtsdragers ligt de veronderstelling ten grondslag dat de dynamische ontwikkelingen in het lokale openbaar bestuur op termijn tot een wijziging van de functie-inhoud leiden en daarmee andere eisen aan de burgemeester zal stellen. Met de voorgestelde beleidsontwikkeling wordt hierop geanticipeerd. Het doel is kwaliteit en continuïteit van het bestuur te waarborgen.

BELEIDSARTIKEL 7: INNOVATIE- EN INFORMATIEBELEID OPENBARE SECTOR

1. Algemene beleidsdoelstelling

Door inzet van informatie- en communicatietechnologie (ICT) en innovatie van werkprocessen verbeteren van het presterend vermogen van de overheid, alsmede meer specifiek de zorgvuldige vaststelling, vastlegging en gebruik van gegevens omtrent de identiteit van burgers.

De focus van het beleid is gericht op overheidsorganisaties (in de meest brede zin), burgers, bedrijven en maatschappelijke instellingen, en heeft als doelen:

– een beter presterende overheid, die

* openstaat voor vernieuwende werkwijzen en -processen,

* taken beter uitvoert en zich bij de publieke dienstverlening klant- en vraaggericht opstelt,

* geen onnodige administratieve lasten veroorzaakt,

* transparant is en de burger in staat stelt te participeren in wat de overheid doet,

* efficiënt werkt en niet onnodig het wiel opnieuw uitvindt,

* in het gebruik van ICT binnen de overheid tot de koplopers in Europa behoort;

– een overheid die verantwoordelijk is voor uitgifte en beheer van reisdocumenten.

Met ingang van de begroting 2005 wordt het innovatiebeleid binnen artikel 7 verantwoord in plaats van artikel 10.

Wat willen we bereiken?

– Verbetering publieke dienstverlening. Het doel is een niveau van dienstverlening dat voldoet aan de hoge verwachtingen van de samenleving in de 21ste eeuw, waarbij niet de logica van de overheidsorganisatie maar de behoefte van de burgers centraal staat. Meer en beter gebruik van ICT vormt het belangrijkste instrument om dat te bereiken. Een belangrijk uitgangspunt daarbij is het principe van eenmalige gegevensverstrekking, wat betekent dat aan burgers geen gegevens worden gevraagd die reeds binnen de overheid beschikbaar zijn.

Concreet wordt er naar gestreefd dat aan het einde van deze kabinetsperiode (eind 2007):

* tenminste 65% van de publieke dienstverlening langs elektronische weg kan worden afgewikkeld;

* het principe van eenmalige gegevensverstrekking is ingevoerd voor de basisgegevens met betrekking tot personen, bedrijven, gebouwen, percelen, adressen en geografische basiskaarten, alsmede voor een nog vast te stellen lijst van andere gegevens.

Voor 2005 gelden de volgende streefwaarden:

* tenminste 55% van de totale publieke dienstverlening kan elektronisch worden afgehandeld;

* het aantal elektronische transacties waarbij een door Public Key Infrastructure (PKI) ondersteunde elektronische handtekening wordt gebruikt, is binnen de domeinen overheid-overheid en overheid-bedrijfsleven met tenminste 100 000 toegenomen ten opzichte van 2004.

– Administratieve lastenverlichting burgers. Conform het regeerakkoord zullen de administratieve lasten voor burgers die door het Rijk worden veroorzaakt, met 25% worden verminderd. In 2005 zullen de eerste reducties conform de daarvoor eind 2004 door de departementen gedane voorstellen gerealiseerd worden.

– Toegankelijkheid van overheidsinformatie. Om burgers te betrekken bij wat de overheid doet, moet overheidsinformatie zonder belemmeringen te vinden en te gebruiken zijn, dat wil zeggen (ook) via het internet.

– Betere werkwijzen door innovatie. Een beter presterende overheid impliceert een veranderende overheid. Een overheid die niet innoveert kan niet voldoen aan eisen en verwachtingen die elders in de maatschappij vanzelfsprekend zijn geworden. Omdat marktprikkels in de publieke sector ontbreken, is een gerichte innovatie-impuls noodzakelijk. Die impuls bestaat uit het verzamelen en actief verspreiden van geslaagde, concreet toepasbare praktijkvoorbeelden (best practices) uit binnen- en buitenland.

– Ketenregie: ICT-kanskaarten. Vooral daar waar sprake is van complexe, sectoroverschrijdende uitvoeringsketens (zoals jeugd, toezicht en handhaving, gezondheidszorg, criminaliteitsbestrijding) is prestatieverbetering te behalen door een intelligent gebruik van ICT. Niet primair door nieuwe ICT-investeringen, maar door een herontwerp van processen (met de burger als uitgangspunt) en een beter gebruik van reeds beschikbare ICT-oplossingen. Het doel is om – samen met de betrokken vakministers en sectoren – belangrijke uitvoeringsketens te onderzoeken op de mogelijkheden om effectiever en efficiënter presteren door middel van ICT en op basis daarvan te komen tot concrete, haalbare voorstellen voor structurele verbetering.

– Gemeentelijke Basis Administratie(GBA)-stelsel.

* Het optimaliseren van het GBA-stelsel door het op termijn online maken van het GBA-stelsel en het vergroten van de flexibiliteit, kwaliteit en de marktwerking door een verregaande standaardisatie van de decentraal gebruikte GBA-systemen.

* Het verbeteren van de audit naar de kwaliteit van de GBA bij gemeenten in de vorm van een herziene regeling voor de GBA audit met ingang van 1 juli 2005. Het optimaliseren van de kwaliteit van de gegevensinvoer in de GBA door de realisatie van een elektronische database (kennissysteem) van brondocumenten. Dit systeem dient om de werkprocessen bij instanties te ondersteunen ter vaststelling van de identiteit van personen. Harmonisatie van de beveiligingseisen gesteld in de paspoort uitvoeringsregeling Nederland (PUN) 2001 en de Wet GBA.

* Invulling geven aan het kabinetsstreven om identiteitsfraude tegen te gaan door opname van biometrie op reisdocumenten, zijnde identiteitsdocumenten. Tevens voldoen aan de internationale standaarden voor biometrie op reisdocumenten.

2. (Directe) verantwoordelijkheid minister

De directe verantwoordelijkheid van de minister voor BVK betreft:

– de ontwikkeling van generieke ICT-instrumenten, -voorzieningen en -standaarden en het bevorderen van de toepassing hiervan binnen de openbare sector;

– het faciliteren van overheidsorganisaties, in het bijzonder de rijksoverheid, bij de vermindering van de administratieve lasten voor burgers;

– het stimuleren en ondersteunen van overheidsorganisaties bij de innovatie van werkprocessen en bij de toepassing van ICT ten behoeve van complexe ketenvraagstukken;

– Het beheren en onderhouden van de Reisdocumentenketen en de GBA-keten en het regisseren en faciliteren van de modernisering van de GBA.

3. Nader geoperationaliseerde doelstellingen

Operationele doelstelling 2: De innovatie van werkprocessen binnen de overheid, het verbeteren van de publieke dienstverlening, het vergroten van de toegankelijkheid van overheidsinformatie, het verminderen van de administratieve lasten voor burgers en het daartoe bewerkstelligen van een adequate en betrouwbare ICT-infrastructuur voor de openbare sector

Wat gaan we daarvoor doen?

– Publieke dienstverlening. Om de doelen ten aanzien van elektronische dienstverlening en eenmalige gegevensverstrekking te realiseren worden de volgende generieke ICT-voorzieningen ontwikkeld:

1. Een elektronische zoekmachine die de burger snel en efficiënt de weg wijst naar de gezochte overheidsdiensten, -informatie en -organisaties op internet.

2. Een gemeenschappelijke authenticatievoorziening (zgn. eOTV) ten behoeve van het elektronische verkeer met de overheid, te ontwikkelen via een groeimodel en in samenwerking met een aantal grote uitvoeringsorganisaties en EZ. Het ontwerp van de eOTV is zodanig dat overheidsdiensten de voorziening relatief eenvoudig kunnen integreren in hun eigen internetdienstverlening. In de eerste fase zal gebruik worden gemaakt van authenticatie middels gebruikersnaam en wachtwoord (pincode). Vanaf 2005 zal deze mogelijkheid worden uitgebreid met GSM-authenticatie, met reeds beschikbare voorzieningen voor internet-bankieren en met zogenaamde softwarecertificaten (domein bedrijven).

3. De invoering in 2006 van één Burger Service Nummer (voor ingezetenen én niet-ingezetenen), als belangrijkste onderdeel van een nieuw beleidskader voor persoonsnummers en -gegevens.

4. De ordening van de gegevenshuishouding van de overheid door:

– de realisatie en juridische verankering (door de respectievelijke eerstverantwoordelijke bewindspersonen) van 6 basisregistraties (personen, bedrijven, gebouwen, adressen, basiskaarten, vastgoed), waarvoor overheidsbreed een verplicht gebruik geldt en meervoudig gegevensverstrekking kan worden geëlimineerd;

– de aanwijzing van andere basisregisters waarvoor eveneens verplicht gebruik geldt;

– het vaststellen van standaarden voor gegevens (gegevenswoordenboek) en gegevensuitwisseling.

5. Een ICT-architectuur voor de elektronische overheid, inclusief het op basis daarvan formeel aanwijzen en invoeren van een coherente minimumset van technische, informatiekundige en organisatorische standaarden.

BZK faciliteert de ontwikkeling van generieke ICT-voorzieningen, -instrumenten en -standaarden. De daadwerkelijke invoering binnen de eigen organisatie is echter de verantwoordelijkheid van de betreffende organisaties zelf.

In aanvulling op de bovengenoemde projecten werken Rijk, VNG en IPO in de programma's Elektronische Gemeente (Egem) en e-Provincies (PEP) samen om de mede-overheden te ondersteunen bij de toepassing van ICT. De binnen de hierboven genoemde voorzieningen, instrumenten en standaarden vervullen daarbij een belangrijke rol, naast meer specifieke ICT-oplossingen voor het provinciale en gemeentelijke domein.

– Administratieve lastenverlichting burgers. In het voorjaar van 2005 zullen reductievoorstellen van alle ministeries gereed komen, op basis waarvan tot een taakstelling per ministerie wordt gekomen. BZK zal de voortgang hiervan volgen en waar nodig bijsturen. In 2005 zal de nulmeting naar de administratieve lasten van andere overheden voor burgers worden afgerond. Op basis daarvan zullen bestuurlijke afspraken over de vermindering van de lasten worden gemaakt. Daarnaast zal in samenwerking met de andere overheden een meldpunt worden ingericht waar burgers ongewenste administratieve lasten kunnen melden. In aanvulling op de in 2004 uitgevoerde nulmetingen van het Rijk en van de andere overheden zullen in 2005 de administratieve lasten bij specifieke doelgroepen (zoals ouderen, zorgbehoeftigen) worden onderzocht, teneinde concentraties van administratieve lasten bij bepaalde doelgroepen gericht te kunnen aanpakken. Tevens zal een structurele toetsing van nieuwe regelgeving worden ingesteld om te voorkomen dat de administratieve lastendruk alsnog aangroeit door nieuwe regelgeving. Naar verwachting zal voor de kwaliteitsborging hiervan (de expertise van) de Adviescommissie Administratieve Lasten worden ingezet.

– Toegankelijkheid van overheidsinformatie. Aan het streven naar een grotere toegankelijkheid van overheidsinformatie wordt in 2005 invulling gegeven door:

* vaststelling (in overleg met de mede-overheden) van overheidsbrede standaarden voor de uniforme ontsluiting van overheidsdocumenten op internet (in het bijzonder decentrale regelgeving, vergunningen en wettelijke bekendmakingen);

* een stimuleringsprogramma gericht op de publicatie op internet van tenminste de helft van alle verordeningen van gemeenten, provincies en waterschappen;

* publicatie door de departementen van alle openbare beleidsonderzoeken op internet;

* opname in www.wetten.nl van beleidsregels en circulaires uit de Staatscourant en verordeningen van zelfstandige bestuursorganen en publiekrechtelijke bedrijfsorganisaties;

* voorbereiding van wetgeving om officiële publicatie van wet- en regelgeving op internet mogelijk te maken;

* (zo mogelijk) verankering van de beleidslijn Naar optimale beschikbaarheid van overheidsinformatie bij de implementatie van de EU-richtlijn Commerciële exploitatie van overheidsinformatie.

– Betere werkwijzen door innovatie. Om invulling te geven aan de doelstelling van innovatie worden in het kader van het programma InAxis de volgende activiteiten uitgevoerd:

* het verzamelen, analyseren, verrijken en verspreiden van bewezen best practices, onder meer ter ondersteuning van burgerinitiatieven;

* het gericht stimuleren van experimenten en het ondersteunen van organisaties om met nieuwe oplossingen te komen en kwaliteit te verbeteren vanuit de veranderende rolverhouding ambtenaar en burger;

* onderzoek naar publieke prestaties en succes- en faalfactoren bij innovaties;

* het ontwikkelen, verbeteren en uitdragen van instrumenten waarmee innovatie en kwaliteitsverbetering vroegtijdig kunnen worden aangejaagd;

* het signaleren van institutionele en andere belemmeringen voor vernieuwingen en kwaliteitsverbetering die beleidsmaatregelen en/of aanpassing van wet- en regelgeving vergen.

De commissie Innovatie Openbaar Bestuur fungeert als aanjager voor het programma InAxis.

– Ketenregie: ICT-kanskaarten. In 2005 zullen samen met de eerstverantwoordelijke bewindslieden tenminste 3 maatschappelijk relevante uitvoeringsketens worden onderzocht op de mogelijkheden voor effectiviteitsverbetering door gerichte inzet van ICT. Deze trajecten bestaan uit:

* doorlichting van de keten op informatieknelpunten;

* identificatie van oplossingen voor die knelpunten met behulp van (bij voorkeur generieke) ICT-oplossingen, herinrichting van werkprocessen (met de klant als uitgangspunt) en/of innovatieve werkwijzen;

* het uitwerken en in de praktijk toetsen van de geïdentificeerde oplossingen middels experimenten, dan wel implementatie daarvan op brede schaal.

De coördinatie van het traject ICT-kanskaarten is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de Minister voor BVK en de Minister van EZ.

Wat mag het kosten?

Totaal is voor de realisatie van deze operationele doelstelling € 20,5 mln nodig.

Overzicht prestatiegegevens
Operationele doelstellingPrestatie-indicatorenRealisatie 2004BasiswaardeStreefwaarde
7.2. De innovatie van werkprocessen binnen de overheid, het verbe- teren van de publieke dienstverlening, het vergroten van de toegankelijkheid van overheidsinformatie, het verminderen van de administratieve lasten voor burgers en het daartoe bewerkstelligen van een ade- quate en betrouwbare ICT-infrastructuur voor de openbare sector.Percentage van de totale publieke dienstverlening dat elektronisch kan worden afgehandeld. 454555
Aantal door PKI ondersteunde elektronische handtekeningen binnen de domei- nen overheid-overheid en overheid-bedrijfsleven.≥ 100 000
Percentage verordeningen van provin- cies, gemeenten en waterschappen dat ontsloten is via een decentrale wettenbank. 12%n.v.t. 50%
 Ondersteunde experimenten. 1515
Overzicht beleidsevaluatie
Operationele doelstellingStartdatumEinddatumOnderwerp
7.2. De innovatie van werkprocessen binnen de overheid, het verbeteren van de publieke dienstverlening, het vergroten van de toegankelijkheid van overheidsinformatie, het verminderen van de admini- stratieve lasten voor burgers en het daar- toe bewerkstelligen van een adequate en betrouwbare ICT-infrastructuur voor de openbare sector.Jan 2003Jan 2004De Internetmonitor Overheidswebsites 2003 meet de inhoud en kwaliteit van overheidsinformatie op internet.
Okt 2004Feb 2005De Monitor Voortgang Elektronische Publieke Dienstverlening (nr. 4) meet de voortgang m.b.t. de beschikbaarheid van publieke diensten op internet.
Jan 2004Jan 2005De Internetmonitor Overheidswebsites 2004 meet de inhoud en kwaliteit van overheidsinformatie op internet.

Operationele doelstelling 3: Het instandhouden en optimaliseren van bestaande overheidsbrede ICT-voorzieningen, alsmede de bevordering van het gebruik hiervan

Wat gaan we daarvoor doen?

– Beheer overheidsbrede ICT-voorzieningen. Naast de onder doelstelling 2 genoemde, nog te ontwikkelen ICT-voorzieningen, is er ook een aantal reeds gerealiseerde voorzieningen, die tot stand zijn gebracht in het kader van het inmiddels afgeronde actieprogramma Elektronische Overheid. Deze hebben inmiddels een structurele organisatorische inbedding bij de Rijksoverheid gekregen, gefaciliteerd door de Stichting ICTU. Ook in 2005 zullen deze voorzieningen beheerd en in stand gehouden worden en zullen de prestaties worden geoptimaliseerd en het gebruik bevorderd. Het gaat hierbij om:

* de elektronische overheidsportaal Overheid.nl zal in 2005 worden verbeterd en uitgebreid, door een uitbreiding van de koppeling met bestaande producentenoverzichten van gemeenten, provincies en waterschappen, door ingebruikneming van een eigen database van officiële publicaties, en door een verbetering van de zoekfunctionaliteit;

* het Kenniscentrum Elektronische Overheid is opgericht ten behoeve van kennisuitwisseling en de advisering en voorlichting over en voor de elektronische overheid in brede zin. In 2005 geeft het Kenniscentrum hieraan verdere invulling, onder andere door de inrichting van een centrale Kennisbank;

* het Computer Emergency Response Team (GOVCERT.NL) zal in 2005 zijn dienstverlening uitbreiden naar overheidsorganisaties buiten de Rijksoverheid;

* de Policy Authority PKI Overheid ziet erop toe dat alle partijen (blijven) voldoen aan het gezamenlijke vastgestelde Programma van Eisen voor het gebruik van PKI binnen de overheid. De Policy Authority beheert de toelatingseisen en de basiscertificaten op basis waarvan overheidsorganisaties, bedrijven, burgers en maatschappelijke instellingen een elektronische handtekening kunnen verkrijgen, en adviseert de minister voor BVK over de toelating van partijen tot het stelsel van PKI voor de overheid;

* het Rijksoverheidsintranet RYX zal worden doorontwikkeld tot een voor vele doelen bruikbaar intranet, efficiënt en goed op de wensen en omgevingsontwikkeling afgestemd. Naast het permanent vergroten van het informatieaanbod en de functionaliteit zal specifiek aandacht worden besteed aan het bevorderen van het gebruik van RYX door specifieke doelgroepen binnen de Rijksdienst. Het speerpunt hierbij zal zijn het benutten van RYX als ondersteunende infrastructuur voor het op te richten P-direkt (voorheen Shared Service Center HRM).

Het streven is voor elk van deze voorzieningen een gepercipieerd (constant) kwaliteitsniveau te realiseren van tenminste een 7 op een schaal van 10 (zie de prestatiegegevens).

– Centrale Archief Selectiedienst (CAS). Zie toelichting bij baten-lastendienst CAS (paragraaf B.4.).

Wat mag het kosten?

Totaal is voor de realisatie van deze doelstelling € 14,6 mln beschikbaar. Een gedeelte van dit bedrag is de bijdrage van BZK aan CAS, namelijk € 5,1 mln.

Overzicht prestatiegegevens
Operationele doelstellingPrestatie-indicatorenRealisatie 2003BasiswaardeStreefwaarde
7.3. Het instandhouden en optimaliseren van bestaande overheidsbrede ICT-voorzieningen, alsmede de bevordering van het gebruik hiervan. Overheidsportaal Overheid.nl77
GOVCERT.NL77
RYX77
Kenniscentrum ELO77
Overzicht beleidsevaluatie
Operationele doelstellingStartdatumEinddatumOnderwerp
7.3. Het instandhouden en optimaliseren van bestaande overheidsbrede ICT-voorzieningen, alsmede de bevordering van het gebruik hiervan.  N.v.t.

Operationele doelstelling 4: het instandhouden en optimaliseren van de reisdocumentenketen en het instandhouden en ontwikkelen van het stelsel van de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (GBA) zoals neergelegd in de Paspoortwet en de wet GBA

Wat gaan we daarvoor doen?

1. In het Bestuurlijk Overleg van de Minister voor BVK en VNG van 21 april 2004 is in lijn met de commissie Snellen overeengekomen om de bouw en uitrol van het startpakket voor de ontwikkeling van een modern GBA te splitsen in een startpakket gegevensverstrekking (SpG) en een startpakket actualisering (SpA). Beide pakketten worden overigens wel tegelijkertijd ontwikkeld.

Het SpG verhoogt de snelheid van raadpleging en wordt geïnstalleerd op één punt in Nederland. Iedere gemeente levert een afslag van alle gegevens uit de eigen GBA naar dat ene centrale punt, van waaruit alle afnemers van gegevens zullen worden bediend. Die concentratie van de gegevensverstrekking op één punt is veel efficiënter dan implementatie bij iedere gemeente apart en biedt nieuwe mogelijkheden om dienstverlening online op maat aan de afnemers te leveren. Daarmee kan bovendien de online beschikbaarheid van de GBA-gegevens doelmatig worden vormgegeven.

Het SpA zorgt voor uniforme gegevensopslag en gegevensbeheer bij gemeenten. Door deze uniformiteit kunnen noodzakelijke wijzigingen, bijvoorbeeld in wetgeving, relatief snel en eenvoudig worden doorgevoerd. Door beide startpakketten zal de kwaliteit van de GBA-gegevens verbeteren. Alvorens SpA wordt ingevoerd zal eerst een proof of concept worden ontwikkeld, waardoor nader inzicht zal ontstaan in de wijze waarop dit startpakket zal worden ingericht.

In 2005 wordt gestart met de bouw van SpG en wordt de proof of concept van SpA verder uitgewerkt.

2. Na een in 2004 verricht onderzoek naar de kwaliteit van het instrument audit en de mate waarin dit instrument voldoet aan de eisen van deze tijd is een nieuwe systematiek voor de audit ontwikkeld. Deze systematiek zal in 2005 worden uitgewerkt voor de specifieke onderdelen van de audit. De gewijzigde systematiek zal leiden tot een herziene regeling periodieke audit in 2005.

Na de pilot die in 2004 is afgerond en heeft opgeleverd dat het functioneren van een toegang eigenschappen brondocumenten (TEB) in de praktijk succesvol is getest, vinden vervolgactiviteiten plaats die erop zijn gericht in een gefaseerd traject te komen tot een volledig gevuld systeem dat online benaderbaar is voor daartoe geautoriseerde afnemers.

Na een eerste start in 2004 wordt in 2005 een onderzoek ingesteld naar de integratie van de beveiligingseisen die aan gemeenten worden gesteld. In 2005 wordt bezien in hoeverre de beveiligingseisen gesteld in de GBA-audit kunnen worden geïntegreerd in de eisen die het extern onderzoek reisdocumenten stelt teneinde te kunnen komen tot één extern onderzoek beveiligingseisen voor de GBA en de PUN 2001.

3. In de tweede helft van 2004 zal een praktijkproef worden gestart waarin bekeken wordt wat de gevolgen zijn van het opnemen van biometrie op het uitgifte proces van de reisdocumenten. Tevens wordt de bruikbaarheid van een document met biometrie voor grenspassage getest. Deze proef zal doorlopen in het eerste kwartaal van 2005, waarna evaluatie plaats zal vinden. De resultaten hiervan worden verwacht in de loop van het tweede kwartaal. Aansluitend op de besluitvorming in Europees verband zal, waarschijnlijk begin 2005, het wetgevingstraject in gang gezet worden en tevens het traject voor aanbesteding van de noodzakelijke aanpassingen in documenten en apparatuur. Europa neemt voor wat betreft biometrie de ICAO1 aanbevelingen over. Dit betekent dat in ieder geval gelaatsherkenning als primair biometrisch kenmerk wordt opgenomen en als tweede kenmerk waarschijnlijk een scan van twee vingers.

Wat mag het kosten?

Voor bovenstaande activiteiten 1 en 2 is totaal beschikbaar € 4,3 mln, waarbij € 3,8 mln voor activiteit 1 wordt verkregen via de leenfaciliteit.

Overzicht prestatiegegevens
Operationele doelstellingPrestatie-indicatorenRealisatie 2003BasiswaardeStreefwaarde
7.4. Het instandhouden en optimaliseren van de reisdocumentenketen en het instandhouden en ontwikkelen van het GBA-stelsel zoals neergelegd in de Paspoortwet en de wet GBA.1. GBA-audit: percentage van gemeenten die in één keer slagen. 35%40%
2. Reisdocumentenaudit: percentage gemeenten die slagen. Nog niet beschikbaarpm
Overzicht beleidsevaluatie
Operationele doelstellingStartdatumEinddatumOnderwerp
7.4. Het instandhouden en optimaliseren van de reisdocumentenketen en het instandhouden en ontwikkelen van het GBA-stelsel zoals neergelegd in de Paspoortwet en de wet GBA. 20051. Kwaliteit van het instrument audit.
 20052. Integratie van beveiligingseisen gemeenten.
 Voorjaar 20053. Praktijkproef biometrie op uitgifteproces.

4. Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (x € 1 000)
7: Innovatie- en informatiebeleid Openbare Sector2003200420052006200720082009
Verplichtingen120 78372 93351 65554 38766 19863  45964 645
1.apparaat2 4834 1364 0854 2954 0673 1573 157
2.verbeteren ICT-voorzieningen37 18317 76515 9369 71714 25915 14015 140
3.instandhouden en optimaliseren ICT-voorzieningen35 1997 4473995 5459 0419 0419 041
4.reisdocumenten en GBA-stelsel45 91843 58531 23534 83038 83136 12137 307
        
Uitgaven85 04184 63470 46967 63470 36663 62764 813
1.apparaat2 4124 1364 0854 2954 0673 1 573 157
2.verbeteren ICT-voorzieningen15 04922 52020 53914 12118 29915 18015 180
3.instandhouden en optimaliseren ICT-voorzieningen21 66214 39314 61014 3889 1699 1699 169
4.reisdocumenten en GBA-stelsel45 91843 58531 23534 83038 83136 12137 307
        
Ontvangsten42 34436 74530 04132 85536 85636 21937 423

5. Budgetflexibiliteit

Budgetflexibiliteit (kasflexibiliteit) (x € 1 000)
7: Innovatie- en informatiebeleid Openbare Sector 2005 2006 2007 2008 2009
Totaal programma-uitgaven100%66 384100%63 339100%66 299100%60 470100%61 656
Waarvan op 1 januari 2005:          
1.juridisch verplicht89%58 78084%53 18277%51 12668%41 06169%42 247
2.complementair noodzakelijk          
3.bestuurlijk gebonden (maar niet juridisch)          
4.beleidsmatig gereserveerd (o.g.v. een wettelijke regeling of beleidsprogramma)11%7 60416%10 15723%15 17332%19 40931%19 409
5.beleidsmatig nog niet ingevuld          

6. Veronderstellingen in effectbereiking, doelmatigheid en raming

Operationele doelstelling 7.2: Bij het formuleren van de operationele doelstellingen van artikel 7 is steeds aangegeven hoe deze doelen bereikt zullen worden. Hierbij wordt uitgegaan van een aantal veronderstellingen.

Een van de veronderstellingen is dat de streefwaarden die geformuleerd zijn voor eind 2004 worden gehaald. Mochten deze waarden lager uitvallen dan zal dit consequenties hebben voor het beleid van 2005.

Een andere veronderstelling is dat de commiteringsverzoeken die zijn ingediend ten laste van de zogenaamde NAP-gelden gehonoreerd worden. Onder andere voor de programma's eOTV, Burger Service Nummer, Stroomlijning Basisgegevens en Architectuur van de Elektronische Overheid zijn dergelijke verzoeken ingediend. Financiering van bovengenoemde projecten is dus deels afhankelijk van de toekenning van deze NAP-gelden.

De genoemde programma's zullen op tal van terreinen tot substantiële kostenvoordelen leiden, zoals:

* Lagere ontwikkelings- en beheerkosten voor generieke ICT-voorzieningen (o.a. gezamenlijke ontwikkeling authenticatievoorziening, verplicht gebruik basisgegevensregistraties)

* Grotere arbeidsproductiviteit (o.a. bundeling van elektronische loketten)

* Fraudebestrijding (o.a. minder identiteitsfraude door koppeling van gegevensbestanden)

Uitgangspunt is dan ook dat de gemoeide ICT-investeringen zichzelf terug verdienen.

Om deze kostenvoordelen te kunnen realiseren, dienen in een eerste ontwikkelingsfase (beperkte) centrale voorbereidings- en ontwikkelingskosten te worden gemaakt, ten behoeve van onder meer haalbaarheidsstudies, plannen van aanpak en kosten-batenanalyses. Op basis van de resultaten hiervan vindt voor elk relevant deeltraject besluitvorming plaats over de daadwerkelijke realisatie (implementatiefase), inclusief de bijbehorende bekostigingsmodaliteiten. Bij dit laatste vervullen de kosten-batenanalyses een belangrijke rol en is het profijtbeginsel leidend.

De Minister voor BVK zal met de uitvoeringsorganisaties en met VNG en IPO bestuurlijke afspraken maken over de realisatie van de gestelde doelen. Ten aanzien van de investeringen die door de uitvoeringsorganisaties en mede-overheden moeten worden gedaan, zal zoveel mogelijk worden aangesloten bij hun bestaande investeringscycli. Dit betekent dat desinvesteringen worden vermeden, maar ook dat het tempo van invoering tussen organisaties onderling aanzienlijk kan verschillen.

Operationele doelstelling 7.4: De activiteiten die samenhangen met activiteit 3 (biometrie) zijn afhankelijk van de besluitvorming op Europees niveau en de uitkomsten van de praktijkproef en het kabinetsstandpunt daarover.

De prestatie-indicatoren voor operationele doelstelling 7.4 zijn in 2004: slagingspercentage GBA audit en reisdocumentenaudit. Vanaf najaar 2004 worden de eerste reisdocumentenaudits bij gemeenten uitgevoerd. Als streefwaarde is opgenomen een percentage van 10% gemeenten dat slaagt voor de audit. Een en ander is echter afhankelijk van het aantal gemeenten dat in 2004 een externe audit zal doen uitvoeren.

BPR (Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten) wenst meer inzicht te krijgen of afnemers van de GBA de gegevens daadwerkelijk overeenkomstig de daartoe door de minister verstrekte autorisaties gebruiken.

In overleg met het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) zal hiervoor een controle instrument worden ontwikkeld. Het streven is erop gericht om een convenant te sluiten met het CBP op basis waarvan het controle instrument kan worden vormgegeven. Nagegaan zal worden of het mogelijk is ook ten aanzien van de audit bij afnemers een prestatie-indicator worden ontwikkeld.

BELEIDSARTIKEL 9: GROTESTEDENBELEID

1. Algemene beleidsdoelstelling

Krachtige steden met een minimum aan bureaucratie

Wat willen we bereiken?

Het (rijksbrede) doel van grotestedenbeleid (GSB) voor de derde convenantperiode 2005–2009 (GSB III) is krachtige steden, waarin zichtbare resultaten worden geboekt met een minimum aan bureaucratie. Krachtige steden zijn grote steden1 die veilig zijn en die in staat zijn op een goede manier in te spelen op de eisen die bewoners, bedrijven, instellingen, bezoekers en recreanten aan een stad stellen. Een economisch vitale stad, met hoogwaardige vestigingslocaties en hechte sociale samenhang, die werk biedt aan wie dat zoekt. Een stedelijke samenleving die sociaal, fysiek, economische en bestuurlijk vitaal genoeg is om eigen problemen op te lossen. Grootstedelijke problematiek heeft een meervoudig karakter en dient daarom integraal benaderd te worden. Het vraagt om een programmatische aanpak, zodat steden de (implementatie van) beleid naar eigen inzicht kunnen vorm geven. Maatwerk is vereist zodat de stedelijke aanpak beter aansluit op vragen en noden van burgers, bedrijven en instellingen. Kortom, een stad die kansen biedt aan zijn burgers en waar het veilig en prettig is om te verblijven.

Voor de nieuwe convenantperiode 2005–2009 zijn de doelstellingen en de contouren van het stelsel GSB III in het voorjaar van 2004 vastgelegd in de nota Samenwerken aan de Krachtige stad2. Voor GSB III worden drie beleidsdomeinen onderscheiden: het domein Fysiek, het domein Economie en het domein Sociale Integratie en Veiligheid (SIV). De algemene doelstelling krachtige steden is voor deze domeinen vertaald in vijf outcomedoelstellingen voor de steden in GSB III:

1. Het verbeteren van de objectieve en subjectieve veiligheid;

2. Het verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving;

3. Het verbeteren van de sociale kwaliteit van de samenleving;

4. Het binden van de midden- en hogere inkomens aan de stad;

5. Het vergroten van de economische kracht van de stad.

Deze doelstellingen hebben een nauwe onderlinge afhankelijkheid en dienen dus ook in onderlinge samenhang tot ontwikkeling te worden gebracht. In paragraaf 9 De overzichtsconstructie extra-comptabel overzicht grotestedenbeleid (ECO GSB) en de doelstellingen en indicatoren in GSB III is het overzicht met de outcomedoelstellingen en de bijbehorende outcome-indicatoren opgenomen. De outcomedoelstellingen worden vervolgens vertaald in outputdoelstellingen en bijbehorende output-indicatoren. Over de outputindicatoren worden begin 2005 voor de periode 2005–2009 (GSB III) op stadsniveau afspraken gemaakt in convenanten tussen steden en rijk. Voorbeelden van enkele outputdoelstellingen zijn: 1) verbetering beheersing Nederlandse taal en kennis van de Nederlandse samenleving onder etnische minderheden (als onderdeel van het inburgeringsbeleid van de minister voor V&I) en 2) het verminderen van de criminaliteit gepleegd door volwassen en jeugdige veelplegers (zie verder paragraaf 9). Tevens wordt er bij vijf beleidsterreinen de mogelijkheid geboden stadsspecifieke indicatoren te ontwikkelen en hierover afspraken te maken (ruimte voor maatwerk).

In de onderstaande tabel staan de operationele doelstellingen en prestatie-indicatoren voor GSB voor zover het de Minister voor BVK betreft. Het gaat hierbij dus om de bijdrage van de Minister voor BVK aan het GSB in het kader van zijn hiervoor omschreven directe verantwoordelijkheid.

Het eerste operationele doel (behorend bij artikel 9.2) is faciliteren van de steden bij het behalen van resultaten door in te zetten op ingrijpende vermindering van de rijksbureaucratie, beperking van de rijkssturing tot hoofdlijnen, ontschotting van geldstromen, vereenvoudiging van de programmavereisten, afschaffing van de dubbele verantwoording en meerjarige zekerheid voor de duur van het convenant.

Het tweede operationele doel (behorend bij artikel 9.3) is steden te stimuleren om de afspraken in de convenanten voor GSB III te bereiken.

Overzicht prestatiegegevens
Operationele doelstellingPrestatie-indicatorBasiswaardeStreefwaarde
9.2. Krachtige steden faciliteren door het ontwikkelen van een samenhangend gecoördineerd en ontkokerd beleid.1. Beleidskader.1. Grote verscheidenheid aan rijksvoorwaarden, beleidskaders en doelstellingen in 2003 (GSB II).1. In 2005 (GSB III) operationalisatie van één gezamenlijk geïntegreerd beleidskader.
 2. Beleids- en bestedingsvrijheid steden.2. (Vrijwel) niet gebundelde (veelal) op verschillende sturingsprincipes gestoelde specifieke uitkeringen in 2003 (GSB II).2a. In 2005 (GSB III) operationalisatie van drie BDU's met ontschotte en gebundelde geldstromen.2b. Afronden van het wet- en regelgevingstraject in 2005.
 3. Prestatieafspraken met de G30.3. Convenanten GSB II outcome-afspraken tussen steden en rijk.3.   In 2005 afsluiten van conve- nanten GSB III met outputafspraken tussen de G30 en het rijk.
 4. Monitoring en evaluatie.4a. Jaarlijkse monitor in GSB II (Jaarboek GSB).4a. Laatste keer uitbrengen van jaarboek GSB (i.h.k.v. GSB II).
  4b. In GSB II grote verscheidenheid aan monitors.4b. In GSB III drie keer een monitormoment (2005, 2007 en 2010).
   4c. In GSB III een geïntegreerde monitor voor GSB. De gege- vens die van steden komen worden ingediend via één (virtueel) loket.4d. Aanvullend onderzoek op monitor 2007 t.b.v. tussenstand GSB III.
 5. Budgettaire medeverantwoor- delijkheid Minister voor BVK.5. Werking en informatieve waarde van het ECO in 2002.5.   ECO in 2005 efficiënt en effectief inzetten als sturings- en informatie-instrument.
 6. Verantwoording.6a. In 2001 is geen sprake van geharmoniseerde financiële verantwoordingen over sectorale regelingen in het GSB.6a. Over het geharmoniseerde financiële verantwoordingsprotocol voor 2004 voor het domein sociaal worden de steden in 2005 tijdig geïnfor- meerd.
  6b. In GSB I is veelal sprake van projectmatige verantwoording over BZK-regelingen.6c. Tussenstand GSB in 2002.6b. In 2005 programmatische verantwoording door steden op outcomeniveau over GSB II.6c. In 2005 eindrapportage aan TK met betrekking tot GSB II.
  6d. In GSB II is in meerdere opzichten sprake van dubbele verantwoording door steden:6d. In GSB III wordt de dubbele verantwoordingstructuur opgeheven:
  1) Jaarlijks en meerjarig;1) Over 2005–2009 eenmalig financiële en beleidsmatige eindverantwoording;
  2) Sectoraal en GSB;2) Programmatische verantwoording op outputniveau en één financiële verantwoording voor 3 BDU's;
  3) Gemeenteraad en rijk;3) Bij de financiële en beleidsmatige verantwoording door de steden aan het rijk wordt gebruik gemaakt van de gemeenterekening;
  4) Monitor en verantwoording.4) Eindverantwoording over outputresultaten op basis van de monitor.
 7. Communicatie over GSB7.   In de GSB II convenanten is geen communicatiepara- graaf opgenomen.7. In de nieuwe convenanten wordt een communicatieparagraaf opgenomen.
 8. Facilitering en kennisuitwisseling over GSB in Nederland en Europa.8.   Het Expertteam GSB is in 2003 van kracht.8. Versnelling uitvoering GSB.
 9. Positionering GSB in Europees verband en coördinatie van Doelstelling 2 (D2), Urban II en Urbact.9a. Sinds 1997 staat stedelijk beleid op de Europese agenda.9a. Folluw up Nederlands voorzitterschap EU.
  9b. Uitvoeringsconvenanten voor D2 en Urban II uit 2000 en 2001 met afspraken tussen Rijk en steden.9b. Verdere coördinatie in 2005 van D2 en Urban II.
  9c. In 2004 beperkte kennisuitwisseling tussen lidstaten over stedelijk beleid en de praktijk.9c. In 2005 verbetering van het kennisnetwerk in Europa over stedelijk beleid en de praktijk.
 10. Doorzettingsmacht voor steden waarvoor beleid en wet- en regelgeving knellen.10. Beleid en wet- en regelgeving in 2003.10. Steden op basis van hun voorstellen beter instrumenteren om hun doorzettingsmacht te vergroten.
9.3. Krachtige steden door het stimuleren van grote steden tot het realiseren van de GSB-doelstellingen.1. BDU SIV.1. De situatie in de steden met betrekking tot het domein sociaal in 2005 bij aanvang van GSB III (nulmeting).1.   Bij de midterm review van GSB III in 2007 liggen de steden op streek met het realiseren van hun ambities met betrekking tot het domein sociaal.

2. (Directe) verantwoordelijkheid minister

De Minister voor BVK is verantwoordelijk voor de rijksbrede inhoudelijke samenhang en stelselmatige aanpak van het grotestedenbeleid (GSB). Deze rol wordt uitgeoefend ten opzichte van alle bij het GSB betrokken departementen en steden en de op steden gerichte Europese structuurfondsen. Hiertoe heeft hij tevens budgettaire medeverantwoordelijkheid, die hem de bevoegdheid geeft mee te beslissen over de departementale onderwerpen binnen het GSB ten einde de inhoudelijke samenhang en stelselmatige aanpak te bewaken. Rijksbreed zijn de voor GSB relevante regelingen en hun budgettaire omvang weergegeven in het Extra Comptabel Overzicht (ECO) GSB (paragraaf B.9.). Per regeling is daarin aangegeven hoeveel geld beschikbaar is voor het totale beleidsterrein en hoeveel daarvan naar de grote steden gaat. Daarnaast is de minister tevens verantwoordelijk voor de coördinatie van het Europese GSB dat in tien Nederlandse steden wordt gevoerd.

Het kabinet is gezamenlijk verantwoordelijk voor een samenhangend en ontkokerd GSB. Om krachtige steden te worden faciliteert het rijk de steden door in te zetten op ingrijpende vermindering van de rijksbureaucratie, beperking van de rijkssturing tot hoofdlijnen, ontschotting van geldstromen, vereenvoudiging van de programmavereisten, afschaffing van de dubbele verantwoording en meerjarige zekerheid voor de duur van het convenant.

De steden dienen hun inzet zoveel mogelijk te kunnen richten op het bereiken van (meetbare) resultaten, met een minimum aan bureaucratie. De daadwerkelijke uitvoering van het GSB is de verantwoordelijkheid van de steden.

Voor de inhoudelijke samenhang en het beheer van de desbetreffende brede doeluitkeringen (BDU's) in het domein Fysiek, het domein Economie en het domein SIV zijn respectievelijk de Minister van VROM, de Staatssecretaris van EZ en de Minister voor BVK aangewezen. De overige bij het GSB betrokken vakministers zijn en blijven beleidsmatig verantwoordelijk voor het eigen sectorale GSB-beleid. Deze verantwoordelijkheden en vakdepartementale doelstellingen worden in de desbetreffende begrotingen opgenomen. Dit artikel van de begroting van BZK is de centrale plaats binnen de rijksbegroting waar een rijksbreed overzicht wordt gegeven van het GSB.

3. Nader geoperationaliseerde doelstellingen

Operationele doelstelling 2: Krachtige steden faciliteren door het ontwikkelen van een samenhangend gecoördineerd en ontkokerd beleid

Wat gaan we daarvoor doen?

De Minister voor BVK ontwikkelt en coördineert de randvoorwaarden voor de aanpak en de inhoud van het GSB beleid richting de steden en de betrokken departementen. Daarbij worden de volgende instrumenten ingezet:

1. Het rijksbeleidskader, onderdeel van de nota Samenwerken aan de Krachtige stad, bevat rijksbreed en geïntegreerd de GSB-doelstellingen op de drie GSB-domeinen. In 2005 moeten de ontwikkelingen zo ver zijn dat de steden de uitgangspunten van deze nota kunnen implementeren en operationaliseren. Op rijksniveau is BZK verantwoordelijk voor het bewaken en faciliteren van de implementatie en operationalisatie van het geïntegreerde beleidskader. Voor wat betreft het sociale domein coördineert BZK de rijksbrede beleidsinhoudelijke samenhang en procesmatige voortgang en afstemming (frontoffice). De vakdepartementen zijn en blijven verantwoordelijk voor hun eigen beleidsterreinen binnen dit domein (backoffice).

2. Met ingang van 1 januari 2005 zijn de rijksuitkeringen voor het GSB gebundeld in drie brede doeluitkeringen BDU's: de BDU SIV, de BDU Economie en de BDU Fysiek. De steden ontvangen in GSB III per domein de rijksbijdrage via deze BDU's. In GSB III is dus sprake van drie ontschotte geldstromen met minder en vereenvoudigde voorwaarden. Steden krijgen meer bestedingsvrijheid en beleidsruimte. Ze kunnen daardoor resultaatgericht, programmatisch en integraal te werk kunnen gaan. Het uitgangspunt is dat steden zelf het beste keuzes kunnen maken voor een eigen aanpak.

Niet alleen de steden moeten in 2005 werken met de BDU's. Ook het rijk moet dat. BZK is verantwoordelijk voor de implementatie en operationalisatie op rijksniveau van de BDU SIV vanaf 2005, zoals EZ en VROM verantwoordelijk zijn voor de BDU Economie en de BDU Fysiek. BZK bewaakt in dit kader de interdepartementale financiële ontwikkelingen op het gebied van de BDU SIV. Er is afgesproken om eventuele nieuwe geldstromen in de toekomst in de BDU's op te laten gaan, zodat er niet opnieuw een woud aan regelgeving ontstaat. Het gaat hier dus met name om financieel beleidsmatige activiteiten waar de Minister voor BVK verantwoordelijk voor is. De vakministers zijn en blijven verantwoordelijk voor hun financiële bijdrage aan de BDU SIV. De administratieve handelingen die BZK uitvoert in het kader van de BDU SIV vallen onder de operationele doelstelling 9.3 (zie hierna).

3. Begin 2005 maken Rijk en steden in de maatwerkconvenanten meetbare afspraken over de outputindicatoren uit het geïntegreerde beleidskader in de nota Samenwerken aan de Krachtige stad en over enkele stadspecifieke outputindicatoren. De afspraken tussen Rijk en steden zijn gebaseerd op de Meerjaren Ontwikkelingsprogramma's (MOP's) van de steden met daarin hun stadsvisie voor de periode GSB III. In 2004 heeft het rijk het ambitieniveau ex-ante getoetst in relatie tot de lokale situatie, de omvang van de financiële rijksbijdrage, vigerend provinciaalbeleid en rijksbeleid en de regionale situatie. De overeenstemming daarover resulteert in ondertekening van convenanten begin 2005.

4. De jaarlijkse GSB-monitor, het Jaarboek GSB, biedt inzicht in de situatie in de grote steden, de voortgang van de steden op de 9 doelstellingen in GSB II. Het Jaarboek 2004, de laatste monitor GSB II, zal feitelijk de gerealiseerde eindwaarden voor GSB II op de outcome-indicatoren per stad bevatten. Deze eindwaarden vormen een basis voor de eindverantwoording van steden aan het Rijk.

Eind 2005 verschijnt de eerste monitor GSB III. In GSB III is gedurende vijf jaar sprake van drie monitormomenten: bij de nulmeting in 2005, bij de midterm review in 2007 en bij de eindmeting in 2010. In GSB III wordt niet langer jaarlijks, maar alleen bij de midterm review, door het rijk gevraagd om (tussentijdse) beleidsmatige informatie. De monitor nieuwe stijl bevat een voortgang op de doelstellingen uit het beleidskader GSB III. Dit zijn zowel outcome- als output-indicatoren (zie paragraaf 9). Het is de inzet de GSB-relevante sectorale en departementale monitors zoveel mogelijk te stroomlijnen, opdat geen overbodige aanvullende informatie aan steden wordt gevraagd. De gegevens die van steden komen om de monitor te vullen zullen zoveel mogelijk via één (virtueel) loket aangeleverd worden. Bezien wordt of dit loket aan het einde van GSB III een rol dient te spelen bij de financiële verantwoording over de bestedingen in het kader van de BDU's. Naast de monitor in 2007 zal er bij de midterm review in datzelfde jaar aanvullend onderzoek gedaan worden om een tussenstand op te stellen van het GSB III.

5. Het Extra Comptabel Overzicht (ECO) budgetten GSB maakt inzichtelijk en transparant welke regelingen in het GSB zijn opgenomen en wat hun budgettaire omvang is. Voor steden biedt de indicatieve verdeling, een direct van het ECO afgeleid overzicht, meerwaarde omdat het hen inzicht geeft in de omvang van de middelen die aan hen beschikbaar worden gesteld. Steden en de Tweede Kamer hebben op deze manier inzicht in de geldstromen van het GSB.

Naar aanleiding van de besluitvorming in 2004 over de Nota Samenwerken aan de Krachtige stad, is besloten de werking en de informatieve waarde van het ECO in 2005 verder te verbeteren. Een efficiënt en effectief ECO is van belang voor de budgettaire medeverantwoordelijkheid met betrekking tot (met name) de drie BDU's in GSB III. Het rijk biedt de steden in de convenanten financiële zekerheid per BDU voor de gehele periode 2005–2009. Hierbij geldt overigens wel het algemeen budgettair voorbehoud dat het Rijk heeft wanneer het gaat om subsidies. Het ECO is een geschikt instrument om deze financiële toezegging en de financiële ontwikkelingen te volgen van de verschillende departementale geldstromen die onderdeel uitmaken van de BDU's (categorie A in het ECO). Een verbeterde werking van het ECO geeft het kabinet meer mogelijkheden tijdig (bij) te sturen. De rijksbrede GSB-aanpak kan daardoor beter worden bewaakt en gecoördineerd. Samen met Financiën wordt bezien welke mogelijkheden er zijn om het ECO te automatiseren. Bij de verbetering van het ECO wordt tevens aandacht besteed aan de bijbehorende (interdepartementale) werkwijzen en afspraken.

6. In 2005 coördineert BZK de ontwikkeling en actualisatie van het geharmoniseerde verantwoordingsdocument 2005 voor de pijler Sociale Infrastructuur t.b.v. de financiële verantwoording van de steden over 2004. Voor het eerst maken ook enkele meerjarige BZK-regelingen deel uit van dit protocol. In 2005, aan het einde van GSB II, moeten de steden over de gehele convenantperiode financiële verantwoording afleggen over deze regelingen. Het gaat hierbij om de bijdrageregeling Sociale Integratie en Veiligheid, Digitale Broedplaatsen en Digitale Trapvelden.

In GSB II (1999–2004) werd de algemene doelstelling vertaald in 9 outcomedoelstellingen en 16 indicatoren, waarover in convenanten tussen de grote steden en het rijk voor de periode 1999–2003 resultaatsafspraken zijn gemaakt op basis van een MOP. Voor het verlengingsjaar 2004 zijn in de zomer van 2003 aanvullende afspraken gemaakt tussen rijk en steden. Op 15 juli 2005 moeten de steden eindverantwoording afleggen over hun resultaten in GSB II. Over de uitgangspunten van de eindverantwoording is de Tweede Kamer geïnformeerd. De beleidsmatige verantwoording over de MOP's is een kabinetsaangelegenheid, waarbij de Minister voor BVK primair verantwoordelijkheid is voor het proces. Het uitgangspunt is om de MOP-verantwoording zo licht mogelijk te houden. In 2005 stuurt BZK een eindrapportage over GSB II (1999–2004) aan de Tweede Kamer. De financiële verantwoordingen over de bestedingen uit hoofde van de afzonderlijke regelingen vallen overigens onder de verantwoordelijkheid van het betreffende vakdepartement. In de periode 1999–2004 was op vier manieren sprake van dubbele verantwoording. Ten eerste hadden steden door de grote hoeveelheid regelingen te maken met vele soorten systematieken, zoals verschillende verantwoordingsmomenten. In het GSB III zal over de periode 2005 tot en met 2009 éénmalig worden verantwoord. Ten tweede is er tot aan GSB III sprake van een sectorale verantwoording op regelingenniveau náást de programmatische beleidsmatige eindverantwoording op het niveau van de MOP's. In GSB III zal er één programmatische eindverantwoording op outputniveau en één financiële verantwoording voor elk van de BDU's plaatsvinden. Ten derde legt een gemeente voor 2005 verantwoording af aan zowel de gemeenteraad als aan het rijk. In GSB III zal bij de financiële verantwoording door de steden aan het rijk gebruik kunnen worden gemaakt van de informatie in en het proces van de gemeenterekening (single processing).

Tot slot staat in het GSB II het jaarlijkse monitoren (Jaarboek GSB) los van de verantwoording. In GSB III zal de eindverantwoording over de outputresultaten geschieden op basis van de monitorgegevens aan het einde van de convenantperiode.

7. Op basis van de financiële verantwoording en de programmatische eindverantwoording wordt de definitieve rijksbijdrage vastgesteld per BDU. Hiertoe worden heldere en gemeenschappelijke beoordelingscriteria gehanteerd. In 2004 is in vervolg op de nota Samenwerken aan de Krachtige stad een afrekensystematiek ontwikkeld. De minister die belast is met de coördinatie van het GSB zendt de drie vaststellingsdocumenten uiterlijk 15 november 2010 naar de G30. Indien daartoe aanleiding is zullen reeds verstrekte bijdragen worden teruggevorderd. Daarvan kan sprake zijn als de ontvangen rijksbijdragen niet aan de in de regeling vastgelegde vereisten of de subsidievoorwaarden (bijvoorbeeld het verwijtbaar niet of niet geheel realiseren van de outputdoelstellingen) is voldaan. Het niet (geheel) realiseren van de overeengekomen resultaten op een of meer outputindicatoren leidt tot terugvordering of een andere vorm van financiële sanctie. De verantwoordelijke bewindspersoon kan afzien van effectuering van deze maatregel en andere maatregelen voorstellen.

8. In de convenanten die in 2005 worden afgesloten tussen steden en rijk wordt een communicatieparagraaf opgenomen. Het doel is om gezamenlijk afspraken te maken over de gedeelde inzet op communicatie over GSB in de nieuwe convenantperiode. Het streven is herkenbare, eenduidige en actieve communicatie over GSB, zodat GSB zichtbaarder is en het draagvlak voor GSB wordt vergroot.

9. Het Expertteam GSB is organisatorisch ondergebracht bij het Kenniscentrum Grote Steden (KC GS), waardoor het onafhankelijk is van BZK. Het Expertteam wordt door de steden ingeschakeld. Doel van het Expertteam is om de steden te ondersteunen in het oplossen van knelpunten in de uitvoering van GSB en bij te dragen aan een snelle verspreiding van goede voorbeelden. De reacties zijn positief. Met name op het gebied van regie- en procesvoering bij uitvoeringstrajecten heeft het Expertteam vrijwel alle steden goed kunnen helpen. Hierdoor zijn oplossingen geïnitieerd, gestagneerde uitvoeringstrajecten weer op het goede spoor gezet en is de uitvoering van GSB II-beleid versneld. Op basis van deze goede ervaringen is er in 2004 voor gekozen om de steden ook in 2005 een beroep te kunnen laten doen op het Expertteam. In 2005 wordt het Expertteam geëvalueerd.

Daarnaast faciliteert BZK kennisuitwisseling over grootstedelijke problematiek in en tussen de grote steden via het bestuur en de stuurgroep Stedelijke Innovatieprogramma (Stip) van het KC GS. Naar aanleiding van de evaluatie in 2003 heeft het KC GS een aangescherpte missie: relevante spelers in departementen en steden voorzien van toepasbare kennis om stedelijke problemen beter op te lossen. De missie is vertaald in vier met elkaar samenhangende hoofdfuncties: het verzamelen en ontsluiten van kennis, het vormen van netwerken, het bemiddelen van kennis en de ontwikkeling van kennis. Deze functies zijn in 2005 te vertalen naar bijvoorbeeld de volgende producten: een E-bibliotheek voor stedelijke vragen, bijeenkomsten en aan de database gekoppelde producten en een vijfjarig onderzoeksprogramma STip. Er wordt in 2005 naar gestreefd de onderzoeken op de 6 thema's uit STip aanbesteed en in uitvoering te hebben.

10. De nationale coördinatie van de URBAN II-programma's, URBACT en Doelstelling 2 Stedelijke Gebieden gebeurt door BZK. Deze programma's lopen van 2000 t/m 2006. De structuurfondsenprogramma's Doelstelling 2 Stedelijke Gebieden en het URBAN II programma zijn in aanvulling op het nationale GSB gericht op een verdere ontwikkeling van een aantal achterblijvende gebieden in tien grote steden. Het doel is het verkleinen van sociaal economische achterstanden. Jaarlijks wordt eind juni het jaarverslag gepresenteerd.

Het doel van BZK is bovendien om meer aandacht voor stedelijke problematiek en integrale benadering van het GSB op Europees niveau te vragen. Samen met de steden worden daartoe acties ondernomen om op Europees niveau uitwisseling van ervaringen en best practices te bewerkstelligen, mede met het oog op de inzet voor stedelijk beleid na 2006. Onder het URBACT-programma van de EU zijn bijvoorbeeld zogenaamde thematische netwerken opgericht. De wederzijdse leereffecten kunnen tevens worden benut voor het Nederlandse GSB. In 2005 wordt samen met het KC GS en URBACT gestreefd naar betere en voor Europees publiek toegankelijke databases van kenniscentra op het gebied van stedelijk beleid in de gehele EU.

Na het op Europees vlak belangrijke jaar 2004 (presentatie Financiële Perspectieven, 3e cohesierapport en conceptverordening toekomstige Structuurfondsenprogramma's, het Nederlands voorzitterschap van de EU en de toetreding van 10 nieuwe lidstaten) zal in 2005 duidelijkheid moeten komen over de verdere invulling van de criteria voor de nieuwe Europese programma's en de betekenis hiervan voor de Nederlandse steden.

11. Eind 2003 heeft het College van Burgemeester en Wethouders van Rotterdam haar actieprogramma 2004 Rotterdam zet door, op weg naar een stad in balans aan het kabinet gezonden. Het actieprogramma van Rotterdam vroeg om een snelle reactie van het kabinet. Het kabinet heeft op 28 april 2004 met Rotterdam afspraken gemaakt om de specifieke problemen en belemmeringen aan te pakken. De afspraken behelzen ondermeer, wanneer de huidige mogelijkheden niet afdoende zijn, de mogelijkheid om de instroom van kansarmen in kwetsbare wijken te reguleren, de verscherpte aanpak van malafide huisbazen en de introductie van kansenzones in de stad. Deze maatregelen worden vastgelegd in een speciale verzamel- en uitzonderingswet. Deze inzet voor Rotterdam en de overige grote steden vormt een kop op de voorstellen die het kabinet doet in het beleidskader voor de derde periode van het GSB.

In het verlengde hiervan kunnen op basis van voorstellen ook met de andere grote steden maatwerkafspraken worden gemaakt. Hiermee wordt invulling gegeven aan de passage uit het Hoofdlijnenakkoord 2003, waarin de steden wordt gevraagd concrete knelpunten en belemmeringen bij het oplossen van hun problemen aan te geven.

Wat mag het kosten?

Voor de uitvoering van het GSB door BZK is in 2005 € 2,329 mln beschikbaar.

Operationele doelstelling 3: Krachtige steden door het stimuleren van grote steden tot het realiseren van de GSB-doelstellingen

Wat gaan we daarvoor doen?

Op dit artikel staan budgetten voor de steden die bijdragen aan de uitvoering van de outputafspraken die in 2005 voor GSB III worden gemaakt tussen steden en rijk. Op operationele doelstelling 9.3 staat derhalve het totale meerjarige budget voor de BDU SIV, aangezien BZK verantwoordelijk is voor de procesmatige en inhoudelijke afstemming en samenhang op het domein Sociaal (zie operationele doelstelling 9.2). Op deze operationele doelstelling komt tot de verantwoordelijkheid tot uitdrukking die BZK heeft voor de financieel administratieve afhandeling die komt kijken bij de uitvoering van de BDU SIV gedurende GSB III. Daarbij dient gedacht te worden aan een jaarlijkse gecoördineerde betaling aan de steden. Indien er gedurende GSB III aanvullende bijdrages worden gedaan door departementen aan de BDU SIV, dienen de opnames daarvan in de BDU SIV financieel gecoördineerd te worden.

In 2009 zal BZK voorts het proces coördineren rondom de financiële verantwoordingen door de steden over de bestedingen in het kader van de BDU SIV. BZK voert vervolgens ook het sanctioneringsbeleid voor het sociale domein uit. Wanneer sprake is van verwijtbaar achterblijvende resultaten of van onrechtmatigheden worden middelen door BZK teruggevorderd.

Tot en met 2004 stonden op dit artikel de middelen voor de Bijdrageregeling Sociale Integratie en Veiligheid en de Bijdrageregeling Leefbaarheid Partiële steden GSB. Vanaf 2005 zijn deze middelen opgegaan in de BDU SIV. In 2005 dienen de steden echter wel financiële verantwoording af te leggen over de bestedingen in de periode 1999–1004 (GSB II). Hiertoe is in 2004 een handreiking ontwikkeld door BZK, die onderdeel uitmaakt van het geharmoniseerde document voor financiële verantwoording over 2004 (zie operationele doelstelling 9.2).

Wat mag het kosten?

Voor de uitvoering van dit artikelonderdeel is in 2005 in totaal € 333,695 mln. beschikbaar. Het betreft uiteraard de bijdrage van BZK aan de BDU SIV, maar ook de bijdrages van de bij de BDU SIV betrokken departementen (zie ook de ontvangstenkant van dit artikel). Onderdeel van de bijdrage van BZK zijn de in 2004 aan de grote steden extra beschikbaar gestelde middelen (€ 120 mln.) voor het verbeteren van de veiligheid in de grote steden in GSB III. Hiertoe is vanaf 2004 € 20 mln. bijgeboekt op dit artikel; in de jaren 2005–2009 ontvangen de steden achtereenvolgens € 9,8 mln., € 30,8 mln., € 32,8 mln., € 25,8 mln. en € 20,8 mln. extra voor veiligheid. Het rijk heeft een financiële toezegging gedaan aan de steden van € 20 mln in 2010 en € 20 mln in 2011. Aangezien deze jaren buiten de meerjarenraming van de onderhavige begroting vallen, zullen de reserveringen pas in de begroting 2006 en 2007 zichtbaar worden op dit artikel.

VWS draagt op dit moment in de periode 2005 tot en met 2009 jaarlijks € 197,1 mln bij (voorheen de regelingen Maatschappelijke opvang, vrouwenopvang en verslavingszorg en Gezond in de stad) en OCW jaarlijks afgerond € 21,8 mln (voorheen de regeling VSV). Nog niet opgenomen zijn de regelingen Inburgering oudkomers en nieuwkomers (Justitie), Voor- en vroegschoolse educatie en schakelklassen (OCW) en Volwasseneducatie (OCW). Het bedrag voor inburgering oudkomers en nieuwkomers is nog niet bekend en wordt bij VJN 2005 toegevoegd. De regelingen Wet Educatie en Beroepsonderwijs en Gemeentelijke Onderwijs Achterstandenbeleid worden eerst in 2006 opgenomen in de BDU en zijn derhalve nu nog niet opgenomen in de begroting.

Daarnaast draagt BZK van 2005 tot en met 2008 jaarlijks € 1 mln bij aan EZ voor Kansenzones in het kader van doorzettingsmacht voor Rotterdam. Tot slot staan op artikel 9.3 de budgetten voor enkele regelingen uit het begin van de jaren '90.

Overzicht beleidsevaluatie
OnderwerpPrestatie-indicatorPlanning
Eindevaluatie GSB II (stedelijke en rijkszijde)9.22005
Eindevaluatie Onze Buurt Aan Zet (onderdeel bijdrageregeling Sociale Integratie en Veiligheid)9.32005
Eindevaluatie Digitale Broedplaatsen9.32005
Nulmeting GSB III9.22005
Eindevaluatie Expertteam9.22005
Midterm review GSB III9.22007
Eindevaluatie GSB III9.2 en 9.32 010

4. Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (x € 1 000)
9: Grotestedenbeleid2003200420052006200720082009
Verplichtingen47 297262 627300 001321 108323 039316 139310 139
1.apparaat4 5283 3833 0893 0312 9932 9932 993
2.faciliteren grotestedenbeleid6 8343 0271 4641 7761 7461 8461 846
3.stimuleren grotestedenbeleid35 935256 217295 448316 301318 300311 300305 300
        
Uitgaven171 575133 272333 695354 037355 968348 968342 968
1.apparaat4 4463 3833 0893 0312 9932 9932 993
2.faciliteren grotestedenbeleid7 0723 5612 3291 8761 8461 8461 846
3.stimuleren grotestedenbeleid160 057126 328328 277349 130351 129344 129338 129
        
Ontvangsten460218 881218 881218 881218 881218 881

Toelichting:

Ook de bijdragen van de bij de BDU SIV betrokken ministeries OCW, JUS en VWS staan op dit artikel. Deze bedragen staan in deze versie van de begroting nog op PM. Het streven is om deze bedragen in de definitieve versie van de begroting (circa augustus) op te nemen.

5. Budgetflexibiliteit

Budgetflexibiliteit (kasflexibiliteit) (x € 1 000)
9: Grotestedenbeleid 2005 2006 2007 2008 2009
1.Totaal geraamde kasuitgaven 333 695 354 037 355 968 348 968 342 968
2.Waarvan apparaatsuitgaven 3 089 3 031 2 993 2 993 2 993
3.Dus programma-uitgaven 330 606 351 006 352 975 345 975 339 975
Waarvan op 1 januari 2005:          
4.juridisch verplicht10%34 0699%33 2069%33 06510%33 01710%33 071
5.complementair noodzakelijk          
6.bestuurlijk gebonden (maar niet juridisch)90%296 53791%317 80091%319 91090%312 95890%306 904
7.beleidsmatig gereserveerd (o.g.v. een wettelijke regeling of beleidsprogramma)          
8.beleidsmatig nog niet ingevuld          
9.Totaal (=3)100%330 606100%351 006100%352 975100%345 975100%339 975

6. Veronderstellingen in effectbereiking, doelmatigheid en raming

Binnen het GSB wordt uitgegaan van een meerjarige, programmafilosofie. Verondersteld wordt dat steden meervoudige en integrale problematiek het beste naar eigen inzicht kunnen oplossen. Door het doorbreken van financiële schotten op rijksniveau krijgen steden vrijheid in beleid en in de inzet van middelen gedurende een langere periode. De doelmatigheid en effectiviteit van stedelijk beleid is de verantwoordelijkheid van steden.

Het rijk maakt in convenanten prestatieafspraken met de steden op outputniveau. In GSB III is uiteraard sprake van outcomedoelstellingen (maatschappelijke effecten). De maatschappelijke doorwerking van beleid komt pas tot stand via inspanningen (output) van de overheid (steden én rijk) en door externe factoren. De gelaagdheid in het systeem geeft aan dat de effectiviteit van het overheidshandelen lastig te bepalen is door de vergrote afstand tussen output van de overheid en maatschappelijke outcome. Het ligt daarom niet in de rede de steden af rekenen op outcome. De outcomedoelstellingen liggen immers in vrijwel alle gevallen te ver af van wat binnen de invloedsfeer ligt. Verondersteld wordt dat de outputdoelstellingen wél (in voldoende mate) kunnen worden beïnvloed en gerealiseerd door de steden.

BELEIDSARTIKEL 10: ARBEIDSZAKEN OVERHEID

1. Algemene beleidsdoelstelling

Het verbeteren van de kwaliteit van de openbare sector door er voor te zorgen dat er binnen een goed functionerende arbeidsorganisatie, tegen zo beperkt mogelijke kosten, voldoende gekwalificeerd personeel beschikbaar is en het vermogen om te moderniseren en te verbeteren toeneemt.

Wat willen we bereiken?

Ook binnen de openbare sector is een goede bedrijfsvoering een noodzakelijke voorwaarde voor het kunnen realiseren van goede beleidsprestaties. In samenwerking met anderen creëert BZK de randvoorwaarden die bijdragen aan een goede bedrijfsvoering. Het gaat daarbij m.n. om de randvoorwaarden die betrekking hebben op het aspect arbeid. Beoogd wordt dit specialisme in te brengen als onderdeel van een meer samenhangende/geïntegreerde aanpak waar ook andere bedrijfsvoeringaspecten (financiën, organisatieontwikkeling, informatisering en automatisering en huisvesting) onderdeel van zijn. Naast samenwerking binnen BZK vereist dit ook samenwerking met bijvoorbeeld Financiën en EZ.

Naast de coördinerende rol op het terrein van arbeidszaken (arbeidsvoorwaardenvorming – inhoud en proces – en arbeidsverhoudingen binnen de collectieve sector) wordt tijd, geld en energie gestopt in het stimuleren en faciliteren van processen die binnen de openbare sector moeten leiden tot modernisering en verbetering. BZK stelt daartoe o.a. bij sectoren/instellingen opgedane kennis beschikbaar aan andere sectoren/instellingen. Het gaat daarbij o.a. om de internetspiegel medewerkerstevredenheidsonderzoek en benchmarkactiviteiten. Voorts wordt in dit kader gewerkt aan het opstellen van kwaliteitshandvesten voor de verhouding burger–overheid.

De openbare sector, waar de activiteiten zich op richten, heeft een totale loonsom van ca € 75 mld. Deze loonsom is terug te vinden op diverse begrotingen en is voor de zorg hoofdzakelijk premiegefinancierd. De opsplitsing is in de onderstaande tabel weergegeven en geldt als indicatief.

 
SectorVolume werkzame personen (ultimo 2003) in fte'sLoonsom 2004 in € mld
Rijk116 8435,77
Onderwijs totaal, waarvan334 15916,39
- Primair en secundair onderwijs217 675 
- BVE44 186 
- Hoger Beroepsonderwijs24 760 
- Universiteiten44 848 
- Onderzoekinstellingen2 690 
Defensie71 4493,98
Politie54 5313,08
Rechterlijke Macht2 8530,29
Gemeenten*172 4387,50
Provincies*12 2890,63
Waterschappen*9 1080,41
Gemeenschappelijke Regelingen*16 2420,78
Totaal overheid789 91238,83
   
Gesubsidieerde en gepremieerde sector**, waaronder360 0008,00
Welzijn***78 968 
Zorg (premie)***, waaronder579 81528,48
Academische Ziekenhuizen*44 0861,99
Totaal collectieve sector1 729 72775,31

* loonsom 2003.

** schatting aantal fte's.

*** 2002 opgehoogd met werkgelegenheidsontwikkeling.

2. (Directe) verantwoordelijkheid minister

De Minister van BZK heeft de directe verantwoordelijkheid voor de arbeidsvoorwaardenvorming in de kabinetssectoren.

3. Nader geoperationaliseerde doelstellingen

Operationele doelstelling 5: Niet aan doelen toe te rekenen uitgaven

Wat gaan we daarvoor doen?

Van oudsher ligt de verantwoordelijkheid voor de pensioenen voor de Nederlandse ambtenaren uit de overzeese gebiedsdelen en hun nagelaten betrekkingen bij BZK. Deze verantwoordelijkheid omvat onderhoud en het beheer van de regelingen en het adequaat uitbetalen van de uitkeringen. Het uitkeren van de pensioenen zelf is door BZK uitbesteed aan een hiertoe opgerichte stichting.

Om invulling te geven aan het bovenstaande wordt inhoudelijke en beleidsmatige ondersteuning gegeven aan de instanties waaraan het uitvoerende werk is besteed en worden voldoende middelen beschikbaar gesteld om de uitkeringen te kunnen doen.

Wat mag het kosten?

De totale uitgaven voor de uitvoering van de niet aan doelen toe te rekenen rechtspositionele regelingen bedraagt in 2005 € 48,7 mln.

Operationele doelstelling 6: Het scheppen van randvoorwaarden (te weten kaderstellen, stimuleren en faciliteren) richting sectoren/overheidsinstellingen om de algemene beleidsdoelstelling te kunnen realiseren, wordt nader geconcretiseerd in onderstaande 3 subdoelstellingen

Wat gaan we daavoor doen?

1. De beschikbaarheid van voldoende gekwalificeerd personeel. Voorop staat dat er doorlopend voldoende gekwalificeerd personeel aanwezig is binnen de openbare sector, waaronder ook begrepen het aantal Nederlandse ambtenaren bij Europese en andere internationale instellingen.

Om dit te kunnen realiseren, ontwikkelt de Minister van BZK een beleid dat gericht is op het:

a. vergroten van de aantrekkelijkheid van de werkgever, waardoor het arbeidsaanbod toeneemt;

b. vergroten van de arbeidsparticipatie door het beperken van de uitval en het stimuleren van de reïntegratie, waardoor de arbeidsvraag vermindert;

c. verhogen van de arbeidsproductiviteit, waardoor eveneens sprake is van een beperking van de arbeidsvraag;

d. beperken/beheersen van de loonkosten;

e. beperken/beheersen van de kosten van sociale regelingen, incl. de bovenwettelijke uitkeringen en

f. beperken/beheersen van de kosten van de pensioenvoorziening.

Onderdeel van het beleid betreft de topinkomens in de openbare sector. BZK verricht onderzoek hiernaar en draagt zorg voor de wet- en regelgeving met betrekking tot de openbaarmaking van topinkomens. Ten slotte draagt BZK onder meer via wet- en regelgeving zorg voor de uitwerking van het kabinetsstandpunt over het rapport van de Adviescommissie beloning en rechtspositie ambtelijke en politieke topstructuur.

2. Een goed functionerende arbeidsorganisatie. Voor het kunnen realiseren van gestelde beleidsdoelen is ook binnen de openbare sector de kwaliteit van het opereren van de arbeidsorganisatie van groot belang. Het feit dat hiervoor openbare middelen worden ingezet dwingt alleen al tot een doelmatige besteding. Om dit te bereiken is het door de Minister van BZK ontwikkelde beleid gericht op het:

a. verbeteren van het arbeidsvoorwaardenvormingsproces;

b. verbeteren van de arbeidsverhoudingen/relaties, daaronder begrepen integriteit en de ambtelijke rechtspositie en

c. verbeteren/beheersen van de transactiekosten van de arbeidsvoorwaardenvorming en HRM-kolom.

3. Het vermogen om te moderniseren/verbeteren neemt toe. Een belangrijk doel van dit kabinet is het creëren van een burgergerichte, betrouwbare en daadkrachtige overheid. Ook hier gaat het uiteraard om een doelmatige inzet van de beschikbare openbare middelen. Om dit doel te bereiken wordt er beleid ontwikkeld dat gericht is op het stimuleren en faciliteren van de processen die binnen de openbare sector moeten leiden tot modernisering en verbetering.

– Kaderstellen richting sectoren (na voorafgaande advisering richting kabinet),

* door het bepalen van de beschikbare budgettaire ruimte voor de sectorale CAO's waarna het kabinet deze kan vaststellen;

* door het monitoren van de processen en de uitkomsten van de CAO-onderhandelingen in de sectoren;

* door het aanpassen van de regelgeving op het terrein van het ambtenarenrecht en de Overzeese pensioenen.

– Stimuleren richting overheidsinstellingen, m.n. in te vullen langs de weg van informatie- en kennisoverdracht, via

* zelfstandige onderzoeksrapportages;

* publicaties, zowel zelfstandige als in tijdschriften;

* conferenties;

* campagnes (o.a. ter bevordering van het integriteitsbewustzijn;

* speeches/presentaties;

* intersectorale overleggen en

* diverse internetfaciliteiten, zoals het instandhouden van een website integriteit.

– Faciliteren richting overheidsinstellingen door:

* het bieden van een overlegplatform aan en het voeren van het secretariaat van het Verbond Sectorwerkgevers Overheid;

* het (participeren in het) opzetten en uitvoeren van projecten (integriteit, benchmarking, kwaliteitshandvesten, overheid voor de klas);

* werving, selectie en opleiding t.b.v. de vergroting van het aandeel Nederlanders op beleidsniveau en topuitvoerend niveau bij de EU-instellingen en overige internationale organisaties (w.o. ontwikkeling multimedia presentaties, geven van voorlichting op beurzen, opzetten van opleidingen);

* het overdragen en met de sectoren delen van op zelfstandige onderzoeken gebaseerde of anderszins verzamelde informatie en kennis (w.o. het tweejaarlijkse mobiliteitsonderzoek/personeelsonderzoek, ziekteverzuim, bovenwettelijke uitkeringen, de publicatie van de Kerngegevens overheidspersoneel en andere publicaties en door het bieden van internetfaciliteiten (www.arbeidenoverheid.nl, www.publiekesector.nl, www.integriteitoverheid.nl);

* het verder ontwikkelen, beheren en via internet beschikbaar stellen van de internetspiegel werknemerstevredenheidsonderzoek aan individuele overheidsinstellingen (www.internetspiegel.nl);

* subsidie/bijdrageverstrekking aan diverse faciliterende instellingen.

– Bijdragen en voorbereiden van de beleidsvorming door:

* het adviseren bij beleidsbrieven;

* het opstellen van de Trendnota Arbeidszaken Openbare Sector die jaarlijks op Prinsjesdag wordt uitgebracht;

* participatie in diverse overleggen;

* het onderhouden en ontwikkelen van een kennisinfrastructuur, die waar nodig kan dienen als basis voor de bovengenoemde activiteiten (w.o. de opbouw en instandhouding prognosemodel);

* het uitvoeren van secretariaatstaken t.b.v. de Adviescommissie Management openbare Sector (AMOS) en de Raad voor Bestuur en Openbare Dienst (RBOD).

Wat mag het kosten?

Subdoelstelling:Belangrijkste activiteitenKosten (x € 1 000)
1. Het scheppen van randvoorwaarden richting sectoren/overheidsinstellingen bij het realiseren van de beschikbaarheid van voldoende gekwalificeerd personeelZelfstandige onderzoeksrapportages,1 502
Onderhoud en ontwikkeling kennisinfrastructuur, 
Ruimte- en speerpuntenbrief 
   
 Trendnota 
 Topinkomens 
 EU-concoursen 
   
2. Het scheppen van randvoorwaarden richting sectoren/overheidsinstellingen bij het realiseren van een goed functionerende arbeidsorganisatie.Het (laten) verrichten van onderzoeken5 835
Integriteit 
Ambtelijke status 
Verbeteren van de overleginfrastructuur door het verstrekken van bijdragen aan CAOP en de centrales van overheidspersoneel 
   
3. Het scheppen van randvoorwaarden richting sectoren/overheidsinstellingen bij het realiseren van het toenemen van het vermogen om te moderniseren/verbeteren. Het ontwikkelen van kwaliteitshandvesten 
Internetspiegel werknemerstevredenheidsonderzoek 
Benchmarkactiviteiten 
 Symposia, congressen500
Totaal 7 837

De effectmeting komt tot stand door waarden toe te kennen aan indicatoren die rechtstreeks samenhangen met de operationele doelstelling. Antwoorden op de daaraan te koppelen concrete vragen leveren overigens nog onvoldoende informatie op om het beleid op een verantwoorde wijze aan te passen/bij te sturen. Per subdoelstelling is daarvoor een verdere verdiepingsslag nodig, waarbij de voor die subdoelstelling kritische factoren worden benoemd. Bij de operationele doelstelling voldoende gekwalificeerd personeel zal daarom nader worden bezien hoe de arbeidsproductiviteit, de arbeidsparticipatie en de waardering voor de overheid als aantrekkelijke werkgever zich ontwikkelen. Goede scores op de operationele doelstelling hoeven evenwel geenszins te betekenen dat BZK haar voorwaardenscheppende rol goed vervult. Om daarop meer zicht te krijgen is bij beleidsevaluatie periodiek te houden onderzoek opgenomen, waarbij wordt gefocust op die rol.

Overzicht prestatiegegevens
Operationele doelstellingPrestatie-indicatorenRealisatie 2003BasiswaardeStreefwaarde
10.6. Het scheppen van randvoorwaarden richting sectoren/overheidsinstellingen bij het realiseren van:    
1. de beschikbaarheid van voldoende gekwalificeerd personeel; Percentage openstaande vacatures per sector nu en op termijn. 1.6% (gemiddeld over de sectoren). Maximaal 1.5% per sector.
2. een goed functionerende arbeidsorganisatie;Expertoordeel. Kwalificatie goed bij de meest recente evaluatie (2001). Behoud van dat niveau bij nieuwe evalua- tie (2006).
3. van het toenemen van het vermogen om te moderniseren/verbeteren. Expertoordeel. Kwalificatie goed bij de meest recente evaluatie (2001). Behoud van dat niveau bij nieuwe evalua- tie.

Door de aard van de werkzaamheden voor het kunnen bereiken van de doelstellingen is het moeilijk om deze te meten en in prestatie-indicatoren te vatten. Om toch het bereiken van de doelstellingen c.q. de effecten van het ingezette beleid te kunnen meten, ligt de nadruk op het daarvoor inzetten van evaluatieonderzoeken.

Overzicht beleidsevaluatie
Operationele doelstellingStartdatumEinddatumOnderwerp
10.6. Het scheppen van randvoorwaarden richting sectoren/overheidsinstellingen bij het realiseren van:Nov. 2005Mei 2006– Uitvoering 1e vervolg tevredenheidsonderzoek/effectmeting bij sectoren en experts naar de prestaties van BZK.
April 2005Okt. 2005– Macro-economische advisering.
1.de beschikbaarheid van voldoende gekwalificeerd personeel; April 2005Sept 2005– Ruimte- en speerpuntenbrief.
Sep.2005Dec.2005– Totale loonsom openbare sector.
 Sep.2005Dec. 2005– Kosten sociale regelingen.
 Sep.2005Dec. 2005– Huidige en toekomstige pensioenaanspraken.
2.een goed functionerende arbeidsorganisatie; Dec. 2004Sep. 2005– Integriteitsbeleid.
 Sep.2005Dec. 2005– Transactiekosten arbeid (kosten HRM-organisatie).
3. van het toenemen van het vermogen om teJan. 2006Dec. 2006– Internetspiegel.
 moderniseren/verbeteren. Jan. 2007Mei 2007– Kwaliteitshandvesten.

Eén van de evaluatieonderzoeken betreft het periodiek terugkerend tevredenheidsonderzoek dat na uitvoering zicht geeft op de prestaties die BZK levert als (rand)voorwaardenscheppende instantie. Meer concreet zou dit tevredenheidonderzoek antwoord moeten geven op de vragen of:

a. met enige zekerheid is vast te stellen dat de sectoren door onze stimulerende en faciliterende activiteiten ook daadwerkelijk zijn gestimuleerd/gefaciliteerd en zijn de hiermee gemoeide kosten in proportie;

b. experts/sectoren tevreden zijn over onze kaderstellende activiteiten.

In de tweede helft van 2004 is het onderzoek ook daadwerkelijk uitgevoerd. Daarmee is feitelijk de nulmeting gerealiseerd. Waar mogelijk zijn deze uitkomsten meegenomen in deze begroting.

Ontvangsten

Het betreft met name de ontvangsten met betrekking tot de Garantiewet Surinaamse pensioenen. Dit betreft het jaarlijkse aandeel van Buitenlandse Zaken in de betalingen op grond van deze wet van € 0,590 mln.

4. Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (x € 1 000)
10: Arbeidszaken overheid2003200420052006200720082009
Verplichtingen27 38682 86568 40065 66360 56565 07462 612
1.apparaat11 97812 22911 90111 36910 92211 53211 532
2.arbeidsmarktpositie collectieve sector7 704      
3.ambtelijk overlegstelsel en integriteitsvraagstukken6 799      
4.Nederlandse presentie in organen van de EU905      
5.uitkeringsregelingen 54 95848 66245 56241 57441 47339 011
6.randvoorwaarden sectoren/overheid 15 6787 8378 7328 06912 06912 069
        
Uitgaven25 22382 86568 40065 66360 56565 07462 612
1.apparaat11 72712 22911 90111 36910 92211 53211 532
2.arbeidsmarktpositie collectieve sector5 889      
3.ambtelijk overlegstelsel en integriteitsvraagstukken6 799      
4.Nederlandse presentie in organen van de EU808      
5.uitkeringsregelingen 54 95848 66245 56241 57441 47339 011
6.randvoorwaarden sectoren/overheid 15 6787 8378 7328 06912 06912 069
        
Ontvangsten4021 672619619619619619

5. Budgetflexibiliteit

Budgetflexibiliteit (kasflexibiliteit) (x € 1 000)
10: Arbeidszaken overheid 2005 2006 2007 2008 2009
Totaal programma-uitgaven100%56 499100%54 294100%49 643100%53 542100%51 080
Waarvan op 1 januari 2005:          
1.juridisch verplicht97%54 49794%51 30684%41 57478%41 47376%39 011
2.complementair noodzakelijk3%1 8704%1 9584%1 9504%2 0984%2 098
3.bestuurlijk gebonden (maar niet juridisch)    11%5 54210%5 54211%5 542
4.beleidsmatig gereserveerd (o.g.v. een wettelijke regeling of beleidsprogramma)0%1322%1 0301%5778%4 4299%4 429
5.beleidsmatig nog niet ingevuld          

6. Veronderstellingen in effectbereiking, doelmatigheid en raming

1. Bij de effectbereiking (zie ook prestatiegegevens) dient men zich te realiseren dat de rol van BZK zoals gesteld in hoge mate een voorwaardenscheppende is. Mede daarom wordt in het evaluatieonderzoek apart ingezoomd op de meer directe prestaties van BZK ter zake.

2. Bij het ramen van de budgetten is van de volgende veronderstellingen uitgegaan:

– het voor onderzoek geraamde bedrag is gebaseerd op de ervaringscijfers van de afgelopen jaren;

– de bedragen die gemoeid zijn met de regelingen met betrekking tot de rechtspositie van post-actieven (voormalig) overzeese gebiedsdelen vertonen al enige jaren een dalende tendens. Die tendens zal zich doorzetten, nu, gelet op de leeftijdsopbouw van het bestand, het aantal uitkeringsgerechtigden in de komende jaren zal blijven afnemen. Er zal nauwelijks sprake zijn van enige instroom.

BELEIDSARTIKEL 11: KWALITEIT RIJKSDIENST

1. Algemene beleidsdoelstelling

Het verbeteren van het presterend vermogen van het Rijk, door het zorgdragen voor een optimale inrichting en werking van de Rijksoverheid als geheel.

Wat willen we bereiken?

Programma Andere Overheid (PAO). Het PAO en de daaraan ten grondslag liggende kabinetsvisie zijn begin december 2003 aan de Tweede Kamer aangeboden. Voor PAO is een project-directoraat-generaal ingericht, dat als taak heeft het actieprogramma uit te (laten) voeren en daarover te rapporteren. Het project-DG zelf heeft geen eigen programmabudget, uitsluitend middelen ten behoeve van apparaatskosten.

Met betrekking tot de begroting van BZK wordt ter verduidelijking het volgende gesteld:

1. De Minister voor BVK is coördinerend bewindspersoon voor PAO. Het project-DG PAO volgt, monitort en rapporteert over het Actieprogramma. Dit betreft dus een overkoepelende, coördinerende verantwoordelijkheid. Daarbinnen heeft het project-DG twee eigenstandige taken, namelijk de takenanalyse en het herontwerp van de rijksdienst.

2. De Ministers van BZK en voor BVK geven in hun rol als vakminister leiding aan het project PAO binnen BZK zelf. Dit betreft onder meer de dereguleringsactiviteiten van BZK en de takenanalyse binnen BZK.

3. De Ministers van BZK en voor BVK zijn in hun rol als vakminister verantwoordelijk voor de uitvoering van onderscheiden acties van PAO, die door de reguliere beleids-directoraten-generaal worden uitgevoerd. Die activiteiten vinden hun weerslag in de artikelen 6 Functioneren Openbaar Bestuur, 7 Informatiebeleid Openbare Sector, 9 Grotestedenbeleid en 11 (hieronder).

Het gaat erom een overheid te scheppen, die selectiever is in wat zij doet, op een andere wijze stuurt en ook beter presteert. Het belang van de samenleving staat immers voorop. Hiervoor is in het actieprogramma Andere Overheid een onderverdeling in vier actielijnen aangebracht. Per actielijn is aangegeven welke resultaten het kabinet op hoofdlijnen wil boeken in de periode 2003–2007. Deze actielijnen zijn als volgt benoemd:

– De overheid gaat haar dienstverlening aan de burger verbeteren;

– De overheid gaat minder en anders regelen;

– De rijksoverheid gaat zichzelf beter organiseren;

– De rijksoverheid gaat haar relaties met provincies en gemeenten vernieuwen.

In 2005 wil de Minister voor BVK met PAO het volgende bereiken:

Ad 1. Besluitvorming over de integrale herbezinning op de taken van de centrale overheid (takenanalyse) is voorzien voor het voorjaar van 2005. Daarna vindt de uitwerking van die besluitvorming plaats, die gericht kan zijn op beleidsbeëindiging, andere sturingsmechanismen of een andere ordening van verantwoordelijkheden. De uitkomsten van die takenanalyse zullen mede richting geven aan de voorstellen, die vanaf voorjaar 2005 tot het voorjaar van 2006 zullen worden ontwikkeld voor een herontwerp van de rijksdienst. Bij het herontwerp van de rijksdienst zal voorts het kabinetsstandpunt (naar verwachting in het najaar van 2004 gereed) over het interdepartementaal beleidsonderzoek naar verzelfstandigde organisaties op rijksniveau worden betrokken.

In de voortgangsbrief van 8 juli 2004 heeft de Minister voor BVK aangegeven welke voortgang is geboekt op hierboven genoemde vier actielijnen. Vooral op het terrein van deregulering, de organisatie van het Rijk zelf en in de relatie tussen het Rijk en mede-overheden zijn goede stappen gezet op weg naar een Andere Overheid. Met betrekking tot de eerste actielijn, de dienstverlening aan de burger, zij met name verwezen naar de notitie Elektronische Overheid, die de Minister voor BVK 16 juni 2004 aan uw Kamer heeft gezonden.

De minister voor BVK zal in november 2004 en vervolgens in 2005 wederom tweemaal (juni en november) rapporteren over de voortgang in het actieprogramma.

Ad 2. De ministers van BZK en voor BVK voorzien in 2005 de uitvoering van het dereguleringsprogramma van BZK zelf – de Minister van Justitie zal in oktober 2004 een overkoepelende notitie over de activiteiten van alle ministeries terzake aan de Tweede Kamer zenden – en besluitvorming over de taken van BZK. Ook zal onder leiding van BZK in 2005 een voorstel worden gedaan voor het flexibiliseren van coördinatiestructuren tussen de ministeries, dat mede als input kan dienen voor het herontwerp van de rijksdienst (zie hierboven ad 1).

Ad 3. Hiervoor zij verwezen naar de onderscheiden begrotingsartikelen 6 (mede-overheden, onder meer sanering specifieke uitkeringen), 7 (elektronische dienstverlening aan de burger), 9 (grotestedenbeleid) en 11 (zoals het toezicht, de sturing op ZBO's, de bedrijfsvoeringskant van het rijk en het personeelsbeleid).

Beter presterende rijksambtenaren. Voor een beter presterende Rijksoverheid zijn beter presterende rijksambtenaren nodig. Om ambtenaren beter te laten presteren dienen zij te worden geleid door zichtbare leiders die inspelen op de continue veranderwensen van de omgeving. Daarom blijft ook in 2005 aandacht voor de ontwikkeling van het management in het Rijk essentieel voor borging van de kwaliteit van het Rijk. Door een intensievere samenwerking en betere taakverdeling op het gebied van Management Development (MD) tussen Bureau Algemene Bestuursdienst op centraal niveau en de departementen op decentraal niveau komt MD binnen de rijksdienst tot wasdom en worden de rijksambtenaren door managers geleid die de uitdaging van continue veranderwensen van de omgeving aankunnen. Volwassen MD faciliteert het concernbrede zicht op talent en levert specifieke ontwikkelingstrajecten voor talenten en managers. Ten aanzien van de kwaliteit van ambtenaren in het algemeen zal in 2005 vooral gewerkt worden aan de door de Raad voor het Openbaar Bestuur (ROB) geformuleerde forse competenties voor de rijksambtenaar: Flexibel, Omgevingsgericht, Resultaatgericht en Samenwerkingsbereid.

Bedrijfsvoering binnen het Rijk. Ten aanzien van de bedrijfsvoeringfunctie wil het kabinet samenwerking binnen het Rijk bevorderen en op het departementale niveau de bedrijfsvoeringfunctie meer geïntegreerd aan de beleids- en uitvoeringsdirecties aanbieden. Hiertoe zijn in de afgelopen periode al eerste stappen gezet. Het is van belang dat de ondersteuning tav bedrijfsvoering meer en meer onafhankelijk ten opzichte van een toekomstige departementale indeling kan functioneren.

De uitwerking van het rijksbrede P-Direkt, is hier een voorbeeld van. In 2004 en 2005 wordt bezien of ook andere P&O-taken dan personeelsregistratie en salarisadministratie kunnen worden gebundeld.

2. (Directe) verantwoordelijkheid minister

De directe verantwoordelijkheid van de ministers van BZK en voor BVK betreft:

– Zorg voor een beter presterende overheid.

– Zorg voor de kwaliteit van de personeelsvoorziening, van de informatievoorziening en van de organisatorische inrichting van het Rijk en de daaraan verbonden centrale uitvoeringsorganisaties.

– Zorg voor de topmanagementgroep.

3. Nader geoperationaliseerde doelstellingen

Operationele doelstelling 2: het Rijk beschikt nu en in de toekomst over professionele, goed toegeruste top managers

Wat gaan we daarvoor doen?

Concern MD. De contouren van een op het concern georiënteerde HRM-functie binnen het Rijk worden steeds duidelijker. Een structurele professionele advisering over managementontwikkeling vanuit een door het concern gedragen beleid speelt hierin een belangrijke rol: Concern MD. Essentieel voor concern MD is het houden van de jaarlijkse ABD-schouw (ook wel Talent Review Process). In deze schouw gaat het er om de behoefte aan managers van de ministeries en het concern in verband te brengen met de opvolgingsplanning. De ABD-schouw heeft in 2004 een beter zicht geleverd op de functies en personen waar MD inspanningen gewenst voor zijn. Dit maakt het mogelijk MD in het Rijk vanaf 2005 effectiever te maken: investeringen worden gerichter gedaan, MD activiteiten worden geharmoniseerd en een betere taakverdeling en onderlinge samenwerking op concernniveau en bij de ministeries komt tot stand. Deze aanpak maakt een strategischer planning van de ontwikkeling van de meest getalenteerde managers op termijn mogelijk.

Ontwikkeling. Het aanbod van ontwikkelactiviteiten beoogt de vaardigheden van de ABD-leden te vergroten en draagt bij aan de uitbreiding van het netwerk van overheidsmanagers. Loopbaanadvies, opleidingen, netwerkbijeenkomsten, coaching en intervisie door intercollegiale consultatie zijn voorbeelden van ontwikkelactiviteiten. Naast dit aanbod is het kandidatenprogramma ontwikkeld. Dit is een ontwikkelingstraject voor managers in schaal 14 en schaal 15 dat uitzicht biedt op ABD-functies (schaal 16/19). Er is permanente aandacht voor diversiteit bij al deze activiteiten. Ze dragen allen bij aan de beschikbaarheid van goed toegeruste en professionele managers.

ABD-Interim, een pool ten behoeve van de flexibele inzet van topmanagers op interim-opdrachten bij het Rijk is in 2005 volledig operationeel. ABD-Interim beoogt een bijdrage te leveren aan de terugdringing van externe inhuur, ruimte te bieden voor doorstroom binnen de ABD en ervaringsverrijking voor ABD-leden door tijdelijke inzet in een nieuwe context. In het kader van persoonlijke ontwikkeling van ABD-leden biedt Bureau ABD tevens individuele ontwikkelactiviteiten aan en koppelt de vraag aan het aanbod. In 2005 richt dit aanbod zich in sterke mate op de MD concernstrategie.

Selectie. De advisering aan opdrachtgevers over de selectie van topmanagers is één van de hoofdtaken van Bureau ABD. De juiste persoon op de juiste tijd op de juiste plek; de perfecte match is het doel van alle selectieactiviteiten. Leidend principe is hierbij de selectie op basis van kwaliteit. De selectieactiviteiten bestaan uit searchwerkzaamheden, vacaturevervulling, werkzaamheden rond het werkgeverschap van de leden van de Top Management Groep, aandacht voor diversiteit en bevordering van de vertegenwoordiging van Nederlanders op (top-) managementfuncties bij instellingen van de EU.

Wat mag het kosten?

Concern MD460
Ontwikkeling3 844
Selectie & overig675
Totaal4 979
Overzicht prestatiegegevens
Operationele doelstellingPrestatie-indicatorenBasiswaarde (2002)Streefwaarde (2005)
11.2. Het Rijk beschikt nu en in de toekomst, over professionele, goed toegeruste topmanagers. Herkomst benoemingen: verhouding ABD/overig rijk/markt.6:3:16:3:1
Overzicht beleidsevaluatie
Operationele doelstellingStartdatumEinddatumOnderwerp
11.2. Concern MD:   
Management Leerlijnen20052006Onderzocht wordt welke verhouding in het totaal van centrale en decentrale ontwikkelingsinpanningen de juiste balans weet te brengen in de concernverantwoor- delijkheid van BABD en de departementale verantwoordelijkheid voor ontwikkeling van ABD-leden.
Ontwikkeling:   
Evaluatie KandidatenprogrammaDec 2004Feb 2005Na afronding van het collectieve deel van de eerste lichting van het Kandidatenprogramma wordt dit tweejarige traject geëvalueerd.
Evaluatie ABD-InterimJan 2006Apr 2006Evaluatie van ABD-Interim nadat het na de start een volledig jaar heeft kunnen draaien.
Selectie:   
A) Onderzoek en B) vervolgonderzoek in/door/uitstroom.Juli 2003Dec 2005In 2005 worden de resultaten van het onderzoek naar het kwantitatieve mobiliteitsbeleid getoetst aan de werkelijke realisatie. Het resultaat hiervan leidt tot de invoering van één of meer kwantitatieve mobiliteitsindicatoren of tot een kwantitatieve mobiliteitsmonitor.
A) Onderzoek en   
B) vervolgonderzoek naar kwalitatief mobiliteitsbeleid.A) Jul 2003B) Mei 2005Mei 2005Dec 2005In 2003 is gestart met een onderzoek naar kwalitatief mobiliteitsbeleid ter vervanging van de bestaande prestatie-indicatoren. De resultaten hiervan zullen in het vervolgonderzoek worden getoetst aan de werkelijke realisatie. Het resultaat hiervan leidt tot de invoering van een monitor naar kwalitatief mobiliteitsbeleid of tot één of meer indicatoren voor kwalitatief mobiliteitsbeleid.
Overig;   
– KwaliteitsmonitorA) Jul 2003B) Mei 2005Mei 2005Dec 2005In 2003 is gestart met een onderzoek naar kwalitatief mobiliteitsbeleid ter vervanging van de bestaande prestatie-indicatoren. De resultaten hiervan zullen in het vervolgonderzoek leiden worden getoetst aan de werkelijke realisatie. Het resultaat hiervan leidt tot de invoering van een monitor naar kwalitatief mobiliteitsbeleid of tot één of meer indicatoren voor kwalitatief mobiliteitsbeleid.

Met deze planning van beleidsevaluaties is een volledige dekking van het beleidsterrein van artikel 11.2 bereikt. Zoals blijkt uit de aangepaste planning van de in de vorige begroting opgenomen evaluatieonderzoeken is vertraging opgelopen in de afronding. In de toekomst zal bekeken worden of een structurele planning van evaluaties op deze terreinen de ontwikkeling van prestatie-indicatoren noodzakelijk maakt.

Operationele doelstelling 5: Garantieregelingen

Wat gaan we daarvoor doen?

In 1974 is door de toenmalige Minister van Binnenlandse Zaken de mogelijkheid geschapen om een hypotheekgarantie te verlenen. Voor het burgerlijk rijkspersoneel is deze met ingang van 8 december 1990 ingetrokken, zodat deze regeling in principe geen uitvoeringskosten meer met zich meebrengt. Wel is sprake van een theoretisch risico op de reeds toegekende garanties. Daarom wordt de voortgang van de aflossingen van de hypotheken en het uitstaande risico nog gevolgd.

Wat mag het kosten?

Aangenomen kan worden dat indien niet aan een aflossingverplichting kan worden voldaan, de opbrengst van gedwongen verkoop voldoende zal zijn om de resterende schuld te voldoen. Daarom wordt € 1,075 mln als theoretisch risico beschouwd per 1-1-2005.

Operationele doelstelling 6: Professionele en goed toegeruste medewerkers voor nu en in de toekomst

Arbeidskwaliteit

Wat gaan we daarvoor doen?

In 2004 en 2005 wordt uitvoering gegeven aan de afspraken met de centrales van overheidspersoneel in het kader van het sociaal flankerend beleid, teneinde de personele gevolgen van de afslanking bij het Rijk in goede banen te leiden. Er wordt daartoe o.a. een netwerk onderhouden voor geleiding van werk naar werk van herplaatsingskandidaten.

Tegen de achtergrond van de taakstelling wordt de externe arbeidsmarktcampagne en het traineeprogramma op aangepaste wijze voortgezet.

De mogelijke knelpunten in de arbeidsmarktpositie op langere termijn worden verkend. Waar mogelijk en noodzakelijk wordt daarover met de sociale partners afspraken gemaakt.

Het Rijk beschikt na realisering van de in 2004 voorgenomen wetgeving, over een uitputtend stelsel van beleid en regelgeving omtrent integriteit. In 2005 zal de nadruk daarom liggen op uitvoering en handhaving.

Met betrekking tot de inhuur van externen zal meer aandacht uitgaan naar de omstandigheden waaronder inhuur wel of niet gepast is, een strengere afweging bij bepaalde categorieën inhuur worden gemaakt, en voorzieningen worden getroffen die alternatieven voor inhuur toegankelijk maken. Tevens zullen de kosten voor inhuur worden beperkt d.m.v. bundeling van inhuurkracht en een efficiëntere administratieve afwikkeling van het inhuurproces.

Het eindresultaat van het project zal zijn een (inter)departementaal afgesproken gedragscode voor inhuur externen met heldere afwegingscriteria, een plan van aanpak voor te nemen concrete maatregelen om deze beleidslijn in de praktijk toe te passen, en tot slot de daadwerkelijke implementatie van deze maatregelen.

Arbeidsvoorwaarden en Sociaal Beleid

Wat gaan we daarvoor doen?

In het najaar van 2004 zal het CAO-overleg voor een nieuwe CAO voor de sector Rijk starten. De huidige CAO is op 1 januari geëxpireerd. Het kabinetsstandpunt over het deeladvies van de Adviescommissie beloning en rechtspositie ambtelijke en politieke topstructuur (ook bekend als de commissie Dijkstal) over de topmanagementgroep niveau 19 zal worden uitgevoerd. In het kader van het project Harmonisatie Arbeidsvoorwaarden Rijks Personeel (HARP) zullen tal van arbeidsvoorwaardenregelingen worden gedereguleerd en geharmoniseerd. Zij worden digitaal beschikbaar en toepasbaar gemaakt.

Wat mag het kosten?

Ten behoeve van de uitvoering van bovengenoemde activiteiten is € 57,9 mln begroot.

Overzicht prestatiegegevens
Operationele doelstellingPrestatie-indicatorenRealisatie 2003BasiswaardeStreefwaarde
11.6. Het Rijk beschikt over professionele en goed toegeruste medewerkers voor nu en in de toekomst.– Diversiteit in het personeelsbestand handhaaft zich op niveau van 2003: percentage allochtonen8,6%8,6%8,6%
 – Gemiddelde leeftijd onder medewerkers bij het Rijk42,442,443,4
 – Ziekteverzuim6.6%6.6%6.0%
 – WAO-instroom0.6%0.6%0.6%
Overzicht beleidsevaluatie
Operationele doelstellingStartdatumEinddatumOnderwerp
11.6. Het Rijk beschikt over professionele en goed toegeruste medewerkers voor nu en in de toekomst.2005pmSociaal flankerend beleid

Operationele doelstelling 7: Een goed functionerende organisatie

Toezicht en verzelfstandigingsbeleid

Wat gaan we daarvoor doen?

In het programma Andere Overheid wordt veel aandacht besteed aan de verbetering van toezicht en handhaving. In dat verband wordt in 2005 een nieuwe kaderstellende visie op toezicht binnen de rijksoverheid opgesteld. Het in 2004 op te stellen kabinetsstandpunt op de IBO Verzelfstandigde Organisaties op Rijksniveau, waarin zal worden ingegaan op het toezicht op ZBO's en RWT's, zal in 2005 tot uitwerking worden gebracht. Verzelfstandigingsvoorstellen van de ministeries zullen worden getoetst.

Adviesstelsel

Wat gaan we daarvoor doen?

In 2005 verschijnt een nieuwe visie op de kennis- en adviesfunctie bij het Rijk, waarin ook voorstellen tot versobering en verbetering worden gedaan.

Inrichting van de hoofdstructuur van de rijksoverheid

Zoals hierboven beschreven, zal vanaf het voorjaar van 2005 worden gewerkt aan modellen voor een herontwerp van de rijksdienst. Die exercitie zal eerst in het voorjaar van 2006 gereed zijn. Mede richtinggevend voor die modellen zullen de uitkomsten van de takenanalyse zijn (zie hierboven), het kabinetsstandpunt van het interdepartementaal beleidsonderzoek naar verzelfstandigde organisaties op rijksniveau en mogelijke voorstellen, zoals in het hoofdlijnenakkoord geïndiceerd, over de versterking van de positie van de minister-president.

Wat gaan we daarvoor doen?

Beoordeling van herinrichtingvoorstellen van de hoofdstructuur van de ministeries.

Wat mag het kosten?

In totaal is voor de realisatie van deze doelstelling € 0,8 mln begroot.

Overzicht prestatiegegevens
Operationele doelstellingPrestatie-indicatorenRealisatie 2003BasiswaardeStreefwaarde
11.7. Een goed functionerende organisatie.– In 2005 is een nieuwe kaderstellende visie op toezicht gereed op basis waarvan de toezichtfunctie op rijksniveau wordt (her)ingericht 01
 – In 2004 is het kabinetsstandpunt op de IBO Verzelfstandigde Organisaties op Rijksniveau gereed op basis waarvan de beleidsuitvoeringfunctie wordt (her)ingericht 01
Overzicht beleidsevaluatie
Operationele doelstellingStartdatumEinddatumOnderwerp
11.7. Een goed functionerende organisatie.Dec 2004Mei 2005Evaluatie van de inrichting van de bedrijsfvoeringsfunctie bij het concern Rijk.

Operationele doelstelling 8: Een goed functionerende (integrale) bedrijfsvoering, in het bijzonder een kwalitatief hoogwaardige en efficiënt ingerichte organisatie van de HRM-functie

Algemeen

Voor de beleidsverantwoording worden onder meer de volgende activiteiten ondernomen:

– het actueel houden van databases/modellen

– het uitbrengen van een sociaal jaarverslag,

– het onderhouden van het netwerk met directies P&O (ICPR), Informatie (IODI), Inspecties (IG-beraad) en beraad van SG's en plv SG's. Daarbij wordt actief gecommuniceerd via o.a. het HRM vakblad BinnenbeRijk.

Informatie

Wat gaan we daarvoor doen?

Het faciliteren van de rijksbrede ontwikkeling in de richting van één ICT-infrastructuur voor de Haagse departementen, de zgn. Haagse Ring en, daarop volgend, voor het land als geheel. Doorontwikkelen van RYX (Rijksoverheid intranet) tot een voor vele doelen bruikbaar intranet. Het ondersteunen van besluitvorming op het terrein van archiefselectie, digitalisering en actieve openbaarmaking, het uitvoeren van het plan van aanpak afhandeling burgerbrieven. Op het gebied van ICT zal worden gewerkt aan gezamenlijke inkoop en implementatiestrategieën wat betreft zowel hard- als software.

Op het terrein van Personele informatievoorziening wordt het Kernmodel Personele Informatievoorziening up to date gehouden en een bijdrage geleverd aan het herontwerp Administratieve Organisatie (mede in relatie tot de harmonisatie van de arbeidsvoorwaarden van het Rijkspersoneel en P-Direkt).

Inrichting van de bedrijfsvoeringfunctie bij de rijksoverheid

Wat gaan we daarvoor doen?

Formuleren van een visie op de inrichting van de bedrijfsvoering binnen de rijksoverheid in samenwerking met het beraad van plv. SG's; vervolgens het implementeren daarvan in samenwerking met de ministeries.

HRM Stelsel

Wat gaan we daarvoor doen?

De activiteiten in het kader van de oprichting van het rijksbrede P-Direkt staan in 2005 in het teken van de opbouw van de nieuwe organisatie en de overheveling van de departementale HR-beheertaken aan deze organisatie. Op verzoek van de Tweede Kamer is gezocht naar een meer eenvoudige (en Nederlandse) naam voor de organisatie: P-Direkt. Om met ingang van 1 januari 2006 als P-Direkt zakelijke diensten te kunnen verlenen aan de aangesloten ministeries, zal 2005 vooral in het teken staan van:

– baten-lastendienstvorming,

– de organisatie-inrichting (huisvesting, bemensing),

– het realiseren van de ICT-infrastructuur van P-direkt, en

– het faciliteren van de ministeries bij hun transitie.

Besluitvorming over de oprichting van een HR Ontwikkelcentrum en HR Expertisecentrum is later in 2004 voorzien door de stuurgroep van plv SG's. Bij een positief besluit zal in 2005 begonnen worden met een aantal pilots, op basis waarvan in 2006 een meer definitieve bundeling van diensten kan plaatsvinden. Over het vervolg van het in 2003–2004 gestarte Benchmarking HRM Rijk (met een pilot) zal eveneens in 2004 een besluit worden genomen. Bij een positieve uitkomst zal in 2005 de Benchmark op een grotere schaal worden uitgevoerd.

Wat mag het kosten?

Ten behoeve van de uitvoering van bovengenoemde activiteiten is € 12,3 mln begroot.

Overzicht prestatiegegevens
Operationele doelstellingPrestatie-indicatorenRealisatie 2003BasiswaardeStreefwaarde
11.8. een goed functionerende (integrale) bedrijfsvoering in het bijzonder een kwalitatief hoogwaardige en efficiënt ingerichte organisatie van de HRM-functie. – eind 2005 is een P-direct operationeel personeelsadministratie en salarisverwerking 01
– een brede toepassing van de bench- mark HRM functie is uitgevoerd 01
– Het uitvoeringsplan voor de oprichting van een HRM ontwikkelen expertisecentrum is vastgesteld en in uitvoering genomen 01
– Lopende trajecten op het gebied van de I zijn in kaart gebracht eb de samenhang is duidelijk gemaakt 01
Overzicht beleidsevaluatie
Operationele doelstellingStartdatumEinddatumOnderwerp
11.8. Een goed functionerende (integrale) bedrijfsvoering, in het bijzonder een kwalitatief hoogwaardige en efficiënt ingerichte organisatie van de HRM-functie. Aug 2003Dec 2005Contra-expertise rapportage oprichting P-direct
Okt 2003Mrt 2005Kwaliteitsmonitor: stand van zaken van praktijk rond kwaliteit van HRM functie, enquete onder leidinggevenden en medewerkers.

4. Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (x € 1 000)
11: Kwaliteit Rijksdienst2003200420052006200720082009
Verplichtingen78 077126 91489 50392 42787 96979  01379 013
1.apparaat11 06813 90713 51512 66412 3629 7289 728
2.topmanagers rijksdienst2 9874 5894 9794 9624 9304 9304 930
3.concurrerende arbeidsvoorwaarden sector rijk36 037      
4.samenstelling en effectieve organisatie van de rijkssector27 985      
5.garantieregelingen 000000
6.professionele en goede medewerkers 95 19157 89859 91061 87861 87861 878
7.functionerende organisatie 842777557557327327
8.functionerende bedrijfsvoering 12 38512 33414 3348 2422 1502 150
(garantieverplichtingen)* (1 075)(972)(884)(801)(712)(606)
        
Uitgaven76 226126 91489 50392 42787 96979 01379 013
1.apparaat10 95413 90713 51512 66412 3629 7289 728
2. topmanagers rijksdienst2 1044 5894 9794 9624 9304 9304 930
3.concurrerende arbeidsvoorwaarden sector rijk35 270      
4.samenstelling en effectieve organisatie van de rijkssector27 898      
5.garantieregelingen 000000
6.professionele en goede medewerkers 95 19157 89859 91061 87861 87861 878
7.functionerende organisatie 842777557557327327
8.functionerende bedrijfsvoering 12 38512 33414 3348 2422 1502 150
        
Ontvangsten1 27250500000

* Garantieverplichtingen zijn niet meegenomen in de totaaltelling. Tot en met 2003 geraamd op artikel 12.

5. Budgetflexibiliteit

Budgetflexibiliteit (kasflexibiliteit) (x € 1 000)
11: Kwaliteit Rijksdienst 2005 2006 2007 2008 2009
Totaal programma-uitgaven100%75 988100%79 763100%75 607100%69 285100%69 285
Waarvan op 1 januari 2005:          
1.juridisch verplicht56%43 37353%42 41356%42 41355%38 94155%38 941
2.complementair noodzakelijk27%20 36629%22 78822%16 76816%10 76816%10 768
3.bestuurlijk gebonden (maar niet juridisch)15%11 09317%13 62621%15 58228%19 05428%19 054
4.beleidsmatig gereserveerd (o.g.v. een wettelijke regeling of beleidsprogramma)2%1 1561%9361%8441%5221%522
5.beleidsmatig nog niet ingevuld          

6. Veronderstellingen in effectbereiking, doelmatigheid en raming

N.v.t.

NIET-BELEIDSARTIKEL 12: ALGEMEEN

1. Algemene beleidsdoelstelling

Op dit artikel worden díe uitgaven verantwoord die betrekking hebben op de ondersteuning van het BZK-beleid. Met ondersteuning worden alle beheersmatige taken binnen BZK bedoeld. In de ondersteuning wordt voorzien door de staf. Tevens wordt op dit artikel de bijdrage van BZK aan de functionele kosten Koninklijk Huis verantwoord. Aan dit begrotingsartikel zijn geen kwantificeerbare prestatiegegevens gekoppeld.

2. (Directe) verantwoordelijkheid minister

Het betreft hier een niet-beleidsartikel.

3. Nader geoperationaliseerde doelstellingen

BZK streeft er naar het geheel aan staftaken zodanig uit te voeren dat op een transparante manier verantwoording kan worden afgelegd aan de klanten en uiteindelijk het parlement. Dit heeft zich vertaald in onderstaande doelstellingen.

Operationele doelstelling 1: Apparaat

Wat willen we bereiken?

De staf wil op professionele wijze diensten verlenen aan haar klanten, i.c. de bewindspersonen en de organisatie. Deze dienstverlening kenmerkt zich door in een integrale, grotendeels vraaggerichte aanpak waarbij resultaatgericht en kostenbewust opereren centraal staan.

Enkele van de stafdiensten richten zich deels op beleidsaspecten en nemen zodoende een bijzondere positie in. Auditdienst (AD) en Financieel-economische Zaken en Control (FEZ-C) zijn hier, mede door hun wettelijke vastgelegde positie, voorbeelden van.

Wat gaan we daarvoor doen?

De staf heeft naast haar dagelijkse dienstverlening een aantal speerpunten voor 2005, die een bijdrage leveren aan bovenstaande doelstelling. De belangrijkste speerpunten zijn:

1. uitwerken en implementeren van een modern, op outputsturing gericht planning & control systeem, waaronder richtlijnen met betrekking tot de werkafspraken;

2. efficiënter maken van de werkprocessen middels innovatieve ICT middelen;

3. bevorderen van resultaatgerichte cultuur door medewerkers te stimuleren in hun werk en persoonlijke ontwikkeling, waarbij transparantie in waardering en beloning wordt uitgedrukt.

In 2005 zal veel aandacht en tijd uitgaan naar de – verdere – verwezenlijking van de doelstellingen van het BZK-brede verbeterproject Leeuwensprong waarin verbetering van de bedrijfsvoering centraal staat. Er zal nadrukkelijk aandacht worden besteed aan het realiseren en laten functioneren van samenwerkingsverbanden, dienstverleningsovereenkomsten, control- en sturingsmechanismen. Vooral de integrale en vraaggerichte werking van de staf zal in 2005 zijn beslag moeten krijgen. Het herontwerpen van processen om de effectiviteit en efficiëntie van de staf te verbeteren zal verder worden voortgezet.

Omwille van de synergie en de efficiency zijn in 2004 de Projectdirecties Nieuwe Huisvesting van BZK en Justitie samengevoegd. Deze nieuwe directie heeft tot doel om samen met de RGD de nieuwbouw voor beide ministeries te realiseren. In 2005 zal gezamenlijk verder worden gewerkt aan het ontwikkelen van een stimulerende, nieuwe werkomgeving.

Wat mag het kosten?

De totale uitgaven aan apparaat van de centrale stafdiensten bedragen voor 2005 € 72,928 mln.

Operationele doelstelling 2: Bijdrage functionele kosten Koninklijk Huis

Op grond van de Wet van 10 december 1970, Stb. 573, houdende herziening van het financieel statuut voor het Koninklijk Huis, komen een aantal uitgaven van het Koninklijk Huis ten laste van de begroting van BZK. Het betreft een bijdrage in de functionele kosten Koninklijk Huis en een subsidie aan de Stichting Koninklijk Paleis te Amsterdam.

Wat mag het kosten?

De totale bijdrage in de functionele kosten Koninklijk Huis bedraagt in 2005 € 11,687 mln. De subsidie aan de Stichting Koninklijk Paleis te Amsterdam bedraagt € 0,184 mln.

4. Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (x € 1 000)
12: Algemeen2003200420052006200720082009
Verplichtingen159 98885 14084 79985 90389 241110 78486 950
1.apparaat80 68374 18772 92874 11277 45098 99375 159
2.bijdrage functionele kosten Koninklijk Huis79 30510 95311 87111 79111 79111 79111 791
(garantieverplichtingen)*(1 179)      
        
Uitgaven174 76585 14084 79985 90389 241110 78486 950
1.apparaat78 12574 18772 92874 11277 45098 99375 159
2.bijdrage functionele kosten Koninklijk Huis96 64010 95311 87111 79111 79111 79111 791
        
Ontvangsten13 547983983983983983983

* Garantieverplichtingen zijn niet meegenomen in de totaaltelling. Vanaf 2004 geraamd op artikel 11.

5. Budgetflexibiliteit

Voor zowel operationele doelstelling 12.1 als 12.2 zijn de uitgaven gelijk aan de verplichtingen.

6. Veronderstellingen in effectbereiking, doelmatigheid en raming

Geen.

NIET-BELEIDSARTIKEL 13: NOMINAAL EN ONVOORZIEN

Budgettaire gevolgen van beleid (x 1 000)
13: Nominaal en onvoorzien2003200420052006200720082009
Verplichtingen0212 65616 4977 208– 2 792– 2 792
1.loonbijstelling0000000
2.prijsbijstelling0– 38– 360000
3.onvoorzien04012 69216 4977 208– 2 792– 2 792
        
Uitgaven0212 65616 4977 208– 2 792– 2 792
1.loonbijstelling0000000
2.prijsbijstelling0– 38– 360000
3.onvoorzien04012 69216 4977 208– 2 792– 2 792

3. DE BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF

In deze paragraaf wordt in gegaan op de belangrijkste organisatieontwikkelingen waarvoor BZK in 2005 staat. Daarnaast wordt ingegaan op het Management Control Systeem dat in 2005 moet leiden tot het op effectieve en efficiënte wijze bereiken van de BZK-doelstellingen in deze begroting. Specifiek wordt ingegaan op de risico's die hierin worden voorzien en waarvoor in 2005 extra maatregelen zullen worden getroffen, danwel extra aandacht zal worden besteed.

Organisatieontwikkelingen

Het jaar 2005 staat in het teken van de besluitvorming inzake de rijksbrede takenanalyse als onderdeel van het Actieprogramma Andere Overheid. Deze takenanalyse moet ook voor BZK leiden tot een scherpere verantwoordelijkheidsverdeling tussen de overheid enerzijds en de burgers, organisaties en bedrijven anderzijds. En daarmee tot een overheid die de goede dingen doet én die dingen goed doet. Zichtbaar zal worden gemaakt op welke beleidsterreinen BZK daadwerkelijk een taak heeft en of hierin verbeteringen aan te brengen zijn die leiden tot een slagvaardiger overheid. De taakanalyse zal aanwijsbaar moeten leiden tot deregulering of sanering van regelgeving. Daarom zal na afronding van de takenanalyse in het voorjaar van 2005 moeten worden nagedacht over mogelijke andere wijzen van sturing op beleidsterreinen.

In juli 2003 heeft het kabinet besloten tot de oprichting van een Shared Service Center HRM (SSC HRM) voor de personeelsregistratie en de salarisadministratie. De administratieve taken op dat terrein worden met ingang van 1 januari 2006 ondergebracht bij één dienstverlenende organisatie voor het gehele Rijk, P-direkt. BZK zal de verantwoordelijkheid krijgen voor de invulling van het eigenaarschap van deze baten-lastendienst. Zoals voor alle ministeries geldt worden binnen BZK in 2005 verdere voorbereidingen getroffen voor de overheveling van huidige departementale taken naar P-direkt.

De Organisatie Informatie- en Communicatietechnolgie OOV (ITO) heeft in 2003 de producten van het verbeterprogramma grotendeels opgeleverd. De oorzaak van de ontstane vertraging is ondermeer gelegen in de voorbereidende werkzaamheden ten behoeve van de operationele integratie ITO en de ICT-Service Coöperatie (ISC). De afronding van het Verbeterprogramma, waarvan borging deel uit maakt, is vastgelegd in een projectplan Afronding Verbeterprogramma 2004. Met de leiding van het ISC is afgesproken, dat zij de uitkomsten van het Verbeterprogramma zal implementeren en borgen alsmede toespitsen op de nieuwe ISC organisatie.

Naar verwachting zal in de loop van 2004/2005 duidelijkheid worden verkregen over de status van de nieuw te vormen organisatie waarin de ITO en het ISC formeel zullen samengaan. Zolang ITO de status van baten-lastendienst heeft zal ook in 2005 de focus zich richten op de waarborg van de werking van de maatregelen die voortkomen uit het verbeterplan.

Na de wijziging van de hoofdstructuur van BZK in het jaar 2003 staat het jaar 2005 in het teken van de vernieuwde staforganisatie. Met ingang van 1 september 2004 is het grootste deel van de staffuncties van het kerndepartement ondergebracht in een Gemeenschappelijke Dienst (GD). Vanuit deze GD moet op een vraaggerichte, integrale wijze het primaire proces van de beleidsdirecties beter en efficiënter ondersteund kunnen worden. Op concern- en DG-niveau is een kleine staf gepositioneerd die als taken kaderstelling, strategische advisering en integrale control heeft.

Bedrijfsvoering 2005

Zoals vastgelegd in de Comptabiliteitswet is elke minister verantwoordelijk voor de rechtmatigheid van de uitgaven en de doelmatigheid van de bedrijfsvoering. Bedrijfsvoering betreft daarbij alle bedrijfsprocessen – zowel de primaire processen als de processen die hiervoor faciliterend zijn – om beleidsdoelstellingen van BZK te kunnen realiseren alsmede de sturing en beheersing daarvan. Om de doelmatigheid van deze taak te waarborgen is binnen BZK een management controlsysteem in ontwikkeling dat beter past bij de specifieke beleidsterreinen en cultuur van BZK. Belangrijk uitgangspunt daarbij is de aansluiting tussen de mate van delegatie in het sturingsmodel van integraal management en de daarbij behorende wijze van verantwoording.

De vaste bouwstenen van het management controlsysteem van BZK zijn het sturingsmodel en de checks and balances (bijvoorbeeld functiescheiding) die in de inrichting van de organisatie zijn besloten. De controlfunctie binnen het departement op zowel centraal als decentraal niveau ondersteunt het management daarbij in een goede sturing, beheersing en verantwoording van processen en resultaten.

Een permanente aanvulling op het management control systeem is de BZK-begroting, suppletore begrotingen en jaarverantwoording. Daarnaast worden tot op medewerkerniveau resultaatgerichte afspraken gemaakt om de in deze begroting opgenomen doelstellingen ook daadwerkelijk te realiseren. Input voor deze werkafspraken wordt onder andere verkregen uit de resultaten van organisatiescans die per beleidsdirectie jaarlijks worden uitgevoerd. Daarnaast worden enkele directies in pilotvorm preventief doorgelicht om een continue kwaliteitsverbetering van de sturing en beheersing van processen en prestaties mogelijk te maken.

Beleidsdirecties hebben daarnaast eigen specifieke systemen om de processen en prestaties binnen de organisatie te sturen en beheersen. Hierbij wordt aandacht besteed aan informatiestromen, financieel en personeel beheer, integrale risicobeoordeling, de interne beheersingsmaatregelen en de bewaking hiervan.

Het Audit Committee (AC) stelt ten slotte aan het begin van het jaar 2005 een audit- en onderzoeksplan vast dat aanvullende zekerheid moet bieden voor de doelmatige realisatie van de beleidsdoelstellingen van BZK binnen de daarvoor geldende wet- en regelgeving. Voorts zal het AC in het jaar 2005 specifiek aandacht besteden aan de verdere ontwikkeling en werking van het Management Control Systeem binnen BZK, de wijze van aansturing van de BZK-baten-lastendiensten, het toezicht op Zelfstandige Bestuursorganen en Rechtspersonen met een Wettelijke Taak, de verdere ontwikkeling en implementatie van risicomanagement in de werkwijzen van BZK en de implementatie van de resultaten uit de Interdepartementale Beleidsonderzoeken Regeldruk en controletoren en Verzelfstandigde Organisaties op Rijksniveau.

Reorganisatie OOV

In 2004 is het Directoraat Generaal Openbare Orde en Veiligheid (DGOOV) gereorganiseerd. De start van de nieuwe organisatie is per 1 september 2004.

DGOOV heeft op hoofdlijnen twee rollen:

1. Het presterend vermogen van de keten als geheel te vergroten door partijen in de keten vanuit een integrale visie op maatschappelijke veiligheid te stimuleren rollen op te pakken en daarop aanspreekbaar te zijn.

2. Een eigen resultaatgerichte bijdrage aan dat proces te leveren binnen de OOV uitvoeringsverantwoordelijkheden t.a.v. politie, brandweer en GHOR.

Om die rollen te kunnen vervullen, is de informatiepositie van DGOOV een basisconditie. DGOOV moet goed toegerust zijn op beide rollen, dit is een belangrijke reden achter het organisatieontwikkelingstraject. DGOOV moet meer kracht uitstralen in waar het voor staat, in de relatie met het veld en met andere departementen.

In de nieuwe organisatiestructuur komen de nieuwe ambities van OOV tot uitdrukking. Er komen 4 directies. Twee sterke domeindirecties: blauw (artikel 2 Politie) en rood (artikel 16 Brandweer en GHOR), die de ambitie van een actievere opstelling en een strakkere, aanjagende rol richting het veld vormgeven. Daarnaast komt er een directie Crisisbeheersing (zie artikel 15 Crisis- en Rampenbeheersing), waarmee de ambitie om de organisatie van crisisbeheersing en de positie van de Minister van BZK daarin te versterken vorm krijgt.

Tot slot komt er een directie Strategie (zie artikel 4 Partners in Veiligheid), die zich richt op een samenhangend strategisch beleid op het gebied van de veiligheid, informatie en internationale zaken, waarmee het streven naar strategischer denken en integraliteit invulling krijgt. Bovendien levert het samenvoegen van de internationale afdelingen binnen deze directie synergie op.

Met het oog op een efficiënte en effectieve werkwijze (het voorkomen van bestuurlijke drukte en informatieoverlast) zal met de Inspectie OOV verder worden verkend waar samenwerking mogelijk is en hoe de afstemming het beste kan worden aangepakt. Een en ander ook tegen de achtergrond van de ontwikkelingen in de visie over het onderwerp toezicht binnen BZK en binnen de Rijksdienst.

4. BATEN-LASTENDIENSTEN

BATEN-LASTENDIENST ITO

1. Algemeen

1.1. Taken en diensten

De Organisatie Informatie- en communicatietechnologie OOV (ITO) is onderdeel van het directoraat-generaal voor Openbare Orde en Veiligheid (DGOOV). Per 1 mei 1998 is aan ITO de status van baten-lastendienst van BZK verleend. ITO verleent diensten op het gebied van informatie- en communicatietechnologie (ICT) ten behoeve van de politie, brandweer en rampenbestrijdingsorganisaties, Justitie en andere opsporings- en hulpverleningsorganisaties.

De wettelijke basis voor de taken van ITO is 1 december 2002 van kracht geworden. Artikel 53d van de Politiewet 1993, het eerste tot en met vijfde lid, waarin de taken van ITO worden geregeld, luidt als volgt:

1. Onze Minister van BZK draagt zorg voor de landelijke informatie- en communicatievoorzieningen en het beheer daarvan voor de politie ten behoeve van de taakuitvoering door de politie.

2. Onze Minister van BZK draagt op verzoek van een of meer korpsbeheerders zorg voor de informatiecommunicatievoorzieningen en het beheer daarvan, indien dit naar zijn oordeel noodzakelijk is voor de taakuitvoering van de politie

3. Indien dit naar zijn oordeel noodzakelijk is voor de samenwerking tussen de politie en de desbetreffende diensten of organisaties draagt Onze Minister van BZK zorgt voor de voorzieningen op het gebied van de informatie- en communicatiehuishouding en het beheer daarvan, op verzoek van

a. Onze Minister die het aangaat ten behoeve van de onder hem ressorterende diensten;

b. Een regionale brandweer als bedoeld in de Brandweerwet 1985;

c. Een centrale post ambulancevervoer als bedoeld in de Wet ambulancevervoer

4. Onze Minister van BZK stelt voor de voorzieningen aan de regionale politiekorpsen en het Korps landelijke politiediensten, alsmede aan de diensten en organisaties, bedoeld in het derde lid, kostendekkende tarieven vast.

5. De Organisatie Informatie- en communicatietechnologie OOV is belast met de uitvoering van de werkzaamheden ten behoeve van de in het eerste tot en met het derde lid bedoelde voorzieningen.

Het onderscheid tussen taken onder lid 1, lid 2 en lid 3 bestaat uit de wijze waarop de financiering van deze taken plaatsvindt. De taken onder lid 1 worden voornamelijk bekostigd door het moederministerie, de taken onder lid 2 betreft de vergoedingen die rechtstreeks in rekening worden gebracht bij de regionale politiekorpsen en de taken onder lid 3 betreft vergoedingen die rechtstreeks in rekening worden gebracht bij de in dit lid bedoelde diensten.

Er zijn in 2001 twee coöperaties opgericht: de Coöperatie Informatiemanagement Politie (CIP) voor de ICT-vraagzijde en de ICT Service Coöperatie voor Politie, Justitie & Veiligheid (ISC) voor de ICT-aanbodzijde. In 2004 heeft de operationele integratie van ITO met ISC plaatsgevonden. De verdere uitwerking van de operationele integratie leidt in 2005 geleidelijk tot het verder verleggen van de dienstverlening naar en via ISC, onverlet de wettelijke taak van ITO. Conform het Bestek ICT Politie gaan ITO en ISC toekomstig op in een te vormen publiekrechtelijk lichaam. Daartoe is een wetsvoorstel in voorbereiding.

In de begroting is per hoofdtaak aangegeven wat ITO in 2005 wil bereiken, welke activiteiten daarvoor worden uitgevoerd en wat die in het begrotingsjaar 2005 gaan kosten.

A: De zorg voor en het beheer van de landelijke informatie- en communicatievoorzieningen voor de politie. De moderne, toekomstvaste ICT infrastructuur voor de gehele Nederlandse politie, de Nutsvoorziening, is de opvolger van PolitieNet. De Nutsvoorziening komt in 2005 volledig onder verantwoordelijkheid van ISC tot stand. Gedeeltelijk zal het operationeel beheer in 2005 door ITO worden uitgevoerd.

Zowel het operationeel beheer van de landelijke informatiesystemen en infrastructuren alsmede het geïntegreerde meldkamer syssteem (GMS) blijft in 2005 belegd bij ITO, teneinde adequaat en betrouwbaar functioneren te waarborgen. Verder zullen de landelijke informatiesystemen adequaat worden ontwikkeld en beheerd op een dusdanige wijze dat deze systemen voldoen aan de eisen van deze tijd. Daarnaast wordt deskundigheid geleverd op het gebied van ICT en beveiliging bij de verdere vernieuwing van de landelijke ICT-voorzieningen.

Tenslotte adviseert ITO aan CIP over de verdere integratie van de infrastructuren en applicatieportfolio.

De begroting voor 2005 gaat uit van totale uitgaven van € 9 mln voor het realiseren van deze taak. Dit is exclusief de activiteiten van de mobiele radionetwerken die onder taak C zijn ondergebracht.

B: De zorg voor en het beheer van de informatie- en communicatievoorzieningen van politiekorpsen, CIP en ISC. Hieronder wordt verstaan het ontwikkelen en beheren van eigentijdse niet-landelijke informatiesystemen en infrastructuren van de Nederlandse politiekorpsen. De activiteiten richten zich op het beheren en de vernieuwing van ICT-voorzieningen van de regionale politiekorpsen en het Korps landelijke politiediensten in opdracht van het ISC. Het CIP opereert als opdrachtgever naar het ISC, waarbij ITO de personele capaciteit aanbiedt voor de uit te voeren activiteiten.

Voor het realiseren van deze taak gaat de begroting 2005 uit van een totaal van € 24 mln, dat volledig door het ISC en de korpsen aan ITO beschikbaar wordt gesteld.

C: De zorg voor en het beheer van voorzieningen voor informatieen communicatiehuishouding van aangewezen overheidsdiensten die met de politie samenwerken, waaronder justitie, brandweer en ambulancediensten. Onder dit deel wordt verstaan het verzorgen van de verdere migratie, realisatie en uitrol van het project GMS bij politie, Koninklijke marechaussee, brandweer en ambulancediensten. Dit onderdeel wordt aangestuurd door de projectorganisatie GMS. De projectorganisatie is belast met de optimalisatie en re-design van de huidige applicaties.

Verder zal ITO het beheer van de mobiele radionetwerken verzorgen. De mobiele radionetten volgen uit het project C2000. De projectorganisatie C2000 zal ultimo 2004 grotendeels zijn afgebouwd, in 2005 zal naar verwachting alleen het projectonderdeel regionale implementatie doorlopen, met het doel het systeem C2000 en GMS bij de regio's geïmplementeerd te krijgen. Daarnaast worden onder deze taak de diensten opgenomen die samenhangen met het aanbieden en leveren van ICT-brede dienstverlening aan overige ketenpartners en klanten, die grotendeels projectmatig worden uitgevoerd.

Voor 2005 zijn de totale uitgaven begroot op een bedrag van € 85 mln, waarvan voor het project GMS is inbegrepen € 5,1 mln en het beheer van analoge en mobiele radionetwerken begroot is voor € 71,3 mln. Met de regionale implementatie is een bedrag gemoeid van ca € 2 mln. Daarnaast wordt € 6,6 mln aangewend voor projecten van Justitie en andere opdrachtgevers.

De totale begrote lasten over 2005 zijn als volgt te verdelen naar de taken A tot en met C (bedragen x € 1 mln):

TaakOpbouw baten naar takenbaten 2005
ADe zorg voor en het beheer van de landelijke informatie- en communicatievoorzieningen voor de politie9
BDe zorg voor en het beheer van de informatie- en communicatievoorzieningen van politiekorpsen, CIP en ISC22
CDe zorg voor en het beheer van voorzieningen voor informatie- en communicatiehuishouding van aangewezen overheidsdiensten die met de politie samenwerken, waaronder justitie, brandweer en ambulancediensten85
 Eindtotaal116

1.2. Beheer

Het Verbeterplan dat eind 2003 vrijwel is afgerond, zal in 2004 verder in de organisatie worden afgerond en geborgd en zal in het kader van de operationele integratie ook bij ISC worden geïmplementeerd. Op basis van een businessplan van de algehele operationeel geïntegreerde organisatie worden de beleidsprioriteiten voor 2005 bepaald. Hierbij wordt rekening gehouden met de komende integratie in een publiekrechtelijk lichaam. De interne sturing zal sterk gericht zijn op het realiseren van deze beleidsprioriteiten en afronding van het verbeterplan.

1.3. Organisatorische en bestuurlijke ontwikkelingen

In het ICT-bestek politie 2001–2005 zijn drie belangrijke hoofdlijnen voor veranderingen uiteengezet. Het gaat hierbij om duidelijkheid over de sturing van ICT-hoofdprocessen en het versterken van de ICT-vraag en het ICT-aanbod. Om deze veranderingen door te voeren, wijzigt de organisatie van de ICT bij de Nederlandse politie. Na een overgangsperiode zullen deze coöperaties uiteindelijk opgaan in één of twee publiekrechtelijke organisaties. In deze publiekrechtelijke organisatie(s) zullen diverse (project)organisaties die nu ook al betrokken zijn bij de vraag en/of het aanbod van ICT-voorzieningen, worden samengevoegd. ITO zal op termijn samengaan met de publiekrechtelijke opvolger(s) van CIP en ISC.

In 2003 is besloten om – vooruitlopend op de oprichting van een nieuw publiekrechtelijk orgaan – per 2004 operationeel te integreren. ITO functioneert in de aanloop naar de formele, organisatorische en juridische integratie naar de klant Politie al zoveel mogelijk alsof zij geïntegreerd is met ISC. De functies van de directeur ISC en de directeur ITO zijn per 1 januari 2004 belegd in een personele unie bij de statutair directeur ISC. In zijn hoedanigheid van Directeur ITO is hij verantwoording schuldig aan BZK.

1.4. Uitgangspunten

Bij de opstelling van de begroting is uitgegaan van een aantal aannames en inschattingen ten aanzien van de verwachte ontwikkelingen voor de komende jaren in de producten- en dienstenportfolio. Deze zijn gebaseerd op de medio mei 2004 beschikbare informatie.

Het wettelijke kader voor het financiële regime en het toezicht daarop is voor de huidige privaatrechtelijke ISC en het publiekrechtelijke ITO niet gelijk. Om zoveel mogelijk een gelijkschakeling te bewerkstelligen is in de statuten van de ISC bepaald dat de Minister van BZK zijn goedkeuring dient te geven aan de verantwoordingen van het ISC alvorens deze kan worden vastgesteld. De financiële regimes, en het toezicht daarop, worden hiermee op elkaar afgestemd binnen de wettelijke kaders.

Na de operationele integratie van de taken van ITO met het ISC, zal de statutair directeur ISC door middel van een managementcontract formeel verantwoordelijk zijn voor de deliverables naar het moederministerie.

De belangrijkste aannames bij de opstelling van de begroting zijn:

– Het beheer van het uit het project C2000 voortgekomen mobiele radionetwerk zal uiterlijk met ingang van 1 januari 2005 overgaan van de projectdirectie C2000 (onderdeel BZK ) naar de baten- en lastendienst ITO. In de begroting zijn alleen de beheerkosten voor de mobiele radionetwerken en de inrichting van de special coverage locations Schiphol en de Tweede Kamer opgenomen.

– Het beheer van de regionale datanetten zal in eerste instantie in 2005 door ITO worden geëxploiteerd. In de loop van het jaar 2005 zal dit worden overgenomen door de volledig uitgerolde nutsvoorziening bij het ISC.

– De centrale beheertaken van de nutsvoorziening worden in 2005 uitbesteed aan ITO. Op dit moment loopt een Europees aanbestedingstraject voor de Nutsvoorziening hetgeen kan resulteren in een vermindering van de inspanning voor operationeel beheer.

– De afbouw van de dienstverlening aan JustitieNet en de migratie van PolitieNet naar de nutsvoorziening leidt tot een negatieve exploitatie van de dragerdiensten in 2005. Dit wordt veroorzaakt door het instandhouden van Politienet op een relatief groot netwerk voor een beperkt aantal klanten.

– De exploitatie van rekencentrumdiensten vindt met ingang van 1 januari 2005 plaats bij het exploitatiecentrum landelijke applicaties bij het ISC. ISC zal daarbij gebruik maken van personele capaciteit van ITO. De kosten daarvan zullen volledig worden doorberekend aan het ISC waardoor het rekencentrum budgettair neutraal is opgenomen.

– Bij het opstellen is geen formeel besluit bekend over het moment van integratie met het privaatrechtelijke ISC. Als gevolg hiervan is de baten-lastendienstbegroting 2005 ITO opgesteld in de veronderstelling van een eventuele zelfstandige voortzetting van de activiteiten van ITO.

– Met de overdracht medio 2003 van het project C2000 naar de projectdirectie C2000 (onderdeel van BZK) is ook het economisch eigendom van het Radiobediensysteem overgedragen aan BZK. Conform de geldende regelgeving heeft hierdoor eind 2003 de afrekening geleid tot een omgekeerde vermogensconversie. De budgettaire verwerking daarvan zal op artikel 4 bij Voorjaarsnota/1e suppletore begroting 2004 plaatsvinden. Dit leidt ertoe dat in 2004 de lening ITO zal worden afgelost. Het Radiobediensysteem zal met ingang van 2004 niet meer als activa op de balans worden opgenomen.

Voor de aansluiting met de ontwerp-begroting 2004 is er in voorkomende gevallen voor gekozen om de oorspronkelijke bedragen uit de baten-lastendienstbegroting 2004 op te nemen. In de realisatie 2004 zullen die posten komen te vervallen.

– Ten aanzien van de geldstromen vanuit het moederministerie is bij de opstelling aangenomen dat deze conform de wettelijke taakgebieden direct naar ITO vloeien.

De verschillende producten en diensten zijn als gevolg van technische innovaties, die kenmerkend zijn voor ICT producten en diensten, voortdurend aan veranderingen onderhevig. De bestuurlijke en politieke omgeving van ITO is complex en daarnaast sterk in beweging. Dit heeft vanzelfsprekend gevolgen voor de besluitvorming van klanten en opdrachtgevers. De onzekerheid van de financiële implicaties neemt, naarmate het begrotingsjaar verder in de toekomst ligt, vanzelfsprekend toe.

2. Begroting van baten en lasten

De begroting van baten en lasten over de periode 2003 tot en met 2009 is in onderstaand overzicht weergegeven.

Begroting van baten en lasten (in € 1 000)
Baten-lastendienst ITO2003200420052006200720082009
Baten       
Opbrengst moederministerie107 964117 85884 73389 33592 01594 7759 7 619
Opbrengst overige ministeries24 74117 7743 9664 0854 2084 3344 464
Opbrengst derden41 88474 3474 8354 9805 1295 2835 442
Opbrengst overige11 08321 87919 96020 55921 17621 811
Rentebaten2 283225100150150150150
Buitengewone baten
Exploitatiebijdrage
Totaal baten187 955210 204115 513118 510122 061125 718129 486
        
Lasten       
Apparaatskosten       
* personele kosten73 78069 04538 23936 81137 91639 05340 225
* materiële kosten98 566123 65972 80477 04879 36081 74084 193
Rentelasten2 4162 8128080
Afschrijvingskosten4 1008 5383 7503 8754 0004 1254 250
Dotaties voorzieningen1 431
Buitengewone lasten2 1735 900 
Totaal lasten182 466209 954114 873117 814121 276124 918128 668
        
Saldo van baten en lasten5 489250640696785800818

De baten opbrengst moederministerie bestaan grotendeels uit de bijdrage van BZK van € 71,3 mln voor de financiering van het mobiele radionetwerk. De baten opbrengst overige ministeries omvat de resterende dienstverlening aan Justitie. De opbrengst derden betreft de directe dienstverlening aan politieregio's, KLPD en derden. Onder de post opbrengst overige zijn de detacheringsopbrengsten opgenomen die in rekening worden gebracht aan het ISC als gevolg van de beschikbaarstelling van personele capaciteit voor de dienstverlening die direct door het ISC wordt gefinancierd. De baten van het ISC zijn voor het jaar 2004 verwerkt onder de opbrengst derden.

De daling van de baten met € 94 mln ten opzichte van 2004 is met name een gevolg van de activiteiten voor het project C2000 die in 2005 vallen onder de projectdirectie C2000 als onderdeel van BZK (ca € 45 mln), de exploitatie van de nutsvoorziening die is ondergebracht bij het ISC (ca € 30 mln) en het wegvallen van de reguliere dienstverlening aan Justitie (ca € 13 mln).

Het begrote jaarresultaat zal worden toegevoegd aan het eigen vermogen. Het eigen vermogen dient als buffer voor mogelijke toekomstige tegenvallers.

(bedragen x € 1 000)Totaal 2005ProductenProjectenOverige baten
Moederministerie84 73377 6587 075 
Overige ministeries3 9663 966  
Opbrengst derden4 8353 8201 015 
Opbrengst overige21 879  21 879
Rentebaten100  100
Totaal115 51385 4448 09021 979

De baten die aan de diverse opdrachtgevers in rekening worden gebracht zijn onder te verdelen naar de producten en projecten. De belangrijkste opdrachtgever is het moederministerie BZK, met name door de exploitatie van het analoge en digitale radionetwerk ter grootte van € 71,3 mln. Onder de baten opbrengst ministeries zijn de opbrengsten van Justitie verwerkt. De opbrengsten uit detacheringovereenkomsten zijn opgenomen onder de opbrengst overige. Deze baten worden volledig door het ISC gefinancierd. De rentebaten bestaan uit de begrote rentebaten over het saldo van de rekening courant bij Financiën.

2.1. Toelichting bij de begroting van baten en lasten

2.1.1. Baten

Onderstaand overzicht geeft een uitsplitsing van het saldo van baten en lasten naar producten, projecten en overige:

Begroting van baten en lasten naar produkten, projecten en overige (€ 1 000)
 baten 2005baten 2004lasten 2005lasten 2004saldo 2005saldo 2004
Producten85 444140 48085 118136 3933264 087
Projecten8 09024 3928 09024 392
C200045 10745 107
Overige21 97922521 6654 062314– 3 837
Eindtotaal115 513210 204114 873209 954640250

De baten en lasten zijn te verdelen in product- en projectopbrengsten. De producten zijn opgenomen in de productencatalogus, de projecten komen via een traject van voorcalculatie tot stand en worden voornamelijk op regiebasis uitgevoerd. Dit betekent dat op de projecten geen resultaten worden behaald.

2.1.2. Lasten

Personele kosten. De personele lasten die in de begroting zijn opgenomen omvatten de interne personele kosten en de kosten van externe inhuur. De interne personele kosten zijn tot stand gekomen op basis van de verwachte formatieve bezetting in fte's te vermenigvuldigen met een begroot gemiddeld jaarloon per interne fte.

Ten aanzien van de kosten externe inhuur is een inschatting gemaakt van het aantal benodigde uren die zijn omgerekend met een gemiddeld all-in uurtarief.

Het gemiddelde aantal fte's op jaarbasis is eveneens weergegeven. De verhouding intern/extern is vastgesteld op 85%-15%. De verbetering van de verhouding ten opzichte van voorgaande jaren zal worden gerealiseerd door de gunstige verhouding bij analoge en digitale radionetwerken. Daarnaast vinden er in mindere mate projectactiviteiten plaats die normaliter door een groter bestanddeel externe inhuur worden verricht.

Personele kosten
Bedrag x € 1 000Gemiddeld aantal fteVerhouding fte
Personele kosten intern24 37144885%
Kosten externe inhuur13 8687915%
Totaal38 239527100%

Rentelasten. De rentelasten betreffen de rente die door Financiën in rekening wordt gebracht voor aangegane leningen die worden aangewend ter financiering van investeringen in vaste activa. De lening die is aangegaan voor het Radiobediensysteem wordt in 2004 afgelost en heeft tot gevolg dat hiervoor geen rentelasten in 2005 zijn opgenomen.

Afschrijvingskosten. De afschrijvingskosten omvatten voornamelijk de kosten van automatiseringsapparatuur en software. De afschrijvingskosten voor de jaren 2005 tot en met 2009 zijn als volgt opgebouwd:

Afschrijvingskosten
Bedrag x € 1 000200420052006200720082009
Automatiseringsapparatuur en software2 5003 0003 0753 1503 2253 300
Overige categorieën1 500750800850900950
Radiobediensystemen*4 538    
Totaal8 5383 7503 8754 0004 1254 250

* Het bedrag betreft het oorspronkelijk begrote bedrag in de baten-lastendienstbegroting 2004 (zie ook onder 1.4 uitgangspunten).

3. Overzicht vermogensontwikkeling

De ontwikkeling van het eigen vermogen over 2004 tot en met 2009 is in onderstaand overzicht opgenomen.

Overzicht vermogensontwikkeling (in € 1 000)
Baten-lastendienst ITO2003200420052006200720082009
1.Eigen vermogen per 1 januari5716 0606 3106 9507 6468 4328 237
2.Saldo van baten en lasten voorafgaand jaar5 489250640696786800818
3a. Uitkering aan moederministerie– 995–2 269
3b. Bijdrage moederministerie ter versterking van eigen vermogen
3c. Overige mutaties in eigen vermogen
3.Totaal directe mutaties in eigen vermogen– 995– 2 269
        
4.Eigen vermogen per 31 december (1+2+3)6 0606 3106 9507 6468 4328 2376 786

De maximumomvang van het totaal van het eigen vermogen wordt, conform de regelgeving gesteld op 5% van de gemiddelde jaaromzet, berekend over de laatste 3 voorgaande jaren. Het eigen vermogen dient als buffer om eventuele toekomstige budgettaire problemen op te vangen. In het jaar 2007 en verder overstijgt op dit moment de maximumgrens voor het eigen vermogen. De uitkering aan het moederministerie, zoals aangegeven in het jaar 2007 en verdere jaren zal plaatsvinden vanaf het jaar 2008.

4. Kasstroomoverzicht

In 2005 zijn de investeringen in de producten en afdelingen begroot op € 1 mln. Hiervoor zal geen beroep worden gedaan op de leenfaciliteit. De aflossingen hangen samen met in het verleden aangegane verplichtingen. Dit leidt tot het volgende kasstroomoverzicht van 2003 tot en met 2009:

Kasstroomoverzicht 2005 (in € 1 000)
Baten-lastendienst ITO2003200420052006200720082009
1.Rekening courant RIC 1 januari (incl. deposito)56 23821 4189 1965 3773 8772 3771 482
        
2.Totaal operationele kasstroom– 17 888– 2 467– 2000– 500– 5001 0001 000
        
3a. -/- totaal investeringen– 20 896– 7 645– 1 000– 1 000– 1 000– 1 000– 1 000
3b. +/+ totaal boekwaarde desinvesteringen682150100100100100100
3.Totaal investeringskasstroom– 20 214– 7 495– 900– 900– 900– 900– 900
        
4a. -/- eenmalige uitkering aan moederministerie   995-– 2 269
4b. +/+ eenmalige storting door moederministerie     
4c. -/- aflossingen op leningen– 1 256– 7 260– 919– 100– 100
4d. +/+ beroep op leenfaciliteit*4 5385 000
4.Totaal financieringskasstroom3 282– 2 260– 919– 100– 100– 995– 2 269
        
5.Rekening courant RIC 31 december (incl. deposito) (=1+2+3+4)21 4189 1965 3773 8772 3771 482– 687
(maximale roodstand € 0,5 mln)       

5. Kengetallen

Kengetallen
Baten-lastendienst ITO2003 realisatie2004 begroot2005 begroot
Ontwikkeling aantal servicecalls13 2391200012000
    
Declarabele uren841 000715 000447 000
    
Ziekteverzuim5,36,06,0
    
Aantal interne fte's527543448
Aantal externe fte's29214679
totaal aantal fte's819689527

De toelichting op de kengetallen is als volgt:

– Servicecalls: Het aantal servicecalls geeft een indicatie van het activiteitenniveau van ITO als gevolg van meldingen van klanten. Een lager aantal servicecalls geeft aan dat het kwaliteitsniveau van de dienstverlening is gestegen.

– Declarabele uren: Het aantal declarabele uren omvat het aantal uren dat vanuit de produktieve afdelingen wordt toegerekend aan de producten, projecten en die door middel van detachering aan ISC in rekening worden gebracht. Als gevolg van de operatieonele integratie wordt een deel van de dienstverlening ondergebracht bij ISC. Dit heeft voor ITO als gevolg dat het aantal fte's zal afnemen en inherent hieraan dus ook het aantal declarabele uren

– Ziekteverzuim: Er is een branchenorm aangehouden met betrekking tot het ziekteverzuimpercentage. In de uitvoering echter zal gestreefd naar een realisatie gelijk aan 2003.

– Aantallen fte's: Als gevolg van de operationele integratie en de overgang van dienstverlening naar de ISC organisatie is sprake van een inkrimping van de formatie 2005 van ITO ten opzichte van 2004. De beëindiging van de dienstverlening aan Justitie, de overgang van het beheer van de nutsvoorziening naar het ISC en de overdracht van (applicatie)projecten naar het ISC heeft een verdere daling van de bezetting binnen het ITO tot gevolg, waardoor binnen de gehele organisatie een aanzienlijke afname van formatie eenheden optreedt.

BATEN-LASTENDIENST KLPD

1. Algemeen

1.1. Taken

Het KLPD kent drie soorten taken, zelfstandige, ondersteunende en coördinerende taken.

Zelfstandige taken. Deze taaksoort omvat uitvoerende politietaken die om redenen van efficiency en (inter)nationale belangen aan het KLPD zijn opgedragen. Met het beleidsplan Nederlandse Politie als leidraad richt het KLPD zich bij de uitvoering van deze taken direct op de samenleving. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om het uitvoeren van rechercheonderzoeken, het verlenen van internationale rechtshulp en de bestrijding van jeugdcriminaliteit.

Ondersteunende taken. Deze taaksoort omvat taken die vanwege specifieke deskundigheid of vanwege efficiënte allocatie van middelen aan het KLPD zijn opgedragen. Volgens een klantgerichte werkwijze verricht het KLPD deze taken ter ondersteuning van de hele Nederlandse politie of andere (bijzondere) handhavingdiensten. Hiertoe behoren bijvoorbeeld taken van de politie Luchtvaartdienst, de dienst Levende Have, de dienst Logistiek en de dienst Specialistische Recherche toepassingen.

Coördinerende taken. Uit hoofde van de coördinerende taken faciliteert het KLPD de samenwerking binnen de Nederlandse politie en andere handhavingdiensten. In de eerste plaats betreft dit de coördinatie van nationale en internationale opsporingsinformatie en datamodellering. Andere coördinerende taken liggen op het operationele vlak, zoals de coördinatie van de inzet van het Rampen Identificatie Team en de Bijzondere Bijstand Eenheid.

1.2. Diensten

De volgende diensten vormen het KLPD:

Dienst Nationale Recherche. In het Strategisch Akkoord is vastgesteld dat de kernteams worden samengevoegd tot een Nationale Recherche, gepositioneerd bij het Korps landelijke politiediensten (KLPD) en rechtstreeks aangestuurd door het OM. Uit de evaluatie van de kernteams is gebleken dat op dit punt verbeteringen noodzakelijk en mogelijk zijn. De samenvoeging beoogt een efficiëntere inzet van capaciteit en eenduidige aansturing. De dienst Recherche Onderzoek wordt hierbij begrepen. De dienst opereert specifiek op het terrein van de bestrijding van zware en/of georganiseerde criminaliteit. Per 1 januari 2004 is de Nationale Recherche beheersmatig onderbracht bij het KLPD.

Dienst Specialistische Recherche Toepassingen (DSRT). Met tactische en technische expertise ondersteunt de dienst op een innovatieve wijze de Nederlandse politie en andere opsporingsinstanties op het terrein van de bestrijding van zwareen georganiseerde criminaliteit en speelt daarbij in op politieke en/of maatschappelijke veranderingen.

Dienst Internationale Netwerken (DIN). In de internationale opsporingsketen levert de dienst een bijdrage aan de internationale rechtshandhaving door het ontwikkelen van expertise en het fungeren als centrale, controlerende en coördinerende instantie bij alle vormen van rechtshulp(verzoeken). Daarnaast vervult zij de coördinerende en adviserende rol en vertegenwoordigt zij de Nederlandse politie voor internationale operationele politiesamenwerking.

– Dienst Nationale Recherche Informatie (DNRI). De laatste jaren heeft de dienst een toenemende rol verkregen in de aanpak van de regio-overschrijdende middencriminaliteit en de ernstige vormen van criminaliteit met een grote maatschappelijke impact, alsook in de analyse van veiligheidsrisico's. Hoewel er ook internationale activiteiten worden verricht, zijn die altijd te herleiden naar een bijdrage aan de Nederlandse rechtsorde. Het karakter van de bijdrage is gericht op het verstrekken van gegevens en informatie, het ter beschikking stellen van kennis en expertise en het doen van beleidsadvisering aan die actoren in de keten, die daarmee op effectieve en efficiënte wijze de criminaliteit kunnen bestrijden.

Dienst Verkeerspolitie (DVP). De dienst richt zich vooral op de verbetering van de mobiliteit en veiligheid van verkeer en vervoer op het hoofdwegennet. Ook wordt aan de beperking van de milieubelasting, veroorzaakt door verkeer en vervoer, evenals de voorkoming en beheersing van de verkeers- en vervoerscriminaliteit veel aandacht besteed.

Dienst Waterpolitie (DWP). De Waterpolitie richt zich met name op de bevordering van de veiligheid, de beperking van de milieubelasting en de beheersing van de vaartuig- en transportcriminaliteit te water. Tevens wordt nautische ondersteuning verleend aan regionale politiekorpsen en andere relevante partners zowel nationaal als internationaal.

Dienst Spoorwegpolitie (DSP). De kerntaken van de Spoorwegpolitie zijn naast de algemene veiligheid op het voorkomen van en optreden tegen incidenten en inbreuken op het systeem van betaald openbaar vervoer, het voorkomen en onderzoeken van incidenten en/of ongevallen met een strafrechtelijk of ordeverstorend karakter. Het voorkomen van en optreden tegen incidenten die de veiligheid en leefbaarheid in en nabij de stations en in de treinen verstoren met het doel het (sociale) veiligheidsgevoel van reizigers en treinpersoneel te verhogen.

Dienst Luchtvaartpolitie (DLVP). De dienst levert luchtsteun aan de Nederlandse politie, gebruik makend van een luchtvloot en hoogwaardige technische opsporingsmiddelen. De dienst richt zich op het strafrechtelijk afhandelen van luchtvaartongevallen, het adviseren, voorlichten, toezien op en controleren van de luchtvaartregelgeving.

Dienst Operationele Ondersteuning en Coördinatie (DOC). Voor de behoeften van de openbare orde en de veiligheidsdiensten wordt specifieke of specialistische ondersteuning geboden, die niet door andere publieke of private partijen geleverd kan worden en/of om efficiencyredenen bij haar zijn ondergebracht. De dienst heeft een leidende rol bij specialistische operationele ondersteuning, coördinatie en informatie.

Dienst Levende Have Politie (DLHP). De dienst richt zich voornamelijk op het ter beschikking stellen van beredenen, praktijkgerichte opleidingen aan personeel en het africhten van honden en paarden. Daarnaast wordt door het beschikbaar stellen van paarden en speur- en surveillancehonden een op de vraag afgestemde bijdrage geleverd aan de openbare orde en veiligheid, de criminaliteitsbestrijding en de handhaving van de rechtsorde.

Dienst Koninklijke en Diplomatieke Beveiliging (DKDB). De Nederlandse Staat heeft belang bij de veiligheid van publieke personen met een nationaal en/of internationaal afbreukrisico. De zorg voor deze veiligheid heeft een wettelijke basis en is gestoeld op opdrachten van Justitie met betrekking tot andere daartoe aangewezen (diplomatiek) personen. De dienst DKDB draagt zorg voor een maximale beveiliging met minimale inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van deze personen. In de begroting is rekening gehouden met uitbreiding van de capaciteit op basis van de beschikbaar gestelde gelden in het kader van het nieuwe stelsel van beveiligen.

Dienst Logistiek (DLOG). Deze dienst is het facilitaire bedrijf van en voor de Nederlandse politie. Naast in- en verkoop alsmede distributie vindt ontwikkeling, advisering en bemiddeling plaats voor kleding, uitrusting, wapens, munitie, voertuigen en politieapparatuur. In het dienstenpakket is tevens opgenomen het inspecteren en repareren van de wapens van de Nederlandse politie en het vervoer, de bewaring en vernietiging van gerechtelijke wapens, het landelijke transport van DNA en het vervoer stukken van overtuiging naar het Nederlands Forensisch Instituut.

Indicatieve kostentoerekening per dienst naar resultaatgebied

De doelstellingen en activiteiten onderverdeeld binnen het Informatiemodel Nederlandse Politie laten zich voor 2005 in de kostenraming (indicatief) als volgt toerekenen (x € 1 mln):

TAAKVELDVeiligheidLeefbaarheidMaatschappelijke integriteitDienst-verleningBijzondere politietakenTotaal
Dienst    BeveiligingWater, Lucht Levende HaveRecherche-onder-zoeken 
Nationale recherche (incl DRO)0,41,1 0,90,5 72,775,6
SRT0,21,01,41,02,6 26,833,0
NRI1,8 2,414,6  21,440,2
Internationale netwerken  0,317,60,4  18,3
Verkeerspolitie1,46,043,21,02,3  53,9
Waterpolitie2,74,91,70,40,231,5 41,4
Spoorwegpolitie7,210,94,422,1   44,6
Luchtvaartpolitie1,40,3 1,50,313,21,217,9
Levende Have1,03,72,10,50,55,20,813,8
Operationele Coördinatie1,20,216,514,8 0,10,132,9
DKDB 0,5 1,522,4  24,4
Logistiek   12,0   12,0
RST  1,49,7   11,1
Subtotaal operationeel17,328,673,497,629,250,0123,0419,1

De vorenstaande indicatieve toerekening heeft plaats gevonden op basis van de voorlopige kaderbepaling 2005 naar de diensten en een indicatie van de tijdsbesteding. Hierbij zijn ook alle overheadkosten aan de diensten toegerekend.

1.3. Beheer

Het meerjarig verbeterprogramma bedrijfsvoering is eind 2003 beëindigd. In 2004 zal het accent liggen op de borging van de getroffen maatregelen door de concerndiensten. De leereffecten van het gehouden bezwaaronderzoek door de Algemene Rekenkamer moeten het mogelijk maken om het huidige niveau van bedrijfsvoering te behouden maar ook, daar waar mogelijk, verder te verbeteren.

2. Staat van Baten en Lasten KLPD 2005

Begroting van baten en lasten voor het jaar 2005 (x € 1 000)
Baten-lastendienst KLPD2003200420052006200720082009
Baten       
Opbrengst moederministerie338 632386 759389 359397 467402 730407 0 30407 030
Opbrengst overige ministeries9 82117 20916 45315 37415 37415 37415 374
Opbrengst derden5 1177 0999 39017 17317 33114 96314 963
Rentebaten307      
Buitengewone baten7 537      
Exploitatiebijdrage 1 5003 8501 3002 1001 500 
Totaal baten361 414412 567419 052431 314437 535438 867437 367
        
Lasten       
Apparaatskosten       
* personele kosten250 083289 555285 749279 186280 059275 478273 325
* materiële kosten75 644104 918105 492108 498108 149110 670112 995
Rentelasten2 8803 0804 6246 1847 0577 1677 035
Afschrijvingskosten       
* materieel20 52324 04231 49436 83841 72244 47844 706
* immaterieel       
Dotaties voorzieningen293– 6 053– 7 550– 4 209– 3 500– 1 144 
Buitengewone lasten4 099      
Totaal lasten353 522415 542419 809426 497433 487436 649438 061
        
Saldo van baten en lasten7 892– 2 975– 7574 8174 0482 218– 694

In 2002 zijn voorzieningen getroffen voor de reorganisatiekosten en kosten TOR. In de jaren 2004 tot en met 2006 worden de reorganisatiekosten genomen, terwijl de voorziening TOR doorloopt tot en met het jaar 2009.

In 2004 zal voor frictiekosten samenhangende met de ontvlechting van de Nationale Recherche uit de regionale politiekorpsen een voorziening worden getroffen. De vrijval zal zich voordoen in de jaren 2005 tot en met 2007.

Zoals uit vorenstaande overzicht blijkt, geven de begroting 2005 en de meerjarencijfers tot en met 2009 in meerjarig perspectief een sluitend resultaat, waarbij is opgenomen:

Sterkte afspraak. In overleg met BZK is een te realiseren sterkte van 4 518 fte afgesproken voor het jaar 2010. Rekening houdend met de verwachte uitstroom is verhoging van het aantal aspiranten noodzakelijk. De hiermee samenhangende kosten hebben geleid tot een financieringsafspraak vanaf het jaar 2005 ter grootte van € 0,9 mln oplopend tot € 3,4 mln voor 2007 en verdere jaren. In de prognose is rekening gehouden met deze bijdrage.

Met het moederministerie is afgesproken dat in de jaren 2005 tot en met 2007 jaarlijks de mogelijkheden van het departement worden bezien om de gemaakte afspraak na te komen. (De nog niet toegekende bedragen zijn opgenomen in de staat «derden»). De toegekende gelden in 2007 zijn gedeeltelijk (€ 1,3 mln) in de algemene bijdrage verwerkt. Vanaf 2008 is de toekenning volledig en structureel verwerkt.

C2000. De kosten voor de implementatie van het verbindingsnetwerk C2000 zijn conform afspraak ten laste gebracht van de ontvangen gelden ten behoeve van het pakket kwaliteitsverbeteringen.

Vorming Nationale Recherche. Per 1 januari 2004 is de Nationale Recherche beheersmatig ondergebracht bij het KLPD. In de bezetting is dan ook rekening gehouden met een instroom van 659,1 fte. In deze begroting is de overheveling van bijdragen en kosten budgettair neutraal opgenomen. De kosten voor de Nationale Recherche worden specifiek ten laste van de hiervoor bestemde bijzondere bijdrage verantwoord. Een in een uitvoeringsjaar eventueel te realiseren resultaat wordt, conform regelgeving, separaat opgenomen in de balans.

Uitbreiding Nationaal Opsporing en Vervolging Oorlogsmisdrijven (Novo). In de meerjarenraming is een intensivering van de Nationale Recherche opgenomen van 32,7 fte in 2005 oplopend tot 77,1 fte in 2007. Van deze sterkte-uitbreiding komen 20 fte ten gunste van NOVO.

Maatregelen ten behoeve van de persoonsbeveiliging. De vraag naar persoonsbeveiliging is vanaf 2001 fors toegenomen. De verwachting bestaat dat ook in de komende jaren deze vraag verder zal toenemen. Het doel is om de dienst Koninklijke en Diplomatieke Beveiliging, conform de afspraken gemaakt in het kader van het nieuwe stelsel Bewaken & Beveiligen, in 2005 op volledige sterkte te brengen.

Sociale veiligheid. In de begroting is de dienst Spoorwegpolitie ondermeer ingericht met 4 teams Veel Voorkomende Criminaliteit (VVC-team).

Continuering van het project samenwerken aan bereikbaarheid (SWAB). In de meerjarenraming is rekening gehouden met de aanname dat het convenant met Verkeer en Waterstaat zal worden verlengd.

Uitbreiding Recherche Samenwerking Nederlandse Antillen (RST). In de begroting en meerjarenraming is rekening gehouden met de voorgenomen uitbreiding van de capaciteit van het RST voor onder meer intensivering van onderzoeken.

Landelijke ICT-ontwikkeling. In 2004 worden de ICT-activiteiten van het KLPD ondergebracht bij het ISC/CIP. De aanname is dat 80 fte ICT-medewerkers eind 2004 uitstromen. Hierdoor dalen de salariskosten met € 4 mln. Hier tegen over staat een kostenstijging voor de bijdrage ISC/CIP van € 6 mln voor de jaren 2005 e.v. Overleg hierover met BZK is gaande.

Nieuwe Luchtvloot. In 2001 zijn 8 helikopters besteld. De levering hiervan heeft ernstige vertraging opgelopen. De Tweede Kamer is hierover geïnformeerd bij brief E2003/85 643 gedateerd 29 april 2004. In de exploitatie als de afschrijving en rente alsook de leenfaciliteit is rekening gehouden met het nieuwe afleverschema.

EU-top. Zowel met de financiering als de kosten samenhangende het voorzitterschap van Nederland in de tweede helft van 2004 is rekening gehouden.

2.1. Baten

Opbouw baten moederministerie

De bijdrage moederministerie, zie artikel 2.3. van de BZK-begroting is opgebouwd uit een algemene bijdrage en een aantal doeluitkeringen. De bijdrage moederministerie vormt ca 90% van de totale batenbegroting. In onderstaande tabel wordt de opbouw moederministerie weergegeven:

Totaal Bijdrage BZK2003200420052006200720082009
OW 2004328 132357 861362 330373 725373 901373 903373 903
Mutaties VJN-0401 4982 5975 0134 8205 2325 232
Mutaties OW 2005016 50013 5327 82913 10916 99516 995
Overige bijdrage BZK10 50010 90010 90010 90010 90010 90010 900
Totaal Bijdrage BZK338 632386 759389 359397 467402 730407 030407 030

De bijdrage moederministerie is opgebouwd vanuit de stand ontwerpbegroting 2004 aangevuld met mutaties. In bovengenoemde bijdrage is nog geen rekening gehouden met bijdragen waarover nog overleg gaande is. Gelet op het feit dat hiervoor wel kosten bestaan, zijn deze bijdragen in de opstelling bijdragen derden en overige opbrengsten separaat geraamd.

Hiernaast ontvangt het KLPD een bijzondere bijdrage voor de taak Recherche Samenwerking Nederlandse Antillen (RST), zie ook hoofdstuk IV Koninkrijkrelaties.

In de begroting en meerjarenraming is met betrekking tot RST rekening gehouden met een ophoging van de bijdrage ten behoeve van een vergroting van de capaciteit voor de intensivering van onderzoeken.

Opbouw baten overige ministeries

Totaal Bijdrage overige ministeries2003200420052006200720082009
Totaal gelabelde doeluitkeringen MvJ9012 15811 86411 87411 87411 87411 874
Totaal overige bijdrage1 668      
Totaal bijdrage V&W8 0635 0514 5893 5003 5003 5003 500
Totaal bijdrage overige ministeries9 82117 20916 45315 37415 37415 37415 374

Van Justitie worden (doel)uitkeringen ontvangen voor onder meer de beveiliging van het Joegoslavië-tribunaal (ICTY) de bestrijding van zware en georganiseerde criminaliteit, Informatie en Analysecentrum Mensensmokkel (IAM) en voor de apparaatskosten van de bijzondere bijstandseenheid (BBE). De doeluitkeringen van Verkeer en Waterstaat zijn bestemd voor de bevordering van verkeersveiligheid en doorstroming van verkeer op het hoofdwegennet. Het betreft hier de bijdrage voor Samenwerken aan bereikbaarheid (SWAB) en Weight in Motion (Wim. NL) tot en met het jaar 2005. In de bijdrage SWAB is rekening gehouden met een verlenging van deze werkzaamheden in ieder geval tot en met 2009. Gelet op het feit, dat hier sprake is van specifieke doeluitkeringen wordt in de begroting uitgegaan van een budgettair neutraal karakter. Een in een uitvoeringsjaar eventueel te realiseren resultaat zal, conform afspraak, worden opgenomen in de balans.

Opbrengst bijdragen derden

Bijdragen derden2003200420052006200720082009
Recherche Magazine 227227227227227227
TOR 288704786739400400
Bolkenstein 0  227227227
        
Liasions VS  227227227227227
Ambassaderaad 186186186186186186
Verhoging bijdrage interpol 243243243243243243
Bijdrage samenwerking KLPD-regio's 7700000
Aspiranten  8552 0512 029  
BIBOB 313131313131
Bijdrage LOCC 01 5001 5001 5001 5001 500
Bijdrage overname defensiepersoneel 6671 1330000
        
Totaal BZK 1 7194 1064 2514 4092 0412 041
        
Sweepen ambassade 270270270270270270
Totaal andere ministeries 270270270270270270
        
Diversen       
DienstLogistiek   7 6387 6387 6387 638
Raad voor de CIE 313131313131
Bijdrage Landelijke Milieugroep (LMG) 900900900900900900
Landelijk Telefoonnummer Politie 839839839839839839
Edison/VIS 766766766766766766
Participanten Tap-faciliteit 387387387387387387
Project M 462462462462462462
PIT 326326326326326326
Diverse Opbrengsten 359250250250250250
Doorbelasting vluchten Rotterdam 200200200200200200
Landelijk Platform Vuurwapens 170170170170170170
Bijdrage C2000 participanten 670683683683683683
        
Totaal diversen5 1175 1105 01412 65212 65212 65212 652
Totaal5 1177 0999 39017 17317 33114 96314 963

De raming bijdragen derden bestaat uit zogenaamde bijdragen onderweg en overige opbrengsten. De bijdragen onderweg zijn te beschouwen als nog te ontvangen bijdragen, waarover (nagenoeg) overeenstemming bestaat dan wel overleg gaande is. Pas na formele (beleidsmatige en financiële) overeenstemming kunnen deze bijdragen worden overgeboekt naar de bijdrage moederministerie of de bijdrage overige ministeries. Hiernaast zijn posten opgenomen waarover meer sluitende (beleidsmatige) afspraken noodzakelijk zijn, doch, waarvan in het kader van de uit te voeren taken aangenomen wordt dat deze in de begroting tot baten zullen leiden. Ten slotte zijn hierin ook baten opgenomen die beschouwd dienen te worden als opbrengsten. Deze ontstaan door middel van facturering.

Exploitatiebijdrage

Onder de post exploitatiebijdragen is in het kader van de herstructurering van de bedrijfsvoering spoorwegpolitie en de inbedding en herstructurering van de nationale recherche een bijdrage opgenomen.

2.2. Lasten

Personele kosten

De huidige kostenbegroting van het KLPD bestaat voor 67% uit personele kosten. Hiervan heeft ca 84% betrekking op de salarissen en sociale lasten.

Personele kosten (x € 1 000)2003200420052006200720082009
salariskosten/toelagen/soc.lasten192 675238 316240 376235 548236 331233 356232 041
verhaal personeelskosten– 4 426– 5 036– 4 288– 4 288– 4 288– 4 288– 4 288
salariskosten –/– doorberekening188 249233 280236 088231 260232 043229 068227 753
opleiding en vorming8 2737 2649 41310 36811 55711 39711 397
overige personeelskosten22 33426 32629 38726 34425 92525 07425 074
postactieven67500300300100100100
personeelskosten eigen personeel218 923267 370275 188268 272269 625265 639264 324
personeel van derden31 16022 18510 56010 91210 4349 8389 000
totaal personeelskosten250 083289 555285 748279 184280 059275 477273 324

De personele kosten zoals deze voor 2005 en in meerjarig perspectief zijn geraamd geven, binnen de totale raming aan personeelskosten een verschuiving te zien. Dit wordt verklaard door:

Sterkte afspraak. In de navolgende tabel wordt inzicht verschaft in de geraamde meerjarensterkte, zoals afgesproken met BZK.

Daling van de gemiddelde loonsom als gevolg van de instroom aspiranten. Gelet op de gemaakte afspraken tussen alle politiekorpsen over het werven van personeel bij andere politiekorpsen (het zgn. gentlemen-agreement) en de relatief onevenwichtige leeftijdsopbouw binnen het KLPD, is vanaf 2001 besloten zelf de werving/selectie alsmede het opleiden van aspiranten ter hand te nemen. In de meerjarenraming is rekening gehouden met een dalend gemiddelde loonsom.

Daling van kosten voor inhuur personeel derden. Gezien de gemaakte sterkte afspraken worden de te behalen resultaten per dienst herzien, zodat de sterkte en te behalen resultaten bij elkaar aansluiten. Hierdoor wordt het voor de diensten mogelijk om de capaciteitsplanning te optimaliseren en de kosten voor inhuur personeel derden terug te dringen. In meerjarig perspectief is dan ook een daling van de kosten voor de inhuur van personeel derden opgenomen.

In het navolgende overzicht is een opbouw gegeven van de gemaakte sterkte afspraak.

Opbouw sterkte in fte (op basis van 36 uur)2003200420052006200720082009
sterkte algemene taken per 31 december3 413,43 334,13 276,63 145,73 120,03 095,03 095,0
sterkte bijzondere taken per 31 december478,91 210,51 345,31 385,41 428,11 428,11 428,1
Sterkte-afspraak3 892.34 544,64 621,94 531,14 548,14 52 3,14 523,1

Toelichting:

Om te kunnen voldoen aan de gemaakte sterkteafspraak voor het jaar 2010 is het noodzakelijk om tijdig de instroom van nieuw personeel te verzorgen. Dit voorkomt dat in toekomende jaren, als gevolg van de vergrijzing, de sterkte van het korps uitkomt onder het gewenste niveau.

Materiële kosten

Materiële kosten (x € 1 000)2003200420052006200720082009
huisvesting15 82712 63713 58313 77413 77513 77113 767
huisvesting RGD15 86320 53721 96822 47522 47622 47022 463
voertuigen8 34712 10311 45912 63012 63112 62812 623
vliegtuigen2 3842 5412 5395 3835 3845 3825 380
vaartuigen1 9952 2612 6892 6892 6902 6892 688
verbindingen & automatisering15 57423 93527 62527 18126 62927 97729 810
geweldsmiddelen1 7851 8411 7551 7201 6741 7841 934
operationele activiteiten/beheer13 86929 06423 87322 64522 89123 97024 330
totaal materiele kosten75 644104 919105 491108 497108 150110 671112 995

De exploitatiekosten zullen de komende jaren toenemen als gevolg van de navolgende ontwikkelingen:

Huisvesting. De huisvestingskosten bestaan uit algemene huisvestingskosten en kosten huren RGD. In de begroting is rekening gehouden met een kostenontwikkeling als gevolg van de afgesproken sterkte.

Vervoermiddelen. De kosten vervoermiddelen bestaan uit de kosten onderhoud en brandstof van voertuigen, vaartuigen en vliegmiddelen. Tevens is rekening gehouden met een stijging van de onderhouds- en exploitatiekosten van de nieuwe helikopters.

Verbindingen. Op basis van de huidige inzichten en calculaties is, in zowel de investeringensfeer als de exploitatie, rekening gehouden met de uitrol en implementatie van het nieuwe digitale communicatie en verbindingsnetwerk C2000. In de begroting is rekening gehouden met de navolgende aannames; voor 2005 wordt er gelet op de korting op de bijdrage van uitgegaan dat de aansluitkosten centraal worden gefinancierd. Vanaf 2006 komen de aansluitkosten ten laste van KLPD.

Automatisering. In 2003 is door de Raad van Hoofdcommissarissen de begroting vastgesteld voor de landelijke ICT-ontwikkelingen. In de meerjarenraming is mede onder verwijzing naar de rapportage Onderzoek kosten regionale politiekorpsen rekening gehouden met een toename van exploitatiekosten ICT. Ondanks het feit dat in de meerjarenraming, qua kostenontwikkeling, is gesteund op de uitkomsten uit het hiervoor genoemde onderzoek zal, gelet op de specifieke aard en taakstelling van het KLPD en de daarvoor benodigde ICT-technologie nader moeten worden vastgesteld of de geraamde verruiming binnen de begroting toereikend zal zijn om de toekomstige meerkosten op te vangen. In de huidige begroting is rekening gehouden met een stijging van de ISC/CIP bijdrage van € 6 mln vanaf het jaar 2005.

Geweldsmiddelen, operationele activiteiten en beheer. De in de begroting opgenomen kosten voor geweldsmiddelen, operationele activiteiten en beheer worden zijn gerelateerd aan de sterkte.

Rente- en afschrijvingskosten

De kosten voor rente- en afschrijving stijgen de komende jaren aanzienlijk. De toename van deze kosten wordt veroorzaakt door de vervanging van de verouderde luchtvloot, de vervanging van het verbindingsnetwerk (C2000), de inpassing en de omschakeling naar een nieuwe basis Korps Infrastructuur en het meerjarige vervangingsplan vaartuigen. In de navolgende overzichten worden de rente en afschrijvingskosten in meerjarig perspectief nader onderverdeeld.

Rentekosten. De financiering van alle investeringen vanaf 2000 dienen plaats te vinden door middel van een lening bij Financiën. Gegeven de afgesloten leningen (convenanten), de huidige aanvraag en de prognose geeft dit de onderstaande rentelast te zien (x € 1 000):

Rentekosten2003200420052006200720082009
Conversie (gesloten convenant)1 2236764542971758522
Vaartuigen klein423629221583
Vaartuigen groot900937835734633532430
Lening 2000714457196103775034
Lening 2004 (aanvraag) 423847679511344232
Lening 2004 (c2000 – aanvraag) 193515567438309180
Lening 2005 (aanvraag)  430886709533356
Helikopters (aanvraag) 3581 2422 0762 2782 0251 772
Vaartuigen (aanvraag)  63241471640737
Lening 2006 e.v.   5801 7512 6423 268
Totaal rentekosten2 8793 0804 6116 1857 0587 1687 034

– Afschrijvingskosten. De afschrijvingskosten voor de komende jaren zullen er naar verwachting als volgt uitzien (bedragen x € 1 000):

Afschrijvingskosten2003200420052006200720082009
Afschrijvingen investeringen voor 200320 52318 39714 77110 4947 6895 6174 303
Afschrijving investeringen 2003 8991 7971 7971 4531 015568
Afschrijving 2004 3 8968 5929 3928 3607 0464 505
afschrijving 2005  2 8475 6945 6944 5243 129
afschrijving 2006   3 7277 4537 4525 920
afschrijving 2007    3 8067 6127 612
afschrijving 2008     3 4076 814
afschrijving 2009      3 620
Helikopters 8503 3235 1006 0006 0006 000
Vaartuigen  1646351 2671 8042 235
Totaal afschrijving20 52324 04231 49436 83941 72244 47744 706

3. Ontwikkeling eigen vermogen

Overzicht vermogensontwikkeling (in € 1 000)
Baten-lastendienst KLPD2003200420052006200720082009
1.Eigen vermogen per 1 januari6 30614 19811 22210 46515 28319 33121 550
        
2.Saldo van baten en lasten voorafgaand jaar7 892– 2 976– 7574 8184 0482 219– 694
        
3a. Uitkering aan moederministerie       
3b. Bijdrage moederministerie ter versterking van eigen vermogen       
3c. Overige mutaties in eigen vermogen       
3.Totaal directe mutaties in eigen vermogen       
        
4.Eigen vermogen per 31 december (1+2+3)14 19811 22210 46515 28319 33121 55020 856

Gegeven het geprognosticeerde saldo van baten en lasten, zoals is opgenomen in de meerjarenbegroting zal het eigen vermogen in de jaren 2005 en 2009 toenemen tot € 20,1 mln. Het toegestane maximum bedraagt 5% over de gemiddelde omzet van de afgelopen drie jaren. Het eigen vermogen dient als buffer voor onverwachte en incidentele tegenvallers. Het verwachte eigen vermogen in 2005 komt in deze raming uit op 2,9% van het toegestane maximum.

In het gepresenteerde overzicht is nog geen rekening gehouden met de vermogensoverdracht vanuit de Regionale korpsen met betrekking tot de kernteams.

4. Kasstroomoverzicht

Kasstroomoverzicht 2005 (in € 1 000)
Baten-lastendienst KLPD2003200420052006200720082009
1.Rekening courant RIC 1 januari (incl. deposito)26 06416 56910 00420 96132 55938 94943 809
        
2.Totaal operationele kasstroom26 63926 31319 33736 14740 16944 05344 012
        
3a. -/- totaal investeringen– 26 681– 75 854– 54 790– 58 643– 41 893– 35 910– 35 910
3b. +/+ totaal boekwaarde desinvesteringen1 332      
3.Totaal investeringskasstroom– 25 349– 75 854– 54 790– 58 643– 41 893– 35 910– 35 910
        
4a. -/- eenmalige uitkering aan moederministerie       
4b. +/+ eenmalige storting door moederministerie       
4c. -/- aflossingen op leningen– 14 415– 11 424– 16 387– 24 549– 33 779– 39 193– 42 698
4d. +/+ beroep op leenfaciliteit*3 63054 40062 79758 64341 89335 91035 910
4.Totaal financieringskasstroom– 7 67942 97646 41034 0948 114– 3 282– 6 788
        
5.Rekening courant RIC 31 december (incl. deposito) (=1+2+3+4)16 56910 00420 96132 55938 94943 80945 123
(maximale roodstand € 0,5 mln)       

* Op verzoek van Financiën is een verschuiving in de tijd van de leenfaciliteit voor helikopters, C2000 en overige investeringen verwerkt.

5. Kengetallen

 2003200420052006
(Gemiddeld) aantal fte's3 8564 5444 5434 468
     
Gemiddeld ziekteverzuim percentage8,18,08.08.0
     
DoelmatigheidOplopend tot5.0%

Toelichting

Aantal FTE's: Voor het jaar 2003 betreft dit het gemiddelde aantal fte's. Met de Minister van BZK is een sterkteafspraak gemaakt. Dit houdt in dat in het jaar in het jaar 2010 een eindsterkte van 4 518 moet zijn bereikt. De opgenomen aantallen voor de jaren 2004 tot en met 2006 betreffen de geprognosticeerde aantallen fte's zoals die in het groeipad naar de eindsterkte 2010 wordt verwacht.

Ziekteverzuim: tussen de Ministers van BZK en Justitie enerzijds en anderzijds de Korpsbeheerder is een convenant gesloten. In dit convenant is afgesproken dat het ziekteverzuimcijfer teruggedrongen moet worden tot maximaal 8%, zijnde het landelijke gemiddelde.

Doelmatigheid: tussen de Ministers van BZK en Justitie enerzijds en anderzijds de Korpsbeheerder is een convenant gesloten. Afgesproken is dat in der periode 2003–2006 wordt gekomen tot een doelmatigheidsverbetering van 5% van de feitelijke sterkte per 31 december 2002 (met inbegrip van het terugdringen van het ziekteverzuim). Indien het korps over het jaar 2006 een ziekteverzuimpercentage heeft dat lager is dan het landelijke gemiddelde van 8%, mag het verschil tussen het landelijk gemiddelde streefcijfer en het ziekteverzuimpercentage van het korps in mindering worden gebracht op de doelmatigheidsdoelstelling van 5%.

BATEN-LASTENDIENST BPR

1. Algemeen

1.1. Taken en diensten

Wat willen we bereiken?

Het in stand houden en ontwikkelen van het GBA-stelsel zoals neergelegd in de wet GBA en het in stand houden en optimaliseren van de reisdocumentenketen zoals neergelegd in de paspoortwet.

Het gaat daarbij om de volgende, namens de Minister van BZK uitgevoerde taken:

– de voorbereiding van het beleid en de wet- en regelgeving ten aanzien van de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (GBA) en reisdocumenten;

– de ontwikkeling en uitvoering van het kwaliteitsbeleid inzake de GBA en reisdocumenten;

– het geven van voorlichtingen en ondersteuning ten aanzien van de GBA en reisdocumenten aan burgers en overheden;

– het uitoefenen van controle op de ontwikkeling, productie en distributie van reisdocumenten;

– het bijhouden van een basisregister en een signaleringsregister reisdocumenten;

– de inning van de leges voor reisdocumenten;

– het beheer van het GBA-netwerk, inclusief de inning van de berichtkosten;

– de toetsing van de aangesloten GBA-systemen.

Wat gaan we daarvoor doen?

BPR (Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten) heeft als algemene beleidsdoelstelling te bevorderen dat de identiteit van de burger zorgvuldig wordt vastgesteld, vastgelegd en verstrekt ten behoeve van publieke dienstverlening.

Wat mag het kosten?

– De kosten voor het in stand houden en beheren van het GBA-stelsel worden doorberekend aan de gebruikers in de vorm van een kostendekkende prijs per bericht. Het GBA-tarief 2005 is in juli 2004 vastgesteld.

– De kosten voor het in stand houden van de reisdocumentenketen worden gedekt uit het tarief voor het reisdocument dat in juli 2004 voor 2005 is vastgesteld. De activiteiten voor beleidsontwikkeling wet- en regelgeving GBA en reisdocumenten worden door BZK betaald.

1.2. Beheeractiviteiten

De beheeractiviteiten van BPR zijn in 1.1. inhoudelijk reeds toegelicht.

1.3. Strategische Ontwikkelingsprojecten

Onder deze activiteiten komen de ontwikkelingsprojecten aan bod die van strategisch belang zijn, hetzij omdat ze betrekking hebben op zaken die op langere termijn grote impact hebben op de beheertaken van BPR, hetzij omdat zij invulling geven aan de strategische doelen van BZK. Voor een deel gaat het om (grootschalige) ontwikkel- en implementatieprojecten die bij BPR zijn belegd, voor een ander deel om beleidsdossiers waar BPR nauw bij betrokken is, maar waarvoor de verantwoordelijkheid bij andere eenheden ligt.

De projecten Modernisering GBA, Biometrie en Kiezen op Afstand worden verantwoord in de begroting van baten en lasten van BPR.

2. Begroting van baten en lasten

Begroting van baten en lasten voor het jaar (x € 1 000)
Baten-lastendienst BPR2003200420052006200720082009
Baten       
Opbrengst GBA Beheer11 99010 80010 86811 00311 07011 13811 205
Opbrengst GBA-Beleid2 1962 2431 2472 0582 0582 0582 058
Opbrengst Reisdoumenten36 32828 59632 28535 27839 52236 63135 365
Opbrengst Modernisering GBA3 3204 5383 8005 3002 10020001 900
Opbrangst Biometrie1 292000000
Opbrengst Kiezen op afstand4 7873 80000000
Rente baten 000000
Totaal baten59 91349 97748 20053 63954 75051 82750 528
        
Lasten       
Apparaatskosten       
* personele kosten4 4474 1894 5354 5354 5354 5354 535
* materiële kosten1 6351 5481 5481 5481 5481 5481 548
GBA-Beheer7 6588 2007 7357 8707 9388 0058 073
GBA-Beleid5861 5811 2472 0582 0582 0582 058
Reisdocumenten33 34626 72529 33532 32836 57133 68132 414
Modernisering GBA2 4394 4183 8005 3002 10020001 900
EID42000000
Biometrie399000000
Kiezen op afstand3 7413 55800000
        
Totaal lasten54 29350 21948 20053 63954 75051 82750 528
        
Saldo van baten en lasten5 620– 24200000

De baten voor GBA-beleid komen uit artikel 7.4. Voor de projecten Biometrie en Kiezen op Afstand is er in 2005 en volgend geen budget beschikbaar. Voor het project Modernisering GBA wordt een beroep gedaan op de leenfaciliteit. De totale bijdrage van het moederministerie voor GBA-beleid in 2005 bedraagt € 1,247 mln.

2.1. Toelichting bij de begroting van baten en lasten

2.1.1. Baten

Opbrengst GBA Beheer. Betreft de aan de gebruikers van de GBA in rekening gebrachte berichten. Het opgenomen bedrag is gebaseerd op:

– 80,5 mln berichten;

– een tarief voor 2005 van € 0,15 per bericht.

Opbrengst GBA-Beleid. Het CBS participeert als enige afnemer van de GBA niet in het financieringsmodel GBA. Voor het berichtenverkeer ten behoeve van het CBS wordt van BZK een bijdrage van € 0,608 mln ontvangen. Aangezien eventuele verschillen tussen deze bijdragen en de werkelijke kosten door BPR zelf moeten worden betaald, is dit verantwoord onder GBA-Beleid. Voor het reguliere beleid GBA wordt een bijdrage van € 0,678 mln ontvangen van BZK door BPR.

Opbrengst Reisdocumenten. Betreft de aan uitgevende instanties in rekening gebrachte reisdocumenten. Het opgenomen bedrag is gebaseerd op:

– 1 737 000 NP;

– 609 000 NIK;

– 2% spoed aanvragen;

– tarief 2004

Opbrengst Modernisering GBA. Voor het project Modernisering GBA zijn in 2005 gelden beschikbaar uit de toegekende leenfaciliteit.

2.1.2. Lasten

De lasten van BPR worden verantwoord onder de vijf hoofdproducten. De lasten zijn gesplitst in personele, materiele en overige lasten.

Personele kosten. De geraamde loonkosten zijn gebaseerd op de vastgestelde vaste formatieve bezetting van 60 fte.

De kosten zijn doorberekend naar de verschillende hoofdproducten. Basis voor de doorberekening is de relatieve inzet van alle personeelsleden binnen een organisatorisch onderdeel ten behoeve van de verschillende hoofdproducten. De personele kosten worden herleid naar personeelsleden en vervolgens toegerekend aan het organisatorisch onderdeel waartoe een personeelslid behoort.

De kosten voor extern personeel zijn gebaseerd op de geraamde extra inzet in 2005 ten gevolge van vervanging door ziekte of vacatures en voor incidentele werkzaamheden.

De kosten voor opleiding en werving en de reiskosten zijn gebaseerd op ervaringscijfers.

Materiële kosten. Basis voor de doorberekening aan de hoofdproducten is dezelfde als voor personele kosten. Huur, service- en huisvestingskosten naar rato van het gebruik van de ruimte; kantoorkosten naar rato van het aantal formatieplaatsen. Aan de projecten zal op basis van het DAR tarief de kosten in rekening gebracht worden.

De huur heeft betrekking op de kale huurprijs voor de kantoorruimte aan het Lange Vijverberg. Onder servicekosten vallen alle met het huurcontract samenhangende kosten, zoals beveiliging, catering en huur parkeerplaatsen. De huisvestingskosten omvatten de ten laste van de huurder zelf komende kosten, zoals water, elektra en schoonmaken.

De kantoorkosten hebben betrekking op kantoorartikelen, computerbenodigdheden, onderhoud aan hard- software en aan kantoormachines, porti, telefoon e.d.

De afschrijvingskosten hebben betrekking op de materiele vaste activa (automatiseringsapparatuur en programmatuur, inventaris en overige) en het relatiebeheersysteem.

GBA-Beheer. Op basis van de geraamde berichten zijn de lasten voor het instandhouden van het GBA-stelsel begroot. De dotatie ten behoeve van het schommelfonds dienen voor de stabilisatie van het GBA-tarief. Het saldi van inkomsten en uitgaven GBA-Beheer zal conform regelgeving worden verrekend worden met de GBA-Gebruikers.

GBA-Beleid. De kosten van het CBS berichtenverkeer en beleidsontwikkelingen GBA worden hieronder verantwoord.

Reisdocumenten. De activiteiten met betrekking tot de kosten van de reisdocumentenketen (o.a. productie,distributie,ICT,IAR en kwaliteitsbevorderende maatregelen) worden hier verantwoord. De kosten worden op basis van de in de kostprijs opgenomen component verantwoord.

Modernisering GBA. De kosten van de activiteiten i.h.k.v. modernisering GBA worden hieronder verantwoord .

Buitengewone lasten. BPR heeft geen buitengewone lasten.

Saldo van Baten en Lasten. In 2005 wordt er een saldo van 0 voorzien.

3. Overzicht vermogensontwikkeling

Overzicht vermogensontwikkeling (x € 1 000)
Baten-lastendienst BPR2003200420052006200720082009
1.Eigen vermogen per 1 januari2 3647 9842 8162 8162 8162 8162 816
        
2.Saldo van baten en lasten5 620– 24200000
        
3a. Uitkering aan moederministerie – 3 471     
3b. Bijdrage moederministerie ter versterking van eigen vermogen       
3c. Overige mutaties in eigen vermogen – 1 455     
3.Totaal directe mutaties in eigen vermogen       
        
4.Eigen vermogen per 31 december (1+2+3)7 9842 8162 8162 8162 8162 8162 816

4. Kasstroomoverzicht

Kasstroomoverzicht 2005 (x € 1 000)
Baten-lastendienst BPR2003200420052006200720082009
1.Rekening courant RIC 1 januari (incl. deposito)3 06414 05910 34610 34610 34610 34610 346
        
2.Totaal operationele kasstroom11 230127369369369369369
        
3a. -/- totaal investeringen– 235– 369– 4 169– 5 669– 2 469– 2 369– 2 269
3b. +/+ totaal boekwaarde desinvesteringen       
3.Totaal investeringskasstroom– 235– 369– 4 169– 5 669– 2 469– 2 369– 2 269
        
4a. -/- eenmalige uitkering aan moederministerie – 3 471     
4b. +/+ eenmalige storting door moederministerie       
4c. -/- aflossingen op leningen       
4d. +/+ beroep op leenfaciliteit  3 8005 3002 1002 0001 900
4.Totaal financieringskasstroom0– 3 47100000
        
5. Rekening courant RIC 31 december (incl. deposito) (=1+2+3+4)14 05910 34610 34610 34610 34610 34610 346
(maximale roodstand € 0,5 mln)       

In het kasstroomoverzicht is er nog geen rekening gehouden met de aflossing van de leenfaciliteit voor de Modernisering GBA.

5. Kengetallen

Volume reisdocumenten

Ten behoeve van de verstrekking van reisdocumenten in de komende jaren wordt uitgegaan van de volgende herziene ramingen. Opgemerkt wordt dat eind 2002 een herzien ramingsmodel op basis van de evaluatie van de verstrekkingen sinds oktober 2001 (nieuwe generatie reisdocumenten) in gebruik genomen is. De schommelingen in de aantallen worden veroorzaakt door de vijfjarige vervangingscyclus. Hierin zijn de eerder afgenomen aantallen verwerkt (aantallen x 1 000).

 200420052006200720082009
Nationaal paspoort1 8081 7371 9002 1311 9731 904
Nederlandse ID-kaart704677741832771744
Spoed (2%)504853595553

Volume GBA-berichtenverkeer

De ontwikkeling van het GBA-berichtenverkeer in de komende jaren is mede afhankelijk van de ontwikkelingen rondom de Modernisering GBA. Vooralsnog is bij onderstaande kengetallen geen rekening gehouden met grootscheepse wijzigingen in de wijze waarop het berichtenverkeer plaatsvindt. De realisatie van een online raadpleegbare GBA zal uiteraard aanzienlijke consequenties hebben voor de nu gepresenteerde aantallen in de latere jaren van de meerjarenraming. Er is nu een geleidelijke toename van het aantal berichten. Deze wordt veroorzaakt door het aansluiten van nieuwe afnemers. De hoogte van de stijging is gebaseerd op ervaringsgegevens van voorgaande jaren. (aantallen x 1 000).

 200420052006200720082009
Productieomgeving80 00080 50081 50082 00082 50083 000
Testomgeving757575757575

Kostprijs reisdocumenten en GBA-berichtenverkeer

 begroot 2002realisatie 2002begroot 2003realisatie 2003begroot 2004begroot 2005
GBA-stelsel      
a. Netwerkbeheer      
berichtentarief (excl. saldi)0,1550,1550,140,140,1350,15
berichtenvolume62 mln84 mln70 mln85 mln80 mln70 mln
       
b. kosten (x 1 000)      
berichtkosten4 6806 5005 4006 7016 0006 000
beheerkosten4 9344 3004 3003 8344 8004 868
 9 61410 8009 70010 53510 80010 868
       
Reisdocumenten (x 1 000)      
Nationale paspoorten2 1862 2091 7881 9771 8081 737
Nederlandse Identiteitskaart1 391923814839704677
       
geïncasseerde rijksleges gemeenten40,238,330,735,631,230,1

BATEN-LASTENDIENST CAS

1. Algemeen

1.1. Taken en diensten

De Centrale Archief Selectiedienst (CAS) van BZK, te Winschoten heeft als taak om in opdracht van de zorgdragers, te weten ministeries en Hoge Colleges van Staat, werkzaamheden te verrichten in verband met archiefbewerking (KB CAS 12 december 1996).

Als facilitaire dienst op het terrein van waardering, verrijking en beheer van overheidsinformatie beschikt de CAS over een pakket diensten en producten waarmee een belangrijke rol wordt vervuld bij het komen tot een efficiënt informatiebeheer ter waarborging van rechtmatige en doelmatige bestuurlijke en bedrijfsmatige processen.

De missie van de CAS luidt: Het als facilitair bedrijf binnen de Rijksoverheid optimaal uitvoeren van de kerntaak: het leveren van diensten op het terrein van archiefbewerking conform de eisen van de Archiefwet in zowel een papieren als digitale omgeving.

De doelstellingen van de CAS zijn:

– Het realiseren van de in de meerjarenovereenkomsten met ministeries vastgelegde verplichtingen (raamconvenanten) met betrekking tot archiefbewerking.

– Het acquireren en uitvoeren van opdrachten die buiten de werking van de convenanten vallen ten einde een sluitende exploitatie te realiseren.

– Het ontwikkelen van de bestaande dienstverlening door gebruik te maken van moderne Informatie Technologie.

– Het bieden van full-service op het terrein van archivering door koppeling van advisering, beheer en archiefbewerking en het inspelen op de veranderende behoeften bij zorgdragers.

– Het realiseren van een financieel resultaat waardoor de continuïteit van de organisatie wordt gewaarborgd.

De kerntaken van de CAS zijn:

A. Het bewerken en beheren van archieven van ministeries en Hoge Colleges van Staat.

B. Het beschikbaar stellen van archiefruimte aan ministeries en Hoge Colleges van Staat.

Ad. A. Het bewerken en beheren van archieven van ministeries en Hoge Colleges van Staat

Wat willen we bereiken?

De CAS wil ook in 2005 voldoen aan de verplichtingen die zijn vastgelegd in raamconvenanten met ministeries en Hoge Colleges van Staat. Het CAS-budget, zoals genoemd in de begroting, is bepalend voor de jaarlijks beschikbare productiecapaciteit ten behoeve van de raamconvenanten.

Daarnaast zal de CAS ondersteuning bieden aan de ministeries en de Hoge Colleges van Staat, door middel van advies- en uitvoeringsprojecten, bij het streven naar effectief archief- en informatiebeheer. Het gaat hierbij om projecten ter verbetering van de interne bedrijfsvoering.

Hiervoor zullen projectconvenanten worden afgesloten die zoveel mogelijk binnen de werking van de afgesloten raamconvenanten vallen.

Voorts zal de CAS voor dezelfde zorgdragers archieven, merendeels voorafgaand aan bewerking onderbrengen in de opslaghal (zie ad. B).

Wat gaan we daarvoor doen?

Voor het jaar 2005 betekent de uitvoering van de raamconvenanten het leveren van 95 291 uur voor de uitvoering van door de opdrachtgevers aangedragen projecten.

Wat mag het kosten?

Voor de uitvoering van projecten in het kader van de afgesloten raamconvenanten zal in 2005 voor de convenantsverplichtingen een bedrag van € 4 917 938 beschikbaar zijn.

Voor projecten die niet onder de werking van de afgesloten raamconvenanten vallen is een bedrag van € 1 162 679 beschikbaar, waarvan € 343 772 voor archiefbeheerprojecten.

Ad. B. Het beschikbaar stellen van archiefruimte aan ministeries en Hoge Colleges van Staat

Wat willen we bereiken?

De CAS wil op het terrein van beheren en beschikbaar stellen van archieven de natuurlijke partner zijn en blijven voor de convenantspartners, als het gaat om opslagcapaciteit ter beschikking te stellen voor archieven voorafgaand aan de bewerking door de CAS. Bovendien wil ze voor cliënten van de Rijksoverheid logistieke oplossingen aanbieden op het terrein van intensief dossierverkeer. De CAS bemerkt overigens een steeds toenemende behoefte aan opslagcapaciteit bij zorgdragers.

Wat gaan we er voor doen?

De CAS zal ook in 2005 met goed toegerust personeel, goede geautomatiseerde logistieke programma's en een opslaghal die aan de eisen voldoet, het beheren en beschikbaar stellen van ca 65 km archief trachten te realiseren.

De CAS zal ook in 2005 om haar natuurlijk partnerschap gestalte te kunnen geven, nog meer dan in het verleden moeten (kunnen) inspelen op de archiefbewerkings- en -opslagbehoefte van de zorgdragers. Gezien het feit dat de huidige opslagcapaciteit voor vrijwel 100% is benut, worden er plannen ontwikkeld voor een nieuwe opslaghal.

Wat mag het kosten?

De kosten voor het beschikbaar stellen van de opslaghal ten behoeve van het in opslag nemen van archiefbescheiden bedragen € 761 260.

2. Begroting van baten en lasten

Begroting van baten en lasten voor het jaar 2005 (x € 1 000)
Baten-lastendienst CAS2003200420052006200720082009
Baten       
        
Exploitatiebijdrage496524231231231231231
        
Rentebaten17000000
        
Overige opbrengsten327000000
        
Opbrengst archiefbewerkingsprojecten       
* opbrengst moederministerie t.b.v. convenanten2 6034 6064 9184 8634 8214 8214 821
* opbrengst archiefbewerking niet-convenanten8029541 1631 2461 2761 2701 236
* opbrengst derden75000000
* mutatie onderhanden werk1 885000000
totale opbrengst archiefbewerkingsprojecten5 3655 5606 0816 1096 0976 0916 057
        
Kostprijs archiefbewerkingsprojecten5 5195 8166 2626 2626 26 26 2626 262
Bruto-marge archiefbewerkingsprojecten– 154– 256– 181– 153– 165– 171– 205
        
Opbrengst opslaghal741746761761761761761
        
Exploitatiekosten opslaghal       
* materiële kosten327368101103107110133
* gebruikersvergoeding huur gebouwen593593604604604604604
* afschrijvingskosten50474848464523
* rentekosten121086421
totale exploitatiekosten opslaghal9821 018761761761761761
Bruto-marge opslaghal– 241– 27200000
        
Apparaatskosten       
* personele kosten4 5884 4614 7014 7014 7014 7014 701
* fictieve wachtgeldverplichtingen11412000000
* materiële kosten548379659657653650627
* fictieve verzekeringen272700000
* gebruikersvergoeding huur gebouwen538537557557557557557
* afschrijvingskosten175283391422415413402
* desinvestering– 3      
* rentekosten7543211
totale apparaatskosten5 9945 8126 3126 3406 3286 3226 288
        
Dekking door productieve uren5 6405 8166 2626 2626 2626 2626 262
Dekkingsresultaat– 3544– 50– 78– 66– 60– 26
Saldo van baten en lasten91000000

N.B. De opbrengst moederministerie t.b.v. convenanten is afgeleid van het door BZK beschikbaar gestelde doelbudget verminderd met de exploitatiebijdrage. In de periode 2004 t/m 2005 vindt er een verschuiving plaats van opbrengst convenanten naar opbrengst niet-convenanten. Dit als gevolg van reeds afgesloten meerjarige niet-convenantscontracten. De onderuitputting van de door BZK beschikbaar gestelde middelen worden tijdelijk geparkeerd op de balansrekening Budgetverplichting CAS-BZK. Vanaf 2006 worden deze middelen aangewend en vindt er dus een verschuiving plaats van opbrengst niet-convenant naar opbrengst convenant. De hiervoor genoemde tijdelijke verschuivingen zijn niet verwerkt in de begroting van baten en lasten, met het oog op de transparantie, maar zijn wel verwerkt in het kasstroomoverzicht.

2.1. Toelichting bij de begroting van baten en lasten

2.1.1. Baten (in € 1)

Om de hierna genoemde opbrengsten te kunnen genereren heeft de CAS voor het jaar 2005 de volgende productiecapaciteit (in uren) geraamd:

3 formatieplaatsen à 1 450 uur per jaar4 350
79,86 formatieplaatsen à 1 390 uur per jaar110 798
4,056 formatieplaatsen à 1 000 uur per jaar4 056
totaal 86,916 fte119 204
inhuurkrachten3 500
Totale productiecapaciteit122 704

N.B. van de groep formatieplaatsen à 1 390 uur maakt 1 medewerker gebruik van de Regeling Arbeidsparticipatie Senioren (PAS-regeling), vandaar minder dan 79,86 x 1 390 uur bij deze groep.

Opbrengst moederministerie t.b.v. convenanten archiefbewerking. De meerjarencijfers uit de begroting zijn bepalend voor de hoeveelheid in te zetten productiecapaciteit ten behoeve van het moederministerie. Deze capaciteit wordt ingezet om de archieven te bewerken zoals genoemd in de meerjarige convenanten die BZK/CAS heeft afgesloten met de ministeries en Hoge Colleges van Staat. De opbrengst archiefbewerking ten behoeve van het moederministerie in het kader van het convenantensysteem bedraagt:

Ontwerp-begroting5 149 130
Verantwoord als exploitatiebijdrage*–/- 231 192
Totale opbrengst moederministerie t.b.v. convenanten archiefbewerking4 917 938

* Zie hetgeen hierover is vermeld bij de batenpost exploitatiebijdrage.

Om de hiervoor genoemde opbrengst moederministerie ad € 4 917 938 te realiseren worden van de beschikbare productiecapaciteit de volgende uren ingezet ten behoeve van het convenantensysteem:

Tariefgroep middel à 5175 922 uur
Tariefgroep laag à 4815 363 uur
Tariefgroep hoog à 774 006 uur
Totaal95 291 uur

De beschikbare productiecapaciteit is dan als volgt te verdelen:

Archiefbewerking t.b.v. convenanten, betaling door moederministerie95 291 uur
Archiefbewerking, niet zijnde convenanten16 057 uur
Uitleenactiviteiten7 813 uur
Te realiseren opbrengsten119 161 uur
Onzekerheidsmarge ter dekking van calculatieverliezen en ontwikkelingsprojecten3 543 uur
Totaal beschikbare productiecapaciteit122 704 uur

Opbrengst archiefbewerking ministeries (niet zijnde convenanten). Deze opbrengst bestaat uit twee delen, namelijk:

opbrengst archiefbewerking, niet zijnde convenanten t.b.v. ministeries: 
tariefgroep middel 16 057 uur à 51818 907
opbrengst uitleenactiviteiten: 
tariefgroep uitleen 7 813 uur à 44343 772
Totaal opbrengst archiefbewerking ministeries (niet zijnde convenanten)1 162 679

Opbrengst opslaghal 761 260

De beschikbare opslagcapaciteit bedraagt 64 km archief. De opbrengst is begroot op basis van de lopende contracten, zijnde 59 km opslag archief. De reservecapaciteit van 5 km blijft beschikbaar voor de klanten met wie de CAS langlopende contracten heeft afgesloten om zodoende de jaarlijkse groei van de aanwezige archiefbestanden te kunnen plaatsen in de opslaghal.

Exploitatiebijdrage 231 192

Voor de huur van het hoofdgebouw en de opslaghal wordt door de RGD een bedrag van € 1 161 042 in rekening gebracht. Van dit bedrag wordt € 231 192 niet meegenomen in de tariefberekening en als zodanig dus niet gedekt. Vandaar dat dit bedrag als exploitatiebijdrage wordt verantwoord. Zie ook hetgeen is vermeld onder de kostenpost gebruikersvergoeding huur gebouwen.

Totaal overzicht baten:

Opbrengst moederministerie t.b.v. convenanten archiefbewerking4 917 938
Opbrengst archiefbewerking ministeries (niet zijnde convenanten)1 162 679
Opbrengst opslaghal761 260
Exploitatiebijdrage231 192
Totale baten7 073 069

2.1.2. Lasten (in € 1)

Personele kosten, bestaande uit:

Loonkosten gebaseerd op 110 fte 
loonkosten direct productief, 86,92 fte3 179 745
loonkosten medewerkers overhead, 23,08 fte1 141 996
Bij de raming van de salariskosten gebaseerd op 110 fte is rekening gehouden met de schaalindeling van de medewerkers en de geldende salarissen, sociale premies en werkgeverslasten zoals die per 1 april 2004 van toepassing zijn, waarbij tevens de gevolgen van FuwaUit zijn geprognosticeerd. 
Toeslagen formatief personeel56 620
Inhuurkrachten ten behoeve van tariefgroep uitlening82 250
Overige inhuurkrachten en externe deskundigen47 260
Overige personeelskosten, waaronder:reiskosten woon-werkverkeer, reis- en verblijfkosten voor dienstreizen, opleidingskosten, kinderopvang, representatiekosten, toeslagen e.d. 192 820
Totale loonkosten4 700 691

Materiële kosten, bestaande uit:

Algemene kosten78 050
Hiertoe behoren de kosten voor telefoon, porti, catering en advieskosten. 
Huisvestingskosten (huurderslasten)211 405
Hiertoe behoren de volgende kosten: energie, schoonmaak, belastingen, beveiliging en klein onderhoud gebouwen en terreinen. 
Kantoorkosten237 400
Hiertoe behoren de volgende kosten: onderhoud kantoormachines, onderhoud hard- en software, kantoorartikelen, papier en enveloppen en computerbenodigdheden. 
Marketingkosten19 500
Hiertoe behoren de kosten voor advertenties, folders en kosten PR. 
Productiekosten213 630
Hiertoe behoren de kosten voor het transporteren van de archieven van en naar de klanten, de vernietigingskosten van voor vernietiging aangewezen archiefbestanddelen en de kosten van archiefdozen en omslagen 
Totale materiële kosten759 985

Gebruikersvergoeding huur gebouwen

De gebruikersvergoeding RGD bestaat uit 2 delen, namelijk de oorspronkelijke gebruikersvergoeding als gevolg van de stelselwijziging bij de RGD en de allonges. De gebruikersvergoeding is gebaseerd op het prijsniveau van het jaar 2004 en bestaat uit:

gebruikersvergoeding hoofdgebouw526 902
gebruikersvergoeding opslaghal404 755
subtotaal931 657
Van deze totale gebruikersvergoeding wordt van het oorspronkelijke contract inzake het hoofdgebouw maar een deel van de gebruikersvergoeding opgenomen in de kostprijsberekening, namelijk 110/196 deel gebaseerd op het aantal formatieplaatsen CAS. 
Het niet in de kostprijsberekening opgenomen bedrag van € 231 192 wordt verantwoord als exploitatiebijdrage BZK. 
  
Extra gebruikersvergoeding als gevolg van aanpassingen/uitbreidingen in de gebouwen: 
gebruikersvergoeding hoofdgebouw29 598
gebruikersvergoeding opslaghal199 787
subtotaal229 385
totale gebruikersvergoeding1 161 042

Afschrijvingskosten

De afschrijvingskosten zijn gebaseerd op de aanwezige materiële vaste activa per 31 december 2003 en op basis van de geplande investeringen voor de jaren 2004 en 2005. De afschrijvingskosten zijn verdeeld over het hoofdgebouw en de opslaghal en kunnen als volgt worden gespecificeerd:

AfschrijvingskostenHoofdgebouwOpslaghalTotaal
Gebouwen en terreinen 3 0223 022
Machines en installaties34 57234 30968 881
Inventaris75 42910 59386 022
Automatiseringsapparatuur281 313 281 313
Totale afschrijvingskosten391 31447 924439 238

Van het totaal heeft € 145 652 betrekking op de aanwezige activa per 31 december 2003. De overige afschrijvingskosten ad € 293 586 heeft betrekking op de investeringen in de jaren 2004 en 2005.

Rentelasten 12 100

Vanaf 2000 wordt in de begroting de rentelast opgenomen voortvloeiend uit het beroep dat zal worden gedaan op de Leenfaciliteit bij Financiën. De rentelasten voor 2005 hebben betrekking op de lening afgesloten per 1 januari 2000. Voor investeringen in de jaren 2004 en 2005 wordt geen beroep gedaan op de leenfaciliteit.

Totaal overzicht lasten 
Personele kosten4 700 691
Materiële kosten759 985
Gebruikersvergoeding1 161 042
Afschrijvingskosten439 238
Rentelasten12 100
Totale lasten7 073 056

Tariefberekening

De tarieven voor 2005 zijn ten opzichte van de ontwerp-begroting 2004 gemiddeld gestegen met € 4. Dit is als volgt te verklaren:

– Een stijging van de totale kosten van € 6 829 896 (ontwerp-begroting 2004) naar € 7 073 056 (ontwerp-begroting 2005), voornamelijk veroorzaakt door stijging van de loonkosten waarbij tevens de financiële implicaties van de implementatie van FuwaUit zijn begroot.

– In de ontwerp-begroting 2004 is van de gebruikersvergoeding RGD inzake huur van de gebouwen een bedrag van € 524 524 niet opgenomen in de tariefberekening. Deze kosten worden gedekt door een exploitatiebijdrage BZK. In de ontwerp-begroting 2005 is dit afgebouwd naar een bedrag van € 231 192. Dus toename van de kosten die meegenomen worden in de tariefberekening en een daling van de exploitatiebijdrage.

De kosten zijn als volgt verdeeld:

directe loonkosten formatief personeel3 179 745
inhuurkrachten tariefgroep uitlening82 250
totale directe loonkosten3 261 995
loonkosten overhead formatief personeel1 141 996
toeslagen56 620
overige inhuurkrachten en extrene deskundigen47 260
overige personeelskosten192 820
totale indirecte loonkosten1 438 696

De overige kosten zijn te verdelen in kosten ten behoeve van de uurtarieven en ten behoeve van de kostprijs opslaghal:

 t.b.v. uurtarievent.b.v. opslaghaltotaal
algemene kosten78 050 78 050
huisvestingskosten185 90525 500211 405
kantoorkosten237 400 237 400
marketingkosten19 500 19 500
productiekosten213 630 213 630
gebruikersvergoeding RGD325 308604 542929 850
afschrijvingskosten391 31447 924439 238
rentelasten4 3937 70712 100
subtotaal1 455 500685 6732 141 173
lump-sum– 75 58775 5870
totaal overige kosten1 379 913761 2602 141 173

Opmerking lump-sum:

Voor het jaar 2005 wordt er tegenover de kosten opslaghal van € 685 673 een opbrengst opslaghal verwacht van € 761 260. Ten laste van het begrote resultaat opslaghal ad € 75 587 wordt een bedrag van € 75 587 gebracht. Dit bedrag wordt in mindering gebracht op de kosten die gedekt moeten worden door het in rekening brengen van de diverse uurtarieven. Dit heeft een positief effect op de uurtarieven.

Onzekerheidsmarge

Om tot een verkoopprijs te komen wordt de kostprijs van een uurtarief verhoogd met een onzekerheidsmarge.

Deze marge dient enerzijds ter dekking van bij de voorcalculatie niet voorziene verliezen op projecten en anderzijds ten behoeve van ontwikkelingsprojecten op digitaal gebied.

De tariefberekening is als volgt (in € 1):

Tariefgroepdirecte loonkostenindirecte kostentotale kostenproductie urendir.-kosten per/uurind. kosten per/uurtot.kosten per/uurmargeTARIEFmarge in uren
middel2 501 9082 189 0274 690 93595 29626,2522,9749,221,78513 318
laag381 326356 102737 42815 50224,6022,9747,570,4348139
hoog215 32393 159308 4824 05653,0922,9776,060,947749
uitleen163 438180 321343 7597 85020,8222,9743,790,214437
subtotaal3 261 9952 818 6096 080 604122 704     3 543
Opslaghal  761 260       
subtotaal  6 841 864       
Niet in tarief opgenomen          
gebruikersvergoeding RGD  231 192       
Totale kosten 2005  7 073 056       

3. Ontwikkeling eigen vermogen

Overzicht vermogensontwikkeling (in € 1 000)
Baten-lastendienst CAS2003200420052006200720082009
1.Eigen vermogen per 1 januari397398309309309309309
        
2.Saldo van baten en lasten voorafgaand jaar91000000
3a. Uitkering aan moederministerie– 90– 89     
3b. Bijdrage moederministerie ter versterking van eigen vermogen       
3c. Overige mutaties in eigen vermogen       
3.Totaal directe mutaties in eigen vermogen– 90– 89     
        
4.Eigen vermogen per 31 december (1+2+3)398309309309309309309

4. Meerjarige begroting van kasstromen

Kasstroomoverzicht 2005 (x € 1 000)
Baten-lastendienst CAS2003200420052006200720082009
1.Rekening courant RIC 1 januari (incl. deposito)1 1632 422977772902578410
        
2.Totaal operationele kasstroom1 542– 54510736336421030
        
3a. -/- totaal investeringen– 203– 836– 253– 175– 637– 328– 272
3b. +/+ totaal boekwaarde desinvesteringen       
3.Totaal investeringskasstroom– 203– 836– 253– 175– 637– 3 28– 272
        
4a. -/- eenmalige uitkering aan moederministerie– 90– 89     
4b. +/+ eenmalige storting door moederministerie9089     
4c. -/- aflossingen op leningen– 80– 64– 59– 58– 51– 50– 23
4d. +/+ beroep op leenfaciliteit       
4.Totaal financieringskasstroom– 80– 64– 59– 58– 51– 50– 23
        
5.Rekening courant RIC 31 december (incl. deposito) (=1+2+3+4)2 422977772902578410145
(maximale roodstand € 0,5 mln)       

4.1. Toelichting bij het kasstroomoverzicht (in € 1 000)

De afname van het saldo bij de RHB met € 2 277 in de periode 2003 tot en met 2009 wordt veroorzaakt door:

– toename liquiditeit als gevolg van afschrijvingen met € 2 463,

– afname liquiditeit als gevolg van investeringen via rekening-courant voor € 2 501,

– afname liquiditeit als gevolg van aflossing lening bij Financiën voor € 305,

– afname liquiditeit als gevolg van afname werkkapitaal met € 1 934.

5. Kengetallen

Ramingskengetalleneenheidrealisatie 200320042005
tarief laagUur in € 1424448
tarief middelUur in € 1464751
tarief hoogUur in € 1797277
tarief uitleenUur in € 1413844
     
productieve uren per jaar per persoonUren1 3841 3601 390
     
bruto-marge projectenIn € 1 000– 154– 190– 181
dekkingsresultaatIn € 1 000– 354190– 50

5.1. Toelichting bij de kengetallen

– Het kengetal bruto-marge geeft weer in hoeverre de kosten van projecten worden gedekt door de opbrengsten van projecten. Door hetgebruik van dit kengetal is het mogelijk om inzicht te verschaffen in hoeverre het toegepaste systeem van voorcalculatie voldoet.

– Het kengetal dekkingsresultaat is de resultante van 2 componenten, namelijk budgetresultaat en productieresultaat. Budgetresultaat geeft de verhouding weer tussen de begrote en gerealiseerde kosten. Productieresultaat geeft weer de verhouding tussen de begrote en gerealiseerde productie-uren.

BATEN-LASTENDIENST IVOP

1. Inleiding

1.1. Positionering

IVOP is een baten-lastendienst van BZK. De zorg voor het in bedrijf houden van hoogwaardige informatiesystemen op het gebied van de salaris- en financiële personeelsadministratie is de overgebleven kerntaak van IVOP (Informatievoorziening Overheidspersoneel).

IVOP is de uitvoeringsorganisatie die namens het samenwerkingsverband van 46 deelnemers (o.a. alle ministeries) voor in totaal 53 organisaties met ongeveer 206 000 (semi-) ambtenaren bij Pink Roccade Public (PRP) de salarisberekening en salarisbetaling laat uitvoeren.

De deelnemers zijn vertegenwoordigd in een Algemene Vergadering van Deelnemers (AVD). IVOP wordt direct aangestuurd door een bestuur dat verantwoording aflegt aan de AVD.

IVOP berekent de kosten sinds 1994 integraal door aan gebruikers van de systemen. Het contract tussen het samenwerkingsverband en Pink Roccade Public betreffende beheer, onderhoud en exploitatie van het IPA-salarissysteem loopt in ieder geval tot 31 december 2005.

1.2. Doelstellingen

Zoals in 1.1. aangegeven draagt IVOP zorg voor het in bedrijf houden van hoogwaardige informatiesystemen op het gebied van de salaris- en financiële personeelsadministratie.

Het nieuw te vormen rijksbrede P-Direkt dat uitvoering moet geven aan de vernieuwing van het HRM-stelsel Rijk neemt de verantwoordelijkheid voor de vervanging van het IPA-salaris-systeem over. Met ingang van 1 januari 2006 moet P-Direkt volledig operationeel zijn.

Voor IVOP heeft dat de volgende consequenties:

– De huidige IPA-dienstverlening onder leiding van IVOP wordt met ingang van 1 januari 2006 beëindigd;

– IVOP houdt op te bestaan. Rekening houdend met de afronding van zaken zal IVOP uiterlijk 31 december 2006 worden opgeheven.

In verband hiermee hanteert IVOP voor de komende jaar de volgende uitgangspunten:

– IVOP garandeert aan haar klanten en gebruikers continuiteit in niveau en kwaliteit van de huidige IPA-dienstverlening. Daar waar mogelijk en/of noodzakelijk zal de kwaliteit worden verbeterd;

– IVOP garandeert haar werknemers, afnemers en leveranciers een professionele migratie naar de nieuwe situatie. Contracten (met afnemers en leveranciers) moeten op tijd worden opgezegd.

Voor 2006 wordt IVOP opgeheven: vooralsnog wordt rekening gehouden met 10 fte personeel en € 0,641 mln kosten in verband met het verwijderen van het salarissysteem bij Pink Roccade Public. Het betreft hier kosten die in 2006 nog moeten worden gemaakt.

1.3. Producten van IVOP

De producten van IVOP kunnen in twee hoofdgroepen worden onderverdeeld:

1. Salarisinformatie

2. Personeels- en personeel/financiële informatie

ad. 1. Salarisinformatie. IVOP is volledig verantwoordelijk voor een correcte inhoud van de systemen voor de salarisverwerking. De producten op het gebied van salarisverwerking betreffen het onderhoud en beheer van het salarissysteem kern en de standaard interface. Er wordt onderscheid gemaakt tussen een aantal verschillende vormen van onderhoud en beheer, te weten:

– basisonderhoud,

– centrale regelgeving,

– individueel onderhoud.

De eerste twee categorieën worden doorberekend op basis van een tarief per individuele arbeidsrelatie (= een dienstbetrekking met een werknemer) (IAR) die een opdrachtgever in een van de systemen geregistreerd heeft. De totale kosten van de onderwerpen in de categorieën basisonderhoud en centrale regelgeving worden per systeem gedeeld door het aantal IAR's van de opdrachtgevers die van het systeem gebruik maken. Zo ontstaat voor die systemen een kostprijs per IAR. Op basis van de berekende kostprijs per IAR wordt – rekening houdend met eventuele tekorten of overschotten uit voorgaande jaren – door de AVD een in meerjarig perspectief kostendekkend tarief per IAR vastgesteld.

Het individueel onderhoud wordt doorberekend op basis van een offerte per aan te passen onderwerp. Wanneer hierbij sprake is van meerdere opdrachtgevers per onderwerp wordt het aantal IAR's als verdeelsleutel voor de door te berekenen bedragen gehanteerd.

De kosten van de exploitatie van het salarissysteem worden door PRP rechtstreeks bij de gebruikers in rekening gebracht. IVOP kan namens de deelnemers afspraken maken over het verrekenen van de exploitatiekosten.

ad. 2. Personeels- en personeel/financiële informatie. De producten van IVOP op het gebied van de personeels- en personeel/financiële informatievoorziening betreffen de ontwikkeling, het onderhoud en beheer van diverse personeels- en personeel/financiële systemen. Ten aanzien van deze informatiesystemen worden twee soorten van onderhoud en beheer gevoerd, te weten basisonderhoud en individueel onderhoud.

Het basisonderhoud wordt doorberekend middels een tarief per IAR of een tarief per (soort) licentie.

Het individuele onderhoud wordt doorberekend op basis van een offerte per aan te passen onderwerp.

De meetbaarheid van de producten van IVOP in termen van input en output is afhankelijk van het heterogene karakter van de producten en diensten van IVOP. De aard en omvang van de werkzaamheden worden immers enerzijds bepaald door de wensen van de deelnemers en anderzijds door de ontwikkelingen in wet- en regelgeving en arbeidsvoorwaarden. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar het gestelde bij 5. Kengetallen.

2. Begroting van baten en lasten

Begroting van baten en lasten voor het jaar 2005 (x € 1 000)
Baten-lastendienst IVOP2003200420052006200720082009
Baten    n.v.t  
Opbrengst moederdepartement6 4781 8501 137    
Opbrengst moederdepartement P-Direkt 10 00010 000    
Opbrengst overige departementen4 6874 8003 972    
Opbrengst overigen2 3162 2602 056    
Totaal omzet13 48118 91017 1650   
Rentebaten405050    
Buitengewone baten       
Totaal baten13 52118 96017 2150   
        
Lasten       
Kostprijs van de omzet       
Kosten interne IVOP-uren5 5963 4472 846    
Kosten interne P-Direkt-uren 4 5004 500    
Kosten extern6 1533 1503 271391   
Kosten extern P-Direkt 4 0004 000    
Totaal kostprijs van de omzet11 74915 09714 617391   
Dekkingsresultaat       
Apparaatskosten       
* personele kosten4 7763 4923 455100   
* personele kosten P-Direkt 4 5004 500    
* materiële kosten1 3551 0511 00350   
* materiële kosten P-Direkt 1 5001 500    
Afschrijvingskosten134133122100   
Totale apparaatskosten6 26510 67610 580250   
Dekking door declarabele uren6 1334 1293 528    
Dekking door declarabele uren P-Direkt 4 5004 500    
Dekking inkoopmanagement129      
Totaal dekkingsresultaat– 3– 2 047– 2 552– 250   
Totaal kostprijs van de omzet11 75217 14417 169641   
Directe kosten voor opdrachten1 0221 0371 045    
Afschrijvingskosten systemen0      
Dotaties voorzieningen0      
Rentelasten       
Buitengewone lasten       
Bijzondere lasten30      
Totaal lasten12 80418 18118 214641   
        
Saldo van baten en lasten717779– 999– 641   

2.1. Toelichting

Sinds 1997 is de indeling van de begroting van baten en lasten aangepast aan de opzet en indeling zoals die in het Jaarverslag van IVOP wordt gehanteerd. Dit Jaarverslag wordt aan de AVD ter goedkeuring voorgelegd. Op deze wijze wordt bewerkstelligd dat in alle vormen van financiële rapportage en verslaglegging, die door IVOP wordt vervaardigd, een eenduidige indeling en begripsbepaling wordt gehanteerd. In deze begroting wordt opnieuw dezelfde systematiek gevolgd (die aansluit op de VBTB-stijl).

2.1.1. Baten

Bij de raming van de omzet 2005 is er van uitgegaan dat de tarieven over 2004 en 2005 zodanig zullen worden vastgesteld dat er sprake zal zijn van dekking van de totale kosten over 2004 en 2005. De tarieven voor 2005 zijn eind 2003 door de AVD vastgesteld. Hierbij is het uitgangspunt dat de tarieven in tweejarig perspectief gezien kostendekkend zullen zijn.

De baten in de jaren 2003 tot en met 2005 worden beïnvloed door de kosten van P-Direkt waarvoor IVOP op dit moment de financiële administratie voert.

De doorberekening van de P-Direkt-kosten na 2005 zijn niet in de cijfers opgenomen.

Overzicht baten incl. P-Direkt (bedragen x € 1 000)
Omschrijving200320042005
Salarissysteem5 8675 8724 975
PF/PI systemen1 3381 5461 361
Overige omzet979550510
P-Direkt5 29710 00010 000
Totaal13 48117 96816 846
Verdeling omzet 2005 incl. P-Direkt (bedragen x € 1 000)
OmschrijvingMoederministerieAndere ministeriesOverigen
Salarissysteem1772 9251 873
PF/PI systemen1311 047183
Overige510  
P-Direkt10 000  
Totaal10 8183 9722 056
Specificatie omzet moederministerie incl. P-Direkt (bedragen x € 1 000)
Omschrijving2005
Artikel 11 BZK kwaliteit rijksdienst DGMOS10 575
Artikel 12 BZK algemeen115
KLPD en ITO128
Totaal10 818

2.1.2. Lasten

Kostprijs van de omzet

Kosten IVOP. Deze post is de som van de direct aan de opdrachten toe te wijzen kosten van IVOP. De IVOP-kosten zijn opgebouwd uit het aantal uren per type activiteit vermenigvuldigd met de kostprijs per uur.

Externe kosten. Deze post betreft de uitbesteding van het technisch beheer en onderhoud van het IPA-Salarissysteem (Pink Roccade Public) en de Vogel-systemen (Trilogic). Deze kosten zijn structureel en hebben een gelijkmatig verloop.

In de periode 2003 tot en met 2005 bevat deze post tevens de kosten van P-Direkt waarvoor IVOP op dit moment de financiële administratie voert.

De P-Direkt-kosten na 2005 zijn niet in de cijfers opgenomen.

Personeelskosten. De geraamde personeelskosten zijn gebaseerd op de veronderstelde benodigde capaciteit voor het jaar 2005.

Materiële kosten. Onder deze post zijn alle reguliere materiële kosten van IVOP opgenomen voor het jaar 2005 en uitgaande van een bezetting van 44 fte's.

Afschrijvingskosten IVOP. Onder deze post zijn de afschrijvingen op de bedrijfsmiddelen van IVOP opgenomen.

Directe kosten voor opdrachten. Hieronder zijn begrepen de bestuurs- en controlekosten. Dit zijn de kosten van IVOP in het kader van de ondersteuning van het bestuur en de Algemene vergadering van Deelnemers alsmede de kosten van de EDP-auditpool.

Afschrijvingskosten systemen. De afschrijvingskosten hebben uitsluitend betrekking op de PF/PI-systemen.

Dotaties aan voorzieningen. Omdat vaststaat dat het onderhoud en beheer van de systemen door IVOP uiterlijk 31 december 2005 wordt stopgezet zijn in 2002 de voorzieningen teruggebracht naar nihil.

3. Overzicht vermogensontwikkeling

Overzicht vermogensontwikkeling (x € 1 000)
Baten-lastendienst IVOP2003200420052006200720082009
1.Eigen vermogen per 1 januari144861730641   
2.Saldo van baten en lasten717779– 999– 641   
        
3a. Uitkering aan moederministerie – 910     
3b. Bijdrage moederministerie ter versterking van eigen vermogen  910    
3c. Overige mutaties in eigen vermogen       
3.Totaal directe mutaties in eigen vermogen – 910910    
4.Eigen vermogen per 31 december (1+2+3)8617306410   

4. Kasstroomoverzicht

Kasstroomoverzicht 2005 (x € 1 000)
Baten-lastendienst IVOP2003200420052006200720082009
1.Rekening courant RIC 1 januari (incl. deposito)3 7798 7404 755641   
        
2. Totaal operationele kasstroom5 132– 3 000– 4 999– 641   
        
3a. -/- totaal investeringen– 171– 75– 25    
3b. +/+ totaal boekwaarde desinvesteringen       
3.Totaal investeringskasstroom– 171– 75– 250   
        
4a. -/- eenmalige uitkering aan moederministerie – 910     
4b. +/+ eenmalige storting door moederministerie  910    
4c. -/- aflossingen op leningen       
4d. +/+ beroep op leenfaciliteit       
4.Totaal financieringskasstroom0– 9109100   
        
5.Rekening courant RIC 31 december (incl. deposito) (=1+2+3+4)8 7404 7556410   
(maximale roodstand € 0,5 mln)       

5. Kengetallen

Met betrekking tot (de meetbaarheid van) de producten IVOP is een aantal indicatoren ontwikkeld. Deze indicatoren richtten zich op de kosten per categorie onderhoud en/of beheer van het salarissysteem en van de personeel-financiële systemen. De kosten voor de deelnemers worden uitgedrukt in tarieven per IAR's. Op basis hiervan kan achteraf een beeld worden geschetst van (verbetering van) de doelmatigheid van IVOP.

De totale uitgaven aan het onderhoud en beheer van het salarissysteem worden echter beïnvloed door het aantal onderhoudsopdrachten dat in een bepaald jaar moest worden uitgevoerd. Omdat kostenbeheersing voor de deelnemers aan het samenwerkingsverband een van de belangrijkste doelstellingen is, wordt de effectiviteit van de baten-lastendienst mede beoordeeld aan de hand van de meerjarige ontwikkeling in de totale kosten per systeem.

In onderstaande overzichten is de ontwikkeling van de tarieven per iar aangegeven:

Tarieven voor het Salarissysteem200020012002200320042005
Basisonderhoud Salarissysteem Kern18,8519,2819,0019,8520,4021,00
Basisonderhoud Standaard Interface0,470,700000
Centrale regelgeving Salarissysteem Kern2,903,102,6002,152,20
Reservering kosten 2006-ontmanteling    1,00 
Tarieven voor de PF/PI systemen200020012002200320042005
IBIS*2,633,132,051,051,601,65
IBIS-individueel1,401,451,501,501,501,50
SNIP*2,382,971,300,851,101,15
VINK*1,241,881,000,800,800,80
Journalisering0,220000,450,45
CBS0,1100000

** Inclusief de productiekosten.

5. DE VERDIEPINGSBIJLAGE

5.1. De opbouwtabellen

Totaal begroting

Opbouw verplichtingen (x € 1 000)
Totaal begroting2003200420052006200720082009
Stand ontwerp-begroting 2004 4 898 6074 830 8274 947 9695 034 4755 074 783 
1e suppletore begroting 2004 352 90044 65545 44654 64947 012 
Nog niet opgenomen in een begrotingstuk 6 862254 318236 117243 117212 696 
Stand ontwerp-begroting 20055 328 1615 258 3695 129 8005 229 5325 332 2415 334 4915 337 021
Opbouw uitgaven (x € 1 000)
Totaal begroting2003200420052006200720082009
Stand ontwerp-begroting 2004 4 966 8584 868 0124 978 0315 056 4155 092 623 
1e suppletore begroting 2004 174 82746 79047 57254 81747 180 
Nog niet opgenomen in een begrotingstuk 6 862254 318236 117243 117212 696 
Stand ontwerp-begroting 20054 942 2735 148 5475 169 1205 261 7205 354 3495 352 4995 355 629
Opbouw ontvangsten (x € 1 000)
Totaal begroting2003200420052006200720082009
Stand ontwerp-begroting 2004 210 866218 387229 224242 105241 159 
1e suppletore begroting 2004 13 9727 2827 9638 1458 454 
Nog niet opgenomen in een begrotingstuk 910227 650228 192228 752238 769 
Stand ontwerp-begroting 2005282 015225 748453 319465 379479 002488 382489 586

Beleidsartikel 1: Grondwet en democratie

Opbouw verplichtingen en uitgaven (x € 1 000)
1: Grondwet en democratie2003200420052006200720082009
Stand ontwerp-begroting 2004: 5 8964 4405 7423 9123 912 
1.1: apparaat 5 8964 4405 7423 9123 912 
1e suppletore begroting 2004: 121– 833– 819– 840– 840 
1.1: apparaat 121– 833– 819– 840– 840 
Nog niet opgenomen in een begrotingstuk: 1 3575 2607 8148 8631 618 
1.1: apparaat 1 3575 2607 8148 8631 618 
a.voorlichting verkiezingen  – 258– 9661 802– 578 
b.projectkosten nieuw kiesstelsel  2 5205 9654 290  
c.technische bijstelling       
*toedeling loon-/prijsbijstelling 7660815252 
*overboeking  1 1361 1361 1361 136 
*reallocatie (diverse) 1 2811 8021 5981 5831 008 
Stand ontwerp-begroting 2005:5 4657 3748 86712 73711 9354 6906 378
 (6 119)      
1.1: apparaat5 4657 3748 86712 73711 9354 6906 378
 (6 119)      
Opbouw ontvangsten (x € 1 000)
1: Grondwet en democratie2003200420052006200720082009
Stand ontwerp-begroting 2004 00000 
Stand ontwerp-begroting 200570000000

1.1. a. Voorlichting verkiezingen. Doordat in januari 2003 extra Tweede Kamerverkiezingen hebben plaatsgevonden, vinden de volgende Tweede kamerverkiezingen in 2007 plaats. Hierdoor en als gevolg van de evaluatie van de campagne Voorlichting Verkiezingen heeft een herschikking plaatsgevonden van de beschikbare middelen over de jaren 2005–2008.

1.1. b. Projectkosten nieuw kiesstelsel. Ten behoeve van de invoering van het Nieuwe Kiesstelsel zijn voor de jaren 2005–2007 middelen beschikbaar gesteld voor onder andere onderzoek en voorlichting.

Beleidsartikel 2: Politie

Opbouw verplichtingen (x € 1 000)
2: Politie2003200420052006200720082009
Stand ontwerp-begroting 2004: 3 969 3964 053 9884 183 0374 243 0074 277 534 
2.1:apparaat 15 97516 10415 16615 16615 166 
2.2:politie op regionaal niveau 3 099 9943 158 2183 259 3113 298 1773 317 229 
2.3:politie op bovenregionaal en landelijk niveau 421 140427 735439 075439 383440 858 
2.4:prestatievermogen van de politie 75 32669 79369 69170 88670 886 
2.5:adequaat niveau van politiepersoneel 175 019191 831200 779211 314225 314 
2.6:geneeskundige verzorging politie 181 942190 307199 015208 081208 081 
1e suppletore begroting 2004: 25 356– 37 316– 25 568– 30 264– 24 266 
2.1:apparaat – 479– 421– 471– 573– 573 
2.2:politie op regionaal niveau 5 904– 36 972– 27 800– 36 624– 27 800 
2.3:politie op bovenregionaal en landelijk niveau 10 491– 2632 3636 5933 767 
2.4:prestatievermogen van de politie – 175– 175– 175– 175– 175 
2.5:adequaat niveau van politiepersoneel 9 615515515515515 
Nog niet opgenomen in een begrotingstuk: 53 04044 83444 39360 03765 907 
2.1:apparaat 418– 3 212– 2 333– 2 323– 2 323 
a.technische bijstelling       
*lmd  – 2 767– 2 758– 2 748– 2 748 
*toedeling loon-/prijsbijstelling 208224209209209 
*reallocatie (diverse) 210– 669216216216 
2.2:politie op regionaal niveau 48 67234 97829 42442 28635 625 
a.politietaken asiel  – 3 000– 7 800– 14 700– 19 600 
b.terrorismebestrijding  7001 0001 0001 000 
c.technische bijstelling       
*toedeling loon-/prijsbijstelling 46 12951 05448 28850 91351 219 
*regieraad ICT    21 00021 000 
*milieutaken politie  – 8 510– 8 618– 8 618– 8 626 
*dienst logistiek KLPD  – 4 076    
*efficiencytaakstelling  3 6443 6293 6383 638 
*intensivering nationale recherche (milieutaken)  – 2 600– 5 900– 5 900– 5 900 
*budgetimpuls meerjarenafspraak  – 1 407– 1 926– 5 993– 7 719 
*overboeking 330     
*reallocatie (diverse) 2 213– 827751946613 
2.3:politie op bovenregionaal en landelijk niveau 9 00411 21610 00812 30314 633 
a.terrorismebestrijding  8001 4001 4001 400 
b.technische bijstelling       
*milieutaken politie  8 5108 6188 6188 626 
*internationale samenwerking  – 7 348– 6 948– 6 743– 6 743 
*dienst logistiek KLPD  4 076    
*efficiencytaakstelling  – 3 644– 3 629– 3 638– 3 638 
*toedeling loon- en prijsbijstelling tranche 2004 8 5003 5245 5544 0344 093 
*prestatiebekostiging KLPD  2 667    
*intensivering nationale recherche (milieutaken)  2 6005 9005 9005 900 
*budgetimpuls meerjarenafspraak  1 4071 9265 9937 719 
*overboeking 500     
*reallocatie (diverse) 4– 1 376– 2 813– 3 261– 2 724 
2.4:prestatievermogen van de politie – 103– 1 626775– 100  
a.technische bijstelling       
*prestatiebekostiging KLPD  – 2 667    
*toedeling loon- en prijsbijstelling tranche 2004  1 4201 202   
*overboeking – 200– 200– 200– 100  
*reallocatie (diverse) 97– 179– 227   
2.5:adequaat niveau van politiepersoneel – 4 951– 5 291– 2 792– 2000– 1 916 
a.technische bijstelling       
*efficiencytaakstelling – 5 165– 5 289– 5 289– 5 290– 5 290 
*toedeling loon- en prijsbijstelling tranche 2004   2 7623 5553 639 
*reallocatie (diverse) 214– 2– 265– 265– 265 
2.6:geneeskundige verzorging politie  8 7699 3119 87119 888 
a.technische bijstelling       
*aanpassing raming  8 7699 3119 87119 888 
Stand ontwerp-begroting 2005:4 383 0354 047 7924 061 5064 201 8624 272 7804 319 1754 352 127
2.1:apparaat16 31015 91412 47112 36212 27012 27012 270
2.2:politie op regionaal niveau3 122 4233 154 5703 156 2243 260 9353 303 8393 325 0543 344 216
2.3:politie op bovenregionaal en landelijk niveau766 704440 635438 688451 446458 279459 258460 796
2.4:prestatievermogen van de politie38 56175 04867 99270 29170 61170 71170 711
2.5:adequaat niveau van politiepersoneel439 037179 683187 055198 502209 829223 913236 165
2.6:geneeskundige verzorging politie 181 942199 076208 326217 952227 969227 969
Opbouw uitgaven (x € 1 000)
2: Politie2003200420052006200720082009
Stand ontwerp-begroting 2004: 3 940 0614 037 6084 166 6574 226 6274 261 154 
2.1:apparaat 15 97516 10515 16615 16615 166 
2.2:politie op regionaal niveau 3 071 2863 142 1603 243 2543 282 1203 301 172 
2.3:politie op bovenregionaal en landelijk niveau 420 512427 489438 829439 137440 612 
2.4:prestatievermogen van de politie 75 23869 71669 61470 80970 809 
2.5:adequaat niveau van politiepersoneel 175 108191 831200 779211 314225 314 
2.6:geneeskundige verzorging politie 181 942190 307199 015208 081208 081 
1e suppletore begroting 2004: 25 356– 37 316– 25 568– 30 264– 24 266 
2.1:apparaat – 479– 421– 471– 573– 573 
2.2:politie op regionaal niveau 5 904– 36 972– 27 800– 36 624– 27 800 
2.3:politie op bovenregionaal en landelijk niveau 10 491– 2632 3636 5933 767 
2.4:prestatievermogen van de politie – 175– 175– 175– 175– 175 
2.5:adequaat niveau van politiepersoneel 9 615515515515515 
Nog niet opgenomen in een begrotingstuk: 53 04044 83444 39360 03765 907 
2.1:apparaat 418– 3 212– 2 333– 2 323– 2 323 
a.technische bijstelling       
*lmd  – 2 767– 2 758– 2 748– 2 748 
*toedeling loon-/prijsbijstelling 208224209209209 
*reallocatie (diverse) 210– 669216216216 
2.2:politie op regionaal niveau 48 67234 97829 42442 28635 625 
a.politietaken asiel  – 3 000– 7 800– 14 700– 19 600 
b.terrorismebestrijding  7001 0001 0001 000 
c.technische bijstelling       
*toedeling loon-/prijsbijstelling 46 12951 05448 28850 91351 219 
*regieraad ICT    21 00021 000 
*milieutaken politie  – 8 510– 8 618– 8 618– 8 626 
*dienst logistiek KLPD  – 4 076    
*efficiencytaakstelling  3 6443 6293 6383 638 
*intensivering nationale recherche (milieutaken)  – 2 600– 5 900– 5 900– 5 900 
*budgetimpuls meerjarenafspraak  – 1 407– 1 926– 5 993– 7 719 
*overboeking 330     
*reallocatie (diverse) 2 213– 827751946613 
2.3:politie op bovenregionaal en landelijk niveau 9 00411 21610 00812 30314 633 
a.terrorismebestrijding  8001 4001 4001 400 
b.technische bijstelling       
*milieutaken politie  8 5108 6188 6188 626 
*internationale samenwerking  – 7 348– 6 948– 6 743– 6 743 
*dienst logistiek KLPD  4 076    
*efficiencytaakstelling  – 3 644– 3 629– 3 638– 3 638 
*toedeling loon- en prijsbijstelling tranche 2004 8 5003 5245 5544 0344 093 
*prestatiebekostiging KLPD  2 667000 
*intensivering nationale recherche (milieutaken)  2 6005 9005 9005 900 
*budgetimpuls meerjarenafspraak  1 4071 9265 9937 719 
*overboeking 500     
*reallocatie (diverse) 4– 1 376– 2 813– 3 261– 2 724 
2.4:prestatievermogen van de politie – 103– 1 626775– 100  
a.technische bijstelling       
*prestatiebekostiging KLPD  – 2 667    
*toedeling loon- en prijsbijstelling tranche 2004  1 4201 202   
*overboeking – 200– 200– 200– 100  
*reallocatie (diverse) 97– 179– 227   
2.5:adequaat niveau van politiepersoneel – 4 951– 5 291– 2 792– 2000– 1 91 6 
a.technische bijstelling       
*efficiencytaakstelling – 5 165– 5 289– 5 289– 5 290– 5 290 
*toedeling loon- en prijsbijstelling tranche 2004   2 7623 5553 639 
*reallocatie (diverse) 214– 2– 265– 265– 265 
2.6:geneeskundige verzorging politie  8 7699 3119 87119 888 
a.technische bijstelling       
*aanpassing raming  8 7699 3119 87119 888 
Stand ontwerp-begroting 2005:3 886 6324 018 4574 045 1264 185 4824 256 4004 302 7954 335 747
2.1:apparaat15 58815 91412 47212 36212 27012 27012 270
2.2:politie op regionaal niveau3 082 0383 125 8623 140 1663 244 8783 287 7823 308 9973 328 159
2.3:politie op bovenregionaal en landelijk niveau413 827440 007438 442451 200458 033459 012460 550
2.4:prestatievermogen van de politie32 72074 96067 91570 21470 53470 63470 634
2.5:adequaat niveau van politiepersoneel342 459179 772187 055198 502209 829223 913236 165
2.6:geneeskundige verzorging politie 181 942199 076208 326217 952227 969227 969
Opbouw ontvangsten (x € 1 000)
2: Politie2003200420052006200720082009
Stand ontwerp-begroting 2004 180 159188 522197 230206 296206 296 
1e suppletore begroting 2004 5 0005 0005 0005 0005 000 
Nog niet opgenomen in een begrotingstuk:  8 7699 3119 87119 888 
a.technische bijstelling       
*aanpassing raming  8 7699 3119 87119 888 
Stand ontwerp-begroting 2005216 845185 159202 291211 541221 167231 184231 184

2.1.a./4.1.a.LMD. Reallocatie houdt verband met de reorganisatie binnen OOV. Zie tevens pararaaf B.3. De bedrijfsvoeringsparagraaf.

2.2.a.Politietaken asiel. De instroom van asielzoekers zal de komende jaren blijven dalen, onder meer door het geïntensiveerde terugkeerbeleid. De ramingen zijn daarom verlaagd.

2.2.b./2.3.a.Terrorismebestrijding. Voor terrorismebestrijding heeft BZK naar aanleiding van het actieplan Terrorisme en Veiligheid, uit 2001, meerjarig extra middelen toegewezen gekregen.

2.2.c./4.3.a.Regieraad. Vanaf 2007 zal het budget van de Regieraad ICT na realisatie van de inhaalslag op het terrein van de ICT-Politie worden toegevoegd aan de normvergoeding voor de politieregio's ter dekking van de structurele kosten van exploitatie en vervanging die voor rekening van de korpsen komen.

2.2.c./2.3.b.Milieutaken. Bij de BRT's worden met ingang van 2005 bovenregionale milieutaken ingebed vanwege het bovenregionale karakter daarvan en de wens om deze taken herkenbaar te maken. Er worden 6 milieuteams gevormd van in totaal 144 BVE's die aan de bestaande sterkte van de BRT's worden toegevoegd.

2.2.c./2.3.b.Logistiek. Bij de Dienst Logistiek van het KLPD is een financieel tekort. Om dit te dekken wordt vindt een budgetinhouding plaats op de algemene bijdrage plaats van de politiekorpsen.

2.2.c./2.3.b.Efficiencytaakstelling. De taakstelling efficiency uit het Hoofdlijnenakkoord is bij ontwerp-begroting 2004 geparkeerd op operationele doelstelling 2.2 (regiokorpsen). Het aan bovenregionaal toe te rekenen gedeelte wordt met deze mutatie gerealloceerd naar operationele doelstelling 2.3.

2.2.c./2.3.b.Nationale Recherche. Het betreft hier de milieutaken die door de KLPD (Nationale Recherche) zullen worden uitgevoerd. Het gaat hierbij om structureel 92,5 BVE's.

2.2.c./2.3.b.Meerjarenafspraak. In het kader van de bestuurlijke meerjarenafspraken met de politiekorpsen, waarvan de budgettaire gevolgen waren geparkeerd op operationele doelstelling 2.2, dient nu voor het bovenregionale deel (waaronder KLPD) een reallocatie plaats te vinden naar operationele doelstelling 2.3.

2.3.b./2.4.a.Prestatie KLPD. Het budget van de prestatiebekostiging bevindt zich op operationele doelstelling 2.4. Met deze mutatie wordt een gedeelte overgeboekt ten behoeve van de prestatiebekostiging KLPD, die wordt verantwoord op operationele doelstelling 2.3.

2.3.b./4.6.a./16.3.a.Internationale samenwerking. Reallocatie houdt verband met de reorganisatie binnen OOV. Zie tevens paragraaf B.3. De bedrijfsvoeringsparagraaf.

2.5.a.Kasschuif CAO. Vanwege de opschorting van het CAO-overleg kunnen de voor 2004 geraamde middelen voor de operationele toelage (gecumuleerde gereserveerde tranches 2002 en 2003) niet meer in 2004 tot uitbetaling komen. Vandaar dat wordt voorgesteld het hiermee gemoeide budget door te schuiven naar 2005.

2.5.a.Efficiencytaakstelling arbeidsvoorwaarden. Betreft taakstelling om de negatieve arbeidsvoorwaardenruimte te compenseren die bij kabinetssectoren ontstaan is door van de stijging van werkgeverslasten veroorzaakt door onder meer het herstelplan Abp.

2.6.a./2.a.Aanpassing raming. Eind 2003 heeft de DGVP een nieuwe meerjarenraming opgesteld als gevolg waarvan nu de raming wordt bijgesteld.

Beleidsartikel 3: Rampenbeheersing en brandweer

Opbouw verplichtingen (x € 1 000)
3: Rampenbeheersing en brandweer2003200420052006200720082009
Stand ontwerp-begroting 2004: 137 462152 295157 107158 075158 075 
3.1:apparaat 9 8439 8399 8379 8349 834 
3.2:ondersteunen brandweer 7 7767 5748 2678 2688 268 
3.3:ondersteunen partners in rampenbestrijding 119 843134 882139 003139 973139 973 
1e suppletore begroting 2004: 16 9653 075– 179– 186– 186 
3.1:apparaat – 216– 216– 216– 216– 216 
3.2:ondersteunen brandweer 2 509– 800    
3.3: ondersteunen partners in rampenbestrijding 14 6724 091373030 
Nog niet opgenomen in een begrotingstuk: 7 466– 155 370– 156 928– 157 889– 157 889 
3.1:apparaat 91– 9 623– 9 621– 9 618– 9 618 
a.technische bijstelling       
*overgang naar artikelen 15 en 16  – 9 031– 8 837– 8 834– 8 834 
*toedeling loon-/prijsbijstelling 127     
*reallocatie (diverse) – 36– 592– 784– 784– 784 
3.2:ondersteunen brandweer 119– 6 774– 8 267– 8 268– 8 268 
a.technische bijstelling       
*overgang naar artikel 15  – 75– 75– 75– 75 
*overgang naar artikel 16  – 6 699– 7 499– 7 500– 7 500 
*toedeling loon-/prijsbijstelling 116     
*reallocatie (diverse) 3 – 693– 693– 693 
3.3:ondersteunen partners in rampenbestrijding 7 256– 138 973– 139 040– 140 003– 140 003 
a.crisisbeheersing 5 400     
b.technische bijstelling       
*overgang naar artikel 15  – 18 275– 14 688– 15 679– 15 679 
*overgang naar artikel 16  – 120 698– 124 352– 124 324– 124 324 
*toedeling loon-/prijsbijstelling 1 764     
*reallocatie 92     
Stand ontwerp-begroting 2005:142 559161 8930000 
3.1:apparaat11 7579 718     
3.2:ondersteunen brandweer10 07810 404     
3.3:ondersteunen partners in rampenbestrijding120 724141 771     
Opbouw uitgaven (x € 1 000)
3: Rampenbeheersing en brandweer2003200420052006200720082009
Stand ontwerp-begroting 2004: 138 854153 687158 499159 466159 466 
3.1:apparaat 9 8439 8399 8379 8349 834 
3.2: ondersteunen brandweer 7 8047 6028 2958 2958 295 
3.3:ondersteunen partners in rampenbestrijding 121 207136 246140 367141 337141 337 
1e suppletore begroting 2004: 16 9653 075– 179– 186– 186 
3.1:apparaat – 216– 216– 216– 216– 216 
3.2:ondersteunen brandweer 2 509– 800    
3.3:ondersteunen partners in rampenbestrijding 14 6724 091373030 
Nog niet opgenomen in een begrotingstuk: 7 466– 156 762– 158 320– 159 280– 159 280 
3.1:apparaat 91– 9 623– 9 621– 9 618– 9 618 
a.technische bijstelling       
*overgang naar artikelen 15 en 16  – 9 031– 8 837– 8 834– 8 834 
*toedeling loon-/prijsbijstelling 127     
*reallocatie (diverse) – 36– 592– 784– 784– 784 
3.2:ondersteunen brandweer 119– 6 802– 8 295– 8 295– 8 295 
a.technische bijstelling       
*overgang naar artikel 15  – 75– 75– 75– 75 
*overgang naar artikel 16  – 6 727– 7 527– 7 527– 7 527 
*toedeling loon-/prijsbijstelling 116     
*reallocatie (diverse) 3 – 693– 693– 693 
3.3:ondersteunen partners in rampenbestrijding 7 256– 140 337– 140 404– 141 367– 141 367 
a.crisisbeheersing 5 400     
b.technische bijstelling       
*overgang naar artikel 15  – 19 639– 16 052– 17 043– 17 043 
*overgang naar artikel 16  – 120 698– 124 352– 124 324– 124 324 
*toedeling loon-/prijsbijstelling 1 764     
*reallocatie 92     
Stand ontwerp-begroting 2005:146 350163 2850000 
3.1:apparaat11 4199 718     
3.2:ondersteunen brandweer10 25710 432     
3.3:ondersteunen partners in rampenbestrijding124 674143 135     
Opbouw ontvangsten (x € 1 000)
3: Rampenbeheersing en brandweer2003200420052006200720082009
Stand ontwerp-begroting 2004 250250250250250 
Nog niet opgenomen in een begrotingstuk:  – 250– 250– 250– 250 
a.technische bijstelling       
*overgang naar artikel 16  – 250– 250– 250– 250 
Stand ontwerp-begroting 20058012500000 

3.3.a./15.3.aCrisisbeheersing. Betreft uit algemene middelen beschikbaar gestelde gelden voor het alerteringssysteem, voor de beveiliging van communicatie en voor oefenen t.b.v. de crisisbeheersing.

Beleidsartikel 15: Crisis- en rampenbeheersing

Opbouw verplichtingen (x € 1 000)
15: Crisis- en Rampenbeheersing20052006200720082009
Nog niet opgenomen in een begrotingstuk:35 44731 78732 76732 767 
15.1:Apparaat5 8485 7175 6915 69 1 
a.technische bijstelling     
*overgang van artikel 33 5293 4353 4323 432 
*toedeling loon-/prijsbijstelling182188190190 
*reallocatie (diverse)2 1372 0942 0692 069 
15.2:Proactie/Preventie4 4024 8264 3274 327 
a.technische bijstelling     
*overgang van artikel 34 3034 7084 2044 204 
*toedeling loon-/prijsbijstelling99118123123 
15.3:Preparatie19 25115 29816 80316 803 
a.crisisbeheersing5 0005 0005 0005 000 
b.technische bijstelling     
*overgang van artikel 314 04710 05511 55011 550 
*toedeling loon-/prijsbijstelling204243253253 
15.4:Respons5 9465 9465 9465 946 
a.crisisbeheersing5 0005 0005 0005 000 
b.technische bijstelling     
*reallocatie946946946946 
Stand ontwerp-begroting 2005:35 44731 78732 76732 76732 767
15.1:Apparaat5 8485 7175 6915 6915 691
15.2:Proactie/Preventie4 4024 8264 3274 3274 327
15.3:Preparatie19 25115 29816 80316 80316 803
15.4:Respons5 9465 9465 9465 9465 946
Opbouw uitgaven (x € 1 000)
15: Crisis- en Rampenbeheersing20052006200720082009
Nog niet opgenomen in een begrotingstuk:36 81133 15134 13134 131 
15.1:Apparaat5 8485 7175 6915 691 
a.technische bijstelling     
*overgang van artikel 33 5293 4353 4323 432 
*toedeling loon-/prijsbijstelling182188190190 
*reallocatie (diverse)2 1372 0942 0692 069 
15.2:Proactie/Preventie4 4024 8264 3274 327 
a.technische bijstelling     
*overgang van artikel 34 3034 7084 2044 204 
*toedeling loon-/prijsbijstelling99118123123 
15.3:Preparatie20 61516 66218 16718 167 
a.crisisbeheersing5 0005 0005 0005 000 
b.technische bijstelling     
*overgang van artikel 315 41111 41912 91412 914 
*toedeling loon-/prijsbijstelling204243253253 
15.4:Respons5 9465 9465 9465 946 
a.crisisbeheersing5 0005 0005 0005 000 
b.technische bijstelling     
*reallocatie946946946946 
Stand ontwerp-begroting 2005:36 81133 15134 13134 13134 131
15.1:Apparaat5 8485 7175 6915 6915 691
15.2:Proactie/Preventie4 4024 8264 3274 3274 327
15.3:Preparatie20 61516 66218 16718 16718 167
15.4:Respons5 9465 9465 9465 9465 946

15.3.a./3.3.a.Crisisbeheersing. Betreft uit algemene middelen beschikbaar gestelde gelden voor het alerteringssysteem, voor de beveiliging van communicatie en voor oefenen t.b.v. de crisisbeheersing.

Beleidsartikel 16: Brandweer en GHOR

Opbouw verplichtingen (x € 1 000)
16: Brandweer en GHOR20052006200720082009
Nog niet opgenomen in een begrotingstuk:134 580138 944138 912138 912 
16.1:Apparaat5 6735 5675 5655 565 
a.technische bijstelling     
*overgang van artikel 35 5025 4025 4025 402 
*toedeling loon-/prijsbijstelling171165163163 
16.2:Bestuurlijke organisatie100 000103 114103 107103 107 
a.technische bijstelling     
*overgang van artikel 398 605101 719101 712101 712 
*toedeling loon-/prijsbijstelling1 3951 3951 3951 395 
16.3:Taken3 7533 8653 8623 862 
a.technische bijstelling     
*overgang van artikel 33 9034 0154 0124 012 
*internationale samenwerking– 150– 150– 150– 150 
16.4:Kwaliteit25 15426 39826 37826 378 
a.technische bijstelling     
*overgang van artikel 324 88926 11726 10026 100 
*toedeling loon-/prijsbijstelling265281278278 
Stand ontwerp-begroting 2005:134 580138 944138 912138 912138 912
16.1:Apparaat5 6735 5675 5655 5655 565
16.2:Bestuurlijke organisatie100 000103 114103 107103 107103 107
16.3:Taken3 7533 8653 8623 8623 862
16.4:Kwaliteit25 15426 39826 37826 37826 378
Opbouw uitgaven (x € 1 000)
16: Brandweer en GHOR20052006200720082009
Nog niet opgenomen in een begrotingstuk:134 608138 972138 939138 939 
16.1:Apparaat5 6735 5675 5655 565 
a.technische bijstelling     
*overgang van artikel 35 5025 4025 4025 402 
*toedeling loon-/prijsbijstelling171165163163 
16.2:Bestuurlijke organisatie100 000103 114103 107103 107 
a.technische bijstelling     
*overgang van artikel 398 605101 719101 712101 712 
*toedeling loon-/prijsbijstelling1 3951 3951 3951 395 
16.3:Taken3 7533 8653 8623 862 
a.technische bijstelling     
*overgang van artikel 33 9034 0154 0124 012 
*internationale samenwerking– 150– 150– 150– 150 
16.4:Kwaliteit25 18226 42626 40526 405 
a.technische bijstelling     
*overgang van artikel 324 91726 14526 12726 127 
*toedeling loon-/prijsbijstelling265281278278 
Stand ontwerp-begroting 2005:134 608138 972138 939138 939138 939
16.1:Apparaat5 6735 5675 5655 5655 565
16.2:Bestuurlijke organisatie100 000103 114103 107103 107103 107
16.3:Taken3 7533 8653 8623 8623 862
16.4:Kwaliteit25 18226 42626 40526 40526 405
Opbouw ontvangsten (x € 1 000)
16: Brandweer en GHOR20052006200720082009
Nog niet opgenomen in een begrotingstuk:250250250250 
a.technische bijstelling     
*overgang van artikel 3250250250250 
Stand ontwerp-begroting 2005250250250250250

16.3.a./2.3b./4.6.a.Internationale samenwerking. Reallocatie houdt verband met de reorganisatie binnen OOV. Zie tevens paragraaf B.3. De bedrijfsvoeringsparagraaf.

Beleidsartikel 4: Partners in veiligheid

Opbouw verplichtingen (x € 1 000)
4: Partners in veiligheid2003200420052006200720082009
Stand ontwerp-begroting 2004: 222 13098 72061 87683 04383 043 
4.1:apparaat 6 6976 9156 8736 8726 872 
4.2:veiligheidsbeleid op nationaal niveau 4 9544 1754 0864 0654 065 
4.3:ICT-infrastructuur 76 11667 56331 08052 28052 280 
4.4:netwerk C2000 132 50818 55718 32718 32618 326 
4.5:projecten 1 8551 5101 5101 5001 500 
1e suppletore begroting 2004: 50 41127 173– 6 305– 7 191– 7 191 
4.1:apparaat 1 395– 167– 202– 272– 272 
4.2:veiligheidsbeleid op nationaal niveau 1 805     
4.3:ICT-infrastructuur – 472– 919– 1 038– 1 786– 1 786 
4.4:netwerk C2000 47 50828 259– 5 065– 5 133– 5 133 
4.5:projecten 175     
Nog niet opgenomen in een begrotingstuk: 6 60313 8626 636– 14 319– 14 319 
4.1:apparaat 1 1361 9651 9982 0142 014 
a.technische bijstelling       
*lmd  2 7672 7582 7482 748 
*toedeling loon-/prijsbijstelling 1 21195949494 
*reallocatie (diverse) – 75– 897– 854– 828– 828 
4.2:veiligheidsbeleid op nationaal niveau 22662661635635 
a.technische bijstelling       
*toedeling loon-/prijsbijstelling 761021018585 
*reallocatie (diverse) – 54560560550550 
4.3:ICT-infrastructuur 1 01352 06311 651– 9 168– 9 168 
a.technische bijstelling       
*regieraad ICT    – 21 000– 21 000 
*informatiebeleid  50 96611 01210 94310 943 
*toedeling loon-/prijsbijstelling 1 0121 160702952952 
*reallocatie (diverse) 1– 63– 63– 63– 63 
4.4:netwerk C2000 4 391– 46 816– 13 262– 13 193– 13 193 
a.RABS ITO C2000 aflossing  – 2 250– 2 250– 2 250– 2 250 
b.technische bijstelling       
*C2000  – 50 966– 11 012– 10 943– 10 943 
*centrale exploitatiekosten C2000 3 2006 400    
*toedeling loon-/prijsbijstelling 1 062     
*reallocatie (diverse) 129     
4.5:projecten 41– 1 510– 1 510– 1 500– 1 500 
a.technische bijstelling       
*toedeling loon-/prijsbijstelling 41     
*reallocatie  – 1 510– 1 510– 1 500– 1 500 
4.6:veiligheidsbeleid op intenationaal niveau  7 4987 0986 8936 893 
a.technische bijstelling       
*internationale samenwerking  7 4987 0986 8936 893 
Stand ontwerp-begroting 2005:248 387279 144139 75562 20761 53361  53361 533
4.1:apparaat7 2409 2288 7138 6698 6148 6148 614
4.2:veiligheidsbeleid op nationaal niveau7 5296 7814 8374 7474 7004 7004 700
4.3:ICT-infrastructuur90 86076 657118 70741 69341 32641 32641 326
4.4:netwerk C2000123 022184 407     
4.5:projecten19 7362 071     
4.6:veiligheidsbeleid op internationaal niveau  7 4987 0986 8936 8936 893
Opbouw uitgaven (x € 1 000)
4: Partners in veiligheid2003200420052006200720082009
Stand ontwerp-begroting 2004: 257 30599 72062 87683 04383 043 
4.1:apparaat 6 6976 9156 8736 8726 872 
4.2:veiligheidsbeleid op nationaal niveau 4 9544 1754 0864 0654 065 
4.3:ICT-infrastructuur 76 11667 56331 08052 28052 280 
4.4:netwerk C2000 166 68318 55718 32718 32618 326 
4.5:projecten 2 8552 5102 5101 5001 500 
1e suppletore begroting 2004: 50 41127 173– 6 305– 7 191– 7 191 
4.1:apparaat 1 395– 167– 202– 272– 272 
4.2:veiligheidsbeleid op nationaal niveau 1 805     
4.3:ICT-infrastructuur – 472– 919– 1 038– 1 786– 1 786 
4.4:netwerk C2000 47 50828 259– 5 065– 5 133– 5 133 
4.5:projecten 175     
Nog niet opgenomen in een begrotingstuk: 6 60313 8626 636– 14 319– 14 319 
4.1:apparaat 1 1361 9651 9982 0142 014 
a.technische bijstelling       
*lmd  2 7672 7582 7482 748 
*toedeling loon-/prijsbijstelling 1 21195949494 
*reallocatie (diverse) – 75– 897– 854– 828– 828 
4.2:veiligheidsbeleid op nationaal niveau 221 6621 661635635 
a.technische bijstelling       
*toedeling loon-/prijsbijstelling 761021018585 
*reallocatie (diverse) – 541 5601 560550550 
4.3:ICT-infrastructuur 1 01352 06311 651– 9 168– 9 168 
a.technische bijstelling       
*regieraad ICT    – 21 000– 21 000 
*informatiebeleid  50 96611 01210 94310 943 
*toedeling loon-/prijsbijstelling 1 0121 160702952952 
*reallocatie (diverse) 1– 63– 63– 63– 63 
4.4:netwerk C2000 4 391– 46 816– 13 262– 13 193– 13 193 
a.RABS ITO C2000 aflossing  – 2 250– 2 250– 2 250– 2 250 
b.technische bijstelling       
*C2000  – 50 966– 11 012– 10 943– 10 943 
*centrale exploitatiekosten C2000 3 2006 400    
*toedeling loon-/prijsbijstelling 1 062     
*reallocatie (diverse) 129     
4.5:projecten 41– 2 510– 2 510– 1 500– 1 500 
a.technische bijstelling       
*toedeling loon-/prijsbijstelling 41     
*overboeking (diverse)       
*reallocatie  – 2 510– 2 510– 1 500– 1 500 
4.6:veiligheidsbeleid op internationaal niveau  7 4987 0986 8936 893 
a.technische bijstelling       
*internationale samenwerking  7 4987 0986 8936 893 
Stand ontwerp-begroting 2005:256 674314 319140 75563 20761 53361  53361 533
4.1:apparaat7 1449 2288 7138 6698 6148 6148 614
4.2:veiligheidsbeleid op nationaal niveau6 7386 7815 8375 7474 7004 7004 700
4.3:ICT-infrastructuur81 44576 657118 70741 69341 32641 32641 326
4.4:netwerk C2000144 647218 582     
4.5:projecten16 7003 071     
4.6:veiligheidsbeleid op internationaal niveau  7 4987 0986 8936 8936 893
Opbouw ontvangsten (x € 1 000)
4: Partners in veiligheid2003200420052006200720082009
Stand ontwerp-begroting 2004 00000 
1e suppletore begroting 2004 175     
Stand ontwerp-begroting 20055 08117500000

4.1.a./2.1.a.LMD. Reallocatie houdt verband met de reorganisatie binnen OOV. Zie tevens pararaaf B.3. De bedrijfsvoeringsparagraaf.

4.3.a./2.2.c.Regieraad. Vanaf 2007 zal het budget van de Regieraad ICT na realisatie van de inhaalslag op het terrein van de ICT-Politie worden toegevoegd aan de normvergoeding voor de politieregio's ter dekking van de structurele kosten van exploitatie en vervanging die voor rekening van de korpsen komen.

4.3.a/4.4.b.Informatiebeleid. De activiteiten van operationele doelstelling 4.4. zijn mede als gevolg van het in de beheersfase terecht komen van C2000 ondergebracht onder de ICT-activiteiten van operationele doelstelling 4.3.

4.6.a./2.3b./16.3.a.Internationale samenwerking. Reallocatie houdt verband met de reorganisatie binnen OOV. Zie tevens paragraaf B.3. De bedrijfsvoeringsparagraaf.

Beleidsartikel 14: Toezicht en onderzoek openbare orde en veiligheid

Opbouw verplichtingen en uitgaven (x € 1 000)
14: Toezicht en onderzoek openbare orde en veiligheid2003200420052006200720082009
Stand ontwerp-begroting 2004: 5 9155 8695 9005 9005 900 
14.1: Inspectie Openbare Orde en Veiligheid 3 4403 3943 4253 4253 425 
14.2: Onderzoeksraad voor veiligheid 2 4752 4752 4752 4752 475 
1e suppletore begroting 2004: – 3256– 45– 75– 75 
14.1: Inspectie Openbare Orde en Veiligheid 14156– 45– 75– 75 
14.2: Onderzoeksraad voor veiligheid – 173     
Nog niet opgenomen in een begrotingstuk: 140698583582582 
14.1:Inspectie Openbare Orde en Veiligheid 102661547547547 
a.versterking rijkstoezicht 200700500500500 
b.technische bijstelling       
*toedeling loon-/prijsbijstelling 4447474747 
*overboeking – 147– 86    
*reallocatie 5     
14.2:Onderzoeksraad voor veiligheid 3837363535 
a.technische bijstelling       
*toedeling loon-/prijsbijstelling 3838383838 
*reallocatie  – 1– 2– 3– 3 
Stand ontwerp-begroting 2005:9 1236 0236 6236 4386 4076 4076 407
 (7 095)      
14.1:Inspectie Openbare Orde en Veiligheid4 3593 6834 1113 9273 8973 8973 897
 (3 208)      
14.2:Onderzoeksraad voor veiligheid4 7642 3402 5122 5112 5102 5102 510
 (3 887)      

Beleidsartikel 5: Nationale Veiligheid

Opbouw verplichtingen en uitgaven (x € 1 000)
5: Nationale Veiligheid2003200420052006200720082009
Stand ontwerp-begroting 2004: 81 55088 641105 371105 36995 369 
5.1:apparaat 78 47785 568102 298102 29692 296 
5.2:geheime uitgaven 3 0733 0733 0733 0733 073 
1e suppletore begroting 2004: 2 9431 0741 0749 8981 074 
5.1:apparaat 2 9431 0741 0749 8981 074 
Nog niet opgenomen in een begrotingstuk: 2 2146 476– 4 94321 3277 994 
5.1:apparaat 2 1826 444– 4 97521 2957 962 
a.terrorismebestrijding  4 1006 2006 2006 200 
b.huisvesting   – 13 13413 134  
c.technische bijstelling       
*toedeling loon-/prijsbijstelling 9981 1771 4921 4941 295 
*overboeking 400400400400400 
*reallocatie (diverse) 784767676767 
5.2:geheime uitgaven 3232323232 
a.technische bijstelling       
*toedeling loon-/prijsbijstelling 3232323232 
Stand ontwerp-begroting 2005:76 82986 70796 191101 502136 594104 437104 437
 (79 219)      
5.1:apparaat73 82583 60293 08698 397133 489101 332101 332
 (76 215)      
5.2:geheime uitgaven3 0043 1053 1053 1053 1053 1053 105
 (3 004)      
Opbouw ontvangsten (x € 1 000)
5: Nationale Veiligheid2003200420052006200720082009
Stand ontwerp-begroting 2004 9191919191 
Stand ontwerp-begroting 2005817919191919191

5.1.a.Terrorismebestrijding. Voor terrorismebestrijding heeft de AIVD naar aanleiding van het actieplan Terrorisme en Veiligheid, uit 2001, meerjarig extra middelen toegewezen gekregen.

5.1.b.Huisvesting. Voor de AIVD is deze kasverschuiving een noodzakelijk element gebleken binnen het totale financieringsschema voor de nieuwe huisvesting.

Beleidsartikel 6: Functioneren Openbaar Bestuur

Opbouw verplichtingen (x € 1 000)
6: Functioneren Openbaar Bestuur2003200420052006200720082009
Stand ontwerp-begroting 2004: 35 21035 06634 01433 10433 104 
6.1:apparaat 8 2228 0497 9737 9727 972 
6.2:inrichting en werking openbaar bestuur 5 6345 6315 6304 1854 185 
6.3:rechtspositie en arbeidsvoorwaardenbeleid politieke ambtsdragers 5 7455 7785 5266 0616 061 
6.4:faciliteren politieke partijen 15 60915 60814 88514 88614 886 
1e suppletore begroting 2004: 2 899291267268268 
6.1:apparaat 892618594595595 
6.2:inrichting en werking openbaar bestuur 1 869– 327– 327– 327– 327 
6.3:rechtspositie en arbeidsvoorwaardenbeleid politieke ambtsdragers – 162     
6.4:faciliteren politieke partijen 300     
Nog niet opgenomen in een begrotingstuk: 8464 4603 7893 7211 521 
6.1:apparaat 258368424371371 
a.technische bijstelling       
*toedeling loon-/prijsbijstelling 106111109108108 
*overboeking (diverse) 506376366344344 
*reallocatie (diverse) – 354– 119– 51– 81– 81 
6.2:inrichting en werking openbaar bestuur 2543 4343 2343 2121 012 
a.gekozen burgemeester  3 4003 2003 2001 000 
b.technische bijstelling       
*toedeling loon-/prijsbijstelling 8386866464 
*overboeking (diverse)  – 39– 39– 39– 39 
*reallocatie (diverse) 171– 13– 13– 13– 13 
6.3:rechtspositie en arbeidsvoorwaardenbeleid politieke ambtsdragers 88124– 92– 85– 85 
a.technische bijstelling       
*toedeling loon-/prijsbijstelling 8086707777 
*overboeking (diverse)  38– 162– 162– 162 
*reallocatie 8     
6.4:faciliteren politieke partijen 246534223223223 
a.technische bijstelling       
*toedeling loon-/prijsbijstelling 234234223223223 
*reallocatie (diverse) 12300    
Stand ontwerp-begroting 2005:29 23238 95539 81738 07037 09334 89333 893
6.1:apparaat8 5579 3729 0358 9918 9388 9388 938
6.2:inrichting en werking openbaar bestuur3 6367 7578 7388 5377 0704 8703 870
6.3:rechtspositie en arbeidsvoorwaardenbeleid politieke ambtsdragers6 9985 6715 9025 4345 9765 9765 976
6.4:faciliteren politieke partijen10 04116 15516 14215 10815 10915 10915 109
Opbouw uitgaven (x € 1 000)
6: Functioneren Openbaar Bestuur2003200420052006200720082009
Stand ontwerp-begroting 2004: 46 81035 86634 01433 10433 104 
6.1:apparaat 8 2228 0497 9737 9727 972 
6.2:inrichting en werking openbaar bestuur 16 6345 6315 6304 1854 185 
6.3:rechtspositie en arbeidsvoorwaardenbeleid politieke ambtsdragers 6 3456 5785 5266 0616 061 
6.4:faciliteren politieke partijen 15 60915 60814 88514 88614 886 
1e suppletore begroting 2004: – 8 101291267268268 
6.1:apparaat 892618594595595 
6.2:inrichting en werking openbaar bestuur – 9 131– 327– 327– 327– 327 
6.3:rechtspositie en arbeidsvoorwaardenbeleid politieke ambtsdragers – 162     
6.4:faciliteren politieke partijen 300     
Nog niet opgenomen in een begrotingstuk: 8464 4603 7893 7211 521 
6.1:apparaat 258368424371371 
a.technische bijstelling       
*toedeling loon-/prijsbijstelling 106111109108108 
*overboeking (diverse) 506376366344344 
*reallocatie (diverse) – 354– 119– 51– 81– 81 
6.2:inrichting en werking openbaar bestuur 2543 4343 2343 2121 012 
a.gekozen burgemeester  3 4003 2003 2001 000 
b.technische bijstelling       
*toedeling loon-/prijsbijstelling 8386866464 
*overboeking (diverse)  – 39– 39– 39– 39 
*reallocatie (diverse) 171– 13– 13– 13– 13 
6.3:rechtspositie en arbeidsvoorwaardenbeleid politieke ambtsdragers 88124– 92– 85– 85 
a.technische bijstelling       
*toedeling loon-/prijsbijstelling 8086707777 
*overboeking (diverse)  38– 162– 162– 162 
*reallocatie 8     
6.4:faciliteren politieke partijen 246534223223223 
a.technische bijstelling       
*toedeling loon-/prijsbijstelling 234234223223223 
*reallocatie (diverse) 12300    
Stand ontwerp-begroting 2005:27 35439 55540 61738 07037 09334 89333 893
6.1:apparaat8 4689 3729 0358 9918 9388 9388 938
6.2:inrichting en werking openbaar bestuur3 3157 7578 7388 5377 0704 8703 870
6.3:rechtspositie en arbeidsvoorwaardenbeleid politieke ambtsdragers5 4826 2716 7025 4345 9765 9765 976
6.4:faciliteren politieke partijen10 08916 15516 14215 10815 10915 10915 109
Opbouw ontvangsten (x € 1 000)
6: Functioneren Openbaar Bestuur2003200420052006200720082009
Stand ontwerp-begroting 2004 168163159155155 
Stand ontwerp-begroting 2005790168163159155155155

6.2.a.Gekozen burgemeester. Samenhangende met de invoering van de direct gekozen burgemeester zijn voor de periode 2004–2008 middelen beschikbaar gesteld voor onder andere voorlichting en invoeringsbegeleiding.

6.4.a.Politieke partijen. Als gevolg van de val van Balkenende-I en de daarop volgende verkiezingen in 2003 zijn de volgende verkiezingen van de Tweede Kamer eerst in 2007, in plaats van 2006. Hierdoor is het benodigde budget als gevolg van de nieuw toegetreden partijen niet voldoende. Door middel van deze kasverschuiving wordt een deel van het budget van 2004 en 2005 overgeheveld naar 2006.

Beleidsartikel 7: Innovatie- en informatiebeleid Openbare Sector

Opbouw verplichtingen (x € 1 000)
7: Innovatie- en informatiebeleid Openbare Sector2003200420052006200720082009
Stand ontwerp-begroting 2004: 51 05339 57641 53752 47755 458 
7.1:apparaat 2 1992 1032 0832 0832 083 
7.2:verbeteren ICT-voorzieningen 8 1926 7254045 50411 504 
7.3:instandhouden en optimaliseren ICT-voorzieningen 5 1641 7097 0679 0889 088 
7.4:reisdocumenten en GBA-stelsel 35 49829 03931 98335 80232 783 
1e suppletore begroting 2004: 17 8951 0741 9773 8494 158 
7.1:apparaat 9039361 169941941 
7.2:verbeteren ICT-voorzieningen 6 648– 603– 404– 40– 40 
7.3:instandhouden en optimaliseren ICT-voorzieningen 2 025– 1 550– 1 760– 206– 206 
7.4:reisdocumenten en GBA-stelsel 8 3192 2912 9723 1543 463 
Nog niet opgenomen in een begrotingstuk: 3 98511 00510 8739 8723 843 
7.1:apparaat 1 0341 0461 0431 04 3133 
a.technische bijstelling       
*loon-/prijsbijstelling 2829292929 
*reallocatie (diverse) 1 0061 0171 0141 014104 
7.2:verbeteren ICT-voorzieningen 2 9259 8149 7178 7953 676 
a.programma Andere Overheid  3 9243 6343 634  
b.technische bijstelling       
*herschikking innovatieprogramma  3 5003 5003 5003 500 
*toedeling loon-/prijsbijstelling 17516467145176 
*overboeking 1 0001 0001 000   
*reallocatie (diverse) 1 7501 2261 5161 516  
7.3:instandhouden en optimaliseren ICT-voorzieningen 258240238159159 
a.technische bijstelling       
*toedeling loon-/prijsbijstelling 267213210131131 
*reallocatie (diverse) – 927282828 
7.4:reisdocumenten en GBA-stelsel – 232– 95– 125– 125– 125 
a.technische bijstelling       
*toedeling loon-/prijsbijstelling 99999 
*reallocatie (diverse) – 241– 104– 134– 134– 134 
Stand ontwerp-begroting 2005:120 78372 93351 65554 38766 19863 45964 645
7.1:apparaat2 4834 1364 0854 2954 0673 1573 157
7.2:verbeteren ICT-voorzieningen37 18317 76515 9369 71714 25915 14015 140
7.3:instandhouden en optimaliseren ICT-voorzieningen35 1997 4473995 5459 0419 0419 041
7.4:reisdocumenten en GBA-stelsel45 91843 58531 23534 83038 83136 12137 307
Opbouw uitgaven (x € 1 000)
7: Innovatie- en informatiebeleid Openbare Sector2003200420052006200720082009
Stand ontwerp-begroting 2004: 67 10956 25552 65856 47755 458 
7.1:apparaat 2 1992 1032 0832 0832 083 
7.2:verbeteren ICT-voorzieningen 11 41910 7254 4049 50411 504 
7.3:instandhouden en optimaliseren ICT-voorzieningen 17 99314 38814 1889 0889 088 
7.4:reisdocumenten en GBA-stelsel 35 49829 03931 98335 80232 783 
1e suppletore begroting 2004: 13 5403 2094 1034 0174 326 
7.1:apparaat 9039361 169941941 
7.2:verbeteren ICT-voorzieningen 8 176     
7.3:instandhouden en optimaliseren ICT-voorzieningen – 3 858– 18– 38– 78– 78 
7.4:reisdocumenten en GBA-stelsel 8 3192 2912 9723 1543 463 
Nog niet opgenomen in een begrotingstuk: 3 98511 00510 8739 8723 843 
7.1:apparaat 1 0341 0461 0431 043133 
a.technische bijstelling       
*loon-/prijsbijstelling 2829292929 
*reallocatie (diverse) 1 0061 0171 0141 014104 
7.2:verbeteren ICT-voorzieningen 2 9259 8149 7178 7953 676 
a.programma Andere Overheid (PAO)  3 9243 6343 634  
b.technische bijstelling       
*herschikking innovatieprogramma  3 5003 5003 5003 500 
*toedeling loon-/prijsbijstelling 17516467145176 
*overboeking 1 0001 0001 000   
*reallocatie (diverse) 1 7501 2261 5161 516  
7.3:instandhouden en optimaliseren ICT-voorzieningen 258240238159159 
a.technische bijstelling       
*toedeling loon-/prijsbijstelling 267213210131131 
*reallocatie (diverse) – 927282828 
7.4:reisdocumenten en GBA-stelsel – 232– 95– 125– 125– 125 
a.technische bijstelling       
*toedeling loon-/prijsbijstelling 99999 
*reallocatie (diverse) – 241– 104– 134– 134– 134 
Stand ontwerp-begroting 2005:85 04184 63470 46967 63470 36663 62764 813
7.1:apparaat2 4124 1364 0854 2954 0673 1573 157
7.2:verbeteren ICT-voorzieningen15 04922 52020 53914 12118 29915 18015 180
7.3:instandhouden en optimaliseren ICT-voorzieningen21 66214 39314 61014 3889 1699 1699 169
7.4:reisdocumenten en GBA-stelsel45 91843 58531 23534 83038 83136 12137 307
Opbouw ontvangsten (x € 1 000)
7: Innovatie- en informatiebeleid Openbare Sector2003200420052006200720082009
Stand ontwerp-begroting 2004 28 59627 75929 89233 71132 765 
1e suppletore begroting 2004 8 1492 2822 9633 1453 454 
Stand ontwerp-begroting 200542 34436 74530 04132 85536 85636 21937 423

7.2.a./10.6.a.PAO. Betreft uit algemene middelen beschikbaar gestelde gelden voor het Programma Andere Overheid.

7.2.b./10.6.a.Innovatie. Met ingang van de begroting 2005 wordt het innovatiebeleid binnen artikel 7 verantwoord in plaats van artikel 10.

7.4.a.Biometrie. De kasverschuiving hangt samen met de ontwikkelingen rondom de praktijkproef van Biometrie. Het starten van de praktijkproef is vertraagd, waardoor de proef nu doorloopt tot in de eerste helft van 2005. Het benodigde budget voor de kosten die zullen optreden in 2005 wordt verplaatst van 2004 naar 2005.

Beleidsartikel 9: Grotestedenbeleid

Opbouw verplichtingen (x € 1 000)
9: Grotestedenbeleid2003200420052006200720082009
Stand ontwerp-begroting 2004: 101 98773 16473 30373 27273 372 
9.1:apparaat 3 6003 5293 4933 4933 493 
9.2:faciliteren grotestedenbeleid 3 1812 6222 9402 9113 011 
9.3:stimuleren grotestedenbeleid 95 20667 01366 87066 86866 868 
1e suppletore begroting 2004: 159 0857 15528 15530 15523 155 
9.1:apparaat – 394– 645– 645– 645– 645 
9.3:stimuleren grotestedenbeleid 159 4797 80028 80030 80023 800 
Nog niet opgenomen in een begrotingstuk: 1 555219 682219 650219 612219 612 
9.1:apparaat 177205183145145 
a.technische bijstelling       
*toedeling loon-/prijsbijstelling 4649494949 
*reallocatie (diverse) 1311561349696 
9.2:faciliteren grotestedenbeleid – 154– 1 158– 1 164– 1 165– 1 165 
a.invulling taakstelling  – 1 000– 1 000– 1 000– 1 000 
b.technische bijstelling       
*toedeling loon-/prijsbijstelling 5753474646 
*reallocatie (diverse) – 211– 211– 211– 211– 211 
9.3:stimuleren grotestedenbeleid 1 532220 635220 631220 632220 632 
a.invulling taakstelling  1 0001 0001 0001 000 
b.technische bijstelling       
*toedeling loon-/prijsbijstelling 1 407993989990990 
*overboeking  – 239– 239– 239– 239 
*reallocatie 125     
*desaldering  218 881218 881218 881218 881 
Stand ontwerp-begroting 2005:47 297262 627300 001321 108323 039316 139310 139
9.1:apparaat4 5283 3833 0893 0312 9932 9932 993
9.2:faciliteren grotestedenbeleid6 8343 0271 4641 7761 7461 8461 846
9.3:stimuleren grotestedenbeleid35 935256 217295 448pe="cur">316 301318 300311 300305 300
Opbouw uitgaven (x € 1 000)
9: Grotestedenbeleid2003200420052006200720082009
Stand ontwerp-begroting 2004: 135 350106 858106 232106 201106 201 
9.1:apparaat 3 6003 5293 4933 4933 493 
9.2:faciliteren grotestedenbeleid 3 7153 4873 0403 0113 011 
9.3:stimuleren grotestedenbeleid 128 03599 84299 69999 69799 697 
1e suppletore begroting 2004: – 3 6337 15528 15530 15523 155 
9.1:apparaat – 394– 645– 645– 645– 645 
9.3:stimuleren grotestedenbeleid – 3 2397 80028 80030 80023 800 
Nog niet opgenomen in een begrotingstuk: 1 555219 682219 650219 612219 612 
9.1:apparaat 177205183145145 
a.technische bijstelling       
*toedeling loon-/prijsbijstelling 4649494949 
*reallocatie (diverse) 1311561349696 
9.2:faciliteren grotestedenbeleid – 154– 1 158– 1 164– 1 165– 1 165 
a.invulling taakstelling  – 1 000– 1 000– 1 000– 1 000 
b.technische bijstelling       
*toedeling loon-/prijsbijstelling 5753474646 
*reallocatie (diverse) – 211– 211– 211– 211– 211 
9.3:stimuleren grotestedenbeleid 1 532220 635220 631220 632220 632 
a.invulling taakstelling  1 0001 0001 0001 000 
b.technische bijstelling       
*toedeling loon-/prijsbijstelling 1 407993989990990 
*overboeking  – 239– 239– 239– 239 
*reallocatie 125     
*desaldering  218 881218 881218 881218 881 
Stand ontwerp-begroting 2005:171 575133 272333 695354 037355 968348 968342 968
9.1:apparaat4 4463 3833 0893 0312 9932 9932 993
9.2:faciliteren grotestedenbeleid7 0723 5612 3291 8761 8461 8461 846
9.3:stimuleren grotestedenbeleid160 057126 328328 277349 130351 129344 129338 129
Opbouw ontvangsten (x € 1 000)
9: Grotestedenbeleid2003200420052006200720082009
Stand ontwerp-begroting 2004 00000 
Nog niet opgenomen in een begrotingsstuk  218 881218 881218 881218 881 
a.technische bijstelling       
*desaldering  218 881218 881218 881218 881 
Stand ontwerp-begroting 2005460218 881218 881218 881218 881218 881

Beleidsartikel 10: Arbeidszaken overheid

Opbouw verplichtingen en uitgaven (x € 1 000)
10: Arbeidszaken overheid2003200420052006200720082009
Stand ontwerp-begroting 2004: 88 30884 87285 02484 27584 175 
10.1:apparaat 12 66012 34611 79711 68811 688 
10.5:uitkeringsregelingen 57 51357 22257 12357 13657 036 
10.6:randvoorwaarden sectoren/overheid 18 13515 30416 10415 45115 451 
1e suppletore begroting 2004: – 1 516– 3 322– 2 745– 3 180– 3 180 
10.1:apparaat – 287– 202255– 180– 180 
10.5:uitkeringsregelingen – 3 000– 3 000– 3 000– 3 000– 3 000 
10.6:randvoorwaarden sectoren/overheid 1 771– 120    
Nog niet opgenomen in een begrotingstuk: – 3 927– 13 150– 16 616– 20 530– 15 921 
10.1:apparaat – 144– 243– 683– 58624 
a.technische bijstelling       
*toedeling loon-/prijsbijstelling 156167157154154 
*reallocatie (diverse) – 300– 410– 840– 740– 130 
10.5:uitkeringsregelingen 445– 5 560– 8 561– 12 562– 12 563 
a.ramingsbijstelling SAIP  – 6 000– 9 000– 13 000– 13 000 
b.technische bijstelling       
*toedeling loon-/prijsbijstelling 443440439438437 
*reallocatie 2     
10.6:randvoorwaarden sectoren/overheid – 4 228– 7 347– 7 372– 7 382– 3 382 
a.technische bijstelling       
*verdeling PAO – 4 393– 4 000– 4 000– 4 000  
*herschikking innovatieprogramma  – 3 500– 3 500– 3 500– 3 500 
*toedeling loon-/prijsbijstelling 275232244234234 
*reallocatie (diverse) – 110– 79– 116– 116– 116 
Stand ontwerp-begroting 2005:27 38682 86568 40065 66360 56565 07462 612
 (25 223)      
10.1.apparaat11 97812 22911 90111 36910 92211 53211 532
 (11 727)      
10.2.arbeidsmarktpositie collectieve sector7 704      
 (5 889)      
10.3.ambtelijk overlegstelsel en integriteitsvraagstukken6 799      
 (6 799)      
10.4.Nederlandse Presentie in organen van de EU905      
 (808)      
10.5:uitkeringsregelingen 54 95848 66245 56241 57441 47339 011
10.6:randvoorwaarden sectoren/overheid 15 6787 8378 7328 06912 06912 069
Opbouw ontvangsten (x € 1 000)
10: Arbeidszaken overheid2003200420052006200720082009
Stand ontwerp-begroting 2004 619619619619619 
1e suppletore begroting 2004 1430000 
Nog niet opgenomen in een begrotingstuk: 9100000 
a. Uitkering aan moederministerie van IVOP 910     
Stand ontwerp-begroting 20054021 672619619619619619

10.5.a.SAIP. De raming van de uitgaven Stichting Administratie Indonesische Pensioenen (SAIP) wordt aangepast in het licht van de demografische ontwikkeling van de doelgroep.

10.6.a./7.2.a.Verdeling PAO. Binnen DGMOS is ten tijde van de taakstelling Arbeidsmarktbeleid (ad € 45 mln) zo veel mogelijke extra omgebogen voor het PAO. Nu worden deze middelen toegevoegd aan de diverse begrotingsartikelen ten behoeve van de verschillende activiteiten. Deze mutaties moeten in samenhang met de uit de algemene middelen beschikbaar gestelde gelden worden bezien

10.6.a./7.2.b.Innovatie. Met ingang van de begroting 2005 wordt het innovatiebeleid binnen artikel 7 verantwoord in plaats van artikel 10.

Beleidsartikel 11: Kwaliteit Rijksdienst

Opbouw verplichtingen en uitgaven (x € 1 000)
11: Kwaliteit Rijksdienst2003200420052006200720082009
Stand ontwerp-begroting 2004: 119 420111 338112 779107 890101 890 
11.1:apparaat 10 0759 5569 4598  6318 631 
11.2:topmanagers rijksdienst 6 2096 7816 7806 7816 781 
11.5:garantieregelingen 00000 
11.6:professionele en goede werknemers 85 52177 43677 00578 94378 943 
11.7:functionerende organisatie 00000 
11.8:functionerende bedrijfsvoering 17 61517 56519 53513 5357 535 
1e suppletore begroting 2004: 15 226– 15 408– 13 732– 13 228– 13 228 
11.1:apparaat 2 4911 130377914914 
11.2:topmanagers rijksdienst – 1 712– 1 901– 1 917– 1 950– 1 950 
11.6:professionele en goede werknemers 19 620– 9 464– 7 019– 7 019– 7 019 
11.7:functionerende organisatie 327327327327327 
11.8:functionerende bedrijfsvoering – 5 500– 5 500– 5 500– 5 500– 5 500 
Nog niet opgenomen in een begrotingstuk: – 7 732– 6 427– 6 620– 6 693– 9 649 
11.1:apparaat 1 3412 8292 8282 817183 
a.technische bijstelling       
*toedeling loon-/prijsbijstelling 130133132121121 
*reallocatie (diverse) 1 2112 6962 6962 69662 
11.2: topmanagers rijksdienst 9299999999 
a.technische bijstelling       
*toedeling loon-/prijsbijstelling 8799999999 
*reallocatie (diverse) 5     
11.6:professionele en goede werknemers – 9 950– 10 074– 10 076– 10 046– 10 046 
a.uitdeling negatieve arbeidsvoorwaardenruimte – 11 251– 11 251– 11 251– 11 251– 11 251 
b.technische bijstelling       
*toedeling loon-/prijsbijstelling 1 2911 1771 1751 2051 205 
*reallocatie 10     
11.7:functionerende organisatie 515450230230  
a.technische bijstelling       
*reallocatie 515450230230  
11.8:functionerende bedrijfsvoering 270269299207115 
a.technische bijstelling       
*toedeling loon-/prijsbijstelling 270269299207115 
Stand ontwerp-begroting 2005:78 077126 91489 50392 42787 96979 01379 013
 (76 226)      
11.1:apparaat11 06813 90713 51512 66412 3629 7289 728
 (10 954)      
11.2:topmanagers rijksdienst2 9874 5894 9794 9624 9304 9304 930
 (2 104)      
11.3.concurrerende arbeidsvoorwaarden sector rijk36 037      
 (35 270)      
11.4.samenstelling en effectieve organisatie van de rijkssector27 985      
 (27 898)      
11.5:garantieregelingen 000000
11.6:professionele en goede werknemers 95 19157 89859 91061 87861 87861 878
11.7:functionerende organisatie 842777557557327327
11.8:functionerende bedrijfsvoering 12 38512 33414 3348 2422 1502 150
Opbouw ontvangsten (x € 1 000)
11: Kwaliteit Rijksdienst2003200420052006200720082009
Stand ontwerp-begroting 2004 00000 
1e suppletore begroting 2004 5050000 
Stand ontwerp-begroting 20051 27250500000

11.6.a.Negatieve arbeidsvoorwaardenruimte. Bij 1e suppletore begroting 2004 is dit bedrag ten behoeve van de sector Rijk aan de BZK-begroting toegevoegd. Thans wordt dit teruggedraaid en wordt de compensatie op iedere departementale begroting verwerkt.

Niet-beleidsartikel 12: Algemeen

Opbouw verplichtingen en uitgaven (x € 1 000)
12: Algemeen2003200420052006200720082009
Stand ontwerp-begroting 2004: 81 50685 28285 86790 137108 937 
12.1:apparaat 70 70974 56375 22779 49798 297 
12.2:bijdrage functionele kosten Koninklijk Huis 10 79710 71910 64010 64010 640 
1e suppletore begroting 2004: 2 383277– 517– 1 397– 197 
12.1:apparaat 2 383277– 517– 1 397– 197 
Nog niet opgenomen in een begrotingstuk: 1 251– 7605535012 044 
12.1:apparaat 1 095– 1 912– 598– 650893 
a.technische bijstelling       
*toedeling loon-/prijsbijstelling 9169939951 0431 331 
*overboeking (diverse) 723675743743743 
*reallocatie (diverse) – 544– 3 580– 2 336– 2 436– 1 181 
12.2:bijdrage functionele kosten Koninklijk Huis 1561 1521 1511 1511 151 
a.dienst Koninklijk Huis  1 0001 0001 0001 000 
b.technische bijstelling       
*toedeling loon-/prijsbijstelling 142152151151151 
*reallocatie 14     
Stand ontwerp-begroting 2005:159 98885 14084 79985 90389 241110 78486 950
 (174 765)      
12.1:apparaat80 68374 18772 92874 11277 45098 99375 159
 (78 125)      
12.2:bijdrage functionele kosten Koninklijk Huis79 30510 95311 87111 79111 79111 79111 791
 (96 640)      
Opbouw ontvangsten (x € 1 000)
12: Algemeen2003200420052006200720082009
Stand ontwerp-begroting 2004 983983983983983 
Stand ontwerp-begroting 200513 547983983983983983983

Niet-beleidsartikel 13: Nominaal en onvoorzien

Opbouw verplichtingen en uitgaven (x € 1 000)
13: Nominaal en onvoorzien2003200420052006200720082009
Stand ontwerp-begroting 2004: – 1 226– 2 424– 3 588– 5 986– 5 986 
13.1:loonbijstelling 21000 
13.2:prijsbijstelling – 38– 36000 
13.3:onvoorzien – 1 190– 2 389– 3 588– 5 986– 5 986 
1e suppletore begroting 2004: 61 16461 35963 88366 84067 520 
13.1:loonbijstelling 48 32547 74048 52149 07049 445 
13.2:prijsbijstelling 17 38217 10017 78218 06618 371 
13.3:onvoorzien – 4 543– 3 481– 2 420– 296– 296 
Nog niet opgenomen in een begrotingstuk: – 59 936– 46 279– 43 798– 53 646– 64 326 
13.1:loonbijstelling – 48 327– 47 741– 48 521– 49 070– 49 445 
a.compensatie negatieve arbeidsvoorwaardenruimte 349349349349349 
b.technische bijstelling       
*loonbijstelling 5 426     
*prijsbijstelling 19 33219 19820 05020 36020 461 
*verdeling loon-/prijsbijstelling – 67 636– 66 938– 68 571– 69 430– 69 906 
*reallocatie (diverse) – 5 798– 350– 349– 349– 349 
13.2:prijsbijstelling – 17 382– 17 100– 17 782– 18 066– 18 371 
a.technische bijstelling       
*verdeling prijsbijstelling – 19 332– 19 198– 20 050– 20 360– 20 461 
*doelmatig aanbesteden 1 9502 0982 2682 2942 090 
13.3:onvoorzien 5 77318 66922 72013 8113 811 
a.technische bijstelling       
*verdeling efficiencytaakstelling 5 3055 3055 3055 3055 305 
*efficiencytaakstelling  – 1 099– 2 199– 3 298– 3 298 
*verdeling piataakstelling – 574– 728– 728– 728– 728 
*reallocatie (diverse) 4284127211211 
*overboeking 1 00015 00020 00012 0002 000 
Stand ontwerp-begroting 2005:0212 65616 4977 208– 2 792– 2 792
13.1:loonbijstelling0000000
13.2:prijsbijstelling0– 38-360000
13.3:onvoorzien04012 69216 4977 208– 2 792– 2 792

13.3.a.overboeking: Door de aanscherping an het schattingsbesluit WAO zal een deel van de opbrengst weglekken naar de WW. SZW heeft de totale weglek geboekt bij het Algeeen Werkloosheidsfonds (AWF). De weglek binnen de overheidssectoren komen vanwege het eigenrisicodragerschap voor de WW, rechtstreeks ten laste van de overheidswerkgevers. Deze extra kosten voor de overheidswerkgevers zullen gecompenseerd worden vanuit het AWF. Deze gelden zullen worden verdeeld over de verschillende overheidssectoren.

efficiencytaakstelling: Het betreft een additionele efficiencytaakstelling voor de sector Rijk van jaarlijks 1,1% 2005–2007 (cumulatief 3,3%). Deze taakstelling moet nog worden verdeeld over de (beleids)artikelen.

5.2. De uitsplitsing van budgetten

Beleidsartikel 2: Politie

Uitsplitsing van budgetten (x € 1 000)
 200420052006200720082009
Reguliere Bijdrage (algemeen + bijzonder)3 139 2763 117 7573 183 3043 241 5563 256 5273 256 527
Bovenregionaal:      
GROT3 9033 9063 9563 9553 9603 960
CIV441441447447447447
FEC957958970970971971
Parketpolitie781781791791792792
NCIPS1 6741 6761 6971 6971 6991 699
ECD1 3341 3361 3531 3521 3541 354
Bovenregionale recherche (BRT)40 37249 47850 58450 57450 63850 638
       
KLPD (excl. NR en v.d. Haak)309 491307 925311 683316 883321 098321 098
Nationale Recherche (NR)59 96763 10467 45467 51767 60267 602
v.d. Haak (Bewaken & Beveiligen)6 4007 4297 4297 4297 4297 429
       
Politieacademie98 390109 305113 196117 308119 977119 977

Beleidsartikel 16: Brandweer en GHOR

Uitsplitsing van budgetten (x € 1 000)
 200420052006200720082009
1.Nibra6 7006 7006 7006 7006 7006 700
2.BDUR61 32861 32861 32861 32861 32861 328
3.Opsporen en ruimen explosieven29 99229 99229 99229 99229 99229 992
4.Rechtspositionele voorzieningen1 7451 7451 7451 7451 7451 745
Totaal99 76599 76599 76599 76599 76599 765

6. DE BIJLAGE INZAKE MOTIES EN TOEZEGGINGEN (PER 1 JULI 2004)

A. Door de Staten-Generaal aanvaarde moties

A.1. In behandeling zijnde moties

Kok I en II

Directoraat-generaal Koninkrijksrelaties en Bestuur
Omschrijving van de motieVindplaatsStand van zaken
Motie Nicolaï c.s.: gebruik en bevordering van PET-technologieën (Privacy Enhancing Technologies) in het kader van de nieuwe Wet bescherming persoonsgegevens.18-11-99 Wet Bescherming persoonsgegevens, 25 892, nr. 31In behandeling bij BZK.
   
Motie Luchtenveld c.s.: outplacement politieke ambtsdragers. Verzoekt de regering om voor 1 maart 2002 een wetsvoorstel aan de Tweede Kamer te zenden inzake het opnemen van een recht op outplacement zowel ten behoeve van aftredende politieke ambtsdragers op centraal als decentraal niveau.28-09-00 Algemeen Pensioenwet politieke ambtsdragers, 26 043, nr. 24In behandeling bij BZK.
   
Motie Hoekema c.s.: de specifieke problematiek van de gemeente Gouda komt mogelijk te weinig tot uitdrukking in de toedeling van gelden. Verzoekt de regering zich op korte termijn, bij voorkeur voor medio 2002, te laten adviseren over een verfijning van de maatstaf die recht doet aan het aspect drooglegging.06-12-01 Gemeente- en Provinciefonds, 28 000 B, nr. 12De Kamer is bij brief d.d. 2 maart 2004 geïnformeerd over het uit te voeren onderzoek. Binnenkort vindt overleg plaats met de gemeente Gouda teneinde overeenstemming te bereiken over de te hanteren onderzoeksmethode. De Kamer wordt op de hoogte gehouden.
Directoraat-generaal Openbare Orde en Veiligheid
Omschrijving van de motieVindplaatsStand van zaken
Motie Pitstra: verzoekt de regering om: – het bestaande protocol inzake meldingen zelfmoord(pogingen) te herzien 1) spoedig maatregelen te treffen die bevorderen dat alle zelfmoordpogingen landelijk worden geregistreerd 2) de Tweede Kamer vóór 1 juli 2002 te rapporteren05-11-01 Politie, 27 800, nr. 30In behandeling bij BZK.
   
Motie Luchtenveld c.s.: verzoekt aan de regering om nadere initiatieven te ontwikkelen teneinde via een internationale (Europese) aanpak versneld een gezamenlijk instrumentarium vergelijkbaar met Bibob te ontwikkelen.18-06-02 Wet Bevordering Integriteitbeoordelingen openbaar bestuur, 26 883, nr. 62In behandeling bij BZK.

Balkenende I en II

Directoraat-generaal Koninkrijksrelaties en Bestuur
Omschrijving van de motieVindplaatsStand van zaken
Motie Rehwinkel: oproep om na eventuele verwerping wetsvoorstel inzake vermindering statenleden door EK niet via een omweg die verwerping ongedaan te maken. 02-10-02 Wet Dualisering Provinciebestuur, 28 384, nr. 28Min BZK is van mening dat eerst de EK-behandeling van het wetsvoorstel tot vermindering van het aantal statenleden moet worden afgewacht. De plenaire behandeling door de EK vindt plaats na ontvangst van de evaluatie.
   
Motie Szabo: verzoekt de regering over te gaan tot introductie van een uniforme elektronische identiteitskaart voor alle overheidsdiensten waarvoor authenticatie is vereist. Invoering dient niet later plaats te vinden dan 1 januari 2007.04-02-04 Modernisering van de overheid, 29 362, nr. 9In behandeling bij BZK.
Directoraat-generaal Openbare Orde en Veiligheid
Omschrijving van de motieVindplaatsStand van zaken
Motie Luchtenveld c.s.: over het instrument van de bestuurlijke boete.27-11-02 Begrotingsbehandeling 28 600-VI, 28 600 VII, nr. 58Er ligt een wetsvoorstel bij de RvS voor advies. De Kamer zal in het najaar van 2004 het wetsvoorstel ontvangen.
   
Motie Algra: bestuurlijke boetes een positieve bijdrage kunnen leveren aan het terugdringen van lichte overtredingen die veel overlast veroorzaken. Verzoek tot invoering van bestuurlijke boete op uiterlijk 1 juli 2004.17 en 18-09-03 Algemeen Politieke Beschouwingen, 2003–2004, 29 200, nr. 16Er ligt een wetsvoorstel bij de RvS voor advies. De Kamer zal in het najaar van 2004 het wetsvoorstel ontvangen.
   
Motie Van Aartsen: verzoek om per waakzaamheidsniveau aan te geven welke bijzondere bevoegdheden worden toegekend en welke additionele maatregelen worden getroffen, aanpassen van crisiswetgeving aan islamitische terrorisme, versterken van coördinatie van min BZK en min JUS.14-04-04 aanslagen Madrid, 27 925, nr. 126Uitvoering van deze motie kent diverse deelaspecten: 1) terreurbestrijding: er zullen voorstellen worden gedaan, 2) Beleidsplan Crisisbeheersing en 3) doorzettingsmacht behorende bij afkondiging alerteringssysteem. Over de punten 2 en 3 is de Kamer geïnformeerd bij aanbieding van het Beleidsplan Crisisbeheersing 2004–2007 d.d. 21 juni 2004 met kamerstuknr. 29 668, nr. 1.
   
Motie Van Heemst/Algra: over de rechtspositionele arrangementen bij de politiekorpsen.30-06-04 Politie, 28 824, nr. 14In behandeling bij BZK.
   
Motie Van Heemst/Cornielje: beperking van de thans geraamde terugval van de politiesterkte.30-06-04 Politie, 28 824, nr. 15In behandeling bij BZK.
   
Motie Algra: verbetering van de naleving van de meldingsplicht igv pogingen tot zelfdoding en sterfgevallen in politiecellen.30-06-04 Politie, 28 824, nr. 16De Kamer zal in het najaar van 2004 worden geïnformeerd over de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de motie.
Directoraat-generaal Management Openbare Sector
Omschrijving van de motieVindplaatsStand van zaken
Motie Marijnissen: sollicitatieplicht voor Kamerleden.17 en 18-09-03 Algemeen Politieke Beschouwingen, 2003–2004, 29 200, nr. 13Nog in behandeling bij BZK.
Directoraat-generaal Programma Andere Overheid
Omschrijving van de motieVindplaatsStand van zaken
Motie Van Hijum: uitwerken van Actieprogramma per beleidsterrein in hun samenhang met voorrang op de terreinen veiligheid, zorg en onderwijs en bij perio- dieke rapportage expliciet aandacht aan voortgang op genoemde terreinen.04-02-04 Modernisering van de overheid, 29 362, nr. 6In de eerste jaarlijkse voortgangsrapportage, die in het najaar van 2004 aan de Tweede Kamer zal worden gezonden, zal langs de vier onderscheiden lijnen van het actieprogram- ma Andere Overheid aandacht worden gegegeven aan de beleidsvelden veiligheid, onderwijs en zorg.
   
Motie Halsema: terughoudendheid bij het instellen van eenmalige ad hoc commissies.24-06-04 Functioneren politieke commissies, 29 508, nr. 3De Kamer zal na het zomerreces worden geïnformeerd over de afhandeling van de motie.
   
Motie Halsema: het openbaar maken van de hoofd- en nevenfuncties van leden van ad hoc commissies.24-06-04 Functioneren politieke commissies, 29 508, nr. 4De Kamer zal na het zomerreces worden geïnformeerd over de afhandeling van de motie.

A.2. Afgedane moties

Kok I en II

Directie Constitutionele Zaken en Wetgeving
Omschrijving van de motieVindplaatsStand van zaken
Motie Jurgens c.s.: notitie art. 91 lid 3 GW: verzoekt de regering op korte termijn een kleine groep deskundigen in staatkunde en in het constitutionele recht een rapport te doen uitbrengen over de vraag in hoeverre de problematiek in art. 91, lid 3 en de verwijzing naar art. 91, lid 3 in art. 92 een andere regeling behoeft.Kamerstukken I 2001–2002, 27 484In juli 2004 heeft de Kamer een kabinetsstandpunt ontvangen op het eerder gezonden rapport.
   
Motie Te Veldhuis c.s. roept de regering op in de (definitieve) Referendumwet expliciet te verankeren dat door gemeenten en provincies geen autonome raadgevende referenda kunnen worden gehouden over onderwerpen ten aanzien waarvan een beslissend correctief referendum mogelijk is op grond van het nieuwe grondwetsartikel 128 a.31-01-01 Westvoorstel Correctief Referendum, 27 033 en 27 034, nr. 18Op 1 juli 2004 is het wetsvoorstel bij tweede lezing in de Tweede Kamer verworpen. Deze motie is derhalve niet meer actueel en dus afgedaan.
Directoraat-generaal Openbare Orde en Veiligheid
Omschrijving van de motieVindplaatsStand van zaken
Motie Rouvoet: verzoekt de regering de Kamer nader te informeren over het Amsterdamse voluntairs- project en eventueel bestaande vergelijkbare initiatieven en daarbij tevens aan te geven of de regering dergelijke initiatieven zal steunen.Kamerstukken II 2001–2002, 28 000, nr. 37De Kamer is geïnformeerd bij brief d.d. 17 juni 2004 met Kamerstuknr 29 628, nr. 3. (betreft kabinetsreactie op rapport commissie Bakker).
   
Motie Van Heemst/Rietkerk: voorgesteld wordt om de Inspectie voor de politie onderzoek te laten doen naar de staat van de beroepsvaardigheden en naar eventuele verbeteringen daarvan.20-11-00 Begrotingsbehandeling, 27 400 VII, nr. 24De Kamer is bij brief d.d. 14 april 2004 met Kamerstuknr. 29 200 VII, nr. 52 geïnformeerd.
   
Motie Th. A. M. Meijer c.s.: verzoekt de regering ervoor zorg te dragen dat de bestuurlijke inbedding van de veiligheidsregio's met ingang van 2004 wordt gerealiseerd.03-10-01 Cafébrand Volendam, 27 575, nr. 9Het kabinetsstandpunt veiligheidsregio's is op 9 april 2004 naar de TK gestuurd.

Balkenende I en II

Directoraat-generaal Koninkrijksrelaties en Bestuur
Omschrijving van de motieVindplaatsStand van zaken
Motie Stuger c.s.: financiële doorwerking wetsvoorstel in kaart brengen – overleg voeren met IPO en vóór begrotingsbehandeling BZK aangeven hoe e.e.a. wordt gefinancierd.02-10-02 Wet Dualisering Provinciebestuur, 28 384, nr. 29Op 10 juni 2004 is overeenstemming bereikt met IPO en VNG over de compensatie van de kosten voor dualisering (€ 5 mln. resp. € 25 mln. miv 2004). Dit is aan de Kamer meegedeeld in de beide circulaires van juni 2004.
   
Motie Rehwinkel/Spies: Kiezen op afstand: roept de regering op te streven naar het kunnen stemmen in elk willekeurig stembureau binnen Nederland. Verzoekt de regering de experimenten bij de Europese verkiezingen in 2004 te verruimen, zodanig dat het stemmen in het stemlokaal van eigen keuze voor een beperkte groep kiezers ruimer wordt dan het stem- lokaal van eigen keuze binnen de eigen gemeente, dan wel op een andere wijze.12-11-02 Begrotingsbehandeling H VII, 28 600 VII, nr. 10De minister van BZK heeft in de brief d.d. 25 maart 2003 (TK 28 600 VII, nr. 7) de Kamer zijn standpunt laten weten omtrent deze motie en de motie Te Veldhuis/Rehwinkel. In de brief meldt de minister o.a.: Bij de verkiezing voor het Europees Parlement zal ik alleen experimenten houden met het stemmen in een stemlokaal van eigen keuze binnen de eigen gemeente. Naar mijn mening is het de aangewezen weg om de resultaten van de experimenten in 2004 af te wachten en aan de hand daarvan te beslissen of verdere experimenten noodzakelijk c.q. wenselijk zijn. De Kamer wordt elk half jaar over de voortgang geïnformeerd.
   
Motie Te Veldhuis/Rehwinkel: Kiezen op afstand: de regering wordt gevraagd een serieuze inspanning om in 2007 ook internetstemmen mogelijk te maken. Vóór 2007 ook andere voor burgers gemakkelijke wijze van stemmen (zoals telefoon- en briefstemmen) te onderzoeken. Zoveel mogelijk samenwerken met andere landen. Zoveel mogelijk gebruik te maken van de ervaringen in het Verenigd Koninkrijk en de Bondsrepubliek Duitsland.12-11-02 Begrotingsbehandeling, 28 600 VIIZie stand van zaken motie Rehwinkel/Spies. De minister meldt o.a. in zijn brief: Het kabinet heeft zich echter vooralsnog uitsluitend verbonden aan het uitvoeren van experimenten in 2004 (een experiment met pc- en telefoonstemmen voor de kiezers in het buitenland en een experiment in maximaal vier gemeenten met het stemmen in een stemlokaal van eigen keuze binnen de gemeente met plaats onafhankelijk stemmen). Ik kan de Kamer daarom niet, zoals in de motie Te Veldhuis/Rehwinkel wordt gevraagd, toezeggen dat elektronisch stemmen op afstand bij de verkiezingen in 2007 zal worden ingevoerd.
   
Motie Hamer: verschillende invoeringsvarianten uit te werken en deze aan de Kamer voor te leggen.27-01-04 Direct gekozen burgemeester, 29 223, nr. 6De Kamer is geïnformeerd per brief d.d. 29 juni 2004 met kenmerk 2004/67 506.
   
Motie Fierens: de regering wordt verzocht om binnen een jaar met voorstellen te komen voor gemeentelijke herindeling voor de gemeente Doesburg, waarbij een samenvoeging van de gemeenten Angerlo, Zevenaar en Doesburg uitdrukkelijk bij die overwegingen wordt betrokken.29-01-04 Gemeentelijke herindeling Achterhoek, 28 855, nr. 19Min BZK heeft middels een brief d.d. 4 juni 2004 (28 855 G) gereageerd op de motie. De gemeente Doesburg krijgt eerst de mogelijkheid om zelf te verkennen op welke wijze ze met gemeenten een (verplichtende) samenwerking wil aangaan. Op basis van deze uitkomsten zal min BZK komen tot een besluit en dit aan de Kamer mededelen.
   
Motie Szabo: verzoekt de regering uiterlijk voor zomerreces 2004 planning aan de Kamer te zenden over wettelijke verankering eenmalige gegevensverstrekking, instanties die gemachtigd zijn gegevens te raadplegen mogen deze vanaf januari 2007 niet meer opnieuw bij burgers en bedrijven opvragen.04-02-04 Modernisering van de overheid, 29 362, nr. 8De Kamer is geïnformeerd bij Notitie Elektronische Overheid d.d. 14 juni 2004.
   
Motie Hijum: verzoekt de regering om de actielijn herziening van relaties met andere overheden in overleg met gemeenten en provincies invulling te geven en aandacht te geven aan (her)verdeling verantwoordelijkheden tussen centrale en decentrale overheden.04-02-04 Modernisering van de overheid, 29 362, nr. 12Min BVK heeft 7 april 2004 een bestuurlijk akkoord bereikt met de VNG en het IPO over het actieprogramma Andere Overheid. Rijk, provincies en gemeenten gaan gezamenlijk een vitale coalitie aan om de Andere Overheid te realiseren. Daarbij wordt ook het programma van de Vereniging van Gemeentesecretarissen Naar een slagvaardiger overheid betrokken. De Kamer is middels een ICT-architectuur brief d.d. 14 mei nader geïnformeerd.
Directoraat-generaal Openbare Orde en Veiligheid
Omschrijving van de motieVindplaatsStand van zaken
Motie Wijnschenk: over meer blauw op straat.18-09-02 Algemene Politieke Beschouwingen, 28 600-VI, 28 600 VII, nr. 20De reactie op deze motie wordt meegenomen in de uitvoering van de maatregelen van het Veiligheidsprogramma die betrekking hebben op een intensivering van het toezicht en de handhaving in het publieke domein.
   
Motie Eerdmans c.s. : verzoekt de regering, i.v.m. het opleiden en inzetten van 4000 extra politieagenten in de komende vier Jaar, te bewerkstelligen dat elk hiervan werkelijk zichtbaar op straat wordt ingezet.02-12-02 Integraal Veiligheidsbeleid, 28 600 VII, nr. 100De 4000 fte extra agenten is vastge- legd in het landelijke convenant. Ondertekening van het convenant vond plaats op 18 januari 2003. De uitvoering van de motie wordt meegenomen in het Veiligheidsprogramma.
   
Motie Van Heemst c.s.: verzoekt de regering, n.a.v. het convenant van het politiekorps Limburg-Zuid met BZK dat ze in 2003 maximaal 50 plaatsen zal inleveren, dat er geen verdere verslechtering zal optreden.02-12-02 Integraal veiligheidsbeleid, 28 600 VII, nr. 83Bij brief d.d. 28 oktober 2003 is de TK geïnformeerd over deze motie (kamerstukken II, 2003–2004, 29 200 VII, nr. 31). In september 2003 heeft de minister BZK met de korpsbeheer- der Limburg-Zuid afspraken gemaakt over het toekennen van een bijzon- dere bijdrage in 2005 en 2006 die er in voorziet dat het budget niet verder onder druk komt te staan. De brief van 28 oktober 2003 is betrokken bij het wetgevingsoverleg op 3 december 2003.
   
Motie Dittrich c.s. : verzoekt de regering met voorstellen te komen om m.i.v. de begroting 2004 een gratis landelijk telefoonnummer van de politie te realiseren.02-12-02 Integraal veiligheidsbeleid, 28 600 VII, nr. 97Het standpunt van de minister BZK is dat het nummer niet gratis is. De minister heeft in het najaar van 2003 de Kamer hierover schriftelijk geïnformeerd.
   
Motie Van der Staaij cs.: verzoek aan de regering het advies van de RvS in te winnen t.a.v. de interventieartikelen 34, 36, 43, 44, 51 en 52 van het wetsvoorstel i.r.t. de ministeriële verantwoordelijkheid.16-06-03 Onderzoeksraad voor de Veiligheid, 28 634 nr. 25De Kamer is in het eerste kwartaal van 2004 geïnformeerd.
   
Motie Cornielje en Eerdmans: verzoekt cie van Toezicht AIVD om medewerkers KLPD en AIVD die niet in persoon gehoord zijn door de cie vd Haak alsnog in persoon te horen en hiervan verslag uit te brengen.03-09-03 rapport commissie feitenonderzoek Veiligheid en beveiliging de heer P. Fortuyn en Stelsel Bewaken en Beveiligen, 28 374, nr. 13De kamer is bij brief d.d. 29 april 2004 (28 374, nr. 26) geïnformeerd.
   
Motie van Aartsen: ongedaan maken van de tijdelijke afname van de politiesterkte in 2004.17 en 18-09-03 Algemeen Politieke Beschouwingen, 29 200, nr. 13De Kamer is geïnformeerd per brief d.d. 30 maart 2004.
   
Motie Van der Ham: inzetten van overtollig defensiepersoneel.17 en 18-09-03 Algemeen Politieke Beschouwingen, 29 200, nr. 23De Kamer is geïnformeerd per brief d.d. 30 maart 2004.
   
Motie Dijsselbloem: illegalenproblematiek in de vier grote steden.17 en 18-09-03 Algemeen Politieke Beschouwingen, 29 200, nr. 12Het kabinet heeft trajecten voor urgente aanpak (al dan niet in combinatie met doorzettingsmacht) opgezet. De Kamer is geïnformeerd bij brief d.d. 24 december 2004, kenmerk 2003/90 387.
   
Motie Rouvoet: proef met afdoening van lichte heterdaadzaken binnen 48 uur.03-11-03 Onderdeel politie begroting BZK en JUS 2004, 29 200 VI en VII, nr. 76Min JUS heeft op motie gereageerd middels een brief d.d. 28 juni 2004, volgnr. 172.
   
Motie Rouvoet: over volontairs.12-02-04 VGR C2000De Kamer is geïnformeerd bij brief d.d. 17 juni 2004 met kamerstuknr. 29 628, nr.3.
   
Motie Verhagen: instellen van een Nationale Veiligheidsraad o.l.v. de MP.14-04-04 aanslagen Madrid, 27 925, nr. 124AZ heeft inmiddels de Raad voor Nationale Veiligheid ingesteld.
   
Motie Herben: niet wijken voor internationale veiligheid en het nemen van alle noodzakelijk maatregelen.14-04-04 aanslagen Madrid, nr.125De Kamer is geïnformeerd bij aanbie- ding van het Beleidsplan Crisisbeheersing 2004–2007 d.d. 21 juni 2004 met kamerstuknr. 29 668, nr.1.
Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst
Omschrijving van de motieVindplaatsStand van zaken
Motie Eurlings: het doen van een onderzoek naar de mogelijkheden om rekrutering voor de Islamitische strijd te verbieden.17-12-02 Rekrutering Jihad, 27 925, nr. 78De Kamer is over de uitvoering van de motie geïnformeerd per brief d.d. 24 juni 2003, met kamerstuknr. 27 925, nr. 94.
   
Motie Wilders: het doen van een onderzoek naar de mogelijkheden om te komen tot een verbod op internationale geldstromen uit militant-fundamen- talistische hoek.17-12-02 Rekrutering Jihad, 27 925, nr. 76De Kamer is over de uitvoering van de motie geïnformeerd per brief d.d. 24 juni 2003, met kamerstuknr. 27 925, nr. 94.
   
Motie Herben: op korte termijn te komen met een lijst van alle instanties en personen die zijn gemachtigd de AIVD een verzoek dan wel een opdracht tot onderzoek te verstrekken.12-03-03 Prinses Margarita kamerstukken II 2002–2003 28 811, nr. 6De Kamer is geïnformeerd bij brief d.d. 28 mei 2003, kamerstuknr 28 811, nr. 10.
   
Motie Wilders: bevorderen dat lopende AIVD-onder- zoek uiterlijk binnen drie maanden wordt afgerond, zoveel mogelijk informatie van bevindingen openbaar maken en indien van toepassing een einde maken aan financiering tbv verspreiding van antidemocratische opvattingen.05-02-04 Financiering vanuit Saoedische ambassade te Den Haag, 27 925, nr. 112Een openbaar rapport is d.d. 4 juni 2004 aan de Kamer verzonden. De commissie IVD is mondeling toegelicht.
   
Motie Karimi: het ontbieden van de ambassadeur van Saoedi-Arabië op het ministerie van BZ.05-02-04 Financiering vanuit Saoedische ambassade te Den Haag, 27 925, nr. 113Deze motie wordt/is door BZ uitgevoerd.
   
Motie Luchtenveld: uitwerken van in ieder geval drie varianten van het kiesstelsel en deze uitwerking aan de Kamer voorleggen.05-04-04 hoofdlijnennotitie nieuw kiesstelsel en commentaren Kiesraad en Rob, 29 356, nr. 5De Kamer is middels een brief in juni 2004 geïnformeerd.
   
Motie Spies: geen onverenigbaarheid van kandidatuur op de landelijke lijst en de districtlijst te introduceren in de voorstellen voor een nieuw kiesstelsel.05-04-04 hoofdlijnennotitie nieuw kiesstelsel en commentaren Kiesraad en Rob, 29 356, nr. 4De Kamer is middels een brief in juni 2004 geïnformeerd.
Directoraat-generaal Management Openbare Sector
Omschrijving van de motieVindplaatsStand van zaken
Motie Slob: eenduidige omschrijving disciplinaire maatregelen bij integriteitschendingen.17-04-03 Enquête Bouwnijverheid, 28 244, nr. 36Minister BZK is tijdens het debat d.d. 2 september 2003 ingegaan op deze motie, waarbij hij heeft medegedeeld dat de motie wordt meegenomen bij uitvoering van twee beleidsvoorne- mens uit de nota Integriteitbeleid Openbaar bestuur en Politie.
   
Motie Eerdmans: salarissen van topambtenaren: maximum inkomen ambtenaren onder dat van de minister.07-10-03 Begrotingsbehandeling BZK, 29 200 VII, nr. 14De Kamer is geïnformeerd bij brief d.d. 30 juni 2004, kenmerk 2004/69 804.
Directoraat-generaal Programma Andere Overheid
Omschrijving van de motieVindplaatsStand van zaken
Motie Van der Ham/Szabo: algemeen verbindende afspraken voor gebruik en toepassing BurgerServiceNummer, elektronisch communicatieprotocol XML en gemeenschappelijk gebruik van elektronische identificatie.04-02-04 Modernisering van de overheid, 29 362, nr. 4De Kamer is middels een ICT-archi- tectuur brief d.d. 14 mei nader geïnformeerd. Naar verwachting zijn de voorwaarden voor BSN in oktober 2004 in voldoende mate uitgewerkt en op hun haalbaarheid getoetst, waarbij onder meer advies wordt gevraagd aan het College Bescherming Persoonsgegevens. Alsdan zal definitief besloten worden over het invoeren van het BSN in de zorg.
Directie Constitutionele Zaken en Wetgeving
Omschrijving van de motieVindplaatsStand van zaken
Motie Dijsselbloem: register voor geschenken voor Kamerleden.07-10-03 Begrotingsbehandeling BZK, kamerstukken II 2002–2003, 29 200 VII, nr. 14Het presidium van de Tweede Kamer deed op 23 december 2003 een voorstel tot verplicht registreren van geschenken met een hogere waarde dan 50 euro. BZK bschouwt hiermee de motie als afgedaan.

B. Door bewindslieden gedane toezeggingen

B.1. In behandeling zijnde toezeggingen

Balkenende I en II

Directoraat-generaal Koninkrijksrelaties en Bestuur
Omschrijving van de toezeggingVindplaatsStand van zaken
Min BZK: de Kamer zal een korte notitie ontvangen over de rol van het parlement bij interactief bestuur.14-10-99 Interactief Bestuur, 26 800 VII, handelingen 12 803. In het programma Andere Overheid is een actieplan interactieve overheid aangekondigd. Deze toezegging alsmede de kabinetsreactie op het Rob-advies zullen daarin worden meegenomen.
   
Min BZK: in 2002 volgt evaluatie van het Europa-overleg van Rijk, IPO en VNG over de gevolgen van Europese regelgeving voor decentrale overheden.08-11-00 Grensoverschrijdende samenwerking, 27 242 26 670 nr. 3In behandeling bij BZK.
   
Min BZK: vóór 2001 zal een conceptwijziging van het Anholt-verdrag beschikbaar zijn cf. het Beneluxverdrag.08-11-00 Grensoverschrijdende samenwerking, 27 242 26 670 nr. 3De Kamer is d.d. 30 januari 2001 (26 670, nr. 5) geïnformeerd over de stand van zaken wat betreft de uitvoeringen van de aanbevelingen van een tweetal rapporten. Hierbij is ook het voorstel tot wijziging van het Anholt-verdrag genoemd. MinBZK zal, mede namens andere betrokken Ministers, in de eerste helft van 2005 de TK per brief informeren over de stand van zaken en de te verwachten ontwikkelingen t.a.v. het Anholt-verdrag, het Grensinfopunt (GIP) en de grensoverschrijdende bedrijventerreinen.
   
Min BZK: de Kamer ontvangt informatie over de eerste evaluatie en de financiering van het grensover- schrijdend informatiepunt (GIP).05-12-01 Grensoverschrijdende projecten, 26 670 nr. 7Min BZK zal, mede namens andere betrokken Ministers, in de eerste helft van 2005 de TK per brief informeren over de stand van zaken en de te verwachten ontwikkelingen t.a.v. het Anholt-verdrag, het Grensinfopunt (GIP) en de grensoverschrijdende bedrijventerreinen.
   
Min BZK: t.a.v. grensoverschrijdende bedrijventerreinen zal de Kamer worden geïnformeerd o.b.v. de periodieke rapportages van de commissies van deskundigen.05-12-01 Grensoverschrijdende projecten, 26 670 nr. 7Min BZK zal, mede namens andere betrokken Ministers, in de eerste helft van 2005 de TK per brief informeren over de stand van zaken en de te verwachten ontwikkelingen t.a.v. het Anholt-verdrag, het Grensinfopunt (GIP) en de grensoverschrijdende bedrijventerreinen.
   
Min BZK: na het zomerreces zal de Kamer worden geïnformeerd over de compensatie van gemeenten, vooral terzake 2005.27-05-04 Hoofdlijnenbrief afschaffing OZB gebruikersheffing woningen en maximering van tarieven, 4e voortgangsrapportage plan v anpak transparantieOnlangs heeft de RvS een advies op het wetsvoorstel uitgebracht. De Kamer zal zo spoedig mogelijk worden geïnformeerd, inclusief toelichting compensatie.
Directoraat-generaal Openbare Orde en Veiligheid
Omschrijving van de toezeggingVindplaatsStand van zaken
Min BZK: taak en organisatie van de regiokorpsen inzake bewaking en beveiliging worden geëxpliciteerd in het Besluit beheer regionale politiekorpsen.12-06-02 Aanslag op de heer W.S.P. Fortuijn (eventuele wijziging van de wet- en regelgeving) 28 374 nr. 13 p. 20Mogelijk wordt deze toezegging opgenomen in de evaluatie van het stelsel bewaken/beveiligen (begin 2005 gereed).
   
Min BZK: in het Besluit beheer regionale politiekorpsen zal worden vastgelegd tot welke werkzaamheden de taak van deze eenheden zich uitstrekt.12-06-02 Aanslag op de heer W.S.P. Fortuijn (eventuele wijziging van de wet- en regelgeving) 28 374 nr. 13 p. 20Mogelijk wordt deze toezegging opgenomen in de evaluatie van het stelsel bewaken/beveiligen (begin 2005 gereed).
   
Min BZK: bezien zal worden of het Project landelijke informatiehuishouding een plaats dient te krijgen in de Politiewet 1993 of lagere regelgeving. De relatie tussen KLPD en de regio's komt daarbij aan de orde.12-06-02 Aanslag op de heer W.S.P. Fortuijn (eventuele wijziging van de wet- en regelgeving) 28 374 nr. 13 p. 20Wijziging wetgeving is in voorbereiding voor inrichting regionale informatieknooppunten en nationaal informatieknooppunt. In de praktijk functioneert dit systeem al o.b.v. vrijwilligheid.
   
Min BZK: i.g.v. uitbreiding van bevoegdheden van de AIVD, mogelijk in het kader van protective intelligence, dan zal ook wijziging van overige wetgeving worden bezien in het licht van de Wet bescherming persoons-gegevens en de Europese regelgeving.12-06-02 Aanslag op de heer W.S.P. Fortuijn (eventuele wijziging van de wet- en regelgeving) 28 374 nr. 13 p. 20Het wetsvoorstel ligt bij AIVD in voorbereiding.
   
Min BZK: de Kamer ontvangt voor 1 april 2003 een kabinetsstandpunt over de invoering van bestuurlijke boeten voor kleine overtredingen02-12-02 Veiligheidsprogramma, 28 684 nr. 6Bij brief van 28 oktober 2003 is de TK geïnformeerd over de voortgang van de bestuurlijke boete (28 684, nr. 20). Naar verwachting gaat het wetsvoorstel rond de zomer 2004 naar de RvS.
   
Min BZK: de Kamer ontvangt het actieplan politiële samenwerking met België en Duitsland.19-06-03 Jaarverslag 2002, 28 880 nr. 104Actieplannen met België en Duitsland zijn nog niet gereed. Een belangrijk deel van deze plannen heeft betrek- king op de implementatie van de verdragen die met deze landen op het terrein van politiële samenwerking zullen worden gesloten. Daar deze verdragen nog niet zijn geslo- ten, kan het samenwerkingsprogram- ma nog niet worden afgerond. Dit laat onverlet dat op ad hoc basis wel samenwerkingsverbanden zoals oefeningen en uitwisselingen worden gerealiseerd.
   
Min BZK: begin 2004 verschijnt een nieuwe beroepscode voor de politie met daarin aandacht voor verruiming van het antecedentenonderzoek.03-09-03 Integriteitsbeleid openbaar bestuur en politie, 28 844 nr. 3De verruiming van het antecedentenonderzoek voor sollicitanten en zit- tende politieambtenaren, in samen- werking met de politiekorpsen, de AIVD, het Collega Bescherming Persoonsgegevens en Min JUS zal in het najaar 2004 als beleidsproces afgerond worden. Daarna worden de wijzigingen in de wet- en regelgeving voorbereid.
   
Min BZK: informatie over mogelijkheden tot afscherming identiteit bij aangifte.03-10-03 Politie, 29 200 VI VII nr. 104Deze toezegging wordt door JUS uitgevoerd. De Kamer zal rond het zomerreces 2004 worden geïnformeerd.
   
Min BZK: regeling van themaregisters wordt opgenomen in Wet op de Politieregisters.03-10-03 Politie, 29 200 VI VII nr. 104Onderwerp thans in consultatie. Min JUS zal de Kamer informeren.
   
Min BZK: over bijzondere mogelijkheden tot informatieverstrekking bij bep. delicten volgt spoedig VvW.03-10-03 Politie, 29 200 VI VII nr. 104Deze toezegging wordt door JUS uitgevoerd.
   
Min BZK: info volgt over ontwikkeling van de regieraad ICT, vergelijkbaarheid van politiesterkte in West-europese landen, bepaling kerntaken politie03-10-03 Politie, 29 200 VI VII nr. 104Overleg met JUS vindt nog plaats. De Kamer zal vermoedelijk na het zomerreces 2004 worden geïnformeerd.
   
Min BZK: in 2005 evaluatie van het bestel.03-10-03 Politie, 29 200 VI VII nr. 104De twee wetsvoorstellen liggen voor advies bij de RvS. De evaluatie zal lopen vanaf medio 2004 tot medio 2005. Daarna zal de Kamer worden geïnformeerd.
   
Overzicht naar de Kamer inzake de stand van zaken afspraken met de buurlanden over hoogwaterbescherming.15-04-04 Kabinetsstandpunt Rampenbeheersingsstrategie overstromingen Rijn en Maas, 29 384, nr. 1De Kamer zal in het najaar 2004 worden geïnformeerd door min V&W over de stand van zaken m.b.t. de afspraken.
   
Min BZK: de Kamer zal worden geïnformeerd over het optreden van de politie van Amsterdam n.a.v. aangiftes van geweld tegen homosexuelen.28-04-04 Boeken in de Al Tawheed moskeeIn behandeling bij BZK.
   
Min BZK: Min JUS zegt mede namens Min BZK en stass EZ toe om de Kamer een brief te sturen met een financieel plaatje van het actieplan.26-05-04 Actieplan Veilig Ondernemen, 28 684, nr. 24JUS bereidt een brief voor en zal deze namens BZK na de zomer 2004 aan de Kamer toezenden.
   
Min BZK: de samenwerking met DEF wordt als 10e punt opgenomen in de uitwerking van het kabinetsstandpunt17-06-04 Kabinetsstandpunt veiligheidsregio en voortgangsrapportage Actieprogramma Bewust Veiliger, 29 856, nr. 20DEF heeft bij de laatste begrotingsbehandeling toegezegd dat de Kamer medio 2004 bij brief zal worden geïnformeerd over de samenwerking. De brief zal in september/oktober 2004 aan de Kamer worden gezonden.
   
Min BZK: middels de volgende voortgangsrapportage zal de Kamer worden geïnformeerd over de kosten van de herstructurering van GMS en de actuele stand van zaken van de SCL's.23-06-04 C2000, 4e voortgangsrapportageDe 5e voortgangsrapportage zal in oktober 2004 aan de Kamer worden gezonden.
   
Min BZK: in de volgende voortgangsrapportage zal worden opgenomen de beveiliging van masten tegen blikseminslag en de daarbij behorende structurele factoren. Indien extra maatregelen nodig zijn, zal de Kamer worden geïnformeerd over de kosten en verantwoordelijkheden.23-06-04 C2000, 4e voortgangsrapportageDe 5e voortgangsrapportage zal in oktober 2004 aan de Kamer worden gezonden.
Directoraat-generaal Management Openbare Sector
Omschrijving van de toezeggingVindplaatsStand van zaken
Min BZK: voorstel tot wijz. Awb ten behoeve van de één-loket-gedachte naar Raad van State.23-04-02 Alg. Wet BestuursrechtHet streven is om in het najaar 2004 het wetsvoorstel bij de RvS in te dienen.
   
Min BZK: o.b.v. zijn coördinerende verantwoordelijkheid zal de Min BZK na completering van het beeld de Kamer informeren over de invulling van de personele volumetaakstelling.14-11-02 Overheidspersoneels-beleid Trendnota Arbeidszaken Overheid 2003 Personeelsbrief, 28 602 nr. 4Thans nog in behandeling bij BZK.
   
Min BZK: begin 2004 wordt de Kamer geïnformeerd over de evaluatie van het actieplan ouderen.14-11-02 Overheidspersoneels-beleid Trendnota Arbeidszaken Overheid 2003 Personeelsbrief, 28 602 nr. 4Thans nog in behandeling bij BZK.
   
Min BZK: de Kamer ontvangt informatie over de invoering per 1 januari 2004 van het Verlofsparen bij het Rijk.14-11-02 Overheidspersoneels-beleid Trendnota Arbeidszaken Overheid 2003 Personeelsbrief, 28 602 nr. 4Thans nog in behandeling bij BZK.
   
Min BZK: over de voortgang van de operatie prestaties overheid zal de Kamer op de hoogte worden gehouden.14-11-02 Overheidspersoneels-beleid Trendnota Arbeidszaken Overheid 2003 Personeelsbrief, 28 602 nr. 4Thans nog in behandeling bij BZK.
   
Min BZK: de TK ontvangt een meer uitgewerkte visie op mogelijkheden tot ontwikkeling van de civil society en de bevordering van eigentijds burgerschap.04-02-04 Modernisering van de overheid, 29 362 nr. 14Planning is om september/oktober 2004 een notitie aan de Kamer aan te bieden.
   
Min BZK: de TK ontvangt dit jaar een takenanalyse overheid: wat doet de overheid op welk niveau en op welke wijze.04-02-04 Modernisering van de overheid, 29 362 nr. 14De Takenanalyse wordt niet dit jaar, maar in maart 2005 aan de Kamer aangeboden.
   
Min BVK: de vragen van lid Bemelmans nadrukkelijk meenemen bij de ontwikkeling van het nieuwe toezichtskader (horizontale toezichtsvormen per sector).17-02-04 Begrotingsbehandeling hoofdstuk VII, 29 200 VIIThans nog in behandeling bij BZK.
Directie Constitutionele Zaken en Wetgeving
Omschrijving van de toezeggingVindplaatsStand van zaken
Min BVK: aan de Kamer zal een notitie over de aanpassing van de procedure van grondwetsherziening worden gezonden.17-03-04 Herziening Grondwet, nader rapport adviesaanvraag inzake 2e lezing herziening Grondwet, 29 200 VII, nr. 36De Kamer zal in het najaar van 2004 worden geïnformeerd.
   
Min BVK: de Kamer zal een brief ontvangen over de kosten en overige aspecten van stemmachines.26-05-04 Kiesstelsel, 29 356, nr. 9De Kamer zal in het najaar van 2004 worden geïnformeerd.
   
Min BVK: snelle indiening van uitvoeringsregelgeving in deze kabinetsperiode na aanvaarding van het voorstel tot wijziging van de GW. Bij de uitvoeringsregelgeving bezien of ook de positie geregeld zou moeten worden van leden van vertegenwoordigende lichamen van waterschappen.17-06-04 Grondwetswijziging Zwangerschapsverlof 28 727 en Grondwetswijziging Referendum 28 515De toezegging wordt uitgevoerd bij gelegenheid van de uitvoeringsregelgeving.
   
Min BZK: bij de evaluatie van de wet in het bijzonder aandacht bestenden aan 1) wenselijkheid sterktearmbevoegdheid voor lokale ombudsinstanties, 2) vormgeving benoemingsprocedures lokale ombudslieden door gemeenten en 3) evt. knelpunten bij voorzien in ambtelijke ondersteuning in kleine gemeenten.30-6-04 Extern Klachtrecht, 28 747Dit zal plaatsvinden bij de evaluatie in 2009.

B.2. Afgedane toezeggingen

Balkenende I en II

Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst
Omschrijving van de toezeggingVindplaatsStand van zaken
Min BZK: na publicatie van het rapport van de commissie-Van den Haak zal de regering nader ingaan op het bestaande systeem van persoonsbeveiliging dat thans wordt geëvalueerd.11-12-02 8600 VII nr. 43De Kamer is bij brief d.d. 20 april 2004 geïnformeerd.
   
Min BZK: zal de Kamer informeren over de vraag hoe de financieringsstromen binnen het islamitisch onderwijs in beeld gebracht kunnen worden.11-12-02 8600 VII nr. 43Sinds de afronding van het rapport de democratische rechtsorde en islamitisch onderwijs, buitenlandse inmenging en anti-integratieve tendensen van februari 2002 wordt door Min OCW, de onderwijsinspectie en de betrokken besturen intensief gewerkt aan vergroting van de transparantie en terugdringing van ongewenste invloeden. Min OCW zal de Kamer over de voortgang informeren.
   
Min BZK: begin november 2003 zal de minister informatie over financieringsstromen islamitisch radicalisme in het westen naar de commissie IVD sturen; hij zal bezien in hoeverre ook de commissie BZK kan worden geïnformeerd.30-09-03 Terrorisme en activiteiten van fundamentalistische moslimorganisaties 27 925 nr. 101De Kamer is bij brief d.d. 20 novem- ber 2003, 27 925, nr. 104 geïnformeerd. Aan de commissie IVD is op 21 januari 2004 een notitie toegestuurd waarin de stand van zaken van het lopende AIVD onderzoek is geschetst over de mogelijke verban- den tussen wahabitische missie, radicaliseringstendensen en islami- tisch terrorisme.
   
Min BZK: de Kamer informeren in een notitie informeren over de achtergronden (het daderprofiel) van de dierenactivisten.02-10-03 Jaarverslag AIVD en jaarverslag cie IVD 29 037 nr. 2De Kamer is in juli 2004 per brief geïnformeerd.
   
Min BZK: voor zomer 2004 een sterkte-zwakte analyse van het instrumentarium en de werkwijze van de AIVD aan de Kamer aanbieden, tegelijk met de eerste rapportage van de Commissie van Toezicht op de AIVD.23-10-03 Voorgenomen huwelijk Z.K.H. prins Johan Friso en mevrouw M. Wisse SmitBij brief d.d. 16 maart 2004 (29 200 VII, nr. 46) is de Kamer geïnformeerd over het feit dat de MR op 12 maart 2004 heeft besloten tot instelling van de onafhankelijke commissie bestuurlijke evaluatie AIVD en dat hij de bevindingen en aanbevelingen van die commissie naar verwachting in het najaar 2004 aan de Kamer rapporteert. De commissie is op 17 maart 2004 door Min BZK geïnstalleerd.
   
Min BZK: op korte termijn onderzoeken of de WIV 2002 dient te worden aangepast op het punt van het vereenvoudigen van gegevensverstrekking door derden aan de diensten. Tevens zal hij bezien of de term ernstig in art. 6 niet moet worden geschrapt.14-04-04 Aanslagen MadridIn juli 2004 is een overzicht met op handen zijnde wijzigingen WIV 2002 aan de Kamer gezonden.
   
Min BZK: de Kamer informeren over de namen van de tien moskeëen, waarover HAIVD sprak tijdens de persconferentie over het jaarverslag AIVD, plus Saoedische ngo's en financieringsbron voor de Nederlandse moskeëen.28-04-04 Boeken in de Al Tawheed moskeeDe Kamer is bij brief d.d. 4 juni 2004 geinformeerd.
   
Min BZK: in de nota GPS zal de uitspraak van het EHRM van 4 december 2003 worden behandeld.28-04-04 Boeken in de Al Tawheed moskeeDe Kamer is bij brief d.d. 17 mei 2004 geïnformeerd.
   
Min BZK: op korte termijn zal de nota Dierenactivisme samen met een nota van het KLPD aan de Kamer worden gezonden.24-06-04 Bedreigingen aan het adres van Minister VerdonkDe Kamer is in juli 2004 per brief geïnformeerd.
Directoraat-generaal Koninkrijksrelaties en Bestuur
Omschrijving van de toezeggingVindplaatsStand van zaken
Min BZK: komt terug op de grenzen aan sponsoring te stellen en op de positie van nationale en lokale partijen.07-12-00 Financiering politieke partijen, 27 422 27 425 nr. 5De Kamer is geïnformeerd bij aanbie- ding van de Notitie Herijking Wet Subsidiering Politieke Partijen d.d. 23 april 2003, Kamerstuknr 27 422, nr. 6 en de brief van Min BZK met een vervolg hierop van oktober 2003 (27 422, nr. 7).
   
Min BZK: TK ontvangt september 2003 info over (de daling van) het aantal beleidsambtenaren19-06-03 Jaarverslag 2002, 28 880 nr. 104In de ontwerp-begroting 2004 (pagina 5) wordt ingegaan op de vermindering van het aantal beleidsambtenaren bij BZK.
   
Min BZK: binnen enkele weken ontvangt de TK een brief over het grensconflict Den Haag vs Leidschendam-Voorburg.11-09-03 Gemeentelijke herindeling, 28 750 nr. 2De Kamer is geïnformeerd bij brief met kenmerk 96 101.
   
Min BZK: op korte termijn reageren op de brief van de VNG d.d. 1 juni 2004 die aan de Kamer (vaste commissie BZK) is gezonden.10-06-04 Aanpassing bijzondere wetten aan de Wet Dualisering 28 995, 29 310 en 29 316De Kamer is geïnformeerd bij brief d.d. 16 juni 2004 met kenmerk 2004/68 182.
Directoraat-generaal Openbare Orde en Veiligheid
Omschrijving van de toezeggingVindplaatsStand van zaken
Min BZK: over aantoonplicht van brandveiligheid.12-04-00 Beleidsnota Rampenbestrijding, 26 956De rapportage is verzonden naar de TK. De gevraagde informatie stond er niet in, omdat er reeds een vergun- ningenstelsel bestaat waarbij de ondernemer moet aantonen dat zijn bedrijfsvoering brandveilig is en aangezien er nav. Volendam verschil- lende actiepunten zijn die dit onder- werp nader invullen, wordt de facto reeds uitvoering gegeven aan deze motie. Over de actiepunten Volen- dam is de TK wel geïnformeerd in de VGRén. Laatst bij de eindrapportage actiepunten Enschede en Volendam dd. 6 mei 2003, kenmerk 2003/65 418.
   
Min BZK: over de bestuurlijke inbedding van veiligheidsregio's.03-10-01 Cafébrand Volendam 27 575 nr. 9 (motie-Th. Meijer cs.)Het kabinetsstandpunt veiligheidsregio's is op 9 april 2004 naar de TK gestuurd. Daarin is ingegaan op deze motie.
   
Min BZK: VvW Cameratoezicht voor eind 2001 naar RvSt.05-10-01 Begrotingsbehandeling H VII jaar 2002, 28 000 VII nr. 5 p. 26Het wetsvoorstel is op 23 februari 2004 bij de TK ingediend.
   
Min BZK: jaarlijks ontvangt de Kamer bij de begroting een voortgangsrapportage t.a.v. het toezicht; afstemmingsproblematiek wordt daarbij meegenomen.30-10-01 Toezicht, 27 831 nr. 3De Kamer is geïnformeerd bij brief d.d. 23 oktober 2002 met Kamerstuk-nr. 27 831, nr. 4.
   
Min BZK: zonodig worden de Wet politieregisters en de WIV gewijzigd indien wordt besloten tot versterking van de informatiepositie van de Nationaal Coördinator Bewaking en Beveiliging12-06-02 Aanslag op de heer W.S.P. Fortuijn (eventuele wijziging van de wet- en regelgeving) 28 374 nr. 13 p. 20Wetswijziging niet nodig. Wijziging Besluit Politieregisters is voldoende onderwerp ligt thans ter advisering bij RvS.
   
Min BZK: (Zie boven) m.b.t. de toegang van de Nationaal Coördinator Bewaking en Beveiliging o.a. ten aanzien van toegang tot gesloten bronnen.12-06-02 Aanslag op de heer W.S.P. Fortuijn (eventuele wijziging van de wet- en regelgeving) 28 374 nr. 13 p. 20Wetswijziging niet nodig. Wijziging Besluit Politieregisters is voldoende onderwerp ligt thans ter advisering bij RvS.
   
Min BZK: de Circulaire bewakings- en beveiligingsaangelegenheden 1999 zal in overeenstemming worden gebracht met de beleidsvoornemens t.a.v. de reikwijdte van de te beschermen personen.12-06-02 Aanslag op de heer W.S.P. Fortuijn (eventuele wijziging van de wet- en regelgeving) 28 374 nr. 13 p. 20De circulaire is in juli 2004 aan de Kamer gezonden.
   
Min BZK: de Kamer ontvangt informatie over de mogelijkheid de voortgang bij de uitvoering van het Veiligheidsprogramma inzichtelijk te maken via een handhavingsbegroting. (zie motie-Cornielje 28 684 nr. 91).02-12-02 Veiligheidsprogramma, 28 684 nr. 6De Kamer is geïnformeerd bij brief van de Ministers JUS en BZK d.d. 3 april 2003, volgnr. 8.
   
Min BZK: de Kamer ontvangt spoedig een NvW bij het VvW iz de Raadsheer-commissaris waarin in een verlenging van de dagvaardingsperiode is voorzien.02-12-02 Veiligheidsprogramma, 28 684 nr. 6De Kamer is geïnformeerd bij brief d.d. 3 april 2003, volgnr. nr. 8.
   
Min BZK: TK ontvangt september 2003 info over (de daling van) het aantal beleidsambtenaren.19-06-03 Jaarverslag 2002, 28 880 nr. 104De Kamer is geïnformeerd bij toezending van de ontwerp-begroting 2004.
   
Min BZK: TK zal worden geïnformeerd over de verantwoordelijkheidsverdeling en bekostigingsmodel van het LSOP.19-06-03 Jaarverslag 2002, 28 880 nr. 104De Kamer is per brief van 14 april 2004 geïnformeerd over de bedrijfsvoering LSOP en post initieel onderwijs.
   
Min BZK: TK zal nauwkeuriger worden geïnformeerd conform de regels voor Grote Projecten. TK ontvangt het rapport-Bandell en het kabinetsstandpunt daarop. Daarin ook aandacht voor de kostenverdeling tussen rijk en regio's.25-06-03 C2000 en GMS, 28 970 nr. 4De Kamer is bij brief d.d. 24 decem- ber 2003 met Kamerstuknr 25 124, nr. 34 geïnformeerd.
   
Min BZK: eind 2003 ontvangt TK het kabinetsstandpunt iz het Rob-advies over regiovorming.26-06-03 Vuurwerkramp Enschede en cafebrand Volendam, 27 157 en 27 575 nr. 56Het kabinetsstandpunt veiligheidsregio's is op 9 april 2004 naar de TK gestuurd.
   
Min BZK: in april 2004 ontvangt de TK het rapport van de commissie-Borghouts inzake Tegemoetkomingen bij rampen en calamiteiten (CTRC).26-06-03 Vuurwerkramp Enschede en cafebrand Volendam, 27 157 en 27 575 nr. 56Het rapport wordt in augustus/september 2004 aan de Kamer aangeboden.
   
Min BZK: de Kamer ontvangt begin 2004 een standpunt van de Ministers n.a.v. een recente evaluatie over de vraag of de Wet op de particuliere beveiligingsorganisatie en recherchebureaus nog adequaat is.03-10-03 Politie, 29 200 VI VII nr. 104De Kamer is geïnformeerd bij brief d.d. 7 mei 2004,Kamerstuknummer 28 684, nr. 28.
   
Min BZK: eind 2003 vindt een tussentijdse evaluatie plaats van het beleid van preventief fouilleren.03-10-03 Politie, 29 200 VI VII nr. 104De Kamer is door Min JUS geïnformeerd bij brief d.d. 15 maart 2004, kenmerk JUS040 392.
   
Min BZK: najaar 2003 ontvangt de TK het kabinetsstandpunt iz het rapport van de commissie Bakker over vrijwilligers.03-10-03 Politie, 29 200 VI VII nr. 104De Kamer is geïnformeerd bij brief d.d. 17 juni 2004 met Kamerstuknr. 29 628, nr. 3.
   
Min BZK: spoedig info over mogelijkheden maatregelen te nemen tegen belhuizen.03-10-03 Politie, 29 200 VI VII nr. 104Afgedaan bij brief d.d. 8 oktober 2003 met kenmerk TK2003–2004, aanhangsel Handelingen 115, p. 247–249.
   
Min BZK: over de aangiftebereidheid.03-10-03 Politie, 29 200 VI VII nr. 104De Kamer is geïnformeerd bij brief d.d. 11 december 2003, Kamerstuknummer 27 834, nr. 31.
   
Min BZK: begin 2004 ontvangt de TK info over: * selectie van urgentiegebieden* inzet defensiepersoneel* doelmatigheids-doelstelling* betaalde politie-inzet* verruiming van aangiftemogelijkheden.03-10-03 Politie, 29 200 VI VII nr. 104De Tweede Kamer is bij brief van 30 maart 2004 (2003/88 913) door min BZK en stass DEF geïnformeerd over de voortgang van het project over- gang defensiepersoneel naar de politie. De Kamer is geïnformeerd over urgentiegebieden (urgente aanpak) bij brief d.d. 24 december 1003, kenmerk 2003/90 387. De overige punten worden steeds mee- genomen in de voortgangsrapportage Veiligheidsprogramma, bijvoorbeeld die van 19 mei 2004, Kamerstuknr. 28 684, nr. 29.
   
Min BZK: voor 1-1-2004 info over alg. preventiebeleid.03-10-03 Politie, 29 200 VI VII nr. 104De Kamer is geïnformeerd bij brief d.d. 25 mei 2004, met Kamerstuknr. 28 684, nr. 31.
   
Min BZK: het Spoorboekje wordt aan de Kamer toegezonden.28-10-03 VGR C2000, 25 124 nr. 30De Kamer is bij brief d.d. 24 december 2003 met Kamerstuknr 25 124, nr. 34 geïnformeerd.
   
Min BZK: de regeringsreactie op het rapport Bandell komt binnenkort.28-10-03 VGR C2000, 25 124 nr. 30De Kamer is bij brief d.d. 24 december 2003 met Kamerstuknr 25 124, nr. 34 geïnformeerd.
   
Min BZK: de Kamer zal worden geïnformeerd over de besluitvorming inzake de territoriale congruentie van de gemeente Deventer.04-02-04 Gemeentelijke rampenplannen, 26 956De Kamer is geïnformeerd bij brief d.d. 22 juni 2004, kenmerk 2004/58 031.
   
Min BZK: in de volgende reguliere VGR van 1 april 2004 en de volgende VGR's zal structureel inzicht/analyse worden geboden van de technische complicaties die zich hebben voorgedaan in de proefregio's.In het bijzonder wordt ingegaan op de problemen in Amsterdam en het operationeel gaan van de marechausse.12-02-04 VGR C2000, 25 124De Kamer is geïnformeerd bij de voortgangsrapportage d.d. 8 april 2004.
   
Min BZK: tevens zal in de VGR structureel worden ingegaan op het aantal SCL en de financiering daarvan.12-02-04 VGR C2000, 25 124De Kamer is geïnformeerd bij de voortgangsrapportage d.d. 8 april 2004.
   
Min BZK: medio 2004 zal een nieuwe rapportage over de lokale kosten aan de TK worden gezonden.12-02-04 VGR C2000, 25 124De Kamer is geïnformeerd bij de voortgangsrapportage d.d. 8 april 2004.
   
Min BZK: in de VGR van 1 april 2004 zal tevens worden gerapporteerd over de mogelijkheid en mate van binnenhuisdekking.12-02-04 VGR C2000, 251De Kamer is geïnformeerd bij de voortgangsrapportage van april 2004.
   
Min BZK: de Kamer wordt nader geinformeerd over elektronische aangifte, de verschillende systemen en wanneer deze geharmoniseerd worden met elkaar.18-03-04 Rapport Algemene RekenKamer ICT bij de politie (29 350)De Kamer is per brief d.d. 12 mei 2004 geinformeerd met volgnr. 8.
   
Min BZK: de Kamer wordt nader geinformeerd over de functieprofiel van CIO.18-03-04 Rapport Algemene RekenKamer ICT bij de politie, 29 350De Kamer is per brief d.d. 12 mei 2004 geïnformeerd met volgnr. 8.
   
Min BZK: de Kamer wordt nader geïnformeerd over hoe de informatie in de automatiseringsketens tussen de verschillende sectoren uitgewisseld kan worden.18-03-04 Rapport Algemene RekenKamer ICT bij de politie, 29 350De Kamer is per brief d.d. 12 mei 2004 geïnformeerd met volgnr. 8.
   
Min BZK: met IPO en de inspectie OOV is afgesproken dat er een protocol komt waarin wordt afgesproken wat de exacte taakverdeling toezicht op voorbereiding rampenbestrijding. Dit protocol zal voor het zomerreces aan de EK worden toegezonden.06-04-04 Wet Kwaliteitsbevordering RampenbestrijdingOp 14 juni is een brief aan de EK gezonden.
   
Min BZK: landelijk alerteringssysteem: de Kamer nader informeren over de ervaringen in het buitenland.14-04-04 Aanslagen MadridDe Kamer is in juli 2004 bij brief geïnformeerd.
   
Min BZK: helderheid in de nota Ruimte over de duur en de consequenties van de reservering van noodoverloopgebieden in de nota Ruimte.15-04-04 Kabinetsstandpunt Rampenbeheersingsstrategie overstromingen Rijn en Maas, 29 384, nr. 1De Nota Ruimte is d.d. 27 april 2004 aan de Kamer aangeboden (29 435).
   
Min BZK: bij gelegenheid terugkomen op notitie instroomcapaciteit LSOP i.r.t. de sterkteopgave. Dit wordt in de sterktebrief behandeld.15-04-04 NPB-analyse blauw op straat o.a., 29 200, nr. 37De Kamer is bij (sterkte)brief d.d. 21 juni 2004 met kenmerk 2004/67 807 geïnformeerd.
   
Min BZK: de Kamer ontvangt vóór de zomer 2004 een brief over het onderwerp Kerntaken van de politie.15-04-04 NPB-analyse blauw op straat o.a., 29 200, nr. 37De Kamer is in juli 2004 bij brief geïnformeerd.
   
Min BZK: de Kamer zal nader worden geinformeerd over interne regelingen die in de uitvoeringsbesluiten op dit moment moeten worden verwerkt.27-05-04 Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid/Instelling van de Onderzoeksraad voor veiligheid, 28 634, nr. 18Afgedaan.
   
Min BZK: de Kamer zal eind augustus, begin september 2004 de Kamer informeren over de stand van zaken omtrent de aanpak van de vrijplaatsen in de G4 en Maastricht.22-06-04 Onderzoek belastingdienst contra legemhandelingen, plan van aanpak fiscale vrijplaatsen en integrale aanpak vrijplaatsen, 29 643, nrs 1 en 2De Kamer wordt eind augustus, begin september 2004 geïnformeerd.
Directoraat-generaal Management Openbare Sector
Omschrijving van de toezeggingVindplaatsStand van zaken
Min BZK: er zal een onderzoek naar modernisering van de ambtenarenwet worden uitgevoerd.24-11-99 Integriteit openbaar bestuur, 26 806, nr. 3De wijziging Ambtenarenwet i.v.m. Integriteit is inwerking getreden in mei 2003. Het Wetsvoorstel tot wijziging Ambtenarenwet i.s.m. goed ambtelijk handelen is ingediend op 21 februari 2004.
   
Min BZK: Vóór zomer 2001 ontvangt Kamer informatie over de overlap van Postbus 51 en www.overheid.nl15-03-01 Actieprogramma Elektronische Overheid, 26 387 nr. 10De Kamer is geïnformeerd bij de voortgangsrapportages van het actieprogramma ELO.
   
Min BZK: in het eerste kwartaal van 2003 ontvangt de Kamer informatie over de beloningsverhoudingen binnen de publieke dienst en de politieke salariëring (commissie-Dijkstal). De ZBO's worden hier ook bij betrokken.14-11-02 Overheidspersoneels-beleid Trendnota Arbeidszaken Overheid 2003 Personeelsbrief, 28 602 nr. 4Het onderzoeksrapport is bij brief Onderzoek topinkomens in de (semi-)publieke sector 2001–2002, kenmerk 2004/64 376 op 5 juli 2004 gelijk met de kabinetsreactie op het rapport van de cie Dijkstal en de stand van zaken brief t.a.v. de openbaarmaking aan de Kamer gezonden.
   
Min BZK: BZK zal als coördinator een inventarisatie van maatregelen tot bevordering van integriteit opstellen.03-09-03 Integriteitsbeleid openbaar bestuur en politie, 28 844 nr. 3Een (model)gedragscode voor de Rijksdienst is in juli 2004 aan de Kamer gezonden.
   
Min BZK: de Ministeriële bevoegdheden t.o.v. topinkomens de semi-publieke sector worden in kaart gebracht en voorjaar 2004 gepresenteerd.27-11-03 Overheidspersoneelsbeleid Trendnota Arbeidszaken Shared service centre (SSC HRM P&S), 29 204 nrs. 1 t/m 4 en 28 610 nrs. 1 t/m 4De brief Openbaarmaking topinkomens in de publieke en de semi-publieke sector 2004/68 509 met de stand van zaken is op 5 juli 2004 aan de Kamer gezonden. Een wetsvoorstel met een overzicht wordt na de zomer aan de RvS aangeboden.
   
Min BZK: de TK ontvangt voorjaar 2004 info iz het burgerservicenummer.04-02-04 Modernisering van de overheid, 29 362 nr. 14De Kamer is middels een ICT-architectuur brief d.d. 14 mei nader geïnformeerd.
   
Min BZK: de TK ontvangt een stappenplan tav de realisering van de één-pas-voorziening en de eenmalige gegevensverstrekking.04-02-04 Modernisering van de overheid, 29 362 nr. 14De Kamer is middels een ICT-architectuur brief d.d. 14 mei nader geïnformeerd.
   
Min BZK: voorjaar 2004 ontvangt de TK informatie inzake de administratieve lastendruk voor het bedrijfsleven (via FIN en EZ).04-02-04 Modernisering van de overheid, 29 362 nr. 14Min EZ heeft d.d. 19 april 2004 het kabinetsplan Aanpak administratieve lasten (bedrijfsleven) aan de Kamer aangebonden (Kamerstnr. 29 515, nr. 7). Een brief met bereikte resultaten 2003 van programma ICTAL is d.d. 27 mei 2004 aan de Kamer gezonden (nr. 10). In de ontwerpbegroting 2005 zal de stand van zaken voor BZK worden opgenomen.
Directie Constitutionele Zaken en Wetgeving
Omschrijving van de toezeggingVindplaatsStand van zaken
Min BVK: het toezenden van een brief met daarin aanvullende gedachten over de civil society.17-02-04 Begrotingsbehandeling hoofdstuk VII, 29 200 VIIVolgens planning wordt de Kamer in augustus 2004 geïnformeerd.
   
Min BVK: het kabinet zal middels de nota GPS een standpunt innemen over het dragen van kleding-stukken en sieraden die uitdrukking kunnen geven aan godsdienstige of levensbeschouwelijke opvattingen.17-03-04 Herziening Grondwet, nader rapport adviesaanvraag inzake 2e lezing herziening Grondwet, 29 200 VII, nr. 36De Kamer is bij brief d.d. 17 mei 2004 geïnformeerd.
   
Min BVK: aan de Kamer zal een notitie met de gevraagde alternatieven n.a.v. motie Spies worden gezonden.05-04-04 Hoofdlijnennotitie nieuw kiesstelsel en brief met commentaren Kiesraad en Rob, 29 356, nrs 1 en 2De Kamer is geïnformeerd bij brief d.d. 29 juni 2004.

7. DE BIJLAGE INZAKE ZBO'S EN RWT'S

In deze bijlage is een overzicht opgenomen met de zelfstandige bestuursorganen (ZBO's) en de rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT's) waarop BZK toezicht houdt. In geval een ZBO of RWT gefinancierd wordt vanuit de BZK-begroting, wordt het betreffende beleidsartikel aangegeven en het bijbehorende geraamde budgettaire bedrag voor 2005 (x € 1 mln).

ZBO/RWTBeleidsartikelGeraamd bedrag 2005
Kiesraad1. Grondwet en democratie0,0
Politie regio's2. Politie3 144,3
Landelijk Selectie- en Opleidingsinstituut Politie2. Politie109,3
Nederlands Instituut voor Brandweer en Rampenbestrijding (NIBRA)16. Rampenbeheersing en Brandweer5,9
Nederlands Bureau Brandweerexamens16. Rampenbeheersing en Brandweergeen
Onderzoeksraad*14. Toezicht en onderzoek openbare orde en veiligheid*
Raad voor het KLPD2. Politie0,2
Stichting Administratie Indonesische Pensioenen10. Arbeidszaken overheid43,6
Stichting VUT-fonds10. Arbeidszaken overheidgeen

* Het budgettair bedrag van de Onderzoeksraad is afhankelijk van nog te ontvangen bijdragen van enkele ministeries.

8. DE BURGEMEESTERSBENOEMINGEN

Periode 16 juli 2003 tot en met 15 juli 2004

Overzicht burgemeestersbenoemingen in relatie tot de aanbevelingen van de gemeenteraden
Totaal aantal benoemingen in de periode 16 juli 2003 t/m 15 juli 2004:44
Aantal benoemingen waarbij de minister in zijn voordracht de aanbeveling van de raad volgde:44
In twee gevallen meldde de raad niet in staat te zijn tot een meervoudige aanbeveling te kunnen komen, omdat er te weinig benoembare kandidaten waren. In één geval stelde de CdK voor de procedure opnieuw te starten, omdat er te weinig benoembare kandidaten waren (de vacatures zijn daarna opnieuw opengesteld, 2 gemeenteraden hebben daarna een aanbeveling gedaan die voldeed aan de wettelijke eisen, bij 1 gemeente is de procedure nog niet afgerond). 
Overzicht benoeming vrouwelijke burgemeesters
Aantal vrouwelijke burgemeesters op 16 juli 2003:87
Vrouwelijke burgemeester volgt een vrouw op:0
Vrouwelijke burgemeester volgt een man op:6
Vrouwelijke burgemeester benoemd na herindeling:1
Vrouwelijke burgemeester wordt opgevolgd door een man:6
Vacature met laatstelijk een vrouwelijke burgemeester:0
Aantal vrouwelijke burgemeesters op 15 juli 2004:82
Overzicht burgemeestersposten naar politieke kleur per 15 juli 2004
PartijenPostenPercentagesInwonersPercentagesMVTK '03
CDA14233,2%4 226 02028,0%1271528,6
PVDA13030,4%5 447 38436,1%973327,3
VVD10524,5%4 177 47827,7%822317,9
D66317,2%886 0145,9%2384,1
CU92,1%184 3261,2%9 2,1
GL51,2%86 5390,6%235,1
SGP40,9%58 9580,4%4 1,6
Lokaal20,4%24 8100,2%2  
 428   34682 

9. DE OVERZICHTSCONSTRUCTIE EXTRA-COMPTABEL OVERZICHT GROTESTEDENBELEID (ECO GSB) EN DE DOELSTELLINGEN EN INDICATOREN IN GSB III

Het ECO GSB wordt opgesteld in het kader van de budgettaire medeverantwoordelijkheid van de Minister voor BVK voor de regelingen in het GSB. Het ECO geeft daardoor inzicht in de regelingen die onderdeel uitmaken van het GSB en de bijbehorende budgetten. In GSB III ontvangen de grote steden de middelen voor het uitvoeren van GSB uit drie Brede Doeluitkeringen (BDU's). Deze regelingen zijn merendeels samengesteld uit reeds bestaande geldstromen van verschillende ministeries. De bundeling en ontkokering wordt in deze begroting voor het eerst zichtbaar gemaakt in het onderstaande ECO. Hierin kan worden gezien welke interdepartementale ontschotting heeft plaatsgevonden en welke geldstromen zijn opgegaan in de BDU's.

In het najaar van 2005 ontvangen de steden wederom het indicatieve overzicht met GSB-budgetten op basis van het ECO. Ook de Indicatieve Verdeling zal dan voor het eerst zijn opgesteld conform de uitgangspunten van GSB III. Dat wil zeggen dat de steden in plaats van een groot aantal losse regelingen nu slechts drie BDU's zullen zien in het overzicht. Deze geldstromen zijn door de steden met bestedings- en beleidsvrijheid in te zetten voor de outputafspraken die begin 2005 in de convenanten worden gemaakt tussen steden en rijk. De geldstromen zijn dus nadrukkelijk niet gekoppeld aan de doelstellingen in de hiernavolgende overzichten (geen inputfinanciering). Steden kunnen de middelen uit een BDU naar eigen inzicht en behoefte inzetten binnen de kaders van de BDU.

ECO GSB

De bedragen voor de BDU's zijn nog niet definitief. Dit gebeurt pas op het momen dat de convenanten zijn ondertekend en de AMVB is vastgesteld. Het is dan nog steeds mogelijk dat de budgetten fluctueren, vanwege evt. uitkering van loon- en prijsbijstellingen en het algemeen budgettair voorbehoud.

De budgetten in categorie B betreffen meerjarenramingen.

Categorie A: gebundelde geldstromen t.b.v. de convenantafspraken (bedragen x € 1 000)20052006200720082009Toelichting
TOTAAL BREDE DOELUITKERINGEN GSB (BDU ECONOMIE + SOCIAAL INTEGRATIE EN VEILIGHEID + FYSIEK)306 378505 063525 352530 448519 448Niet alle onderliggende budget- ten zijn voor alle jaren bekend (zie p.m.-en).
I BDU ECONOMIE totaal BDU G3011 26318 94837 23749 33343 333 
EZart. 3.10 Stadseconomietotaal beleidsterrein11 26318 94837 23749 33343 333Bedragen G30 excl. een bedrag gereserveerd vooronvoorziene kansen en bedreigingen.
    G309 30017 20035 80047 90041 900Deze middelen zijn nog niet verdeeld maar worden wel jaarlijks uitbetaald in het kader van de BDU.Deze middelen zijn ook opgenomen onder categorie «B».
II BDU SOCIAAL, INTEGRATIE EN VEILIGHEIDtotaal BDU G30295 115486 115488 115481 115476 115Niet alle onderliggende budget- ten zijn voor alle jaren bekend (zie p.m.-en).
VWSart. 24 Maatschappelijke opvang, Vrouwentotaal beleidsterrein230 500230 500230 500230 500230 500Bedragen worden in de loop van 2004 nog aangpast ivm de OVA.
opvang en VerslavingszorgG30192 100192 100192 100192 100192 100De verdeelsleutel van de RFV wordt jaarlijks geactualiseerd.
           
VWSart. 21 Gezond in de stadtotaal beleidsterrein5 0005 0005 0005 0005 000Eén van de doelstellingen van de
    G305 0005 0005 0005 0005 000tweede convenantperiode van het Beleidskader grotestedenbeleid 2005–2009 is het inlopen van de gezondheidsachterstan- den bij mensen met een lage- opleiding en een laag inkomen (€ 5,0 miljoen). Hierin krijgtde bestrijding van overgewicht extra aandacht.
           
OCWart. 4.3 Voortijdig schoolverlatentotaal beleidsterrein21 78021 78021 78021 78021 780 
    G3021 78021 78021 78021 78021 780 
           
OCWart. 1.1 Voor- en vroegschoolse educatie en schakelklassetotaal beleidsterrein 150 000150 000150 000150 000De middelen GOA zullen per 1 augustus 2006 opgenomen
   (uit GOA-budget)G30 100 000100 000100 000100 000worden in de BDU.
           
OCWart. 4.2 Rijksbijdrage Volwasseneneducatie (WEB)totaal beleidsterrein 157 000157 000157 000157 000De middelen Volwasseneneduca-
G30 70 00070 00070 00070 000tie zullen naar verwachting per 1 januari 2006 uit het WEB-budget worden gehaald, en in de BDU opgenomen. In de reeks «totaal beleidsterrein» is een bedrag van € 57,3 opgenomen dat nog naar V&I moet worden overgeheveld.
           
BZKart. 9.3 Veiligheid, Sociale integratie en Leefbaarheidtotaal beleidsterrein76 23597 23599 23592 23587 235 
    G3076 23597 23599 23592 23587 235 
           
JUSart. 6.4 Inburgering Oudkomers en Nieuwkomerstotaal beleidsterrein190 225191 212178 312181 312p.m.Het is nog alleen voor het jaar 2005 aan te geven welk
    G30p.m.p.m.p.m.p.m.p.m.budget opgenomen wordt in de BDU. Naar verwachting wordt eind september het budget dat toegedeeld wordt aan de G30 bekend. De huidige regeling inburgering Nieuwkomers en oudkomers zal op korte termijn eindigen. Verwacht wordt dat de nieuwe regeling met ingang van 2006 van kracht zal zijn.
III BDU FYSIEKtotaal BDU G30p.m.p.m.p.m.p.m.p.m.Niet alle onderliggende budget- ten zijn voor alle jaren bekend (zie p.m.-en).
VROMart. 4 ISV IItotaal beleidsterrein217 407251 044291 272284 560337 974Er hebben 2 kasschuiven plaats-
G30p.m.p.m.p.m.p.m.p.m.gevonden op het budget voor ISV/BLS die geen gevolgen hebben voor de bestuurlijke afspraken die met de bij het GSB betrokken departementen en steden zijn gemaakt ikv. GSB III.
           
LNVart. U0114-11 Grootschalig Groentotaal beleidsterrein1 5002 5002 5002 5002 000Het betreft hier voor de G30 een
G301 5002 5002 5002 5002 000bijdrage van LNV aan VROM ten behoeve van ISV II.
           
OCWart. 14.04Cultuurimpulstotaal beleidsterrein4 0004 0004 0004 0004 000Het betreft hier voor de G30 een
    G302 6042 6042 6042 6042 604bijdrage van OCW aan VROM ten behoeve van ISV II.
Categorie B: Overige rijksinzet ondersteunend aan GSB20052006200720082009Toelichting
I ECONOMIE
           
EZ03.10 100 Topprojecten herstructurering bedrijventerreinen (TOPPER)totaal beleidsterrein22 80022 60022 50022 50022 500Dit is het totaal TOPPER-budget, nog onduidelijk is hoeveel er neerslaat in de G30.
G30p.m.p.m.p.m.p.m.p.m.
           
EZ03.10 210 Kansenzone (Doorzettingsmacht Rotterdam)totaal beleidsterrein1 0001 0001 0001 000Deze middelen zijn alleen bestemd voor Rotterdam. Het betreft hier enkel de bijdrage van EZ aan Rotterdam.Rijksbreed zal via een nog op te stellen regeling jaarlijks€ 6 mln beschikbaar worden gesteld aan Rotterdam (EZ,VROM, VWS, JUS en BZK elk € 1mln. en Financiën€ 2 mln per jaar.
           
EZ03.10 510 Reservering voor onvoorziene kansen en bedreigingen BDU Economietotaal beleidsterrein1 9631 7481 4371 4331 433Het betreft hier een knelpunten
G301 9631 7481 4371 4331 433budget dat jaarlijks in het kader van de BDU Economie verdeeld zal worden over de steden.
           
V&Wart. 19.02Voorstel tot Wet Brede Doeluitkering totaal beleidsterrein1 435 4031 431 0981 484 6791 609 1151 645 8 08Samenvoeging van de budgetten uit de artikelen 05.01,
   Verkeer en Vervoer      06.01, 07.01 en IF01.03 t.b.v. exploitatie openbaar vervoer en regionaal spoorvervoer, sociale veiligheid, GDU+, duurzaam veilig, het kenniscentrum verkeer en vervoer en vervoersmanagement. Gelden worden uitgekeerd aan de provincies en kaderwetgebieden, splitsing naar de G30 is niet mogelijk.
           
SZWart. 2Wet Werk en Bij- stand (FWI/Flexibel reïntegratiebudget)totaal beleidsterrein1 613 0081 631 3491 631 3491 616 3491 616 349  
G301 078 480p.m.p.m.p.m.p.m.    
Categorie B: Overige rijksinzet ondersteunend aan GSB20052006200720082009Toelichting
II SOCIAAL, INTEGRATIE EN VEILIGHEID
           
DIVERSE MINISTERIESVeiligheidsprogram- ma «Naar een veiliger samenleving»      Uitgaande van de in het GSB- beleidskader opgenomen outputdoelstellingen veiligheid en de onder «overige inzet Rijk» opgenomen maatregelen, ontstaat het volgende overzicht, waarbij in passende gevallen ook de inzet van andere departementen betrokken is (schuin gedrukt).Bron: Nota Krachtige stad: Aanhangsel 1.
           
 JUSart. 14Jeugdcriminaliteit, incl. HALT en RvdKtotaal beleidsterrein86 671104 660109 300109 805109 805 
           
    Onder te verdelen in:      
  art. 14.1.4 Overig (nog niet bestemde midde- len)24 75739 88441 55341 55341 553Begunstigde: OM/HALT/Raad voor de Kinderbescherming.
           
    Jeugd Terecht)      
  art. 14.2.2 RvdK taakstraffen17 01217 45917 41917 62217 622Begunstigde: RvdK..
  art. 14.2.3 Halt12 03211 86511 96012 26212 262Begunstigde: Bureaus HALT
  art. 14.2.4 Jeugdreclassering32 87035 45238 36838 36838 368Begunstigde: Bureaus Jeugdzorg.
           
 JUSart. 13.4.3.Reclassering/MSTtotaal beleidsterrein115 188134 720148 811151 419151 419Er is geen uitsplitsing naar de G30 mogelijk.
  13.4.4Taakstraffentotaal beleidsterrein34 92838 50139 97041 36841 368Begunstigde: Reclassering.
           
 JUSart. 13.4.1.Capaciteitsuitbrei- ding DJI-GWtotaal beleidsterrein1 035 0391 060 7791 106 6091 090 5021 092 134Er is geen uitsplitsing naar de G30 mogelijk.
  13.4.1Capaciteitsuitbrei- ding DJI-TBStotaal beleidsterrein79 17184 63888 68791 39291 392Begunstigde: Justitiële inrichtingen
           
 JUSart. 14.1.4Huiselijk geweldtotaal beleidsterrein200020003 0003 0003 000Een gedeelte hiervan gaat naar de VNG, maar er worden ook middelen ingezet voor de Rechtsbijstand, de Rechterlijke organisatie etc.
 JUSart. 3.3.3Justitie in de Buurttotaal beleidsterrein6 259.6 2614 2624 2624 262Begunstigde: OM.
           
 JUSart. 13.1Centrum Criminali- teitspreventie en Veiligheidtotaal beleidsterrein3 5003 5003 5003 500De gezamenlijke subsidie aan het CCV (JUS en BZK)
 BZKart. 4.2Centrum Criminali- teitspreventie en Veiligheidtotaal beleidsterrein1 0001 0001 0001 000bedraagt jaarlijks € 5 mln. Daarnaast subsidieert Justitie, met een bedrag van € 1 mln, keurmerken(bijvoorbeeld het keurmerk veilig ondernemen).
           
OCWart. 4.2 Rijksbijdrage Vol- wasseneneducatie (WEB)totaal beleidsterrein157 000Naar verwachting wordt vanaf 2006 dit deel van de Educatiemiddelen ingezet in de BDU
G3070 000 Sociaal Integratie en Veiligheid. Bij het budget voor «totaal beleidsterrein» is een bedrag van € 57,3 mln. opgenomen dat nog naar V&I moet worden geheveld.
           
III FYSIEK
           
LNVart. p.m. Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG)/Groen intotaal beleidsterreinp.m.p.m. p.m.Het Rijk zal in het kader van de midterm review GSB III in
   en om de stadprovincies met G30p.m.p.m.p.m.2007 extra middelen voor de prioriteit «Groen in de stad» beschikbaar stellen, indien de financiële ruimte daarvoor mogelijkheid biedt (conform Nota Samenwerken aan de Krachtige stad).
           
VROM art. 4 Impulsbudgettotaal beleidsterrein27 50027 50027 50027 500Impuls (€ 110 mln.) ter versnel-
    G30p.m.p.m.p.m.p.m.ling van proces stedelijke ver- nieuwing en om knelpunten te kunnen opheffen tijdens G&B III; trekkingsrecht G4 € 70 mln., G26 € 20 mln., niet-G30 € 10 mln. Resterende € 10 mln. voor Rijk ten behoeve van gerichte stimulerende maatregelen.
VROMFES Beleidsregeling Subsidies Budget totaal beleidsterreinp.m.p.m.p.m.p.m.p.m.De BIRK middelen staan in het FES-fonds. Verdeling van de
   Investeringen Ruimtelijke Kwaliteit (BIRK)G30p.m.p.m.p.m.p.m.p.m.gelden over de jaren heen is op dit moment onbekend.Beoordeling van de subsidieaanvragen vindt later in hetjaar plaats.
           
VROMart. 7 Bodemsanering totaal beleidsterrein128 595142 412149 454154 454158 490Bedragen opgenomen op basis
   (WBB)G3019 013p.m.p.m.p.m.p.m.van begrotingscijfers alleen 2005
    provincies met G3094 649p.m.p.m.p.m.p.m.o.b.v. 30% reservering voor Meerjarenprogramma's 2005–2009 alleen 2005 o.b.v. 30% reservering voor Meerjarenprogramma's 2005–2009.
           
VROMart. 4 Besluit Locatiegebonden Subsidies (BLS)/Woningbouw- afsprakentotaal beleidsterrein137 560137 560139 971139 475139 475Begunstigden: provincies/kaderwetgebieden.
Categorie C: Nieuwe beleidsontwikkelingen met relevantie voor GSB
OCW Bibliotheken (onderdeel lokale infrastructuur).
   
LNV Groen in de stad (Nota Krachtige stad p.44; evt. extra middelen na midterm review).
   
EZ Breedband (Kenniswijk/Stedenlink).
   
VWS Stimuleringsmiddelen huiselijk geweld (na 2007).(Na 2007 worden de middelen (€ 3 mln. per jaar) in principe toegevoegd aan de brede doeluitkering SIV voor GSB-gemeenten en aan de SU vrouwenopvang voor niet GSB-gemeenten).
   
EZ Afspraken bestrijding winkelcriminaliteit (evt. doorloop in 2005 en verder).
   
JUS/BZK/EZ Actieplan Veilig Ondernemen.
   
JUS/BZK Bestuurlijke Boete.
   
SZWESF-3Dagarrangementen & Combinatiefuncties.
   
VWSart. 33Opvoedingsondersteuning/gezinscoaching
JUSart. 14.1.4Opvoedingsondersteuning.In het kader van het Hoofdlijnenakkoord zijn op de begroting van VWS en Justitie middelen beschikbaar gesteld voor opvoed- en gezinsondersteuning op lokaal niveau. Door het bieden van pedagogische begeleiding en coördinatie van zorg aan gezinnen wordt getracht het aantal jeugdigen dat risico loopt op ontwikkelingsachterstanden en ernstige problemen (voortijdig schoolverlaten, criminaliteit) terug te dringen. In totaal is hiervoor in 2004 € 3,4 mln beschikbaar, oplopend tot € 15 mln in 2007.Op welke manier de middelen uiteindelijk worden ingezet (en wie geadresseerden zijn) is nog onbekend.
   
VWSart. 34BOS-regeling (buurt, onderwijs en sport). De verdeling van de BOS-middelen is nog niet bekend. Planning is om 1 oktober meer duidelijkheid te hebben.

Doelstellingen en indicatoren in GSB III

Outcome

De missie voor GSB III Krachtige steden is vertaald in vijf outcomedoelstellingen voor de steden die een nauwe onderlinge afhankelijkheid hebben en dus ook in onderlinge samenhang tot ontwikkeling moeten worden gebracht. In onderstaande tabel staan deze doelstellingen en de bijbehorende outcome-indicatoren opgenomen:

 OutcomedoelstellingenOutcome-indicatoren
  ObjectiefSubjectief
1.Het verbeteren van de objectieve en subjectieve veiligheidslachtofferschaponveiligheidgevoelens in de buurt
2.Het verbeteren van de kwaliteit van de leefomgevingtransactieprijs per vierkante meterverloedering (en/of de waardering van de openbare ruimte)
3.Het verbeteren van de sociale kwaliteit van de samenlevingparticipatiesociale kwaliteit
4.Het binden van de midden- en hogere inkomens aan de stadhet aantal midden- en hogere inkomens in de stad
5.Het vergroten van de economische kracht van de stadhet stedelijk bruto product. ondernemingsklimaat

Output

De outcomedoelstellingen worden vervolgens vertaald in outputdoelstellingen en bijbehorende outputindicatoren. Over de outputindicatoren worden begin 2005 voor de periode 2005–2009 (GSB III) op stadsniveau afspraken gemaakt in convenanten tussen steden en rijk.

Domein Sociale Integratie en Veiligheid
 OutputdoelstellingenOutputindicatoren
 Gedeeld burgerschap 
1Verbetering beheersing Nederlandse taal en kennis van de Nederlandse samenleving onder etnische minderheden.– Gegevens nieuwkomers volgens jaarlijkse monitoring inburgering.– Gegevens oudkomers volgens jaarlijkse monitor inburgering.
   
 Geen leerling zonder diploma van school 
2a. Voorkomen en verminderen van onderwijsachterstanden.a. Aantal (t.o.v. de doelgroep achterstandsleerlingen) allochtone en autochtone peuters en kleuters dat deelneemt aan voor- en vroegschoolse programma's.
 b. Vergroten van het aantal jongeren dat een startkwalificatie behaalt.b. Aantal in te richten schakelklassen.
 c. Vergroten van het aantal deelnemers aan een educatief traject.c. Aantal (t.o.v. de doelgroep voortijdig schoolverlaters) allochtone en autochtone scholieren dat herplaatst is en alsnog een startkwalificatie behaalt.d. Aantallen deelnemers aan trajecten: – Voortgezet Algemeen Volwassenenonderwijs (VAVO), of – Breed Maatschappelijk Functioneren/Toeleiding vervolgonderwijs, of – Sociale Redzaamheid (met onderscheid tussen NT2-onder- wijs en alfabetisering van autochtone Nederlanders) of – Staatsexamen NT2-opleidingen.
 Van de straat en veilig 
3a. Verbetering van de doorstroming in de maatschappelijke opvang.a. Gemiddelde verblijfsduur in de maatschappelijke opvang.
 b. Vergroten van de capaciteit in de vrouwenopvang.b. Het aantal plaatsen in de vrouwenopvang.
 c. Verbeteren van het bereik van de ambulante verslavingszorg.c. Indicator bereik ambulante verslavingszorg.
   
4Open doelstelling.Door de stad en Rijk in overleg te bepalen.
   
 Gezond en Wel in de stad: 
5Aanpak van overgewicht onder 0–19 jarigen. Het aantal 0–19-jarigen met overgewicht dat (1) via de JGZ wordt opgespoord en (2) voor wie gezondheidsinterventies worden ingezet. 
   
6Open doelstellingDoor de stad en Rijk in overleg te bepalen.
   
 Naar een veiliger samenleving 
   
7Het verminderen van de criminaliteit gepleegd door volwassen en jeugdige veelplegers, mede door de realisatie van preventieve maatregelen en een sluitend systeem van nazorg ten behoeve van deze doelgroep.– Het percentage jeugdige en volwassen allochtone en autochtone veelplegers waarvoor door een stad nazorg- en/of resocia- lisatietrajecten worden aangeboden ten opzichte van het totale aantal geregistreerde jeugdige en volwassen veelplegers (in HKS).– Het percentage jeugdige en volwassen allochtone en autochtone veelplegers waarvoor door een stad nazorg- en/of resocialisatietrajecten wordt afgerond ten opzichte van het totale aantal geregistreerde jeugdige en volwassen veelplegers (in HKS).
   
8Het verminderen van overlast op straat veroorzaakt door personen, mede door de realisatie van een sluitende aanpak van sociale opvang en hulpverlening gericht op overlastgevende personen.Het percentage overlastgevenden dat in maatschappelijke opvang (24 uur per dag beschikbaar in crisissituaties) kan worden geplaatst ten opzichte van het totale aantal geregistreerde overlastgevenden.
   
9Het verbeteren van de aanpak van huiselijk geweld, leidend tot een vermindering van (herhaling van) huiselijk geweld. Aanwezigheid van een convenant/arrangement tussen alle lokale partijen betrokken bij de aanpak van huiselijk geweld.– De aanwezigheid van een advies- en meldpunt huiselijk geweld (uiterlijk gereed in 2008).– Het aantal (eerste) meldingen van huiselijk geweld en van herhaling van huiselijk geweld (bron: AMHG, bij ontbreken daarvan: politie).
   
10Het verminderen van criminaliteit in risicogebieden en in de woonomgeving mede door een gebiedsgerichte aanpak. Gemeente stelt in samenwerking met Rijk een eigen meetbare indicator op. 
   
11Open doelstellingDoor stad en Rijk in overleg te bepalen.
Domein Fysiek
 OutputdoelstellingenOutputindicatoren
1Wonen:Mutaties in de woningvoorraad, uitgesplitst naar:
 Betere balans vraag en aanbod op gebied van wonen.a. Aantallen nieuwbouw: – op uitleglocaties; – op locaties binnen bestaand bebouwd gebied van 2000 i.v.m. de uitbreidingsbehoefte; – op locaties binnen bestaand bebouwd gebied van 2000 i.v.m. vervangingsbehoefte;b. Aantallen omzettingen: – omzettingen huurwoningen in koopwoningen; – vernietigde woningen;c. Aantallen ingrijpende woningverbeteringen;d. Toename aantal volledig toegankelijke woningen.
   
2aOmgevingskwaliteit: openbare ruimte: De verbetering van de kwaliteit van de (semi-) openbare ruimte.Oppervlak (in m2 of ha) openbare ruimte waarbij sprake is van een kwaliteitsimpuls.
2bOmgevingskwaliteit: groen in de stad.De verbetering van grootschalig groen in de stad.Het aantal grootschalige groenprojecten met bijbehorend oppervlak (ha).
2cOmgevingskwaliteit: cultuurimpuls:Verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving door het integraal benutten en borgen van culturele kwaliteiten in de praktijk van de stedelijke vernieuwing.Aantal wijken waar fysieke culturele kwaliteiten aantoonbaar en integraal deel uitmaken van de gebiedsontwikkeling, en de mate waarin deze kwaliteiten zijn geborgd in lokale planfiguren en beleid.
2dOmgevingskwaliteit: bodemsanering:Sanering van de bodemverontreiniging in het stedelijk gebied (inclusief nazorg en asbest).Aan te pakken deel van de werkvoorraad gerelateerd aan het landsdekkende beeld bodemsanering in aantallen (sanering en onderzoek), m2 en m3 (oppervlakte en in de bodem aanwezige ernstig verontreinigde grond) en m3 (te saneren verontreinigd) grondwater en bpe's (bodemsaneringsprestatie-eenheden). Vermelden welk deel hiervan door saneringen in eigen beheer tot stand zal komen (zonder overheidsbijdrage in de financiering).
2eOmgevingskwaliteit: geluidssanering:Verbetering van de geluidssituatie bij de zogenaamde A- en railwoningen.Aantal A- en railwoningen (absoluut en als percentage van het totaal in de gemeente) waar de saneringssituatie aan heteind van het ISV2-tijdvak is opgelost.
2fOmgevingskwaliteit: luchtkwaliteit:Verbeteren van de binnenstedelijke luchtkwaliteit.Het aantal meters wegvak dat naar redelijke verwachting onder de normen uit het Besluit luchtkwaliteit wordt gebracht.
   
3Zorgvuldig ruimtegebruik:Per saldo intensivering van woningbouw binnen bestaand bebouwd gebied.Saldo toe te voegen woningen in bestaand bebouwd gebied 2000.
   
4Open doelstelling: Fysieke voorwaarden voor aantrekkelijke sociale en veilige omgeving:Fysieke ruimte scheppen voor sociale voorzieningen.Gemeente stelt in samenwerking met Rijk een eigen meetbare indicator op.
Domein Economie
 OutputdoelstellingenOutputindicatoren
1Verminderen aantal verouderde bedrijventerreinen en verbeteren aanbod van nieuwe bedrijventerreinen.– Aantal hectare geherstructureerde bedrijventerreinen
2Verminderen criminaliteit tegen bedrijven en ondernemers.* Aantal hectare nieuw aangelegde bedrijventerreinen* Aantal delicten tegen bedrijven en ondernemers* Onveiligheidsgevoel van het lokale bedrijfsleven* Aangiftebereidheid van ondernemers
3Vergroten aantal breedbandaansluitingen– Vraagbundelingstraject, gericht op het aansluiten van (semi-)publieke instellingen op breedband, afgerond met een aanbestedingsronde– Het aantal locaties van (semi-)publieke instellingen in de gemeente dat door middel van een vraagbundelings-initiatief is aangesloten op breedband
4Verbeteren dienstverlening aan ondernemers– Aansluiting bij nationaal elektronisch bedrijvenloket– Tevredenheid ondernemer (verbetering oordeel in de Benchmark gemeentelijk ondernemingsklimaat)
5Open doelstelling:– Gemeente stelt in samenwerking met rijk een eigen meetbare indicator op.
 – Verminderen lokale administratieve lasten 
 – Verbeteren economische bereikbaarheid 
 – Verminderen mismatch arbeidsmarkt 
 – Verbeteren innovatief vermogen bedrijfsleven 
 – ... (naar vrije keuze door de stad). 
Licence