Base description which applies to whole site

2.2.11 Financiering staatsschuld

A. Algemene doelstelling

Schuldfinanciering tegen zo laag mogelijke rentekosten onder acceptabel risico voor de begroting.

B. Rol en verantwoordelijkheid minister

De minister van Financiën is eindverantwoordelijk voor de uitvoering van de schuldfinanciering tegen zo laag mogelijke kosten onder acceptabel risico voor de begroting.

C. Beleidswijzigingen

De doelstelling schuldfinanciering tegen zo laag mogelijke rentekosten onder acceptabel risico voor de begroting is sinds 2008 vormgegeven met een 7-jaars gecentreerde portefeuille als benchmark. Op basis van de evaluatie uit 2011 is besloten hiermee door te gaan16. Wel zijn vanaf 2012 afwijkingen van het risicoprofiel van de benchmark mogelijk. Hiervoor gelden twee randvoorwaarden. De afwijkingen mogen niet leiden tot meer risico en de afwijking moet inpasbaar zijn in de begroting. De benchmark borgt de transparantie over de afwijkingen. Immers in de verantwoording worden afwijkingen ten opzichte van de benchmark in termen van risicoprofiel en kosten gerapporteerd.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 3: Budgettaire gevolgen van beleid artikel 11 Financiering staatsschuld (x € 1 mln.)1
 

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Uitgaven

49 609

44 542

42 055

41 085

54 577

26 251

47 172

Juridisch verplicht

 

100%

         
               

Programma-uitgaven

49 588

44 524

42 038

41 067

54 559

26 233

47 155

Leningen

             

Totaal Rentelasten

10 040

9 942

10 234

10 335

11 191

12 762

13 890

Rentelasten vaste schuld

9 332

9 740

9 992

9 717

10 387

11 408

12 179

Rentelasten vlottende schuld

705

202

242

618

804

1 354

1 711

Uitgaven voortijdige beëindiging

4

           
               

Aflossing vaste schuld

28 229

30 167

31 804

30 732

43 368

13 471

33 265

Mutatie vlottende schuld

11 319

4 415

               

Overige kosten

21

17

17

17

17

17

17

               

Ontvangsten

53 243

60 214

47 127

48 272

60 246

34 246

54 822

               

Programma- ontvangsten

53 243

60 214

47 127

48 272

60 246

34 246

54 822

Leningen

             

Totaal Rentebaten schuld

262

214

113

134

910

1 337

1 241

Rentebaten vaste schuld

     

14

787

1 229

1 137

Rentebaten vlottende schuld

262

214

113

120

123

108

104 

Ontvangsten voortijdige beëindiging

             
               

Uitgifte vaste schuld

52 980

60 000

47 014

48 137

59 336

32 909

53 581

Mutatie vlottende schuld

0

1

Als gevolg van afronding in miljoenen kan de som der delen afwijken van het totaal.

Toelichting op budgettaire gevolgen van beleid

De totale uitgaven en totale ontvangsten zijn opgebouwd uit vier onderdelen. Ten eerste worden rentelasten en rentebaten verantwoord. Ten tweede zijn de aflossing en uitgifte vaste schuld in de tabel opgenomen. Als derde onderdeel is de mutatie vlottende schuld opgenomen. De vierde post betreft de overige kosten.

Rentelasten en rentebaten

Binnen de rentelasten wordt een onderscheid gemaakt tussen de rentelasten vaste schuld (schuld met een oorspronkelijke looptijd langer dan een jaar), de rentelasten vlottende schuld (korter dan een jaar) en uitgaven voortijdige beëindiging. De grootste post binnen de rentelasten wordt gevormd door de rentelasten over de vaste schuld. Hieronder vallen ook rentekosten vanwege de euriborswaps. Dit zijn de renteswaps die afgesloten worden om het profiel van het renterisico in overeenstemming te brengen met de benchmark.

De rentelasten over de vlottende schuld bestaan uit de rentelasten van schatkistpapier (DTC’s), Commercial Paper (CP’s) en rentelasten vanwege overige kortlopende schulden. Ook eventuele rentelasten vanwege de eoniaswaps maken onderdeel uit van de rentelasten vlottende schuld. De eoniaswaps worden afgesloten om het renterisico van de korte financiering (geldmarkt) op «overnight» te brengen. Het streven is om de geldmarktbehoefte te financieren tegen daggeldtarief (overnight). De Staat geeft kort schuldpapier uit met looptijden variërend van enkele dagen tot maximaal 12 maanden. Via het afsluiten van een eoniaswap wordt het rentetarief (en renterisico) teruggebracht op 1 dag.

De rentebaten vaste schuld bestaan volledig uit baten samenhangend met renteswaps. De Staat maakt gebruik van deze swaps sinds 2001.

De rentebaten vlottende schuld bestaan vooral uit vergoedingen over tijdelijk op de geldmarkt uitgezette liquiditeiten als gevolg van een positief schatkistsaldo en uit eventuele rentebaten vanwege eoniaswaps. Ook de rentebaten over de overgenomen schulden van ABN AMRO (voorheen Fortis Bank Nederland) vallen onder deze rubriek.

In de onderstaande tabel worden de belangrijkste mutaties in de rentekosten vanaf de ontwerpbegroting 2012 weergegeven.

Tabel 2: Belangrijkste mutaties rentekosten sinds ontwerpbegroting 2012 (x € 1 mln.)

 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

artnr.

Stand ontwerpbegroting 2012 1

10 496

11 783

12 465

12 796

13 508

   

Mutaties:

           

11

Renteswaps

– 2

– 67

– 61

– 126

– 81

 

11

Bijstelling kassaldo

61

320

467

645

946

 

11

Bijstelling rekenrente

– 995

– 1 622

– 2 531

– 3 503

– 4 001

 

11

Effect van schulduitgifte

– 180

– 671

– 730

– 475

– 200

 

11

Bijstelling rente interne schuldverhoudingen

– 78

– 52

119

335

152

 

12

Stand ontwerpbegroting 20131

9 303

9 691

9 730

9 673

10 324

11 548

 
1

Stand ontwerpbegroting betreft in deze tabel het saldo van de rente-uitgaven en -ontvangsten vermeerderd met de overige kosten. Uitsplitsing vindt plaats in de beleidsartikelen.

D2: Budgetflexibiliteit

Voor dit artikel is de budgetflexibiliteit zeer gering, omdat de verplichtingen voornamelijk voortvloeien uit de in het verleden opgebouwde schuld. De verplichtingen die opgenomen zijn in deze begroting zijn daarom op grond van de Comptabiliteitswet 2001 gelijk gesteld aan de uitgaven.

De ontvangsten en uitgaven zijn voor 100% als juridisch verplicht aan te merken. De beleidsmatige ontvangsten en uitgaven met betrekking tot de operationele doelstelling bestaan uit renteontvangsten en rentebetalingen als gevolg van transacties op de geldmarkt en kapitaalmarkt.

E: Toelichting op de Instrumenten

De rentekosten over de staatsschuld liggen voor een groot deel vast. Dit komt omdat deze kosten grotendeels het gevolg zijn van de tekortontwikkeling en daarmee de schuldopbouw in het verleden en de keuzes die toen gemaakt zijn in het financieringsbeleid en het risicomanagement.

Mutaties in de raming worden veroorzaakt door een aantal factoren. In de eerste plaats wijzigen de rentekosten als gevolg van nieuwe swaps afgesloten in de periode na verschijnen van de vorige begroting. In de tweede plaats wijzigen de rentekosten als gevolg van nieuwe ramingen voor het kassaldo. Als de nieuwe saldoraming tegenvalt ten opzichte van de vorige raming dan stijgen de rentekosten, als de saldoraming meevalt, dalen de rentekosten. In de derde plaats leiden bijstellingen in de rekenrente (bron CPB) tot mutaties in de rentekosten. Ten vierde ontstaan er mutaties als gevolg van nieuwe uitgiftes. Als de rente op de uitgiftes afwijkt van de rekenrente wordt de raming aangepast.

Aflossingen en uitgifte vaste schuld

Ieder jaar wordt een deel van de vaste schuld afgelost omdat het einde van de looptijd van leningen wordt bereikt.

De raming van de uitgifte vaste schuld is een voorlopige raming, die gebaseerd is op de raming voor de aflossingen en de raming voor het tekort op kasbasis. Er wordt verondersteld dat de afgeloste schuld weer opnieuw wordt uitgegeven en dat daarnaast extra uitgifte van vaste schuld plaatsvindt om het kastekort te financieren. In werkelijkheid zal de uitgifte van vaste schuld afwijken van de som van de aflossingen en het tekort, omdat de uit te geven hoeveelheid vaste schuld wordt verkleind of vergroot door de hoeveelheid kortlopende schuld te laten toe- of afnemen. Dit leidt tot een mutatie in de vlottende schuld.

Op het moment dat het financieringsplan staatsschuld 2013 wordt gepubliceerd (december 2012) wordt de raming van de uitgifte vaste schuld voor 2013 definitief vastgesteld.

Overige kosten

Het leeuwendeel van de overige kosten bestaat uit provisiekosten voor Primary Dealers (in verband met deelname aan de veilingen van nieuwe leningen). Daarnaast zijn er nog overige kosten zoals kosten betalingsverkeer en noteringskosten.

16

Zie hiervoor het rapport Risicomanagement van de Staatsschuld, evaluatie van het beleid 2008–2011 & beleid 2012–2015, Agentschap, Ministerie van Financiën, 2011 en de aanbiedingsbrief aan de Tweede Kamer, 32 000 IXA, nr.5, vergaderjaar 2011–2012.

Licence