Base description which applies to whole site

nr. 4 RAPPORT BIJ HET JAARVERSLAG 2009 VAN WONEN, WIJKEN EN INTEGRATIE (XVIII)

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

’s-Gravenhage, 19 mei 2010

Hierbij bieden wij u het op 7 mei 2010 door ons vastgestelde «Rapport bij het Jaarverslag 2009 van Wonen, Wijken en Integratie (XVIII)» aan.

Algemene Rekenkamer

drs. Saskia J. Stuiveling,

president

dr. Ellen M.A. van Schoten RA,

secretaris

Inhoud

Samenvatting 5
     
1 Over dit onderzoek 6
1.1 Oordelen bij het jaarverslag 6
1.2 Onderzoek naar beleid 6
1.3 Onderzoek naar het financieel beheer van het programmageld 6
1.4 Onderzoek naar de financiële informatie 7
     
2 Beleid 8
2.1 Beschikbaarheid van de beleidsinformatie 8
2.2 Praktijktoets 8
2.3 Oordeel over totstandkoming informatie in jaarverslag over gevoerd beleid 9
     
3 Financieel beheer van het programmageld 10
3.1 Oordeel over het financieel beheer 10
3.2 Oordeel over totstandkoming informatie in jaarverslag over het financieel beheer 10
     
4 Financiële informatie 11
4.1 Oordeel over de financiële informatie 11
4.2 Oordeel over de saldibalans 11
     
5 Reactie minister en nawoord Algemene Rekenkamer 13
5.1 Reactie minister voor WWI 13
5.2 Nawoord Algemene Rekenkamer 13
     
Kwaliteitskaart 15
     
Overzicht van fouten en onzekerheden in de financiële informatie in het Jaarverslag 2009 van Wonen, Wijken en Integratie (XVIII) 20
     
Gebruikte afkortingen 27

SAMENVATTING

Voor u ligt ons rapport bij het Jaarverslag 2009 van Wonen, Wijken en Integratie (XVIII). In dit rapport presenteren wij de resultaten van ons rechtmatigheidsonderzoek naar het jaarverslag en het beheer van het programmageld in de begroting van WWI.

Wij hebben uit hoofde van onze wettelijke taak, zoals beschreven in de Comptabiliteitswet 2001 (CW 2001), het gevoerde financieel beheer van Wonen, Wijken en Integratie (WWI) beoordeeld en wij zijn nagegaan of de informatie in het jaarverslag van WWI over het gevoerde beleid en over de financiën tot stand is gekomen volgens de daarvoor geldende regels, en goed is weergegeven in het jaarverslag.

Met ingang van 2008 voert de minister voor WWI het beheer over een eigen (programma)begroting.1 In 2007 is bepaald dat de verantwoordelijkheden bij het Ministerie van VROM zijn verdeeld over twee ministers. De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) is belast met de leiding van het Ministerie van VROM, beschikt over het ambtelijk apparaat en is verantwoordelijk voor de bedrijfsvoering van het departement. De minister voor WWI is verantwoordelijk voor het beheer van het programmageld in de programmabegroting en de realisatie van de daaraan verbonden beleidsdoelen.

De resultaten van ons onderzoek naar de bedrijfsvoering van WWI presenteren we in ons rapport bij het Jaarverslag 2009 van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI).

De belangrijkste uitkomsten van ons onderzoek naar het Jaarverslag 2009 van WWI zijn:

Niet-financiële informatie

Met de informatie die in het Jaarverslag 2009 is opgenomen over het beleid, kan beter dan vorig jaar een aansluiting worden gemaakt tussen de doelen van het WWI-beleid, de geleverde prestaties en de ingezette middelen.

Financieel beheer

Het gevoerde beheer over het WWI-programmageld voldoet aan de daaraan gestelde eisen.

Financiële informatie

Wij hebben een onrechtmatigheid geconstateerd bij het afwikkelen van de voorschotten die WWI aan gemeenten heeft verstrekt ter compensatie van het exploitatieverlies bij inburgeringscursussen als gevolg van de verminderde instroom van inburgeraars. Het betreft een bedrag van € 13,6 miljoen.

1 OVER DIT ONDERZOEK

Een minister verantwoordt zich in zijn jaarverslag over hoe zijn ministerie in het afgelopen jaar heeft gepresteerd en gefunctioneerd. In het jaarverslag staat of de doelen en prestaties die in de begroting van het ministerie waren afgesproken, ook zijn gerealiseerd (informatie over het beleid), hoe het ministerie heeft gefunctioneerd (informatie over de bedrijfsvoering) en wat de verplichtingen, uitgaven en ontvangsten van het ministerie zijn geweest (financiële informatie).

Wij onderzoeken de informatie in het jaarverslag op elk van deze drie terreinen, en kijken ook naar de achterliggende processen binnen het ministerie. Op basis hiervan formuleren wij onze bevindingen en oordelen. Wij beoordelen het niet-departementale jaarverslag van WWI zoveel mogelijk overeenkomstig de departementale jaarverslagen.

In dit rapport komen achtereenvolgens aan de orde: de informatie in het jaarverslag over het door de minister gevoerde beleid (hoofdstuk 2), over het financieel beheer van het programmageld van WWI (hoofdstuk 3) en over de financiën van WWI (hoofdstuk 4). Wij besluiten dit rapport met een weergave van de reactie die wij op het conceptrapport hebben gekregen van de minister voor WWI, aangevuld met ons nawoord (hoofdstuk 5).

1.1 Oordelen bij het jaarverslag

De Algemene Rekenkamer doet jaarlijks rechtmatigheidsonderzoek bij het Rijk. Wij doen dit onderzoek uit hoofde van onze wettelijke taak zoals beschreven in de CW 2001. Wij beoordelen het gevoerde financieel beheer (§ 3.1) en gaan na of de informatie in de jaarverslagen over het gevoerde beleid (§ 2.4), over het financieel beheer (§ 3.4) en over de financiën (hoofdstuk 4) tot stand is gekomen volgens de daarvoor geldende regels en goed is weergegeven in de jaarverslagen. Met onze wettelijke oordelen hierover ondersteunen we de Tweede Kamer bij het verlenen van decharge aan de betrokken ministers.

1.2 Onderzoek naar beleid

Niet alleen het doen van onderzoek naar de jaarverslagen behoort tot de wettelijke taak van de Algemene Rekenkamer. De CW schrijft daarnaast voor dat wij jaarlijks onderzoek doen naar de doeltreffendheid en de doelmatigheid van het gevoerde beleid (CW 2001, artikel 85). Dit jaar hebben wij het gevoerde beleid op een aantal terreinen onder de loep genomen. Hierover rapporteren wij in hoofdstuk 2. We schetsen een beeld van de beschikbaarheid in het jaarverslag van informatie over het door de minister gevoerde beleid. Daarnaast geven we voor de door ons onderzochte onderwerpen aan in hoeverre het gevoerde beleid heeft bijgedragen aan het oplossen van maatschappelijke problemen en of het voor dit beleid bestemde geld ook is besteed zoals met de Tweede Kamer was afgesproken. Tot slot geven we in dit hoofdstuk een oordeel over de wijze waarop de beleidsinformatie tot stand is gekomen.

1.3 Onderzoek naar het financieel beheer van het programmageld

Conform de CW 2001 (artikel 82) doet de Algemene Rekenkamer ook onderzoek naar de bedrijfsvoering van departementen. Wij integreren dit onderzoek in het jaarlijks terugkerende rechtmatigheidsonderzoek. In het geval van WWI betreft dit onderzoek het financieel beheer, aangezien de bedrijfsvoering onder de verantwoordelijkheid van de minister van VROM valt.

Wij geven in hoofdstuk 3 een oordeel over het gevoerde financieel beheer en de voor dat beheer bijgehouden administraties. Ook geven we in dit hoofdstuk een oordeel over de wijze waarop de informatie over het financieel beheer in het jaarverslag tot stand is gekomen.

1.4 Onderzoek naar de financiële informatie

Ook het onderzoek naar de financiële informatie in het jaarverslag is onderdeel van ons jaarlijkse rechtmatigheidsonderzoek (CW 2001, artikel 82). In hoofdstuk 4 melden we zowel de fouten en onzekerheden in de financiële informatie die de kwantitatieve tolerantiegrenzen overschrijden als de fouten en onzekerheden in de financiële informatie die naar hun aard onze kwalitatieve tolerantiegrenzen overschrijden. Onder «fouten» verstaan we financiële informatie die niet rechtmatig tot stand is gekomen (dat wil zeggen: het begrotingsgeld is niet volgens de regels ontvangen of uitgegeven) of niet deugdelijk is weergegeven (dat wil zeggen: er is geen goede verantwoording afgelegd in het jaarverslag). We spreken van «onzekerheden» wanneer we door onvolkomenheden in het financieel beheer niet kunnen vaststellen of er al dan niet sprake is van fouten.

2 BELEID

Onze conclusie is dat de minister voor WWI als deelnemer aan het experiment «Verbeteren verantwoording en begroting» met het Jaarverslag 2009 een stap vooruit heeft gezet ten opzichte van vorig jaar. Dit jaar zijn in het beleidsverslag dat deel uitmaakt van het WWI-jaarverslag niet alleen alle kabinetsprioriteiten beleidsmatig toegelicht, maar ook één operationele doelstelling: de huurtoeslag. Hiervoor is gekozen, omdat deze doelstelling een relatief groot financieel belang (€ 2,49 miljard) vertegenwoordigt. Hierdoor sluit het Beleidsverslag 2009 overigens niet geheel aan op de beleidsagenda in de Begroting 2009, ook omdat alleen kabinetsprioriteiten zijn opgenomen in de overzichtstabel.1 WWI dekt met het beleidsverslag, inclusief de huurtoeslag, 65% (€ 3,3 miljard) van de totale uitgaven af.

Dit jaar is het daardoor beter mogelijk om een verband te leggen tussen de beleidsdoelen, de geleverde prestaties en de ingezette middelen. Dat heeft ook te maken met het feit dat dit jaar in de overzichtstabel de kabinetsprioriteiten gekoppeld zijn aan operationele doelstellingen en dus aan uitgaven.

Bij alle kabinetsprioriteiten heeft de minister voor WWI een beleidsconclusie opgenomen. In de opgenomen beleidsconclusies wordt niet altijd aangegeven in hoeverre een beleidsdoel wordt bereikt. Bij vier van de vijf beleidsconclusies wordt in het jaarverslag van WWI niet aangegeven of er een reden is om het beleid aan te passen of dat het beleid op dezelfde voet zal worden voortgezet.

2.1 Beschikbaarheid van de beleidsinformatie

In het Beleidsverslag 2009 van WWI komen niet alle prestaties terug die genoemd zijn in de Beleidsagenda 2009. Daardoor kan de Tweede Kamer niet beoordelen of het beleid bij alle prioriteiten op schema ligt.

2.2 Praktijktoets

In onze praktijktoets bekijken we wat de bijdrage van het beleid is geweest aan de oplossing van een bepaald maatschappelijk probleem, en gaan we na of het voor dit beleid bestemde geld besteed is aan de afgesproken doelen. Bij WWI hebben we in ons onderzoek de aandacht gericht op de werking van het beleidsinstrument bewonersinitiatieven. Om de rol van bewoners te versterken heeft WWI bewonersbudgetten aan gemeenten beschikbaar gesteld. Het is de bedoeling dat bewoners hiermee initiatieven ontplooien voor de wijk, zoals het verzorgen van huiswerkbegeleiding en het opknappen van bloemperken of speeltuinen. De bewonersinitiatieven vallen onder beleidsartikel 1 «Stimuleren krachtige steden, vitale wijken en voldoende woningbouw», en operationele doelstelling «Krachtwijken tot stand brengen» uit het Jaarverslag 2009 van WWI. In totaal is € 95 miljoen voor bewonersinitiatieven beschikbaar van 2008 tot en met 2012. Daarvan is € 25 miljoen beschikbaar in 2009.

Een van de bevindingen uit dit onderzoek is dat het enthousiasme onder gemeenten en bewoners over de bewonersinitiatieven groot is. Ofschoon de beschikbare budgetten per wijk soms laag zijn en niet alle bewoners van de regeling op de hoogte zijn, worden er toch veel initiatieven ingediend. Of de bewoners van de wijken daadwerkelijk meer zeggenschap krijgen (en ervaren) over de bewonersbudgetten, verschilt per gemeente. Niet alle gemeenten gebruiken het door WWI als experiment ontwikkelde vouchersysteem.

Omdat het geld voor de bewonersinitiatieven is uitgekeerd via een decentralisatie-uitkering van het Gemeentefonds, is het niet mogelijk om een directe relatie te leggen tussen de bestede middelen en de realisatie van de politiek afgesproken doelen. Desondanks sturen de meeste deelnemende gemeenten wel informatie naar WWI over de uitputting en besteding van de bewonersbudgetten. Via bijvoorbeeld kennisuitwisseling, accountmanagers, verschillende onderzoeken en wijkbezoeken krijgt WWI inzicht in de effecten van het beleid.

2.3 Oordeel over totstandkoming informatie in jaarverslag over gevoerd beleid

Onderstaand schema bevat ons oordeel over de totstandkoming van de informatie die in het Jaarverslag 2009 van WWI wordt verstrekt over het gevoerde beleid. Wij geven hierover jaarlijks een oordeel krachtens de CW 2001. Om tot een oordeel te komen over de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid selecteren wij jaarlijks één of enkele effect- of prestatiegegevens. Dit jaar hebben we de totstandkoming van prestatiegegeven Inzicht in de mate van betrokkenheid van bewoners bij de uitvoering van de wijkactieplannen (artikel 1, operationele doelstelling 1) uit het Jaarverslag 2009 van de minister voor WWI onderzocht.

Oordeel
Op grond van ons onderzoek hebben we vastgesteld dat de informatie over het presta- tiegegeven Inzicht in de mate van betrokkenheid van bewoners bij de uitvoering van de wijkactieplannen op deugdelijke wijze tot stand is gekomen en voldoet aan de verslaggevingseisen.

3 FINANCIEEL BEHEER VAN HET PROGRAMMAGELD

Wij hebben in 2009 geen onvolkomenheden geconstateerd in het financieel beheer of de daartoe bijgehouden administratie van WWI. Bij het Ministerie van VROM constateren wij echter al enige jaren een onvolkomenheid in de financiële functie die doorwerkt in het financieel beheer van het programmageld bij WWI. Deze onvolkomenheid betreft de cultuur bij het Ministerie van VROM en bij WWI, waarin het financieel bewustzijn dat nodig is om een gedisciplineerd financieel beheer te kunnen voeren, onvoldoende aanwezig is. De onvolkomenheid in de totstandkoming van de saldibalans bij het Ministerie van VROM werkt eveneens door in het financieel beheer bij WWI. Zie hierover verder ons rapport bij het Jaarverslag 2009 van het Ministerie van VROM.

3.1 Oordeel over het financieel beheer

In onderstaand schema staat ons oordeel over het financieel beheer van het programmageld in de begroting van WWI. Wij geven hier alleen een oordeel over het financieel beheer, aangezien de bedrijfsvoering en dus ook het materieelbeheer onder de verantwoordelijkheid van de minister van VROM valt (zie § 1.3). Krachtens de CW 2001 gaan wij jaarlijks na of dit onderdeel van de departementale bedrijfsvoering voldoet aan de daaraan gestelde eisen.

Oordeel
De onderzochte onderdelen van het financieel beheer en de daartoe bijgehouden administraties van WWI voldeden in 2009 aan de in de CW 2001 gestelde eisen.

3.2 Oordeel over totstandkoming informatie in jaarverslag over het financieel beheer

Onderstaand schema bevat ons oordeel over totstandkoming van de informatie die in het Jaarverslag 2009 van WWI staat vermeld over de bedrijfsvoering van het departement. Krachtens de CW 2001 gaan wij jaarlijks na of deze informatie tot stand is gekomen volgens de daarvoor geldende regels. In het geval van WWI betreft dit de totstandkoming van informatie over het financieel beheer, aangezien de bedrijfsvoering onder de verantwoordelijkheid van de minister van VROM valt.

Oordeel
De informatie over het financieel beheer in het Jaarverslag 2009 van WWI is op deug- delijke wijze tot stand gekomen en voldoet aan de verslaggevingsvoorschriften, met uitzondering van:
• het ministerie geeft onvoldoende aan wat de oorzaken en risico’s zijn van de genoemde onderwerpen in de bedrijfsvoeringsparagraaf.

4 FINANCIËLE INFORMATIE

In dit hoofdstuk staan onze oordelen over de financiële informatie (§ 4.1) en over de saldibalans (§ 4.2) in het Jaarverslag 2009 van WWI. Krachtens de CW 2001 gaan wij jaarlijks na of deze informatie voldoet aan de daaraan gestelde eisen.

4.1 Oordeel over de financiële informatie

Oordeel
De financiële informatie in het Jaarverslag 2009 van WWI voldoet aan de eisen die de CW 2001 stelt, met uitzondering van de volgende fouten en onzekerheden in de (samenvattende) verantwoordingsstaat:
• de kwalitatieve tolerantiegrens voor artikel 2 Stimuleren van duurzame kwaliteit van woningen, gebouwen en bouwwerken is overschreden, een bedrag van € 0,3 miljoen in de verplichtingen is onrechtmatig.
         
Het totaalbedrag aan geconstateerde fouten en onzekerheden blijft onder de tolerantie- grens voor de financiële informatie in het jaarverslag als geheel.

Een overzicht van alle fouten en onzekerheden is opgenomen in de bijlagen van dit rapport.

4.2 Oordeel over de saldibalans

De saldibalans is een overzicht van de posten die aan het eind van het jaar nog openstaan en die naar het volgende jaar moeten worden meegenomen. Bij de saldibalans hoort een toelichting waarin nadere informatie wordt verstrekt over de afzonderlijke posten op deze balans.

De informatie in de saldibalans dient op grond van de CW 2001:

• rechtmatig tot stand te zijn gekomen;

• deugdelijk te zijn weergegeven;

• te voldoen aan de verslaggevingsvoorschriften.

Oordeel
De informatie in de saldibalans in het Jaarverslag 2009 van WWI voldoet aan de eisen die de CW 2001 stelt. Dit betekent dat wij geen belangrijke fouten en onzekerheden in de rechtmatigheid en de deugdelijke weergave hebben geconstateerd die de tolerantiegrenzen overschrijden, en dat de informatie voldoet aan de verslaggevingsvoorschrif- ten.
         
In 2009 heeft WWI voor een bedrag van € 338,9 miljoen aan openstaande voorschotten afgerekend. Wij zijn van oordeel dat de afgerekende voorschotten voldoen aan de gestelde eisen.
         
Wij constateren dat de toelichting bij de departementale saldibalans onnauwkeurigheden bevat. Ook heeft WWI geen vergelijkende cijfers in de toelichting opgenomen. Dit zou het inzicht in de saldibalans vergroten.
         
Bij artikel 4 Integratie minderheden is een bedrag van € 13,6 miljoen afgewikkelde voorschotten onrechtmatig, waarmee de kwalitatieve tolerantiegrens van de afgerekende voorschotten worden overschreden. De voorschotten nadeelcompensatie inburgering (verstrekt in 2008) zijn in het rapport bij het Jaarverslag 2008 onrechtmatig verklaard vanwege het ontbreken van een juridische verplichting. In 2009 heeft het ministerie geen actie ondernomen om deze situatie te wijzigen, zoals door ons is geadviseerd. Vanwege het ontbreken van een juridische verplichting is ons onrechtmatigheidsoordeel ook van toepassing op het afwikkelen van de voorschotten in 2009.
         
Het totaalbedrag aan geconstateerde fouten en onzekerheden in de saldibalansposten blijft onder de tolerantiegrens voor de saldibalans als geheel.

Een overzicht van alle fouten en onzekerheden is opgenomen in de bijlagen van dit rapport.

5 REACTIE MINISTER EN NAWOORD ALGEMENE REKENKAMER

De minister voor WWI heeft op XX april 2010 gereageerd op ons Rapport bij het Jaarverslag 2009 van WWI (XVIII). Hieronder staat zijn reactie (§ 5.1). De integrale tekst van zijn reactie staat ook op onze website: www.rekenkamer.nl. De reactie gaf ons aanleiding tot een nawoord (§ 5.2).

5.1 Reactie minister voor WWI

De minister voor WWI constateert dat de belangrijkste uitkomsten van ons onderzoek een positieve ontwikkeling laten zien ten opzichte van het jaar ervoor. Zo is er een betere aansluiting te maken tussen de doelen van het WWI beleid, de geleverde prestaties en de ingezette middelen. Er is enthousiasme bij de bewoners en gemeenten over de bewonersinitiatieven. En het financieel beheer van het programmageld (de gehele begroting XVIII) voldoet aan de daaraan gestelde eisen.

De minister noemt een aantal punten waarin hij een vooruitgang ziet in de ontwikkeling van de rijksdienst. In dit kader noemt hij de ontwikkeling door het Ministerie van Justitie van een juridische basis voor het kunnen toekennen van schadevergoeding, waarover in de bedrijfsvoeringsparagraaf van het jaarverslag wordt gerapporteerd, en de harmonisatie van de uitkeringen aan de medeoverheden via de nieuwe standaard financiële instrumenten van het Gemeentefonds.

De minister leest in ons verslag over de praktijktoets bewonersinitiatieven dat de doorbreking van de relatie tussen de bestede middelen en de realisatie van de afgesproken doelen kan worden ondervangen door kennisuitwisseling, accountmanagers, verschillende onderzoeken en wijkbezoeken, waardoor er inzicht bestaat in de effecten van het beleid. Dit bevestigt zijn beeld dat het doelmatig kan zijn om te kiezen voor standaard financiële instrumenten zoals een decentralisatie-uitkering aangevuld met niet-financiële instrumenten, zodat er inzicht is in de effecten van het beleid.

Tot slot schrijft de minister voor WWI dat hij heeft begrepen dat twee onvolkomenheden bij het Ministerie van VROM doorwerken in het financieel beheer bij WWI; hetzelfde geldt voor één onvolkomenheid bij het Ministerie van Financiën. In de reacties op de rapporten bij de jaarverslagen van deze ministeries zal nader worden ingegaan op deze onvolkomenheden, meldt de minister.

5.2 Nawoord Algemene Rekenkamer

Wij zijn positief over de ontwikkelingen in het jaarverslag van WWI. Hiermee is voor het beleidsterrein WWI ten opzichte van vorig jaar een betere aansluiting te maken tussen de doelen en de ingezette middelen. Wel vragen we in dit kader aandacht voor een opmerking van de minister over de relatie tussen de ingezette middelen en de realisatie van de afgesproken doelen bij de praktijktoets bewonersinitiatieven.

Wij stellen in ons rapport niet, zoals de minister suggereert, dat de doorbreking van de relatie tussen de bestede middelen en de realisatie van de afgesproken doelen kan worden ondervangen door kennisuitwisseling, accountmanagers, verschillende onderzoeken en wijkbezoeken. Met deze informatie kan de minister voor WWI weliswaar inzicht krijgen in de effecten van het beleid, maar dit behoort naar onze mening aanvullende informatie te zijn. Behalve deze informatie moet de minister de Tweede Kamer desgevraagd inzicht kunnen geven of de bestede middelen ook daadwerkelijk zijn ingezet om de (in de begroting) afgesproken doelen te bereiken.

KWALITEITSKAART

Toelichting op het instrument kwaliteitskaart

De kwaliteitskaart is een nieuw instrument van de Algemene Rekenkamer, dat we voor het eerst hebben opgenomen in onze rapporten bij de jaarverslagen 2008. De kwaliteitskaart is bedoeld om de uitkomsten van ons rechtmatigheidsonderzoek op een compacte manier te presenteren en plaatst de geconstateerde (ernstige) onvolkomenheden in de bedrijfsvoering in het licht van de totale bedrijfsvoering van het ministerie.

De kwaliteitskaart bestaat uit twee delen. In deel I zijn onze bevindingen gekoppeld aan de begrotingsartikelen van het ministerie. Dit deel van de kaart laat per artikel zien:

• voor welk percentage van de uitgaven concrete informatie over de beleidsresultaten in het jaarverslag is opgenomen;

• of het begrotingsartikel wordt geraakt door geconstateerde onvolkomenheden in de bedrijfsvoering, met mogelijk gevolgen voor de rechtmatigheid, de betrouwbaarheid van gegevens of de doelrealisatie;

• of wij als gevolg van geconstateerde onvolkomenheden daadwerkelijk fouten en onzekerheden in de rechtmatigheid of deugdelijke weergave hebben geconstateerd;

• of de geconstateerde fouten en onzekerheden de kwantitatieve tolerantiegrenzen overschrijden.

In deel II van de kwaliteitskaart vormen de organisatieonderdelen van het ministerie en de te beheersen bedrijfsvoeringsprocessen het uitgangspunt. Dit deel van de kaart is mede gebaseerd op de Baseline financieel beheer en materieelbeheer van het Ministerie van Financiën, waarin de normen voor een goed financieel beheer en materieelbeheer zijn vastgelegd.

In dit deel van de kaart zetten we het aantal beheerdomeinen waarin we onvolkomenheden hebben geconstateerd af tegen het aantal beheerdomeinen dat voor een goed functioneren van het ministerie «relevant», respectievelijk «kritisch» is.

Deel II van de kwaliteitskaart maakt ook zichtbaar aan welke onderwerpen wij en/of de departementale auditdienst in de controle over 2009 extra aandacht hebben besteed en waar wij (ernstige) onvolkomenheden hebben geconstateerd. Met extra aandacht van de auditdienst bedoelen wij die aandacht voor de bedrijfsvoering die de reguliere aandacht uit hoofde van de jaarlijkse wettelijke controle overstijgt (zie hoofdstuk 1 van de toelichting op dit rapport op www.rekenkamer.nl voor informatie over onze onderzoeksopzet). Met extra aandacht van de Algemene Rekenkamer doelen wij op ons departementspecifieke en ons rijksbrede onderzoek.

Extra aandacht van de Algemene Rekenkamer en van de auditdienst betekent niet per definitie dat alle aspecten van het desbetreffende beheerdomein in het onderzoek zijn betrokken; de extra aandacht kan ook betrekking hebben op een enkel aspect binnen het beheerdomein.

Voor een verdere toelichting op het instrument kwaliteitskaart verwijzen wij naar onze website: www.rekenkamer.nl. Hier vindt u achtergrondinformatie over de kwaliteitskaart en over de gehanteerde criteria en ordeningsprincipes.

kst-32360-XVIII-4-1.gifkst-32360-XVIII-4-2.gifkst-32360-XVIII-4-3.gif

Toelichting op de kwaliteitskaart van Wonen, Wijken en Integratie

Toelichting op kaart deel I

Beleidsinformatie

Deel I van de kwaliteitskaart van WWI maakt per artikel zichtbaar hoeveel procent van de uitgaven wordt toegelicht met specifieke, meetbare en tijdgebonden beleidsinformatie en maakt zichtbaar of het eventuele ontbreken van deze informatie door WWI wordt uitgelegd. De minister voor WWI hoeft echter deze beleidsinformatie niet in het jaarverslag op te nemen op het niveau van beleidsartikelen, omdat het jaarverslag deel uitmaakt van het experiment «Verbeteren verantwoording en begroting». Daarom hebben we voor dit jaarverslag geen onderzoek kunnen doen naar de beschikbaarheid van de beleidsinformatie en ontbreekt deze informatie in deel I van de kwaliteitskaart.

Bedrijfsvoering (van andere ministeries, met gevolgen voor WWI)

We hebben drie onvolkomenheden geconstateerd bij andere ministeries die WWI raken. Het betreft een onvolkomenheid in het financieel beheer bij kantoor Toeslagen bij het Ministerie van Financiën. Deze onvolkomenheid raakt begrotingsartikel 3 Garanderen van keuzemogelijkheden en betaalbaarheid op de woningmarkt van WWI (zie AAL, punt 3).1 De Rijksauditdienst heeft rechtmatigheidsgevolgen geconstateerd, maar deze blijven onder de tolerantiegrens.

Ook de twee onvolkomenheden in de financiële functie bij het kerndepartement en in de totstandkoming saldibalans, beiden geconstateerd bij het Ministerie van VROM, werken door in het financieel beheer bij WWI.

Financiële informatie

Uit deel I van de kwaliteitskaart van WWI blijkt dat bij geen van de begrotingsartikelen de tolerantiegrens voor de omvang van fouten en onzekerheden in de rechtmatigheid en de deugdelijke weergave, wordt overschreden. De tolerantiegrens voor het jaarverslag van WWI als geheel wordt evenmin overschreden. Verder is in kaart I onze praktijktoets over bewonersinitiatieven opgenomen.

Toelichting op kaart deel II

Uit deel II van de kwaliteitskaart van WWI blijkt dat 27 beheerdomeinen van belang zijn voor het financieel beheer van de programmagelden. Daarvan zijn twaalf beheerdomeinen als kritisch aan te merken. Van de 27 beheerdomeinen die van belang zijn voor het goed functioneren van WWI hebben de Rijksauditdienst en wij twee beheerdomeinen extra onderzocht. Daarvan was er een kritisch en een relevant. Wij hebben geen onvolkomenheden geconstateerd in het financieel beheer bij WWI.

Licence