Base description which applies to whole site

4.11 Artikel 11 Uitvoering

De overheid voorziet de uitvoeringsorganisaties van financiële middelen voor een rechtmatige, doelmatige, doeltreffende en klantgerichte uitvoering van socialezekerheidsregelingen, binnen de kaders die de overheid stelt.

De uitvoering van de socialezekerheidswetten vindt mede plaats door ZBO’s en RWT’s. De Minister van SZW bepaalt de kaders waarbinnen de uitvoering tot stand komt en stelt uitvoeringsbudget ter beschikking aan Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) inclusief het Bureau Keteninformatisering Werk en Inkomen (BKWI), de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en het Inlichtingenbureau (IB). Zij maakt daarbij prestatieafspraken en stuurt op rechtmatige, doelmatige, doeltreffende en klantgerichte uitvoering. Hiertoe is een planning- en controlcyclus ingericht tussen de uitvoeringsorganen en het ministerie.

De Minister is verantwoordelijk voor het doen uitvoeren van de sociale‐ zekerheidswetgeving door de uitvoeringsorganen en draagt zorg voor:

  • de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving (wet SUWI) waarbinnen de uitvoeringsorganen opereren;

  • de vormgeving van het stelsel van socialezekerheidswetten die UWV en de SVB uitvoeren;

  • de vaststelling van de budgetten die aan UWV, de SVB en het IB beschikbaar worden gesteld met daarbij passende prestatieafspraken;

  • de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doelmatige, doeltreffende en klantgerichte uitvoering door UWV, de SVB en het IB en de verantwoording daarover;

  • de vaststelling van de omvang van de middelen die aan de Landelijke Cliëntenraad (LCR) beschikbaar worden gesteld.

Prestatie-indicatoren UWV en SVB

In onderstaande tabellen zijn indicatoren voor UWV en de SVB weergegeven die de doelmatigheid, rechtmatigheid en klantgerichtheid van de uitvoering weergeven.

Tabel 82 Indicatoren uitvoering UWV
 

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Realisatie 2021

Begroting 20211

Verschil 2021

Doelmatigheid: Percentage realisatie uitvoeringskosten binnen budget

96

100

100

96

95

≤100

02

Rechtmatigheid: Percentage rechtmatigheid

99,2

98,9

99,1

993

99,2

≥99

02

Klantgerichtheid: Cijfer klanttevredenheid uitkeringsgerechtigden

7,2

7,1

7,1

7,4

7,5

≥7,0

02

1

Deze streefcijfers zijn opgenomen in het jaarplan 2021 van UWV dat in december 2020 aan de Tweede Kamer is verstuurd.

2

Het verschil is aangegeven met 0, aangezien de realisatie binnen de raming valt.

3

In dit cijfer is niet de rechtmatigheid van de NOW- subsidieverstrekking meegenomen. In het jaarverslag van het UWV wordt dit nader toegelicht.

Tabel 83 Indicatoren uitvoering SVB
 

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Realisatie 2021

Begroting 20211

Verschil 2021

Doelmatigheid: Reële efficiency-groei

‒ 2,5

0,2

0,1

5,6

‒ 3,0

1,52

‒ 4,5

Rechtmatigheid: Percentage rechtmatigheid

99,9

100

100

100

100

99

1,0

Klantgerichtheid: Cijfer klanten3

8,0

8,2

3

8,0

1

Deze streefcijfers zijn opgenomen in het jaarplan 2021 van de SVB dat in december 2020 aan de Tweede Kamer is verstuurd.

2

Norm is 1,5% efficiëntiegroei (kostenbesparing los van volume- en beleidswijzigingen) voor de grote wetten, uitzonderingen op specifieke wetten.

3

Het klanttevredenheidsonderzoek vindt tweejaarlijks plaats.

In de jaarverslagen van UWV en de SVB kan een nader onderscheid per wet/regeling met betrekking tot het percentage rechtmatigheid worden teruggevonden.

Gevolgen coronacrisis

De uitvoering van de sociale zekerheid heeft ook het afgelopen jaar te maken gehad met de gevolgen van de coronacrisis. Veel aandacht was er voor de continuïteit van de dienstverlening bij UWV en de SVB. Daarnaast werd van UWV inzet gevraagd voor de uitvoering van de Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW) en van de SVB voor de uitvoering van de tegemoetkoming van de eigen bijdrage kinderopvangtoeslag.

Stand van de uitvoering

In december 2021 is de laatste ‘Stand van de uitvoering Sociale Zekerheid’ aan de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken II 2021/22, 26 448, nr. 666). In deze brief wordt toelichting gegeven op de ontwikkelingen, prestaties en de dilemma's van de uitvoeringsorganisaties UWV en de SVB. Onderwerpen zijn de gevolgen van de coronacrisis op de sociale zekerheid, het waarborgen van de dienstverlening in de toekomst en de ontwikkelingen in de dienstverlening nu, het belang van handhaving in deze dienstverlening en de kansen en risico’s in gegevensuitwisseling. Verder is er ook een stand van zaken gegeven op de knelpunten uit de knelpuntenbrieven van UWV en de SVB die in juli 2021 zijn meegestuurd met de Stand van de Uitvoering (Kamerstukken II 2020/21, 26 448, nr. 652).

Intensivering uitvoering Sociale Zekerheid

De coronacrisis heeft nogmaals duidelijk gemaakt hoe cruciaal het is om uitvoeringsorganisaties zoals UWV en de SVB goed toe te rusten om hun publieke waarden in de praktijk te brengen. Daarbij hoort ook ruimte voor investeringen in de randvoorwaarden voor betere dienstverlening aan burgers en werkgevers. In de SZW-begroting voor 2021 is vanaf 2022 structureel € 100 miljoen beschikbaar gemaakt om een aantal waarborgen van de continuïteit op orde te brengen. Deze middelen worden ingezet voor financiering van kerntaken zoals artsencapaciteit voor sociaal-medische beoordelingen en de dienstverlening aan gedeeltelijk arbeidsgeschikten en voor het onderhoud en modernisering van de ICT. Naar aanleiding van de kabinetsreactie op het parlementair onderzoek naar de kinderopvangtoeslag heeft het kabinet nog eens € 110 miljoen in 2022 en € 150 miljoen vanaf 2023 beschikbaar gesteld om burgers in elke situatie te helpen met daarbij voldoende tijd voor een gedegen en passende aanpak bij de dienstverlening aan burgers en fraudesignalen en de verbetering van de informatiehuishouding van UWV en de SVB. UWV en de SVB hebben hiervoor bestedingsplannen ingediend. Deze plannen zijn in 2021 goedgekeurd, waardoor UWV en de SVB verder kunnen met de uitwerking. Concreet benutten UWV en de SVB deze middelen voor meer ruimte voor laagdrempelig contact met mensen, het investeren in vakmanschap van medewerkers en het leveren van maatwerk. 

Dienstverlening WW, WGA en Wajong

De in de begroting 2021 verwachte stijging van de WW-instroom heeft zich niet voorgedaan. UWV heeft voor de WW dienstverlening uiteindelijk minder opgeschaald dan begroot, maar door tijdelijke combinatie van opschaling van adviseurs en de achterblijvende WW-instroom was in 2021 toch sprake van tijdelijke overcapaciteit. De overcapaciteit is onder meer gebruikt om dossiers weg te werken, kwaliteitsaudits uit te voeren en klantcontacten te intensiveren.

In 2021 zijn de eerste twee delen van het effectiviteitsonderzoek persoonlijke WW-dienstverlening opgeleverd (Kamerstukken II 2020/21, 26 448, nr. 651). Uit deze tussenbalans blijkt dat persoonlijke WW-dienstverlening leidt tot een hogere klanttevredenheid en het heeft ook een positieve invloed op kennis, houding en gedrag bij het zoeken naar werk. In het voorjaar 2022 wordt het eindrapport van de effectevaluatie met de Kamer gedeeld. Dit geeft inzicht in de langetermijneffecten van de WW-dienstverlening en de kosteneffectiviteit van het huidige WW-dienstverleningsmodel.

UWV is in 2019, in overleg met SZW, een effectenonderzoek gestart naar de WGA-dienstverlening. Op 1 mei 2021 is de periode waarin mensen zijn onderverdeeld in drie verschillende vormen van dienstverlening (reguliere dienstverlening, extra dienstverlening of dienstverlening op verzoek) afgesloten. De onderzoekspopulatie wordt drie jaar gevolgd en krijgt gedurende deze periode de dienstverlening die hoort bij de groep waarin zij zijn opgenomen. Door de coronacrisis is het aantal werkhervattingen van mensen met een arbeidsbeperking een stuk lager dan in de periode voor de coronacrisis. Hoewel de vraag naar arbeid is toegenomen, zijn werkgevers terughoudend bij het aannemen van werkzoekenden met een arbeidsbeperking. De arbeidsparticipatie van Wajongers is dan ook gedaald sinds de coronacrisis en herstelt in 2021 trager dan de arbeidsparticipatie van andere groepen op de arbeidsmarkt. In opdracht van UWV en SZW is in 2021 gestart met een kwalitatief onderzoek naar de Wajong-dienstverlening. Eind 2022 worden resultaten van deze en andere onderzoeken naar de Wajong-dienstverlening in een syntheserapport samengebracht.

Sociaal-medische beoordelingen

In 2021 zijn belangrijke stappen gezet inzake de toekomst van het sociaal-medisch beoordelen. In de Kamerbrief van 9 april 2021 (Kamerstukken II 2020/21, 26 448, nr. 645) is aangegeven tot welke maatregelen is besloten om de toenemende mismatch tussen het aanbod van en de vraag naar sociaal-medische dienstverlening te verkleinen. De belangrijkste zijn ten eerste de omslag naar een regiemodel voor sociaal-medische dienstverlening en ten tweede effectievere inzet van de verzekeringsarts in de Ziektewet. UWV heeft een veranderprogramma ingericht om de implementatie van de vernieuwingen in goede banen te leiden. Bij elkaar is dit een groot traject dat de nodige tijd vergt.

Naast reeds in gang gezette maatregelen is meer nodig om de groeiende vraag naar sociaal-medische beoordelingen op te vangen. Het probleem van oplopende WIA-voorschotten, waarop in de zomer van 2021 is besloten niet tot terugvordering over te gaan en de onverschuldigd verstrekte voorschotten kwijt te schelden (Kamerstukken II 2020/21, 32 716, nr. 44), heeft de urgentie nogmaals onderstreept. Daar komt nog bij dat in 2021 de wachttijden voor WIA-claimbeoordelingen, herbeoordelingen en Ziektewet-beoordelingen verder zijn toegenomen. De urgentie is groter geworden. Aanvullende maatregelen kunnen forse implicaties met zich meebrengen. In het najaar van 2021 is SZW daarom het gesprek gestart met de sociale partners, samen met UWV en de Nederlandse Vereniging voor Verzekeringsgeneeskunde, om te bezien hoe we de consequenties van verschillende opties en maatregelen met elkaar wegen. De Tweede Kamer wordt zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk in het voorjaar 2022, over de uitkomsten geïnformeerd.

Handhaving UWV

Door de coronamaatregelen is het aantal meldingen door UWV-medewerkers over mogelijk misbruik of oneigenlijk gebruik van uitkeringsgelden lager.

UWV heeft eind 2021 een uitvoeringstoets uitgebracht over de risicomodellen verwijtbare verwijsbare werkloosheid, verblijf buiten Nederland en het Model Risk Management (MRM) raamwerk. Gebleken is dat UWV in staat is om deze te implementeren en de opdracht is inmiddels verleend (zie ook kopje ‘handhaving’ in artikel 5 onder WW).

UWV heeft samen met SZW een breed extern onderzoek naar misbruikrisico’s laten uitvoeren. In 2019 is de WW doorgelicht, in 2020 de ZW en WIA en in 2021 de WAO. Voor de WW zijn de (netto)risico’s in kaart gebracht, qua omvang en impact op basis van het ontwikkelde afwegingskader. UWV en SZW hebben gezamenlijk bekeken welke beheersmaatregelen aanvullend nodig zijn bij de belangrijkste nettorisico’s en welke nettorisico’s voor nu geaccepteerd worden. Een deel van de maatregelen kan geïntegreerd worden in de reguliere handhavingsactiviteiten van UWV. De aanvullende maatregelen krijgen een plek in het Meerjarenplan Handhaving 2022-2025 van UWV. Voor de ZW en WIA is er begonnen met het waarderen en wegen van de (netto)risico’s. De gesprekken over aanvullende beheersmaatregelen zullen aansluitend plaatsvinden.

Investeringen in ICT en personeelsbeleid bij de SVB

ICT is onmisbaar voor de primaire en ondersteunende processen van de SVB alsmede voor het bieden van bescherming tegen cyberrisico's. In de begroting 2021 is aangegeven dat de SVB werkt aan stabiliteit en wendbaarheid. Met de IV-strategie 2021-2025 wordt de komende drie jaar de basis op orde gebracht. Als dit volgens plan verloopt is er vanaf 2024 vervolgens ruimte voor grotere ICT-ontwikkelingen die voortkomen uit mogelijke wetswijzigingen. Daarnaast is operatie «Gezonde Dienstverlening» gestart. Hiermee zet de SVB in op het op orde krijgen van de basis door het wegwerken van achterstallige werkvoorraden en het opleiden van nieuwe medewerkers.

Beleidsdoorlichting artikel 11 Uitvoering en evaluatie Wet SUWI

In 2021 is het onderzoeksrapport van de beleidsdoorlichting artikel 11 Uitvoering, samen met de kabinetsreactie en het oordeel van de onafhankelijk deskundigen, naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken II 2020/21, 30 982, nr. 62). Deze beleidsdoorlichting is gecombineerd met de evaluatie van de Wet SUWI en de beoordeling van de doelmatigheid en doeltreffendheid van de zbo’s UWV en SVB conform artikel 39 van de Kaderwet zbo’s. In het rapport wordt geconcludeerd dat er veel goed gaat, maar dat er ook knelpunten zijn die afbreuk doen aan de doeltreffendheid en doelmatigheid van het SUWI-stelsel. In de kabinetsreactie wordt aangegeven dat kabinet het van belang vindt dat deze knelpunten zo goed mogelijk weggenomen worden. Hier wordt de komende periode dan ook op ingezet. De kabinetsreactie benoemt ook de concrete acties daartoe. De acties vinden plaats in een kader dat sterk gevormd wordt door de acties die het kabinet aangekondigd heeft in het kader van de rapporten Werk aan Uitvoering, het rapport van de Parlementaire Ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag (POK) en het rapport van de Tijdelijke commissie Uitvoeringsorganisaties (TCU) «Klem tussen balie en beleid».

Inlichtingenbureau (IB)

In 2021 heeft het IB gewerkt aan verschillende beleidsopgaven van SZW. Ter ondersteuning van de rechtmatigheidscontrole voor de Tozo door gemeenten heeft het IB een informatieproduct voor gemeenten ontwikkeld. In 2021 is deze opdracht verlengd tot 1 juli 2022. Tevens is in 2021 de opdracht aan het IB verstrekt om gemeenten te ondersteunen bij de gegevensuitwisseling voor de schuldhulpverlening. Daarnaast heeft het IB per 1 oktober 2021 het Platform Werk en Inkomen in beheer genomen. Dit platform wordt onder andere gebruikt voor het Programma Verbeteren Uitwisseling Matchingsgegevens (VUM), waarbij gestandaardiseerde matchingsgegevens in het werkdomein kunnen worden uitgewisseld tussen gemeenten, UWV en andere partijen.

Tabel 84 Begrotingsgefinancierde budgettaire gevolgen van beleidsartikel 11 (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting1

Verschil

2017

2018

2019

2020

2021

2021

2021

Verplichtingen

490.919

496.490

519.087

589.863

654.624

655.858

‒ 1.234

        

Uitgaven

490.919

496.242

519.222

589.977

654.624

655.858

‒ 1.234

        

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

       

Uitvoeringskosten UWV

376.001

372.983

396.851

434.577

487.173

511.385

‒ 24.212

Uitvoeringskosten SVB

107.544

116.267

112.726

139.415

149.116

135.727

13.389

Uitvoeringskosten IB

6.709

6.257

8.963

15.279

17.500

8.026

9.474

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

       

Landelijke Cliëntenraad

665

735

682

706

835

720

115

        

Ontvangsten

15.649

11.638

52.252

173

88.058

0

88.058

        

Ontvangsten

       

Restituties

15.649

11.638

52.252

173

88.058

0

88.058

1

Stand inclusief amendementen, moties en NvW.

Tabel 85 Premiegefinancierde budgettaire gevolgen van beleidsartikel 11 (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting1

Verschil

2017

2018

2019

2020

2021

2021

2021

Uitgaven

1.547.245

1.465.842

1.506.518

1.782.864

1.845.340

1.991.002

‒ 145.662

        

Bijdragen aan ZBO's/RWT's2

       

Uitvoeringskosten UWV

1.423.525

1.326.271

1.359.118

1.629.664

1.670.751

1.809.466

‒ 138.715

Uitvoeringskosten SVB

123.720

139.571

147.400

153.200

174.589

135.407

39.182

        

Nominaal

0

0

0

0

0

46.129

‒ 46.129

        

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

1

Stand inclusief NvW. De stand zoals gepresenteerd onder de stand vastgestelde begroting wijkt af van de stand vastgestelde begroting bij de eerste suppletoire begroting, tweede suppletoire begroting, incidentele suppletoire begrotingen en de slotwet. De reden hiervoor is dat in het jaarverslag de incidentele suppletoire begrotingen die zijn ingediend tussen de vaststelling van de ontwerpbegroting en de vaststelling van de eerste suppletoire begroting zijn opgeteld bij de realisatie.

2

Deze bedragen hebben alleen betrekking op de uitvoering van het SZW-beleid door de zbo's.

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

De Minister van SZW stelt de financiële kaders vast voor UWV (inclusief BKWI), de SVB en het IB, waarbinnen deze organisaties hun jaarplannen dienen op te stellen. Deze financiële kaders hebben alleen betrekking op de uitvoering van SZW-taken door genoemde zbo’s. In de jaarplannen nemen UWV en de SVB een verdeling van de uitvoeringskosten naar wet en/of fonds op. De Minister stuurt in eerste aanleg op het totaalbudget per organisatie. Uitgangspunt daarbij is dat de organisaties zelfstandig de uitvoering organiseren en over de realisatie via het jaarverslag verantwoording afleggen aan de Minister van SZW.

De uitvoeringskosten van UWV en de SVB wijzigen gedurende de jaren als gevolg van beleidswijzigingen en van volumeontwikkelingen in de onderscheiden wetten. Voor een nadere toelichting op de volumeontwikkelingen wordt naar de desbetreffende artikelen verwezen.

Budgettaire ontwikkelingen

De totale uitvoeringskosten UWV vallen lager uit dan begroot. Dit wordt met name veroorzaakt doordat de gerealiseerde volumes van de UWV-regelingen lager zijn dan geraamd. De totale uitvoeringskosten SVB vallen hoger uit dan begroot. Voor een beperkt deel wordt dit verklaard door hogere kosten voor de aansluiting van de SVB op Electronic Exchange of Social Security Information (EESSI). Met de afrekening van de begrotingsgefinancierde uitvoeringskosten zal het grootste deel in 2022 worden terugontvangen.

In de tabellen 86 en 87 zijn de gerealiseerde uitvoeringskosten van UWV en de SVB toegedeeld aan de onderscheiden wetten en regelingen. Deze toedeling is extracomptabel.

Tabel 86 Extracomptabel overzicht begrotingsgefinancierde en premiegefinancierde uitvoeringskosten UWV (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Realisatie 2021

UWV (incl. BKWI)

1.799.526

1.699.254

1.755.969

2.064.241

2.157.924

      

Begrotingsgefinancierd

376.001

372.983

396.851

434.577

487.173

IOW

2.000

2.068

2.586

2.547

2.580

Wajong

159.888

150.000

141.938

165.237

189.080

Re-integratie Wajong

85.000

96.000

123.860

110.340

95.777

Basisdienstverlening

84.627

91.640

93.778

83.050

91.932

Beoordeling gemeentelijke doelgroep

18.100

17.900

20.000

20.000

20.000

WSW-indicatiestelling

4.120

4.193

4.048

2.065

1.329

Uitvoeringskosten WW 50+

240

0

0

0

0

Scholingsvouchers kansberoep

4.100

0

0

0

0

Tijdelijke regeling aanpassing Dagloonbesluit

9.210

2.050

0

0

0

Scholingsexperiment WGA

0

0

0

500

0

Scholingsbudget WW

0

700

1.020

780

5.500

NOW 1

0

0

0

19.200

20.600

NOW 2

0

0

0

8.200

10.000

NOW 3

0

0

0

5.800

16.000

NOW 4

0

0

0

0

4.000

NOW 5

0

0

0

0

0

TOFA

0

0

0

3.100

2.591

MCKW

0

0

0

763

337

Uitvoering kassierstaak

0

0

0

0

3.300

Centrale uitvoering landelijke ondersteuning

0

0

0

0

3.000

Skills en mogelijkheden

0

0

0

0

1.498

Inzet doelgroep banenafspraak

0

0

0

0

3.100

BKWI

8.716

8.432

9.620

12.908

16.550

      

Premiegefinancierd

1.423.525

1.326.271

1.359.118

1.629.664

1.670.751

WAO

80.253

82.777

84.435

68.185

72.036

IVA

96.107

101.955

128.844

64.926

75.563

WGA

221.657

242.184

258.050

335.363

382.235

WAZ

3.713

3.081

2.931

3.070

2.944

WW

620.660

539.084

542.251

626.189

622.234

ZW

263.765

294.935

310.854

373.890

391.344

WAZO

11.950

9.848

11.103

10.521

12.874

Re-integratie WAZ/WAO/WIA/ZW

54.320

87.908

126.805

106.626

131.981

Toevoeging aan bestemmingsfonds/egalisatiereserve

71.100

‒ 35.500

‒ 106.155

40.981

‒ 20.460

Tabel 87 Extracomptabel overzicht begrotingsgefinancierde en premiegefinancierde uitvoeringskosten SVB (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Realisatie 2021

SVB

231.264

255.838

260.126

292.615

323.705

      

Begrotingsgefinancierd

107.544

116.267

112.726

139.415

149.116

AKW

74.344

84.088

71.216

97.326

101.565

TAS

1.023

1.023

1.278

2.980

2.349

KOT/WKB

5.527

4.333

8.333

5.634

9.0811

AIO

22.571

23.299

28.901

30.916

33.600

Bijstand buitenland

268

265

265

224

224

Overbruggingsregeling AOW

1.575

1.066

600

503

489

Remigratiewet

2.236

2.193

2.133

1.832

1.808

      

Premiegefinancierd

123.720

139.571

147.400

153.200

174.589

AOW

115.009

127.058

135.800

142.500

165.055

Anw

8.711

12.513

11.600

10.700

9.534

1

Inclusief TTKO

Bijdrage aan nationale organisaties

De Landelijke Cliëntenraad (LCR) is een overlegorgaan ingesteld bij Wet SUWI waarin landelijke cliëntenorganisaties, vertegenwoordigers van gemeentelijke cliëntenraden en vertegenwoordigers van de centrale cliëntenraden van de SVB en UWV zitting hebben. De LCR heeft tot taak periodiek te overleggen met UWV, de SVB, de gemeenten en de Minister van SZW over onderwerpen op het terrein van werk en inkomen. De Minister van SZW stelt de financiële kaders vast voor de LCR, waarbinnen de LCR een jaarplan dient op te stellen.

Ontvangsten

De ontvangsten bedragen in 2021 circa € 88 miljoen. Dit betreffen verrekeningen over rijksvergoedingen met betrekking tot de uitvoeringskosten van UWV en de SVB over 2020.

Licence