De Strategische Evaluatieagenda (SEA) is een belangrijk middel om evaluaties strategischer te plannen en beter in te bedden in de beleidscyclus. Deze vierde strategische evaluatieagenda van het Ministerie van OCW licht opnieuw een aantal strategische evaluaties uit, dat wil zeggen evaluaties van programma’s en evaluaties die budgettair of politiek-bestuurlijk van groot belang zijn of grote impact hebben op de ontwikkeling van het veld. Ook de zogeheten periodieke rapportages, ofwel synthese-studies waarin het onderzoek wordt verzameld dat binnen een thema wordt verricht, maken onderdeel uit van de SEA.
Waar de SEA in de voorgaande jaren nog sectoraal was ingericht, zijn dit jaar de SEA en de beleidsagenda zoveel mogelijk met elkaar in lijn gebracht. Niet alle onderwerpen uit de beleidsagenda hebben al een uitwerking gekregen in de SEA. Dit hangt samen met het feit dat een deel van het beleid uit het coalitieakkoord en daarmee ook de programmering van evaluaties, nog moet worden uitgewerkt. Volgend jaar zal de SEA nog meer dekkend zijn.
Daarnaast komt een aantal onderwerpen terug in bijlage 5 met het overzicht van alle geplande onderzoeken. Bijlage 5 biedt een overzicht van de strategische evaluatieprogrammering per beleidsdomein: het onderzoek binnen een beleidsdomein is geordend langs een aantal voor dat domein strategische thema’s. De evaluatieprogrammering laat per beleidsdomein zien welke evaluatieonderzoeken er lopen, hoe die voortkomen uit bepaalde kennisbehoeften, en hoe wordt bijgedragen aan de ambities binnen de strategische thema’s.
De evaluatieprogrammering in de bijlage vormt de basis van de strategische evaluaties die in de hoofdtekst van SEA worden uitgelicht. De resultaten van deze onderzoeken worden over een termijn van vier tot zeven jaar bij elkaar gebracht in synthese-studies per thema (de zogeheten periodieke rapportages), die leiden tot samenvattende uitspraken over de publieke waarde of maatschappelijke impact, de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid en het budget.
De SEA en evaluatieprogrammeringen worden elk jaar geactualiseerd, op basis van een inventarisatie van lopend en voorgenomen evaluatieonderzoek.
Sinds het Ministerie van OCW is begonnen met de SEA-systematiek, in 2019, zijn de volgende strategische evaluaties afgerond:
• toereikendheid en doelmatigheid bekostiging primair en voortgezet onderwijs (2020);
• passend onderwijs (2020);
• sectorakkoorden primair en voortgezet onderwijs (2020);
• doorlichting nieuwe stijl hoger onderwijs (2019);
• doorlichting nieuwe stijl studiefinanciering (2020);
• toereikendheid bekostiging mbo, hbo en wo&o (2021);
• werken met Allianties (2021);
• wetenschapsbeleid (2021);
• strategische evaluatie lerarenbeleid (deel 1 in 2021, deel 2 in 2022);
• wet op het onderwijstoezicht (2022).
Strategische evaluaties
Thema’s
COVID-19
1. Een sterke basis en hoge kwaliteit
2. Iedereen gelijke kansen
3. Aanpak van personeelstekorten in het onderwijs
4. Een gezonde arbeidsmarkt
5. Sociale veiligheid en gelijke behandeling
6. Herstel, vernieuwing en groei in de culturele en creatieve sector
7. Versterking van het lokale en landelijke medialandschap
COVID-19
Evaluatie en monitoring Nationaal Programma Onderwijs funderend onderwijs
Ex durante en ex post 2021-2025 Primair en voortgezet onderwijsVia artikel 3
De inspanningen van onderwijspersoneel, leerlingen en ouders hebben niet kunnen voorkomen dat de coronapandemie gevolgen heeft gehad voor de leerprestaties en ontwikkeling van leerlingen. Daarom heeft het kabinet in februari 2021 besloten om extra in het onderwijs te investeren met het Nationaal Programma Onderwijs (NP Onderwijs). Met het NP Onderwijs is € 5,8 miljard beschikbaar voor het funderend onderwijs tot en met schooljaar 2024/2025. Hoofddoel van deze investering is het herstellen van de door pandemie veroorzaakte vertragingen bij leerlingen. Het geld is ook bedoeld om de negatieve effecten van de pandemie op de kansengelijkheid van leerlingen tegen te gaan.
Om zicht te houden op de besteding van de middelen en de bereikte resultaten, is een monitoring- en evaluatieprogramma ingericht. Met dit programma wordt op stelselniveau bekeken of het alle scholen en gemeenten in voldoende mate lukt om uitvoering te geven aan het programma en wat het (ervaren) effect van die inspanningen is. In de onderstaande alinea’s wordt de opzet van dit programma nader toegelicht.
1) Implementatiemonitor De implementatiemonitor richt zich op de uitvoering van het NP Onderwijs door scholen en gemeenten. Welke interventies kiezen zij en welk proces doorlopen zij daarbij? Hoe verloopt de uitvoering van de interventies en welke knelpunten komen scholen en gemeenten tegen? Voor de implementatiemonitor wordt minimaal één keer per jaar een vragenlijstonderzoek uitgevoerd onder schoolleiders en gemeenten. Ook worden verschillende focusgroepen en casestudies met leraren, schoolleiders en leerlingen georganiseerd, primair bedoeld om een beter beeld te krijgen van de situatie op scholen.
2) Resultaatmonitor De middelen uit het NP Onderwijs hebben als doel om leerlingen na de pandemie weer zo snel mogelijk op niveau te brengen. De resultaatmonitor brengt daarom de ontwikkeling van leerlingen tijdens de looptijd van het NP Onderwijs in beeld. Daarvoor wordt gekeken naar het schoolse leren (basisvaardigheden), de executieve functies, het welbevinden en de sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen. Ook wordt bekeken of de impact van de pandemie verschilt tussen groepen leerlingen, scholen en leergebieden. Voor de resultaatmonitor wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van reeds bestaande gegevens. Te denken valt aan gegevens van Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) over de leerprestaties en schoolloopbanen van leerlingen en gegevens uit het leerlingvolgsysteem, zoals het Nationaal Cohort Onderzoek (NCO).
3) Effectiviteitsmeting De variatie en hoeveelheid aan interventies die scholen kiezen is groot. Dit maakt het lastig om de effecten van interventies in beeld te brengen. Daarom maakt een effectiviteitsmeting deel uit van de monitoring en evaluatie van het NP Onderwijs. Tijdens de effectiviteitsmeting wordt met aselecte toewijzing aan interventie- en controlegroepen onderzocht wat de effectiviteit is van veelbelovende interventies. Het onderzoek start in het schooljaar 2022/2023 met een tweejarige pilot, waarmee het effect van High Dosage Tutoring op vier scholen voor voortgezet onderwijs wordt onderzocht. Het onderzoek naar de overige kansrijke interventies start in het schooljaar 2023/2024.
Evaluatie en monitoring Nationaal Programma Onderwijs mbo en ho
Ex durante en ex post 2021-2023 Middelbaar beroepsonderwijs Artikel 4
Het NP Onderwijs bestaat uit maatregelen gericht op het aanpakken van onderwijsachterstanden, extra ondersteuning en inhaalmogelijkheden, en intensivering van de begeleiding van leerlingen en studenten. De ambitie is om de door corona ontstane achterstanden op het gebied van kwalificatie, persoonsvorming en socialisatie, maar ook op het gebied van stages in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) grotendeels te hebben weggewerkt. Het NP Onderwijs wordt gemonitord via diverse instrumenten. De implementatiemonitor geeft inzicht in hoe de implementatie van het NP Onderwijs bij scholen en gemeenten verloopt. Daarnaast wordt onder meer in de macromonitor gekeken naar de effectiviteit van interventies die gekozen zijn, ondersteuningsbehoeften van scholen, uitvoeringsproblematiek, ervaren brede opbrengsten en hoe de lessen en inzichten duurzaam kunnen worden geborgd. Ook studentenwelzijn is een thema binnen het NP Onderwijs en de monitoring.
Evaluatie specifieke corona steunmaatregelen cultuur
Ex post en ex ante2022-2023CultuurArtikel 14
In 2020, 2021 en 2022 is een aantal specifieke steunpakketten voor de culturele sector uitgevoerd voor een totaalbedrag van bijna € 2,0 miljard. Deze steunpakketten zullen na afloop (najaar 2022 - eerste kwartaal 2023) worden geëvalueerd, zoveel mogelijk aan de hand van reeds beschikbare informatie (verantwoordingsgegevens, CBS-statistieken, brancheonderzoeken). Ook zal de relatie worden gelegd met de effecten van de generieke steunmaatregelen voor de sector.
1. Een sterke basis en hoge kwaliteit
Onderwijskwaliteit primair en voortgezet onderwijs
Ex ante, ex durante en ex post2022 – Primair en voortgezet onderwijsArtikel 1 en 3
Het thema onderwijskwaliteit heeft een aantal subthema’s. Binnen deze subthema’s wordt evaluatieonderzoek zoveel mogelijk in samenhang geprogrammeerd:
1. basisvaardigheden: de maatregelen gericht op het verbeteren van basisvaardigheden;
2. ondersteuning van scholen: de ondersteuning die scholen kunnen krijgen om hun kwaliteit te verhogen;
3. curriculum: zie hieronder voor een uitwerking;
4. professionalisering: de mogelijkheden tot professionalisering die leraren krijgen om zich te verbeteren op het lesgeven in basisvaardigheden;
5. sturing op onderwijskwaliteit: in 2022 wordt een Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) uitgevoerd dat kansrijke opties voor sturing door de Rijksoverheid in kaart zal brengen.
Curriculumbijstelling
Ex ante, ex durante en ex post 2020-2023Primair, voortgezet en speciaal (voortgezet) onderwijsArtikel 1 en 3
Sinds enkele jaren wordt gewerkt aan het bijstellen van het curriculum in het primair en voortgezet onderwijs. Bij het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO) wordt een meerjarig onderzoeksprogramma opgezet om de voortgang en resultaten van de curriculumbijstelling nauwgezet te volgen en te evalueren, evenals de reflectie hierop vanuit de onderwijspraktijk. Het doel hiervan is dat dit periodiek informatie oplevert waarmee het proces kan worden bijgestuurd. Het monitoringsonderzoek levert tevens inzichten op die benut kunnen worden bij de vormgeving van de voorgenomen periodieke herijking van het curriculum.
De vraagstelling is meerledig. Wat kunnen we leren van de manier waarop het proces verloopt, met het oog op de invoering en op het vormgeven van processen van curriculumbijstelling in de toekomst? Hoe ontwikkelt het draagvlak zich voor deze herziening? Wat heeft het onderwijsveld nodig om de vernieuwde doelen succesvol in de praktijk te brengen? Ook zal worden onderzocht hoe de bijstelling van de kerndoelen bijdraagt aan overkoepelende doelstellingen van de curriculumbijstelling. De bijstelling van de examenprogramma’s (bovenbouw voortgezet onderwijs) kent een eigen fasering met variabele doorlooptijden per examenprogramma. Daarom zal deze bijstelling beperkt kunnen worden meegenomen in de meerjarige monitoring.
De opzet van het onderzoeksprogramma voor de curriculumbijstelling bevat twee lijnen. De eerste lijn is een verkennende studie van implementatie strategieën van curriculumbijstellingen (do’s en don’ts) met het oog op de invoeringsfase van bijgestelde kerndoelen en eindtermen (overzichtsstudie). De tweede lijn is gericht op monitoring van het verloop en de resultaten van de verschillende fases van het vervolgproces (ontwikkel-, pilots- en implementatiefases) en de wijze waarop vooral leraren en schoolleiders daarbij betrokken zijn.
Kwaliteitsafspraken mbo
Ex post2019-20222023-2027 Middelbaar beroepsonderwijsArtikel 4
Met de Regeling kwaliteitsafspraken 2019-2022 zijn mbo-instellingen gestimuleerd de onderwijskwaliteit te verbeteren. Aan de hand van een kwaliteitsplan hebben instellingen gewerkt aan de verbetering van opleidingen en aansluiting bij de arbeidsmarkt, professionalisering van onderwijsteams, en het onderwijsaanbod voor Leven Lang Ontwikkelen. Daarvoor ontvangen zij een investeringsbudget dat resultaatafhankelijk is. De uitvoering en effecten zijn gevolgd en iedere twee jaar gerapporteerd. In 2023 vindt de eindevaluatie plaats door de Commissie Kwaliteitsafspraken MBO op basis van de jaarverslagen van de instellingen. In de eindrapportage wordt ook aandacht besteed aan de vraag of deze wijze van instrumentatie leidt tot effectieve en doelmatige aanpak van de verdere verbetering van de onderwijskwaliteit.
Er zullen ook voor de komende periode kwaliteitsafspraken met de sector worden gemaakt. Daarin worden de bevindingen tot nu toe meegenomen. In de evaluatie van de nieuwe afspraken zal wat betreft de evaluatie van het instrument ook de wijze van samenwerking en verantwoording (horizontaal) richting partners meegenomen worden. De kwaliteitsafspraken sluiten aan bij de speerpunten van een brede werkagenda die het Ministerie van OCW samen met de mbo-sector opstelt. De uitvoering van de werkagenda en de realisatie van de ambities zullen integraal worden gemonitord.
Stelselrapportages hoger onderwijs en wetenschap
Ex durante en ex post2022-2023Hoger onderwijs en wetenschapsbeleidArtikel 6, 7 en 16
Voor het hoger onderwijs wordt in 2023 een stelselrapportage gepubliceerd waarin de stand van zaken wordt opgemaakt overde hoofddoelen van het beleid: de kwaliteit, toegankelijkheid en doelmatigheid van het hoger onderwijs. Deze stelselrapportage gaat dus over verschillende thema’s van de beleidsagenda, naast kwaliteit ook kansengelijkheid, arbeidsmarktdynamiek, en welzijn en sociale veiligheid. Voor de wetenschap wordt onder meer gebruik gemaakt van de Balans van de Wetenschap van het Rathenau Instituut om het functioneren van het stelsel in beeld te brengen. Waar de stelselrapportage en de publicaties van het Rathenau Instituut het stelsel over de volle breedte monitoren, wil het Ministerie van OCW nadere focus aanbrengen door de drie hoofddoelen en een aantal subthema’s in de SEA-agenda 2022-2026 op te nemen:
a. een gezond en sterk fundament: ruimte voor ongebonden onderzoek, profilering en samenwerking en herintroductie basisbeurs;
b. ruimte geven aan divers talent: sociale veiligheid, studentenwelzijn en werkdruk van medewerkers;
c. bijdragen aan de maatschappelijke uitdagingen van nu en de toekomst: in relatie tot onder meer tekortsectoren en vitale regio’s.
Evaluatie Fonds voor Onderzoek en Wetenschap
Ex ante, ex durante en ex post2022-2031Hoger onderwijs, Onderzoek en wetenschapsbeleidArtikel 6, 7 en 16
Het kabinet investeert om het hele stelsel van hoger onderwijs en onderzoek te verbeteren, rust en ruimte te bieden en de impact te vergroten, bovenop het al bestaande beleid en de wettelijke waarborgen die zorgen voor een kwalitatief goed onderwijs- en onderzoekstelsel.
De investeringen in het stelsel van hoger onderwijs en onderzoek worden deels gefinancierd uit het Fonds voor Onderzoek en Wetenschap (investering van in totaal € 5,0 miljard voor de komende 10 jaar) en deels uit de structurele reeks voor vervolgopleidingen/onderzoek (uiteindelijk € 700,0 miljoen per jaar structureel). Voor het Fonds voor Onderzoek en Wetenschap zal er een monitoring- en evaluatieplanning worden ontwikkeld om meer inzicht te krijgen in de doeltreffendheid en doelmatigheid van het fonds.
2. Iedereen gelijke kansen
Evaluatie Kansengelijkheidsbeleid
Ex post en ex ante2023Primair en voortgezet onderwijsArtikel 1 en 3
Het vergroten van kansengelijkheid is een belangrijke ambitie van dit kabinet. Het kabinet neemt daarom maatregelen om te komen tot een eerlijker stelsel en om ontwikkelingskansen te bieden aan alle leerlingen. Om te zien of deze maatregelen samen inderdaad effectief zijn en leiden tot meer kansen voor kinderen, wordt in de eerste helft van 2023 een reviewstudie uitgevoerd. In dit syntheseonderzoek worden de belangrijkste uitkomsten en inzichten uit eerder uitgevoerde monitors en evaluaties op een rij gezet. Dit levert een beeld op over de effectiviteit van het gevoerde beleid. Daarnaast geeft de analyse aanknopingspunten voor nieuw te ontwikkelen beleid, en voor bijsturing op bestaand beleid.
Kansengelijkheid MBO
Ex durante en ex post 2022-2026 Middelbaar beroepsonderwijsArtikel 4
Een belangrijk thema binnen het beleid de komende periode is gericht op het vergroten van de doorstroom naar de arbeidsmarkt en van de arbeidsmarktpositie van gediplomeerde mbo-studenten, waarbij hun kapitaal (financieel, sociaal, cultureel) minder van invloed mag zijn op hun succes. Datzelfde geldt voor de doorstroom in het onderwijs. Ook wordt ingezet op burgerschapsvaardigheden, sociale veiligheid, gelijke behandeling en het bestrijden van stagediscriminatie. De effecten van deze inzet worden gevolgd en geëvalueerd via een nog op te zetten monitor en evaluatieprogramma Kansengelijkheid MBO.
Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO) monitoringsprogramma Onderwijsachterstandenbeleid (OAB)
Ex durante en ex post2018-2025Primair onderwijsArtikel 1
Het kabinet heeft structureel € 170,0 miljoen extra uitgetrokken om de kwaliteit en kwantiteit van de voorschoolse educatie (ve) te verhogen: het aanbod voor peuters met een risico op een onderwijsachterstand wordt uitgebreid van 10 naar 16 uur per week. Ook krijgt de kwaliteit van de ve een impuls door de inzet van extra personeel op hbo-niveau vanaf 2022. In totaal ontvangen gemeenten € 520,0 miljoen voor gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid.
Daarnaast zijn er middelen voor het basisonderwijs beschikbaar gesteld voor het verminderen van onderwijsachterstanden. Scholen krijgen structureel circa € 332,0 miljoen per jaar. De middelen voor zowel scholen als gemeenten worden vanaf 2019 verdeeld op basis van een nieuwe indicator die door het CBS is ontwikkeld. Er is een breed monitorings- en beleidsevaluatieprogramma opgesteld, om zowel de implementatie van het beleid als de beoogde effecten in de praktijk te onderzoeken. Het programma loopt van 2018 tot 2025 en bestaat uit verschillende onderzoeken.
Een belangrijk onderzoek betreft het "implementatie- en bestedingsonderzoek gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid". Het implementatieonderzoek geeft aan de hand van herhaalde metingen een landelijk dekkend beeld van de implementatie van de maatregelen (urenuitbreiding en inzet hbo’er) door gemeenten en houders/kindercentra. Het bestedingsonderzoek brengt tweemaal in beeld hoe gemeenten en aanbieders van kinderopvang de middelen voor onderwijsachterstandenbeleid inzetten. In 2024 zal een evaluatie plaatsvinden van de huidige uitkeringsvorm aan gemeenten (specifieke uitkering). Een tweede belangrijk onderzoek betreft "EVENING", een quasi-experimenteel onderzoek naar de effecten van de hierboven geschetste maatregelen (urenuitbreiding ve en inzet van hbo-opgeleid personeel). Zien we nu dat daardoor de kwaliteit van ve omhoog gaat en ontwikkelen doelgroeppeuters zich daardoor beter? Oftewel: vergroten de extra investeringen in ve de kansengelijkheid?
In 2019 werd de «gewichtenregeling» vervangen door een nieuwe manier om de rijksmiddelen voor onderwijsachterstanden te verdelen onder basisscholen en gemeenten. In de nieuwe werkwijze baseert het Ministerie van OCW zich op de CBS-indicator voor onderwijsachterstanden. Deze indicator wordt in 2025 herijkt. Als laatste maakt een Research&Development (R&D)-programma deel uit van het onderzoeksprogramma. Het R&D-programma omvat een kennisdelingscomponent om bestaande en nieuwe kennis over effectief onderwijsachterstandenbeleid beter ingang te doen hebben in de onderwijspraktijk. Daarnaast wordt een onderzoek gedaan naar wat voor beleid scholen voeren om onderwijsachterstanden tegen te gaan, en welke redeneerlijnen daaraan ten grondslag liggen ("OAB in de school").
Monitoring verbetermaatregelen passend onderwijs primair en voortgezet onderwijs
Ex durante en ex post2021-2027Primair en voortgezet onderwijsArtikel 1 en 3
In 2020 is het passend onderwijsbeleid geëvalueerd en aangescherpt, en is samen met het onderwijsveld een Verbeteraanpak passend onderwijs opgesteld (Kamerstukken II 2020/21, 31497, nr. 371). Naast de uitvoering van de Verbeteraanpak passend onderwijs zal een meerjarig monitoring- en evaluatieprogramma lopen, met als doel de voortgang te volgen, samen met het onderwijsveld periodiek te evalueren, en waar nodig beleid en uitvoering bij te sturen. De hoofdvragen van het meerjarige programma zijn:
1. wat is de voortgang op de 7 doelstellingen van passend onderwijs;
2. (a) hoe verloopt de uitvoering van de diverse maatregelen;
(b) in hoeverre zijn de maatregelen effectief;
(c) in hoeverre dragen de verbetermaatregelen bij aan het realiseren van de doelstellingen van passend onderwijs;
3. in welke mate is het stelsel van (passend) funderend onderwijs, dat is ingevoerd in 2014 en aangescherpt in 2020, geschikt is voor de ontwikkeling van inclusiever onderwijs?
Het onderzoek verloopt over drie sporen:
1. een jaarlijkse monitor van 2022 tot en met 2026 naar de zeven doelstellingen van passend onderwijs;
2. tussentijdse evaluatieve onderzoeken naar de voortgang, werking en doeltreffendheid van de beleidsmaatregelen uit de verbeteraanpak;
3. een onafhankelijke evaluatie van de verbeteraanpak in 2027, waarin ook wordt gekeken naar de mate waarin het stelsel voor het funderend onderwijs kan bijdragen aan het komen tot inclusiever onderwijs.
Passend onderwijs mbo
Ex durante en ex post2022-2026Middelbaar beroepsonderwijs Artikel 4
Het Ministerie van OCW wil de ontwikkeling van passend onderwijs blijven monitoren, evenals de ontwikkeling op de vier terreinen van de verbeteragenda passend onderwijs mbo. Deze monitor wordt uitgevoerd in 2022, 2024 en 2026. De terreinen van de verbeteragenda zijn:
• de intake van aspirant-studenten en betrokkenheid van hun ouders;
• de kwaliteit van ondersteuning door onderwijsteams;
• de samenwerking tussen mbo, jeugdhulp en volwassenenzorg;
• de begeleiding bij stage en eerste stappen op de arbeidsmarkt.
Om de kwaliteit van de ondersteuning van onderwijsteams te verhogen (thema 2), komt er een «Werkplaats Onderwijsonderzoek Differentiëren binnen het mbo» (NRO). Deze werkplaats heeft als doel om onderwijsteams te helpen bij de vraag hoe zij zo goed mogelijk kunnen inspelen op de ondersteuningsbehoeften van studenten in het mbo. Deze werkplaats loopt tot en met 2026. De opbrengsten van deze werkplaats zullen begin 2026 worden geëvalueerd.
3. Lerarenbeleid
Evaluatie onderwijspersoneel
Ex ante, ex durante en ex post2022 – Primair, voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijsArtikel 1, 3, 4 en 9
De evaluatieprogrammering richt zich op drie subthema’s:
1. duurzame onderwijsmarkt: hieronder vallen zowel de monitors en prognoses van de onderwijsarbeidsmarkt als de evaluaties van de maatregelen die worden genomen om de tekorten in het onderwijs terug te dringen;
2. strategisch personeelsbeleid en aantrekkelijkheid beroep: hieronder vallen salarismaatregelen, verlagen van de werkdruk, en het bevorderen van strategisch personeelsbeleid op scholen;
3. opleiden en professionaliseren van onderwijspersoneel: hieronder vallen maatregelen gericht op de opleiding en de professionele ontwikkeling van onderwijspersoneel.
De evaluatieprogrammering is zowel gericht op de monitoring van ontwikkelingen op het vlak van onderwijspersoneel, als op het effect van maatregelen.
4. Een gezonde arbeidsmarkt
NRO-programma Doelmatige leerwegen en kwalificatiestructuur mbo
Ex durante en ex post2016-2021Middelbaar beroepsonderwijsArtikel 4
Momenteel zijn twee belangrijke beleidsinterventies in het mbo aan de orde: de inwerkingtreding van de wet «Doelmatige leerwegen» en de herziening van de kwalificatiestructuur. Sinds de wet «Doelmatige leerwegen» is ingegaan zijn onderwijsinstellingen verplicht jongeren direct op het juiste niveau van een mbo-opleiding in te schrijven. Ook worden mbo-opleidingen ingekort. Algemeen doel van de tweede beleidsinterventie, de herziene kwalificatiestructuur, is het verbeteren van de aansluiting van het beroepsonderwijs op de arbeidsmarkt. Met deze meerjarige evaluatie worden de voorgang van de implementatie, en de beoogde en onbedoelde effecten in beeld gebracht. Dit gebeurt via drie deelprojecten:
1. de implementatiemonitor volgt de implementatie van de beleidsmaatregelen op de verschillende niveaus aan de hand van kwantitatieve en kwalitatieve data;
2. de effectevaluatie kijkt vooral naar de kwantitatieve effecten van het beleid (implementatie-effecten en outcome) aan de hand van beschikbare, bestaande databestanden en eigen dataverzameling;
3. in de verklarende evaluatie wordt naar een verklaring gezocht voor optredende (gewenste en ongewenste) effecten. De eindrapportage van het programma wordt eind 2022 verwacht.
5. Sociale veiligheid en gelijke behandeling
Monitoring sociale veiligheid mbo en ho
Ex durante2023 en verderMiddelbaar beroepsonderwijs en hoger onderwijsArtikel 4, 6 en 7
Voor het mbo wordt de Monitor Integrale Veiligheid MBO ontwikkeld. De monitor start in 2023 en is als het ware een peilstok in de veiligheidssituatie van mbo-instellingen. De monitor geeft een geïntegreerd beeld van zowel de fysieke veiligheid, de sociale veiligheid en de digitale (of online) veiligheid, voor het gehele mbo en op het niveau van individuele instellingen. Fysieke veiligheid gaat over het verkleinen van de kans dat iemand slachtoffer wordt van een ongeval of incident. Sociale veiligheid gaat over de manier waarop mensen met elkaar omgaan. Er wordt gebruik gemaakt van verschillende al bestaande gegevensbronnen om studenten, medewerkers en instellingen niet teveel te belasten. Die informatie zal worden aangevuld met verdiepende groepsinterviews/focusgroepen.
Sociale veiligheid is een cruciale randvoorwaarde in hoger onderwijs en onderzoek. Hogescholen en universiteiten hebben de ambitie dat studenten en medewerkers zich te allen tijde veilig kunnen voelen in hun studie en op hun werkplek. Een veilige en inclusieve leer- en werkomgeving waarin iedereen zich vrij kan uiten en ontplooien draagt bij aan de kwaliteit van hoger onderwijs en onderzoek en aan het kunnen aantrekken en behouden van studenten en onderzoektalent. In het hoger onderwijs gaan instellingen zelf zorgdragen voor een eenduidige en structurele monitor van ervaren sociale veiligheid. Daarnaast maken zij inclusie onder studenten en personeel zichtbaar. Hiervoor zullen bestaande instrumenten worden aangepast. De monitoringsvragen worden door de instellingen onderling uniform bepaald. Periodiek, en in 2024 voor de eerste maal, stellen Universiteiten van Nederland en Vereniging Hogescholen de resultaten geaggregeerd op sectorniveau beschikbaar aan de minister.
Evaluatie naar mainstreamen emancipatiebeleid
Ex ante 2023EmancipatieArtikel 25
De Rijksoverheid heeft als doel om inclusief beleid te maken, ook op het gebied van gendergelijkheid en lhbtiq+-emancipatie. Het Ministerie van OCW zet zich in om andere departementen en directies hierin te ondersteunen en scherp te houden (zogeheten gender- en lhbtiq+-mainstreaming). Met deze evaluatie wordt gekeken naar;
• dat wat er bekend is over mainstreaming als beleidsinzet;
• naar wat andere departementen en directies nodig hebben om aan mainstreaming te doen (Waar lopen ze tegenaan? Wat wordt als probleem ervaren?);
• naar factoren die bijdragen aan een optimale impact van mainstreaming als beleidsinstrument.
Vragen hierbij zijn:
• wat is bekend over effectief mainstreamen in de literatuur;
• hoe ervaren andere departementen en directies de inzet van emancipatie op mainstreaming en waar liggen nog kansen;
• op basis daarvan: wat zijn factoren voor succesvolle mainstreaming en wat zijn aanknopingspunten voor verbetering?
6. Herstel, vernieuwing en groei culturele en creatieve sector
Beleidsdoorlichting cultuur (deel 1 en 2)
Ex post en ex ante2022-2023CultuurArtikel 14
In 2022 vindt een beleidsdoorlichting van artikel 14 (Cultuur) plaats. De doorlichting bestaat uit twee onderdelen: een onderdeel erfgoed, onder de noemer "Behoud,beheer en toegankelijkheid van erfgoed", en een onderdeel deelname aan cultuur onder de noemer "Cultuur van en voor iedereen". Deze onderdelen omvatten vrijwel het gehele artikel 14. Het onderdeel erfgoed omvat onder meer de evaluatie van de Erfgoedwet. De evaluatie richt zich op de staat van het erfgoed in Nederland en op de doeltreffendheid en doelmatigheid van de instrumenten. Het onderzoek binnen het onderdeel cultuur van en voor iedereen evalueert de doelmatigheid en doeltreffendheid van de instrumenten die worden ingezet voor de toegankelijkheid en het bereik van cultuur in de periode 2001-2020. Er wordt onder meer gekeken naar directe en indirecte subsidies en programma’s en regelingen voor deelname aan cultuur.
7. Versterking van het lokale en landelijke medialandschap
Beleidsdoorlichting media
Ex post en ex ante2022MediaArtikel 15
Het Kabinet ontwikkelt een visie op het mediastelsel voor de komende concessieperiode (met ingang van 2027). De al geplande doorlichting media zal enerzijds een evaluatie van het mediabeleid zijn vanaf 2014 en anderzijds worden benut om de visie verder uit te werken. Daarmee wordt ook vorm gegeven aan een toezegging aan de Eerste Kamer om een onderzoek te doen naar "duurzame versterking van de publieke omroep, zowel wettelijk als financieel, en gelet op het internationale krachtenveld".
Thema | Type onderzoek | Afronding | Toelichting onderzoek | Begrotings-artikel |
---|---|---|---|---|
COVID-19 | Ex durante en ex post | 2021-2025 | Evaluatie en monitoring Nationaal Programma Onderwijs | Artikel 3 |
Ex durante en ex post | 2021-2023 | Evaluatie en monitoring Nationaal Programma Onderwijs mbo en ho | Artikel 4 | |
Ex post en ex ante | 2022-2023 | Evaluatie specifieke corona steunmaatregelen cultuur | Artikel 14 | |
Een sterke basis en hoge kwaliteit | Ex ante, ex durante en ex post | 2022 – | Onderwijskwaliteit primair en voortgezet onderwijs | Artikel 1 en 3 |
Ex ante, ex durante en ex post | 2020-2023 | Curriculumbijstelling | Artikel 1 en 3 | |
Ex post | 2019-20222023-2027 | Kwaliteitsafspraken mbo | Artikel 4 | |
Ex durante en ex post | 2022-2023 | Stelselrapportages hoger onderwijs en wetenschap | Artikel 6, 7 en 16 | |
Ex ante, ex durante en ex post | 2022 ‒ 2031 | Evaluatie Fonds voor Onderzoek en Wetenschap | Artikel 6, 7 en 16 | |
Iedereen gelijke kansen | Ex post en ex ante | 2023 | Evaluatie Kansengelijkheidsbeleid | Artikel 1 en 3 |
Ex durante en ex post | 2022-2026 | Kansengelijkheid MBO | Artikel 4 | |
Ex durante en ex post | 2018-2025 | NRO monitoringsprogramma Onderwijsachterstandenbeleid (OAB) | Artikel 1 | |
Ex durante en ex post | 2021-2027 | Monitoring verbetermaatregelen passend onderwijs primair en voortgezet onderwijs | Artikel 1 en 3 | |
Ex durante en ex post | 2022-2026 | Passend onderwijs mbo | Artikel 4 | |
Lerarenbeleid | Ex ante, ex durante en ex post | 2022 – | Evaluatie onderwijspersoneel | Artikel 1,3, 4 en 9 |
Een gezonde arbeidsmarkt | Ex durante en ex post | 2016-2021 | NRO-programma Doelmatige leerwegen en kwalificatiestructuur mbo | Artikel 4 |
Sociale veiligheid en gelijke behandeling | Ex durante | 2023 en verder | Monitoring sociale veiligheid mbo en ho | Artikel 4, 6, 7 |
Ex ante | 2023 | Evaluatie naar mainstreamen emancipatiebeleid | Artikel 25 | |
Herstel, vernieuwing en groei culturele en creatieve sector | Ex post en ex ante | 2022-2023 | Beleidsdoorlichting cultuur (deel 1 en 2) | Artikel 14 |
Versterking van het lokale en landelijke medialandschap | Ex post en ex ante | 2022 | Beleidsdoorlichting media | Artikel 15 |