Base description which applies to whole site

4.9 Artikel 21 Duurzaamheid

Bevorderen van de circulaire economie met als doelen het behouden van natuurlijke hulpbronnen, zicht op de economische keten en op het gebruik van hulpbronnen, het verbeteren van de voorzieningszekerheid van grondstoffen, het verminderen van emissies en het versterken van de Nederlandse economie. Daarmee levert de circulaire economie een belangrijke bijdrage aan het klimaatbeleid.

Regisseren

De transitie naar een circulaire economie maakt een groot onderdeel uit van de duurzaamheidsvraagstukken waar we voor staan. Duurzaamheid moet expliciet onderdeel uit gaan maken van afwegingen en besluiten van organisaties en individuen in Nederland. Om dit te bereiken worden belemmeringen weggenomen, instrumenten ontwikkeld en samenwerkingsverbanden georganiseerd met (mede)overheden, bedrijven, kennisinstellingen en maatschappelijke partners. De Minister van IenW is hierbij verantwoordelijk voor:

  • De transitie naar een circulaire economie11 die wezenlijk bijdraagt aan het verminderen van de milieudruk en het halen van de klimaatdoelstelling, het verbeteren van de leveringszekerheid en het versterken van het verdienvermogen van de Nederlandse economie en het vitaal houden van ons natuurlijk kapitaal;

  • Het borgen van verduurzaming via wetgeving op nationaal, op EU- en internationaal niveau, bijvoorbeeld om de markt voor secundaire grondstoffen te vergroten, slim ontwerp van producten te stimuleren, het marktaandeel van circulaire producten te verhogen, ongewenste emissies te voorkomen, de kwaliteit van de leefomgeving in verdichte gebieden te verbeteren;

  • Het verder realiseren van hoogwaardige afvalverwerking met behulp van de minimumstandaarden in het Landelijk Afvalbeheerplan (LAP);

  • Het coördineren en beïnvloeden van beleid in Europees en in mondiaal verband om het internationale level playing field voor duurzaamheid te versterken;

  • Het toepassen van slimme marktprikkels door het beprijzen van milieuschade;

  • Het faciliteren van circulair inkopen door overheden en invulling geven aan het interdepartementale plan van aanpak Maatschappelijk Verantwoord Inkopen overheden 2021-2025.

Stimuleren

Zowel producenten als consumenten moeten concrete stappen kunnen zetten naar een meer circulaire economie. Om dit te bereiken steunt IenW duurzame initiatieven in de samenleving. Daarom stimuleert de Minister in samenwerking met andere ministers:

  • De verduurzaming van productketens waarbij bedrijven worden aangespoord om efficiënter om te gaan met grondstoffen, kringlopen verder te sluiten en meer waarde uit afval te halen. Hiertoe worden partijen gefaciliteerd via bijvoorbeeld de Transitieagenda’s, aanpassing van regelgeving, Green Deals, subsidieregelingen en ketenprojecten;

  • Samenwerking tussen organisaties onderling om begrippen als ‘duurzaam consumeren’ en ‘maatschappelijk verantwoord ondernemen’ concreet en hanteerbaar te maken voor (kleine) bedrijven en burgers;

  • Investeringen in productietechnieken met minder milieudruk. Bijvoorbeeld door het stimuleren van de aanschaf van milieuvriendelijke producten of bedrijfsmiddelen door middel van financiële stimulering (MIA/VAMIL en DEI+) en Groen Beleggen;

  • Maatschappelijk Verantwoord Inkopen (MVI) door het Rijk en het verantwoord inkopen bij decentrale overheden, met speciale aandacht voor klimaatneutraal en circulair inkopen, zoals uitgewerkt in het door IenW gecoördineerde interdepartementale actieplan MVI 2021-2025.

Voor het Rijksbrede programma Circulaire Economie «Nederland Circulair in 2050» is door het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) in samenwerking met verschillende kennisinstellingen een monitoringprogramma ontwikkeld. Eén keer in de twee jaar levert PBL in dat verband een Integrale Circulaire Economie Rapportage (ICER) op. Het andere jaar levert PBL een voortgangsrapportage op. Op 21 januari 2021 heeft het PBL de eerste Integrale Circulaire Economie rapportage uitgebracht (Kamerstukken II 2020-2021, 32 852, nr 138). Deze eerste ICER geeft weer wat momenteel de stand van zaken is van de transitie naar een circulaire economie in Nederland. De ICER laat zien dat diverse grondstoffentrends nog niet de goede kant op gaan en geeft aan dat beleidsintensivering noodzakelijk is om het kabinetsdoel te realiseren om in 2050 volledig circulair te zijn in Nederland.

Er wordt daarnaast jaarlijks gerapporteerd over de stand van zaken met betrekking tot de duurzame ontwikkeling in Nederland, waaronder circulaire economie. In het voorjaar van 2021 zijn de meest actuele rapporten (‘Monitor Brede Welvaart & Sustainable Development Goals 2021’, ‘Vijf Nederlandse SDG Rapportage’) met een begeleidende brief naar de Kamer gestuurd (Kamerstukken II 2020-2021, 26 485, nr. 370).

In het Landelijk Afvalbeheerplan (LAP) is een overzicht opgenomen van beleidsintenties uit onder andere het Rijksbrede programma Circulaire Economie en het convenant Meer en Betere Recycling.12 Die zien onder andere toe op de beperking van het aanbod van afval door huishoudens en bedrijven, de bevordering van afvalscheiding en (voorbereiding voor) nuttig hergebruik, liefst door hoogwaardige recycling. Om recente beleidsontwikkelingen ten aanzien van het afvalstoffenbeheer zo goed mogelijk te borgen, wordt het Landelijk Afvalbeheerplan regelmatig herzien. Het herziene LAP is vanaf 1 januari 2021 in werking getreden.

De onderstaande reeks figuren geeft de ontwikkeling van de afvalproductie op diverse wijze weer. Figuur3 laat de hoeveelheid Nederlands afval dat de economie ‘verlaat’ (door storten of verbranden) zien als percentage van die hoeveelheid in het basisjaar 2012. Figuur 4 laat de verhoudingen zien tussen afvalverwerking (storten, recyclen en verbranden) over de jaren heen. In figuur 5 is de totale afvalhoeveelheid en de ontwikkeling daarvan in relatie tot het Bruto Binnenlands Product (BBP) weergegeven.

Figuur 3 De hoeveelheid Nederlands afval dat de keten verlaat (%)

Bron: RWS, 2021

Het terugdringen van de hoeveelheid afval is afhankelijk van veel factoren. De beoogde reductie moet bereikt worden door inzet in de gehele keten, door van de ontwerp- tot aan de afvalfase te werken aan preventie, hergebruik en recycling.

Figuur 4 Afvalverwerking Nederlands afval 1985-2018

Bron: RWS, 2021

Figuur 5 Werkelijk afvalaanbod (in Kton) en afvalaanbod indien het de ontwikkeling van het BBP zou hebben gevolgd

Bron: RWS, 2021

Het verschil tussen beide lijnen in de bovenstaande figuur is een indicator voor de bereikte reductie. In deze figuur is de hoeveelheid afval in 2003 het startpunt. Bij de lijn voor het BBP is uitgegaan van de jaarlijkse procentuele veranderingen van het BBP gekoppeld aan de startsituatie. Als de afvalproductie was toegenomen in lijn met de ontwikkeling van het BBP, dan was de (fictieve) hoeveelheid afval in 2018 circa 80 miljoen ton. De werkelijke hoeveelheid afval is circa 60 miljoen ton.

Het Rijksbrede programma Circulaire Economie geeft richting aan alle inspanningen die IenW en de overige departementen doen om de transitie naar een circulaire economie te versnellen. De tweede jaarlijkse actualisatie van het Uitvoeringsprogramma Circulaire Economie 2019-2023 is op 18 oktober 2021 aan de Kamer aangeboden (Kamerstukken II 2021-2022, 32 852, nr. 171). In dit programma zijn de activiteiten gepresenteerd binnen vijf transitieagenda’s en binnen de dwarsdoorsnijdende thema’s. Op 14 juli 2021 heeft PBL een policy brief uitgebracht waarin het bouwstenen presenteert om tot geconcretiseerde doelen te komen voor een circulaire economie en inzicht geeft in de grondstofstromen waarmee de meeste impact is te maken (Kamerstukken II 2020-2021, 32 852, nr. 170). In lijn met de aanbevelingen in de policy brief wordt in samenwerking met de verantwoordelijke departementen en de transitieteams gewerkt aan de uitwerking van doelen en benodigde activiteiten om die doelen te realiseren voor de meest impactvolle productgroepen.

In 2021 is tevens gestart met de implementatie van het actieplan voor circulaire economie, dat als onderdeel van de Green Deal door de Europese Commissie op 12 maart 2020 is gepresenteerd. Onder meer hebben onderhandelingen over het voorstel voor een batterijenverordening plaatsgevonden. Daarnaast heeft de Commissie in 2021 de herziening van de POP (Persistente organische verontreinigende stoffen)-verordening en herziening van de regels inzake de Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen (EVOA) gepubliceerd. Het kabinet heeft in 2021 actief haar inzet bij de Europese Commissie kenbaar gemaakt op de voorstellen die in 2022 verwacht worden. Deze zien naar verwachting onder meer op een initiatief inzake duurzaam productbeleid, herziening van de Verpakkingenrichtlijn ter versterking van de essentiële eisen voor verpakkingen en vermindering van (over)verpakking en verpakkingsafval, een EU-strategie voor textiel, en actualisering van het monitoringkader voor de circulaire economie.

Voor de uitvoering van het Klimaatakkoord heeft het kabinet vanaf 2020 middelen ter beschikking gesteld voor circulaire maatregelen voor het realiseren van de CO-reductie doelstelling in 2030. In 2021 was er € 10 miljoen beschikbaar. Hiermee zijn onder andere circulaire ketenprojecten ondersteund en hebben 19 gemeenten subsidie ontvangen voor het opzetten of verder uitwerken van een Circulair Ambachtscentrum. Daarnaast heeft RWS opnieuw € 2 miljoen ontvangen voor circulaire maatregelen in de Grond Weg Waterbouw (GWW). Ook zijn buyergroups13 ondersteund en zijn middelen besteed aan het verder brengen van CO2-schaduwbeprijzing.

In april 2020 is een aanvullend pakket van maatregelen ten behoeve van het Urgenda-vonnis gepubliceerd. De beschikbare middelen zijn in 2021 aangewend voor de voorbereiding op de communicatie over de maatregel retourpremie op koel- en vrieskasten en voor de uitvoering van de circulaire maatregelen in de GWW door RWS. De middelen die nog resteerden uit het eerste Urgenda-pakket zijn ingezet voor de subsidieregeling Demonstratie Energie- en Klimaatinnovatie: Circulaire Economie (DEI+CE). Onder deze subsidieregeling heeft RVO op 31 december 2021 21 projecten goedgekeurd. Van de gehonoreerde projecten was 30% gericht op kunststofrecycling en 30% op het vervangen van fossiele grondstoffen door duurzame biobased grondstoffen. De regeling stond open tot 7 januari 2022.

In het voorjaar van 2021 is, ter uitwerking van het in 2020 aangeboden beleidsprogramma circulair textiel, een voorstel voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid (UPV) voor textiel gedaan (Kamerstukken II 2020-2021, 32 852, nr. 156). Eind 2021 is de algemene maatregel van bestuur voor UPV textiel in internetconsultatie gegaan. Daarnaast heeft op basis van een studie naar effectieve gedragsinterventies een consumentencampagne in Utrecht plaatsgevonden om het kopen van tweedehands (in plaats van nieuwe) kleding te stimuleren. Met deze campagne, the Preloved Fashion Fair, is een groot publiek bereikt

Per 1 juli 2021 is statiegeld op plastic flesjes verplicht geworden. Omdat ook het aantal blikjes in het milieu de afgelopen jaren toe bleef nemen, is de besluitvorming over statiegeld op blikjes vervroegd en is daarbij besloten dat statiegeld op blikjes per 31 december 2022 wordt ingevoerd (Kamerstukken II 2020-2021, 28 694, nr. 143). De eerste signalen uit de praktijk wijzen op een substantiële vermindering van het aantal plastic flesjes in zwerfafval.

Ter implementatie van de Single Use Plastics-richtlijn van de EU is op 1 juli 2021 het Besluit kunststofproducten voor eenmalig gebruik in werking getreden (Kamerstukken II 2020-2021, 28 694, nr. 147). Het besluit legt onder andere verboden, voorschriften en gebruiksbeperkingen op voor bepaalde kunststofproducten om schadelijke effecten op het milieu te verminderen. Voor verpakkingen zijn per 2021 nieuwe doelstellingen van kracht geworden voor hergebruik en recycling voor de periode tot en met 2025.

In 2021 is de implementatie van de uitvoeringsagenda van het duurzaamheidskader voor biogrondstoffen, dat in 2020 door het kabinet was vastgesteld, ter hand genomen. In juni is de Kamer tevens geïnformeerd over de duurzaamheidscriteria (Kamerstukken II 2020-2021, 32 813, nr. 721).

Een belangrijk instrument om de doelstellingen ten aanzien van Circulaire en klimaatneutrale Economie te realiseren is Maatschappelijk Verantwoord Inkopen (MVI). In 2021 is het Nationaal Plan MVI 2021-2025, ‘Opdrachtgeven met ambitie, inkopen met impact’, vastgesteld (Kamerstukken II 2020-2021, 30 196, nr. 746). Met de uitvoering van dit plan wordt een krachtige impuls gegeven aan de toepassing van MVI door overheden, zodat er een veel grotere impact ontstaat op de markt. Ieder jaar wordt op basis van de stand van de transitie bezien met welke instrumenten de circulaire economie het beste verder kan worden ondersteund. Daarbij is blijvend aandacht voor fiscale- en niet-fiscale marktprikkels en financieringsinstrumenten.

In 2021 is er in de regeling Milieu-investeringsaftrek (MIA)/Willekeurige afschrijving milieu-investeringen (VAMIL) meer ruimte gecreëerd voor de ondersteuning van circulaire bedrijfsmiddelen door de Milieulijst hiervoor uit te breiden. Daarnaast is een nieuwe conceptregeling Groenprojecten opgesteld waarin meer ruimte is gecreëerd om de private financiering van groene en circulaire projecten te bevorderen.

Duurzaam IenW

In lijn met de ambities in het Klimaatakkoord met een voorbeeldrol voor het Rijk, heeft het ministerie van IenW in 2021 voortgang geboekt met de verduurzaming van de uitvoering en bedrijfsvoering van het departement. In de bedrijfsvoering is het klimaatdoel voor 2020, dat in 2021 is gepubliceerd, ruimschoots behaald en is er verder gewerkt aan additionele maatregelen op weg naar een energie- en klimaatneutraal IenW in 2030. In 2021 is ook voortgang geboekt met het uitvoeren van de strategie ‘Naar klimaatneutrale en circulaire Rijksinfrastructuurprojecten’ en met het ontwikkelen van een IenW-strategie voor invulling van meervoudig ruimtegebruik op het RWS-areaal. Daarbij lag de focus op klimaatadaptatie, opwekking van hernieuwbare energie en biodiversiteitsherstel. IenW brengt jaarlijks een duurzaamheidsverslag uit en heeft trede 5 op de CO2-Prestatieladder bereikt.

Tabel 57 Budgettaire gevolgen van beleid art.21 Duurzaamheid (bedragen x € 1.000)
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 
 

2017

2018

2019

2020

2021

2021

2021

 

Verplichtingen

‒ 4.746

57.659

74.157

32.135

37.705

50.501

‒ 12.796

1

         

Uitgaven

21.741

52.352

29.867

46.998

47.166

50.982

‒ 3.816

 
         

4 Duurzaamheidsinstrumentarium

618

540

146

238

114

1.251

‒ 1.137

 

Opdrachten

618

540

146

238

114

1.251

‒ 1.137

 
         

5 Duurzame productketens

20.445

24.432

28.835

45.919

46.307

39.300

7.007

 

Opdrachten

10.724

8.929

9.898

10.382

12.828

20.775

‒ 7.947

2

- Uitvoering Duurzame Productketens

5.854

3.632

4.708

6.194

7.704

18.949

‒ 11.245

 

- Caribisch Nederland Afvalbeheer

1.449

0

0

0

0

0

0

 

- Overig

0

5.297

5.190

4.188

5.124

1.826

3.298

 

Subsidies

2.541

3.484

9.458

22.676

21.324

9.799

11.525

3

- Subsidies duurzame productketens

2.541

2.818

0

22.456

21.312

9.799

11.513

 

- Chemische Recycling kunststoffen

0

666

2.700

0

12

0

12

 

- Overige Subsidies

0

0

6.758

220

0

0

0

 

Bijdragen aan agentschappen

7.180

7.078

7.861

8.537

9.427

7.497

1.930

 

- Bijdrage aan RWS

7.180

7.078

7.861

8.537

9.427

7.497

1.930

 

Bijdragen aan medeoverheden

0

4.471

1.148

3.724

2.177

778

1.399

 

- Bijdrage aan Caribisch Nederland

0

0

1.148

2.737

1.374

778

596

 

- Overige bijdragen aan medeoverheden

0

0

0

987

803

0

803

 

Bijdragen aan internationale organisaties

0

0

0

150

101

0

101

 

Bijdragen ZBO en RWT

0

470

470

450

450

451

‒ 1

 
         

6 Natuurlijk kapitaal

678

387

886

841

745

10.431

‒ 9.686

 

Opdrachten

678

387

886

841

745

10.431

‒ 9.686

4

Bijdragen aan agentschappen

0

0

0

0

0

0

0

 

- Waarvan bijdrage aan RWS

0

0

0

0

0

0

0

 
         

7 Duurzame Mobiliteit

0

26.993

0

0

0

0

0

 

Opdrachten

0

3.155

0

0

0

0

0

 

Subsidies

0

18.614

0

0

0

0

0

 

- Subsidie Duurzame Mobiliteit

0

18.614

0

0

0

0

0

 

Bijdragen aan agentschappen

0

5.224

0

0

0

0

0

 

- Bijdrage aan NEa

0

2.775

0

0

0

0

0

 

- Bijdrage aan KNMI

0

178

0

0

0

0

0

 

- Bijdrage aan RWS

0

2.271

0

0

0

0

0

 
         

Ontvangsten

618

215

171

265

1411

0

1411

 

Onderstaand wordt op het niveau van financieel instrument en de verplichtingen een toelichting gegeven op de verschillen (de mutaties) tussen de begroting en de realisatie. Zie voor de gehanteerde norm de toelichting ‘normering jaarverslag’ zoals opgenomen in de leeswijzer.

  • 1. De lagere verplichtingenrealisatie (€ -12,8 miljoen) wordt o.a. veroorzaakt door de overheveling van € -2,0 miljoen uit de klimaatenveloppe naar RWS voor circulaire maatregelen in de Grond- Weg- en Waterbouw. Daarnaast is er € -7,5 miljoen overgeheveld naar RWS dat beschikbaar is gesteld uit het Urgenda 2 pakket voor Co2 reducerende maatregelen binnen circulaire economie en is er € -3,1 miljoen overgeheld naar artikel 19 voor de verstrekking van de jaaropdracht aan RVO. Het resterende saldo van € -0,2 miljoen is het resultaat van verschillende kleine overhevelingen naar andere artikelen.

  • 2. De lagere realisatie (€ -7,9 miljoen) wordt veroorzaakt door een overheveling naar het instrument bijdrage aan agentschappen voor de verstrekking van de jaaropdracht aan RWS (€ - 4,2 miljoen) en een overheveling naar artikel 19 voor de verstrekking van de jaaropdracht aan RVO (€ - 4,0 miljoen). Het resterende saldo van € 0,3 miljoen is het resultaat van verschillende kleine overhevelingen vanuit andere artikelen

  • 3. De hogere realisatie (€ 11,5 miljoen) wordt veroorzaakt door de bij de 1e suppletoire begroting opgevraagde Urgenda-middelen (€ 24,0 miljoen), waarvan € 10,8 middels een kasschuif is doorgeschoven naar 2022. Daarnaast is € - 0,5 miljoen overgeboekt naar artikel 19 voor opdrachtenverstrekking aan RVO en is € - 0,9 miljoen overgeboekt naar het instrument bijdrage aan medeoverheden voor de specifieke uitkering circulaire ambachtscentra. Het resterende saldo van € - 0,3 miljoen is het resultaat van verschillende kleine overhevelingen naar andere artikelen.

  • 4. De lagere realisatie (€ - 9,7 miljoen) wordt voornamelijk veroorzaakt door twee overhevelingen naar RWS. Er is € -2,0 miljoen uit de klimaatenveloppe overgeheveld voor circulaire maatregelen in de Grond- Weg- en Waterbouw. Daarnaast is er € -7,5 miljoen overgeheveld dat beschikbaar is gesteld uit het Urgenda-2-pakket voor Co2-reducerende maatregelen binnen de circulaire economie. Het resterende saldo van € -0,2 miljoen is het resultaat van verschillende kleine overhevelingen naar andere artikelen

Uitgaven

21.04 Duurzaamheidsinstrumentarium

Het ontwikkelen van een duurzaamheidsinstrumentarium en het verbeteren van het economisch functioneren van de huidige verdienmodellen, zodat alle (maatschappelijke) kosten een rol gaan spelen bij de afwegingen van consumenten.

21.04.01 Opdrachten

In dit kader worden opdrachten verstrekt voor de ontwikkeling en implementatie van duurzaamheidsinstrumentarium, zoals monitoring, onderzoek en kennisontwikkeling en stimuleren van circulair ondernemen.

21.05 Duurzame Productketens

Productketens worden onderzocht met het oog op de gevolgen van de winning, verwerking en het (her)gebruik van grondstoffen. Actie- en resultaatgerichte samenwerking in ketens en in de gouden driehoek (onderzoekers, ondernemers en overheid) wordt ondersteund om te komen tot een circulaire economie gericht op het maximaliseren van de herbruikbaarheid van producten en grondstoffen en het minimaliseren van waarde vernietiging.

Verduurzaming van de veehouderij is niet alleen van belang als onderdeel van transitie naar een circulaire economie, maar ook om te kunnen voldoen aan (Europese) doelen op het gebied van emissies en milieukwaliteit. Tevens is verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving rondom veehouderijen nodig voor het waarborgen van een goed en gezond woon- en leefklimaat.

21.05.01 Opdrachten

De opdrachten hebben betrekking op uitvoering van wettelijke taken op het gebied van het afvalbeleid (onder andere de uitvoering van het LAP3). Daarnaast heeft dit betrekking op opdrachten voor de uitvoering van o.a.: de rijks-brede coördinatie van het CE-programma, de monitoring van de voortgang en effecten, de uitvoering van een aantal doorsnijdende thema’s uit de kabinetsreactie (zoals producentenverantwoordelijkheid, versnellingshuis, communicatie en circulair ontwerpen) en de versnelling en opschaling van de transitieagenda’s waar IenW voor verantwoordelijk is.

Voor landbouw betreft het onder andere onderzoek naar toepassingen van maatregelen die de emissies uit veehouderijen naar de lucht en de leefomgeving verminderen en daarmee bijdragen aan een goed en gezond woon- en leefklimaat rond veehouderijen.

21.05.02 Subsidies

Dit betreft budget voor subsidieverlening in het kader van voorlichting aan burgers over duurzame handelingsperspectieven en ondersteuning van bedrijven bij verduurzaming van productieprocessen. Zoals vermeld in de ISB-Urgenda (Kamerstukken II 2018–2019 35 235, nr. 1) worden subsidies verstrekt via de Demonstratieregeling Energie- en klimaatinnovaties (DEI+).

In het kader van het Klimaatakkoord worden middelen uit de klimaatenveloppe ingezet ter stimulering van:

  • Ketenaanpak, Circulair ontwerp van producten en diensten in grondstoffenketens, hergebruik consumptiegoederen via ambachtscentra, ketensamenwerking en versnellingsteams, inclusief afvalpreventie

  • Klimaatneutraal en circulair inkopen en aanbesteden

  • Recycling en hergebruik van (bio)plastics en textiel

21.05.03 Bijdragen aan agentschappen

Dit betreft de bijdrage aan RWS voor werkzaamheden om de transitie naar een Circulaire Economie (CE) te bewerkstelligen. Tevens wordt een opdracht aan RWS verstrekt voor de uitvoering van het Landelijk Meldpunt Afvalstoffen (LMA), waar IenW – ook namens gemeenten en provincies – de opdracht voor verleent.

21.05.04 Bijdragen aan medeoverheden

Dit betreft de bijdrage aan het Openbaar Lichaam Bonaire voor het realiseren van duurzaam afvalbeheer op Bonaire. Dit in het kader van de regeling bijzondere uitkeringen afvalbeheer Bonaire.

21.05.06 Bijdragen aan ZBO en RWT

Dit betreft de bijdrage aan de stichting Milieukeur (SMK) voor het uitvoeren van de wettelijke taken ten behoeve van het Ecolabel. Daarnaast wordt een bijdrage verstrekt aan de Nationale en Internationale Wegvervoer Organisatie (NIWO) voor het uitvoeren van de overgedragen taken en werkzaamheden.

21.06 Natuurlijk Kapitaal

Biotische (materiaal)ketens zijn een integraal onderdeel van de transitie naar een circulaire economie. Biotische ketens, zoals hout of biocomposiet, mits producten herbruikbaar blijven, kunnen vaak een alternatief zijn voor materialen van fossiele of minerale oorsprong. Duurzaam geproduceerde biotische grondstoffen maken het mogelijk om goederen of diensten duurzaam te kunnen benutten als circulair alternatief.

21.06.01 Opdrachten

Het betreft hier opdrachten voor de ontwikkeling van criteria voor duurzaamheid van onder andere biomassa.

Verder betreft opdrachten aan RWS en RVO voor de uitvoering van het beleid op het gebied van biotische ketens. Bijvoorbeeld voor het bieden van ondersteunen van ketensamenwerking rond biotische grondstoffen zoals hout of nutriënten. Deze middelen worden bij opdrachtverstrekking overgeheveld naar het instrument bijdragen aan agentschappen of naar artikel 19 als het RVO betreft. In het kader van het Klimaatakkoord en de ISB-Urgenda (Kamerstukken II 2018–2019 35 235, nr. 1) worden daarnaast middelen ingezet voor CO2-reducerende maatregelen in de Grond- Weg- en Waterbouw (GWW).

21.07 Duurzame mobiliteit

Op dit artikelonderdeel werden in 2018 met name opdrachten, subsidies en agentschapsbijdragen betreffende duurzame mobiliteit verantwoord. Vanaf 2019 vindt deze verantwoording plaats op artikel 14.

12

Het convenant ‘Meer en Betere Recycling’ is op 16 maart 2015 ondertekend door het Ministerie van IenM (nu IenW), BRBS Recycling, FHG, NVRD en de Vereniging Afvalbedrijven en heeft tot doel Nederlands afval beter te recyclen met een hoger rendement voor mens, economie en milieu.

13

Dit zijn groepen van publieke partijen die gezamenlijk richting de markt optreden in het circulair inkopen van een product om CO2- en grondstoffenwinst te behalen.

Licence