Programma- en apparaatskosten1 | |
---|---|
1. Interim-management | 5.753 |
2. Organisatie- en Formatieadvies | 4.215 |
3. Beleidsadvies | 14.496 |
4. Communicatieadvisering | 5.555 |
Beleidsgevoelig (som 1 t/m 4) | 30.020 |
5. Juridisch Advies | 3.669 |
6. Advisering opdrachtgevers automatisering | 18.413 |
7. Accountancy, financiën en administratieve organisatie | 7.537 |
(Beleids)ondersteunend (som 5 t/m 7) | 29.618 |
8. Uitzendkrachten (formatie & piek)2 | 211.294 |
Ondersteuning bedrijfsvoering | 211.294 |
Totaal uitgaven inhuur externen | 270.933 |
Realisaties van Agentschappen zijn o.b.v. kosten en de realisaties van de Bestuurskern zijn o.b.v. werkelijke uitgaven.
Deze categorie bestaat uit drie posten. (1) De uitzendkrachten van het ministerie (€8,0 miljoen); (2) de uitgaven externe inhuur ten behoeve van het primaire proces van de uitvoeringsorganisatie RWS, die niet of niet gemakkelijk zijn onder te brengen onder de acht door BZK onderscheiden categorieën externe inhuur (€67,5 miljoen); (3) Inhuurcontracten voor dienstverlening die niet tot de kernactiviteiten van RWS behoren en naar aard van de activiteit de aanschaf van een product betreffen, maar onder de definitie van externe inhuur vallen (€135,8 miljoen).
2021 | |
---|---|
Aantal overschrijdingen maximumuurtarief | 0 |
Toelichting op het inhuurpercentage 2021
In 2021 gaf het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat € 271 miljoen aan externe inhuur uit. De uitgaven voor het ambtelijke personeel bedroegen € 1.338 miljoen. Samen zijn de uitgaven € 1.608 miljoen. Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, komt in 2021 op een inhuurpercentage van totaal 16,9%. Hiermee is de norm van 10% overschreden. Dit was noodzakelijk om de hoge productieopgave te kunnen realiseren.
De belangrijkste oorzaak van de overschrijding is de inhuur op niet-kerntaken bij Rijkswaterstaat (RWS) ter hoogte van € 136 miljoen. Het inhuurpercentage in 2021 zonder inhuur op niet-kerntaken is 9,2% en wel binnen de norm van 10%.
Van de € 271 miljoen die IenW in 2021 aan inhuur heeft uitgegeven, is € 216 miljoen aan Rijkswaterstaat toe te wijzen. Binnen RWS is het inhuurpercentage 18,6%. De hoge productieopgave vertaalt zich in een hogere inhuur op niet-kerntaken. Ondanks dat in 2021 is gestuurd op het terugdringen van de inhuur op niet-kerntaken, door onder meer omzetten inhuur naar uitbesteding, zien we dat met de toenemende productieopgave ook de inhuur stijgt om deze productieopgave waar te kunnen maken. De inhuur op niet-kerntaken in het primaire proces wordt met name onder de posten beheer en onderhoud in de staat van baten en lasten en aanleg op het Infrastructuurfonds en het Deltafonds verantwoord.
De noodzaak voor extra inhuur van capaciteit bij het KNMI en de Inspectie betreft voornamelijk expertise op terrein van automatisering. Bij de ILT is sprake van een kwaliteitsverbetering(impuls) in de informatievoorziening. Het streven was dat voor deze werkzaamheden meer eigen personeel zou worden aangetrokken, maar dat is door schaarste op de arbeidsmarkt en Corona niet volledig gelukt.
Ook bij het kerndepartement is met een inhuurpercentage van 13% in 2021 de norm van 10% overschreden. Dit was noodzakelijk voor specialistische kennis op het terrein van automatisering en om de hoge productieopgave te kunnen realiseren. De extra inhuur betreft voornamelijk tijdelijke (specialistische) inzet op programma’s voor onder andere het klimaatakkoord, de vrachtwagenheffing, de luchtruimherziening, Schiphol, onbemande luchtvaart en luchtvaartveiligheid.